Hoe zullen de slagkruisers
er uit zien?
MdmaAaal urn den dag
DE GEBROEDERS „GOOCHEM"
TREDEN
GROOTER DAN DE
„NIEUW AMSTERDAM"
KOOPT HET NIET!
DINSDAG 9 APRIL 1940
V
Weloverwogen Verhouding Van vuurkracht,
pantser en snelheid
Waarschuwing tegen een
fanatiek boekje
VERMS)
bridge
Examens Instituut Pont
EXPORT
UTRECH1
I De liefde van
WIELRENNEN
H.S.V. „de Kampioen"
Jonge Kampioen'Excelsior-Achilles
R.K. Bridgeclub Ons Genoegen J
VERBRANDT
SLECHTE BOEKEN
FEUILLETON
DOOR JOHN BUCHAN
Het silhouet, door „Ome Vloot" gepubliceerd, geeft een beeld van de slagkruisers, zooals zij waarschijnlijk zullen worden. Duidelijk ziet men de drie geschuttorens op het
voor- en achterschip en den vliegtuighangar met catapult-inrichting midscheeps
4
(Van onzen marine-medewerker)
Over eenige dagen zal de Volksraad
als eerste de beraadslagingen openen
over het groote defensieprobleem, de
versterking der vloot met zware schepen.
Het ingediende wetsontwerp voorziet in
drie slagkruisers van 27.000 ton, waarbij nog
komen 12 onderzeeboot jagers, 12 zware
vliegbooten en 2 mijnenleggers, terwijl ten
slotte een belangrijk bedrag bestemd wordt
om de marinehaven Soerabaja uit te brei
den, dokgelegenheid te scheppen en de ver
dediging te land van deze haven geheel in
overeenstemming te brengen met den nieu
wen status van eersterangs vlootbasis. In
totaal is hiermede 283 millioen gulden ge
moeid.
Hoewel er over de slagkruisers om be
grijpelijke redenen nog niet veel bij
zonderheden bekend zijn, kan men
toch aan de hand van overeenkomstige
buitenlandsche schepen het project nader
bekijken.
Te oordeelen naar een afbeelding, die het
orgaan van de Koninklijke Ver. „Onze
Vloot" enkele weken geleden heeft gepubli
ceerd, en die als officieus kan beschouwd
worden, zullen onze schepen sterk gelijken
op de Duitsciie slagkruisers „Gneisenau" en
„Scharnhorst", die kort voor het uitbreken
van den oorlog zijn gereed gekomen. Uiter
lijk zijn er slechts geringe afwijkingen in
den opbouw, zooals twee schoorsteenen in
plaats van één en een splmtervrije vlieg
tuighangar.
Bij een oorlogsschip spelen drie factoren
de voofhaamste rollen, n.l. bewapening,
pantser en snelheid. Als wij het project
aan de hand van deze factoren bezien, vin
den wij, dat de hoofdbatterij bestaat uit
9 kanonnen van 28 c.M., gegroepeerd in drie
drielingtorens, waarvan twee op het voor
schip en één op het achterschip. Dit is een
typische opstelling voor aanvallend optre
den, want bij een terugtochtsgevecht kan
men aldus maar één toren in het vuui
brengen.
Het kan wellicht eenigszins vreemd aan
doen, op deze groote schepen toch een vrij
lichte hoofdbatterij aan te treffen, in ver
gelijking met bijv. het 40.6 c.M. geschut,
dat op de groote buitenlandsche slagsche
pen voorkomt. Toch is deze keuze wel over
wogen. In de eerste plaats kan dit geschut
alle afstanden, waarop nog een gevecht
mogelijk is (in doorsnede 20 K.M.) bestrij
ken, daar zeker tot op 30 K.M. kan
worden gevuurd. Het kan dus niet voor
komen, dat een tegenstander onze slag
kruisers beschiet op een afstand, waarop
zij geen tegenvuur kunnen afgeven. De
tweede compenseerende factor is, dat met
28 c.M. geschut tenminste V/2 salvo*) per
minuut kan worden afgegeven, tegen maxi
maal 1 schot per minuut voor 40 c.M. ge
schut. Een granaat van 28 c.M. weegt pl.m.
320 K.G. Per minuut verschiet ieder kanon
dus 800 K.G. Dit is maar weinig minder
dan het 40 c,M. kanon, dat per minuut
maar één granaat van 950 K.G. verschiet.
De geheele batterij van een slagkruiser
kan dus minstens 9 X 800 K.G. 7200 K.G.
granaten per minuut verschieten.
Natuurlijk heeft een treffer van 28 c.M.
geschut een veel geringere uitwerking dan
een 40 c.M. granaat. Dit nadeel is geaccep
teerd om de schepen niet al te duur te
maken en om gewicht te besparen, dat ten
goede komt aan pantsering en snelheid.
Een drielingtoren van 28 c.M. geschut weegt
reeds 1000 ton. Het grootste deel hiervan
is pantser, dat niet minder dan 35 c.M. dik
is; de kanonnen zelf wegen per stuk slechts
50 ton. Zij verschieten granaten met een
mondingssnelheid van 900 meter per se
conde, een snelheid dus van bijna 3 X die
van het geluid.
Behalve de hoofdbatterij wordt aan
boord nog een groot aantal stukken opge
steld van 12 of 15 cJM. om lichtere schepen
en vliegtuigen af te weren, en bovendien
de noodige lichte automatische kanonnen
tegen vliegtuigen, die zich dichter in de
nabijheid zouden wagen.
De tweede factor is het pantser, dat
het schip beschermt tegen de geva
ren, die het bedreigen van granaten,
bommen, torpedo- en mijntreffers. Grana
ten van minstens het kaliber van het eigen
geschut moet dit pantser kunnen weer
staan. Voor deze pantserbescherming is
ongeveer 10.500 ton beschikbaar; daarmede
is het mogelijk het schip te omboorden met
een wal van pantserstaai van 22.5 centi
meter dikte als bescherming tegen grana
ten. Op belangrijke plaatsen, zooals ge
schuttorens, commandotorens, enz. is het
pantser zelfs 35 centimeter dik. Een aantal
pantserdekken, gezamenlijk 13 centimeter
dik, vormt de bescherming tegen vlieg
tuigbommen en steil invallende granaten.
De onderwaterbescherming wordt ge
vormd door een groot aantal waterdichte
cellen met veerende pantserschotten, die
als een honingraat tegen de scheepshuid
liggen. Hierdoor voorkomt men, dat tor
pedo's en mijnen den scheepswand zoodanig
lek slaan, dat het schip verloren gaat. De
ondergang van de „Royal Oak", aan welk
schip men doelbewust, om meer gewicht
beschikbaar te hebben voor de bewapening,
te weinig onderwaterbescherming had ge
geven, bewijst van hoeveel belang dit deel
der beveiliging van het schip is.
De onderwater-beveiliging strekt zich
eigenlijk actief ook nog buiten het schip
uit. Immers bij iederen slagkruiser behoo-
ren onafscheidelijk vier onderzeeboot jagers
die op gunstige plaatsen schuins voor het
schip uit rondkruisen, om hun groote zus
ter te beschermen tegen verraderlijke aan
vallen van onderzeebooten en deze gevaar
lijke vijanden, als zij ontdekt worden, te
vernietigen.
De laatste factor, de snelheid, is voor
onze slagkruisers wellicht de belangrijkste.
Hierboven werd reeds aangeduid, dat
de snelheid offensief gebruikt kan worden
om het gevecht te forceeren op een oogen-
blik, waarop men dit wenscht, terwijl zij
defensief de mogelijkheid schept om zich
aan een ongewenscht gevecht te onttrek
ken.
Aan deze kostbare eigenschap zal heel
wat gewicht geofferd moeten worden, want
om de gewenschte snelheid van 33 mijl
(61 kilometer) per uur te behalen, zal zeker
een machinevermogen van 150.000 paarde-
krachten noodig zijn.
Tot slot nog een algemeen overzicht over
het schip. Het zal ongeveer 230 meter lang
worden en 30 meter breed, terwijl de diep
gang vermoedelijk 7.5 meter zal zijn. Wan
neer wij dit schip vergelijken met het vlag-
geschip van onze Nederlandsche koopvaar
dijvloot, de „Nieuw Amsterdam", dan zien
wij, dat onze slagkruiser nog een tientai
meters langer is dan dit schip en drie me
ter breeder. Aan boord kunnen drie lichte
watervliegtuigen worden medegevoerd, die
een veilige bergplaats vinden in den hangar
achter den voorsten schoorsteen. De vlieg
tuigen kunnen vanaf het schip opstijgen
door middel van een catapult-inrichting
die tusschen de beide schoorsteenen staat
opgesteld.
Uit deze beschrijving moge blijken, dat
deze schepen met hun groot incasseerings-
vermogen en hun krachtige artillerie een
eminente versterking van onze defensie
zullen zijn. Hun preventieve kracht is zeer
groot, want zelfs voor een groote mogend
heid zal het risico bij een aanval, ver van
haar eigen basis, op een dergelijke vloot,
wel schier onoverkomelijk zijn.
1 od beproeit bet zwaarst dien
het meest bemint
Mén deelt ons mede, dat colporteurs in da
Zaanstreek leuren met het boekje „In het Rijk
der Inka's", geschreven door den zendeling
Ferdinand A. Stahl en uitgegeven door het In
ternationaal Advent-Zendingsgenootschap in
Den Haag. Dit boekje, waarvan de colporteurs,
naar men ons verzekert, suggereeren, dat het
ook door Z. H. Exc. den Bisschop werd ge
kocht, is het verhaal van 's schrijvers reizen en
ervaringen in het Rijk der Inca's, doch meer
nog is het een infantiele aanval op het katho
licisme. De auteur beweert zonder blikken of
blozen, dat de katholieke priesters in Peru en
omliggende landen zieltjes trachten te winnen
met sterken drank en terreur, waarmede zij
overigens slechts het beschavingswerk van hun
voorgangers in vroegere eeuwen zouden voort
zetten. Niet alleen de priesters, maar ook de
katholieke leeken gedragen zich, volgens den
schrijver, tegenover de Indianen op de schan
delijkste wijze en eischen niets minder dan
de doodstraf voor deze ketters. De auteur voer»
geen andere bewijzen aan dan dat hij het zelf
heeft gezien, doch spreekt de hoop uit, dat de
Voorzienigheid niet zal nalaten alle ongeloovige
Indianen binnen afzienbaren tijd in z ij n
schaapstal bijeen te drijven.
Het geschrift, dat slecht geschreven is en
een uiterst primitieven stijl voert, maakt
alles behalve een betrouwbaren indruk,
doch zou niettemin kunnen kwetsen. Daar
om' waarschuwen wij even, opdat men zich
niet late vangen. Voor dit schimpboekje
vraagt de uitgever nog een gulden ook!
Voor de in het 7e kwartaal 1940 gehouden
examens, afgenomen door het Centraal Bureau
Instituut Pont, slaagden de navolgende candi-
daten, allen opgeleid door het Instituut Pont
te Haarlem.
Voor boekhouden c.a.: de dames v. d. Eisen,
Bloem, Toepoel, Otto en de heeren Beugeling
en Grit.
Voor handelscorrespondentie Nederl.: me-
jonkvr. A. Röell en mej. B. Pronker.
Voor stenografie Duitsch 100 lgm.: mej. L.
Goldbohm.
Voor stenografie Engelsch 100 lgm.: mej. L.
Goldbohm en mej. E. H. Menke.
Voor stenografie Engelsch 130 lgm.: de da
mes Emous, v. Iersel, Lasschuit, Teer, Thon.
Voor stenografie Nederlandsch 130 lgm.: de
dames Hage, Den Hartogh, Henny, Hinloopen,
De Lange, Luyckx, Sieuwerts v. Reesema en
de heeren Jansen en Schellinkhout.
Voor machineschrijven vaardigheidsdiploma:
de dames Bargmann, Buytenhuys, Eskes, Hoe
ker, Jansen, Kuipers, Morlang, Putz, Pronker,
Spruyt, Stavenuiter, Simoons, v. Rossum, v. t
Veer en de heeren v. Rongen, Straus, Strijbis,
v. Vlaardingen.
Voor machineschrijven practijkdiploma: de
dames Henny, Koning, v. Oosterzee, v. d. Plas,
Röell, Sieuwertsz v. Reesema, Verplanke, We
ber.
Voor machineschrijven snelheidsdiploma: mej.
A Tusenius.
H ifaa- vooc
Hendrik harkte fluitend de paden. Hij zag er
zeer gelukkig uit. „En ik mag vooral niet ver
geten," bedacht hij, „wat rozen aan Anna te
geven voor de kamer van de juffrouw. Zij is erg
op rozen gesteld. En ik moet ook zorgen voor
enkele lelies. Daar houdt zij ook veel van. Maar-
van welke bloemen houdt zij niet?" Straks komt
ze, zong het in hem. Straks!
Hendrik was tuinman bij de familie van
Waarle, die een groot buiten bewoonde. Hij had
een jaar geleden de landbouwschool verlaten met
een prachtig diploma. En toen had hij de plaats
op het buitengoed gekregen. Hij ging op in zijn
werk, maar sinds Tilly, de dochter des huizes,
uit louter liefhebberij, voor tuinarchitecte stu
deerde en met hem dikwijls uren doorbracht en
zijn hulp noodig had, hadden 't leven en zijn be
roep voor hem nog grooter beteekenis gekregen.
Hendrik beminde Tilly. In stilte. Zijn hartsge
heim kende nie
mand. Hij hield ..j
sr niet het min- 5
ite vermoeden van i den tuinman
had. Maar Hen- E
drik bleef de
hoop koesteren, dat eens zijn liefde beantwoord
zöu worden. Haar prettige en vertrouwelijke
omgang met hem gaf die hoop.
„Straks moet ik haar weer alles wijzen," dacht
Hendrik. „En dan staat ze dicht naast me en
kijkt me aan en glimlacht tot me. En ze noemt
mij een geleerd personage, omdat ik de Latijn-
sche namen zoo goed uit mijn hoofd weet. En
dan gaan we ginds op die bank zitten en ik
moet voor haar al die namen van de bloemen
opschrijven en dan zal ze misschien weer zeg
gen: „Wat schrijf jij een duidelijke en mooie
hand, Hendrik." En dan springt ze weer op en
fladdert als een vlinder weg en zoo zie je ze
hier even bij een bloem en dan weer daar, ook
net als een vlinder. En ze roept: „Hendrik! kom
eens hier! Hoe noem jij dit ook weer?" Maar
het leukste is, ais ze een muurtje voor een border
wil maken. Die fijne handjes en die ruwe stee-
nen.... en het is nog zoo'n leekenwerk. Maar
dit zou ik haar voor geen geld van de wereld
willen zeggen. Zulke teere handjes kunnen nu
eenmaal geen ruw mannenwerk verrichten. Doch
het hoort bij haar opleiding van tuinarchitecte.
En ik moet eerlijk bekennen: ze zet door. Ze
geeft niet gauw iets op. En ze weet ook, hoe de
kleuren van de bloemen het meest tot haar
recht zullen komen: het meest effect maken;
hoe de tinten het prachtigst bij elkaar passen
en een fraai geheel vormen
„Hendrik!" klonk een stem uit de villa. „Denk
je om bloemen voor juffrouw Tilly?"
„Ja, mevrouw!" knikte Hendrik tot Tillys
moeder.
En daarna klom hij naar zijn kamer en ging
zich ter eere van Tilly opfrisschen en een versch
gewasschen overall aantrekken. Zijn kamertje
lag boven de garage. Toen de auto, waarmee
Tilly afgehaald w^s, het hek inreed, stelde Hen
drik zich verdekt op, om het jonge meisje te
kunnen begluren. Hij zag, dat ze haar blik over
den tuin liet gaan, alsof ze inspectie hield.
Een uur later stond ze naast hem op een gras
veld en bedankte hem voor de bloemen. Ze be
gon over haar opgedane kennis uit te pakken.
Hij luisterde meer naar haar stem, dan naar
hetgeen ze vertelde en verlustigde zich nu en
dan in haar opgetogen gezichtje.
„Ik heb nu zes weken vacantie," zei ze.
„Zes.... zes!" riep Hendrik en toen plukte hij
gauw een sprietje onkruid uit, want Tilly keek
hem verwonderd over zijn uitval aan.
Ze vervolgde: „Vader en moeder willen, dat ik
mee naar zee ga, maar ik blijf liever hier. Al
leen het week-end zal ik ginds doorbrengen."
Hendrik keek naar den grond, want hij was
bang, zijn vreugde over dit besluit niet te. kun
nen verbergen. En hij vond blijkbaar nog meer
onkruid, want hij kreeg het opeens erg druk.
Het werden voor hem heerlijke dagen, maar
het week-end was bijna niet door te komen.
Tilly kwam ook eens op zijn kamer, om de
Gesneria te zien, die in vollen bloei stond en
welke mooie plant met de grillige bloemen zij
nog niet kende.
„O! hoe prachtig!" bewonderde ze en met
haar gezichtje tot hem opgeheven, luisterde re
naar zijn betoog over de plant. Toen keek ze
zijn kamer rond.
„Het ziet er hier maar kaal uit, Hendrik,"
vond ze. „Ik heb nog wel een paar schilderijtjes
en enkele leuke kussens, die zouden het hier
gezelliger maken."
Toen ze de bloem nog eens bekeken had, ging
ze het ontbrekende halen en wees hem waar de
schilderijtjes het best zouden uitkomen.
„Ja, nu is het hier veel gezelliger," moest
Hendrik bekennen. En hij stond daar als een
verlegen schooljongen en wist niet, waar hij met
zijn lange armen moest blijven, die hij het liefst
maar rond haar schouders had gelegd, om haar
tegen zich aan te kunnen drukken. Hij had haar
ook heel graag de Gesneria gegeven, maar zijn
bleuheid hield hem hiervan terug.
De week-ends, die hem eerst al veel te lang
duurden, werden triestige dagen voor hem, want
Tilly knoopte er voortaan den Maandag en soms
ook nog den Dinsdag bij aan. En de laatste week
van haar vacantie bleef ze zelfs al dien tijd aan
zee. Hendrik liep met een donker gezicht. En
dit werd nog donkerder, toen men begon te
fluisteren over een verloving van Tilly met een
jong dokter, die zich in het dorp wilde vestigen»
En even nog, vóór haar vertrek, toen Tilly zei"
wat bloemen kwam snijden, om mee te nemen
naar de plaats waar ze haar studie volgde, ver
telde ze: „Over een maand vier ik mijn ver
loving, Hendrik. Zorg je dan voor veel en mooie
bloemen?"
Hendrik wist later niet, of hij haar wel of
niet had gelukgewenscht en beloofde voor bloe
men te zullen zorgen, want hij had toen een ge
voel, alsof het leven uit hem wegvlood.
Sindsdien werd alles in den tuin een weinig
verwaarloosd en Hendrik liep te dwalen me'
een verwoest hart en nu moest hij ook nog voor
bloemen zorgen voor het feest, dat ze met een
ander vierde. Hij voelde zich doodongelukkig-
En toen de bewuste dag daar was, sneed hij on
verschillig de bloemen af.
Evenzoo ging het met haar bruiloft.
Twee maanden zouden de jonggehuwden op
huwelijksreis blijven. Tilly had Hendrik gevraagd
daarna met haar den tuin, waarvan ze zelf hei-
plan had opgemaakt, aan te willen leggen. Maar
Hendrik beweerde, daarvoor niet genoeg tijd be
schikbaar te hebben.
„Dan vind ik wel een anderen tuinman," had
Tilly geantwoord.
Maar dit had Hendrik niet gewild. Hij duldde
niet, dat een ander met haar zou werken. Toen
het jonge echtpaar thuiskwam, was dan ook de
tuin geheel in orde. En Hendrik bracht Till?
zijn prachtige Gesneria, die weer bloeide en
waarover zij, op zijn kamer, zoo in verrukking
was geweest.
Maardit was een gezochte boodschap vah
hem, want hij hoopte het knappe dienstineis:0
der jonggehuwden te kunnen zien, dat een paar
dagen eerder dan zij was aangekomen en met
wie hij reeds vluchtig kennis had gemaakt.
Hendrik had een nieuwe liefde en die bracht
hem nieuw leven en nieuwe hoop.
Zondag jJ. werd de le rit der voorjaars
competitie verreden over 30 K.M., welke rit
werd afgelegd in den tijd van 51 min. en
47 sec.
De uitslag was: 1 C. de Best, 2 J. Bos, 3 Jac.
v. Egmond, 4 P. v. d. Heyden, 5 B. Matzen.
6 P. Duyns, 7 S. Eos, 8 J. Valkman, 9 P. Peters,
10 J. Brey, W. v. d. Nes, J. Laan (allen gelijk)
11 Th.. Drost, 12 J. Anker en Schenk.
Nog over al zijn leden bevend, trok Pit, die het eerste opstond,
Ie kist met toebehooren naar hun hoek. Op het blad lag het een
m ander om te eten. Niettegenstaande hun angst voor den aap,
verorberden ze toch alles wat eetbaar was en na afloop stak Pit
de vork in zijn zak. Je kon nooit weten.
Tegen den nacht kwam een matroos wat beddegoed brengen
en spreidde dat op den grond uit, waarop hij hen beduidde, dat
zij konden gaan slapen. Hij liet een briefje achter, nam het blad
mee en vertrok. Nauwelijks was de deur achter hem gesloten of
beiden pakten het briefje op en lazen het gretig.
Zondag vond de eerste rit der competitie tus
schen deze vereenigingen plaats, welke mede
door het schitterende weer alleszins geslaagd
mag heeten, niet alleen wat betreft de deel
name der renners, doch ook was er zeer groote
publieke belangstelling.
Allereerst startten de amateurs voor hun
wedstrijd over 60 K.M. Hierin werd regelmatig
en hard gedemarreerd, wat tengevolge, had dat
het peleton danig slonk. Niettemin bracht de
eindspurt bij deze categorie de beslissing, welke
op fraaie wijze door J. Stet werd gewonnen,
2 C. Portegies, 3 C. Bijster, 4 H. v. Dijk, 5 D.
Claassen, 6 L. Schelfhout, 7 H. Veerman, 8 B.
Fennis, 9 J. Smit, 10 C. Siebeling, 11 G. Schell,
12 H. v. Es (tijd winnaar 1 uur 47 min.).
Bij de nieuwelingen, die een afstand van 45
K.M. aflegden, werd ook hard gereden. Vooral
het rijden van Markensteyn en Kuilman viel
op. Deze beiden namen een voorsprong van 4
minuten. De eindspurt werd door den jeugdi
gen Kuilman gedecideerd gewonnen. Jammer
was het dat Gerritsen en Vlietstra, die beiden
ook uitstekend reden, door pen valpartij uitge
schakeld werden.
De uitslag der nieuwelingen was: 1 Kuil
man (tijd 1 uur 23 min. 10 sec.), 2 Marken
steyn. Op 4 min. 3 H. Rusman, 4 Schelfhout,
5 H. v. Zijl, 6 G. v. Dijk, 7 L. Beekhuis, 8 B.
d'Haene, 9 B. Kleinhout, 10 Keizer, 11 Ta
verne, 12 K. Verbeek.
Dat de junioren ook niet stil hebben geze
ten blijkt wel uit de gemaakte tijd. Dezen leg"
den de 25 KM. af in 35 min. 50 sec. Vooral
waren het Boersma en K. Neeft die bij de Ju"
nioren domineerden. Ook hier bracht de eind'
spurt de beslissing, welke door Boersma werd
gewonnen, 2 K. Neeft, 3 D. Kabel, 4 IJ. Smit»
5 Marten, 6 Aerts, 7 Zekveld, 8 Droog, 9 V. d-
Zijden, 10 M. Kabel, 11 Keyzerswaard, 12 Jas-
Dezer dagen werd de maandelijkse he wed"
strijd om den Christiaans beker gespeeld. IX
uitslag was als volgt:
A-lijn: v. Galenv. d. Meij 64 m.p.; Haan'
dorpWeitkamp 61% m.p.; WestermanBak"
ker 60% m.p.; RamakersMej. Leuffen 59%
m.p.; JacG. v. Eerden 59% m.p.; Turkenburg-'
Heus 52 m.p.; Gebr. v. Dorsten 51 m.p.; HeU'
zerv. Zelt 50 m.p.; VeraartWesterman S?"
47 m.p.
B-lijn: BoersemaLambrechts 75 m.p.; ChriS'
tia-ans—Smit 73 m.p.; Mej, RoskamHinjet
m.p.; VerweijJanus 62 m.p.; Wassenberg"^
Kuipers 61 m.p.; v. Etenv. Velzen 59% m.P"
RooijersDijkstra Mej. 55 m.p.; BotterSteggin»
45% m.p.
Van het verblijf van Paulus te Efese
wordt o.a. verhaald:
.Anderen, die met tooverkunsten had
den omgegaan, brachten de boeken en
verbrandden ze voor aller oogen; de
waarde ervan werd op een bedrag van
vijftig duizend zilverstukken geschat"
ongeveer twintig duizend gulden).
Handelt evenzoo en verwijst slechte
boeken naar den brandstapel, opdat zti
hun vergif niet verder verspreiden.
llfWnWWttHffiHllllllllllllllilUlllilllllllllHINIlIHHIIllllH
Vertaald door J. M. Kempees
Daar in die gezellige eetkamer, met etsen
aan de muren en een schilderij van een oude
dame met een befje boven den schoorsteen
mantel, kon ik niets zien, dat hen verbond met
de desperado's van de heide. Er stond een zil
veren sigarettendoos naast mij en ik zag, dat
die gewonnen was door Percival Appleton, Esq.,
van St. Bede's Club, in een golf-toumooi.
Ik moest Peter Pienaa» stevig vasthouden om
mij zelf te verhinderen, dat huis uit te vluchten.
„Nu," zei de oude man beleefd, „bent u ge
rust gesteld door uw onderzoek, mijnheer?"
Ik kon geen woord uitbrengen.
..Ik hoop, dat u het met uw plicht overeen
zult kunnen brengen om deze dwaze vertooning
te beëindigen. Ik beklaag mij niet, maar u zult
moeten inzien, hoe pijnlijk het voor fatsoenlijke
menschen moet zijn."
Ik schudde mijn hoofd.
„Och hemel," zei de jonge man. „Dat is een
beetje te erg!"
„Bent u van plan, ons naar het politiebureau
te brengen?" vroeg de gezette. „Dat zou mis
schien nog de beste oplossing zijn, maar ik
veronderstel, dat u niet tevreden zoudt zijn
met het plaatselijke bureau. Ik heb het recht
u te vragen dat u mü uw machtiging tot
inhechtenisneming laat zien, maar ik wil geen
kwaad van u denken. U doet alleen maar uw
plicht. Maar u zult moeten toegeven, dat het
verschrikkelijk vervelend is. Wat bent u van
plan te doen?"
Er stond mij niets anders te doen dan mijn
mannetjes binnen te roepen en hen te laten
arresteeren, óf mijn vergissing te bekennen en
er vandoor te gaan. Ik voelde mij betooverd door
de heele plaats, door het uiterlijk van klaar
blijkelijke onschuld niet enkel onschuld, maar
eerlijke open verbijstering en l>edruktheid op
drie gezichten.
„O Peter Pienaar," kreunde ik inwendig, en,
een oogenblik lang was Ik er heel na aan toe,
mij zelf een dwaas te noemen en hun excuus te
vragen.
„Intusschen stel ik voor, dat wij een partijtje
bridge spelen," zei de gezette. „Dat zal mijn
heer Hannay tijd geven alles nog eens te over
denken en jullie weten, dat wij een vierden man
noodig hadden. Speelt u, mijnheer?"
Ik accepteerde, alsof het een gewone uitnoo-
diging op de club geweest was. De heele ge-
schienis had me betooverd. We gingen de
rookkamer binnen, waar een kaarttafeltje klaar
gezet was en er werd mij iets te drinken en te
rooken aangeboden. Ik nam mijn plaats aan
het tafeltje in in een soort droom. Het raam
stond open en de maan overgoot de rotsen en
de zee met een breeden stroom van geel licht.
Het drietal had zijn zeifbeheersching terug ge
kregen en praatte luchtigjes precies het
soort gesprek, dat men in elk golf-clubhuis kan
hooren. Ik moet er merkwaardig uitgezien heb
ben, zooals ik daar zat met gefronst voorhoofd
en afdwalende oogen.
Mijn partner was de donkere jonge man. Ik
speel een behoorlijk partijtje bridge, maar dien
avond moet ik bar slecht geweest zijn. Ze zagen,
dat ze mij in de war gebracht hadden, en dat
stelde hen meer dan ooit op hun gemak. Ik
keek steeds naar hun gezichten maar die zei
den mij niets. Het was niet, dat zij er anders
uitzagen: zij waren anders. Ik klampte mij
wanhopig vast aan de woorden van Peter Pie
naar.
Toen schudde iets mij wakker.
De oude man legde zijn kaarten neer om een
sigaar aan te steken. Hij nam ze niet dadelijk
weer op, maar leunde een oogenblik achterover
in zijn stoel, terwijl hij met zijn vingers op
zijn knie trommelde.
Het was de beweging, die ik mij herinnerde,
toen ik voor hem gestaan had in de heide-
boerderij, met de revolvers van zijn 1 bedienden
achter mij.
Een kleinigheid, die maar een seconde duurde,
en de kansen waren duizend tegen één, dat ik
mijn oogen op mijn kaarten gehad zou hebben
op dat moment en het niet gezien zou hebben.
Maar dat gebeurde niet en inééns scheen de
lucht op te klaren. Een mist wentelde zich van
mijn hersens af en ik keek naar de drie mannen
met volledige en absolute herkenning.
De klok op den schoorsteen sloeg tien uur.
De drie gezichten schenen voor mijn oogen te
veranderen en hun geheimen te verraden. De
jonge was de moordenaar. Nu zag, ik wreedheid
en meedoogenloosheid, waar ik eerst slechts
opgeruimdheid had gezien. Zijn mes, daar was
ik zeker van, had Scuüder aan den vloer ge-
stoken. Zijn soort had Karolides den kogel ge
geven.
De trekken van den gezetten man schenen
uiteen te vallen en zich weer te herstellen, ter
wijl ik er naar keek. Hij had geen gezicht,
slechts honderd maskers, die hij naar believen
kon opzetten. Die vent moet een uitstekend
acteur geweest zijn. Misschien was hij den
vorigen avond lord Alloa geweest; misschien ook
niet, het deed er niet toe. Ik vroeg me af,
of hij de kerel was, die het eerst op Scudder's
spoor gekomen was en zijn kaartje achtergelaten
had. Scudder had gezegd, dat hij een spraakge
brek had en ik kon me voorstellen, hoe een
nagebootst spraakgebrek iemand nog schrik
wekkender maken kon.
Maar de oude man was't ergste van allemaal.
Hij was enkel hersens, ijzig, kalm, berekenend,
even meedoogenloos als een stoomhamer. Nu
mijn oogen opengegaan waren, vroeg ik mij af,
waar op zijn gelaat ik dien trek van welwillend
heid gezien had. Zijn kaak was als gehard staal
en zijn oogen hadden den onmenschelijken
lichtglans van vogeloogen. Ik ging door met
spelen en elke seconde welde een grooter haat
op in mijn hart. Het deed me haast stikken en
ik kon geen antwoord geven toen mijn partner
sprak. Nog maar even zou ik hun gezelschap
kunnen verdragen.
„Ai! Bob! Kijk eens naar de klok," zei de
oude man. „Denk om je trein. Bob moet van
avond naar Londen," voegde hij er bij, zich tot
mij wendend. De stem klonk nu zoo valsch als
de hei.
Ik keek naar de klok; het was bijna half elf.
„Ik vrees, dat hij zijn reis uit zal moeten
stellen," zei ik.
„Och verdraaid," zei de jonge man, „ik dacht,
dat u dien onzin had laten schieten. Ik móét
eenvoudig gaan. TJ kunt mijn adres krijgen en
ik zal u elke gewenschte garantie geven."
„Neen," zei ik, „li moet blijven."
Ik geloof dat zij toen beseften, dai het er
wanhopig met hen voorstond. Him eenige kans
was geweest mij te overtuigen, dat ik me als een
dwaas aanstelde, en dat was mislukt. Maar de
oude man sprak weer.
„Ik zal borg blijven voor mijn neef. Dat moet
u toch voldoende zijn, mijnheer Hannay." Was
het verbeelding, of merkte ik eenige aarzeling
in de gladheid van die stem?
Het moet wel zoo geweest zijn, want toen ik
naar hem keek, zakten zijn oogleden op die
havik-achtige manier, die door de vrees voor
altijd In mijn geheugen gebrand was.
Ik blies op mijn fluitje.
In een oogwenk waren de lichten uit. Een
paar sterke armen grepen mij om mijn middel,
de zakken bedekkend, waarin, naar verwacht
kon worden, een man een revolver draagt.
„Vlug, Frans," riep een stem, „naar de boot!"
Terwijl de stem nog sprak, zag ik twee van
mijn kameraden te voorschijn komen op het ge
schoren grasveld.
De jonge donkere man sprong naar het raam,
was er doorheen en over het lage muurtje, eer
een hand hem kon aanraken. Ik vacht met den
ouden kerel en de kamer scheen zich met
gestalten te vullen. Ik zag, hoe de gezette bij
den kraag gegrepen werd, maar mijn oogen
waren gevestigd op wat er buiten gebeurde,
waar Frans over den weg holde naar den om
heinden ingang van de strandtrap. Een man
volgde hem, maar hij had geen kans. Het hek
van de trap sloeg dicht achter den vluchteling
en ik stond te staren met mijn handen om de
keel van den ouden heer, zoo lang als een man
noodig zou hebben om die trap af te dal®11
naar zee.
Plotseling scheurde mijn gevangene zich vah
mij los en wierp zich tegen den muur. Er klonk
een tik, alsof een handle werd overgehaald. Toen
een zwak gedreun, ver, ver onder den grond, en
door het raam zag ik een wolk van kalkstof
uit den trapkoker opstijgen.
Iemand draaide het licht aan.
De oude man keek naar mü met gloeiende
oogen.
„Hij is veilig," riep hij. .Jullie kunnen nie»
tijdig volgenHij is wegHij heeft over"
wonnenDe zwarte steen siert de kroon van
den overwinnaar!"
Er was meer in die oogen dan gewone triomf-
Ze waren befloerst geweest als de oogen van
een roofvogel en nu brandden zij met den trots
van een havik. Een witte, fanatieke gloed
brandde er in en ik besefte voor het eerst,
tegenover wat een verschrikkelijk iets ik gestaan
had. Deze man was meer dan een spion; op zijn
afschuwelijke manier was hij een patriot ge"
weest.
Toen de boeien zich om zijn polsen sloten»
sprak ik mijn laatste woorden tegen hem.
,Ik hoop, dat Frans zijn triomf goed zal ver
dragen. Ik moet u vertellen, dat de Ariadne"
sedert een uur in onze handen is."
EINDE.