De verhoudi
der sexen
Anne
De veroordeeling
van ir. S.
INLEIDINGEN IN DEN
CENTRALEN JEUGDRAAD
DONDERDAG 18 APRIL 1940
Invloed van milieu en tijds
omstandigheden op het
sexueele leven
door
CURTIS YORKE
Soc. verzekering kleine
zelfstandigen
Staatscommissie is Woensdag
geïnstalleerd
Gevallen jongen» door
auto overreden
Een van hen overleden, de andere
gewond
WEGEN EN BRUGGEN IN
GRONINGEN
NIEUWE AUTOMATISCHE
LICHTSEINEN
Overwegingen van het vonnis
Wijziging van de
Schepenwet
Vaart van schepen dient in
oorlogsgevaar beperkt
TUINBOUWBEDRIJF IN „DE
VEENSTREEK"
Uitvoer van eieren
Wekelijksche contingenten bepaald
voor Duitschland en Engeland
Overeenkomst inzake
Sorghvliet
Vele Tweede Kamerleden tegen
algeheele verkaveling
FIETSER VERONGELUKT
Geen postverkeer met
Noorwegen
UIT DE STAATSCOURANT
Defensie
Roode Kruis
Onderscheiding
Deurwaarder
Raad van Arbeid
Scheepvaartinspectie
Notariaat
V olksgezondheid
Polderbesturen
Offert I iever dan een uur
De Centrale Jeugdraad heeft Woensdag te
terecht een conferentie gehouden, waar als
onderwerp behandeld is de verhouding der
beide sexen. De conferentie werd, behalve
door ongeveer 200 jeugdleiders, bijgewoond
door den commissaris der Koningin in de
provincie Utrecht, den heer Bosch ridder
van Rosenthal, den burgemeester van
Utrecht, mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk,
den secr.-generaal van Onderwijs, benevens
door een aantal vooraanstaande personen
op onderwijsgebied.
De voorzitter, de heer mr. A. baron van
wijnbergen, opende deze buitengewone bijeen
komst van den Centralen Jeugdraad en ver
welkomde de aanwezige autoriteiten.
De eerste spreker, dr. J. v. d. Spek, begon
fcijn inleiding met te constateeren, dat niet
gesproken zal worden over jongens en meisjes,
biaar over de verhouding der beide sexen in
bet algemeen, welke vooral in dezen tijd zeer
veel moeilijkheden meebrengt.
Het instinct van het sexueele leven is een
der machtigste van den mensch. In de levende
natuur ziet men vaak, dat de doorgifte van het
leven gekoppeld is aan den dood van het indi
vidu. In tijden van gevaar, wanneer het in
stinct van zelfbehoud wordt gestimuleerd,
Wordt ook vaak het sexueele instinct sterk ge
prikkeld. Dit instinct gaat vaak machtiger spre
ken in tijden van verhoogde spanning. De rem,
die den mensch in andere tijden tegenhoudt,
Wordt in deze tijden vaak losgeslagen. De ver
houding tusschen de sexen behoort tot het ge
bied der biologie, doch men kan daarover niet
EPreken zonder te denken aan God, aan den
eerbied voor den mensch. Spr. stipte hier nog
®ven aan het probleem der voorlichting aan de
kinderen.
De zinnelust legt vaak zeer gemakkelijk beslag
°P den mensch; de zinnenprikkeling kan de
ibonschen langs alle wegen benaderen, dooi
dog, oor, tastzin en eigenlijk alle zintuigen
Het gevaarlijke van dit instinct is, dat het
voortzetting eischt tot 't einde, als het eenmaal
geprikkeld is. Daarom moeten ook de bioloog en
be medicus pleiten voor schroom in het publieke
'even. Ook gevoelens als angst en vrees kunnen
ontlading vinden in de ontlading der sexueele
drift.
Het groote gevaar voor de verhouding bij de
kinderen is, dat deze ontaardt in de flirt, de
Westelijk improductieve flirt. Aan de kinderen
'boet een ideaal gegeven worden, waardoor zij
gezonde menschen als voorbeeld nemen.
De eerbied behoort bij de wereld van den
Mensch. De eerbied moet de natuur te boven
komen, waarvoor kracht noodig is, niet alleen
ln het persoonlijk leven, maar ook in het ge
meenschapsleven. Sexualiteit is erotiek zonder
®orbied. Ons leven is een ellips, waarvan de
brandpunten zijn de eerbied en het sexueele
mstinct, die elkaar in ruststand moeten hou
den.
Dr. W. Banning, de tweede spreker, achtte
bet zeer moeilijk het onderwerp te fixeeren
wij spreken wel veel over sexueele ontaarding,
jbaar we missen feitenmateriaal. De feiten, in
b0t gieheim gepleegd, vallen uiteraard niet on-
ber de statistiek; daarbij komt een snel en
mi gegrond oordeel vaak voor. Een derde moei
lijkheid is, dat de termen, waarin we spreken,
biet altijd en bij allen dezelfde begrippen dek
ken. De belangrijkste twijfel ligt wellicht hier-
m, dat we te graag spreken van achteruitgang
ber sexueele moraal, doch wij vragen ons niet
wat de vaste norm is als zoodanig, of wel
ke norm wij in het verleden moeten nemen.
Spr. heeft getracht eenige gegevens te krij
gen over den achteruitgang der sexueele moraal.
Deze gegevens heeft spr. in hoofdzaak verkre
gen uit de kringen der A.J.C., der Vrijzinnig-
christelijke en Vrijzinnig-Democratische jeugd.
Van belang is, dat men inzicht krijgt in de
b°rm, die de jeugdleiders aanleggen, aldus spr.
Uet sociale milieu heeft zeer grooten invloed
eh oefent dezen uit dwars door alle godsdienstige
en politieke tegenstellingen. Over het algemeen
m het milieu van de groote stad niet van ver-
heffenden invloed. Van zeer funesten invloed
bP de jeugd is ook het mislukte of verbroken
huwelijk van de ouders. De werkloosheid achtte
®Pr. niet van overweldigend grooten invloed op
bet probleem, wel de oorlog en de mobilisatie.
Pf. wil echter niet concludeeren, dat bij de
jeugd een sterk achteruitgaande sexueele mo
raal de overhand zou krijgen. Wel meent spr.
0 mogen concludeeren, dat de jeugdbeweging
'h deze een sterk remmende werking uitoefent.
Natuurlijk verschilt de aandacht, die men aan
b®t probleem schenkt, van vereeniging tot ver
buiging. Spr. besloot zijn inleiding met vijf
°Pmerkingen, welke min of meer als een sa
menvatting van zijn inleiding beschouwd kun-
hen worden, doch die hij wegens het ontbreken
"an feitenmateriaal onvoldoende gefundeerd
®chtte, om ze den naam van conclusies te ge-
Ver>. Deze opmerkingen zijn: 1. Er zijn niet
i'oldoende vaststaande gegevens aanwezig om
te concludeeren tot achteruitgang van de se
xueele moraliteit bij de jeugd; 2. als er ach
teruitgang is, dan valt de schuld op de maat
schappelijke toestanden en aeden en op de
°Uderen, die dit deel van de opvoeding ver-
waarloosd hebben; 3. onder een deel der Jeugd
bestaat een ernstig zoeken naar zuiverheid;
4. in de jeugdbeweging zijn de confessioneele
groepen niet beter gepantserd dan de zgn. link-
sche; 5. afgezien van- voor- of achteruitgang
der sexueele moraliteit is het noodig de opvoe
ders op te voeden, in dien zin, dat men aan
de ouders moet leeren, hoe zij de kinderen moe
ten voorlichten. Hierbij maakte spr. de opmer
king, dat wellicht de Jeugdraad een enquête
zou kunnen houden t.a.v. het verzamelen van
gegevens voor het eerstgenoemde punt.
Prof. dr. J. Kors O.P. was de derde inleider
Het vraagstuk, dat deze bijeenkomst bestu
deert, heeft de menschheid bezig gehouden van
het begin af tot nu toe. De verhouding van
het sexueele leven van den mensch als geheel
tegenover zijn menschelijk leven, dat redelijk is,
moet nader bezien worden. Er is een breuk in
iederen mensch; de harmonie, waarbij het hoo-
gere het lagere overheerscht, is zoek. De mensch
moet leven overeenkomstig de menschelijke na
tuur, die redelijk en zedelijk is. Bij de bespre
king van het sexueele leven moet men vragen
naar het doel er van. Het doel nu is de voort
planting van de soort. De redelijke beleving
van het sexueele is alleen dan aanwezig, als de
daad gericht is op de voortplanting van den
mensch, die behalve het physieke zijn een lang
durige vorming vraagt. Daarom is de sexueele
daad niet redelijk als de omstandigheden niet
aanwezig zijn, die deze langdurige vorming mo
gelijk maken; hetwelk alleen het geval is in
het huwelijk en in het gezin.
Dat vooropstellende moet men zoeken naai
de goede verhouding van man en vrouw, van
jongens en meisjes. Het is waar, dat men de
jeugd niet moet beschuldigen; de ouderen heb
ben den plicht een milieu te scheppen dat
goede verhoudingen mogelijk maakt. Alles wat
het sexueele losmaakt van het eigenlijke doel
moet worden verworpen. Er zijn ook indirecte
factoren, die invloed uitoefenen op de beleving
van het sexueele; daarom heeft deze tijd den
plicht deze factoren te verbeteren, welke men
vindt in sociale omstandigheden en milieux.
Doch ook is noodig de individueele verbete
ring, want ook in het milieu staat de mensch
als individu. Daarom is een juiste voorlichting
noodzakelijk, iets, wat vooral onder katholieken
wellicht te veel is verwaarloosd. De mensch
moet inzicht krijgen, maar daarnaast moet de
wil een ideaal krijgen, waaraan hij zich vast
kan houden. En er is geen hooger ideaal dan
God. De jeugd moet zien, dat God den sexueelen
drang heeft geschapen en dat een mensch het
sexueele moet beleven overeenkomstig het doel
door God gesteld. De eerbied voor elkaar moet
zijn grond vinden in den eerbied van hoogere
orde. De opvoeding moet niet wars zijn van
tucht; zij moet den wil stalen, opdat deze ver
zet kan bieden aan den sterksten hartstocht
Het natuurlijk milieu voor de individueele
opvoeding is het gezin, waar de jongens en
meisjes bij elkaar zijn en waar het sexueele op
den achtergrond treedt; in het gezin worden
eerbied en respect voor elkaar aangekweekt en
daar moet de jeugd opgevoed worden voor het
leven, dat voor de meesten naar het huwelijk
zal leiden. De jeugdorganisaties kunnen slechts
hulporganisaties zijn en zij moeten uitgaan van
dezelfde idee, die leeft in het gezin. De groote
taak is th&ns te werken aan de omvorming
van het maatschappelijk denken op sexueel ge
bied en van de maatschappelijke cultuur, die
thans juist de vrijheid van omgang der beide
sexen zonder eenig idealisme propageert.
Na de middagpauze was er gelegenheid voor
gedachtenwisseling. waaraan door tien aanwe
zigen werd deelgenomen. Dr. J. Feldbrugge,
rector van-het St. Bonifacius-lyceum te Utrecht,
wees op de vormingsweken, welke dienstbaar
gemaakt kunnen worden aan de voorlichting
Over de voorlichting aan de rijpere jeugd werd
eveneens gesproken door ds. Prins, secretaris
van de Ned. Baptistische Jeugdbeweging, dooi
den heer L. Bodaan, gemeentelijk adviseur
voor de opvoeding der rijpende jeugd te Rot
terdam; door den heer P. den Eerzamen, direc
teur van een H.B.S. te Rotterdam; door dr. J
Smit, rector van het Hervormd Lyceum te Am
sterdam; door mevr. W. Ploegsma-Bentum uit
Rotterdam en den heer W. Thomassen, hoofd
bestuurder der A.J.C. Mevr. van Leeuwen-Vos
te Utrecht wees op de veranderde houding van
het meisje. De heer E. Plooy, directeur van het
gymnasium en de H.B.S. te Ede, wees op de
speciale moeilijkheden van dezen tijd, waarin
veel menschen tegenover de onlustgevoelens,
welke hen bevangen, lustgevoelens willen stel
len en deze dan vaak vinden in de sexualiteit.
Veel menschen ook, aldus prof. dr. C. A. Men-
nicke. directeur van de School voor Wijsbe
geerte te Amersfoort, hebben geen intellec
tueel tegenwicht tegenover hun lichamelijke
vitale verlangens.
Dr. J. v. d. Spek wees er bij zijn antwoord
opj dat de moeilijkheid bij de voorlichting door
de'ouders wellicht deze is, dat de ouders bang
zijn ruchtbaarheid te geven tegenover de kin
deren aan hun intieme samenzijn. Schroom
weerhoudt hen hiervan. Praatavonden kunnen
van belang zijn, doch de ouders zullen door on
kunde niet tot de kern van de zaak kunnen
doordringen. Voorts meent spr., dat het wel
mogelijk is achteruitgang te constateeren. Wij
zien bijv. een toename van de kinderbeperking,
van de echtscheidingen en van den zelfmoord
Dit gaat niet langs de menschen heen zonder
hen te schenden.
Dr. Banning wees er op, dat het woord voor
lichting wel 'n intellectualistischen klank heeft,
doch het beteekent niet alleen geven van ver
standelijk inzicht en kennis, doch het bijbren
gen van een sfeer, waarin het verstandelijke
wel zijn waarde behoudt, doch niet overheer-
schend is. De voorlichting moet een deel uit
maken van de opvoeding. Daarom zijn geen
vaste regels te vinden om voor te schrijven
hoe de voorlichting moet geschieden. De groote
moeilijkheid in de kern van het probleem is:
hoe komen we terug tot de beleving van den
EIGENWIJZE
(Nadrük verboden)
«Och, de meeste menschen zijn min of meer
^gelukkig," antwoordde Carroll, die blijkbaar
°or een plotselingen aanval van pessimisme
te'crvallen werd.
"O neen," wierp Elfie tegen. „Ik ben gelukkig
Cn Anne is gelukkig; en u moet gelukkig zijn.
°Mdat u een volwassen man bent en kunt doen,
teat u wilt."
"O neen, dat kan ik niet. Was het maar
teaar."
■.Hunt u dat niet? Pappie wel."
..Zoo! Gelukkige pappie!"
Carroll was opvallend stil, toen zij langzaam
weg gingen naar het landhuisje, en beant
woordde de tot hem gerichte opmerkingen met
ehlettergrepige woorden.
Maar Elfie babbelde onophoudelijk en scheen
Weer geheel en al haar oude opgewektheid terug
te hebben.
"Wil je niet binnen komen en ons primitieve
hifier met ons deelen?" vroeg Anne, toen de
°lstoel voor de voordeur stopte. „We eten altijd
n het middaguur warm, maar als je wilt, kun
e het ook lunch noemen."
„Neen, dank je, vandaag niet," antwoordde
hij; „maar vanmiddag wil ik wel komen, als ik
niet tot last ben."
„Hij is bang, dat er niet genoeg is," zei Elfie
scherpzinnig; „maar er is voldoende, omdat ik
juffrouw Pugh tegen haar man hoorde zeggen,
dat mijnheer wel zou blijven dineeren, en dat
zij dacht, dat het de beminde van juffrouw
Stafford was."
Anne werd scharlaken, en ook Carroll's kleur
werd iets donkerder.
„Je overtreft jezelf vandaag, kleintje," zei de
laatste, en trok zachtjes aan een van haar krul
len. „Ik geloof, dat we dat tongetje vast moeten
binden."
„O, hemeltje! Nu heb ik alweer geklikt," zei
ze op verslagen toon.
Carroll lachte, floot naar Boxer, en nam af
scheid.
„Lieve help! Ik hoop niet, dat ik een naar
kind word," zei Elfie tijdens den maaltijd, na
een stilte.
„Ik hoop ook van niet," antwoordde Anne.
„Wil je nog wat rijstpudding?"
„Neen, dank je. Ik weet heel goed, dat je nog
een beetje boos op me bent, lieve Anne. Maar
ik zal heusch probeeren te onthouden, dat ik
niet mag klikken."
„Dat hoop ik," was het strenge antwoord.
„Het is een heel, heel onhebbelijke gewoonte
en geeft den menschen een buitengewoon on
aangenaam gevoel.
Elfie vertoonde neiging om tc .gaan huilen.
„Misschien moet je bij mij wat door de vin
band tusschen man en vrouw als een sacra
ment.
Prof. dr. J. Kors O.P. gaf toe, dat de uiting
van het vitale gemakkelijk overgaat in het se
xueele, doch de religie heeft veel invloed op
de wijze, waarop het sexueele beleefd wordt
De eindopmerkingen van dr. Banning kon prof.
Kors over het algemeen onderschrijven, doch
t.a.v. de eerste wilde hij een restrictie maken
Deze zou moeten luiden: Er zijn niet voldoende
gegevens aanwezig om te komen tot de weten
schappelijke zekerheid, dat de sexueele morali
teit bij de jeugd achteruitgaat. De feiten ziju
echter wel zoo sterk, dat men kan spreken
van een moreele zekerheid. Ook nopens de vier
de opmerking ontbreekt deze wetenschappe
lijke zekerheid. Men moet op dit punt de groe
pen niet met elkaar willen vergelijken. Het is
de taak de jeugd op een hooger plan te bren
gen en daarbij moeten allen trachten een voor
beeld te zijn voor anderen.
Hierna werd de bijeenkomst van den Centralen
Jeugdraad gesloten door den voorzitter, die
zijn dank uitsprak tegenover allen, die hadden
medegewerkt aan het doen slagen van deze
conferentie.
De minister van Sociale Zaken heeft op
zijn departement de onlangs ingestelde
Staatscommissie tot uitbreiding van de ver
plichte sociale verzekering tot kleine zelf
standigen geïnstalleerd. Hij heeft daarbij 'n
rede gehouden, waarin hij allereerst de be
weegredenen uiteenzette, welke de regee
ring tot de instelling der commissie hebben
geleid en vervolgens herinnerde hij aan de
taak, welke de regeering haar heeft toe
gedacht.
Spr. noemde het niet verwonderlijk, dat uit
de kringen der kleine zelfstandigen de aandrang
naar voren komt naar voorzieningen van over-
eenkomstigen aard als thans gelden voor de
loonarbeiders.
De regeering, aan wie de belangen der kleine
zelfstandigen niet minder ter harte gaan dan
die der loonarbeiders, heeft gemeend het be
lang van deze aangelegenheid het beste te kun
nen dienen, door een daartoe in te stellen
Staatscommissie op te dragen het vraagstuk
van de uitbreiding der verplichte verzekeriug
tot kleine zelfstandigen van alle zijden te be
zien en de resultaten van dien arbeid in een
rapport en eventueel in ontwerpen van wet
aan de regeering neer te leggen.
De regeering ontveinst zich niet, dat dit
vraagstuk gemakkelijker is te stellen dan op
te lossen. Spr. noemde in dit verband de vraag
van het bestaan van voldoenden rechtsgrond om
de kleine zelfstandigen onder den verzeke
ringsplicht te brengen. Naast deze principieele
vraag rijzen voorts vragen van meer practi-
schen aard.
Hij eindigde zijn toespraak met een woord
van dank tot de leden der commissie, in het
bijzonder tot den voorzitter, mr. dr. J. van
Bruggen, en den secretaris, mr. Mok.
Mr. dr. van Bruggen beantwoordde de rede
van den minister.
Na de installatie is de commissie onmiddel
lijk met haar werk begonnen.
Woensdagmiddag omstreeks half 5 is op den
Waalderweg te Den Burg een ernstig ongeluk
gebeurd, waarbij het 8-jarig zoontje van de fa
milie Agter om het leven is gekomen en zijn
even oud vriendje, een kind van de familie
Schermer, beiden wonende te Den Burg, een
wond aan het hoofd heeft opgeloepen. De jon
gens bevonden zich op de fiets. Bi.i het spelen
geraakten de sturen der rijwielen in elkander,
tengevolge waarvan beide kinderen vielen. Juist
op dit oogenblik naderde een militaire vracht
auto. De bestuurder trachtte nog de jeugdige
wielrijders te ontwijken, doch hij slaagde hierin
niet. Na de kinderen te hebben overreden, ge
raakte de wagen in de sloot langs den weg.
Het zoontje van de familie Agter was op slag
dood; zijn vriendje werd naar de ouderlijke wo
ning overgebracht.
De inzittenden van den militairen vrachtwa
gen bleven ongedeerd. De beschadigde auto is
later op den kant geheschen.
Woensdagmiddag is ten provinciehuize te
Groningen aanbesteed het verbeteren van de
provinciale wegen en bruggen (het 57ste gedeel
te van den wegenaanleg Kielster Zwarteweg—
Bareveld.
Laagste inschrijver was J. Bolt, Haren (Gro
ningen), voor f 425.947.
Op den onafgesloten overweg, gelegen in de
gemeente Kethel in den spoorweg Schiedam—
Hoek van Holland, zullen 29 April automatische
lichtseinen in dienst worden gesteld. De instal
latie is gelijk aan die, welke' o.m. te Steenwijk
wordt gebruikt.
gers zien, omdat ik ziek was en temperament
had," mompelde zij.
Zij zag er zoo aardig en aantrekkelijk uit, dat
Anne de tafel rond liep en haar kuste.
„Arme kleine dreumes! Ik geloof, dat ik krib
big was," zei ze en streelde het krullende haar.
„Maar het was verhooging van temperatuur,
die je had en geen temperament."
„O, nu, het was toch iets. In ieder geval, hef
maakte me ziek en ik zou wel dood hebben kun
nen gaan."
„Ja; maar dat gebeurde niet, jij vleierige
kleine poes! Nu ga je een uurtje liggen en pro
beert te slapen.
„Wil je voor me zingen?"
„Ja, als je het graag hebt."
HOOFDSTUK X
Toen Elfie sliep, nam Anne haar werk en ging
naar buiten in den zonnigen tuin aan de ach
terzijde van het huis.
Zij zag er heel lief en frisch uit in een een
voudige linnen jurk en met een breedgeranden
hoed. 2ij had meer kleur dan gewoonlijk, en
haar donkere oogen keken zacht en stralend.
Behalve haar naaiwerk had zij een deel van
Swinburne's Gedichten en Balladen meegeno
men. Afwisselend las en werkte zij, leunend te
gen een dikken bruinen beuk, waaromheen de
vindingrijke mijnheer Pugh een rustieke ronde
bank had gemaakt. Naast haar lagen een pot
lood en een blocnote, voor 't geval zij een idee
zou krijgen voor een verhaal. Zij gaf een heel
bekoorlijk beeld te zien, terwijl zij daax in de
De overwegingen, waarop de rechtbank
van Rotterdam den 50-jarigen F. W. J. H.
P. S. wegens spionnage veroordeeld heeft tot
vijf jaar gevangenisstraf, zijn de volgende:
De rechtbank overweegt, dat het van alge-
meene beteekenis is, dat plaats van legering en
verplaatsing van troepen en officieren in 's lands
belang geheim worden gehouden, hetgeen te
sterker klemt tegenover mededeelingen aan een
in oorlog zijnde aan het eigen land grenzende
mogendheid, in een week van verhoogde inter
nationale spanning als die van 5 tot 11 Novem
ber 1939, terwijl de instelling van een gehei
men dienst vanwege het ministerie van Defensie
blijkens zijn aard reeds verzwegen behoort
te worden, hetgeen -aan een man van de ont
wikkeling van verdachte, die zelf als officier in
Duitschen krijgsdienst is geweest, volkomen
duidelijk moet zijn geweest, hetgeen trouwens
ook blijkt uit een brief van verdachte.
Verd.'s raadsman heeft wel betoogd, dat, daar
get. Daniels bezwaar heeft gemaakt, zich uit te
laten over objectieve waarheid der door verd.
gedane mededeelingen, niet bewezen is, dat
geheimhouding door het belang van den Staat
geboden zou zijn. De rechtbank is van oordeel,
dat binnen het bereik van art. 98 ook berichten
vallen, van welker waarheid de dader bij het
overbrengen overtuigd is, ook al zou achteraf
blijken, dat zij niet of niet geheel juist zijn, om
dat hij niettemin door zoodanige 'mededeeling te
doen omtrent eenige zaak het belang van den
Staat, dat zwijgen over zoodanige zaken vordert,
in gevaar kan brengen.
Ten aanzien van de scheepslijsten acht de
rechtbank op grond van de door getuige Van
der Kooy afgelegde verklaringen, alsmede door
de wijze, waarop verd. zich de beschikking er
over verwierf, bewezen, dat verd. wist, dat ge
heimhouding door het belang van den Neder-
landschen Staat was geboden.
Door het vervaardigen van filmcopieën heeft
verd. een begin van uitvoering aan het voor
genomen misdrijf gemaakt. De voltooiing is niet
tot stand gekomen door de niet van den wil van
verdachte afhankelijke omstandigheid, dat hij
werd aangehouden.
De minister van Waterstaat heeft bij de
Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend tot
wijziging van de schepenwet:
Aan de memorie van toelichting is het vol
gende ontleend;
Naar aanleiding van een advies, aan den
minister uitgebracht door de commissie voor
de veiligheid ter zee. ingesteld bij zijn be
schikking van 8 December 1939, is de wensche-
lijkheid gebleken, het mogelijk te maken, dat
de vaart van schepen in geval van oorlogs
gevaar aan beperkende bepalingen wordt on
derworpen.
Het onderhavige wetsontwerp heeft ten doel,
de mogelijkheid van zulk een maatregel in de
Schepenwet, neer te leggen.
De Schepenwet geeft in artikel 16 den amb
tenaren van de Scheepvaartinspectie de be
voegdheid een schip aan te houden, indien de
veiligheid van schip en opvarenden door een
gebrek van het schip zelf in gevaar wordt ge
bracht. Deze wijze van aanhouding en sanctie
op handelingen, daarmede in strijd, zijn mede
in de wet geregeld.
Het komt den minister voor, dat eveneens
aanhouding moet kunnen geschieden, indien
de wenschelijkheid blijkt, op grond van andere
veiligheidsoverwegingen het varen van een
schip te beletten.
Het spreekt vanzelf, dat dwang niet zal be
hoeven te worden toegepast in gevallen, waar
in te voren gegeven wenken en raadgevingen
niet zouden worden gevolgd. De ruime redac
tie van de ontworpen bepaling maakt het mo
gelijk haar naar behoefte toe te passen, bij
voorbeeld, zoo noodig, alleen voor de vaart bij
nacht.
De nieuwe bepaling luidt als volgt:
Indien onze minister in geval van oorlogs
gevaar van oordeel is, dat de vaart te groote
gevaren oplevert, kan hij een schip door een
ambtenaar van de Scheepvaartinspectie doen
aanhouden.
Dezer dagen is, uitgaande van den R.K. Dioc.
Land- en Tuinbouwbond (L.T.B.), een comité
van actie opgericht, dat zich ten doel stelt het
gebied ten oosten van Leiden, dat bekend is
onder den naam „De Veenstreek", waar de uit
komsten van het tuinbouwbedrijf de laatste
jaren bedroevend zijn, uit zijn benarde positie
te redden. Hiervoor werden de volgende grond
lijnen aangegeven: Vaktechnische voorlichting
in een omzetting van de eenzijdige tuinbouw-
cultures, overeenkomstig de gewijzigde omstan
digheden, bestudeering van de mogelijkheid tot
ruilverkaveling, bevordering van de toepassing
der moderne bedrijfsvoering om daardoor de
rentabiliteit der bedrijven te verhoogen, het
aanleggen van een proeftuin, het bevorderen
van vakonderwijs aan de jongeren middels
cursussen en scholen, het bevorderen van on
derwijs aan de vrouwelijke jeugd door huis-
houdonderwijs en huishoudelijke voorlichting,
het bestudeeren van de te nemen maatregelen
om afvloeiing van de overtollige bevolking naar
andere takken van volksbestaan te bevorderen,
warme voorjaarszon zat een beeld, hoogelijk
gewaardeerd door Carroll, die om den hoek van
het huis verscheen, juist toen de koekoeksklok
verkondigde, dat het vier uur was.
„Waar is het kind?" vroeg hij, toen hij naast
haar ging zitten.
„Slaapt, arm klein ding! Ze is heel lief, of
schoon ze nogal lastig is."
„O, ze is heel goed zoo. Ik ben niet dol op
brave kinderen. Mag ik rooken, Anne?"
„Ja, natuurlijk." Toen voegde zij er impulsief
aan toe: „Je weet niet, hoe ik mij geërgerd heb,
toen Elfie zei, dat ze
„Je bedoelt over juffrouw Pugh's vermoeden
betreffende de verhouding tusschen jou en
mij?" vroeg hij met een effen stem.
„O neen," zei ze, licht blozend, „dat bedoel
ik natuurlijk niet. Maar
„Dan zijn de andere opmerkingen van Elfie
van geen belang." antwoordde hij met een lichte
beweging van zijn hand.
Na een poosje vervolgde hij:
„Herinner je je nog, toen ik gisteravond
kwam en je over het hekje geleund vond?"
„Ja," antwoordde zij, naar hem opziend; „na
tuurlijk. Waarom vraag je dat?"
„Toen noemde je mij „Brian", als mijn ge
heugen mij niet bedriegt."
„O, ja?" zei ze. een beetje onzeker.
„Je weet, dat ik me niet vergis."
„O, ik was wat in de war misschien."
„Nu, ik wilde wel, dat je dat dan wat vaker
waart."
„Je bedoelt, dat je zoudt willen, dat ik je
naam meer gebruik. Nu, ik zie niet in, waarom
het bevorderen en het volgen van ambachts-
onderwijs, c.q. de stichting van een ambachts
school, het bevorderen van hygiëne, volksge
zondheid, doelmatige verpleging, zuigelingen
en moederschapzorg.
Op korten termijn zal een werkcomité wor
den samengesteld, dat de genoemde actiepun
ten verder zal uitwerken en nagaan, in hoeverre
hieraan uitvoering zal zijn te geven.
Naar aanleiding van de berichten, welke over
den uitvoer van eieren naar Duitschland dezer
dagen zijn gepubliceerd, wordt van officieele
zijde het volgende bekend gemaakt'
De uitvoer van eieren naar Duitschland is
reeds sedert jaren gebonden aan de voor dezen
uitvoer beschikbare betalingscontingenten. De
op dezen grondslag te leveren hoeveelheden
werden steeds regelmatig in tiendaagsehe of
wekelijksche perioden ingedeeld. Deze laatste
regeling is sedert eenige weken achterwege ge
laten.
Daar inmiddels bleek, dat hierdoor moeilijk
heden ontstonden, zijn, met het oog op een re
gelmatige verdeeling van de bestaande export
mogelijkheden, thans wederom wekelijksche
contingenten bepaald.
Van maatregelen van Duitsche zijde met
het doel, den invoer van eieren uit Neder
land tegen te gaan, is niets gebleken.
Voortaan zijn met het oog op een zoo regel
matig mogelijken uitvoer ook wekelijksche con
tingenten voor den uitvoer naar Engeland vast
gesteld.
Aan het verslag van de Tweede Kamer over
het wetsontwerp tot machtiging tot het aan
gaan van een overeenkomst, waarbij de Staat
wordt ontheven van de verplichting tot naxo-
ming van voorwaarden en bepalingen, welke
het eigendomsrecht van het landgoed „Sorgh
vliet" beperken, is het volgende ontleend:
Vrij algemeen verklaarde men zich met de
voorgestelde oplossing van hetgeen in den loop
der jaren is gegroeid tot het vraagstuk-Sorgh-
vliet zeer wel te kunnen vereenigen
Intusschen waren er leden, die als voorwaar
de voor hun instemming stelden, dat het vast
sta, dat de waarde van Sorghvliet deze voor een
afkoopsom toch wel niet onbelangrijke uitgave
wettigt. Heeft zoo vroegen deze leden een
deugdelijke waardeering van het landgoed
plaats gehad? Zoo ja, welke zijn dan de grond
slagen voor en de resultaten van die waardee
ring geweest?
Andere leden gaven in dit verband als hun
oordeel te kennen, dat het gevraagde bedrag
weliswaar als afkoopsom van een voorwaarde
niet laag is te achten, doch dat de waarde van
het landgoed dat bedrag zeer zeker verre over
treft.
Eenige leden, die zich tegen de door de re
geering gekozen solutie niet meenden te moeten
verzetten, omdat zij ook daarin veel goeds za
gen, gaven echter als hun zienswijze te kennen,
dat het nog juister zou zijn, alsnog van het ge-
schonkene afstand te doen.
Gevraagd werd, of de regeering reeds eenige
nadere mededeelingen kan doen omtrent de be
stemming, welke na het tot stand komen van
de in het ontwerp bedoelde overeenkomst aan
het terrein zal worden gegeven.
Verscheidene leden spraken in dit verband de
hoop uit, dat na den afkoop van de onderhavige
voorwaarde toch te geschikter tijd een repre-
sehtatief gebouw op Sorgvhliet zal worden ge
sticht.
Het in de memorie van toelichting tot uiting
gebrachte denkbeeld, een deel van het terrein
voor villabouw te bestemmen, vond bij verschei
dene leden instemming, al zal daarbij, naar zij
opmerkten, de noodige reserve zijn in acht te
nemen.
Sommige leden achtten in dit opzicht een al
te groote terughoudendheid niet noodig, aange
zien naar hun meening de gemeente 's-Graven
hage zich niet over een tekort aan parken heeft
te beklagen.
Deze opmerking gaf velen leden aanlei
ding, reeds thans tegen een algeheele of
vrijwel algeheele verkaveling van het ter
rein met kracht stelling te nemen.
Algemeen werd de wensch uitgesproken,
dat, welke de voornemens der regeering m
dezen ook mogen zijn, daaraan in elk geval
in geen enkel opzicht uitvoering zal worden
gegeven dan nadat de Staten-Generaal
daarin zullen zijn gekend.
Dinsdagavond laat is de 24-jarige G. Brand,
reiziger te Nijmegen, op den Groesbeeksche weg
onder de gemeente Groesbeek bij Nijmegen, met
zijn rijwiel in het donker van den weg gereden
en doodelijk verongelukt. De man heeft ver
moedelijk zijn nek gebroken, toen hij in den
greppel naast den weg terecht kwam.
De Koninklijke marechaussee te Groesbeek
stelt een nader onderzoek in. De geneesheer van
Dekkerswald verleende het eerst hulp, die ech
ter niet meer baatte.
ik het niet zou doen. We zijn vrienden. En jij
noemt mü ook bij mijn naam. Trouwens „Brian"
is een naam, waar ik altijd van gehouden heb."
Hij veranderde even van houding.
„Zou het je ergeren, als ik je vertelde, dat ik,
tot ik je leerde kennen, „Anne" een tamelijk
leelijke naam vond?" zei hij.
„Ik zal me niet in het minst ergeren," zei ze,
met een parelend lachje, „en wel, omdat ik het
zelf ook een leelijken naam vind."
„O neen. toch niet," antwoordde hij. „Ik ben
tot de ontdekking gekomen, dat ik het glad
mis had. „Anne" het is een prachtige naam,
zoo wonderlijk en fijntjes en lief. Het is de
eenige naam, die bij je past."
Zij trok haar wenkbrauwen op.
„Ben ik dat allemaal?" zei ze. „Wonderlijk
en fijntjes lief? Het lijkt wel 'n prentje!"
„Ik wed, dat je heel goed weet, dat je dat
allemaal bent," antwoordde hij langzaam. „Wat
je misschien niet weet, is wat je precies bent
voor mij."
Een vreemd zwijgen scheen over haar te ko
men. Haar hart scheen met moeite te kloppen
en haar stem klonk bijna koud, toen ze zei:
„Ik weet, dat wevriendén zijn."
„Denk jij, dat men man en een vrouw werke
lijk vrienden kunnen zijn?" vroeg hij, en trok
onbewust aan Boxer's ooren.
„Wel, ja. Hebben wij het niet bewezen?"
„Heusch? Ik wilde, dat ik het wist."
Zij rimpelde haar voorhoofd op de haar eigen
manier. Dat zag hij haar graag doen.
„Ik begrijp je vandaag niet," zei ze. „Je oogen
en je stem zijn.... ontevreden."
De postverbindingen met Noorwegen zijn ver
broken.
De briefpostzendingen en postpakketten voor
dat land kunnen tot nader bericht niet ter ver
zending worden aangenomen.
Reeds ter post bezorgde zendingen zullen aan
de afzenders worden teruggezonden.
Ook het postale geldverkeer met Noorwegen
(postwissels, quitanties, verrekenzendingen,
aangeteekende en waardestukken) is in beide
richtingen gestaakt.
Aan den reserve-luitenant-kolonel H. J. van
Limbeek, van het wapen dér infanterie, als
mede aan de reserve-eerste-luitenants P. S.
Kars, van het le regiment infanterie, K. F.
Hausel, van het 3e regiment infanterie, is eer
vol ontslag verleend uit den militairen dienst.
Benoemd tot commandant van de Vrijwillige
Landstormkorpsen motordienst en vaartuigen-
dienst de majoor L. W. Njjland, van het 4e
reg. inf.
Aan den luitenant ter zee 2e klasse bij de
Koninklijke Marine-reserve J. Busschers is met
15 April, eervol ontslag uit den zeedienst ver
leend.
Aan den heer A. J. ten Hope te Voorburg, is
op verzoek eervol ontslag verleend als lid van
het hoofdbestuur van het Nederlandsche Roode
Kruis, zulks onder dankbetuiging.
Aan den gep. luitenant-generaal jhr. W.
Röell is vergunning verleend tot het aanne
men en dragen op de uniform van de orde-
teekenen van grootofficier van het Legioen van
Eer, hem door den president der Fransche re
publiek geschonken.
Benoemd tot onbezoldigd deurwaarder bij de
arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, ter
standplaats Leeuwarden, Johan Keler, thans be
last met het waarnemen van bovengenoemde
functie.
Benoemd tot plaatsvervangend-werkgever-lid
van den Raad van Arbeid te Amersfoort L. A.
A. van Hamersveld, te Amersfoort.
Aan den inspecteur voor de scheepvaart
A. Wolkammer te Rotterdam is met 1 Juli 1940
op zijn verzoek eervol ontslag verleend, met
dank.
Met 1 Mei 1940 benoemd tot adjunct-expert
bij de scheepvaart-inspectie in tijdelijken dienst
C. M. Tuntler, te Gaarkeuken.
Benoemd tot notaris binnen het arrondisse
ment 's-Hertogenbosch, ter standplaats de ge
meente Eersel: W. L. P. M. Raijmakers, candi-
daat-notaris te Valkenswaard.
Aan S. J. Ruizeveld is op verzoek met 29 April
eervol ontslag verleend als notaris te Zoeter-
woude.
Aan A. Harp is op verzoek met 30 April eer
vol ontslag verleend als notaris te Opheusden.
Benoemd tot notaris binnen het arrondisse
ment 's-Hertogenbosch, ter standplaats Gen
nep; A. J. Hulsebosch, cand.-not. te Voorburg.
Te rekenen van 1 Januari 1940 is bevorderd
tot commies ten bureele van den hoofdinspec
teur van de Volksgezondheid A. H. v. d. Velde,
te 's-Gravenhage, mej. T. A. Romein, thans
werkzaam als adjunct-commies.
Benoemd in de provincie Gelderland: met
1 Mei 1940, tot heemraad van den polder Ar-
kemheen, J. van Heil, te Nijkerk, uiterlijk tot
het einde van het zittingsjaar waarin hij zeven
tig jaar zal zijn geworden; met 1 Mei 1940, tot
heemraad van den polder Arkemheen, C. van
't Klaphek, te Putten en A. van Winkoop, te
Putten; met 1 Mei 1940, tot heemraad van den
polder Oostevawolde, H. Blaauw, te Doornspijk,
J. de Leeuw te Oldebroek en W. Top Lzn., te
Elburg; met 1 Mei 1940, tot plaatsvervangend
heemraad van den polder Oosterwolde, L. J.
Dekker, te Oldebroek.
In de provincie Zuid-Holland: met 1 Mei
1940, tot hoogheemraad van het hoogheemraad
schap de Alblasserwaard met Arkel beneden de
Zouwe, A. Spek, te Tienhoven bij Ameide,
uiterlijk tot het einde van het zittingsjaar
waarin hij zeventig jaar zal zijn geworden; met
1 Mei 1940, tot hoogheemraad van het hoog
heemraadschap de Vijfheerenlanden, D. C. Mid
delkoop A.zn., te Schoonrewoerd.
Toegekend is de aan de orde van Oranje-
Nassau verbonden eere-medaille, in brons, aan
A. E. van Eijden, wever bij de N.V. Matawit
voorheen G. de Wit en Co., te Hilversum, en
aan O. van Noggeren, schildersknecht bij de
firma C. van Willigenburg, te Bloemendaal.
Als u tóch iets moet verliezen
En u hebt 't voor 't kiezen
Dan uw verd ren levensduur1
„Ik ben blij, dat ze zoo juist mijn stemming
weergeven," zei hij met een korten lach. „Dat
is precies wat ik ben.... ontevreden."
„Dat spijt me," antwoordde zij eenvoudig.
„Lieve kleine Anne dank je. Je bent altijd
zoo meelevend, om een vreeselijk afgezaagd
woord te gebruiken. Als ik in groote moeilijkhe
den zou verkeeren, zou ik bij jou komen. En als
ik een groote vreugde zou beleven, hetgeen tus
schen haakjes, niet erg waarschijnlijk is, zou
ik het het allereerst aan jou komen vertellen."
„Daar ben ik blij om," zei ze, haar kleine
handen over haar werk vouwend. „Ik geloof
ik weet zeker dat ik net eender voel ten op
zichte van jou. Zoodat we, zooals je ziet, echte
vrienden zijn."
„Toch, Anne? Ik vraag me af, of we niet iets
minder of meer zijn."
Hij stond op, terwijl hij sprak, en riep Boxer
scherp, die druk bezig was, een paar bollen in
het tegenover gelegen bloembed op te graven.
Anne stond eveneens op en vouwde haar werk
samen. En op hetzelfde oogenblik kwam Juf
frouw Pugh uit het huis geloopen, haar oogen
tegen de zon beschermend.
„De thee is klaar, juffrouw," zei ze; „en kleine
jongejuffrouw Elfie is wakker en speelt met de
katjes in de keuken." Toen voegde zij er goed
hoorbaar terzijde aan toe: „Ik heb ook op mijn
heer gerekend, en een extra cake en een bloe
metje op tafel gezet, juffrouw."
„Blijf je thee drinken?" vroeg Anne en sloeg
haar oogen op naar Carroll.
„Vandaag niet, dank je," antwoordde hij.
(Wordt vervolgd)