T V De Duitsche druk op Zweden Hoe zou Moskou hierop reageeren? De koffermoord voor de rechtbank „NATIONAAL FRONT" X rijwielen, loopen lichter. Zal Duitschland de Alandseilanden bezetten N«re d° LANGDURIG VERHOOR VAN VERDACHTE Buitenlandsch Overzicht DONDERDAG 25 APRIL 1940 Vrachten. Zwaarder straf voor spionnage Voorstanders van de doodstraf richten zich tot den minister Kon. Ned. Academie van Wetenschappen Nieuwe leden en correspondenten der afd. Letterkunde Getuigenverhoor Conclusie rapport dr. Hulst (De zitting duurt voort Botnische golf Eckercgtyyi y Me>,ehI^J/S°tiünSa OOST ZEE BaltisefimrtB Poging tot doodslag oen eenige maanden geleden de heer Bouwman, leider van de in dertijd veel gerucht makende, maar steriele kleine-boeren-actie, in „Zwart Front" aankondigde, dat zijn be weging met die van Arnold Meyer zou fusionneeren, hebben wij tot groote ontstemming van de betrokkenen ge waagd van „een vergaarbak der ontevre denen". De heer Bouwman hief een hooggestemd loflied aan op de onverge lijkelijke unieke eigenschappen, die de leider van „Zwart Front" volgens hem bezit, en Zwart Front deelde mede, dat er een nieuwe groepeering tot stand zou worden gebracht onder den naam „Na tionaal Front". Dit is thans werkelijk heid geworden. Volgens een communiqué heeft Zaterdag 20 April j.l. te 's-Gravenhage de oprichtingsver gadering van de Nederlandsche Beweging: „Nationaal Front" plaats gehad. Het blijkt, dat wij hier niet zoozeer met een nieuwe politieke partij als wel met een nieuwe beweging te ma ken hebben. Waar „Zwart Front" een der voornaamste componenten van het nieuwe conglomeraat vormt, is dit niet te verwonderen. Zwart Front heeft nooit deelgenomen aan de verkiezingen, is al tijd zuiver een beweging gebleven, fel- anti-semietisch en anti-democratisch, maar uitsluitend Nederlandsch georiën teerd. Van beweging tot politieke partij is slechts één stap, kan men met een variant op een Fransch spreekwoord, dat van het verhevene en het belache lijke gewaagt, zeggen. De N.S.B. heeft dat in de practijk bewezen. Het „Nationaal Front" wordt ge vormd, volgens het verstrekte communiqué, door een aantal kleinere groepeeringen, zooals „Zwart Front", de actie-Bouwman e.a., nog ver sterkt door diverse vooraanstaande fi guren uit de groote partijen, welke for matie op breede basis de nationale een- Wording van het Nederlandsche volk wil bereiken. Welke de onder „en andere" bedoelde kleine groepeeringen zijn, die zich bij het „Nationaal Front" hebben aangesloten, blijft vooralsnog in den schoot van de heeren Arnold Meyer en Bouwman verborgen. Zij schijnen in ieder geval in de oogen van de op richters niet zoo belangrijk te zijn, dat zij met name genoemd moesten worden. Wat dit beteekent, kan men afleiden uit het feit, dat Zwart Front en de actie-Bouwman wel werden genoemd. Het ligt dus niet aan ons, wanneer wij den indruk krij gen, dat hier sprake moet zijn van vele kleintjes, die in tegenstelling met het spreekwoord toch tezamen géén groote maken. Wél met name genoemd worden eenige personen, die ter oprichtings vergadering tegenwoordig' waren en Vermoedelijk geclassificeerd moeten Worden onder de „diverse vooraan staande figuren uit de groote partijen", die het „Nationaal Front" „versterken". Onder dezen treffen wij aan: G. v. Bu- rink, gewezen communistisch lid van den gemeenteraad van Rotterdam; Dr. Alfred Haighton, den autoritair gezin den hoofdredacteur van „De Nieuwe Gids"; ir. Herbert, oud-vooraanstaand lid van de N.S.B. te 's-Gravenhage; John Boddé, oud-lid van den z.g.n. Raad Van Katholieken der N.S.B. en oud leider van de N.S.B. in Noord-Brabant; ir. A. v. d. Laaken, oud-leider der N.S.B. in Nederlandsch O.-Indië, die door Mus- sert werd gedesavoueerd en geroyeerd; Mr. van Lent, oud-leidster van sociale zaken der S.D.A.P. in Gelderland; Jhr. van Rijckevorsel, oud-burgemeester van Wychen, die uit zijn gemeente heenging Vanwege zijn sympathieën voor natio- haal-socialistische kopstukken; de vroe ger zeer linksch georiënteerde S.D.A.P.-er R. Stenhuis, oud-voorzitter van het N.V.V. te Beekbergen; K. Tusenius, oud- Vooraanstaand N.S.B.-er, directeur van de Vereenigde Ijsfabrieken te IJmuiden; het oud-bestuurslid der S.D.A.P. en van de Vara G. J. Zwertbroek. Voorts wa ren er „nog verschillende bekende figu ren uit de zakenwereld en de industrie" tegenwoordig, die echter niet met name Worden vermeld. oor dit ensemble van oud-dit-en- datters, dat door een dominé met den historische reminiscenties- Wekkenden naam Domela Nieuwenhuis Nijengaard werd verwelkomd, heeft de heer Arnold Meyer, die de nieuwe be weging zal leiden, een rede gehouden, Waarin hij de parlementaire democra tie voor uitgeleefd verklaarde en het huidige stelsel, „ondanks veler goede bedoelingen", een beletsel noemde voor de ontplooiing van kracht en macht. De heer Arnold Meyer moge het ons ten goede houden, dat wij voorloopig nog meer vertrouwen hebben in de kracht en de macht van de parlementaire de mocratie en het huidige stelsel dan in de tot nu toe nog krachte- en machte loos gebleken beweginkjes, die, hoe- Wel jong geboren en begiftigd met een grooten mond, niet tegen het „uitge leefde" opgewassen zijn geweest. Ove rigens vreezen wij, dat de heeren van het aan den zelfkant van het politieke leven samengeraapte „Nationaal Front" ondanks veler goede bedoelingen van kracht en macht een ander begrip heb ben dan wij gewenscht en geëigend ach ten voor ons land, dat slechts zijn goed fecht heeft te verdedigen tegenover schendingen, door machten van bui tenaf gepleegd. Hoe goed de bedoelingen Van „Nationaal Front" willen zijn, bleek Uit de uiteenzetting van den leider, dat militaire, economische, sociale en bo venal geestelijke weerkracht noodig is, en dat deze weerkracht steunen moet op het geloof in God, op de liefde tot ons volk en op de geestelijke waarden, welke het zich verwierf. Dat verschil lende ter vergadering aanwezigen dit thans onderschrijven, mag oprecht ver heugend en verrassend heeten, gezien hun verleden, toen hun qualiteiten en functies nog niet ver„oud"erd waren. Ook het streven naar wat vereent, is sympathiek van het nieuwe front, al kan dit front zich dan ook niet veree nigen met de parlementaire democratie en het huidige staatsbestel, dat de overgróóte meerderheid van ons volk nog zóó sterk vereent, dat het door an derswillenden nog niet kon worden op geruimd. Als logische tegenhanger van het streven naar wat vereent, behalve dan natuurlijk de „uitgeleefde" par lementaire democratie, predikte de heer Meyer de verwerping van wat verdeelt, met uitzondering natuurlijk van zijn opvattingen, die niet met de huidige eensgezindheid van de overgroote meer derheid des volks zouden blijken te stroo- ken. De verdeeldheid, waarover de hee ren van het Nationaal Front, van wie velen zich hébben losgemaakt uit de banden, die hen met anderen vereenden, zoo bezorgd maken, willen zij laten ver dwijnen door een „alles te boven gaand ideaal", dat de tegenstellingen moet op heffen. Dit ideaal is, volgens den heer Meyer, o.a. belichaamd in een rijk van vrije mannen, die recht doen over de volkeren, welke zij regeeren en hun vlag doen eerbiedigen op de zeven we reldzeeën. Dit is voorzeker zeer schoon gezegd, maar toch gemakkelijker ge zegd dan bereikt, gezien het feit, dat zelfs grootmachten van de eerste orde ondanks hun geweldige bewapeningen niet in staat blijken hun vlag op de meest nabij gelegen zeeën te doen eer biedigen. Het „Nationaal Front" is niet democratisch parlementair, maar ook niet fascistisch of nationaal-socia- listisch. Het wil in doelstelling, in be ginselen en tactiek slechts Nederlandsch zijn. Het is uit de meest uiteenloopende kringen en groepen van uiterst rechtsch, uiterst linksch en het midden voortgeko men. Het wil opbouwend te werk gaan en zal ten opzichte van de regeering, die voorloopig toch nog altijd de parle mentaire democratie en het huidige staatsbestel, waaraan zij haar bestaan en gezag heeft te danken, wil handha ven, de grootst mogelijke loyaliteit be trachten. Hoe dit alles precies gerijmd moet en kan worden is ons nog niet duidelijk. Het zenden van een telegram van hulde en trouwbetuiging aan H. M. de Koningin was van Nationaal Front in ieder geval een reëeler gebaar, dan dat van den enthousiast geworden do- miné Domela Nieuwenhuis Nijengaard, die „onder uitbumdigen bijval" op de navergadering alvast een heilwensch uitbracht op „het herboren Nederland", ofschoon voor zoover wij weten het de mocratisch parlementaire Nederland nog op geen stukken na dood is, integendeel een levenskracht en weerstandsvermo gen aan den dag legt, waarop zelfs ster kere tanden dan die van „Het Natio naal Front" zich zullen stuk bijten. Dan b^„;„ en «ot*5 2Ul^e De volgende personen: G. J. D. Bauduin, geneaal-rmajoor b.d., oud-inspecteur der Kon. Marechaussee te 's-Gravenhage; prof. dr. H. P. Blok, hoogleeraar van wege de Academie van beeldende kunsten aan de Rijksuniversi teit te Utrecht, te Oegstgeest; mr. A. J. Fok ker, advocaat en procureur te Amsterdam; professor dr. W. J. de Haas, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden; mr. A. J. A. A. baron van Heemstra, oud-advocaat-generaal bij het gerechtshof te Arnhem, oud-gouverneur van Suriname, te Arnhem; prof. mr. P. W. Kamp- huisen, hoogleeraar aan de R. K. Universiteit te Nijmegen; dr. E. MOresco, oud-vice-president van den Raad van Ned.-Indië, oud buitenge woon hoogleeraar aan de Nederlandsche eco nomische hoogeschool, te 's-Gravenhage; prof. d. W. F. J. Pompe, hoogleeraar aan de Rijks universiteit te Utrecht, te Utrecht; jhr W. Röell. luitenant-generaal b.d., oud-commandant van het veldleger te 's-Gravenhage en dr. W. C. A. baron van Vredenburch, oud-lid der Al- gemeene Rekenkamer te 's-Gravenhage, hebben een request gericht tot den minister van Justi tie; waarin zij te kennen geven, dat zij op inia- tief van den tweeden ondergeteekende zich voorstander hebben verklaard van een verzwa ring tot de doodstraf gedurende den huidigen Staat van Beleg van de straffen, bedreigd te gen spionnage en landverraad. Op grond van het groote aantal adhaesiebe- tuigingen op het eerste perscommuniqué ten deze ontvangen, zijn zij overtuigd zich hier mede uit naam van een groot aantal Neder landers te hebben uitgesproken. Verder verklaren zij met groote voldoe ning te hebben kennis genomen van de door den minister aanhangig gemaakte wetswij zigingen, welke deze materie betreffen, al gevoelen zij zich nog niet ten volle bevre digd ten aanzien van de doeltreffendheid van dezelve. Derhalve zouden zij het op hOogen prijs stellen, indien de minister alsnog een weg zoude willen zoeken, waardoor een scherer reactie op deze, in het huidig tijdsgewricht voor den Staat zoo uiterst gevaarlijk ge bleken misdrijven, mogelijk ware. H.M. de Koningin heeft bekrachtigd de navolgende benoemingen der Koninklijke Nederlandsche Academie van Wetenschap pen, afdeeling Letterkunde. a. Tot gewoon lid van de heeren: prof. dr. G. Brom te Nijmegen en prof. dr. W. E. J. Kuiper te Amsterdam; b. Tot correspondent van de heeren: prof. dr. J. Ph. Duyvendak te Batavia en prof. mr. F. D. Holleman te Stellenbosch Zuid- Af rika). Gerard Brom, geboren te Utrecht in 1882, stu deerde na het gymnasium te Roermond (Bis schoppelijk College) te hebben afgeloopen vail 18991901 aan de Utrechtsche Universiteit in de geneeskunde. In het laatste jaar kwam hij echter op zijn aanvankelijke keuze terug om zich toe te leggen op de studie der Nederland sche Letteren, welke hij jn het jaar 1901 be kroond zag met een promotie (cum laude) op een proefschrift over „Vondel's bekeering". In middels was de heer Brom reeds sedert 1905 als leeraar bij het voorbereidend hooger onder wijs werkzaam, welke betrekking hij achtereen volgens - aan verschillende gymnasia bekleedde. Van 1911 tot 1913 maakte hij een studiereis naar Italië. Van 1916 tot 192fi trad hij op als redacteur- recretaris van „De Beiaard", waarin van zijn hand een groot aantal bijdragen verscheen op het gebied van godsdienst, letterkunde en schil derkunst. In 1923 volgde ten slotte zijn benoe ming aan de R.K. Universiteit te Nijmegen om anderwijs te geven in de kunstgeschiedenis, wel ke functie hij thans nog bekleedt. Uit de lange reeks van zijn geschriften mo gen wij ter accentueering van zijn veelzijdige belangstelling en kennis slechts noemen: Barok en Romantiek (1923). De dominee in onze Literatuur (1924), Romantiek en Katholi cisme in Nederland (1926), Hollandsche schil ders en schrijvers in de vorige eeuw (1927) en Java en de kunst (1931). In het jaar 1937 verwierf professor Brom 't doctoraat (honoris causa.) in de faculteit dei- letteren en wijsbegeerte aan de Universiteit van Leuven. Dr. Meihuizen, de leiden dér Ned. Roode Kruis-ambulance in Finland, verricht een operatie Terwijl rond Narvik en Drontheim de strijd nog steeds op en neer golft, zonder dat een dei- partijen kans ziet een beslissing te forceeren, voelen de Duitschers zich blijkbaar in de omge ving van Oslo zoo zeker van hun zaak dat zij reeds maatregelen hebben genomen om hier een onbeperkt Duitsch bewind te gaan voeren. De benoeming van een Duitschen Rijkscommissaris over de bezette gebieden die rechtstreeks onder den Führer staat, kan immers niet anders be- teekenen, dan dat ook bij het burgerlijk bestuur de Noorsche autoriteiten worden uitgeschakeld. Of moet men de reden van dit besluit hierin zoeken, dat de Duitsche bezetters minder mede werking van de zijde der Noren ondervinden dan zij hadden verwacht en daarom tot een scherper regime overgaan en de fictie van een eigen Noorsch bestuur laten vallen? Intusschen schijnt de situatie in Zweden met den dag kritieker te worden. De berichten over groote Duitsche troepenconcentraties in de Oost zeehavens dragen er trouwens niet toe bij om de Zweedsche gemoederen te kalmeeren. Inderdaad kunnen deze troepen bestemd zijn om het Duitsche expeditiecorps in Noorwegen te versterken, maar dan zullen de transportsche pen op hun tocht naar het Noorden toch her haaldelijk op de Britsche vlootkrachten stuiten, die in de omgeving van het Skagerrak opereeren. En dat Duitschland weet hoe moeilijk het is deze ongestraft te passeeren, blijkt wel uit het feit, dat de meeste Duitsche versterkingen voor Noorwegen per vliegtuig worden aangevoerd. Zal Duitschland dan toch Zweden binnenval len? In Londensche militaire kringen acht men het niet onmogelijk, dat Duitschland zou trach ten de Finsche Alandseilanden, welke tusschen Finland en Zweden liggen, te bezetten. Maar hoe zal Moskou hierop reageeren? Zoo zitten wij weer midden in het probleem, waarmee wij ons ook gisteren reeds bezig hielden: de houdin: van Moskou en Berlijn ten aanzien van Zweden. Wij kwamen gisteren tot de conclusie, dat er tal van teekenen waren, welke er op zouden kunnen wijzen, dat de vriendschap tusschen den bruinen en rooden dictator aan het bekoelen is. Is het niet opvallend, dat op denzelfden dag- waarop het bekend wordt, dat er Duitsche troe pen geconcentreerd worden in de Oostzeehavens, de Russische ambassadeur te Londen, Maisky, opnieuw een bezoek aan Lord Halifax brengt? Het valt wel moeilijk aan te nemen, dat Moskou gaarne zal zien, dat Duitschland de Alands eilanden, den sleutel van de Botnische Golf en de brug tusschen Finland en Zweden, bezet. Heeft Rusland niet daarom zooveel offers in den Fin- schen strijd gebracht om juist het eiland Hangö in handen te krijgen teneinde daar een sterke militaire basis aan te leggen, waardoor het meende de Alandseilanden volkomen te con troleeren? Evenals in de verhouding tusschen Berlijn en Rome is er ook veel onduidelijks in de verhou ding Berlijn—Moskou. Merkwaardig blijft het, dat Londen Sovjet-Rusland ontziet, zooals op zijn beurt ook' Parijs Italië niet voor het hoofd wil stooten. Tusschen de oorlogvoerenden en de ze twee gxoote „neutralen" wordt nog steeds een diplomatiek spel gevoerd, waarvan de afloop nog' niet valt te voorspellen. En waarschijnlijk juist omdat dit spel nog niet ten einde is, heeft Duitschland het tot dusver niet gewaagd Zwe- den binnen te vallen. Stalin's hulp is het Derde Rijk nog té kostbaar en kan op den duur im mers nog veel kostbaarder worden dan dat Hitier niet alles zal doen om te voorkomen, dat de Roode dictator opnieuw een reuzen zwaai in zijn politiek zal maken. In dit licht bezien, klinkt de veronderstel ling, welke „Paris Soir" dezer dagen opperde, dat Duitschland vóór zijn campagne in Noord- Europa Moskou beloofd had, dat het, evenals bij Polen, in de winst mocht deeien, in het geheel niet zoo absurd. Von Ribbentrop zou Stalin namelijk eenige Atlantische havens aan de Noorsche kust hebben aangeboden, o.a. Tromsö en bovendien een gedeelte van Noora- Noorwegen. En waarom zou Stalin hier niet voor te vin den zijn? Zelf zal hij de kastanjes niet uit het vuur halen, heeft hij hét vorig jaar eens ge zegd; als anderen voor hem hun vingers willen branden, waarom niet? Hoe gemakkelijk kreeg hij zoo half Polen niet in bezit! En een venster aan den Atlantischen Oceaan, bestaande in een ijsvrije haven, is nog steeds een van zijn liefste wenschen. Hij kan rustig toekijken, en afwachten, terwijl Duitschland den vermt telen sprong naar het Noorden waagde. Als de sprong mislukte, had hij immers niets verloren! Zoo ziet Moskou thans toe naar den afloop van de Duitsche onderneming. Stalin. heeft nog goede troeven in handen, die hij op het moment, dat hem gunstig lijkt, kan uitspelen. Een van die troeven is Engeland, de andere is mis schienZweden. Uiterlijk onbewogen nam vanmor gen de hofmeester K., verdacht van moord op zijn vrouw en het verber gen van het lijk in een koffer, plaats in het verdachtenbankje bij de rechtbank te Amsterdam. Er bestond voor de behandeling van deze straf zaak 'n buitengewoon groote belangstelling, de of ficier van Justitie, mr. L. de Blécourt, had ruim 40 getuigen gedagvaard. Nadat het O. M. ce dagvaarding had voorge- j dragen, onderwierp de president van de recht bank, mr. W. Dons, verdachte aan een zeer uitvoerig verhoor, waarin hij vooral de verhou ding tusschen K. en zijn vrouw belichtte. Voorts- besprak hij de financieele omstandig heden van den hofmeester en zijn relaties met- andere vrouwen. U was getrouwd met Maria Teeuwisse, ver dachte," vraagt de president. „Ja," antwoordt hij, „meer om den steun dan omdat ik zooveel van haar hield Hij vertelt dan, dat hij, wanneer hij thuis was, steeds met haar uitging. Zij was negen jaar ouder en van een minderen stand dan ver dachte. Zijn plan was om later een hotel op te richten Pres.: „Met uw vrouw? Of vond u haar eer. blok aan het been?" Verd.: „Neen, met mijn vrouw wilde ik dat hotel beginnen." Hij verdiende ongeveer 60 a 65 gulden Per week, zijn vrouw kreeg f 11.80 per week. Hij had wat gespaard en gespeculeerd. Hij had ruim f 1000. Pres.: „En wat was u van plan met het geld te doen?" „Verder speculeeren", zegt verd. rustig. Pres.: „En waarom betaalde u uw schulden l niet af? U had een ameublement op afbeta ling gekocht. U was nogal royaal voor uzelf." j Verd.: „Dat ging nogal. Mijn vrouw en ik gingen altijd sanren uit." Pres.: „Maar u hield uw vrouw nogal kort. Ze moest zelfs uit werken gaan." In Sabang had verdachte bericht gekregen, dat het geld (da f 1000) weg was. Pres.: „Vond u dat vervelend?" Verd.: „Och ja, dat wel, maar ik dacht, nu, dan begin ik maar weer opnieuw." Verdachte weigerde den naam te noemen van den man die voor hem gespeculeerd had. De president komt dan weer terug op het hu welijk. Verd. merkt op, dat hij eerst de laatste paar jaar wel met andere vrouwen omging. De president beschrijft dan een scène tus schen verd. en een meisje, dat hij aan boord leende kennen. In Indië had K. een bezoek aan de fami'ie van het meisjes gebracht. Hij bad zelfs over trouwplannen met haar gesproken. Pres.: „U schreef haar minnebrieven en daar was geen woord Fransch bij- Maar u was al getrouwd...." Vend.: „Ik was van plan te gaan scheiden." Pres.: Niet om haar af te maken?" ,Geen sprake van," zegt verdachte. „Ik wilde scheidendat is toch mogelijk Pres: „Maar uw vrouw Marie was erg op u gesteld". Verdachte vertelt dan verder, dat hij op de terugreis uit Indië tot andere gedachten was ge komen. Een meneer aa nboord n.l. had hem ge waarschuwd egen Indische vrouwen en het meisje, dat hij had leeren kennen, was een halfbloed. Officier: „Wie was die meneer?" Verd.: ,Dat weet ik niet meer." Officier: „Al weer een naam, dien u niet wilt wilt noemen. Waarom liet u het meisje schrij ven naar een hotel op het Damrak? U vertelde het meisje, dat u daar uw intrek wilde nemen. U wist zelfs, dat u daar zou gaan logeenen." Verdachte weet hier niet veel op te ant woorden. Hij wilde niet, dat de corresponden tie bekend zou wordan. Op vragen van den president beschrijft verd. zijn laatste thuiskomst. Eerst was hij na aan komst van het schip naar een café gegaan. De thuiskomst was hesl gewoon Pres.; Noemt u dat maar gewoon. U had het plan van haar af te gaan. Dienzelfden avond van zijn terugkomst had hij een lang gesprek met zijn vrouw gehad. Daarbij had zij zich laten ontvallen, dat zij vriendschap met een anderen man had aan geknoopt. Er was toen ruzie gekomen. „Ze was al boos, omdat ik de proefvaart met de „Oranje" mee moest maken. Dat had ik haar verteld, toen ik pas thuis was...." De ruzie was hoog geloopen. Toen verd. op stond, dacht zijn vrouw blijkbaar, dat hij haar te lijf wilde. Zij gaf hem een duw. Verdachte ■op zijn beurt duwde haar van zich af en de vrouw viel tegen de kachel.... „Ik dacht, dat ze dood was". Pres.: Maar dat is toch onmogelijk. Als je vrouw tegen de kachelplaat valt, ga je toen naar haar toe en je onderzoekt, hoe het met haar is. Zelfs al ben je nog zoo boos en al ben je een, man van uw harde inborst, help je. Verd.: Ik heb haar naar bed gedragen. Ik dacht eerst dat ze bewusteloos was. Pres.: En hebt u het hoofd en de polsen nat gemaakt? Neen, dat haq verdachte niet gedaan. Op het onopgemaakte bed had hij haar neerge legd Pres.: En wat deed u? Verd.; Ik ging naar de voorkamer. Ik liep heen en weerdrie kwartier liet ik haar lig gen en ik dacht: „Misschien komt ze bij". Pres.: Maar een dokter haalde u niet. Dronk u in dien tijd borrels? Verd.: Een paar. Pres.: Ja, ja. U zorgde wel voor u zelf, maar niet voor uw vrouw. Drie kwartier later ging hij weer kijken. „Toen meende ik zeker, dat zij dood was. Zij was lijkwit, haar oogen waren geslo ten, en zij was zoo zwaar.... Pres.; Maar u hebt het niet gecontro leerd. U hebt geen pols gevoeld Verd.: Neen dat geloof ik niet. Het lichaam had hij naar de keuken ge dragen Pres.: En in die keuken hebt u haar ge stoken met het mes Verdachte blijft heel kalm. Rustig ant woordt hij, dat hij het niet precies meer weet. „Het zal wel".... bijzonderheden weet hij niet meer en op vele vragen van den president antwoordt hij met een enkel woord: „Vergeten", of met een schouder ophalen. Pres.: U dacht, dat uw vrouw dood was en toch stak u haar met een mes. Waarom? Dat weet ik ook niet, antwoordt verdachte. „Wij zijn nu op een punt gekomen", vindt de president, „om tijdelijk de deuren van de zaal te sluiten". Aldus geschiedt Binnen het half uur worden de deuren weer geopend. In den tijd, dat de deuren gesloten waren heeft verdachte verteld hoe hij het lijk van zijn vrouw heeft verminkt. Verd. vertelt dan wat nu 22 Juni is gebeurd. 23 Juni bezocht hij 's-middags om drie uur een café; om acht uur had hij een gesprek met den broer van zijn vrouw voor de woning in de Pijnackerstraat. Weer bezocht hij 's avonds een café, met eenige kennissen gaat hij naar zijn woning, waar in een der kamers het lijk van zijn vrouw ligt Pres.: U hebt zelfs het huis nog laten zien. Een kamer was op slot. U zeide toen. dat Marie, uw vrouw, weg was naar Rotterdam en dat zij eten sleutel mee had genomen. Dat was toch ge vaarlijk Och jazegt verdachte. Den volgenden dag, 24 Juni, koopt hij den be luchten hutkoffer en gaat daarmee naar huis. Dienzelfden dag, omstreeks 6 uur, vraagt hij zijn buurman hem te helpen met het naar be neden brengen van den koffer. Hij rijdt weg met twee koffers in zijn huurauto. 's-Nachts arriveert hij bij zijn zuster te Deventer, nadat hij te Gar de ren een aanrijding had. Hij blijft bij zijn zuster tot 12 uur 's-mid dags en rijdt dan terug in de richting Am sterdam. Weer bezoekt hij onderweg eenige café's en bij Terschuur onder Barneveld laadt hij de koffers met hun luguberen in houd uitverstopt ze onder struikgewas. Na den afgrijselijken tocht is hij 26 Juni weer te Amsterdam. Van 27 tot en met 29 Juni maakt hij als holmeester den proeftocht met de „Oranje" mee. Na zijn terugkomst gaat hij weer naar Amsterdam terug, verkoopt zijn inboedel, logeert in hotels, bezoekt 3 en 4 Juli de kermis te Laren en vertrekt in den vroegen ochtemi van 5 Juli met de „Johan de Witt" naar Indië. Aan boord maakt hij weer kennis met een vrouw, een handschoentje, weer wordt hij verliefd. Hij schrijft over deze episode een dagboek. In Indië gaat hij weer een bezoek brengen bij het meisje, waarmede hij wilde trouwen.korten tijd later wordt hij in Indië gearresteerd. Het inleidende verhoor van verdachte is hier mede ten einde. Dc eerste getuige is een soldaat. De man was 10 Augustus aan het bramenzoeken in de buurt van Terschuur. Getuige beschrijft met enkele sobere woorden hoe hij onder het struikgewas den koffer vond, hoe deze geopend werd De heer J. Westrik, burgemeester van Barne veld, had als hulp-officier van Justitie het eer ste onderzoek ingesteld. Getuige had al het mo gelijke gedaan om den tweeden koffer te vinden, een bruin leeren, die volgens vera, de rest van het lichaam bevatte en ook door K. daar was verstopt. Er is lang gezocht, maar deze Singapore koffer is niet gevonden. Dr. B. J. Mansens, prosector te Utrecht, had den romp onderzocht en geschouwd. Hij had drie steekwonden in de borst gevonden. Een steek had het hart doorboord. Ook vertoonde net lijk onderhuidsche bloeduitstortingen, kort vóór den oood ontstaan. Verdediger mr. Kokosky: Waarom is de steekwonde bij het leven toegebracht? De dokter had dit vastgesteld uit de zware verbloedingen in de weefsels. De vrouw moet dus nog geleefd hebben, toen de steken wer den toegebracht. Verdediger: En wanneer zijn de blauwe plek ken toegebracht door stompen of knijpen? Dokter Mansens: Ook kort voor de dood in trad. De steken, aldus verklaart desk. nog, waren met vaste hand toegebracht. Wanneer wij, aldus dr. Hulst, die eveneens ais deskundige gehoord wordt, een meening moeten geven omtrent de doodsoorzaak en eenige andere punten, alleen op grond van onze eigen waarnemingen, dan moet hierbij de restrictie worden gemaakt, dat deze meening ten deele zou kunnen worden gewijzigd door kennisneming van de bevindingen der Utrecht sche deskundigen. Als vaststaand mag worden aangenomen, dat vóór den dood een groot bloedverlies heeft plaats gevonden, daar in de lijkdeelen, behalve in de streek van den linkerschouder, geen bloed is gevonden. Daar niet het geheele lichaam is gevonden, is het niet met volkomen zekerheid te zeggen, welke factoren tot deze „bloed armoede" hebben geleid, doch caar een steek in de borst gedurende het leven toegebracht, in het hart is gedrongen, en dit aan vóór- en achterzijde heeft doorboord, bestaat zeer zeker de mogelijkheid, dat deze steek de doodelijke is geweest. Mogelijk kan het rapport der des kundigen uit Utrecht, wanneer zij bijvoorbeeld bloed in het hartzakje en in de linker borst kas hebben aangetroffen, hier een meer posi tieve conclusie mogelijk maken. Dat de twee steken in de linker- borstkas gedurende het leven zijn toege bracht, mag als zeker worden aangenomen, Omtrent de wond in de rechterhelft van de borst, bestaat bij ons eenige twijfel. Lemland Fölgq£y::; xHó kar s Voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch moest terecht staan A. B. A. H„ 31 jaar, schoenmaker te Waalwijk, wien ten laste was gelegd, dat hjj 22 November j.l. te Sprang Kapelle de huis vrouw van N. Th. gepoogd had van het leven te berooven. Verdachte ontkende. Wel was hij op den morgen van den bewusten dag bij zijn vrouw in huis geweest en had haar geholpen bij werkzaamheden. Toen hij beweerde, dat hij beter kon werken dan zij, kregen zij oneenig- heid en wees de vrouw hem de deur. Daarbij heeft hij haar aangevallen en met een mes bloedend gewond. Na getuigenverhoor eischte de officier van Justitie wegens poging tot doodslag vier jaren gevangenisstraf, Uitspraak over 14 dagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 9