T
V
De Duitsche druk op Zweden
Hoe zou Moskou
hierop reageeren?
De
koffermoord voor de
rechtbank
„NATIONAAL FRONT"
X rijwielen, loopen lichter.
Zal Duitschland de
Alandseilanden
bezetten
N«re d°
LANGDURIG VERHOOR
VAN VERDACHTE
Buitenlandsch Overzicht
DONDERDAG 25 APRIL 1940
Vrachten.
Zwaarder straf voor
spionnage
Voorstanders van de doodstraf
richten zich tot den minister
Kon. Ned. Academie
van Wetenschappen
Nieuwe leden en correspondenten
der afd. Letterkunde
Getuigenverhoor
Conclusie rapport dr. Hulst
(De zitting duurt voort
Botnische golf
Eckercgtyyi y
Me>,ehI^J/S°tiünSa
OOST ZEE
BaltisefimrtB
Poging tot doodslag
oen eenige maanden geleden de
heer Bouwman, leider van de in
dertijd veel gerucht makende,
maar steriele kleine-boeren-actie, in
„Zwart Front" aankondigde, dat zijn be
weging met die van Arnold Meyer zou
fusionneeren, hebben wij tot groote
ontstemming van de betrokkenen ge
waagd van „een vergaarbak der ontevre
denen". De heer Bouwman hief een
hooggestemd loflied aan op de onverge
lijkelijke unieke eigenschappen, die de
leider van „Zwart Front" volgens hem
bezit, en Zwart Front deelde mede, dat
er een nieuwe groepeering tot stand zou
worden gebracht onder den naam „Na
tionaal Front". Dit is thans werkelijk
heid geworden. Volgens een communiqué
heeft Zaterdag 20 April j.l. te
's-Gravenhage de oprichtingsver
gadering van de Nederlandsche
Beweging: „Nationaal Front" plaats
gehad. Het blijkt, dat wij hier niet
zoozeer met een nieuwe politieke partij
als wel met een nieuwe beweging te ma
ken hebben. Waar „Zwart Front" een
der voornaamste componenten van het
nieuwe conglomeraat vormt, is dit niet
te verwonderen. Zwart Front heeft nooit
deelgenomen aan de verkiezingen, is al
tijd zuiver een beweging gebleven, fel-
anti-semietisch en anti-democratisch,
maar uitsluitend Nederlandsch georiën
teerd. Van beweging tot politieke partij
is slechts één stap, kan men met een
variant op een Fransch spreekwoord,
dat van het verhevene en het belache
lijke gewaagt, zeggen. De N.S.B. heeft
dat in de practijk bewezen.
Het „Nationaal Front" wordt ge
vormd, volgens het verstrekte
communiqué, door een aantal
kleinere groepeeringen, zooals „Zwart
Front", de actie-Bouwman e.a., nog ver
sterkt door diverse vooraanstaande fi
guren uit de groote partijen, welke for
matie op breede basis de nationale een-
Wording van het Nederlandsche volk wil
bereiken. Welke de onder „en andere"
bedoelde kleine groepeeringen zijn, die
zich bij het „Nationaal Front" hebben
aangesloten, blijft vooralsnog in den
schoot van de heeren Arnold Meyer en
Bouwman verborgen. Zij schijnen in
ieder geval in de oogen van de op
richters niet zoo belangrijk te zijn, dat
zij met name genoemd moesten worden.
Wat dit beteekent, kan men afleiden uit
het feit, dat Zwart Front en
de actie-Bouwman wel werden
genoemd. Het ligt dus niet aan
ons, wanneer wij den indruk krij
gen, dat hier sprake moet zijn van vele
kleintjes, die in tegenstelling met het
spreekwoord toch tezamen géén groote
maken. Wél met name genoemd worden
eenige personen, die ter oprichtings
vergadering tegenwoordig' waren en
Vermoedelijk geclassificeerd moeten
Worden onder de „diverse vooraan
staande figuren uit de groote partijen",
die het „Nationaal Front" „versterken".
Onder dezen treffen wij aan: G. v. Bu-
rink, gewezen communistisch lid van
den gemeenteraad van Rotterdam; Dr.
Alfred Haighton, den autoritair gezin
den hoofdredacteur van „De Nieuwe
Gids"; ir. Herbert, oud-vooraanstaand
lid van de N.S.B. te 's-Gravenhage;
John Boddé, oud-lid van den z.g.n. Raad
Van Katholieken der N.S.B. en oud
leider van de N.S.B. in Noord-Brabant;
ir. A. v. d. Laaken, oud-leider der N.S.B.
in Nederlandsch O.-Indië, die door Mus-
sert werd gedesavoueerd en geroyeerd;
Mr. van Lent, oud-leidster van sociale
zaken der S.D.A.P. in Gelderland; Jhr.
van Rijckevorsel, oud-burgemeester van
Wychen, die uit zijn gemeente heenging
Vanwege zijn sympathieën voor natio-
haal-socialistische kopstukken; de vroe
ger zeer linksch georiënteerde S.D.A.P.-er
R. Stenhuis, oud-voorzitter van het
N.V.V. te Beekbergen; K. Tusenius, oud-
Vooraanstaand N.S.B.-er, directeur van
de Vereenigde Ijsfabrieken te IJmuiden;
het oud-bestuurslid der S.D.A.P. en van
de Vara G. J. Zwertbroek. Voorts wa
ren er „nog verschillende bekende figu
ren uit de zakenwereld en de industrie"
tegenwoordig, die echter niet met name
Worden vermeld.
oor dit ensemble van oud-dit-en-
datters, dat door een dominé met
den historische reminiscenties-
Wekkenden naam Domela Nieuwenhuis
Nijengaard werd verwelkomd, heeft de
heer Arnold Meyer, die de nieuwe be
weging zal leiden, een rede gehouden,
Waarin hij de parlementaire democra
tie voor uitgeleefd verklaarde en het
huidige stelsel, „ondanks veler goede
bedoelingen", een beletsel noemde voor
de ontplooiing van kracht en macht. De
heer Arnold Meyer moge het ons ten
goede houden, dat wij voorloopig nog
meer vertrouwen hebben in de kracht
en de macht van de parlementaire de
mocratie en het huidige stelsel dan in
de tot nu toe nog krachte- en machte
loos gebleken beweginkjes, die, hoe-
Wel jong geboren en begiftigd met een
grooten mond, niet tegen het „uitge
leefde" opgewassen zijn geweest. Ove
rigens vreezen wij, dat de heeren van
het aan den zelfkant van het politieke
leven samengeraapte „Nationaal Front"
ondanks veler goede bedoelingen van
kracht en macht een ander begrip heb
ben dan wij gewenscht en geëigend ach
ten voor ons land, dat slechts zijn goed
fecht heeft te verdedigen tegenover
schendingen, door machten van bui
tenaf gepleegd. Hoe goed de bedoelingen
Van „Nationaal Front" willen zijn, bleek
Uit de uiteenzetting van den leider, dat
militaire, economische, sociale en bo
venal geestelijke weerkracht noodig is,
en dat deze weerkracht steunen moet
op het geloof in God, op de liefde tot
ons volk en op de geestelijke waarden,
welke het zich verwierf. Dat verschil
lende ter vergadering aanwezigen dit
thans onderschrijven, mag oprecht ver
heugend en verrassend heeten, gezien
hun verleden, toen hun qualiteiten en
functies nog niet ver„oud"erd waren.
Ook het streven naar wat vereent, is
sympathiek van het nieuwe front, al
kan dit front zich dan ook niet veree
nigen met de parlementaire democratie
en het huidige staatsbestel, dat de
overgróóte meerderheid van ons volk
nog zóó sterk vereent, dat het door an
derswillenden nog niet kon worden op
geruimd. Als logische tegenhanger van
het streven naar wat vereent, behalve
dan natuurlijk de „uitgeleefde" par
lementaire democratie, predikte de heer
Meyer de verwerping van wat verdeelt,
met uitzondering natuurlijk van zijn
opvattingen, die niet met de huidige
eensgezindheid van de overgroote meer
derheid des volks zouden blijken te stroo-
ken. De verdeeldheid, waarover de hee
ren van het Nationaal Front, van wie
velen zich hébben losgemaakt uit de
banden, die hen met anderen vereenden,
zoo bezorgd maken, willen zij laten ver
dwijnen door een „alles te boven gaand
ideaal", dat de tegenstellingen moet op
heffen. Dit ideaal is, volgens den heer
Meyer, o.a. belichaamd in een rijk van
vrije mannen, die recht doen over de
volkeren, welke zij regeeren en hun
vlag doen eerbiedigen op de zeven we
reldzeeën. Dit is voorzeker zeer schoon
gezegd, maar toch gemakkelijker ge
zegd dan bereikt, gezien het feit, dat
zelfs grootmachten van de eerste orde
ondanks hun geweldige bewapeningen
niet in staat blijken hun vlag op de
meest nabij gelegen zeeën te doen eer
biedigen. Het „Nationaal Front" is
niet democratisch parlementair, maar
ook niet fascistisch of nationaal-socia-
listisch. Het wil in doelstelling, in be
ginselen en tactiek slechts Nederlandsch
zijn. Het is uit de meest uiteenloopende
kringen en groepen van uiterst rechtsch,
uiterst linksch en het midden voortgeko
men. Het wil opbouwend te werk gaan
en zal ten opzichte van de regeering,
die voorloopig toch nog altijd de parle
mentaire democratie en het huidige
staatsbestel, waaraan zij haar bestaan
en gezag heeft te danken, wil handha
ven, de grootst mogelijke loyaliteit be
trachten. Hoe dit alles precies gerijmd
moet en kan worden is ons nog niet
duidelijk. Het zenden van een telegram
van hulde en trouwbetuiging aan H. M.
de Koningin was van Nationaal Front
in ieder geval een reëeler gebaar, dan
dat van den enthousiast geworden do-
miné Domela Nieuwenhuis Nijengaard,
die „onder uitbumdigen bijval" op de
navergadering alvast een heilwensch
uitbracht op „het herboren Nederland",
ofschoon voor zoover wij weten het de
mocratisch parlementaire Nederland nog
op geen stukken na dood is, integendeel
een levenskracht en weerstandsvermo
gen aan den dag legt, waarop zelfs ster
kere tanden dan die van „Het Natio
naal Front" zich zullen stuk bijten.
Dan b^„;„ en «ot*5
2Ul^e
De volgende personen: G. J. D. Bauduin,
geneaal-rmajoor b.d., oud-inspecteur der Kon.
Marechaussee te 's-Gravenhage; prof. dr. H.
P. Blok, hoogleeraar van wege de Academie
van beeldende kunsten aan de Rijksuniversi
teit te Utrecht, te Oegstgeest; mr. A. J. Fok
ker, advocaat en procureur te Amsterdam;
professor dr. W. J. de Haas, hoogleeraar aan
de Rijksuniversiteit te Leiden; mr. A. J. A. A.
baron van Heemstra, oud-advocaat-generaal bij
het gerechtshof te Arnhem, oud-gouverneur van
Suriname, te Arnhem; prof. mr. P. W. Kamp-
huisen, hoogleeraar aan de R. K. Universiteit
te Nijmegen; dr. E. MOresco, oud-vice-president
van den Raad van Ned.-Indië, oud buitenge
woon hoogleeraar aan de Nederlandsche eco
nomische hoogeschool, te 's-Gravenhage; prof.
d. W. F. J. Pompe, hoogleeraar aan de Rijks
universiteit te Utrecht, te Utrecht; jhr W.
Röell. luitenant-generaal b.d., oud-commandant
van het veldleger te 's-Gravenhage en dr. W.
C. A. baron van Vredenburch, oud-lid der Al-
gemeene Rekenkamer te 's-Gravenhage, hebben
een request gericht tot den minister van Justi
tie; waarin zij te kennen geven, dat zij op inia-
tief van den tweeden ondergeteekende zich
voorstander hebben verklaard van een verzwa
ring tot de doodstraf gedurende den huidigen
Staat van Beleg van de straffen, bedreigd te
gen spionnage en landverraad.
Op grond van het groote aantal adhaesiebe-
tuigingen op het eerste perscommuniqué ten
deze ontvangen, zijn zij overtuigd zich hier
mede uit naam van een groot aantal Neder
landers te hebben uitgesproken.
Verder verklaren zij met groote voldoe
ning te hebben kennis genomen van de door
den minister aanhangig gemaakte wetswij
zigingen, welke deze materie betreffen, al
gevoelen zij zich nog niet ten volle bevre
digd ten aanzien van de doeltreffendheid
van dezelve.
Derhalve zouden zij het op hOogen prijs
stellen, indien de minister alsnog een weg
zoude willen zoeken, waardoor een scherer
reactie op deze, in het huidig tijdsgewricht
voor den Staat zoo uiterst gevaarlijk ge
bleken misdrijven, mogelijk ware.
H.M. de Koningin heeft bekrachtigd de
navolgende benoemingen der Koninklijke
Nederlandsche Academie van Wetenschap
pen, afdeeling Letterkunde.
a. Tot gewoon lid van de heeren: prof.
dr. G. Brom te Nijmegen en prof. dr. W. E.
J. Kuiper te Amsterdam;
b. Tot correspondent van de heeren: prof.
dr. J. Ph. Duyvendak te Batavia en prof.
mr. F. D. Holleman te Stellenbosch Zuid-
Af rika).
Gerard Brom, geboren te Utrecht in 1882, stu
deerde na het gymnasium te Roermond (Bis
schoppelijk College) te hebben afgeloopen vail
18991901 aan de Utrechtsche Universiteit in
de geneeskunde. In het laatste jaar kwam hij
echter op zijn aanvankelijke keuze terug om
zich toe te leggen op de studie der Nederland
sche Letteren, welke hij jn het jaar 1901 be
kroond zag met een promotie (cum laude) op
een proefschrift over „Vondel's bekeering". In
middels was de heer Brom reeds sedert 1905
als leeraar bij het voorbereidend hooger onder
wijs werkzaam, welke betrekking hij achtereen
volgens - aan verschillende gymnasia bekleedde.
Van 1911 tot 1913 maakte hij een studiereis
naar Italië.
Van 1916 tot 192fi trad hij op als redacteur-
recretaris van „De Beiaard", waarin van zijn
hand een groot aantal bijdragen verscheen op
het gebied van godsdienst, letterkunde en schil
derkunst. In 1923 volgde ten slotte zijn benoe
ming aan de R.K. Universiteit te Nijmegen om
anderwijs te geven in de kunstgeschiedenis, wel
ke functie hij thans nog bekleedt.
Uit de lange reeks van zijn geschriften mo
gen wij ter accentueering van zijn veelzijdige
belangstelling en kennis slechts noemen:
Barok en Romantiek (1923). De dominee in
onze Literatuur (1924), Romantiek en Katholi
cisme in Nederland (1926), Hollandsche schil
ders en schrijvers in de vorige eeuw (1927) en
Java en de kunst (1931).
In het jaar 1937 verwierf professor Brom 't
doctoraat (honoris causa.) in de faculteit dei-
letteren en wijsbegeerte aan de Universiteit van
Leuven.
Dr. Meihuizen, de leiden dér Ned. Roode Kruis-ambulance in Finland, verricht een
operatie
Terwijl rond Narvik en Drontheim de strijd
nog steeds op en neer golft, zonder dat een dei-
partijen kans ziet een beslissing te forceeren,
voelen de Duitschers zich blijkbaar in de omge
ving van Oslo zoo zeker van hun zaak dat zij
reeds maatregelen hebben genomen om hier een
onbeperkt Duitsch bewind te gaan voeren. De
benoeming van een Duitschen Rijkscommissaris
over de bezette gebieden die rechtstreeks onder
den Führer staat, kan immers niet anders be-
teekenen, dan dat ook bij het burgerlijk bestuur
de Noorsche autoriteiten worden uitgeschakeld.
Of moet men de reden van dit besluit hierin
zoeken, dat de Duitsche bezetters minder mede
werking van de zijde der Noren ondervinden
dan zij hadden verwacht en daarom tot een
scherper regime overgaan en de fictie van een
eigen Noorsch bestuur laten vallen?
Intusschen schijnt de situatie in Zweden met
den dag kritieker te worden. De berichten over
groote Duitsche troepenconcentraties in de Oost
zeehavens dragen er trouwens niet toe bij om
de Zweedsche gemoederen te kalmeeren.
Inderdaad kunnen deze troepen bestemd zijn
om het Duitsche expeditiecorps in Noorwegen te
versterken, maar dan zullen de transportsche
pen op hun tocht naar het Noorden toch her
haaldelijk op de Britsche vlootkrachten stuiten,
die in de omgeving van het Skagerrak opereeren.
En dat Duitschland weet hoe moeilijk het is
deze ongestraft te passeeren, blijkt wel uit het
feit, dat de meeste Duitsche versterkingen voor
Noorwegen per vliegtuig worden aangevoerd.
Zal Duitschland dan toch Zweden binnenval
len? In Londensche militaire kringen acht men
het niet onmogelijk, dat Duitschland zou trach
ten de Finsche Alandseilanden, welke tusschen
Finland en Zweden liggen, te bezetten. Maar
hoe zal Moskou hierop reageeren? Zoo zitten
wij weer midden in het probleem, waarmee wij
ons ook gisteren reeds bezig hielden: de houdin:
van Moskou en Berlijn ten aanzien van Zweden.
Wij kwamen gisteren tot de conclusie, dat er tal
van teekenen waren, welke er op zouden kunnen
wijzen, dat de vriendschap tusschen den bruinen
en rooden dictator aan het bekoelen is.
Is het niet opvallend, dat op denzelfden dag-
waarop het bekend wordt, dat er Duitsche troe
pen geconcentreerd worden in de Oostzeehavens,
de Russische ambassadeur te Londen, Maisky,
opnieuw een bezoek aan Lord Halifax brengt?
Het valt wel moeilijk aan te nemen, dat Moskou
gaarne zal zien, dat Duitschland de Alands
eilanden, den sleutel van de Botnische Golf en de
brug tusschen Finland en Zweden, bezet. Heeft
Rusland niet daarom zooveel offers in den Fin-
schen strijd gebracht om juist het eiland Hangö
in handen te krijgen teneinde daar een sterke
militaire basis aan te leggen, waardoor het
meende de Alandseilanden volkomen te con
troleeren?
Evenals in de verhouding tusschen Berlijn en
Rome is er ook veel onduidelijks in de verhou
ding Berlijn—Moskou. Merkwaardig blijft het,
dat Londen Sovjet-Rusland ontziet, zooals op
zijn beurt ook' Parijs Italië niet voor het hoofd
wil stooten. Tusschen de oorlogvoerenden en de
ze twee gxoote „neutralen" wordt nog steeds een
diplomatiek spel gevoerd, waarvan de afloop nog'
niet valt te voorspellen. En waarschijnlijk juist
omdat dit spel nog niet ten einde is, heeft
Duitschland het tot dusver niet gewaagd Zwe-
den binnen te vallen. Stalin's hulp is het Derde
Rijk nog té kostbaar en kan op den duur im
mers nog veel kostbaarder worden dan dat
Hitier niet alles zal doen om te voorkomen, dat
de Roode dictator opnieuw een reuzen zwaai in
zijn politiek zal maken.
In dit licht bezien, klinkt de veronderstel
ling, welke „Paris Soir" dezer dagen opperde,
dat Duitschland vóór zijn campagne in Noord-
Europa Moskou beloofd had, dat het, evenals
bij Polen, in de winst mocht deeien, in het
geheel niet zoo absurd. Von Ribbentrop zou
Stalin namelijk eenige Atlantische havens aan
de Noorsche kust hebben aangeboden, o.a.
Tromsö en bovendien een gedeelte van Noora-
Noorwegen.
En waarom zou Stalin hier niet voor te vin
den zijn? Zelf zal hij de kastanjes niet uit het
vuur halen, heeft hij hét vorig jaar eens ge
zegd; als anderen voor hem hun vingers willen
branden, waarom niet? Hoe gemakkelijk kreeg
hij zoo half Polen niet in bezit! En een venster
aan den Atlantischen Oceaan, bestaande in
een ijsvrije haven, is nog steeds een van zijn
liefste wenschen. Hij kan rustig toekijken, en
afwachten, terwijl Duitschland den vermt telen
sprong naar het Noorden waagde. Als de sprong
mislukte, had hij immers niets verloren! Zoo
ziet Moskou thans toe naar den afloop van de
Duitsche onderneming. Stalin. heeft nog goede
troeven in handen, die hij op het moment, dat
hem gunstig lijkt, kan uitspelen. Een van die
troeven is Engeland, de andere is mis
schienZweden.
Uiterlijk onbewogen nam vanmor
gen de hofmeester K., verdacht van
moord op zijn vrouw en het verber
gen van het lijk in een koffer, plaats
in het verdachtenbankje bij de
rechtbank te Amsterdam.
Er bestond voor de behandeling van deze straf
zaak 'n buitengewoon groote belangstelling, de of
ficier van Justitie, mr. L. de Blécourt, had ruim
40 getuigen gedagvaard.
Nadat het O. M. ce dagvaarding had voorge- j
dragen, onderwierp de president van de recht
bank, mr. W. Dons, verdachte aan een zeer
uitvoerig verhoor, waarin hij vooral de verhou
ding tusschen K. en zijn vrouw belichtte.
Voorts- besprak hij de financieele omstandig
heden van den hofmeester en zijn relaties met-
andere vrouwen.
U was getrouwd met Maria Teeuwisse, ver
dachte," vraagt de president.
„Ja," antwoordt hij, „meer om den steun dan
omdat ik zooveel van haar hield
Hij vertelt dan, dat hij, wanneer hij thuis
was, steeds met haar uitging. Zij was negen
jaar ouder en van een minderen stand dan ver
dachte. Zijn plan was om later een hotel op
te richten
Pres.: „Met uw vrouw? Of vond u haar eer.
blok aan het been?"
Verd.: „Neen, met mijn vrouw wilde ik dat
hotel beginnen."
Hij verdiende ongeveer 60 a 65 gulden Per
week, zijn vrouw kreeg f 11.80 per week. Hij
had wat gespaard en gespeculeerd. Hij had ruim
f 1000.
Pres.: „En wat was u van plan met het geld
te doen?"
„Verder speculeeren", zegt verd. rustig.
Pres.: „En waarom betaalde u uw schulden l
niet af? U had een ameublement op afbeta
ling gekocht. U was nogal royaal voor uzelf." j
Verd.: „Dat ging nogal. Mijn vrouw en ik
gingen altijd sanren uit."
Pres.: „Maar u hield uw vrouw nogal kort.
Ze moest zelfs uit werken gaan."
In Sabang had verdachte bericht gekregen,
dat het geld (da f 1000) weg was.
Pres.: „Vond u dat vervelend?"
Verd.: „Och ja, dat wel, maar ik dacht, nu,
dan begin ik maar weer opnieuw."
Verdachte weigerde den naam te noemen van
den man die voor hem gespeculeerd had.
De president komt dan weer terug op het hu
welijk.
Verd. merkt op, dat hij eerst de laatste paar
jaar wel met andere vrouwen omging.
De president beschrijft dan een scène tus
schen verd. en een meisje, dat hij aan boord
leende kennen.
In Indië had K. een bezoek aan de fami'ie
van het meisjes gebracht. Hij bad zelfs over
trouwplannen met haar gesproken.
Pres.: „U schreef haar minnebrieven en daar
was geen woord Fransch bij- Maar u was al
getrouwd...."
Vend.: „Ik was van plan te gaan scheiden."
Pres.: Niet om haar af te maken?"
,Geen sprake van," zegt verdachte. „Ik wilde
scheidendat is toch mogelijk
Pres: „Maar uw vrouw Marie was erg op u
gesteld".
Verdachte vertelt dan verder, dat hij op de
terugreis uit Indië tot andere gedachten was ge
komen. Een meneer aa nboord n.l. had hem ge
waarschuwd egen Indische vrouwen en het
meisje, dat hij had leeren kennen, was een
halfbloed.
Officier: „Wie was die meneer?"
Verd.: ,Dat weet ik niet meer."
Officier: „Al weer een naam, dien u niet wilt
wilt noemen. Waarom liet u het meisje schrij
ven naar een hotel op het Damrak? U vertelde
het meisje, dat u daar uw intrek wilde nemen.
U wist zelfs, dat u daar zou gaan logeenen."
Verdachte weet hier niet veel op te ant
woorden. Hij wilde niet, dat de corresponden
tie bekend zou wordan.
Op vragen van den president beschrijft verd.
zijn laatste thuiskomst. Eerst was hij na aan
komst van het schip naar een café gegaan. De
thuiskomst was hesl gewoon
Pres.; Noemt u dat maar gewoon. U had het
plan van haar af te gaan.
Dienzelfden avond van zijn terugkomst had
hij een lang gesprek met zijn vrouw gehad.
Daarbij had zij zich laten ontvallen, dat zij
vriendschap met een anderen man had aan
geknoopt. Er was toen ruzie gekomen. „Ze was
al boos, omdat ik de proefvaart met de
„Oranje" mee moest maken. Dat had ik haar
verteld, toen ik pas thuis was...."
De ruzie was hoog geloopen. Toen verd. op
stond, dacht zijn vrouw blijkbaar, dat hij haar
te lijf wilde. Zij gaf hem een duw. Verdachte
■op zijn beurt duwde haar van zich af en de
vrouw viel tegen de kachel....
„Ik dacht, dat ze dood was".
Pres.: Maar dat is toch onmogelijk. Als je
vrouw tegen de kachelplaat valt, ga je toen
naar haar toe en je onderzoekt, hoe het met
haar is. Zelfs al ben je nog zoo boos en al
ben je een, man van uw harde inborst, help je.
Verd.: Ik heb haar naar bed gedragen. Ik
dacht eerst dat ze bewusteloos was.
Pres.: En hebt u het hoofd en de polsen
nat gemaakt?
Neen, dat haq verdachte niet gedaan. Op
het onopgemaakte bed had hij haar neerge
legd
Pres.: En wat deed u?
Verd.; Ik ging naar de voorkamer. Ik liep
heen en weerdrie kwartier liet ik haar lig
gen en ik dacht: „Misschien komt ze bij".
Pres.: Maar een dokter haalde u niet. Dronk
u in dien tijd borrels?
Verd.: Een paar.
Pres.: Ja, ja. U zorgde wel voor u zelf, maar
niet voor uw vrouw.
Drie kwartier later ging hij weer kijken.
„Toen meende ik zeker, dat zij dood was.
Zij was lijkwit, haar oogen waren geslo
ten, en zij was zoo zwaar....
Pres.; Maar u hebt het niet gecontro
leerd. U hebt geen pols gevoeld
Verd.: Neen dat geloof ik niet.
Het lichaam had hij naar de keuken ge
dragen
Pres.: En in die keuken hebt u haar ge
stoken met het mes
Verdachte blijft heel kalm. Rustig ant
woordt hij, dat hij het niet precies meer
weet. „Het zal wel".... bijzonderheden
weet hij niet meer en op vele vragen van
den president antwoordt hij met een enkel
woord: „Vergeten", of met een schouder
ophalen.
Pres.: U dacht, dat uw vrouw dood was en
toch stak u haar met een mes. Waarom?
Dat weet ik ook niet, antwoordt verdachte.
„Wij zijn nu op een punt gekomen", vindt
de president, „om tijdelijk de deuren van de
zaal te sluiten".
Aldus geschiedt
Binnen het half uur worden de deuren weer
geopend. In den tijd, dat de deuren gesloten
waren heeft verdachte verteld hoe hij het lijk
van zijn vrouw heeft verminkt.
Verd. vertelt dan wat nu 22 Juni is gebeurd.
23 Juni bezocht hij 's-middags om drie uur een
café; om acht uur had hij een gesprek met den
broer van zijn vrouw voor de woning in de
Pijnackerstraat. Weer bezocht hij 's avonds een
café, met eenige kennissen gaat hij naar zijn
woning, waar in een der kamers het lijk van
zijn vrouw ligt
Pres.: U hebt zelfs het huis nog laten zien.
Een kamer was op slot. U zeide toen. dat Marie,
uw vrouw, weg was naar Rotterdam en dat zij
eten sleutel mee had genomen. Dat was toch ge
vaarlijk
Och jazegt verdachte.
Den volgenden dag, 24 Juni, koopt hij den be
luchten hutkoffer en gaat daarmee naar huis.
Dienzelfden dag, omstreeks 6 uur, vraagt hij
zijn buurman hem te helpen met het naar be
neden brengen van den koffer. Hij rijdt weg met
twee koffers in zijn huurauto. 's-Nachts arriveert
hij bij zijn zuster te Deventer, nadat hij te Gar
de ren een aanrijding had.
Hij blijft bij zijn zuster tot 12 uur 's-mid
dags en rijdt dan terug in de richting Am
sterdam. Weer bezoekt hij onderweg eenige
café's en bij Terschuur onder Barneveld
laadt hij de koffers met hun luguberen in
houd uitverstopt ze onder struikgewas.
Na den afgrijselijken tocht is hij 26 Juni weer
te Amsterdam. Van 27 tot en met 29 Juni maakt
hij als holmeester den proeftocht met de
„Oranje" mee. Na zijn terugkomst gaat hij weer
naar Amsterdam terug, verkoopt zijn inboedel,
logeert in hotels, bezoekt 3 en 4 Juli de kermis
te Laren en vertrekt in den vroegen ochtemi van
5 Juli met de „Johan de Witt" naar Indië. Aan
boord maakt hij weer kennis met een vrouw, een
handschoentje, weer wordt hij verliefd. Hij
schrijft over deze episode een dagboek. In Indië
gaat hij weer een bezoek brengen bij het meisje,
waarmede hij wilde trouwen.korten tijd later
wordt hij in Indië gearresteerd.
Het inleidende verhoor van verdachte is hier
mede ten einde.
Dc eerste getuige is een soldaat. De man was
10 Augustus aan het bramenzoeken in de buurt
van Terschuur. Getuige beschrijft met enkele
sobere woorden hoe hij onder het struikgewas
den koffer vond, hoe deze geopend werd
De heer J. Westrik, burgemeester van Barne
veld, had als hulp-officier van Justitie het eer
ste onderzoek ingesteld. Getuige had al het mo
gelijke gedaan om den tweeden koffer te vinden,
een bruin leeren, die volgens vera, de rest van
het lichaam bevatte en ook door K. daar
was verstopt. Er is lang gezocht, maar deze
Singapore koffer is niet gevonden.
Dr. B. J. Mansens, prosector te Utrecht, had
den romp onderzocht en geschouwd. Hij had drie
steekwonden in de borst gevonden. Een steek
had het hart doorboord. Ook vertoonde net lijk
onderhuidsche bloeduitstortingen, kort vóór den
oood ontstaan.
Verdediger mr. Kokosky: Waarom is de
steekwonde bij het leven toegebracht?
De dokter had dit vastgesteld uit de zware
verbloedingen in de weefsels. De vrouw moet
dus nog geleefd hebben, toen de steken wer
den toegebracht.
Verdediger: En wanneer zijn de blauwe plek
ken toegebracht door stompen of knijpen?
Dokter Mansens: Ook kort voor de dood in
trad.
De steken, aldus verklaart desk. nog, waren
met vaste hand toegebracht.
Wanneer wij, aldus dr. Hulst, die eveneens
ais deskundige gehoord wordt, een meening
moeten geven omtrent de doodsoorzaak en
eenige andere punten, alleen op grond van
onze eigen waarnemingen, dan moet hierbij de
restrictie worden gemaakt, dat deze meening
ten deele zou kunnen worden gewijzigd door
kennisneming van de bevindingen der Utrecht
sche deskundigen.
Als vaststaand mag worden aangenomen, dat
vóór den dood een groot bloedverlies heeft
plaats gevonden, daar in de lijkdeelen, behalve
in de streek van den linkerschouder, geen bloed
is gevonden. Daar niet het geheele lichaam is
gevonden, is het niet met volkomen zekerheid
te zeggen, welke factoren tot deze „bloed
armoede" hebben geleid, doch caar een steek in
de borst gedurende het leven toegebracht, in
het hart is gedrongen, en dit aan vóór- en
achterzijde heeft doorboord, bestaat zeer zeker
de mogelijkheid, dat deze steek de doodelijke
is geweest. Mogelijk kan het rapport der des
kundigen uit Utrecht, wanneer zij bijvoorbeeld
bloed in het hartzakje en in de linker borst
kas hebben aangetroffen, hier een meer posi
tieve conclusie mogelijk maken.
Dat de twee steken in de linker-
borstkas gedurende het leven zijn toege
bracht, mag als zeker worden aangenomen,
Omtrent de wond in de rechterhelft van de
borst, bestaat bij ons eenige twijfel.
Lemland Fölgq£y::;
xHó kar s
Voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch moest
terecht staan A. B. A. H„ 31 jaar, schoenmaker
te Waalwijk, wien ten laste was gelegd, dat hjj
22 November j.l. te Sprang Kapelle de huis
vrouw van N. Th. gepoogd had van het leven
te berooven. Verdachte ontkende. Wel was hij
op den morgen van den bewusten dag bij zijn
vrouw in huis geweest en had haar geholpen
bij werkzaamheden. Toen hij beweerde, dat hij
beter kon werken dan zij, kregen zij oneenig-
heid en wees de vrouw hem de deur. Daarbij
heeft hij haar aangevallen en met een mes
bloedend gewond.
Na getuigenverhoor eischte de officier van
Justitie wegens poging tot doodslag vier jaren
gevangenisstraf, Uitspraak over 14 dagen.