Het oog van de camera mag
niet alles zien
EIGENWIJZE
Nijverheidsschool voor de
luchtvaart
De Overheid en bevordering
van toonkunst
OFFICIEELE OPENING
COMMISSIE VAN ADVIES
GEÏNSTALLEERD
Fotografie-va o rden ing
afgekondigd
ZATERDAG 4 MEI 1940
Een fototoestel in den trein mag
geen film of platen bevatten
(artikel 5)
DOOR
CURTIS YORKE
Minister Bolkestein verrichtte de
plechtigheid, welke o.m. Prins
Bernhard bijwoonde
Voorbereidend onder
zoek wetsontwerpen
Voorstel van Tweede Kamerleden
Belgische ministers
naar ons land
Economische betrekkingen tus-
schen nabuurstaten besproken
Burgemeester van Goes
geïnstalleerd
TENTOONSTELLING NEDERL.
INDUSTRIE
OFFICIEREN-RIDDERS
DER M.W.O.
gelukkig uur;
Tijdens landbouwwerk te
Wageningen
Vele gewichtige vraagstukken
doen zich voor, welke de
commissie heeft te
onderzoeken
LATE TULPEN IN BLOEI
KOSTWINNERSVERGOEDING
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheidingen
Belastingen
P.T.T.
Onderwijs
Burgemeester
De Nederlandsche Staatscourant
bevat een politieverordening van
den Opperbevelhebber van Land
en Zeemacht, die het fotografeeren
aan bepaalde beperkingen onder
werpt. Onder meer wordt daarin
verboden in den trein of een ander
openbaar vervoermiddel een foto
toestel bij zich te hebben, dat een
film of platen bevat en daardoor
voor het gebruik gereed is. In som
mige gebieden, waar dat door mid
del van aanplakking bekend wordt
gemaakt, mag men in het geheel
geen fototoestel bij zich dragen. Het
fotografeeren van militaire onder
werpen is uiteraard steeds verbo
den.
De verordening, die als algemeene bekend
making no. 33 van den O. L. 2. in de Staats
courant is opgenomen, luidt als volgt:
Artikei l.
In deze verordening worden verstaan:
Onder Nederlandsche zeeschepen en onder
binnenschepen welke in Nederland thuisbc-
hobren, datgene, wat daaronder wordt verstaan
in de Wet Behoud Scheepsruimte 1939:
Onder binnenwateren:
Alle wateren in Nederland, vallende binnen
de lyn, aangegeven in artikel 1, lid 1, van de
Schepenwet, welke voor het openbaar verkeer
•openstaan;
Onder motorrijtuigen:
Motorrijtuigen in den zin van artikel 1 der
motor- en rijwielwet;-
Onder vreemde motorrijtuigen:
Motorrijtuigen, welke niet of niet op recht
matige wijze voorzien zijn van een nummer
met letter, als bedoeld in artikel 9, lid 1, sub 1;
van de Mbtor- en rijwielwet;
Onder fototoestellen: alle toestellen, geschikt
voor het maken van fotografische en cinemato
grafische opnamen.
Een fototoestel wordt voor de toepas
sing van deze verordening geacht voor on
middellijk gebruik voorhanden of gereed te
zijn, indien het een film of plaat (platen*
bevat.
Onder fotografeeren wordt verstaan: elk
gebruik van een fototoestel als zoodanig,
Onder militaire onderwerpen: militaire on
derwerpen, niet zijnde militaire werken in den
zin van artikel 430 van het Wetboek van Straf
recht.
Onder militaire onderwerpen in den zin van
deze verordening zijn mede begrepen: militai
ren bij de uitoefening van hun dienst; militair
materieel, gebouwen, waarin militairen zijn
onder gebracht of waarin zich militaire buree-
len, stafkwartieren of commandoposten be
vinden; gebouwen, waarin militaire paarden,
militair materieel of munitie zijn onderge
bracht; militaire vliegvelden, vliegparken of
landingsterreinen; bivaks, militaire autopar
ken en militaire wagenparken.
Artikel 2.
Het fotografeeren van militaire onder
werpen is verboden.
Artikel 3.
Het is in de binnenwateren verboden aan
boord van andere dan Nederlandsche zee
schepen en aan boord van binnenschepen,
die niet in Nederland thuis behooren, foto
toestellen te vervoeren, in voorraad te heb
ben Of voorhanden te hebben, anders dan
in een op last van het militair gezag ver
zegelde bewaarplaats.
Artikel 4.
Het is op voor het openbaar verkeer
openstaande rijwegen verboden in vreem
de motorrijtuigen fototoestellen te vervoe
ren, in voorraad te hebben of voorhanden
te hebben.
Artikel 5.
Het Is verboden in een trein of in eenig
ander openbaar middel van vervoer foto
toestellen voor onmiddellijk gebruik voor
banden te hebben.
Artikel 6.
Onverminderd het bepaalde in de vo
rige artikelen is het verboden voor on
middellijk gebruik gereed zijnde fototoe
stellen in het openbaar te vervoeren of op
of aan den openbare weg of op voor het
publiek toegankelijk plaatsen voor onmid
dellijk gebruik voorhanden te hebben, in
die gebieden, waarvoor dit verbod door of
vanwege het militair gezeg door middel van
aanplakking nader ter algemeene kennis is
gebracht.
Artikel 7.
Van het bepaalde in de artikelen 2 3, 4, 5 en
6 kan door of vanwege den opperbevelhebber
van land- en zeemacht al dan niet voorwaar
delijk schriftelijk ontheffing worden verleend.
Deze ontheffingen kunnen te allen tijde en
zonder opgaaf van redenen worden ingetrok
ken. Zij zijn slechts van kracht voor zoover
zij op eerste aanvraag worden vertoond aan
de personen, genoemd in artikel 8.
Bij misbruik Of op vermoeden van misbruik
kunnen laatstgenoemde personen ontheffingen
voorloopig intrekken en daartoe innemen. Zij
moeten alsdan de ingenomen ontheffingen on
verwijld inzenden bij de betrokken autoriteiten,
bekleed met militair gezag, die terzake nader
zullen beslissen.
Artikel 8.
Met de zorg voor de naleving en met de
handhaving' van deze verordening zijn belast-
1. de personen, bedoeld in artikel 141 van het
Wetboek van Strafvordering;
2. het personeel der Koninklijke Marechaussee;
3. de militaire politie;
4. de militairen, belast met wacht-, patrouille-
of onderzoekingsdienst;
5. de ambtenaren van den Rijkswaterstaat:
6. de ambtenaren van de Scheepvaart
inspectie;
7. de ambtenaren van de Rijksverkeers
inspectie;
8. de ambtenaren der invoerrechten en ac
cijnzen.
Met de zorg voor de naleving en met de
handhaving van het verbod om in treinen foto
toestellen voor onmiddellijk gebruik voorhan
den te hebben zijn mede belast de beambten
en bedienden van den spoorweg.
Artikel- 9.
Deze verordening kan worden aangehaald als
„verordening fotografie o. 1. z."
Artikel 10.
Deze verordening treedt in werking op den
dag na dien van hare verschijning in net
Staatsblad, waarin zij onverwijld zal worden
afgekondigd.
36
(Nadruk verboden)
„Is hij altijd zoo nauwgezet wat betreft het
beslag leggen op uw kostbaren tijd?" informeer
de Barney met een onderdrukte schittering in
zijn oogen. „Ik geloof niet, dat ik het zou zijn.
„Neen. Dit is eenvoudig een schandelijk in
het oog loopende houding terwille van u, mijn
heer Musgrave. Als regel is zijn gedrag ten op
zichte van mijn werk heel verschillend. Je weet,
dat het zoo is, Brian."
Op dit oogenblik kwamen zij in Anne's zitka
mer en Bamey maakte aanstalten om Anne bij
het theezetten te helpen.
Het was een vroolijk theepartijtje, en Anne
vertelde Brian later, dat zij 't gevoel had, alsof
zij zijn vriend al jaren kende. En Brian was op
recht verheugd.
„Wat een prettig mensch!" zei Anne, toen
Barney na een half uurtje vertrokken was.
„Ja, hij is een fijne vent," gaf Carroll toe. „Ik
ben den ouden Barney beslist genegen."
„En toch zei je, dat je geen vrienden had,"
Wierp Anne hem tegen. „Herinner je je nog?
„Ja. Maar toen wist ik niet, dat Bamey me
In tegenwoordigheid van Prins Bernhard,
die vergezeld was van zijn secretaris, jhr.
mr. C. Dedel en van zijn waarnemenden
adjudant, luitenant-kolonel H. J. Phaff,
heeft de minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen Vrijdagmiddag 4 uur
de nijverheidsschool voor assistent-grond
en werktuigkundigen voor de luchtvaart te
's-Gravcnhagc, uitgaande van de stichting
Nederiandsch Luchtvaart Instituut, ge
opend.
Uit de militaire en civiele luchtvaart woon
den verschillende vooraanstaande personen
deze opening bij.
Om 4 uur kwam de Prins bij het schoolge
bouw, gevestigd Zeezwaluwhof 26, aan. Op het
voorplein inspecteerde de Prins een eer«wacht
van een van de luchtvaartregimenten, welks
muziekkorps het Wilhelmus speelde. Dit regi
ment heeft met eigen middelen een muziek
korps, bestaande uit een fanfare, aangevuld
met tamboers en hoornblazers, opgericht.
In een van de lokalen heeft de inspecteur
van de militaire luchtvaart, kolonel P. A. van
Heyst, als voorzitter van het college van advies
van het instituut, de aanwezigen welkom ge-
heeten, waarna hij het woord gaf aan den neer
G-. Bolkestein, de minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen.
Nadat de minister in de eerste plaats een
woord van welkom tot Prins Bernhard had ge
richt wijdde hij eenige woorden aan het ont
staan van de school.
In Juni 1936 werd de „Stichting Neder
iandsch Luchtvaart Instituut" opgericht. Op
richter was de heer E. Visch, destijds eerste
luitenant-vlieger te Soesterberg.
De eerste cursus ving aan in September 1936
in het voormalig gemeentelijk gymnasium te
U tracht met 90 leerlingen.
In den' derden cursus ontstonden echter wel
dra moeilijkheden als gevolg van den inter
nationalen toestand; de militaire leeraren der
schooi werden door hun beroepsplichten meer
en meer gebonden; vele leerlingen werden ge
mobiliseerd.
In dien tijd richtte de stichting, na gepleegd
overleg met den inspecteur-generaal van het
Nijverhidsonderwijs, zich. tot het gemeentebe
stuur van 's-Gravenhage, welke stad en om
geving een sterkere voedbron van leerlingen
dan Utrecht beloofden.
Het gemeentebestuur stelde een schoolgebouw
beschikbaar. De financieeie moeilijkheden, docr
de overplaatsing ontstaan, konden op bevre
digende wijze worden opgelost.
Inmiddels werd van de zijde van defen
sie te kennen gegeven, dat men het zeei'
op prijs zou stellen, indien de school zich
zou willen belasten met het onderwijs aan
gemobiliseerden, met de bedoeling dezen
na voldoende voorbereiding werkzaam te
stellen bij het militaire luchtvaartbedrijf.
Gaarne ging de school hierop in.
Verandering kwam in de leiding der school
door het aftreden van den directeur, den kapi
tein-vlieger Visch, die opgevolgd zal worden
door den heer H. Woudenberg, vroeger officier
bij de Marine-stoomvaart, nu verbonden aan
het luchtvaartbedrijf in Ned.-Indië. Deze hoopt
1 September zijn functie te aanvaarden.
Ir. dr. J. M. J. Kooy is op het oogenblik met
de waarneming van het directoraat belast.
De aanvang van den nieuwen normalen twee
jarigen cursus werd gesteld op begin April van
dit jaar, in verband met het dan eindigen van
cursussen van de ambachtsscholen. Het aantal
leerlingen bedraagt nu ruim 80.
Met den wensch, dat de school in dit gebouw
haar volle werkzaamheid zal kunnen ontplooien
en dat ook deze jongste tak van het nijver
heidsonderwijs zijn beteekenisvolle taak in het
trouw was. Hij is jaren lang in het buitenland
geweest."
„Ik weet zeker, dat hij op je gesteld is," ant
woordde zij. „Dat kon ik zien. Het deed me echt
genoegen."
„We hebben altijd samengewoond, hij en ik.
Hij is een van de besten, deze Barney."
„Je ziet er moe uit, Brian. Ben je moe?" vroeg
zij plotseling.
„Neen; maar ik heb beestachtige hoofdpijn.'
„Ga dan achterover liggen in dien grooten
stoel, dan zal ik zachtjes voorspelen."
In den donkersten hoek van Anne's zitkamer
stond een ouderwetsche, vierkante piano van
mahoniehout. Anne gebruikte haar hoofdzake
lijk als tafel, en ze stapelde er boeken, papieren
en tijdschriften op. Zelden bespeelde ze haar,
behalve wanneer Carroll het vroeg. Ze was van
een bekende fabriek en had een heel mooien,
teeren klank. Carroll had weinig verstand van
muziek, gezien van het standpunt van een mu
sicus; maar het spel van Anne deed hem goed
en kalmeerde hem. Zij had een fijnen, maar
toch vasten aanslag en legde veel van haar ziel
in hetgeen zij vertolkte. Zij had ook een vreemd
boeiende stem, hoewel deze niet sterk noch ge
schoold was.
Toen zij gedurende een kwartier droomerige
fragmenten had gespeeld, zei Carroll:
„Zing wat voor me, Anne. Zing dat oude ding,
„De Watermolen". Het wijsje bekoorde me den
laatsten keer, dat je het zong, en vannacht
droomde ik, dat we het samen zongen in de
Westminster Abbey."
Anne speelde een vreemd voorspel in mineur
belang van land en volk zal mogen verrichten,
verklaarde de minister de school voor geopend.
Hieraan voegde de minister toe, dat
H. M. de Koningin den voorzitter van de
stichting „Nederiandsch Luchtvaart Insti
tuut", dr. P. G. Tiddens, benoemd heeft tot
officier in de orde van Oranje-Nassau.
De minister wenschte dr. Tiddens, die een
geheel leven in dienst van het middelbaar
onderwijs heeft gesteld en voor de belan
gen van deze luchtvaartschool krachtig
heeft gearbeid, van harte geluk met deze
Onderscheiding.
Na den minister sprak dr. Tiddens een
woord van dank tot allen, die aan de tot stand
koming van de school hebben medegewerkt,
waarna burgemeester De Monchy zijn beste
wenschen voor den bloei van de school uitte.
Kolonel van Heyst heeft een slotwoord ge
sproken, waarna de aanwezigen een rondgang
hebben gemaakt. Ten slotte werden ververschin-
gen aangeboden.
De heeren Deckers, Drees, Joekes, Schou
ten en Tilanus hebben een voorstel tot wij
ziging van het reglement van orde der
Tweede Kamer ingediend.
Aan de toelichting is het volgende ontleend:
Het is meermalen als een bezwaar gevoeld,
dat het voorbereidend onderzoek van eenig
wetsontwerp niet kan aanvangen alvorens de
Kamer in de gelegenheid is gesteld zich in een
openbare vergadering over den vorm en c.q.
over het tijdstip van dat onderzoek uit te spre
ken. In perioden, waarin de Kamer niet gere
geld bijeen is, moeten óf de sedert haar uiteen
gaan ingekomen wetsontwerpen gedurende een
zekeren tijd blijven liggen, óf de leden voor een
openbare vergadering van slechts luttele mi
nuten worden geconvoceerd.
De voorstellers zijn van oordeel, dat thans
het tijdstip voor wijziging van de in dit opzicht
bestaande regeling is aangebroken. Nu de re
geering bij de volvoering van haar in dit tijds
gewricht zoo uiterst zware taak met recht mag
rekenen op meer dan gewone voortvarendheid
van de volksvertegenwoordiging, behoort naar
hun meening niet langer vastgehouden te wor
den aan een systeem, dat, hoezeer de Kamer
e'n haar leden persoonlijk tot het verleenen van
alle mogelijke medewerking bereid zijn, nu en
dan ook in gevallen, waarin zulks bijzonder on-
gewenscht is, tot eenige vertraging moet leiden.
De constructie is thans deze, dat de Centrale
Afdeeling met betrekking tot het voorbereiden
de onderzoek van wetsontwerpen verschillende
besluiten kan nemen, doch dat in een openbare
vergadering der Kamer elk lid een voorstel kan
doen, om van zulk een besluit af te wijken.
Naar de voorstellers meenen, verdient het aan
beveling, de desbetreffende bepalingen te wijzi
gen in dien zin, dat dit laatste in den vervolge
alleen het geval zal zijn, wanneer het besluit
der Centrale Afdeeling niet met eenparigheid
van stemmen is genomen, zoodat in de gevallen,
waarin van zoodanige eenparigheid wèl sprake
is, met mededeeling van het besluit aan de le
den kan worden volstaan en het voorbereidende
onderzoek kan aanvangen, zonder dat daaraan
een openbare vergadering is voorafgegaan.
bestaan der vereeniging met een gemeenschap-
pelijken maaltijd te vieren.
Het gemeenschappelijk diner ter herdenking
van de instelling der orde had ditmaal plaats in
het hotel du Vieux Doelen op 30 April J.I., het
werd bijgewoond door 49 leden.
De vereeniging telt nog steeds 102 leden. Wel
heeft zij in het afgeloopen vereenigingsjaar een
zwaar verlies geleden door het overlijden van
vijf leden, onder wie generaal C. J. Snijders,
die sedert 1875 het ridderkruis droeg, terwijl op
3 April j.l. wederom een lid kwam te overlijden,
doch zes nieuwe leden traden tot de vereeniging
toe.
Onder de leden is nog slechts één actief die
nend officier, n.l. de heer G. F. V. Gosenson.
Onder de gepensionneerde officieren zijn er acht
van het K. N. L. (onder hen drie oorspronkelijk
afkomstig van het K. N. I. L.), zeven van de
Kon. Marine en de overigen van het K. N. I. L.
Dan telt de vereeniging onder hare leden nog
twee (oud-) civiel- ambtenaren.
Er zijn met den officiersrang nog in leven één
commandeur, acht ridders derde klasse en 113
ridders vierde klasse.
Heden zullen de Belgische ministers van
Landbouw en Economische Zaken, graaf
d'Aspremont Lynden en De Schrijver zich
naar 's-Gravenhage begeven, waar met
hun Nederlandsche collega's overleg zal
worden gepleegd over de economische uit
wisseling tusschen beide landen, aldus meldt
Belga.
De ministers zullen vergezeld worden door
graaf Du Pare, van het ministerie voor Eco
nomische Zaken, en de heeren Verboomen en
Kelner, van de ministeries van Buitenlandsche
Zaken'en Landbouw.
In verband met de economische betrekkingen
tusschen de beide nabuurstaten is Vrijdagoch
tend op het Belgische ministerie van Buiten
landsche Zaken een conferentie gehouden,
waaraan werd deelgenomen door den ministe*
van Buitenlandsche Zaken, Spaak, den minister
van Landbouw, graaf d'Aspremont Lynden, den
minister van Economische Zaken en Voorraden
De Schrijver, alsmede de secretarissen-generaal
van de ministeries van Buitenlandsche Zaken
en van Landbouw, Van Langenhove en De Win
ter, en de ambtenaar van het ministerie van
Buitenlandsche Zaken, Verboom.
Vrijdagmiddag had ten stadhuize van Goes
de installatie plaats van mr. W. C. ten Kate
als burgemeester van Goes. De heer Ten Kate
was tot nu toe burgemeester van stad en ambt
Vollenhove.
De plechtige raadsvergadering werd, behalve
door den voltalligen gemeenteraad en het col
lege van wethouders, bijgewoond door ver
scheidene hoofdambtenaren, burgemeesters van
omliggende gemeenten en familieleden van den
nieuwen burgemeester.
De installatie geschiedde door den waarne
menden burgemeester, den wethouder A. de Roo,
die in zijn installatierede allereerst met groote
waardeering sprak over den vorigen burger
vader van Goes. Hij zeide den nieuwen burge
meester allen steun van. burgers en autoriteiten
toe en sprak het vertrouwen uit, dat mr. Ten
Kate zich geheel zal geven aan zijn nieuwe
ambt.
De burgemeester zeide dankbaar te zijn, dat
hij benoemd was in zoo'n mooie stad. Van zijn
kant zal alles gedaan worden om een goede
samenwerking te scheppen en in stand te
houden.
Na afloop van de plechtige raadszitting werd
een druk bezochte receptie gehouden.
Dezer dagen werd in Den Haag de vijfde jaar-
lijksche algemeene vergadering gehouden van
de „Koninklijke vereeniging van officieren, rid
ders der Militaire Willemsorde".
Ter vergadering waren aanwezig 28 leden, on
der wie de eere-voorzitter, generaal H. N. A.
Swart, commandeur der Militaire Willemsorde,
en het voltallige hoofdbestuur.
Jaarverslag en financieel overzicht werden
goedgekeurd.
Besloten werd op 19 October a.s. het vijfjarig
en zong daarna met een diepe, een tikje heesche
stem:
„Luister naar den watermolen, heel den
langen dag,
Hoe het wentelen van het wiel d'uren spoe
den zag.
Kwijnend jaagt de herfstwind door het
woud het loof;
Op het veld zingen de maaiers, bindend
schoof bij schoof.
En een spreuk laat mij niet los, volgt mij
vroeg en laat
„Geen molen draait van 't water, dat ver
loren gaat."
.Herfstwind blaast geen leven in 't gevallen
groen,
't Geoogste graan, dat rijpt niet meer, geen
sikkel, die 't kan doen.
De bruisende beek stroomt verder, gestadig,
diep en vlug;
En toch nooit meer vliedt zü naar den
watermolen terug.
Waarheid ligt in d'oude spreuk, blijf toch
steeds paraat
„Geen molen draait van 't water, dat ver
loren gaat."
Pas de les op uzelve toe, trouw een minnend
hart
Gouden jeugd gaat snel voorbij, hoe u ze
ook tart.
Leer het leven te benutten, verlies geen
Evenals verleden jaar zal aan de elfde Ne
derlandsche landbouwweek, van 1 tot en met
5 Juli te Wageningen te houden, ook een ten
toonstelling worden verbonden, waarbij naast
artikelen, die direct tot het gebied van den
landbouw kunnen worden gerekend, voortbreng
selen van de Nederlandsche industrie kunnen
worden tentoongesteld, voor zoover deze in ver
band kunnen worden gebracht met de te be
handelen onderwerpen gedurende deze Land-
bouwweek. Deze tentoonstelling zal een strikt
technisch zakelijk karakter dragen en is te
beschouwen als een keuze-tentoonstelling, in
dien zin, dat uitsluitend Nederlandsche arti
kelen hiervoor in aanmerking komen, en dat
de regelingscommissie, van welke de heer ir.
J. A. van der Loeff, Hertenlaan 8 te Benne-
kom, secretaris is, de beoordeeling aan zich
houdt of aangeboden inzendingen inderdaad
voor deelneming in aanmerking komen.
Het vorige jaar werd deze proef voor het
eerst genomen en kon van een succes worden
gesproken: het doel, een nauwere samenwer
king tusschen den Nederiandschen landbouw
en de Nederlandsche industrie te bereiken,
werd volkomen bereikt.
Nadere inlichtingen verstrekt het algemeen
secretariaat der Vereeniging „Nederiandsch
Fabrikaat", Anna Paulownastraat 26, 's-Gra-
venhage.
Tijd neemt uw verloren kansen mee achter
een eeuwigen muur.
Min, zoolang de liefde duurt, maak van elk
lief woord een daad
„Geen molen draait van 't water, dat ver
loren gaat."
„Werk, zoolang het daglicht schijnt, krach
tig, willig mensch;
't Beekje stroomt nooit langs den molen
zonder zin of wehsch.
Wacht niet, tot uw levenspad morgen straalt
van zon.
Maar leg in het „heden" al wat u vergaren
kon.
Macht, gezondheid, kunde, 't is vergankelijk,
inderdaad
,Geen molen draait van 't water, dat ver
loren gaat."
Ach, verspilde levensuren, snel voorbij ge
gaan,
Ach, het goede, dat „gekund had", zuchtend
afgestaan.
Liefde die w'eens konden redden door een
enkel woord,
En gedachten, stilgezwegen, nooit geuit,
nimmer gehoord.
Neem 't gezegde goed ter harte, heusch, het
brengt u baat
„Geen molen draait van 't water, dat ver
loren gaat."
„Je zangstem is erg lief, Anne," zei Carroll,
toen de laatste noten waren weggestorven; maar
Ten departemente van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen is Vrijdagmiddag
geïnstalleerd de gereorganiseerde „Commis
sie van advies inzake de bevordering der
toonkunst van Rijkswege". Namens den mi
nister, die tot zijn leedwezen plotseling ver
hinderd was, in deze eerste vergadering der
commissie een enkel woord tot de leden te
richten, heeft het woord gevoerd de direc
teur-generaal van het onderwijs, prof. dr.
G. A. van Poelje. Spr. zeide o.m.:
Toen in 1918 voor de eerste maal op de rijks-
begrooting gelden beschikbaar waren gesteld
voor de subsidieering van orkesten, gevoelde de
regeering behoefte aan een deskundige instan
tie, welke haar zou kunnen voorlichten bij de
toekenning van de beschikbare bedragen. Bij
Koninklijk Besluit van 3 Mei 1918 kwam toen
deze commissie tot stand. In verband met de
bedoelingen, waarmede zij in het leven was
geroepen, was zij zoo samengesteld, dat verte
genwoordigers van de belangrijkste orkesten er
zitting in hadden.
De taak der commissie was dus oorspronkelijk
vrij beperkt gedacht, de practijk bracht zekere
verruiming. Bij herhaling werd haar verzocht,
behalve over subsidies aan orkesten ook over
tal van andere onderwerpen op het gebied der
muziek mee te spreken en het ligt voor de
hand, dat zich geleidelijk de behoefte deed ge
voelen om haar samenstelling aan de veran
derde omstandigheden aan te passen. Ook in
den boezem van de commissie werd dit gevoeld
en haar leden besloten unaniem hun mandaat
ter beschikking te stellen, opdat bij de algemeen
wenschelijk geoordeelde reorganisatie alleen de
belangen der toonkunst zouden behoeven te
wegen. De regeering gevoelt voor deze houding
groote waardeering en betuigt hun hiervoor haar
erkentelijkheid. Gaarna grijp ik deze gelegen
heid aan om namens den minister tot de af
getreden leden nog een woord van bijzonderen
dank te richten voor hun toewijding bij het
oplossen van de verschillende vraagstukken,
waarvoor de'vcommissie in den loop der jaren
werd gesteld, aldus spr.
Hij wees voorts op de verschillende proble
men, welke zich ten aanzien van ons rijk ge
schakeerd orkestleven voordoen, problemen,
welke zoowel op artistiek als op materieel ge
bied liggen.
Voorts noemde spr. het vraagstuk van de
muziekdramatische kunst in ons land. Be
staat er aanleiding, ondanks de moeilijke
tijdsomstandigheden de Nederlandsche Ope
ra-stichting uit kunstzinnige en sociale over
wegingen van rijkswege te ondersteunen?
Zou dit wellicht mogelijk zijn met mede
werking van de gesubsidieerde orkesten, op
dat ook deze daarvan profijt kunnen trek
ken?
Het derde pun* waarover de minister gaarne
spoedig het oordeel der commissie zou kennen
ligt op het gebied van het muziekonderwijs. Is
het wenschelijk, in te grijpen in den toestand,
dat een ieder, ongeacht zijn bevoegdheid op
paedagogisch of muzikaal gebied, een muziek
school kan oprichten, zelfs onder den weidschen
naam van conservatorium? Dient van over
heidswege hierop en op den gang van het on
derwijs eenig toezicht te worden gehouden?
Verdient 't aanbeveling, den eindexamens van
andere instellingen dan het Koninklijk Conser
vatorium voor Muziek te 's-Gravenhage en het
Amsterdamsch Conservatorium eenige sanctie
van overheidswege te geven?
Hiernaast doen zich vraagstukken van meer
algemeenen aard voor. Van de meest eminente
beteekenis is de bevordering van de muzikale
cultuur van het Nederlandsche volk.
In de eerste plaats verdient in dit ver
band aandacht de muzikale opvoeding van
de jeugd, waarbij jeugdconcerten en volks
muziekscholen een gewichtig element kun
nen vormen. Van het allergrootste belang
echter is de vraag naar de beteekenis, welke
de muziek in het algemeen in de jeugdbe
weging kan innemen.
Doch tevens lijkt het van groote beteekenis
het streven te steunen, bij volwassenen, die door
bijzondere omstandigheden hun aandacht
slechts zelden hebben kunnen richten op se
rieuze muziek, door het geven van speciale con
certen belangstelling te wekken.
Op deze terreinen is, ook zonder dat men on
middellijk met den geldbuidel behoeft te ram
melen, nog veel werk van niet te overschatten
beteekenis te doen. Het is de wensch der regee
ring, dat daarbij de muziek-commissie, leidend
en richting-aangevend, een rol van beteekenis
zal vervullen.
Na deze rede nam de voorzitter der commis
sie, dr. J. P. Fockema Andreae, het woord. Hij
wees o.m. op de taak van de overheid.
Een krachtige moreele en materieele steun
der overheid in kunstzaken aldus spr.
is gewenscht, ja dringend geboden, doch
zoodra er kwestie zou zijn van het richting
willen geven aan de kunstbeoefening en de
individualiteit van den kunstenaar in het
geding zou komen, past dit gevoelen wij
der overheid de grootste voorzichtigheid,
want hoe licht geraakt zij dan niet op een
voor haar uiterst gevaarlijk terrein.
Maar op de voor de overheid wijd openliggen-
toch geloof ik, dat ik je nog liever hoor praten."
Zij verliet de piano en ging op een laag bank
je naast zijn stoel zitten en legde haar hoofd
tegen zijn knie.
„Ik dacht, dat je in slaap gevallen was," zei
ze berispend. „Waarom deed je dat niet? Het
zou je hoofd goed gedaan hebben."
„Dacht Je heusch, dat ik zou gaan slapen,
Anne, met je lieve stem in mijn ooren?"
„Dat zul je over twintig jaar niet zeggen,"
zei ze, en wreef haar gezicht langs zijn hand.
„Dan zul je onbewogen slapen, terwijl ik de
nieuwste dingen zing, en alleen zoo nu en dan
wakker worden en met de krant ritselen en zeg
gen, „Heel aardig, lieveling."
Innig streek hij over haar hoofd.
„Twintig jaar!" herhaalde hij. „Dan zal ik
vijf en veertig zijn, Anne. Een man van mid
delbaren leeftijd, grijs, en tamelijk kaal, en een
beetje gezet."
„Grijs kan je zijn," zei ze, „dat zou ik niet
erg vinden maar ik weet zeker, dat je nooit
gezet of kaal zult worden. Lijkt het niet
vreemd," ging zij droomerig verder, „dat jij en
ik elkaar gevonden hebben vóór 't voor een van
ons beiden te laat was? We hadden heel ons
leven verder kunnen ronddolen, op den uitkijk
en wachtend. En jij hadt nooit bij mij kunnen
komen, en ik nooit bij jou. Of, ik had bij je
kunnen komen, als je al met een ander getrouwd
was, of jij had bij ml) kunnen komen, als ik
met een ander getrouwd was. En toch leefden
we vlak bij elkaar!"
Zijn arm werd vast om haar heen geslagen,
maar hij zei niets.
de gebieden in het rijk der toonkunst, welke
ongetwijfeld volkomen binnen haar bevoegd
heidssfeer vallen, is voor haar schoon werk te
over, b.v. de kunstbeoefening in goede bedding
te leiden en te houden, kunst en volk tot el
kander te brengen, de muzikale belangstelling
van het volk te verlevendigen, haar bij oud en
jong te wekken, haar te veredelen.
De bloemenfeestdag, zooals die van Don
derdag er een geweest is, heeft ons Holland
op z'n allerkleurigst laten zien.
Hoewel er in een der bladen werd geme.d,
dat het hierna met deze lentepracht snel in
dalende lijn zou gaan, moet er nadrukkelijk
op worden gewezen, aldus meldt ae A. N.
W. B. dat zulks geenszins het geval zal zijn,
omdat de late in Mei bloeiende tulpen, die
nu gaan openbreken, de belangstelling meer
dan waard zijn.
Van deze zeer uitgebreide familie zijn het
vooral de Darwin- en haar nakomelingen, de
Mendel- en de Triumphtulpen, die uitmunten
door bijzondere kleurschakeeringen en die in
niet mindere mate dan de andere den roem
van onze nationale bloem, de tulp, aiom ver
kondigen
Voegt men daarbij, dat mede allerwege
groote velden witte naresisen het poeticus
geslacht, dat bovendien heerlijk geurt in
bloei staan, dan levert het bollenland nog
aantrekkelijkheden te over.
De minister van Defensie heeft aan de bur
gemeesters het volgende schrijven toegezonden:
„Het is gebleken, dat in sommige gemeenten
wijziging is gebracht in de wijze, waarop aan
de gemobiliseerde ambtenaren en arbeidscon
tractanten zekere inkomsten worden verzekerd
over den tijd van hun verblijf in werkeljjken
dienst. De strekking van de wijziging zou zijn
dit. personeel voor kostwinnersvergoeding in
aanmerking te doen komen en vervolgens van
gemeentewege een toeslag op de overige in
komsten te geven.
Zoodanige volgorde bij den opbouw van het
gezinsinkomen verdraagt zich echter niet met
het aanvullend karakter van de kostwinners
vergoeding.
Allereerst toch wordt het gezinsinkomen ge
vormd uit hetgeen de militair van zijn ver
diensten als zoodanig aan zijn verwanten kan
afstaan. Verder uit hetgeen hem ingevolge de
regeling van zijn rechtspositie toekomt en wat
hij nog uit andere bronnen mocht genieten.
Slechts indien het totaal van deze inkomsten
ligt beneden het bedrag, dat voor het levens
onderhoud van het gezin gerekend wordt noodig
te zijn, zou er reden kunnen zijn om tot
toekenning van kostwinnersvergoeding over te
gaan.
In de mobilisatie-vergoedings-beschikking is
thans een zoodanige wijziging gebracht, dat dit
aan de kostwinnersvergoeding toekomende aan
vullend karakter beter tot zijn recht zal komen.
Practisch zullen de nieuwe bepalingen hierop
neerkomen, dat ten aanzien Van het personeel
van overheidsorganen geen kostwinnersvergoe
ding wordt toegekend."
In de orde van Oranje-Nassau ls benoemd
tot ridder-luitenant ter zee le klasse J. N.
Sluljter, het versiersel te dragen met de
zwaarden.
Verleend de eere-medaille in zilver aan den
commandeur bij het mljnenmagazljn te Veere
H. A. Meijers.
De eere-medaille, verbonden aan de orde van
Oranje-Nassau, in goud. is toegekend aan M.
J. Vermeulen, Violist en klarinettist bij het
Utrechtsch Stedelijk Orkest, te Utrecht.
Benoemd tot officier in de orde van Oranje-
Nassau de kolonel der artillerie van het Ko
ninklijk Nederlandsch-Indische Leger L. P. van
Temmen
De inspecteur der directe belastingen enz..
mr. L. H. Bult, hoofd van de inspectie der di
recte belastingen te Maastricht, is verplaatst
naar Groningen en aangewezen als hoofd van
de inspectie der directe belastingen, le afdeeling
aldaar
Met 1 Mei is benoemd tot hoofdcommissies
der Posterijen, Telegrafie en Telefonie P. J.
van Bochove, thans commies bü den P. T. en
T.-dlenst.
Met 1 Mei is benoemd tot lid der commissie
van toezicht op de Rijkstuinbouwschool te Lisse
G. Aten te Noordwijk aan Zee.
Met 1 Mei is benoemd tot directeur van en
leeraar aan de Rijkslandbouwwinterschool te
Meppel ir. G'. Veenstra, thans leeraar aan da
Rijkslandbouwwinterschool te Zutphen.
Aan A. A. E. C. Voeten is op verzoek, met
20 Mei, eervol ontslag verleend als burgemees
ter der gemeente Ossendrecht.
„Soms denk ik wel eens," vervolgde zü, half
fluisterend, „dat we wakker zullen worden en
ontdekken, dat we het heelemaal gedroomd
hebben. Wie weet? Misschien lig ik op dit
oogenblik in bed te slapen in Warrender Gran
ge, en langzaamaan zal ik tot bewustzijn ko
men en mü realiseeren, dat heel mijn wonder
lijk geluk slechts een droom is, en dat jij en
Boxer eveneens een droom zijn."
Boxer opende bij het hooren van zün naam
een oog, en ging toen weer slapen.
„Arm meisje!" zei Carroll eenigszins somber.
„Misschien zou het beter voor je ziin, air, je
wakker kon worden en ontdekte, dat alles maar
een droom is"
„Misschien wel, lieve. Misschien zou je graag
willen, dat ik tegen Je zei, „Wel, heusch, mijn
heer Carroll, ik geloof tenslotte, dat we een
vergissing hebben begaan. Ik denk. dat mij een
beter lot zou treffen, als ik verloofd raakte met
een uitgever of een redacteur, die al mijn werk
zou nemen hoe slecht het ook is tot we
getrouwd zijn!"
„Dwaze Anne!" zei Carroll half treurig. „Wat
een luchthartig, vroolijk schepseltje ben je toch!
Er is niet veel voor noodig, om jou gelukkig
t0 msken
„Denk je heusch? Dan heb je het glad mis,
mijn beste Brian. Er is een heeleboel voor noo
dig om mü gelukkig te maken. Maar in jou vind
ik de vervulling van al mün wenschen."
„Ja? Ik hoop, dat je er altüd zoo over zal
denken."
(Wordt vervolgd)