Het oog van de camera mag niet alles zien EIGENWIJZE Nijverheidsschool voor de luchtvaart De Overheid en bevordering van toonkunst OFFICIEELE OPENING COMMISSIE VAN ADVIES GEÏNSTALLEERD Fotografie-va o rden ing afgekondigd ZATERDAG 4 MEI 1940 Een fototoestel in den trein mag geen film of platen bevatten (artikel 5) DOOR CURTIS YORKE Minister Bolkestein verrichtte de plechtigheid, welke o.m. Prins Bernhard bijwoonde Voorbereidend onder zoek wetsontwerpen Voorstel van Tweede Kamerleden Belgische ministers naar ons land Economische betrekkingen tus- schen nabuurstaten besproken Burgemeester van Goes geïnstalleerd TENTOONSTELLING NEDERL. INDUSTRIE OFFICIEREN-RIDDERS DER M.W.O. gelukkig uur; Tijdens landbouwwerk te Wageningen Vele gewichtige vraagstukken doen zich voor, welke de commissie heeft te onderzoeken LATE TULPEN IN BLOEI KOSTWINNERSVERGOEDING UIT DE STAATSCOURANT Onderscheidingen Belastingen P.T.T. Onderwijs Burgemeester De Nederlandsche Staatscourant bevat een politieverordening van den Opperbevelhebber van Land en Zeemacht, die het fotografeeren aan bepaalde beperkingen onder werpt. Onder meer wordt daarin verboden in den trein of een ander openbaar vervoermiddel een foto toestel bij zich te hebben, dat een film of platen bevat en daardoor voor het gebruik gereed is. In som mige gebieden, waar dat door mid del van aanplakking bekend wordt gemaakt, mag men in het geheel geen fototoestel bij zich dragen. Het fotografeeren van militaire onder werpen is uiteraard steeds verbo den. De verordening, die als algemeene bekend making no. 33 van den O. L. 2. in de Staats courant is opgenomen, luidt als volgt: Artikei l. In deze verordening worden verstaan: Onder Nederlandsche zeeschepen en onder binnenschepen welke in Nederland thuisbc- hobren, datgene, wat daaronder wordt verstaan in de Wet Behoud Scheepsruimte 1939: Onder binnenwateren: Alle wateren in Nederland, vallende binnen de lyn, aangegeven in artikel 1, lid 1, van de Schepenwet, welke voor het openbaar verkeer •openstaan; Onder motorrijtuigen: Motorrijtuigen in den zin van artikel 1 der motor- en rijwielwet;- Onder vreemde motorrijtuigen: Motorrijtuigen, welke niet of niet op recht matige wijze voorzien zijn van een nummer met letter, als bedoeld in artikel 9, lid 1, sub 1; van de Mbtor- en rijwielwet; Onder fototoestellen: alle toestellen, geschikt voor het maken van fotografische en cinemato grafische opnamen. Een fototoestel wordt voor de toepas sing van deze verordening geacht voor on middellijk gebruik voorhanden of gereed te zijn, indien het een film of plaat (platen* bevat. Onder fotografeeren wordt verstaan: elk gebruik van een fototoestel als zoodanig, Onder militaire onderwerpen: militaire on derwerpen, niet zijnde militaire werken in den zin van artikel 430 van het Wetboek van Straf recht. Onder militaire onderwerpen in den zin van deze verordening zijn mede begrepen: militai ren bij de uitoefening van hun dienst; militair materieel, gebouwen, waarin militairen zijn onder gebracht of waarin zich militaire buree- len, stafkwartieren of commandoposten be vinden; gebouwen, waarin militaire paarden, militair materieel of munitie zijn onderge bracht; militaire vliegvelden, vliegparken of landingsterreinen; bivaks, militaire autopar ken en militaire wagenparken. Artikel 2. Het fotografeeren van militaire onder werpen is verboden. Artikel 3. Het is in de binnenwateren verboden aan boord van andere dan Nederlandsche zee schepen en aan boord van binnenschepen, die niet in Nederland thuis behooren, foto toestellen te vervoeren, in voorraad te heb ben Of voorhanden te hebben, anders dan in een op last van het militair gezag ver zegelde bewaarplaats. Artikel 4. Het is op voor het openbaar verkeer openstaande rijwegen verboden in vreem de motorrijtuigen fototoestellen te vervoe ren, in voorraad te hebben of voorhanden te hebben. Artikel 5. Het Is verboden in een trein of in eenig ander openbaar middel van vervoer foto toestellen voor onmiddellijk gebruik voor banden te hebben. Artikel 6. Onverminderd het bepaalde in de vo rige artikelen is het verboden voor on middellijk gebruik gereed zijnde fototoe stellen in het openbaar te vervoeren of op of aan den openbare weg of op voor het publiek toegankelijk plaatsen voor onmid dellijk gebruik voorhanden te hebben, in die gebieden, waarvoor dit verbod door of vanwege het militair gezeg door middel van aanplakking nader ter algemeene kennis is gebracht. Artikel 7. Van het bepaalde in de artikelen 2 3, 4, 5 en 6 kan door of vanwege den opperbevelhebber van land- en zeemacht al dan niet voorwaar delijk schriftelijk ontheffing worden verleend. Deze ontheffingen kunnen te allen tijde en zonder opgaaf van redenen worden ingetrok ken. Zij zijn slechts van kracht voor zoover zij op eerste aanvraag worden vertoond aan de personen, genoemd in artikel 8. Bij misbruik Of op vermoeden van misbruik kunnen laatstgenoemde personen ontheffingen voorloopig intrekken en daartoe innemen. Zij moeten alsdan de ingenomen ontheffingen on verwijld inzenden bij de betrokken autoriteiten, bekleed met militair gezag, die terzake nader zullen beslissen. Artikel 8. Met de zorg voor de naleving en met de handhaving' van deze verordening zijn belast- 1. de personen, bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering; 2. het personeel der Koninklijke Marechaussee; 3. de militaire politie; 4. de militairen, belast met wacht-, patrouille- of onderzoekingsdienst; 5. de ambtenaren van den Rijkswaterstaat: 6. de ambtenaren van de Scheepvaart inspectie; 7. de ambtenaren van de Rijksverkeers inspectie; 8. de ambtenaren der invoerrechten en ac cijnzen. Met de zorg voor de naleving en met de handhaving van het verbod om in treinen foto toestellen voor onmiddellijk gebruik voorhan den te hebben zijn mede belast de beambten en bedienden van den spoorweg. Artikel- 9. Deze verordening kan worden aangehaald als „verordening fotografie o. 1. z." Artikel 10. Deze verordening treedt in werking op den dag na dien van hare verschijning in net Staatsblad, waarin zij onverwijld zal worden afgekondigd. 36 (Nadruk verboden) „Is hij altijd zoo nauwgezet wat betreft het beslag leggen op uw kostbaren tijd?" informeer de Barney met een onderdrukte schittering in zijn oogen. „Ik geloof niet, dat ik het zou zijn. „Neen. Dit is eenvoudig een schandelijk in het oog loopende houding terwille van u, mijn heer Musgrave. Als regel is zijn gedrag ten op zichte van mijn werk heel verschillend. Je weet, dat het zoo is, Brian." Op dit oogenblik kwamen zij in Anne's zitka mer en Bamey maakte aanstalten om Anne bij het theezetten te helpen. Het was een vroolijk theepartijtje, en Anne vertelde Brian later, dat zij 't gevoel had, alsof zij zijn vriend al jaren kende. En Brian was op recht verheugd. „Wat een prettig mensch!" zei Anne, toen Barney na een half uurtje vertrokken was. „Ja, hij is een fijne vent," gaf Carroll toe. „Ik ben den ouden Barney beslist genegen." „En toch zei je, dat je geen vrienden had," Wierp Anne hem tegen. „Herinner je je nog? „Ja. Maar toen wist ik niet, dat Bamey me In tegenwoordigheid van Prins Bernhard, die vergezeld was van zijn secretaris, jhr. mr. C. Dedel en van zijn waarnemenden adjudant, luitenant-kolonel H. J. Phaff, heeft de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen Vrijdagmiddag 4 uur de nijverheidsschool voor assistent-grond en werktuigkundigen voor de luchtvaart te 's-Gravcnhagc, uitgaande van de stichting Nederiandsch Luchtvaart Instituut, ge opend. Uit de militaire en civiele luchtvaart woon den verschillende vooraanstaande personen deze opening bij. Om 4 uur kwam de Prins bij het schoolge bouw, gevestigd Zeezwaluwhof 26, aan. Op het voorplein inspecteerde de Prins een eer«wacht van een van de luchtvaartregimenten, welks muziekkorps het Wilhelmus speelde. Dit regi ment heeft met eigen middelen een muziek korps, bestaande uit een fanfare, aangevuld met tamboers en hoornblazers, opgericht. In een van de lokalen heeft de inspecteur van de militaire luchtvaart, kolonel P. A. van Heyst, als voorzitter van het college van advies van het instituut, de aanwezigen welkom ge- heeten, waarna hij het woord gaf aan den neer G-. Bolkestein, de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Nadat de minister in de eerste plaats een woord van welkom tot Prins Bernhard had ge richt wijdde hij eenige woorden aan het ont staan van de school. In Juni 1936 werd de „Stichting Neder iandsch Luchtvaart Instituut" opgericht. Op richter was de heer E. Visch, destijds eerste luitenant-vlieger te Soesterberg. De eerste cursus ving aan in September 1936 in het voormalig gemeentelijk gymnasium te U tracht met 90 leerlingen. In den' derden cursus ontstonden echter wel dra moeilijkheden als gevolg van den inter nationalen toestand; de militaire leeraren der schooi werden door hun beroepsplichten meer en meer gebonden; vele leerlingen werden ge mobiliseerd. In dien tijd richtte de stichting, na gepleegd overleg met den inspecteur-generaal van het Nijverhidsonderwijs, zich. tot het gemeentebe stuur van 's-Gravenhage, welke stad en om geving een sterkere voedbron van leerlingen dan Utrecht beloofden. Het gemeentebestuur stelde een schoolgebouw beschikbaar. De financieeie moeilijkheden, docr de overplaatsing ontstaan, konden op bevre digende wijze worden opgelost. Inmiddels werd van de zijde van defen sie te kennen gegeven, dat men het zeei' op prijs zou stellen, indien de school zich zou willen belasten met het onderwijs aan gemobiliseerden, met de bedoeling dezen na voldoende voorbereiding werkzaam te stellen bij het militaire luchtvaartbedrijf. Gaarne ging de school hierop in. Verandering kwam in de leiding der school door het aftreden van den directeur, den kapi tein-vlieger Visch, die opgevolgd zal worden door den heer H. Woudenberg, vroeger officier bij de Marine-stoomvaart, nu verbonden aan het luchtvaartbedrijf in Ned.-Indië. Deze hoopt 1 September zijn functie te aanvaarden. Ir. dr. J. M. J. Kooy is op het oogenblik met de waarneming van het directoraat belast. De aanvang van den nieuwen normalen twee jarigen cursus werd gesteld op begin April van dit jaar, in verband met het dan eindigen van cursussen van de ambachtsscholen. Het aantal leerlingen bedraagt nu ruim 80. Met den wensch, dat de school in dit gebouw haar volle werkzaamheid zal kunnen ontplooien en dat ook deze jongste tak van het nijver heidsonderwijs zijn beteekenisvolle taak in het trouw was. Hij is jaren lang in het buitenland geweest." „Ik weet zeker, dat hij op je gesteld is," ant woordde zij. „Dat kon ik zien. Het deed me echt genoegen." „We hebben altijd samengewoond, hij en ik. Hij is een van de besten, deze Barney." „Je ziet er moe uit, Brian. Ben je moe?" vroeg zij plotseling. „Neen; maar ik heb beestachtige hoofdpijn.' „Ga dan achterover liggen in dien grooten stoel, dan zal ik zachtjes voorspelen." In den donkersten hoek van Anne's zitkamer stond een ouderwetsche, vierkante piano van mahoniehout. Anne gebruikte haar hoofdzake lijk als tafel, en ze stapelde er boeken, papieren en tijdschriften op. Zelden bespeelde ze haar, behalve wanneer Carroll het vroeg. Ze was van een bekende fabriek en had een heel mooien, teeren klank. Carroll had weinig verstand van muziek, gezien van het standpunt van een mu sicus; maar het spel van Anne deed hem goed en kalmeerde hem. Zij had een fijnen, maar toch vasten aanslag en legde veel van haar ziel in hetgeen zij vertolkte. Zij had ook een vreemd boeiende stem, hoewel deze niet sterk noch ge schoold was. Toen zij gedurende een kwartier droomerige fragmenten had gespeeld, zei Carroll: „Zing wat voor me, Anne. Zing dat oude ding, „De Watermolen". Het wijsje bekoorde me den laatsten keer, dat je het zong, en vannacht droomde ik, dat we het samen zongen in de Westminster Abbey." Anne speelde een vreemd voorspel in mineur belang van land en volk zal mogen verrichten, verklaarde de minister de school voor geopend. Hieraan voegde de minister toe, dat H. M. de Koningin den voorzitter van de stichting „Nederiandsch Luchtvaart Insti tuut", dr. P. G. Tiddens, benoemd heeft tot officier in de orde van Oranje-Nassau. De minister wenschte dr. Tiddens, die een geheel leven in dienst van het middelbaar onderwijs heeft gesteld en voor de belan gen van deze luchtvaartschool krachtig heeft gearbeid, van harte geluk met deze Onderscheiding. Na den minister sprak dr. Tiddens een woord van dank tot allen, die aan de tot stand koming van de school hebben medegewerkt, waarna burgemeester De Monchy zijn beste wenschen voor den bloei van de school uitte. Kolonel van Heyst heeft een slotwoord ge sproken, waarna de aanwezigen een rondgang hebben gemaakt. Ten slotte werden ververschin- gen aangeboden. De heeren Deckers, Drees, Joekes, Schou ten en Tilanus hebben een voorstel tot wij ziging van het reglement van orde der Tweede Kamer ingediend. Aan de toelichting is het volgende ontleend: Het is meermalen als een bezwaar gevoeld, dat het voorbereidend onderzoek van eenig wetsontwerp niet kan aanvangen alvorens de Kamer in de gelegenheid is gesteld zich in een openbare vergadering over den vorm en c.q. over het tijdstip van dat onderzoek uit te spre ken. In perioden, waarin de Kamer niet gere geld bijeen is, moeten óf de sedert haar uiteen gaan ingekomen wetsontwerpen gedurende een zekeren tijd blijven liggen, óf de leden voor een openbare vergadering van slechts luttele mi nuten worden geconvoceerd. De voorstellers zijn van oordeel, dat thans het tijdstip voor wijziging van de in dit opzicht bestaande regeling is aangebroken. Nu de re geering bij de volvoering van haar in dit tijds gewricht zoo uiterst zware taak met recht mag rekenen op meer dan gewone voortvarendheid van de volksvertegenwoordiging, behoort naar hun meening niet langer vastgehouden te wor den aan een systeem, dat, hoezeer de Kamer e'n haar leden persoonlijk tot het verleenen van alle mogelijke medewerking bereid zijn, nu en dan ook in gevallen, waarin zulks bijzonder on- gewenscht is, tot eenige vertraging moet leiden. De constructie is thans deze, dat de Centrale Afdeeling met betrekking tot het voorbereiden de onderzoek van wetsontwerpen verschillende besluiten kan nemen, doch dat in een openbare vergadering der Kamer elk lid een voorstel kan doen, om van zulk een besluit af te wijken. Naar de voorstellers meenen, verdient het aan beveling, de desbetreffende bepalingen te wijzi gen in dien zin, dat dit laatste in den vervolge alleen het geval zal zijn, wanneer het besluit der Centrale Afdeeling niet met eenparigheid van stemmen is genomen, zoodat in de gevallen, waarin van zoodanige eenparigheid wèl sprake is, met mededeeling van het besluit aan de le den kan worden volstaan en het voorbereidende onderzoek kan aanvangen, zonder dat daaraan een openbare vergadering is voorafgegaan. bestaan der vereeniging met een gemeenschap- pelijken maaltijd te vieren. Het gemeenschappelijk diner ter herdenking van de instelling der orde had ditmaal plaats in het hotel du Vieux Doelen op 30 April J.I., het werd bijgewoond door 49 leden. De vereeniging telt nog steeds 102 leden. Wel heeft zij in het afgeloopen vereenigingsjaar een zwaar verlies geleden door het overlijden van vijf leden, onder wie generaal C. J. Snijders, die sedert 1875 het ridderkruis droeg, terwijl op 3 April j.l. wederom een lid kwam te overlijden, doch zes nieuwe leden traden tot de vereeniging toe. Onder de leden is nog slechts één actief die nend officier, n.l. de heer G. F. V. Gosenson. Onder de gepensionneerde officieren zijn er acht van het K. N. L. (onder hen drie oorspronkelijk afkomstig van het K. N. I. L.), zeven van de Kon. Marine en de overigen van het K. N. I. L. Dan telt de vereeniging onder hare leden nog twee (oud-) civiel- ambtenaren. Er zijn met den officiersrang nog in leven één commandeur, acht ridders derde klasse en 113 ridders vierde klasse. Heden zullen de Belgische ministers van Landbouw en Economische Zaken, graaf d'Aspremont Lynden en De Schrijver zich naar 's-Gravenhage begeven, waar met hun Nederlandsche collega's overleg zal worden gepleegd over de economische uit wisseling tusschen beide landen, aldus meldt Belga. De ministers zullen vergezeld worden door graaf Du Pare, van het ministerie voor Eco nomische Zaken, en de heeren Verboomen en Kelner, van de ministeries van Buitenlandsche Zaken'en Landbouw. In verband met de economische betrekkingen tusschen de beide nabuurstaten is Vrijdagoch tend op het Belgische ministerie van Buiten landsche Zaken een conferentie gehouden, waaraan werd deelgenomen door den ministe* van Buitenlandsche Zaken, Spaak, den minister van Landbouw, graaf d'Aspremont Lynden, den minister van Economische Zaken en Voorraden De Schrijver, alsmede de secretarissen-generaal van de ministeries van Buitenlandsche Zaken en van Landbouw, Van Langenhove en De Win ter, en de ambtenaar van het ministerie van Buitenlandsche Zaken, Verboom. Vrijdagmiddag had ten stadhuize van Goes de installatie plaats van mr. W. C. ten Kate als burgemeester van Goes. De heer Ten Kate was tot nu toe burgemeester van stad en ambt Vollenhove. De plechtige raadsvergadering werd, behalve door den voltalligen gemeenteraad en het col lege van wethouders, bijgewoond door ver scheidene hoofdambtenaren, burgemeesters van omliggende gemeenten en familieleden van den nieuwen burgemeester. De installatie geschiedde door den waarne menden burgemeester, den wethouder A. de Roo, die in zijn installatierede allereerst met groote waardeering sprak over den vorigen burger vader van Goes. Hij zeide den nieuwen burge meester allen steun van. burgers en autoriteiten toe en sprak het vertrouwen uit, dat mr. Ten Kate zich geheel zal geven aan zijn nieuwe ambt. De burgemeester zeide dankbaar te zijn, dat hij benoemd was in zoo'n mooie stad. Van zijn kant zal alles gedaan worden om een goede samenwerking te scheppen en in stand te houden. Na afloop van de plechtige raadszitting werd een druk bezochte receptie gehouden. Dezer dagen werd in Den Haag de vijfde jaar- lijksche algemeene vergadering gehouden van de „Koninklijke vereeniging van officieren, rid ders der Militaire Willemsorde". Ter vergadering waren aanwezig 28 leden, on der wie de eere-voorzitter, generaal H. N. A. Swart, commandeur der Militaire Willemsorde, en het voltallige hoofdbestuur. Jaarverslag en financieel overzicht werden goedgekeurd. Besloten werd op 19 October a.s. het vijfjarig en zong daarna met een diepe, een tikje heesche stem: „Luister naar den watermolen, heel den langen dag, Hoe het wentelen van het wiel d'uren spoe den zag. Kwijnend jaagt de herfstwind door het woud het loof; Op het veld zingen de maaiers, bindend schoof bij schoof. En een spreuk laat mij niet los, volgt mij vroeg en laat „Geen molen draait van 't water, dat ver loren gaat." .Herfstwind blaast geen leven in 't gevallen groen, 't Geoogste graan, dat rijpt niet meer, geen sikkel, die 't kan doen. De bruisende beek stroomt verder, gestadig, diep en vlug; En toch nooit meer vliedt zü naar den watermolen terug. Waarheid ligt in d'oude spreuk, blijf toch steeds paraat „Geen molen draait van 't water, dat ver loren gaat." Pas de les op uzelve toe, trouw een minnend hart Gouden jeugd gaat snel voorbij, hoe u ze ook tart. Leer het leven te benutten, verlies geen Evenals verleden jaar zal aan de elfde Ne derlandsche landbouwweek, van 1 tot en met 5 Juli te Wageningen te houden, ook een ten toonstelling worden verbonden, waarbij naast artikelen, die direct tot het gebied van den landbouw kunnen worden gerekend, voortbreng selen van de Nederlandsche industrie kunnen worden tentoongesteld, voor zoover deze in ver band kunnen worden gebracht met de te be handelen onderwerpen gedurende deze Land- bouwweek. Deze tentoonstelling zal een strikt technisch zakelijk karakter dragen en is te beschouwen als een keuze-tentoonstelling, in dien zin, dat uitsluitend Nederlandsche arti kelen hiervoor in aanmerking komen, en dat de regelingscommissie, van welke de heer ir. J. A. van der Loeff, Hertenlaan 8 te Benne- kom, secretaris is, de beoordeeling aan zich houdt of aangeboden inzendingen inderdaad voor deelneming in aanmerking komen. Het vorige jaar werd deze proef voor het eerst genomen en kon van een succes worden gesproken: het doel, een nauwere samenwer king tusschen den Nederiandschen landbouw en de Nederlandsche industrie te bereiken, werd volkomen bereikt. Nadere inlichtingen verstrekt het algemeen secretariaat der Vereeniging „Nederiandsch Fabrikaat", Anna Paulownastraat 26, 's-Gra- venhage. Tijd neemt uw verloren kansen mee achter een eeuwigen muur. Min, zoolang de liefde duurt, maak van elk lief woord een daad „Geen molen draait van 't water, dat ver loren gaat." „Werk, zoolang het daglicht schijnt, krach tig, willig mensch; 't Beekje stroomt nooit langs den molen zonder zin of wehsch. Wacht niet, tot uw levenspad morgen straalt van zon. Maar leg in het „heden" al wat u vergaren kon. Macht, gezondheid, kunde, 't is vergankelijk, inderdaad ,Geen molen draait van 't water, dat ver loren gaat." Ach, verspilde levensuren, snel voorbij ge gaan, Ach, het goede, dat „gekund had", zuchtend afgestaan. Liefde die w'eens konden redden door een enkel woord, En gedachten, stilgezwegen, nooit geuit, nimmer gehoord. Neem 't gezegde goed ter harte, heusch, het brengt u baat „Geen molen draait van 't water, dat ver loren gaat." „Je zangstem is erg lief, Anne," zei Carroll, toen de laatste noten waren weggestorven; maar Ten departemente van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen is Vrijdagmiddag geïnstalleerd de gereorganiseerde „Commis sie van advies inzake de bevordering der toonkunst van Rijkswege". Namens den mi nister, die tot zijn leedwezen plotseling ver hinderd was, in deze eerste vergadering der commissie een enkel woord tot de leden te richten, heeft het woord gevoerd de direc teur-generaal van het onderwijs, prof. dr. G. A. van Poelje. Spr. zeide o.m.: Toen in 1918 voor de eerste maal op de rijks- begrooting gelden beschikbaar waren gesteld voor de subsidieering van orkesten, gevoelde de regeering behoefte aan een deskundige instan tie, welke haar zou kunnen voorlichten bij de toekenning van de beschikbare bedragen. Bij Koninklijk Besluit van 3 Mei 1918 kwam toen deze commissie tot stand. In verband met de bedoelingen, waarmede zij in het leven was geroepen, was zij zoo samengesteld, dat verte genwoordigers van de belangrijkste orkesten er zitting in hadden. De taak der commissie was dus oorspronkelijk vrij beperkt gedacht, de practijk bracht zekere verruiming. Bij herhaling werd haar verzocht, behalve over subsidies aan orkesten ook over tal van andere onderwerpen op het gebied der muziek mee te spreken en het ligt voor de hand, dat zich geleidelijk de behoefte deed ge voelen om haar samenstelling aan de veran derde omstandigheden aan te passen. Ook in den boezem van de commissie werd dit gevoeld en haar leden besloten unaniem hun mandaat ter beschikking te stellen, opdat bij de algemeen wenschelijk geoordeelde reorganisatie alleen de belangen der toonkunst zouden behoeven te wegen. De regeering gevoelt voor deze houding groote waardeering en betuigt hun hiervoor haar erkentelijkheid. Gaarna grijp ik deze gelegen heid aan om namens den minister tot de af getreden leden nog een woord van bijzonderen dank te richten voor hun toewijding bij het oplossen van de verschillende vraagstukken, waarvoor de'vcommissie in den loop der jaren werd gesteld, aldus spr. Hij wees voorts op de verschillende proble men, welke zich ten aanzien van ons rijk ge schakeerd orkestleven voordoen, problemen, welke zoowel op artistiek als op materieel ge bied liggen. Voorts noemde spr. het vraagstuk van de muziekdramatische kunst in ons land. Be staat er aanleiding, ondanks de moeilijke tijdsomstandigheden de Nederlandsche Ope ra-stichting uit kunstzinnige en sociale over wegingen van rijkswege te ondersteunen? Zou dit wellicht mogelijk zijn met mede werking van de gesubsidieerde orkesten, op dat ook deze daarvan profijt kunnen trek ken? Het derde pun* waarover de minister gaarne spoedig het oordeel der commissie zou kennen ligt op het gebied van het muziekonderwijs. Is het wenschelijk, in te grijpen in den toestand, dat een ieder, ongeacht zijn bevoegdheid op paedagogisch of muzikaal gebied, een muziek school kan oprichten, zelfs onder den weidschen naam van conservatorium? Dient van over heidswege hierop en op den gang van het on derwijs eenig toezicht te worden gehouden? Verdient 't aanbeveling, den eindexamens van andere instellingen dan het Koninklijk Conser vatorium voor Muziek te 's-Gravenhage en het Amsterdamsch Conservatorium eenige sanctie van overheidswege te geven? Hiernaast doen zich vraagstukken van meer algemeenen aard voor. Van de meest eminente beteekenis is de bevordering van de muzikale cultuur van het Nederlandsche volk. In de eerste plaats verdient in dit ver band aandacht de muzikale opvoeding van de jeugd, waarbij jeugdconcerten en volks muziekscholen een gewichtig element kun nen vormen. Van het allergrootste belang echter is de vraag naar de beteekenis, welke de muziek in het algemeen in de jeugdbe weging kan innemen. Doch tevens lijkt het van groote beteekenis het streven te steunen, bij volwassenen, die door bijzondere omstandigheden hun aandacht slechts zelden hebben kunnen richten op se rieuze muziek, door het geven van speciale con certen belangstelling te wekken. Op deze terreinen is, ook zonder dat men on middellijk met den geldbuidel behoeft te ram melen, nog veel werk van niet te overschatten beteekenis te doen. Het is de wensch der regee ring, dat daarbij de muziek-commissie, leidend en richting-aangevend, een rol van beteekenis zal vervullen. Na deze rede nam de voorzitter der commis sie, dr. J. P. Fockema Andreae, het woord. Hij wees o.m. op de taak van de overheid. Een krachtige moreele en materieele steun der overheid in kunstzaken aldus spr. is gewenscht, ja dringend geboden, doch zoodra er kwestie zou zijn van het richting willen geven aan de kunstbeoefening en de individualiteit van den kunstenaar in het geding zou komen, past dit gevoelen wij der overheid de grootste voorzichtigheid, want hoe licht geraakt zij dan niet op een voor haar uiterst gevaarlijk terrein. Maar op de voor de overheid wijd openliggen- toch geloof ik, dat ik je nog liever hoor praten." Zij verliet de piano en ging op een laag bank je naast zijn stoel zitten en legde haar hoofd tegen zijn knie. „Ik dacht, dat je in slaap gevallen was," zei ze berispend. „Waarom deed je dat niet? Het zou je hoofd goed gedaan hebben." „Dacht Je heusch, dat ik zou gaan slapen, Anne, met je lieve stem in mijn ooren?" „Dat zul je over twintig jaar niet zeggen," zei ze, en wreef haar gezicht langs zijn hand. „Dan zul je onbewogen slapen, terwijl ik de nieuwste dingen zing, en alleen zoo nu en dan wakker worden en met de krant ritselen en zeg gen, „Heel aardig, lieveling." Innig streek hij over haar hoofd. „Twintig jaar!" herhaalde hij. „Dan zal ik vijf en veertig zijn, Anne. Een man van mid delbaren leeftijd, grijs, en tamelijk kaal, en een beetje gezet." „Grijs kan je zijn," zei ze, „dat zou ik niet erg vinden maar ik weet zeker, dat je nooit gezet of kaal zult worden. Lijkt het niet vreemd," ging zij droomerig verder, „dat jij en ik elkaar gevonden hebben vóór 't voor een van ons beiden te laat was? We hadden heel ons leven verder kunnen ronddolen, op den uitkijk en wachtend. En jij hadt nooit bij mij kunnen komen, en ik nooit bij jou. Of, ik had bij je kunnen komen, als je al met een ander getrouwd was, of jij had bij ml) kunnen komen, als ik met een ander getrouwd was. En toch leefden we vlak bij elkaar!" Zijn arm werd vast om haar heen geslagen, maar hij zei niets. de gebieden in het rijk der toonkunst, welke ongetwijfeld volkomen binnen haar bevoegd heidssfeer vallen, is voor haar schoon werk te over, b.v. de kunstbeoefening in goede bedding te leiden en te houden, kunst en volk tot el kander te brengen, de muzikale belangstelling van het volk te verlevendigen, haar bij oud en jong te wekken, haar te veredelen. De bloemenfeestdag, zooals die van Don derdag er een geweest is, heeft ons Holland op z'n allerkleurigst laten zien. Hoewel er in een der bladen werd geme.d, dat het hierna met deze lentepracht snel in dalende lijn zou gaan, moet er nadrukkelijk op worden gewezen, aldus meldt ae A. N. W. B. dat zulks geenszins het geval zal zijn, omdat de late in Mei bloeiende tulpen, die nu gaan openbreken, de belangstelling meer dan waard zijn. Van deze zeer uitgebreide familie zijn het vooral de Darwin- en haar nakomelingen, de Mendel- en de Triumphtulpen, die uitmunten door bijzondere kleurschakeeringen en die in niet mindere mate dan de andere den roem van onze nationale bloem, de tulp, aiom ver kondigen Voegt men daarbij, dat mede allerwege groote velden witte naresisen het poeticus geslacht, dat bovendien heerlijk geurt in bloei staan, dan levert het bollenland nog aantrekkelijkheden te over. De minister van Defensie heeft aan de bur gemeesters het volgende schrijven toegezonden: „Het is gebleken, dat in sommige gemeenten wijziging is gebracht in de wijze, waarop aan de gemobiliseerde ambtenaren en arbeidscon tractanten zekere inkomsten worden verzekerd over den tijd van hun verblijf in werkeljjken dienst. De strekking van de wijziging zou zijn dit. personeel voor kostwinnersvergoeding in aanmerking te doen komen en vervolgens van gemeentewege een toeslag op de overige in komsten te geven. Zoodanige volgorde bij den opbouw van het gezinsinkomen verdraagt zich echter niet met het aanvullend karakter van de kostwinners vergoeding. Allereerst toch wordt het gezinsinkomen ge vormd uit hetgeen de militair van zijn ver diensten als zoodanig aan zijn verwanten kan afstaan. Verder uit hetgeen hem ingevolge de regeling van zijn rechtspositie toekomt en wat hij nog uit andere bronnen mocht genieten. Slechts indien het totaal van deze inkomsten ligt beneden het bedrag, dat voor het levens onderhoud van het gezin gerekend wordt noodig te zijn, zou er reden kunnen zijn om tot toekenning van kostwinnersvergoeding over te gaan. In de mobilisatie-vergoedings-beschikking is thans een zoodanige wijziging gebracht, dat dit aan de kostwinnersvergoeding toekomende aan vullend karakter beter tot zijn recht zal komen. Practisch zullen de nieuwe bepalingen hierop neerkomen, dat ten aanzien Van het personeel van overheidsorganen geen kostwinnersvergoe ding wordt toegekend." In de orde van Oranje-Nassau ls benoemd tot ridder-luitenant ter zee le klasse J. N. Sluljter, het versiersel te dragen met de zwaarden. Verleend de eere-medaille in zilver aan den commandeur bij het mljnenmagazljn te Veere H. A. Meijers. De eere-medaille, verbonden aan de orde van Oranje-Nassau, in goud. is toegekend aan M. J. Vermeulen, Violist en klarinettist bij het Utrechtsch Stedelijk Orkest, te Utrecht. Benoemd tot officier in de orde van Oranje- Nassau de kolonel der artillerie van het Ko ninklijk Nederlandsch-Indische Leger L. P. van Temmen De inspecteur der directe belastingen enz.. mr. L. H. Bult, hoofd van de inspectie der di recte belastingen te Maastricht, is verplaatst naar Groningen en aangewezen als hoofd van de inspectie der directe belastingen, le afdeeling aldaar Met 1 Mei is benoemd tot hoofdcommissies der Posterijen, Telegrafie en Telefonie P. J. van Bochove, thans commies bü den P. T. en T.-dlenst. Met 1 Mei is benoemd tot lid der commissie van toezicht op de Rijkstuinbouwschool te Lisse G. Aten te Noordwijk aan Zee. Met 1 Mei is benoemd tot directeur van en leeraar aan de Rijkslandbouwwinterschool te Meppel ir. G'. Veenstra, thans leeraar aan da Rijkslandbouwwinterschool te Zutphen. Aan A. A. E. C. Voeten is op verzoek, met 20 Mei, eervol ontslag verleend als burgemees ter der gemeente Ossendrecht. „Soms denk ik wel eens," vervolgde zü, half fluisterend, „dat we wakker zullen worden en ontdekken, dat we het heelemaal gedroomd hebben. Wie weet? Misschien lig ik op dit oogenblik in bed te slapen in Warrender Gran ge, en langzaamaan zal ik tot bewustzijn ko men en mü realiseeren, dat heel mijn wonder lijk geluk slechts een droom is, en dat jij en Boxer eveneens een droom zijn." Boxer opende bij het hooren van zün naam een oog, en ging toen weer slapen. „Arm meisje!" zei Carroll eenigszins somber. „Misschien zou het beter voor je ziin, air, je wakker kon worden en ontdekte, dat alles maar een droom is" „Misschien wel, lieve. Misschien zou je graag willen, dat ik tegen Je zei, „Wel, heusch, mijn heer Carroll, ik geloof tenslotte, dat we een vergissing hebben begaan. Ik denk. dat mij een beter lot zou treffen, als ik verloofd raakte met een uitgever of een redacteur, die al mijn werk zou nemen hoe slecht het ook is tot we getrouwd zijn!" „Dwaze Anne!" zei Carroll half treurig. „Wat een luchthartig, vroolijk schepseltje ben je toch! Er is niet veel voor noodig, om jou gelukkig t0 msken „Denk je heusch? Dan heb je het glad mis, mijn beste Brian. Er is een heeleboel voor noo dig om mü gelukkig te maken. Maar in jou vind ik de vervulling van al mün wenschen." „Ja? Ik hoop, dat je er altüd zoo over zal denken." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 3