Nederlandsche schilderkunst van heden in België Drie Gebroeders IN DE URE DES GEVAARS Tentoonstelling te Brussel geopend ZONDAG 5 MEI 1940 VAN WEEK TOT WEEK Vrijwillige burgerlijke dienst Commissie van voorlichting ingesteld De foto-verordening Vermoedelijk vrijstelling voor persfotografen De staking in de venen Een arbiter aangewezen Opdai in alles God verheer lijk! mag worden door Jezus Christus onzen Heer. Epistel Een bijdrage tot beter wederzijdsch begrip door kennis van elkan ders geestelijke geaardheid De heer Soudan spreekt Strafverhoogïng voor spionnage Tweede Kamer behandelt komende week wetsontwerp Aankoop brandstoffen Jubileum Haarlemmermeerpolder Japansche gezant over Nederland Radio-uitwisseling met Osaka UIT DE STAATSCOURANT Secretaris commissie Onderscheiding Het heldenepos van den strijd der Machabeeën tegen de Syrische vorsten om godsdienstige Vrijheid en burgerlijke onafhankelijkheid voor het Joodsche volk begint met een prachtig Woord van den priester Mathathias, den vader der Machabeesche gebroeders, over een afge zant van koning Antiochus Epiphanes, naar de stad Modin gezonden om de Joodsche bevolking te dwingen tot het brengen van offers aan Zeus. „Nooit" zoo riep Mathathias met luider stemme uit „al zouden alle volkeren in het Rijksgebied des konings naar hem luisteren en het geloof der vaderen prijsgeven om zich naar zijn voorschrift te schikken, ik en mijn zonen en verwanten, wij blijven trouw aan het verbond onzer vaderen. Verre zij 't van ons, van de Wet en de instellingen af te wijken. Het bevel des konings voeren wij niet uit; van onzen gods dienst wijken wij niet af, noch ter rechter- hoch ter linker-zijde." Deze woorden belijden de godsdjenstige per soonlijkheidsopvatting van de Machabeeën. Ze Is onverzoenlijk met de tyrannieke persoonlijk heidsopvatting van den hyper-individualist Antiochus Epiphanes. Ze stelt God boven den hrensch. Ze ziet de waardigheid van den mensch gelegen in de verantwoordelijkheid, waarmede hij zijn roeping aanvaardt. Dat deze opvatting echter aan de persoonlijk heid groote ontplooiingsmogelijkheden laat, bin- hen de orde van de Gods-erkenning, en dat ze de karakters van vérschillende menschen niet „gelijkschakelt" tot glanslooze geestelijke sla vernij, blijkt wel duidelijk uit de levensgeschie denis der drie zoo verschillende zonen van Mathathias, de Machabeesche aanvoerders Judas, Jonathas en Simon. Van deze drie gebroeders, de laatste groote helden der Bijbelsche oudheid, is Judas onge twijfeld de rijkstbegaafde persoonlijkheid. Het hlijkt al dadelijk uit de lectuur van het Bijbel boek, maar het wordt nog duidelijker uit de verzorgde karakteristiek van professor Kroon, •tie de krijgsverrichtingen, van den grooten Machabeeër aandachtig vólgt, hierbij gebruik hiakend van alle ten dienste staande gegevens, •tie ook de profane wetenschappen bieden aan Wie tot een oordeel over Judas wil komen. „Dapper en ridderlijk, diep godsdienstig en blijmoedig, bezonnen denker en toch vlug in het handelen," zoo wordt Judas hier afgeschil derd. Hij is meer strateeg dan diplomaat en •heer bezieler dan tacticus, zoo blijkt uit het Verdere verhaal zijner verrichtingen, doch wat hem als militair aanvoerder vooral onder scheidt, is de buitengewone zorg voor het mo reel van den troep. Angstige soldaten stuurt hij weg. Hij werkt alleen met een keurbende en wel te verstaan met een keurbende van ge- loovigen. Hij begrijpt wat het zeggen wil, te strijden voor een groote idee. Zelf vurig over tuigd, is hij de psycholoog der overtuigings kracht. Hij houdt zijn mannen voor, dat de eer vaa God elk offer waard is. Zelf geeft hij overal het voorbeeld dezer offervaardigheid. Onder de „Helden Godes" noemt Vondel hem den „voor- Vechter" en dit woord is juist. Hij leeft en sterft °P het slagveld. Zoodra hij eenmaal den hei ligen oorlog is begonnen, weet Judas van geen rusten meer. Hij heeft zijn leven reeds gegeven voor de heilige zaak, ook terwijl hij nog leeft. Het verhaal zijner achtereenvolgende over winningen is boeiend, vooral wanneer men het v°lgt met de fantasie, die door professor Kroon Wordt opgewekt. Immers allerlei aardrijkskun dige en krijgskundige verklaringen, allerlei uit weidingen over Judas' woorden en gedrag, daar bij nog kaartjes en verwijzingen naar parallel plaatsen, maken het mogelijk, dit boek te lezen °P zulk een wijze, dat men het Bijbelverhaal Veel beter leert verstaan. Dit is natuurlijk de K roots te verdienste van het werk, wunt hierdoor beantwoordt het aan zijn doel. Alleen moeten Wij waarschuwen, dat dergelijke lectuur nogal Wat hersenarbeid vraagt (die er goed aan be steed is, overigens). Een fantastische ridder roman is het vooral niet geworden. Iedere regel is wetenschappelijk verantwoord en de verbeel ding moet door den tekst heendringen met be hulp der middelen, die het boek biedt. Dit fan- tasiewerk liet de geleerde schrijver vrijwel ge heel aan den geboeiden lezer over. Het zou interessant zijn, wanneer dit boek Was geschreven zooals de boeken van Hilaire Belloc over Cromwell en over Napoleon, met hauwkeurige reconstructies van de veldslagen eh zielkundige conclusies over de leiding van Judas Machabaeus, maar dan zou het een ander soort boek zijn geworden. Wie het ter hand hcemt, moet weten, dat het een studieboek, een Zeer leesbaar studieboek is, waarbij hij zelf voor sijn pleizier moet zorgen. Het is geen bel lettrie 1 Leeren Wij er Judas goed uit kennen, als ge lovige, als krijgsman, als „voorvechter", als Realist, ook zün zwakte wordt niet verheeld. Bet bondgenootschap, dat hij tegen het einde van zijn leven met de Romeinen sloot, teekent hem niet als een sterk diplomaat. Hij was Edelmoedig, zooals strijdlustige menschen vaak fcijn, maar de diplomatie eischt eerder sluwheid en berekening: Judas was te dapper om listig te zijn en dit begrepen de Romeinen met hun °Ude diplomatieke ervaring. Voordat het bondgenootschap tot stand kwam, Eheuvelde Judas. Talrijkeoverwinningen had hü behaald, maar zijn succes was dat van den htilitair. Hij wist het niet te bestendigen tot een blijvenden toestand, of juister: hij kreeg daar de kans niet toe. Deze taak was weggelegd Voor zijn broer Jonathas. Zien wij Judas het liefst in het open veld, Jonathas voldoet ons beter, wanneer hij den Vijand verrast. Jonathas is waakzaam en be dachtzaam. Hij heeft de tactiek van den humor. Bij wacht op een bruiloft en luistert naar de naderende bruidsmuziek, terwijl zijn mannen hfet ontbloote zwaarden klaar staan om de Vreugde te verstoren uit heilige wraak. Dit is Grimmig, maar het slaagt. Jonathas beWerkt de hinnenlandsche orde en laat twee tegenstan ders dingen om zijn vriendschap, terwijl hij in- hisschen zijn macht versterkt. Hij is een tacti- CUs en een vorst. Maar al zijn geestesgaven blij ven in dienst van het gemeenschappelijk ideaal der drie gebroeders. Ook als religieuze persoon lijkheid behoort Jonathas tot een ander type dan Judas. Hij is minder emotioneel, minder impulsief, minden- spontaan-edelmoedig, maar hij is een man, die zichzelf kent en die met Gods hulp steeds naar de juiste middelen zoekt. Een godvruchtig verstandsmensch is Jonathas, schraler van geestelijk figuur dan de grandioze Judas, echter even trouw en als het er op aan komt even onversaagd. Jonathas stierf niet in den slag, doch werd vermoord. „Niet beter ben ik dan mijn broeders"; met deze woorden aanvaardt Simon de verantwoor delijkheid van hun opvolger te zijn. Hij ziet den toestand donker in, maar hij is deemoedig. „In Juda heerschte rust zoolang Simon leefde. Wel vaart zocht hij voor zijn volk. Vrede verschafte hij het land". Aldus karakteriseert hem de Bijbel zelf. Simon is na den onstuimigen Judas en den vindingrijken Jonathas een meer gelijk matige persoonlijkheid. De gevolgen der activi teit zijner oudere broers maakt hij in rustig overleg vruchtbaar voor het Joodsche volk. Zijn grootste qualiteiten moet men zoeken in de werken des vredes, die hij tot stand brengt. Hij is misschien de minst oorspronkelijke van de drie beroemde Machabeeën, maar hij munt uit door trouwe dienstbaarheid. Hij organiseert het verwerkelijkte ideaal. Ook Simon zal niet op het slagveld sneuvelen. Hij komt om door zijn goed vertrouwen. Op een feestmaal wordt hij bedwelmd door den wijn van den vijand en smadelijk vermoord. Ziedaar het portret van drie zéér verschillende persoonlijkheden, drie „helden Godes", in leven en streven aan elkander ongelijk, doch alle drie schitterende voorbeelden van geloofstrouw en van ijver voor God. Zij verzetten zich tegen een verkeerde opvatting omtrent de mensche- lijke persoonlijkheid, zij houden vast, dat de laatste rechten van de persoonlijkheid onaan tastbaar zijn, Worstelen daarom .met weinigen tegen de tyrannie van machtigen en toonen tevens aan, dat het zuivere persoonlijkheids begrip niet leidt tot nivelleering van karakters en dat in den dienst van God het menschelijk verschil van aard in het geheel geen bezwaar is; integendeel: dat ieder zijn eigen aard ont ving om voor zijn eigen roeping beter geschikt te zijn. Hierdoor zijn ze goede leermeesters voor de moderne menschheid. A. v. D. Naar wij vernemen, heeft de minister Van Binnenlandsche Zaken een commissie inge steld, wier taak het zal zijn, de regeering van voorlichting te dienen nopens alle aangele genheden, die den vrijwilligen burgerlijken dienst betreffen. In deze commissie zijn benoemd tot lid en voorzitter: mr. J. Linthorst Homan, commis saris der Koningin in de provincie Groningen, tot lid en plaatsvervangend Voorzitter: mr. H. W. J. Mulder, voorzitter der commissie burger bevolking, tot leden; N. Arkema, directeur der vereeniging van Nederlandsche gemeenten, A. van Batenburg, wnd. inspecteur voor de be scherming van de bevolking tegen luchtaan vallen, jhr. mr. J. M. van Beijma, voorzitter der Koninklijke Nederlandsche Brandweer Vereeni ging, mr. J. de Blieck, burgemeester van de gemeente de Wijk, ir. L. J. van Dunne, hoofd van den gemeentelijken luchtbeschermings dienst te Rotterdam, G. Kloosterman, luit.- kolonel K. N. I. L. b.d., lid van het bestuur van de afdeeling 's-Gravenhage van de N. V. L., G. H. A. Habets, ondervoorzitter van den Ne- derlandschen bond van vrijwillige burgerwach ten, J. A. J. Jansen Manenschijn, hoofdcom missaris voor het ziekenhuiswezen van het Ne derlandsche Roode Kruis, mevr. M. Rasruyter, leidster van het contactbureau Van vrouwe lijke vrijwilligers, dr. P. H. van Roojen, secre taris van den koninklijken nationalen bond voor reddingwezen en eerste hulp bij ongeluk ken „Het Oranje Kruis", B. W. Th. van Slobbe, burgemeester van de gemeente Breda, mr. J. In 't Veld, burgemeester van de gemeente Zaan dam, J. J. A. H. Verschoor, hoofd van den ge meentelijken luchtbeschermingsdienst te Am sterdam en mr. E. H. J. baron van Voorst tot Voorst, lid van Gedeputeerde Staten der pro vincie Gelderland, en tot secretarissen: mr. J. Heusdens, hoofd van het bureau „Openbare orde en veiligheid" bij de afdeeling Binnen- landsch Bestuur Van het .departement van Binnenlandsche Zaken en mr. N. H. Muller, chef dér afdaeling „Organisatie" bij de inspec tie voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen. Aan de commissie is de bevoegdheid verleend subcommissies in te stellen en aan deze sub commissies leden en een secretaris buiten de commissie toe te voegen. Men deelt ons mede van de zijde van de Nederlandsche Illustratiepers: Het spreekt vanzelf, dat het bericht betref fende de politieverordening van den Opper bevelhebber van Land- en Zeemacht in de Staatscourant van Vrijdag, waarin o.a. wordt medegedeeld, dat het verboden is, in een trein of in eenig ander openbaar middel van ver voer fototoestellen voor onmiddellijk gebruik voorhanden te hebben, alom in kringen van persfotografen groote consternatie heeft ver wekt. Het bestuur der Nederlandsche Illustra tiepers heeft zich intusschen reeds met het Algemeen Hoofdkwartier verstaan en wij kunnen de persfotografen gerust stellen. De houders van de officieele fotoperskaart, uitgegeven door de N. I. P., zullen vermoe delijk wel van dit vervoerverbod vrijgesteld worden. De rijksbemiddelaar in het le district, de heer H. P. J. Bloemers, heeft prof. dr. G. Minderhoud, te Wageningen, aangewezen als arbiter in het loongeschil in de Drent- sche en Overijsselsche venen, met uitzon dering van het rayon Valthermond. Voor dit rayon werd Zaterdag in het ge meentehuis te Arnhem onder leiding van den heer H. P. J. Bloemers een conferentie gehou den met partijen, die bij de staking betrokken zijn. Partijen zijn tot overeenstemming geko men over een voorstel, dat zij elk in binnen enkele dagen te houden vergaderingen bij haar leden zullen verdedigen. 99 In de Koninklijke Musea voor Schoone Kunsten te Brussel is Za terdagmiddag de tentoonstelling van moderne Nederlandsche schil derkunst door den Belgischen mi nister van Openbaar Onderwijs, den heer Soudan, geopend, in tegen woordigheid van vele autoriteiten en belangstellenden. Deze expositie, die gehouden wordt onder de bescherming der regeeringen van België en Nederland, is een kleinere keuze uit de tentoon stelling „Onze kunst van heden", onlangs in het Rijksmuseum te Amsterdam gehouden. Uit de 3200 werken van levende Nederlandsche kunstenaars, die daar waren te zamen ge bracht, is een keuze gemaakt van ongeveer 450 werken. De keuze geschiedde door den hoofd directeur van het Rijksmuseum dr. Schmidt De- gener, door prof. Huib Luns, voorzitter van de commissie van advies, en den heer Willy Slui ter, secretaris van het regeeringscomité voor buitenlandsche kunsttentoonstellingen. Alvorens de officieele opening geschiedde, heeft onze minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, de heer G. Bolkestein. een rede uitgesproken, In de moeilijke tijden, die België en Neder land doorleven, aldus de minister, zoeken Bel gen en Nederlanders elkaar. De voorzitter van uw kamer van afgevaardigden, dr. Van Cau- welaert, onlangs te Amsterdam sprekende, heeft toen terecht doen uitkomen, dat de ge meenschappelijke gevaren een band tusschen België en Nederland hebben gelegd, die ster ker bindt, naar mate de gevaren dreigender worden. Daarom sprak hij over de wenschelijk- heid van een samengaan op economisch gebied. Op dit oogenblik zoeken wij naar nbg andere middelen om wat onze beide landen bindt te versterken.. Niets kan meer bijdragen tot groo- ter wederzijdsch begrip, dan dat wij elkanders geestelijke geaardheid nader treden; geaard heid zich openbarende in allerlei uitingen, niet het minst in die fijne uitingen van persoonlijk leven en volksleven, die wij onder kunst be grijpen. Zoo wil dan deze Nederlandsche tentoonstel ling niet alleen den Nederlandschen kunste naar, maar ook den Nederlander zelf dichter bij u brengen. Wij hebben goed vertrouwen in het gevolg van deze nadere kennismaking. Het geldt hier een tentoonstelling van mo derne kunst. Wij verkeeren in de gelukkige omstandigheid, dat België en Nederland el- kaars oude kunst kennen; kennen en begrijpen. Hoe kan dit laatste ook anders, waar de Noord- Nederlanders in vroegere eeuwen, in den Bourgondisch-Oostenrijkschen tijd, naar het welvarendste deel der „Lage Landen" trokken, naai- Vlaanderen en Brabant, en daar onmis bare schakels werden in de ontwikkeling der Zuidelijke kunst; terwijl daarna Zuidelijke krachten hun invloed oefenden op het beeld der cultuur van onze Noordelijke „Gouden Eeuw". Maar dit geldt niet meer, althans in het algemeen gesproken, voor onze hedendaag- sche kunst; ik meen te mogen zeggen we derzijds niet. Daarom verheugen allen, wien de kunst en het kunstgenot lief zijn als essentieele waarde in hun leven, zich over het tot stand komen van deze tentoon stelling van moderne Nederlandsche schil derkunst hier, van die der moderne Bel gische kunst, welke wij nu gaarne in ons land ontvangen. Indien wij elkaar zoeken, laten wij elkaar dan ook kennen. Wij,'Nederlanders, hopen en vertrouwen dat deze keus aan de Belgische bezoekers iets zal zeggen: zeggen omtrent een nieuw streven, dat in de moderne Nederlandsche kunst beslo ten ligt, zeggen ook iets omtrent den kunste naar, den Nederlandschen mensch, die uit zijn werk spreekt. Ten slotte verzocht de minister zijn Belgi schen ambtgenoot tot de opening van deze ten toonstelling te willen overgaan. De Belgische minister van Openbaar On derwijs, de heer Soudan, heeft o. m. het vol gende gezegd: Deze expositie van hedendaagsche Neder landsche kunst te Brussel, samen met die van Belgische kunst, welke over enkele dagen te Amsterdam doorgaat, staat in het teeken van de toenadering door intiemer kennismaking. Beide zijn meteen te beschouwen als een uiting van onverschrokken optimisme, van geloof in de toekomst en hoop op betere tijden. Bewoners vtan een dubbele vredesbasis, te midden van het krijgsgeweld dat West- en Noord-Europa teistert, torsen wij doelbewust onze hooge zedelijke verplichtingen en stellen wij alles te werk om voor vernieling te vrijwa ren de heiligste waarden, die wij als volk be zitten: onze ziel, onze persoonlijkheid, die zich wellicht het best in kunst weerspiegelt. Het zij mij toegestaan, met een enkel woord te wijzen op' de bijzondere beteeke- nis van een Nederlandsche kunstmanifesta tie binnen deze muren. Op dezelfde plaats, waar thans dit museum en het algemeen Rijksarchief verrijzen, stond eertijds het huis Nassau. Verschillende gedeelten van het oorspronkelijk gebouw, o. m. de St. Jo- riskapel, thans leeszaal van het archief, en de zuilen, die men bij den ingang van het archief ziet, rijn bewaard gebleven. Hier woonde de jonge Willem I, prins van Oran je, hier genoot hij zijn opvoeding en nam hij deel aan het hofleven onder Maria van Hongarije. Ik kan mij, voor deze onder neming, geen passender beschermheer in- endenken dan den stichter van Uw Staat en van Uw Vorstenhuis, Uw terecht geroem- den Vader des Vaderlands. Hiermede verklaar ik voor geopend deze tentoonstelling van Nederlandsche kunst van heden. Bjj deze officieele opening waren aanwezig de Nederlandsche gezant te Brussel, mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten, prof. dr. G. A. van Poelje, directeur-generaal van het on derwijs, mr. J. K. van der Haagen, chef van de afdeeling Kunsten en Wetenschappen van het, departement voor Onderwijs, Kunsten en We tenschappen, prof. dr. W. Martin, directeur van het Mauritshuis, dr. A. B. de Vries en dr. A. P. E. van Schen&el, verbonden aan het Rijks museum te Amsterdam, prof. Huib Luns, de ministers van Staat Carton de Wiart, Lippens en Paul Hijmans, de heer Kuypvelde, conser vator en directeur der Koninklijke Musea in België, de heer Vermeylen, senator, de wet houders van Brussel Veracke en Denayer, de heer Willems, directeur van de stichting der universiteit, de heer Kuypers, chef van het kabinet van den minister voor Openbaar On derwijs, de heer Herman Teirlinck, directeur van het instituut voor Kunstnijverheid, de heer Opsoemer, directeur voor de schoone kunsten van Antwerpen, de heer Aveling, raadsheer van de Britsche ambassade te Brussel, generaal Merxbach en de voorzitter van de Nederland sche Kamer van Koophandel te Brussel, de heer Vinck. De Tweede Kamer is bijeengeroepen tegen Donderdag 9 Mei, des middags 1 uur. De Voorzitter zal mededeeling doen van het besluit der centrale afdeeling, om onmiddellijk in de afdeelingen een aantal wetsontwerpen te doen onderzoeken, benevens het voorstel- Deckers tot wijziging van het reglement van orde. Na de vergadering der afdeelingen zal de openbare vergadering hervat worden. Aan de orde zal dan o.m. zijn het ontwerp, houdende nadere voorzieningen tegen het bekend worden van staatsgeheimen, verhooging van de maxi mumstraf op een aantal misdrijven tegen de veiligheid van den Staat en aanverwante klei nere wijzigingen. Zooals wij reeds meldden mogen op grond van de desbetreffende voorschriften van den directeur van het Rijkskolenbureau gedurende het tijdvak van 1 Mei tot en met 30 September 1940 handelaren aan hun afnemers niet meer vaste brandstoffen verkoopen of leveren dan de helft van de door deze afnemers in de maan den April 1939 tot en met Maart 1940 van den betref fenden handelaar ontvangen hoeveelheid. Met vaste brandstoffen worden hier bedoeld steenkolen, steenkoolbriketten, cokes, bruinko len, bruinkoolbriketten en petroleum cokes. Ter naleving van deze bepaling, zoo valt na der te melden, is de verbruiker verplicht een ontvangstbewijs te teekenen, waarop de naam en het adres van den verbruiker, alsmede de leveringsdatum en de hoeveelheid en soort der geleverde brandstoffen zijn vermeld. Het publiek wordt verzocht aan de uitvoering van deze voorschriften ten volle zijn mede werking te verleenen. Van officieele zijde meldt men ons, dat H. M. de Koningin zich Maandag 6 Mei, bij de herdenking van het 100-jarig bestaan van den Haarlemmermeerpolder te Hoofddorp, zal doen vertegenwoordigen door haar kamerheer i. b. d. jhr. F. van Lennep. Vanochtend heeft de aangekondigde radio uitwisseling OsakaNederland plaats gehad, welke georganiseerd werd door de Japansch- Nederlandsche Vereeniging in Den Haag op verzoek van de Japansche regeering. Na het spelen van het Wilhelmus spraken van Japan uit de heeren Saburo Nango, een bekend groot-industrieel en zakenman uit het Kansai-district en vice-voorzitter der Japansch- Nederlandsche Vereeniging voor Kansai; Pen- nink, de Nederlandsche consul-generaal in Kobe, en Ishizawa, van het ministerie van Buitenland sche Zaken. Vervolgens opende de heer W. A. Engelbrecht, oud-voorzitter van de Rotterdam- sche Kamer van Koophandel en vice-voorzitter van de Nederlandsch-Japansche Vereeniging, voorafgegaan door het Japansche volkslied, de rij van sprekers, die van Nederland uit 'twoon' voerden. Hij sprak o.m. als volgt: Bij de eerste uitwisseling van radio-uitzending sprak uw hooggeachte oud-minister Sato, dien wij binnenkort in ons land zullen kunnen be groeten, de overtuiging uit, dat het goed be grijpen van cultuur en karakter een onmisbare factor is om zakelijke betrekkingen nauwer te doen ontwikkelen. Wij deelen deze overtuiging ten volle en zullen krachtig medestreven haar te bevorderen, ook in de andere gebiedsdeelen van het Rijk onzer geëerbiedigde Koningin. Uwe goede wenschen vaar het behoud van den vrede voor ons land treffen ons zeer. De beste wenschen gaan van onze vereeniging uit voor uw zoo vereerden Keizer en het volk van Janan Hierna voerde de Japansche gezant in Den Haag, de heer Itaro Isku. het woord in de Japansche taal, waarbij hij o.m. het volgende zeide: lederen keer, dat er geruchten in omloop zijn over een z.g. crisis, schijnen onze landgenooten ver weg in Japan bij zichzelf te denken: „Wat zullen de Nederlanders ongerust zijn over het gevaar, dat hun boven het hoofd hangt en dat elk oogenblik kan losbreken en de ongerust heid onder landgenooten da^r zal wel niet min der groot zirn". Het gevolg is geweest, dat wij meer dan eens vanuit Japan telefonisch verzoek cm inlichtingen ontvingen. De waarheid is ech ter, dat de Nederlandsche bevolking, zoo lang de crisis duurt, een aleeheele knimt» aan den dag heeft eeWd Deze voortdurende rust van de bevolking moet echter niet worden opgevat a's een soort onverschilligheid ten aanzien van de moeilijl;». situatie, waarin het land zich bevindt. Hoezeer- Nederland het ook zou probeeren. het zou nooit 'n staat zijn de algeheele en strikte neutrali teit van het land te doen eerbiedigen, indien het niet beschikte over een weermacht, die sterk genoeg is om een invasie een buitenge woon riskante onderneming te maken. Daar deze waarheid volkomen tot haar doorgedrongen is, heeft de Nederlandsche regeering van het oogenblik af dat de oorlog iutbrak haar uiterste best gedaan om de defensie zoo sterk mogelijk te ma ken en het resultaat is, dat thans de hoog ste graad van paraatheid bereikt is. Dit heeft, naar het mij schijnt, bij de Neder landsche bevolking het bewustzijn in het leven geroepen, dat alles, wat mensche- lijkerwijze gedaan kon worden, ook gedaan is, en dat men voor het overige op de Voor zienigheid kan vertrouwen, dit is feitelijk ook een soort van zelfverzekerdheid. De laatste jaren heeft de" 300 jaar oude tra- ditioneele vriendschap tusschen Japan en Ne derland zich met spoed ontwikkeld in een nauwere samenwerking op economisch en cultureel gebied. De voortdurende pogingen, welke in die richting door de Japansch-Neder- landsche vereenigingen in beide landen wor den aangewend; worden door ons ten hoogste gewaardeerd. Ik hoop ten zeerste, dat een ,.goodwill"-uit- wisseling als de onderhavige onder de auspiciën van de bedoelde vereenigingen in de toekomst nog eens herhaald zal kunnen worden. Ten slotte werd het woord gevoerd door dr. J. H. van Royen, chef der afdeeling diplomatieke zaken van het departement van Buitenlandsche Zaken, voorheen lega tiesecretaris te Tokio. Aan het verzoek van de Nederlandsch-Japan sche Vereeniging om ter gelegenheid van de uitwisseling van radio-uitzendingen tusschen Osaka en Nederland eenige woorden te zeg gen, voldoe ik met zeer veel genoegen, aldus spr., en wel in de eerste plaats, omdat ik over tuigd ben, dat alles, wat, zooals deze radio uitzendingen, de oude vriendschapsbanden tusschen Nederland en Japan kan bevestigen en versterken, zooveel mogelijk moet worden aangemoedigd en bevorderd. Wat de wereld heden ten dage bovenal noo- dig heeft, is de mogelijkheid voor een vrije uitwisseling van denkbeelden en idealen op het gebied van economie, van wetenschap, en van kunst, kortom op het gebied van wat men pleegt te noemen cultuur. Wanneer een zoo danige vrije uitwisseling tusschen twee volken tot stand wordt gebracht, dan kan dat niet anders dan tot voordeel van beide strekken, te vens ontstaat dan een beter wederzijdsch begrip voor eikaars doelstellingen en idealen en wordt vanzelf de vriendschap geboren. De uitzendingen werden afgewisseld met Nederlandsche en Japansche muziek. Benoemd tot secretaris der commissie, van 1 Augustus 1939 tot en met 31 Juli, 1940 te Utrecht, belast met het afnemen van de theore tische en praktische tandheelkundige examens, het lid dr. J. B. Mansens. Benoemd is tot officier in de orde van Oranje-Nassau: dr. P. G. Tiddens, voorzitter van den raad van beheer van het Nederlandsch Luchtvaart Instituut, te Utrecht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5