Niemandsland - tusschen
muren van geschut
Pouweügberte
KLEINE
VOOR
ENCYCLOPAEDIE
KATHOLIEKEN
EIGENWIJZE
Anne
Blauwe Duivels
Economische
samenwerking
6000 PLATEN
BOVENDIEN 128
750 PORTRETTEl
100 GEKLEURDE EN 25
250 REPRODUCTIES
Ongelooflijk lagen prijs van f 12.-
ZONDAG 5 MEI 1940
a
Kerkelijke statistiek
in Duitschland
Cijfers getuigen van bloeiend
katholiek geloofsleven
E£N 6PANNENP 0OtK
rN
"EiM TAgAK VAN
LENTE
Nationale bijeenkomst
van studenten
Nederlanders in
Noorwegen
ONDERSCHEIDINGEN VAN
HET ROODE KRUIS
Van spionnage verdacht
SLACHTOFFER VAN ONGE
LUK OVERLEDEN
TROUWBETUIGING VAN
REGENTENBOND
Toenadering beoogd tusschen
Nederland, België en Luxemburg
BELGISCH TEGENBEZOEK
De loterij van de K.F.A.
DOOR
CURTIS YORKE
yy
(Van onzen Parijschen correspondent)
Niet zonder reden noemt men ze de „Blau
we Duivels", die vermaarde chasseurs al-
pins. Men treft ze in de bergachtige en
boschrijke deelen van het beruchte Nie
mandsland, dat tot nog toe vrijwel het
eenige oorlogstooneel van het Westfront is.
Hier hebben ze zich in het lage bergland
bewonderenswaardig aangepast. Ook dezer
dagen is dat weer duidelijk gebleken, nu er
een opleving van den patrouille-oorlog te
melden is.
De Blauwe Duivels, die in het Niemandsland
de voorste linies en de voorposten bezetten, be-
hooren tot de groote familie der vrije korpsen.
Velen van hen hebben over slagen op de hoogste
Alpentoppen gedroomd, over halsbrekende ver
kenningstochten, waarbij zij tegen loodrechte
rotswanden moesten klauteren en peilloos
diepe afgronden moesten oversteken. Hier
echter moeten zij genoegen nemen met logge
heuvels en glooiende hellingen, die dichtbegroeid
zijn. Het uitzicht is er zeer beperkt en de pure
Alpenlucht ontbreekt heelemaal. Maar daar
voor in de plaats hebben ze het avontuurlijke
soldatenleven, 't onafgebroken gevaar, dat over-
ai dreigt, dat in den grond, achter een boom,
in een greppel,achter een verkoolden muur
loert als een roofdier op zijn slachtoffer. Het
is in dit Niemandsland, in deze .wereld van
hinderlagen en overvallen, waarin de meest ge
raffineerde krijgsmethoden in toepassing wor
den gebracht, dat de strijders der twintigste
eeuw hun moed en strategische bekwaamheid
toonen. Geen gewoon mensch kan in deze we
reld leven. De dorpen zijn er leeg. Hier, dit ge
hucht, schijnt angstig, want het heeft zich aan
den zoom van een bosch in de dichte schaduw
verborgen. Slechts één huisje is bewoond. Een
schichtige rookpluim verraadt het, evenals het
prikkeldraad dat er rondom gespannen is. Dit
is ook het eenige huisje dat nog in betrekkelijk
goeden staat verkeert. Alle andere hebben ge
havende daken, of zij hebben deuren en ramen
verloren.
De oorlog? Neen, de wind. Maar triest blijft
het toch, zoo'n dorpje in Niemandsland. In de
buurt van het door prikkeldraad omspannen
huisje is degelijk verborgen een wachtpost op
gesteld. Niemand, die niet op de hoogte is, kan
hier zoo'n post vermoeden zelfs. De wachter is
een Blauwe Duivel, die niet meer aan zijn goed
gesternte gelooft. In zijn buurt is nog geen
granaat ontploft. Ook zooiets is mogelijk in deze
wereld. Als men hem niet gauw naar een sector
met meer leven verplaatst, dan loopt hij hier
gevaar in een verstrooiden philosoof te veran
deren.
En tocheenige tientallen meters verder,
aan gene zijde van die kloof is de zwaar verde
digde vijandelijke zone. Van hieruit kan men
door den kijker op gindschen heuveltop den
wachter herkennen aan zijn gehelmd hoofd, dat
zich af en toe vertoont. De chasseurs letten niet
eens meer op dat hoofd. Het is ongevaarlijk zoo
lang het zich niet verplaatst. Ze laten zich ook
niet van de wijs brengen, door het ontploffen
van granaten op dien heuvelrug. Gedurende de
weken, dat ze hier hun verblijf hebben, zijn ze
aan dit alles gewend geraakt. Dag en nacht
doorkruisen ze het gebied, beschermen ze er
dt stellingen achter zich, maken zij den vijand
het leven zuur. Op één treffen meer of minder
komt het voor hen niet meer aan. De jonge
tweede luit, die hun sectie aanvoert, heeft er al
veertig achter den rug, veertig patrouilles en
overvallen. Over eenigen tijd raakt hij den tel
kwijt. Dan is hij een oude stamgast van het
Niemandsland. In elk geval is hij nog zeer jong
en als men niet weet, dat hij een der schitte
rendste promoties van Saint Cyr heeft gemaakt,
dan zou men hem voor een geleerde houden,
een archivaris of zoo. En dat zou dan heelemaal
niet te verwonderen zijn, want zijn vader is een
bekend historicus.
De beste metgezel van dien officier is een
veteraan van den vorigen oorlog. Hierom noemt
men hem den ouden soldaat, ook al is hij ad
judant-chef. Hij is echter 47 en heeft vrijwillig
dienst genomen. Nu zit hij vrijwillig hier, waar
hij zijn vermetelen luit het zoo ingewikkelde
beroep van Niemandsland-ridder leert. Met hun
beiden voeren zij hun sectie van twintig man
aan. Zij begeven zich zelfs midden in de Duit-
sche mijnenvelden, waar reeds meer dan één
patrouille in de lucht gesprongen is.
Deze sector, die uit rotsen, ravijnen, bos-
schen en kloven bestaat, leent zich uitmun
tend tot dat gevaarlijke bedrijf van hinder
lagen en overvallen. Overdag ziet men ter
nauwernood dertig pas voor zich en des
nachts kruipt men van boom tot boom, zoo
als de Sioux en Apachen van onze jongens
boeken dat zoo meesterlijk deden. Maar die
Sioux hadden daarbij geen rekening te hou
den met mogelijke mijnen. Onze Blauwe
Duivels van dezen sector daarentegen moe
ten den bodem met hun voeten betasten en
daarbij zorgen, dat ze niet het minste ge
rucht maken. Elke vierkante centimeter kan
den dood ten gevolge hebben. Voor de be
ginnelingen in Niemandsland is de ergste
vijand dien ze te overwinnen hebben.zich
zelf. Vanaf het oogenblik, dat het hierbin
nen niet meer zoo ongewoon hard klopt,
gaat alles vanzelf.
Zelfs de tragische nacht, dien elkeen hier be
leefd heeft en die de levendigste herinnering
yoor den combattant blijft, zelfs die nacht zal
hem dan niet meer doen terugdeinzen voor de
gevaarlijkste zendingen. Op zoo'n nacht komt
men terug als brancardier met op de draagbaar
het stoffelijk overschot van een makker, die het
„slecht getroffen heeft". Dat is dan de nacht,
dat een soldaat de volle grootheid en verant
woordelijkheid van zijn taak voelt, de nacht,
dat men dien makker bijna benijden zou en
zeker als voorbeeld neemt.
En den volgenden dag trekt men er geheel
opgelucht op uit om met de kameraden een
weg te banen door het vijandelijke mijnenveld,
met een mes de helsche machines uit de aarde
te peuteren en deze dan tegen de vijanden te
gebruiken. Dagen achtereen ligt men dan verder
op de loer of zich niet een van die vreemde
„briefbestellers" in een valstrik laat lokken. Dit
zijn de deskundigen op het gebied van mijnen
leggen. Ze dragen op zij een geheimzinnige tasch
of zwarte trommel. Hierom noemt men ze brief
bestellers. De kunst is dan zoo'n postlooper te
snappen als hij aan het werk is en geniepig een
van zijn instrumentjes in den grond steekt. Op
zoo'n oogenblik lost de beste schutter van de
sectie zijn schot. En wie er dan in slaagt de
zwarte trommel als buit te veroveren, die heeft
wel het moeilijkste en het eervolste werkje ver
richt, dat in Niemandsland verricht kan wor
den. Dit is een van de kenmerken van den oor
log in deze wereld. Hinderlagen, overvallen. Al
tijd slimmer zijn dan de vijand. Maar toch
ook steeds bereid zijn er zelf het leven bij in te
schieten.
Wat is het leven?
Een flikkerend kaarsvlammetje, dat door den
kleinsten kogel wordt uitgeblazen.
De Blauwe Duivels van Niemandsland heb
ben niet veel tijd voor bespiegelingen. Zij en
alle anderen, die tot de vrije korpsen behooren,
voeren tot nog toe den eigenlijken oorlog.
Volgens de achterwacht is het een vreemde
oorlog. En zoo is het inderdaad. Maar dat het
oorlog is, een verbitterde oorlog, dat mag nie
mand ontkennen. Zij die weten, wat er in Nie
mandsland gebeurt, spreken niet over vreemd.
Zij zeggen, dat het een oorlog is van tweede
luitenants en hiermede bedoelen zij dan dat tot
nog toe alleen groepen ter sterkte van een sec
tie met elkaar slaags raken. Waar het op aan
komt is de moed van een jong officier, de koel
bloedigheid van een geroutineerd adjudant, de
vermetele vastberadenheid van een handvol
soldaten. Onlangs nog werd dit in een heldhaf
tige expeditie van een sectie Blauwe Duivels
tegen een vijandelijken voorpost gedemonstreerd.
De luit was een bijzonder innemende blonde
athleet. Omdat hij zijn wiskunde zoo goed
kende had men hem eerst bij den staf geplaatst.
Hij rustte evenwel niet, voordat hij zijn over
plaatsing naar de vrije korpsen had bewerk
stelligd. Hier kwam hij geheel tot zijn recht.
Zijn minderen droegen hem op de handen. Tij
dens de bedoelde expeditie nu kwam het troep
je in een nieuw-aangelegd mijnenveld terecht.
Een ontzettende ontploffing werd gevolgd door
het gekerm van een aantal soldaten, die ge
wond waren. Alle anderen wierpen zich onmid
dellijk ter aarde. De luit alleen bleef recht over
eind. Hij plaatste eenige schutters ter dekking.
De vijand moest in bedwang worden gehouden.
De vijand werd in bedwang gehouden, zoodat
de gesneuvelden en gewonden konden worden
weggedragen. Eerst toen merkte de adjudant,
dat er iets met zijn luitenant aan de hand was.
Deze had een oog verloren. Men wilde ook hem
evacueeren. Hij weigerde. Eerst moesten zijn
makkers in veiligheid worden gebracht. Hijzelf
volgde te voet, terwijl hij zijn zakdoek voor de
verschrikkelijke hoofdwonde hield, voor het oog,
dat nooit meer zien zou.
Men schrijft ons uit E'erlijn
Van bevoegde zijde worden ons eenige statis
tische gegevens omtrent het evangelische en
katholieke kerkelijke leven in Duitschland ver
strekt, waaruit dan de conclusie getrokken
schijnt te moeten worden, dat de christelijke
kerken zich in het huidige Duitschland geheel
vrij kunnen bewegen. Men stelt vast, dat er in
het huidige Groot-Duitschland in totaal rond
16.000 predikanten de geestelijke verzorging van
20.200 kerkelijke gemeenten in handen hebben.
De Inwendige Zending beschikt over rond 10.000
ziekenhuizen en sanatoria, waar 47.860 diaco
nessen, 20.000 verpleegsters en 4000 diakens
werkzaam zijn. Zeer omvangrijk moet ook de
hulp zijn, waarover de Uitwendige Zending be
schikt, maar cijfers worden dienaangaande niet
genoemd. Wel deelt men mede, dat het Rijk
in totaal 70 millioen mark uitkeert ten be
hoeve van de predikanten, verdere kerkelijke
autoriteiten, voor de theologische faculteiten,
voor het godsdienstonderwijs (voorzoover dat in
de scholen nog de belangstelling der huidige
jeugd geniet) en voor de geestelijke verzorging
van het leger in tijd van oorlog.
De Katholieke Kerk is in het huidige
Duitschland verdeeld over 48 bisdommen met
ruim 11.000 parochies en 33.000 wereldlijke
geestelijken. Aan congregaties en orden in het
zoogenaamde „Altreich" telde men in het jaar
1936 dus ruim vier jaar geleden; sedertdien
vonden er in Duitschland geruchtmakende pro
cessen plaats en het valt te betwijfelen, of deze
cijfers thans nog kloppen 661 mannelijke
met 13.800 ordebroeders en 7900 vrouwelijke
met ruim 90.000 katholieke zusters. De staat
keerde aan de Katholieke Kerk in totaal uit in
Heel Neerland is één open tuin:
De lente is gekomen!
Het jonge groen ligt op de wei
En t hangt weer aan de hoornen.
Nu trekken wij de steden uit,
Nu willen wij naar huiten,
Nu zullen wij in de natuur
De vogels hooren fluiten.
Die zijn weer ijv'rig aan het werk,
Ze gaan hun nesten bouwen,
Je ziet ze nu, als ieder jaar,
Weer met hun takjes sjouwen.
De bollenvelden kleuren 't land
Met frissche, bonte verven,
't Is lente, hier, en overal,
Ook waar soldaten sterven
De 'wereld is één open tuin,
Waar leven wil ontspruiten,
Maar waar in plaats van vogels vaak
Nog slechts de kogels fluiten.
Wél zijn er vogels in de lucht,
Die wenden en die draaien,
Maar die met zwaren bommenlast
Slechts dood en ong'luk zaaien.
Ook bollen zijn er, in de zee,
Met helsche kracht geladen;
Men pleegt in naam van recht en eer
De gruwelijkste daden...,
De lieve lente is er weer
En strooit met feestboeketten,
De menschheid echter moordt aan
't front
En krimpt in lazaretten.
HERMAN KRAMER
VS
voornoemd jaar 55 millioen mark, daarnaast de
door den staat geheven kerkelijke belasting ten
bedrage van 120 millioen mark.
Van 162.251 aangegane huwelijken van
katholieke staatsburgers zijn er in 1936 in
totaal 157.587 kerkelijk bevestigd, d.w.z.
97,13 pet. Van de 390.344 uit deze huwelijkep
voortgesproten kinderen zijn er 99,74 pet.
kerkelijk gedoopt. Nagenoeg even hoog moet
het percent zijn van hen, die kerkelijk be
graven werden.
Aan de staatsuniversiteiten telt men over
heel het Derde Rijk nog maar 8 katholieke
theologische faculteiten, waar dan nog 6 andere
door den staat gesubsidieerde instituten bij
komen. Het aantal katholieke studenten, die
theologie studeeren, moet in de jaren 1935—
1937 met 5000 constant gebleven zijn.
Vrijdagavond 10 Mei zal in de Kurliauszaal
te Scheveningen op initiatief van alle Neder-
landsche studentenvereenigingen een nationale
bijeenkomst worden gehouden.
De studenten hebben het initiatief hiertoe
.genomen, om ook van hen, als belangrijke
groep uit de Nederlandsche samenleving, een
krachtige opwekking tot nationale eensgezind
heid en vastberadenheid te doen uitgaan.
Op dezen avond zullen het wcord voeren mr.
J. Linthorst Homan over „Volk en Vorsten
huis", prof. jhr. mr. B. C. de Savornin Lob
man over „Neutraliteit van ons Koninkrijk",
dr. J. J. C. van Dijk over „De beteekenis van de
Nederlandsche weermacht", mr. P. J. Oud over
„Gesloten front", dr. H. B. Wiardi Beekman
over „De taak der jongeren" en mr. T. J. Ver
schuur over „Offervaardigheid".
Deze bijeenkomst is voor een ieder toegan
kelijk.
Blijkens bij het departement van Buiten-
landsche Zaken ingekomen ambtsberichten
bevinden zich de binnen het consulaat
Bergen woonachtige Nederlanders in goe
den welstand.
Naar het hoofdbestuur van het Nederland
sche Roode Kruis ons mededeelt, zijn ter ge
legenheid van de verjaring van H. K. H. Prin
ses Juliana de navolgende Rhode Kruis-onder-
scheidingen verleend:
Het kruis van verdienste aan; Generaal -
majoor N. A. A. van de Roemer te 's-Grav-en-
hage, hoofdofficier van gezondheid le klasse
L. Hendriks te Den Helder, H. M. van der
Vijver te Raalte, L. J. Zielstra Sr. arts te Gro
ningen, dr. H. H. Maas te Leiden, prof. dr.
G. o. E. Lignac te Oegstgeest, L. H. Luyen-
dijk te 's-Gravenhage, C. van Rikxbort te
Weesp, kapitein P. P. C. van Rijen te 's-Gra-
venhage, J. A. Gischler, arts te Sappemeer,
J. Hocke Hoogenboom arts te Culemborg, j. J.
Nieuwenhuysen te Limmen, E. A. Marcus, arts
te Zwolle, jhr. mr. G. de Kuyper te 's-Herto-
genbosch, mej. Tj. Koppius te Zeist, dr. P. J.
H. Hbyng te Roermond, F. A. J. Schmier te
Brunssum, jhr. W. E. van der Does de Bye te
Wassenaar, mevr. S. L. Stahl geb. Hoboken te
Rotterdam, mr. K. J. Poll te Dordrecht, luite
nant-kolonel b. d. Th. L. van Maaren te Voor
burg, mevr. J. G. van de Pol geb. Nonkes te
Amersfoort, dr. J. van der Werff te Batoe (Ma-
lang), Albert Beck te Balikpapan, dirigeerend
officier van gezondheid le kla.ss? N. H. A. J.
Schulte te Makassar.
De medaille van verdienste in zilver aan: H.
Kennis te Brunssum, mej. M. Koekebacker te
Voorburg, A. Elenbaas te Rotterdam, V. de
Jong te Gouda, L. van Wijgerden te Leerdam,
Luis Bonnewit te 's-Gravenhage, H. G. van
Schuppen te Veenendaal, J. Bosch te De Bilt,
H. C. de Koningh te 's-Gravenhage, Geert
Boers te Halfweg.
De medaille van verdienste in brons aan; G.
van Baarlen te Rotterdam, Teunis Dorrepaal
te Haarlem, G. H. Molenaar te Leerdam, A.
Jansen te Zwolle, J. H. van een Bosch te Vee
nendaal, J. G. van Kesteren te 's-Gravenhage,
G. A. Aerts te 's-Gravenhage, W. de Jong te
's-Gravenhage.
De Landsteiner penning in zilver aan: mevr.
D. van Dijkvan der Vijver te Rotterdam,
mevr. O. Grothe van SchellachDoude van
Troostwijk te Eindhoven.
Mevrouw v. d. P,, vroeger in IJmuiden woon
achtig, de laatste jaren evenwel in Gelsenkir-
chen, is, zoo vernemen wij, dezer dagen op
aanwijzing uit IJmuiden in Rotterdam gear
resteerd, verdacht van spionnage. Zij is gevan
kelijk naar IJmuiden overgebracht en aldaar
in arrest gesteld.
De 48-jarige heer G. Meijer, administrateur,
wonende te Middelstuoi, die Vrijdagmiddag
omstreeks vier uur op den onbewaakten ovei-
weg te Stedum door een goederentrein uit
Delfzijl werd aangereden en met zware ver
wondingen naar het Diaconessen-ziekenhuis te
Groningen was gebracht, is Zaterdagmiddag
overleden. Hij laat een vrouw en drie kinderen
achter.
BANDOENG, 4 Mei. (Aneta) De Regenten-
bond, de tijdens het decentralisatie-congres te
Bandoeng in jaarvergadering bijeenkwam, ver
zond telegrammen aan H. M. de Koningin en
aan Z.E. den Gouverneur-Generaal.
Het telegram aan H. M. de Koningin luidt:
„Regentenbond Sedio Moeljo, heden bijeen,
betuigt H. M. immer trouw en verknochtheid.
Voorts hulde voor vlootplan ter verbetering be
scherming Aziatisch deel Koninkrijk Neder
landen."
Het telegram aan den Gouverneur luidt:
„.Regentenbond Sedio Moeljo, heden bijeen,
betuigt opperbestuur en Indische regeering im
mer trouw en verknochtheid, zich tot uiting
meer dan ooit gedrongen gevoelend deze cri-
tieke dagen."
mag ongetwijfeld heeten het door den geleerden Jezuïeten-
Pater J. Verschueren met medewerking van Dr. L. Brounts
samengestelde taalkundig-encyclopaedisch geïllustreerd
woordenboek.
2 ZWARE DEELEN, 4OO0 KOLOMMEN TEKST
Bij belangrijke artikelen vindt men ook literatuur-opgave.
Illustratief overtreft de uitgave alles wat tot nog toe op dit
gebied is gebracht. Ze bevat:
kleine en groote, geheel nieuw door
kunstenaars geteekend.
platen, waarvan 10 in kleur over
wetenschappelijke onderwerpen.
7CA DADTDCTTCM van beroemde mannen uit den
I DU lUlV 1 IvEi I 1 Eill ouden en nieuwsten tijd.
zwarte aardrijkskundige
platen.
r* AA CATA'P van landschappen en steden uit de ver-
DUU rUIU schillende werelddeelen.
van kunstwerken
tijden en stijlen.
uit alle
Voorts verscheidene gekleurde bijlagen met bloemen, vogels,
vlinders, delfstoffen, vlaggen, wapens, enz. enz. De Maas
bode schreef vol lof over de bijzondere zorg aan de uitgave
besteed. De Nieuwe Eeuw roemde het meesterschap dat zich
in de beknoptheid der uitgave verraadt. Wij bieden deze
uitgave aan de lezers van dit blad franco aan' tegen den
Desgewenscht betaalbaar met 1.of méér per maand.
Daar onze voorraad beperkt is bestelle men omgaand uit
sluitend rechtstreeks aan N.V. Boek- en Kunsthandel H.
Nelissen, Prinsengracht 627, A'dam, Giro 60092, Tel. 31791.
K h m m Ondergeteekende wenscht te ontvan
S m (H W gen: J. Verschueren S.J., Modern
r (Encyclopaediseh) Woordenboek.
Het bedrag ad 12./de le maandel. termijn ad
is verzonden/wordt met 10 ets. extra voor rembours bij ont
vangst zending betaald. (Doorslaan wat niet wordt verlangd).
NAAM:
ADRES: 32
De heer P. H. Spaak, minister van Buiten-
landsche Zaken en van Buitenlandschen Han
del, heeft Vrijdagochtend in audiëntie ontvan
gen de heeren L. Graux, Bald. Steverlynck, P,
Ectors, G. Dailly, J. B. Vink, respectievelijk
voorzitter van het Centraal Nijverheidscomité
van België, het Vlaamsch Economisch Verbond,
de Kamer van Koophandel van Brussel, de Ka
mer van Koophandel van Antwerpen, de Neder
landsche Kamer van Koophandel voor België en
Luxemburg, te Brussel.
De delegatie, geleid door den heer Ph. van
Isacker, oud-minister en voorzitter van de Bel-
gisch-Luxemburgsche delegatie van het Perma
nent Economisch Comité, heeft den minister het
besluit overhandigd, hetwelk werd aangenomen
op de Hollandsch-Belgische samenkomst, welke
georganiseerd was ter gelegenheid van de jaar-
lijksche algemeene vergadering van de Neder
landsche Kamer van Koophandel voor België
en Luxemburg, op 30 Maart 1940.
Dit besluit is in de volgende termen opgesteld:
Overwegend
1) dat getracht moet worden een zoo nauw
mogelijke samenwerking tusschen de drie lan
den te vinden op het geheele gebied der econo
mische activiteit, met het doel om steeds meer
overeenstemming te bereiken in hun gemeen
schappelijke belangen;
2) dat het noodzakelijk is de strekking van de
regeeringsactie en die van het vrij initiatief der
kooplieden, industrieelen en landbouwers (deze
bijgestaan en geïnspireerd door hun beroeps-
groepeeringen), op de juiste wijze samen te vat
ten;
3) dat de beoogde toenadering tevens ten uit
voer gebracht moet worden op dusdanige wijze,
dat geen schade berokkend wordt aan de betrek
kingen met de andere landen. Het is zelfs hoog-
noodzakelijk, dat deze betrekkingen ontwikkeld
worden in den geest van een grootere vrijheid
van het ruilverkeer;
spreekt den wensch uit:
Dat de regeeringen der belanghebbende lan
den:
Het Koninkrijk der Nederlanden, het Groot
hertogdom Luxemburg, het Koninkrijk België,
gemeenschappelijk handelen, opdracht geven
ieder voor zijn respectievelijk land aan een
of meer personaliteiten, waaronder hoogere amb
tenaren:
1) te bestudeeren, in nauwe samenwerking met
de bestaande organismen, o.a. met d,e permanen
te economische Nederlandsch-Belgisch-Luxem-
burgsche Commissie, de meest practische wijze,
waarop dit programma verwezenlijkt kan wor
den;
2) binnen den kortst mogelijken tijd rapport
uit te brengen aan hun respectieve regeering.
Besluit
De huidige motie eerbiedig aan de respectieve
regeeringen te overhandigen.
De delegatie heeft zich vervolgens begeven
naar Baron Ph. van Harinxma thoe Slooten,
buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister
van H. M. de Koningin der Nederlanden, even
als naar Graaf G. de Marchant et d'Ansem-
bourg, zaakgelastigde van het Groothertogdom
Luxemburg te Brussel, om genoemd besluit te
overhandigen met verzoek hetzelve aan de
respectieve regeeringen van Nederland en van
het Groothertogdom Luxemburg over te bren
gen.
De Belgische minister van Openbaar Onder
wijs, de heer Soudan, zal zich Doi*lerdagoch-
tend naar Den Haag begeven voor een tegen
bezoek aan minister Bolkestein.
Het Centraal Bureau van de Katholieke
Filmactie, verzoekt ons opname van onder
staand bericht:
Door den minister van Justitie was bepaald,
dat de trekking van de loterij van de K. F. A.
zou moeten plaats hebben vóór 1 Augustus
1939. Daar door verschillende omstandigheden
een onvoldoend aantal loten was verkocht en er
gereede aanleiding was te veronderstellen dat in
den daarop volgenden winter grooter belang
stelling voor deze loterij zou bestaan, gaf de
minister uitstel van den trekkingsdatum tot
1 April 1940. Dit uitstel was gebaseerd op de
verwachting, dat in September 1939 de film
„Notre Dame de la Mouisue" gereed zou komen
en in de wintermaanden zou worden vertoond.
Van deze eerste proeve van een Katholieke
film mocht vooral van onze geloofsgenoten
steun voor de loterij van het „Werk voor de
Goede Him" verwacht worden.
Intusschen trad eind Augustus de oorlogs
toestand in en kon de film „Notre Dame van
de sloppen" niet afgeleverd worden, terwijl bo
vendien de ongemeen strenge winter alle actie
voor het geven van filmvoorstellingen belem
merde.
Aan den minister is daarom onlangs opnieuw
de vraag voorgelegd of er bij wijze van uitzon
dering nogmaals aanleiding was den trekkings
datum te verschuiven, gezien het feit, dat bo
venbedoelde film thans gereed en in exploitatie
gekomen is. De minister heeft op grond hier
van bericht, dat de trekking van de Loterij van
het „Werk voor de Goede Film" thans zal moe
ten plaats hebben vóór 1 Januari 1941,
37
(Nadruk verboden)
„Ik weet het heel zeker, Lieve, luister eens.
Van kindsbeen af heb ik altijd precies geweten,
wat ik wilde hebben. Daaromtrent bestond nooit
de minste twijfel. Het ging er maar om het
te krijgen. Brian, zal ik je iets vertellen?"
„Lieve schat, ja. Ik dacht, dat je me alles
verteld hadt."
„Welnu, herinner je je dien eersten dag, dat
we elkander ontmoetten? In de lift, weet je?
En op mijn kamer, toen Boxer de lamp om
gooide en jij me hielp met opruimen. En daar
na praatten we."
„Of ik het mij herinner? Zou ik niet? Alsof
Je niet wist. dat ik een tijdlang gevaar liep, al
het andere te vergeten."
„O, Brian, wees toch ernstig. Nu, dien nacht,
toen ik in bed lag, keek ik voor ik in slaap viel
uit het raam ik slaap altijd met hoog opge
trokken marquise en ik bedacht, dat als ik
ooit zou trouwen, ik graag zou hebben, dat m(jn
man een klein beetje op jou leek."
„Lieveling, dacht je dat heusch?"
„Ja, jy niet?"
„Wat ik niet?"
„Dacht jij niet, dat ik wel aardig zou zijn om
mee te praten, altijd?"
Toen vervolgde zij, zonder zijn antwoord af
te wachten: „Je weet, Brian, ik ben vreeselijk
blij, dat je niet rijk bent. Ons inkomen is groot
genoeg om behoorlijk te kunnen leven zonder
veel zorgen. Jij bent voor mij en ik ben voor
jou hoofdzaak. Geld te kort komen is erg, maar
geld te veel hebbenneen, geld maakt nog
niet gelukkig. We moeten in elkaar blijven op
gaan. O, mijn liefste, ik ben toch zoo zielsge
lukkig!"
„Goddank!" zei hij innig. „En hoe staat het
met mij, mijn meisje? Weet je hoe gelukkig ik
wel ben? Ik geloof het niet.. Heb je er eenig
idee van, hoe heel verschillend mijn kijk op het
leven is, sedert jij er in verschenen bent?"
„Het begon allemaal met Boxer, dat lieve
dier!" zei Anne en zij raakte hem zoo plotseling
aan, dat hij met geblaf wakker werd, onder den
indruk, dat hij in zijn slaap door een kat was
aangevallen. „Weet je nog van de eieren, Brian
en hoe mijn jurk er uitzag? Hoe haatte ik
jullie alle twee dien dag!" Toen voegde zij er
na een stilte aan toe: „Vertel me naar waar
heid, wat dacht je van mij dien eersten dag?
Ik weet. dat ik je dit al eens eerder heb ge
vraagd, maar het hindert niet. Ik ben het met
Socrates eens, wat betreft het voortdurend her
halen van alles, wat waar is. Niet, dat ik het
eens ben met alles, wat hij zegt. Ook beschouw
ik hem niet als zoo buitengewoon verstandig. Ik
vind, dat zijn uitspraken dikwijls zoo opvallend
en irriteerend op effect berekend zfjn. Ik zou
hem toch nog niet op één lijn willen stellen met
den ouden Marcus Aurelius."
„Ik veronderstel, dat hij veel verliest bij het
vertalen Socrates bedoel ik," zei Brian flauw
glimlachend. „Het is vreemd, hoe de meeste
vrouwen met Socrates weinig op hebben."
„Ik dacht, dat je geen vrouwen kende?" vroeg
zij vlug.
„Ik placht er een behoorlijk aantal te kennen.
Ik ben niet altijd een maatschappelijk uitge-
worpene geweest."
„Nu, frons je wenkbrauwen maar niet zoo.
Dat past je heelemaal niet. Je zou me gaan ver
tellen, wat je van mij dacht dien eersten dag,
toen Boxer ons bij elkander heeft gebracht."
„Je weet, dat ik dacht, dat je 't temperament
van een kleine tijgerin had. Je weet ook, dat ik
je nogal knap vond."
„Alleen nogal? Dat klinkt tamelijk tam."
„Toen kende ik nog niet al je expressies! Na
de lamp-episode vond ik je uitermate knap, en
nu vind ik je heelemaal niet knap meer."
„Brian!" Dit op vreemd verslagen toon.
„Neen, ik vind je heelemaal niet knap meer,"
ging hij bedaard verder. „Ik vind je eenvoudig
de mooiste vrouw van de wereld."
„O, dat is beter," zei ze, en keek opgelucht.
„Voor het oogenblik had ik het gevoel, of je me
geslagen had of koud water over mijn hoofd
had gestort."
„Maar het is niet alleen je uiterlijk, dat me
aantrekt, jij bespottelijk ijdele Anne. Het is je
stem en je manieren. Je hebt de meest bekoor
lijke manieren."
„Brian, nog nooit tevoren heb ik me gerea
liseerd, wat een werkelijk verstandig en oordeel
kundig persoon je bent. Ik zou hier uren naar
kunnen luisteren. Dit is geweldig."
Hij lachte, terwijl hij opstond.
„Zet je hoed op en ga mee naar buiten," zei
hij. „Denk je, dat ik je ga bederven, door onzin
tegen je te blijven praten tot etenstijd? Ik ben
klaargekomen met mijn artikel voor de Fort
nightly, en als jij je letterkundige dagtaak nog
niet hebt verricht, dan ben je te kort gescho
ten. Als je mij moet gaan toebehooren, kan ik
je niet je oogen laten bederven, door 's morgens,
's middags en 's avonds door te krabbelen."
„Als ik je niet zou toebehooren, denk ik, dat
het er Piet op aankwam, wat ik met mijn oogen
deed," kaatste zij terug, terwijl zij haar hoed
ging halen.
„Dat is een aardig paar, zooals ik nog zelden
gezien heb," zei Dawson, de portier, tegen juf
frouw Watkins, die juist door de hoofddeur van
het flatgebouw binnenkwam, toen Anne en Car
roll naar buiten gingen. „Ik hoop ze nog eens
in een rijtuig te zien wegrijden met een wolk
van rijst achter ze aan, ofschoon ik gehoord
heb, dat hij getrouwd is en ergens stiekum een
vrouw heeft."
„Zoo, zoo, George Dawson, wat een kwaad
denkend mensch moet je zijn, om zulke dingen
te denken van een braven goed-uitzienden, ver-
standigen heer als mijnheer Carroll!" zei juf
frouw Watkins verontwaardigd.
„Een goed uiterlijk Is geen garantie voor
braafheid," antwoordde George philosophisch.
„Ik ben maar een weduwe, maar ik geloof,
dat ik even goed het karakter van een heer be-
oordeelen kan als iemand anders," zei juffrouw
Watkins. „En als mnhecr Carroll geen vrijgezel
is van onbesproken gedrag wel, dan eet ik
mijn hoed op!"
George grinnikte.
„Maar wat is er dan een geheim om hem?"
zei George en dempte zijn stem. „Het kamer
meisje van mevrouw Charteris zegt, dat zij er
over heeft hooren praten bij de maaltijden. Hij
krijgt nooit bezoek, behalve van dien langen,
mageren heer en die komt pas sinds kort."
Juffrouw Watkins werd scharlaken en haar
oogen schitterden dreigend; want zij beschouw
de Anne en Carroll als haar eigen bezit.
„Je deed beter, je met je eigen zaken te be
moeien, George Dawson, en niet de karakters
omlaag te halen van degenen, die je in stilte
broeken en vesten geven, om maar te zwijgen
van fooien en andere voordeeltjes. Kies partij
voor mijnheer Carroll, net als ik. Ik kan en ik
wil niet anders, al zou ik op slag dood blijven."
„De hemel beware me, juffrouw Watkins, ik
heb niets in zijn nadeél gezegd. Alleen, dat het
kamermeisje van mevrouw Charteris...."
„Het kamermeisje van mevrouw Charteris is
een praatzieke nuf," snauwde juffrouw Wat
kins, „en jij bent gek, dat je je tijd met haar
staat te verkletsen."
En zij stapte nijdig verder.
HOOFDSTUK XVI
Op een dag besloten Anne en Carroll om naar
den dierentuin te gaan. Het was een mooie mid
dag in Juni en een zacht briesje temperde den
heeten zonneschijn.
„Ik ben hier in geen jaren geweest," zei Car
roll, toen zij naar binnen gingen.
„O, ik kom er vaak hoofdzakelijk, als ik me
wat vervelend voel," zei Anne. „Zóovelen van de
dieren zien er zoo heerlijk menschelijk uit
soms meer dan dat. Was het niet Thackeray,
die ergens zei: „Als ik bezwaard wordt door
zorgen, ga ik naar den dierentuin en verbeeld
me, dat ik ze buiten het hek achter laat. Ik her
ken mijn vrienden en mijn vijanden, in tallooze
kooien. Blijkbaar onthaalde ik den arend, den
gier, den ouden bok, en den zwarthoofdigen,
roodhalzigen, druipoogigen, zakkerigen, krom-
bekkigen, ouden maraboe, gisteren aan het di
ner." Merk je, dat hij zei „gisteren aan het di
ner,' niet „gisteravond aan het diner?" Ik denk,
dat ze in zijn tijd bij daglicht dineerden. Wat
zou ik graag in dien heerlijken ouden tijd ge
leefd hebben, Brian! Jij niet?"
„Neen. We zouden elkaar niet gekend heb
ben. Colecourt Mansions zouden noch gebouwd,
noch ontworpen zijn. De symbolische mevrouw
Grundy verkeerde in haar meest forsche jeugd
in Thackeray's tijd. Zij zou ons nooit hebben
toegestaan, met elkander in kennis te komen op
een andere dan de meest conventioneele ma
nier."
„Van mevrouw Grundy gesproken," zei Anne,
„laten we naar de struisvogels gaan kijken. Er
is één groote, trotsche. die de kleur heeft van
Jaeger-ondergoed, dat dier is het sprekend even
beeld van mevrouw Hargrave. Hij komt naar je
toé met precies haar loop en de beweging van
haar schouders. Ik lach altyd tranen, als ik het
Zie (Wordt vervolgd)