Niemandsland - tusschen muren van geschut Pouweügberte KLEINE VOOR ENCYCLOPAEDIE KATHOLIEKEN EIGENWIJZE Anne Blauwe Duivels Economische samenwerking 6000 PLATEN BOVENDIEN 128 750 PORTRETTEl 100 GEKLEURDE EN 25 250 REPRODUCTIES Ongelooflijk lagen prijs van f 12.- ZONDAG 5 MEI 1940 a Kerkelijke statistiek in Duitschland Cijfers getuigen van bloeiend katholiek geloofsleven E£N 6PANNENP 0OtK rN "EiM TAgAK VAN LENTE Nationale bijeenkomst van studenten Nederlanders in Noorwegen ONDERSCHEIDINGEN VAN HET ROODE KRUIS Van spionnage verdacht SLACHTOFFER VAN ONGE LUK OVERLEDEN TROUWBETUIGING VAN REGENTENBOND Toenadering beoogd tusschen Nederland, België en Luxemburg BELGISCH TEGENBEZOEK De loterij van de K.F.A. DOOR CURTIS YORKE yy (Van onzen Parijschen correspondent) Niet zonder reden noemt men ze de „Blau we Duivels", die vermaarde chasseurs al- pins. Men treft ze in de bergachtige en boschrijke deelen van het beruchte Nie mandsland, dat tot nog toe vrijwel het eenige oorlogstooneel van het Westfront is. Hier hebben ze zich in het lage bergland bewonderenswaardig aangepast. Ook dezer dagen is dat weer duidelijk gebleken, nu er een opleving van den patrouille-oorlog te melden is. De Blauwe Duivels, die in het Niemandsland de voorste linies en de voorposten bezetten, be- hooren tot de groote familie der vrije korpsen. Velen van hen hebben over slagen op de hoogste Alpentoppen gedroomd, over halsbrekende ver kenningstochten, waarbij zij tegen loodrechte rotswanden moesten klauteren en peilloos diepe afgronden moesten oversteken. Hier echter moeten zij genoegen nemen met logge heuvels en glooiende hellingen, die dichtbegroeid zijn. Het uitzicht is er zeer beperkt en de pure Alpenlucht ontbreekt heelemaal. Maar daar voor in de plaats hebben ze het avontuurlijke soldatenleven, 't onafgebroken gevaar, dat over- ai dreigt, dat in den grond, achter een boom, in een greppel,achter een verkoolden muur loert als een roofdier op zijn slachtoffer. Het is in dit Niemandsland, in deze .wereld van hinderlagen en overvallen, waarin de meest ge raffineerde krijgsmethoden in toepassing wor den gebracht, dat de strijders der twintigste eeuw hun moed en strategische bekwaamheid toonen. Geen gewoon mensch kan in deze we reld leven. De dorpen zijn er leeg. Hier, dit ge hucht, schijnt angstig, want het heeft zich aan den zoom van een bosch in de dichte schaduw verborgen. Slechts één huisje is bewoond. Een schichtige rookpluim verraadt het, evenals het prikkeldraad dat er rondom gespannen is. Dit is ook het eenige huisje dat nog in betrekkelijk goeden staat verkeert. Alle andere hebben ge havende daken, of zij hebben deuren en ramen verloren. De oorlog? Neen, de wind. Maar triest blijft het toch, zoo'n dorpje in Niemandsland. In de buurt van het door prikkeldraad omspannen huisje is degelijk verborgen een wachtpost op gesteld. Niemand, die niet op de hoogte is, kan hier zoo'n post vermoeden zelfs. De wachter is een Blauwe Duivel, die niet meer aan zijn goed gesternte gelooft. In zijn buurt is nog geen granaat ontploft. Ook zooiets is mogelijk in deze wereld. Als men hem niet gauw naar een sector met meer leven verplaatst, dan loopt hij hier gevaar in een verstrooiden philosoof te veran deren. En tocheenige tientallen meters verder, aan gene zijde van die kloof is de zwaar verde digde vijandelijke zone. Van hieruit kan men door den kijker op gindschen heuveltop den wachter herkennen aan zijn gehelmd hoofd, dat zich af en toe vertoont. De chasseurs letten niet eens meer op dat hoofd. Het is ongevaarlijk zoo lang het zich niet verplaatst. Ze laten zich ook niet van de wijs brengen, door het ontploffen van granaten op dien heuvelrug. Gedurende de weken, dat ze hier hun verblijf hebben, zijn ze aan dit alles gewend geraakt. Dag en nacht doorkruisen ze het gebied, beschermen ze er dt stellingen achter zich, maken zij den vijand het leven zuur. Op één treffen meer of minder komt het voor hen niet meer aan. De jonge tweede luit, die hun sectie aanvoert, heeft er al veertig achter den rug, veertig patrouilles en overvallen. Over eenigen tijd raakt hij den tel kwijt. Dan is hij een oude stamgast van het Niemandsland. In elk geval is hij nog zeer jong en als men niet weet, dat hij een der schitte rendste promoties van Saint Cyr heeft gemaakt, dan zou men hem voor een geleerde houden, een archivaris of zoo. En dat zou dan heelemaal niet te verwonderen zijn, want zijn vader is een bekend historicus. De beste metgezel van dien officier is een veteraan van den vorigen oorlog. Hierom noemt men hem den ouden soldaat, ook al is hij ad judant-chef. Hij is echter 47 en heeft vrijwillig dienst genomen. Nu zit hij vrijwillig hier, waar hij zijn vermetelen luit het zoo ingewikkelde beroep van Niemandsland-ridder leert. Met hun beiden voeren zij hun sectie van twintig man aan. Zij begeven zich zelfs midden in de Duit- sche mijnenvelden, waar reeds meer dan één patrouille in de lucht gesprongen is. Deze sector, die uit rotsen, ravijnen, bos- schen en kloven bestaat, leent zich uitmun tend tot dat gevaarlijke bedrijf van hinder lagen en overvallen. Overdag ziet men ter nauwernood dertig pas voor zich en des nachts kruipt men van boom tot boom, zoo als de Sioux en Apachen van onze jongens boeken dat zoo meesterlijk deden. Maar die Sioux hadden daarbij geen rekening te hou den met mogelijke mijnen. Onze Blauwe Duivels van dezen sector daarentegen moe ten den bodem met hun voeten betasten en daarbij zorgen, dat ze niet het minste ge rucht maken. Elke vierkante centimeter kan den dood ten gevolge hebben. Voor de be ginnelingen in Niemandsland is de ergste vijand dien ze te overwinnen hebben.zich zelf. Vanaf het oogenblik, dat het hierbin nen niet meer zoo ongewoon hard klopt, gaat alles vanzelf. Zelfs de tragische nacht, dien elkeen hier be leefd heeft en die de levendigste herinnering yoor den combattant blijft, zelfs die nacht zal hem dan niet meer doen terugdeinzen voor de gevaarlijkste zendingen. Op zoo'n nacht komt men terug als brancardier met op de draagbaar het stoffelijk overschot van een makker, die het „slecht getroffen heeft". Dat is dan de nacht, dat een soldaat de volle grootheid en verant woordelijkheid van zijn taak voelt, de nacht, dat men dien makker bijna benijden zou en zeker als voorbeeld neemt. En den volgenden dag trekt men er geheel opgelucht op uit om met de kameraden een weg te banen door het vijandelijke mijnenveld, met een mes de helsche machines uit de aarde te peuteren en deze dan tegen de vijanden te gebruiken. Dagen achtereen ligt men dan verder op de loer of zich niet een van die vreemde „briefbestellers" in een valstrik laat lokken. Dit zijn de deskundigen op het gebied van mijnen leggen. Ze dragen op zij een geheimzinnige tasch of zwarte trommel. Hierom noemt men ze brief bestellers. De kunst is dan zoo'n postlooper te snappen als hij aan het werk is en geniepig een van zijn instrumentjes in den grond steekt. Op zoo'n oogenblik lost de beste schutter van de sectie zijn schot. En wie er dan in slaagt de zwarte trommel als buit te veroveren, die heeft wel het moeilijkste en het eervolste werkje ver richt, dat in Niemandsland verricht kan wor den. Dit is een van de kenmerken van den oor log in deze wereld. Hinderlagen, overvallen. Al tijd slimmer zijn dan de vijand. Maar toch ook steeds bereid zijn er zelf het leven bij in te schieten. Wat is het leven? Een flikkerend kaarsvlammetje, dat door den kleinsten kogel wordt uitgeblazen. De Blauwe Duivels van Niemandsland heb ben niet veel tijd voor bespiegelingen. Zij en alle anderen, die tot de vrije korpsen behooren, voeren tot nog toe den eigenlijken oorlog. Volgens de achterwacht is het een vreemde oorlog. En zoo is het inderdaad. Maar dat het oorlog is, een verbitterde oorlog, dat mag nie mand ontkennen. Zij die weten, wat er in Nie mandsland gebeurt, spreken niet over vreemd. Zij zeggen, dat het een oorlog is van tweede luitenants en hiermede bedoelen zij dan dat tot nog toe alleen groepen ter sterkte van een sec tie met elkaar slaags raken. Waar het op aan komt is de moed van een jong officier, de koel bloedigheid van een geroutineerd adjudant, de vermetele vastberadenheid van een handvol soldaten. Onlangs nog werd dit in een heldhaf tige expeditie van een sectie Blauwe Duivels tegen een vijandelijken voorpost gedemonstreerd. De luit was een bijzonder innemende blonde athleet. Omdat hij zijn wiskunde zoo goed kende had men hem eerst bij den staf geplaatst. Hij rustte evenwel niet, voordat hij zijn over plaatsing naar de vrije korpsen had bewerk stelligd. Hier kwam hij geheel tot zijn recht. Zijn minderen droegen hem op de handen. Tij dens de bedoelde expeditie nu kwam het troep je in een nieuw-aangelegd mijnenveld terecht. Een ontzettende ontploffing werd gevolgd door het gekerm van een aantal soldaten, die ge wond waren. Alle anderen wierpen zich onmid dellijk ter aarde. De luit alleen bleef recht over eind. Hij plaatste eenige schutters ter dekking. De vijand moest in bedwang worden gehouden. De vijand werd in bedwang gehouden, zoodat de gesneuvelden en gewonden konden worden weggedragen. Eerst toen merkte de adjudant, dat er iets met zijn luitenant aan de hand was. Deze had een oog verloren. Men wilde ook hem evacueeren. Hij weigerde. Eerst moesten zijn makkers in veiligheid worden gebracht. Hijzelf volgde te voet, terwijl hij zijn zakdoek voor de verschrikkelijke hoofdwonde hield, voor het oog, dat nooit meer zien zou. Men schrijft ons uit E'erlijn Van bevoegde zijde worden ons eenige statis tische gegevens omtrent het evangelische en katholieke kerkelijke leven in Duitschland ver strekt, waaruit dan de conclusie getrokken schijnt te moeten worden, dat de christelijke kerken zich in het huidige Duitschland geheel vrij kunnen bewegen. Men stelt vast, dat er in het huidige Groot-Duitschland in totaal rond 16.000 predikanten de geestelijke verzorging van 20.200 kerkelijke gemeenten in handen hebben. De Inwendige Zending beschikt over rond 10.000 ziekenhuizen en sanatoria, waar 47.860 diaco nessen, 20.000 verpleegsters en 4000 diakens werkzaam zijn. Zeer omvangrijk moet ook de hulp zijn, waarover de Uitwendige Zending be schikt, maar cijfers worden dienaangaande niet genoemd. Wel deelt men mede, dat het Rijk in totaal 70 millioen mark uitkeert ten be hoeve van de predikanten, verdere kerkelijke autoriteiten, voor de theologische faculteiten, voor het godsdienstonderwijs (voorzoover dat in de scholen nog de belangstelling der huidige jeugd geniet) en voor de geestelijke verzorging van het leger in tijd van oorlog. De Katholieke Kerk is in het huidige Duitschland verdeeld over 48 bisdommen met ruim 11.000 parochies en 33.000 wereldlijke geestelijken. Aan congregaties en orden in het zoogenaamde „Altreich" telde men in het jaar 1936 dus ruim vier jaar geleden; sedertdien vonden er in Duitschland geruchtmakende pro cessen plaats en het valt te betwijfelen, of deze cijfers thans nog kloppen 661 mannelijke met 13.800 ordebroeders en 7900 vrouwelijke met ruim 90.000 katholieke zusters. De staat keerde aan de Katholieke Kerk in totaal uit in Heel Neerland is één open tuin: De lente is gekomen! Het jonge groen ligt op de wei En t hangt weer aan de hoornen. Nu trekken wij de steden uit, Nu willen wij naar huiten, Nu zullen wij in de natuur De vogels hooren fluiten. Die zijn weer ijv'rig aan het werk, Ze gaan hun nesten bouwen, Je ziet ze nu, als ieder jaar, Weer met hun takjes sjouwen. De bollenvelden kleuren 't land Met frissche, bonte verven, 't Is lente, hier, en overal, Ook waar soldaten sterven De 'wereld is één open tuin, Waar leven wil ontspruiten, Maar waar in plaats van vogels vaak Nog slechts de kogels fluiten. Wél zijn er vogels in de lucht, Die wenden en die draaien, Maar die met zwaren bommenlast Slechts dood en ong'luk zaaien. Ook bollen zijn er, in de zee, Met helsche kracht geladen; Men pleegt in naam van recht en eer De gruwelijkste daden..., De lieve lente is er weer En strooit met feestboeketten, De menschheid echter moordt aan 't front En krimpt in lazaretten. HERMAN KRAMER VS voornoemd jaar 55 millioen mark, daarnaast de door den staat geheven kerkelijke belasting ten bedrage van 120 millioen mark. Van 162.251 aangegane huwelijken van katholieke staatsburgers zijn er in 1936 in totaal 157.587 kerkelijk bevestigd, d.w.z. 97,13 pet. Van de 390.344 uit deze huwelijkep voortgesproten kinderen zijn er 99,74 pet. kerkelijk gedoopt. Nagenoeg even hoog moet het percent zijn van hen, die kerkelijk be graven werden. Aan de staatsuniversiteiten telt men over heel het Derde Rijk nog maar 8 katholieke theologische faculteiten, waar dan nog 6 andere door den staat gesubsidieerde instituten bij komen. Het aantal katholieke studenten, die theologie studeeren, moet in de jaren 1935— 1937 met 5000 constant gebleven zijn. Vrijdagavond 10 Mei zal in de Kurliauszaal te Scheveningen op initiatief van alle Neder- landsche studentenvereenigingen een nationale bijeenkomst worden gehouden. De studenten hebben het initiatief hiertoe .genomen, om ook van hen, als belangrijke groep uit de Nederlandsche samenleving, een krachtige opwekking tot nationale eensgezind heid en vastberadenheid te doen uitgaan. Op dezen avond zullen het wcord voeren mr. J. Linthorst Homan over „Volk en Vorsten huis", prof. jhr. mr. B. C. de Savornin Lob man over „Neutraliteit van ons Koninkrijk", dr. J. J. C. van Dijk over „De beteekenis van de Nederlandsche weermacht", mr. P. J. Oud over „Gesloten front", dr. H. B. Wiardi Beekman over „De taak der jongeren" en mr. T. J. Ver schuur over „Offervaardigheid". Deze bijeenkomst is voor een ieder toegan kelijk. Blijkens bij het departement van Buiten- landsche Zaken ingekomen ambtsberichten bevinden zich de binnen het consulaat Bergen woonachtige Nederlanders in goe den welstand. Naar het hoofdbestuur van het Nederland sche Roode Kruis ons mededeelt, zijn ter ge legenheid van de verjaring van H. K. H. Prin ses Juliana de navolgende Rhode Kruis-onder- scheidingen verleend: Het kruis van verdienste aan; Generaal - majoor N. A. A. van de Roemer te 's-Grav-en- hage, hoofdofficier van gezondheid le klasse L. Hendriks te Den Helder, H. M. van der Vijver te Raalte, L. J. Zielstra Sr. arts te Gro ningen, dr. H. H. Maas te Leiden, prof. dr. G. o. E. Lignac te Oegstgeest, L. H. Luyen- dijk te 's-Gravenhage, C. van Rikxbort te Weesp, kapitein P. P. C. van Rijen te 's-Gra- venhage, J. A. Gischler, arts te Sappemeer, J. Hocke Hoogenboom arts te Culemborg, j. J. Nieuwenhuysen te Limmen, E. A. Marcus, arts te Zwolle, jhr. mr. G. de Kuyper te 's-Herto- genbosch, mej. Tj. Koppius te Zeist, dr. P. J. H. Hbyng te Roermond, F. A. J. Schmier te Brunssum, jhr. W. E. van der Does de Bye te Wassenaar, mevr. S. L. Stahl geb. Hoboken te Rotterdam, mr. K. J. Poll te Dordrecht, luite nant-kolonel b. d. Th. L. van Maaren te Voor burg, mevr. J. G. van de Pol geb. Nonkes te Amersfoort, dr. J. van der Werff te Batoe (Ma- lang), Albert Beck te Balikpapan, dirigeerend officier van gezondheid le kla.ss? N. H. A. J. Schulte te Makassar. De medaille van verdienste in zilver aan: H. Kennis te Brunssum, mej. M. Koekebacker te Voorburg, A. Elenbaas te Rotterdam, V. de Jong te Gouda, L. van Wijgerden te Leerdam, Luis Bonnewit te 's-Gravenhage, H. G. van Schuppen te Veenendaal, J. Bosch te De Bilt, H. C. de Koningh te 's-Gravenhage, Geert Boers te Halfweg. De medaille van verdienste in brons aan; G. van Baarlen te Rotterdam, Teunis Dorrepaal te Haarlem, G. H. Molenaar te Leerdam, A. Jansen te Zwolle, J. H. van een Bosch te Vee nendaal, J. G. van Kesteren te 's-Gravenhage, G. A. Aerts te 's-Gravenhage, W. de Jong te 's-Gravenhage. De Landsteiner penning in zilver aan: mevr. D. van Dijkvan der Vijver te Rotterdam, mevr. O. Grothe van SchellachDoude van Troostwijk te Eindhoven. Mevrouw v. d. P,, vroeger in IJmuiden woon achtig, de laatste jaren evenwel in Gelsenkir- chen, is, zoo vernemen wij, dezer dagen op aanwijzing uit IJmuiden in Rotterdam gear resteerd, verdacht van spionnage. Zij is gevan kelijk naar IJmuiden overgebracht en aldaar in arrest gesteld. De 48-jarige heer G. Meijer, administrateur, wonende te Middelstuoi, die Vrijdagmiddag omstreeks vier uur op den onbewaakten ovei- weg te Stedum door een goederentrein uit Delfzijl werd aangereden en met zware ver wondingen naar het Diaconessen-ziekenhuis te Groningen was gebracht, is Zaterdagmiddag overleden. Hij laat een vrouw en drie kinderen achter. BANDOENG, 4 Mei. (Aneta) De Regenten- bond, de tijdens het decentralisatie-congres te Bandoeng in jaarvergadering bijeenkwam, ver zond telegrammen aan H. M. de Koningin en aan Z.E. den Gouverneur-Generaal. Het telegram aan H. M. de Koningin luidt: „Regentenbond Sedio Moeljo, heden bijeen, betuigt H. M. immer trouw en verknochtheid. Voorts hulde voor vlootplan ter verbetering be scherming Aziatisch deel Koninkrijk Neder landen." Het telegram aan den Gouverneur luidt: „.Regentenbond Sedio Moeljo, heden bijeen, betuigt opperbestuur en Indische regeering im mer trouw en verknochtheid, zich tot uiting meer dan ooit gedrongen gevoelend deze cri- tieke dagen." mag ongetwijfeld heeten het door den geleerden Jezuïeten- Pater J. Verschueren met medewerking van Dr. L. Brounts samengestelde taalkundig-encyclopaedisch geïllustreerd woordenboek. 2 ZWARE DEELEN, 4OO0 KOLOMMEN TEKST Bij belangrijke artikelen vindt men ook literatuur-opgave. Illustratief overtreft de uitgave alles wat tot nog toe op dit gebied is gebracht. Ze bevat: kleine en groote, geheel nieuw door kunstenaars geteekend. platen, waarvan 10 in kleur over wetenschappelijke onderwerpen. 7CA DADTDCTTCM van beroemde mannen uit den I DU lUlV 1 IvEi I 1 Eill ouden en nieuwsten tijd. zwarte aardrijkskundige platen. r* AA CATA'P van landschappen en steden uit de ver- DUU rUIU schillende werelddeelen. van kunstwerken tijden en stijlen. uit alle Voorts verscheidene gekleurde bijlagen met bloemen, vogels, vlinders, delfstoffen, vlaggen, wapens, enz. enz. De Maas bode schreef vol lof over de bijzondere zorg aan de uitgave besteed. De Nieuwe Eeuw roemde het meesterschap dat zich in de beknoptheid der uitgave verraadt. Wij bieden deze uitgave aan de lezers van dit blad franco aan' tegen den Desgewenscht betaalbaar met 1.of méér per maand. Daar onze voorraad beperkt is bestelle men omgaand uit sluitend rechtstreeks aan N.V. Boek- en Kunsthandel H. Nelissen, Prinsengracht 627, A'dam, Giro 60092, Tel. 31791. K h m m Ondergeteekende wenscht te ontvan S m (H W gen: J. Verschueren S.J., Modern r (Encyclopaediseh) Woordenboek. Het bedrag ad 12./de le maandel. termijn ad is verzonden/wordt met 10 ets. extra voor rembours bij ont vangst zending betaald. (Doorslaan wat niet wordt verlangd). NAAM: ADRES: 32 De heer P. H. Spaak, minister van Buiten- landsche Zaken en van Buitenlandschen Han del, heeft Vrijdagochtend in audiëntie ontvan gen de heeren L. Graux, Bald. Steverlynck, P, Ectors, G. Dailly, J. B. Vink, respectievelijk voorzitter van het Centraal Nijverheidscomité van België, het Vlaamsch Economisch Verbond, de Kamer van Koophandel van Brussel, de Ka mer van Koophandel van Antwerpen, de Neder landsche Kamer van Koophandel voor België en Luxemburg, te Brussel. De delegatie, geleid door den heer Ph. van Isacker, oud-minister en voorzitter van de Bel- gisch-Luxemburgsche delegatie van het Perma nent Economisch Comité, heeft den minister het besluit overhandigd, hetwelk werd aangenomen op de Hollandsch-Belgische samenkomst, welke georganiseerd was ter gelegenheid van de jaar- lijksche algemeene vergadering van de Neder landsche Kamer van Koophandel voor België en Luxemburg, op 30 Maart 1940. Dit besluit is in de volgende termen opgesteld: Overwegend 1) dat getracht moet worden een zoo nauw mogelijke samenwerking tusschen de drie lan den te vinden op het geheele gebied der econo mische activiteit, met het doel om steeds meer overeenstemming te bereiken in hun gemeen schappelijke belangen; 2) dat het noodzakelijk is de strekking van de regeeringsactie en die van het vrij initiatief der kooplieden, industrieelen en landbouwers (deze bijgestaan en geïnspireerd door hun beroeps- groepeeringen), op de juiste wijze samen te vat ten; 3) dat de beoogde toenadering tevens ten uit voer gebracht moet worden op dusdanige wijze, dat geen schade berokkend wordt aan de betrek kingen met de andere landen. Het is zelfs hoog- noodzakelijk, dat deze betrekkingen ontwikkeld worden in den geest van een grootere vrijheid van het ruilverkeer; spreekt den wensch uit: Dat de regeeringen der belanghebbende lan den: Het Koninkrijk der Nederlanden, het Groot hertogdom Luxemburg, het Koninkrijk België, gemeenschappelijk handelen, opdracht geven ieder voor zijn respectievelijk land aan een of meer personaliteiten, waaronder hoogere amb tenaren: 1) te bestudeeren, in nauwe samenwerking met de bestaande organismen, o.a. met d,e permanen te economische Nederlandsch-Belgisch-Luxem- burgsche Commissie, de meest practische wijze, waarop dit programma verwezenlijkt kan wor den; 2) binnen den kortst mogelijken tijd rapport uit te brengen aan hun respectieve regeering. Besluit De huidige motie eerbiedig aan de respectieve regeeringen te overhandigen. De delegatie heeft zich vervolgens begeven naar Baron Ph. van Harinxma thoe Slooten, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van H. M. de Koningin der Nederlanden, even als naar Graaf G. de Marchant et d'Ansem- bourg, zaakgelastigde van het Groothertogdom Luxemburg te Brussel, om genoemd besluit te overhandigen met verzoek hetzelve aan de respectieve regeeringen van Nederland en van het Groothertogdom Luxemburg over te bren gen. De Belgische minister van Openbaar Onder wijs, de heer Soudan, zal zich Doi*lerdagoch- tend naar Den Haag begeven voor een tegen bezoek aan minister Bolkestein. Het Centraal Bureau van de Katholieke Filmactie, verzoekt ons opname van onder staand bericht: Door den minister van Justitie was bepaald, dat de trekking van de loterij van de K. F. A. zou moeten plaats hebben vóór 1 Augustus 1939. Daar door verschillende omstandigheden een onvoldoend aantal loten was verkocht en er gereede aanleiding was te veronderstellen dat in den daarop volgenden winter grooter belang stelling voor deze loterij zou bestaan, gaf de minister uitstel van den trekkingsdatum tot 1 April 1940. Dit uitstel was gebaseerd op de verwachting, dat in September 1939 de film „Notre Dame de la Mouisue" gereed zou komen en in de wintermaanden zou worden vertoond. Van deze eerste proeve van een Katholieke film mocht vooral van onze geloofsgenoten steun voor de loterij van het „Werk voor de Goede Him" verwacht worden. Intusschen trad eind Augustus de oorlogs toestand in en kon de film „Notre Dame van de sloppen" niet afgeleverd worden, terwijl bo vendien de ongemeen strenge winter alle actie voor het geven van filmvoorstellingen belem merde. Aan den minister is daarom onlangs opnieuw de vraag voorgelegd of er bij wijze van uitzon dering nogmaals aanleiding was den trekkings datum te verschuiven, gezien het feit, dat bo venbedoelde film thans gereed en in exploitatie gekomen is. De minister heeft op grond hier van bericht, dat de trekking van de Loterij van het „Werk voor de Goede Film" thans zal moe ten plaats hebben vóór 1 Januari 1941, 37 (Nadruk verboden) „Ik weet het heel zeker, Lieve, luister eens. Van kindsbeen af heb ik altijd precies geweten, wat ik wilde hebben. Daaromtrent bestond nooit de minste twijfel. Het ging er maar om het te krijgen. Brian, zal ik je iets vertellen?" „Lieve schat, ja. Ik dacht, dat je me alles verteld hadt." „Welnu, herinner je je dien eersten dag, dat we elkander ontmoetten? In de lift, weet je? En op mijn kamer, toen Boxer de lamp om gooide en jij me hielp met opruimen. En daar na praatten we." „Of ik het mij herinner? Zou ik niet? Alsof Je niet wist. dat ik een tijdlang gevaar liep, al het andere te vergeten." „O, Brian, wees toch ernstig. Nu, dien nacht, toen ik in bed lag, keek ik voor ik in slaap viel uit het raam ik slaap altijd met hoog opge trokken marquise en ik bedacht, dat als ik ooit zou trouwen, ik graag zou hebben, dat m(jn man een klein beetje op jou leek." „Lieveling, dacht je dat heusch?" „Ja, jy niet?" „Wat ik niet?" „Dacht jij niet, dat ik wel aardig zou zijn om mee te praten, altijd?" Toen vervolgde zij, zonder zijn antwoord af te wachten: „Je weet, Brian, ik ben vreeselijk blij, dat je niet rijk bent. Ons inkomen is groot genoeg om behoorlijk te kunnen leven zonder veel zorgen. Jij bent voor mij en ik ben voor jou hoofdzaak. Geld te kort komen is erg, maar geld te veel hebbenneen, geld maakt nog niet gelukkig. We moeten in elkaar blijven op gaan. O, mijn liefste, ik ben toch zoo zielsge lukkig!" „Goddank!" zei hij innig. „En hoe staat het met mij, mijn meisje? Weet je hoe gelukkig ik wel ben? Ik geloof het niet.. Heb je er eenig idee van, hoe heel verschillend mijn kijk op het leven is, sedert jij er in verschenen bent?" „Het begon allemaal met Boxer, dat lieve dier!" zei Anne en zij raakte hem zoo plotseling aan, dat hij met geblaf wakker werd, onder den indruk, dat hij in zijn slaap door een kat was aangevallen. „Weet je nog van de eieren, Brian en hoe mijn jurk er uitzag? Hoe haatte ik jullie alle twee dien dag!" Toen voegde zij er na een stilte aan toe: „Vertel me naar waar heid, wat dacht je van mij dien eersten dag? Ik weet. dat ik je dit al eens eerder heb ge vraagd, maar het hindert niet. Ik ben het met Socrates eens, wat betreft het voortdurend her halen van alles, wat waar is. Niet, dat ik het eens ben met alles, wat hij zegt. Ook beschouw ik hem niet als zoo buitengewoon verstandig. Ik vind, dat zijn uitspraken dikwijls zoo opvallend en irriteerend op effect berekend zfjn. Ik zou hem toch nog niet op één lijn willen stellen met den ouden Marcus Aurelius." „Ik veronderstel, dat hij veel verliest bij het vertalen Socrates bedoel ik," zei Brian flauw glimlachend. „Het is vreemd, hoe de meeste vrouwen met Socrates weinig op hebben." „Ik dacht, dat je geen vrouwen kende?" vroeg zij vlug. „Ik placht er een behoorlijk aantal te kennen. Ik ben niet altijd een maatschappelijk uitge- worpene geweest." „Nu, frons je wenkbrauwen maar niet zoo. Dat past je heelemaal niet. Je zou me gaan ver tellen, wat je van mij dacht dien eersten dag, toen Boxer ons bij elkander heeft gebracht." „Je weet, dat ik dacht, dat je 't temperament van een kleine tijgerin had. Je weet ook, dat ik je nogal knap vond." „Alleen nogal? Dat klinkt tamelijk tam." „Toen kende ik nog niet al je expressies! Na de lamp-episode vond ik je uitermate knap, en nu vind ik je heelemaal niet knap meer." „Brian!" Dit op vreemd verslagen toon. „Neen, ik vind je heelemaal niet knap meer," ging hij bedaard verder. „Ik vind je eenvoudig de mooiste vrouw van de wereld." „O, dat is beter," zei ze, en keek opgelucht. „Voor het oogenblik had ik het gevoel, of je me geslagen had of koud water over mijn hoofd had gestort." „Maar het is niet alleen je uiterlijk, dat me aantrekt, jij bespottelijk ijdele Anne. Het is je stem en je manieren. Je hebt de meest bekoor lijke manieren." „Brian, nog nooit tevoren heb ik me gerea liseerd, wat een werkelijk verstandig en oordeel kundig persoon je bent. Ik zou hier uren naar kunnen luisteren. Dit is geweldig." Hij lachte, terwijl hij opstond. „Zet je hoed op en ga mee naar buiten," zei hij. „Denk je, dat ik je ga bederven, door onzin tegen je te blijven praten tot etenstijd? Ik ben klaargekomen met mijn artikel voor de Fort nightly, en als jij je letterkundige dagtaak nog niet hebt verricht, dan ben je te kort gescho ten. Als je mij moet gaan toebehooren, kan ik je niet je oogen laten bederven, door 's morgens, 's middags en 's avonds door te krabbelen." „Als ik je niet zou toebehooren, denk ik, dat het er Piet op aankwam, wat ik met mijn oogen deed," kaatste zij terug, terwijl zij haar hoed ging halen. „Dat is een aardig paar, zooals ik nog zelden gezien heb," zei Dawson, de portier, tegen juf frouw Watkins, die juist door de hoofddeur van het flatgebouw binnenkwam, toen Anne en Car roll naar buiten gingen. „Ik hoop ze nog eens in een rijtuig te zien wegrijden met een wolk van rijst achter ze aan, ofschoon ik gehoord heb, dat hij getrouwd is en ergens stiekum een vrouw heeft." „Zoo, zoo, George Dawson, wat een kwaad denkend mensch moet je zijn, om zulke dingen te denken van een braven goed-uitzienden, ver- standigen heer als mijnheer Carroll!" zei juf frouw Watkins verontwaardigd. „Een goed uiterlijk Is geen garantie voor braafheid," antwoordde George philosophisch. „Ik ben maar een weduwe, maar ik geloof, dat ik even goed het karakter van een heer be- oordeelen kan als iemand anders," zei juffrouw Watkins. „En als mnhecr Carroll geen vrijgezel is van onbesproken gedrag wel, dan eet ik mijn hoed op!" George grinnikte. „Maar wat is er dan een geheim om hem?" zei George en dempte zijn stem. „Het kamer meisje van mevrouw Charteris zegt, dat zij er over heeft hooren praten bij de maaltijden. Hij krijgt nooit bezoek, behalve van dien langen, mageren heer en die komt pas sinds kort." Juffrouw Watkins werd scharlaken en haar oogen schitterden dreigend; want zij beschouw de Anne en Carroll als haar eigen bezit. „Je deed beter, je met je eigen zaken te be moeien, George Dawson, en niet de karakters omlaag te halen van degenen, die je in stilte broeken en vesten geven, om maar te zwijgen van fooien en andere voordeeltjes. Kies partij voor mijnheer Carroll, net als ik. Ik kan en ik wil niet anders, al zou ik op slag dood blijven." „De hemel beware me, juffrouw Watkins, ik heb niets in zijn nadeél gezegd. Alleen, dat het kamermeisje van mevrouw Charteris...." „Het kamermeisje van mevrouw Charteris is een praatzieke nuf," snauwde juffrouw Wat kins, „en jij bent gek, dat je je tijd met haar staat te verkletsen." En zij stapte nijdig verder. HOOFDSTUK XVI Op een dag besloten Anne en Carroll om naar den dierentuin te gaan. Het was een mooie mid dag in Juni en een zacht briesje temperde den heeten zonneschijn. „Ik ben hier in geen jaren geweest," zei Car roll, toen zij naar binnen gingen. „O, ik kom er vaak hoofdzakelijk, als ik me wat vervelend voel," zei Anne. „Zóovelen van de dieren zien er zoo heerlijk menschelijk uit soms meer dan dat. Was het niet Thackeray, die ergens zei: „Als ik bezwaard wordt door zorgen, ga ik naar den dierentuin en verbeeld me, dat ik ze buiten het hek achter laat. Ik her ken mijn vrienden en mijn vijanden, in tallooze kooien. Blijkbaar onthaalde ik den arend, den gier, den ouden bok, en den zwarthoofdigen, roodhalzigen, druipoogigen, zakkerigen, krom- bekkigen, ouden maraboe, gisteren aan het di ner." Merk je, dat hij zei „gisteren aan het di ner,' niet „gisteravond aan het diner?" Ik denk, dat ze in zijn tijd bij daglicht dineerden. Wat zou ik graag in dien heerlijken ouden tijd ge leefd hebben, Brian! Jij niet?" „Neen. We zouden elkaar niet gekend heb ben. Colecourt Mansions zouden noch gebouwd, noch ontworpen zijn. De symbolische mevrouw Grundy verkeerde in haar meest forsche jeugd in Thackeray's tijd. Zij zou ons nooit hebben toegestaan, met elkander in kennis te komen op een andere dan de meest conventioneele ma nier." „Van mevrouw Grundy gesproken," zei Anne, „laten we naar de struisvogels gaan kijken. Er is één groote, trotsche. die de kleur heeft van Jaeger-ondergoed, dat dier is het sprekend even beeld van mevrouw Hargrave. Hij komt naar je toé met precies haar loop en de beweging van haar schouders. Ik lach altyd tranen, als ik het Zie (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6