Gedragsregels en aanwijzingen
voor de scheepvaart
't Sal waeraehtigj wel Ëaem
eigenwijze
'I
Indië reageerde
kalm
Anne
Mijn schild ende betrouwen
'ijt gijo Godmijn Heer
Bekendmaking van den
inspecteur-generaal
Doeltreffende maatregelen
snel genomen
ZATERDAG 11 MEI 1940
Gedragsregels
Aanwijzingen
Mogelijke zeereis
naar Indië
Aanwijzingen voor de
Nederlandsche schepen
„NIEUW AMSTERDAM" NAAR
NEW YORK TERUG
UIT DE STAATSCOURANT
Onderwijs
P. T. T.
°OOR
CURTIS YORKF
„Ja, goed," zei ze, ofschoon niet erg van harte.
x
v
t>c inspecteur-generaal voor de scheep
vaart heeft de Algemeene Bekendmaking
n° 1 uitgevaardigd, waarbij hij gelet op
artikel 2 van de in de algemeene bekend
making o. L. Z. no. 27 vervatte verordening,
Voor den tijd, dat genoemde verordening
van kracht is, ten behoeve van de scheep
vaart de navolgende gedragsregels en aan
wijzingen heeft vastgesteld.
L GELDIG ZOOWEL OVERDAG ALS
DES NACHTS
Opvolgen aanwijzingen inspecteur-generaal
Voor de scheepvaart.
I- De schipper van een vaartuig is verplicht
zich te houden aan de aanwijzingen, welke door
0{ namens den inspecteur-generaal voor de
Scheepvaart zijn of worden gegeven.
Vaaraanwijzing voor varende vaartuigen.
2- De schipper van een vaartuig is verplicht
2orS te dragen dat:
Met voorzichtigheid wordt genavigeerd;
Goed stuurboordswal wordt gehouden;
Goede uitkijk wordt gehouden.
De schipper van een in de vaart zijnd
vaartuig is verplicht bij een aanval van
vliegtuigen of bij luchtalarm de vaart te
staken en met het vaartuig, zoo eenigszins
mogelijk, buiten het door het doorgaand
verkeer gebezigde gedeelte van het vaar
water c.q. vaargeul ten anker te gaan of
te meren.
Ligplaats.
2. Niet varende vaartuigen moeten zooda-
gemeerd of ten anker liggen dat zij de vaart
^cc min mogelijk hinderen (zoo mogelijk buiten
het door het doorgaand verkeer gebezigde ge-
öeelte van het vaarwater c.p. vaargeul).
Het is den schipper van een vaartuig ver
ben het vaartuig onnoodig te doen stilliggen,
meren of ankeren binnen een afstand van 300
meter van objecten, waarop luchtaanvallen
hunnen worden verwacht, zooals verdedigings
werken, opslagplaatsen van licht ontvlambare
st°ffen, groote bedrijven, bruggen, sluizen stu
wen enz.
Gpcenhooping.
4- Ter verzekering van de grootst mogelijke
heiligheid zijn schippers van vaartuigen ver-
Plicht opeenhooping van vaartuigen zooveel
mogelijk te vermijden, daar verspreiding de
beste beveiliging geeft.
Vaartuigen, geladen met licht ontvlambare
stoffen.
5- Schippers van vaartuigen, geladen met
licht ontvlambare stoffen, moeten, indien af
gesloten havens aanwezig zijn, zooveel mogelijk
daarin ligplaats nemen, opdat bij treffers geen
"tandende olie zich over het vaarwater ver
spreidt, Hierbij zal echter veelal opeenhooping
b'et kunnen worden vermeden.
Lossen en iadcn.
6- Schippers van vaartuigen zijn verplicht
het, lossen en laden zoo te regelen, dat de vaar
tuigen zoo kort mogelijk'bij gevaaraantrekkende
°bjecten blijven liggen.
Signalen.
7- Schippers van vaartuigen zijn verplicht te
Zorgen, dat aan boord geen signalen worden
Se geven, als gevolg waarvan verwarring zou
hunnen ontstaan met aan wal te geven seinen
bij luchtalarm.
*L GELDIG DES NACHTS (VAN EEN HALF
LUR NA ZONSONDERGANG TOT EEN
HALF UUR VOOR ZONSOPKOMST
Yerkcer.
8. Gedurende den tijd, dat de openbare
t'crlichting is gedoofd c.q. afgeschermd
brandt, Is alle verkeer te water verboden,
tenzij bij algemeene bekendmaking van den
'nspecteur-generaal voor de scheepvaart
e«n bepaalde vaarregeling is vastgesteld of
Cpn algemeene vaarvergunning is gegeven,
°f dat het hoofd van het district een bij-
nondere vergunning tot varen verleend
heeft.
Gertificaat
voor afgeschermde lichten.
2. Is een vaarvergunning, als bedoeld in punt
ju gegeven, dan mag de vaart des nachts door
jnnenvaartuigen slechts worden uitgeoefend,
Wanneer deze voorzien zijn van een voor of
ba-mens een der districtshoofden afgegeven
Certificaat met betrekking tot de in punt 11 ge
beulde afgeschermde lichten, welk certifl-
baat op eerste aanvraag van de toezichthebben-
be ambtenaren aan deze onmiddellijk moet
Worden getoond.
L'tstraJen van licht.
De schipper van een vaartuig (al dan niet
arend) is verplicht te zorgen, dat het daar-
b'nnen aanwezige licht op geenerlei wijze uit
draait en dat geen lichten aan dek worden
Setoond, anders dan óf die, welke voor varen-
e vaartuigen in punt 11 worden vermeld, of
dat, 'twelk voor stilligende vaartuigen in punt
13 wordt voorgeschreven.
Verlichting varende binnenvaartuigen.
11. De schipper van 'n varend, door eigen me
chanische kracht of door 'n opduwer voortbewo
gen binnenvaartuig is verplicht op dit vaartuig
te doen voeren goed afgeschermde boord- en
heklichten (c.q. stuur licht bij sleepbooten). Ook
kan gebruik worden gemaakt van een (c.q.
twee) door de scheepvaartinspectie goedgekeur
de, afgeschermde, gecombineerde navigatie-
lamp(en), welke, ten bewijze van deze goed
keuring, voorzien is (zijn) van het ingeslagen
merk van die inspectie.
De schipper van een gesleept, gejaagd of ge
boomd binnenvaartuig is verplicht op dit vaar
tuig te doen voeren een goed afgeschermd, rond-
schijnend wit licht.
De schipper van een veerpont of van een
stoomvaartuig, dienstdoende in overzetveren,
is verplicht de voor deze vaartuigen voorge
schreven lichten goed afgeschermd te doen
voeren.
Verlichting varende zeevaartuigen.
12. De schipper van een varend zeevaartuig
op de Westerschelde, den Rotterdamschen Wa
terweg benedenstrooms van de bruggen, de Oude
Maas, 't Noordzeekanaal en in de havens, wel
ke aan deze vaarwaters grenzen en in directe
open verbinding staan met deze vaarwaters, be
nevens op de zeevaarwegen naar Harlingen en
Delfzijl, moet de boordlichten en het heklicht
zoodanig voeren, dat hiervan geen indruk kan
worden verkregen vanuit een vliegtuig.
De schipper van een zeevaartuig op andere
vaarwaters en in andere havens, dan hierboven
genoemd, moet zich gedragen naar de voor
schriften, in deze gedragsregels voor binnen
vaartuigen gegeven.
Verlichting niet varende vaartuigen.
13. De schipper van een vaartuig, dat ten
anker ligt of gemeerd is, is verplicht een afge
schermd wit obstakellicht te voeren, indien het
stilliggende vaartuig een hindernis voor varen
de vaartuigen vormt. Overigens mag hij geen
enkel licht aan dek doen voeren.
Drijven.
14. Het is den schipper verboden des nachts
een vaartuig voor stroom te laten drijven of in
kanalen en havens in het vaarwater c.q. vaar
geul te laten liggen.
Zeilen.
15. Het is den schipper verboden des nachts
met een vaartuig te zeilen, tenzj) hiertoe door
het districtshoofd vergunning is verleend.
Omschrijving begrip „schipper".
1. Waar in deze gedragsregels van „schipper"
wordt gesproken, wordt hiermede bij diens af
wezigheid bedoeld: „Degene, die hem als zoo
danig vervangt".
Waar in deze Algemeene Bekendmaking eenig
handelen of nalaten wordt verboden, Is de schip
per evenzeer verplicht er voor zorg te dragen,
dat andere zich aan boord van het vaartuig
bevindende personen zich niet aan zoodanig
handelen of nalaten schuldig maken.
Bovendien is ieder ander opvarende van het
vaartuig verplicht zich te gedragen naar de
voorschriften, vervat in het hierboven sub 2,
7, 10 en 13 bepaalde.
Vergunningen.
2. De algemeene bekendmaking (bedoeld In
punt 8 van de gedragsregels) wordt door aan
plakking bekendgemaakt.
Indien voor het bevaren van een vaarweg een
vergunning noodig is, kan deze door het betref
fende districtshoofd worden verleend namens
den inspecteur-generaal voor de scheepvaart,
hetzij voor één of meer vaarwaters tot weder-
opzeggens (wit formulier), hetzij voor één of
meer vaarwaters voor een bepaalden tijd (rood
formulier)
De belanghebbenden dienen zich voor het
verkrijgen van de hierbedoelde vergunning, als
mede voor het verkrijgen van het in punt 9
van de gedragsregels bedoelde certificaat voor
afgeschermde lichten, rechtstreeks in verbin
ding te stellen met de districtshoofden c.q. on
derdistrictshoofden.
Stopzetting vaa. t.
3. Met het oog op vervoeren ten behoeve van
de defensie kan, indien voor deze vervoeren
voorrang wordt geëischt, het districtshoofd c.q.
onderdistrictshoofd, de vaart van alle of van
bepaalde vaartuigen op bepaalde vaarwaters tij
delijk doen staken.
Dooven van de verlichting van vaarwaters en
havens.
4. De verlichting van vaarwaters en havens
wordt gedoofd, behalve daar, waar een speciale
afgeschermde verlichting, welke van uit de
lucht niet kan worden waargenomen, is Inge
steld.
Verlichting van de scheepvaartwegen, waarop
de vaart gedurende den nacht is toegestaan.
5. De speciale afgeschermde verlichting moet
zoodanig zijn, dat van een vliegtuig uit* geen
indruk kan worden verkregen van de lichtbron
nen, hetzij rechtstreeks, hetzij via weerspiege
ling in het water.
Buitengewone scheepvaarthindernissen kun
nen door een afgeschermd wit licht worden aan
gegeven.
Bij bruggen (geen spoorwegbruggen zijnde) en
sluizen van vaarwater, voorzien van een afge
schermde verlichting, worden, als seinverlich-
ting, de volgende lichten getoond, met dien ver
stande, dat, indien de onder a. en c. bedoelde
lichten slechts aan één zijde van de doorvaart-
opening worden getoond, de seinverlichting, als
bedoeld onder b., achterwege blijft:
a. Als de sluis of brug gesloten is of als de
sluis of brug open Is, doch de in- of doorvaart
niet vrij is, een rood afgeschermd licht, hetzij
aan één, zoo mogelijk aan stuurboordszijde, het
zij aan elke zijde van de doorvaartopening.
b. Als de sluis of brug geopend wordt, doch de
doorvaart nog niet vrij is, een afgeschermd
groen licht aan de ééne en een afgeschermd
rood licht aan de andere zijde van de doorvaart
opening.
c. Als de sluis of brug open en de in- of
doorvaart vrij is, een afgeschermd groen licht,
hetzij aan één, zoo mogelijk aan stuurboords
zijde, hetzij aan elke zijde van de doorvaart
opening.
Deze seinlichten van bruggen hebben geen be
trekking tot de vaartuigen, welke onder een ge
sloten brug kunnen door varen. Vopr deze vaar
tuigen is de doorvaart onder de gesloten brug
alleen verboden, indien onder de brug in de
doorvaartopening een afgeschermd rood licht
wordt getoond.
Waar de seinlichten niet voldoende de door
vaartopening aangeven, zal een eerste ducdalf
of het begin van een remmingwerk met een geel
afgeschermd licht worden gemarkeerd.
Van de spoorwegbruggen zal de normale ver
lichting, ten behoeve van de scheepvaart, afge
schermd blijven branden.
De nachtelijke seingeving bij sluizen, aan
gevende waterpeil, spuien, getij, enz., wordt ge
doofd.
Ook de normale terreinverlichting bij brug
gen, sluizen, enz. wordt gedoofd.
Wijze van afschermen.
6. De scheepsnavigatielichten moeten zoodanig
zijn afgeschermd, dat:
1. een gerichte lichtbundel ontstaat over het
voorgeschreven aantal streken.
2. De spreiding van het licht boven het hori
zontale vlak niet grooter is dan één op tien.
3. De spreiding van het licht onder het hori
zontale vlak zoodanig is, dat de gerichte licht
bundel het wateroppervlak niet treft op een
afstand, kleiner dan 200 M. vanaf de lichtbron,
doch op een afstand van 200 M. wel zichtbaar is
vanaf een punt, gelegen 2 M. boven het water
oppervlak.
Uitstralen van licht.
7. Licht van vaartuigen moet geacht worden
uit te stralen, indien oorspronkelijk hiervan af
komstige stralen op grooteren afstand dan 500
M. zichtbaar zijn.
Dit geldt echter niet voor de afgeschermde
navigatielichten; deze moeten ten minste op
1000 M. zichtbaar zijn.
Deuren of andere afsluitingen, welke verbin
ding geven naar buiten of naar ruimten, welke
niet naai; buiten zijn afgesloten, mogen geen
licht doorlaten; zoo noodig moeten gordijnen
worden aangebracht, opdat geen licht naar
buiten uitstraalt, wanneer de deur of andere
afsluiting wordt geopend dichtsluizen).
Aansprakelijkheid.
8. Door de overheid wordt geenerlel aanspra
kelijkheid aanvaard voor schade, welke uit bo
venvermelde voorschriften voortvloeit.
9. Deze algemeene bekendmaking wordt afge
kondigd door plaatsing in de Nederlandsche
Staatscourant.
Zij is van kracht onmiddellijk na deze afkon
diging.
De Stoomvaart-maatschappij Nederland deelt
ons mede:
Passagiers geboekt voor het m.s. „Johan van
Oldenbarnevelt", die ten spoedigste naar Indië
zouden willen vertrekken, kunnen daartoe wel
licht nog gelegenheid krijgen. Gegadigden
dienen zich heden aan te melden bij de
Stoomvaart-maatschappij Nederland, Scheep
vaarthuis te Amsterdam.
Reuter bericht ons uit Londen, dat er
aanwijzingen zijn uitgegeven aan alle Bel
gische en Nederlandsche schepen, die naar
België of Nederland of Duitschland onderweg
zijn, om terstond op te stoomen naar de naast-
bijzijnde Engelsche of Fransche haven voor
het ontvangen van instructies. De Belgische en
Nederlandsche schepen met andere bestem
mingen moeten hun reis voortzetten.
NEW YORK, 10 Mei (Havas). De Neder
landsche maatschappij „American Line" deelt
mede, dat het mailschip Nieuw Amsterdam, dat
op 4 Mei was uitgevaren met tweehonderd pas
sagiers aan boord voor een kruistocht in de
Caraibische Zee bevel heeft gekregen onmid
dellijk naar New York terug te keeren.
BATAVIA, 10 Mei. (Aneta)Het uitbreken
van den oorlog vond Nederlandsch-Indié
niet onvoorbereid. Terwijl de autoriteiten
practisch eerst tegen het middaguur over de
eerste berichten beschikten, waren nog geen
uur later de voornaamste maatregelen reeds
in vollen gang, waarvan uiteraard slechts
aan enkele publiciteit kan worden gegeven.
Hiertoe behooren de mteineeringen van
Duitschers en van verschillende Nederland-
vijandige elementen, welke thans te rangschik
ken zijn onder de extremisten, wier getal echter
klein is en over geheel Nederlandsch-Indië ver
deeld tot enkele tientallen Is beperkt, wat de
laatste groep betreft.
Alles geschiedde met de grootste kalmte en
doeltreffendheid. Incidenten kwamen niet voor,
terwijl het merkwaardig is te zien hoe dit tro
pische land rustig bleef, zelfs in de uren, onmid
dellijk volgend op de grootste belevenis, die men
hier ooit heeft doorgemaakt.
De Duitsche technische firma's waaronder
Carl Schlieper, werden aanstonds gesloten en
onder bewaking van de politie gesteld.
Een rondgang door de stad, nadat overal de
bekendmaking was geschied, toonde slechts hier
en daar groepjes menschen, die druk spraken en
gesticuleerden. Ook staan nieuwsgierigen voor
het Deutsches Haus en het Duitsche consulaat-
generaal. welke gebouwen zijn gesloten en onder
bewaking zijn gesteld.
Bijzondere aandacht van het publiek is ge
concentreerd op het station Weltevreden, waar
de meeste reeds geïnterneerde Duitschers worden
verzameld, om naar de lnterneeringsplaatsen,
gelegen op een eiland buiten Tandjong-Prlok,
zoomede een kleine plaats in midden-Java, te
vertrekken. Voor een afscheid aan verwanten
kon uiteraard weinig gelegenheid worden gege
ven. Het station staat onder strenge bewaking
van de politie, terwijl een loods van den bestel
dienst is gerequireerd voor het onderbrengen van
de geïnterneerden. Zij, die niet dadelijk worden
vervoerd, worden ondergebracht in schoolgebou
wen, waar militairen met getrokken klewang
de wacht hebben betrokken.
Langzamerhand begonnen aldus in de hoofd
stad de grimmige teekenen van den oorlog zicht
baar te worden, hetgeen velen, die de berichten
niet konden gelooven, ook uiterlijk den ernst
van den toestand deed beseffen.
Intusschen kwam, na de ernstige en in
drukwekkende toespraak van den Gouver
neur-Generaal, de boodschap door van Ne
derlands geliefde Koningin, welke den velen
Hollanders, die niet spoedig hun kalmte
verliezen, uit het hart gegrepen was en ook
hier de reeds bestaande vastbeslotenheid om
geen krimp te geven, nog nader intensiveer
de.
Vanuit het centrale punt, het paleis Welte
vreden, gingen bevelen over het geheele land,
oveneens doorgegeven aan den legercommandant
en den commandant zeemacht, terwijl het po-
litie-apparaat met de grootste snelheid overal
in werking werd gesteld, hetgeen te merken was
uit de berichten, die langzamerhand uit ver
schillende plaatsen op Java binnenkwamen en
waarvan de meeste de interneering van de
Duitschers meldden, zonder dat incidenten voor
kwamen.
In de hoofdstad werd verder een conferentie
gehouden van alle hoofden van de politie, voor
de verdere maatregelen.
Het gewone leven ging overigens normaal
voort, conform den wensch van den Gouver
neur-Generaal. Als op andere dagen verlieten in
den namiddag in een lange rij de handelslelders
het handelskwartier in de oude stad, terwijl te
gen den avond de lichten werden ontstoken, ook
in de winkelwijken, waar niet de geringste af
wijking van andere dagen te merken was, be
houdens het elkander opzoeken en aanspreken
om indrukken uit te wisselen.
Met ingang van 16 September 1940 zijn de
vakken, waarin de gewoon hoogleeraar in de
faculteit der wis- en natuurkunde aan de rijks
universiteit te Leiden, dr. A. E. van Arkel,
onderwijs geeft, nader vastgesteld als volgt:
De anorganische en physische scheikunde, en
is met ingang van voormelden datum benoemd
tot lector in de faculteit der wis- en natuur
kunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden, om
onderwijs te geven in de anorganische en phy
sische scheikunde, in het bijzonder voor de pro-
paedeuse: Dr. J. A. A. Ketelaar, thans conser
vator bij de anorganische scheikunde.
Met ingang van 22 April 1940 is aangewezen
als beheerder van het bijpost-, telegraaf- en
telefoonkantoor Utrecht—Willem van Noort-
plein, de commies bij den P. T. en T.-dienst P.
de Geus, voordien beheerder van het bijpost-
telegraaf- en telefoonkantoor Utrecht.
42
(Nadruk verboden)
Arme antwoordde, waarheidsgetrouw, dat zij
"Sarover nog niet had nagedacht.
"Nu, ik moet gaan," zei Frances, stond op en
''achtte een glimp van zichzelf op te vangen in
uiterst kleinen, ouden spiegel, die boven den
choorsteen hing. „Tusschen haakjes, ik vergat
j te vertellen, dat Alfred een man kent
jjascelles heet hij, geloof ik die mijnheer Car-
kent. en hij zegt, dat het dwaas is, hem
an welke misdaad dan ook te verdenken, daar
altijd een heel ander soort mensch Is ge-
sest. Maar ik veronderstel, dat zelfs hoog
gaande menschen zich even goed aan het ver-
a'schen van namen kunnen overgeven als aan
s ander soort van verleiding. En tenslotte is
^riftvervalsching niet zoo erg als een moord,
Anne gaf geen antwoord op deze uitvoerige
leenspraak. Sommige menschen beweerden, dat
een van Frances Charteris' bekoorlijkheden
dat zij nooit een antwoord verwachtte op
*Ue». wat ze zei.
„En wanneer ga je trouwen, lieve?" ging
Frances verder, toen zij Anne hartelijk op beide
wangen gekust had.
„Ik weet het niet," antwoordde Anne, met een
vreemde pijn in haar hart, daar zij bedacht,
hoe waar dit was.
„Ik zou je graag met mijnheer Carroll te eten
vragen," vervolgde mevrouw Charteris spijtig.
„Maar je weet. hoe Alfred Is. Ik denk, dat je
liever niet hebt, dat ik jullie beiden vraag op
een avond, dat hij er niet is?"
„Neen." zei Anne, en klemde haar lippen
opeen. En toen: „Ik geloof niet, dat mijnheer
Carroll of ik dat zouden willen."
Nadat Frances vertrokken was, gooide Anne
haar halfvoltooide blouse in haar werkmandje,
de schaar en het garen volgden, en zij probeer
de ongeveer een uur te schrijven. Maar geen
enkel idee wilde komen. Toen at zij, ofschoon
het nog geen zes uur was. een licht maal, be
staande uiteen paar boterhammen en een be
ker melk, en ging uit voor een lange wande
ling. Het was een mooie avond, warm en zon
der wind. En terwijl Anne doelloos naar het
westen voortliep, kwam er een zekere vrede over
haar en sloegen voor een poosje haar zorgen op
de vlucht. Tenslotte was zij jong, zij was gezond,
en de wereld stond voor haar open. Waarom
zou zij piekeren en klagen, en haar leven laten
bederven, omdat voor het oogenblik de „appel
van haar oogen" van haar weggenomen was?
Anderen hadden een dergelijk verlies ook moe
ten dragen. En waarom zij niet? En toch, zelfs
terwijl zij zichzelf zoo onderhanden nam en zich
sterkte voor opgewekte en Spartaansche lijd
zaamheid, wist zü, dat haar leed en neerslach
tigheid niet gedood waren, maar alleen onder
drukt, en dat deze in de eenzaamheid van haar
flat, en vooral gedurende de lange nachtelijke
uren, als de slaap niet wilde komen, hun hoof
den weer zouden opsteken, even boosaardig als
ooit tevoren. En terwijl zij haar schreden in de
vallende duisternis richtte, zonk haar het hart
in de schoenen, en haar pas verkregen gemoeds
rust verliet haar weer.
Toen zij uit de lift stapte, voelde zij zich doo-
delijk vermoeid. Want zij had een heel eind ge
wandeld en had had den heelen dag haast niets
gegeten. De gang, die naar haar deur leidde,
was nog niet verlicht, en zij was halverwege ge
vorderd, toen zij een mannengestalte langzaam
in haar richting zag komen.
Een oogenblik voelde zij zich zwak en ziek,
want zij wist, dat- het Carroll moest zijn. Zou
hij haar voorbij gaan zonder te spreken? vroeg
zij zich verdrietig af. Of.... was hij tenslotte
niet in staat geweest, het verlangen, haar te
zien, te weerstaan en aan haar deur geweest?
Zij kon het kloppen van haar hart bijna hooren.
Maar het was niet de stem van Carroll, die
haan in de duisternis tegemoet kwam. Het was
die van Musgrave.
„Ah ja, ik zie het. Ik heb vergeefs getracht
toegang te verkrijgen, eerst in de flat van Car
roll en toen bij u, en ik zou juist verslagen weg
gaan. Hebt u het erg druk? En zoo niet, mag ik
dan by u komen praten, om later nog eens te
probeeren, of ik Carroll kan vinden?"
Want het was een feit, dat ze liever alleen wil
de zijn.
„Ik heb een lange wandeling gemaakt," zei
ze, toen zij het licht had aangeknipt, de gordijn
had neergelaten, en haar hoed en mantel op
een stoel had gegooid.
Toen het lamplicht op haar gezicht viel, be
kende Musgrave zichzelf met tegenzin, dat hij
haar aanspraken op schoonheid tamelijk over
schat had. Zeker, zij had mooie oogen en mooi
haar, maar desondanks zag zij er vanavond
beslist gewoontjes uit.
„Den laatsten keer, dat ik u zag, had u ook
juist een lange wandeling gemaakt," zei hij, en
hij keek haar aan met spotlichtjes in zijn hel
dere blauwe oogen. „Bent u aan het oefenen
voor een wedstrijd?"
Toen vervolgde hij ernstig:
„Ik geloof, dat u te veel"wandelt. U ziet er
akelig vermoeid uit."
„Ja, ik ben dood-op," antwoordde zij, en leun
de met haar hoofd tegen een geel kussen. Haar
stem klonk dof en toonloos, en onderstreepte
haar woorden volkomen.
„Hebt ubegon Bamey.
„Vraag me niet, of ik Carroll gezien heb," viel
zij hem scherp in de rede; „omdat het niet zoo
is."
„Ik ook niet," antwoordde hij. „Eergisteren
telegrafeerde ik hem, om bij Travellers met me
te dineeren, maar hij seinde terug, dat hij het
te druk had. Dus ten einde raad nam ik van
avond een taxi hierheen. Ik denk, dat hij wel
gauw zal komen," ging hij verder, terwijl hij op
zijn horloge keek. „Maar ik zal niet langer
dan één kwartier wachten, omdat ik geloof, dat
u naar bed moet gaan en eens flink moet sla
pen. En als ik u was, zou ik me niet zoo toe
leggen op de wandelsport. U valt er zoo van af,
weet u."
Op hetzelfde oogenblik schrok Anne op en
leunde naar voren; haar kleur wisselde van wit
naar rood, en toen weer naar wit.
Want de voordeur was open gegaan en weer
rustig gesloten, en de stevige voetstap van een
man weerklonk in de kleine hall. Het volgend
oogenblik kwam Carroll de kamer in.
Hij zag Barney niet direct, want deze zat in
een diepen stoel in een donkeren hoek van de
kamer.
Toen Anne opstond, nam hij haar handen in
de zijne en zei met berouwvolle teederheid in
gezicht en stem;
„Annewe hebben allebei ontdekt, geloot
ik, dat we niet erg goed buiten elkaar kunnen."
Toen. terwijl hij zich omkeerde, om haar in
het licht te trekken, ontmoetten zijn oogen die
van Bamey en berouw en teederheid verdwenen
van zijn gezicht om te worden vervangen door
een vreemde strakheid. Hij liet Anne's handen
los en zei op een vormelijken, nietszeggenden
toon, dien zij nauwelijks als den zijne herkende:
„Hoe gaat het, Musgrave? Neen, ga niet weg.
Ik heb een afspraak en kwam maar een paar
minuten."
Terwijl hij sprak, zag Anne, ofschoon Bamey
niets merkte, dat hij haar sleutel achter haar
werkmandje op tafel legde. Het kwam haar voor
als een zwijgend slot van hun korte liefdesge
schiedenis. Hij keek haar niet aan, anders zou
haar bleeke gezicht, dat sprakelooze verslagen
heid uitdrukte, hem wel getroffen hebben.
Barney staarde verlegen van den een naar
de ander. Hij zag natuurlijk, dat Carroll woe
dend was, hem in een dergelijk tête-a-tête met
Anne te vinden; maar, al zou zijn leven er mee
gemoeid zijn, hij kon niets bedenken, wat het
beste gedaan of gezegd kon worden. Waarom ter
wereld moest hij toevallig van alle avonden
vanavond naar Colecourt Mansions komen, en
zoodoende juist datgene wat hij in orde wilde
brengen, verijdelen? vroeg hij zichzelf zenuw
achtig af.
Er zijn van die situaties, die met opzet door
de „goden van het ongeluk" in elkaar worden
gezet, om de zaken van menschelijke wezens In
de war te sturen en dan nog op hoogst netelige
wijze, situaties, die nog maar ingewikkelder
worden door de meest nauwgezette, juiste ver
klaringen. Dit was er beslist een.
„Ik heb minstens een half uur lang je flat be
stormd, Brian," begon Barney, op den haas
tigen, verzoenenden toon van den mannelijken
would-be vredestichter. „En eindelijk verzocht
ik juffrouw Stafford om zich over mij te ont
fermen, tot je terug kwam. Ik zou echter
juist....Hij hield ineens op. Want Carrol was,
na een buiging, die voor beiden tegelijk be
doeld was. rustig naar de deur gegaan, en bijna
nog voor Anne zich volkomen bewust was. dat
hij in de kamer was geweest, was hij al weer
weg.
Toen de deur van de flat achter hem In het
slot viel, riep Bamey woedend uit:
(Wordt vervolgd.)