Gedragsregels en aanwijzingen voor de scheepvaart 't Sal waeraehtigj wel Ëaem eigenwijze 'I Indië reageerde kalm Anne Mijn schild ende betrouwen 'ijt gijo Godmijn Heer Bekendmaking van den inspecteur-generaal Doeltreffende maatregelen snel genomen ZATERDAG 11 MEI 1940 Gedragsregels Aanwijzingen Mogelijke zeereis naar Indië Aanwijzingen voor de Nederlandsche schepen „NIEUW AMSTERDAM" NAAR NEW YORK TERUG UIT DE STAATSCOURANT Onderwijs P. T. T. °OOR CURTIS YORKF „Ja, goed," zei ze, ofschoon niet erg van harte. x v t>c inspecteur-generaal voor de scheep vaart heeft de Algemeene Bekendmaking n° 1 uitgevaardigd, waarbij hij gelet op artikel 2 van de in de algemeene bekend making o. L. Z. no. 27 vervatte verordening, Voor den tijd, dat genoemde verordening van kracht is, ten behoeve van de scheep vaart de navolgende gedragsregels en aan wijzingen heeft vastgesteld. L GELDIG ZOOWEL OVERDAG ALS DES NACHTS Opvolgen aanwijzingen inspecteur-generaal Voor de scheepvaart. I- De schipper van een vaartuig is verplicht zich te houden aan de aanwijzingen, welke door 0{ namens den inspecteur-generaal voor de Scheepvaart zijn of worden gegeven. Vaaraanwijzing voor varende vaartuigen. 2- De schipper van een vaartuig is verplicht 2orS te dragen dat: Met voorzichtigheid wordt genavigeerd; Goed stuurboordswal wordt gehouden; Goede uitkijk wordt gehouden. De schipper van een in de vaart zijnd vaartuig is verplicht bij een aanval van vliegtuigen of bij luchtalarm de vaart te staken en met het vaartuig, zoo eenigszins mogelijk, buiten het door het doorgaand verkeer gebezigde gedeelte van het vaar water c.q. vaargeul ten anker te gaan of te meren. Ligplaats. 2. Niet varende vaartuigen moeten zooda- gemeerd of ten anker liggen dat zij de vaart ^cc min mogelijk hinderen (zoo mogelijk buiten het door het doorgaand verkeer gebezigde ge- öeelte van het vaarwater c.p. vaargeul). Het is den schipper van een vaartuig ver ben het vaartuig onnoodig te doen stilliggen, meren of ankeren binnen een afstand van 300 meter van objecten, waarop luchtaanvallen hunnen worden verwacht, zooals verdedigings werken, opslagplaatsen van licht ontvlambare st°ffen, groote bedrijven, bruggen, sluizen stu wen enz. Gpcenhooping. 4- Ter verzekering van de grootst mogelijke heiligheid zijn schippers van vaartuigen ver- Plicht opeenhooping van vaartuigen zooveel mogelijk te vermijden, daar verspreiding de beste beveiliging geeft. Vaartuigen, geladen met licht ontvlambare stoffen. 5- Schippers van vaartuigen, geladen met licht ontvlambare stoffen, moeten, indien af gesloten havens aanwezig zijn, zooveel mogelijk daarin ligplaats nemen, opdat bij treffers geen "tandende olie zich over het vaarwater ver spreidt, Hierbij zal echter veelal opeenhooping b'et kunnen worden vermeden. Lossen en iadcn. 6- Schippers van vaartuigen zijn verplicht het, lossen en laden zoo te regelen, dat de vaar tuigen zoo kort mogelijk'bij gevaaraantrekkende °bjecten blijven liggen. Signalen. 7- Schippers van vaartuigen zijn verplicht te Zorgen, dat aan boord geen signalen worden Se geven, als gevolg waarvan verwarring zou hunnen ontstaan met aan wal te geven seinen bij luchtalarm. *L GELDIG DES NACHTS (VAN EEN HALF LUR NA ZONSONDERGANG TOT EEN HALF UUR VOOR ZONSOPKOMST Yerkcer. 8. Gedurende den tijd, dat de openbare t'crlichting is gedoofd c.q. afgeschermd brandt, Is alle verkeer te water verboden, tenzij bij algemeene bekendmaking van den 'nspecteur-generaal voor de scheepvaart e«n bepaalde vaarregeling is vastgesteld of Cpn algemeene vaarvergunning is gegeven, °f dat het hoofd van het district een bij- nondere vergunning tot varen verleend heeft. Gertificaat voor afgeschermde lichten. 2. Is een vaarvergunning, als bedoeld in punt ju gegeven, dan mag de vaart des nachts door jnnenvaartuigen slechts worden uitgeoefend, Wanneer deze voorzien zijn van een voor of ba-mens een der districtshoofden afgegeven Certificaat met betrekking tot de in punt 11 ge beulde afgeschermde lichten, welk certifl- baat op eerste aanvraag van de toezichthebben- be ambtenaren aan deze onmiddellijk moet Worden getoond. L'tstraJen van licht. De schipper van een vaartuig (al dan niet arend) is verplicht te zorgen, dat het daar- b'nnen aanwezige licht op geenerlei wijze uit draait en dat geen lichten aan dek worden Setoond, anders dan óf die, welke voor varen- e vaartuigen in punt 11 worden vermeld, of dat, 'twelk voor stilligende vaartuigen in punt 13 wordt voorgeschreven. Verlichting varende binnenvaartuigen. 11. De schipper van 'n varend, door eigen me chanische kracht of door 'n opduwer voortbewo gen binnenvaartuig is verplicht op dit vaartuig te doen voeren goed afgeschermde boord- en heklichten (c.q. stuur licht bij sleepbooten). Ook kan gebruik worden gemaakt van een (c.q. twee) door de scheepvaartinspectie goedgekeur de, afgeschermde, gecombineerde navigatie- lamp(en), welke, ten bewijze van deze goed keuring, voorzien is (zijn) van het ingeslagen merk van die inspectie. De schipper van een gesleept, gejaagd of ge boomd binnenvaartuig is verplicht op dit vaar tuig te doen voeren een goed afgeschermd, rond- schijnend wit licht. De schipper van een veerpont of van een stoomvaartuig, dienstdoende in overzetveren, is verplicht de voor deze vaartuigen voorge schreven lichten goed afgeschermd te doen voeren. Verlichting varende zeevaartuigen. 12. De schipper van een varend zeevaartuig op de Westerschelde, den Rotterdamschen Wa terweg benedenstrooms van de bruggen, de Oude Maas, 't Noordzeekanaal en in de havens, wel ke aan deze vaarwaters grenzen en in directe open verbinding staan met deze vaarwaters, be nevens op de zeevaarwegen naar Harlingen en Delfzijl, moet de boordlichten en het heklicht zoodanig voeren, dat hiervan geen indruk kan worden verkregen vanuit een vliegtuig. De schipper van een zeevaartuig op andere vaarwaters en in andere havens, dan hierboven genoemd, moet zich gedragen naar de voor schriften, in deze gedragsregels voor binnen vaartuigen gegeven. Verlichting niet varende vaartuigen. 13. De schipper van een vaartuig, dat ten anker ligt of gemeerd is, is verplicht een afge schermd wit obstakellicht te voeren, indien het stilliggende vaartuig een hindernis voor varen de vaartuigen vormt. Overigens mag hij geen enkel licht aan dek doen voeren. Drijven. 14. Het is den schipper verboden des nachts een vaartuig voor stroom te laten drijven of in kanalen en havens in het vaarwater c.q. vaar geul te laten liggen. Zeilen. 15. Het is den schipper verboden des nachts met een vaartuig te zeilen, tenzj) hiertoe door het districtshoofd vergunning is verleend. Omschrijving begrip „schipper". 1. Waar in deze gedragsregels van „schipper" wordt gesproken, wordt hiermede bij diens af wezigheid bedoeld: „Degene, die hem als zoo danig vervangt". Waar in deze Algemeene Bekendmaking eenig handelen of nalaten wordt verboden, Is de schip per evenzeer verplicht er voor zorg te dragen, dat andere zich aan boord van het vaartuig bevindende personen zich niet aan zoodanig handelen of nalaten schuldig maken. Bovendien is ieder ander opvarende van het vaartuig verplicht zich te gedragen naar de voorschriften, vervat in het hierboven sub 2, 7, 10 en 13 bepaalde. Vergunningen. 2. De algemeene bekendmaking (bedoeld In punt 8 van de gedragsregels) wordt door aan plakking bekendgemaakt. Indien voor het bevaren van een vaarweg een vergunning noodig is, kan deze door het betref fende districtshoofd worden verleend namens den inspecteur-generaal voor de scheepvaart, hetzij voor één of meer vaarwaters tot weder- opzeggens (wit formulier), hetzij voor één of meer vaarwaters voor een bepaalden tijd (rood formulier) De belanghebbenden dienen zich voor het verkrijgen van de hierbedoelde vergunning, als mede voor het verkrijgen van het in punt 9 van de gedragsregels bedoelde certificaat voor afgeschermde lichten, rechtstreeks in verbin ding te stellen met de districtshoofden c.q. on derdistrictshoofden. Stopzetting vaa. t. 3. Met het oog op vervoeren ten behoeve van de defensie kan, indien voor deze vervoeren voorrang wordt geëischt, het districtshoofd c.q. onderdistrictshoofd, de vaart van alle of van bepaalde vaartuigen op bepaalde vaarwaters tij delijk doen staken. Dooven van de verlichting van vaarwaters en havens. 4. De verlichting van vaarwaters en havens wordt gedoofd, behalve daar, waar een speciale afgeschermde verlichting, welke van uit de lucht niet kan worden waargenomen, is Inge steld. Verlichting van de scheepvaartwegen, waarop de vaart gedurende den nacht is toegestaan. 5. De speciale afgeschermde verlichting moet zoodanig zijn, dat van een vliegtuig uit* geen indruk kan worden verkregen van de lichtbron nen, hetzij rechtstreeks, hetzij via weerspiege ling in het water. Buitengewone scheepvaarthindernissen kun nen door een afgeschermd wit licht worden aan gegeven. Bij bruggen (geen spoorwegbruggen zijnde) en sluizen van vaarwater, voorzien van een afge schermde verlichting, worden, als seinverlich- ting, de volgende lichten getoond, met dien ver stande, dat, indien de onder a. en c. bedoelde lichten slechts aan één zijde van de doorvaart- opening worden getoond, de seinverlichting, als bedoeld onder b., achterwege blijft: a. Als de sluis of brug gesloten is of als de sluis of brug open Is, doch de in- of doorvaart niet vrij is, een rood afgeschermd licht, hetzij aan één, zoo mogelijk aan stuurboordszijde, het zij aan elke zijde van de doorvaartopening. b. Als de sluis of brug geopend wordt, doch de doorvaart nog niet vrij is, een afgeschermd groen licht aan de ééne en een afgeschermd rood licht aan de andere zijde van de doorvaart opening. c. Als de sluis of brug open en de in- of doorvaart vrij is, een afgeschermd groen licht, hetzij aan één, zoo mogelijk aan stuurboords zijde, hetzij aan elke zijde van de doorvaart opening. Deze seinlichten van bruggen hebben geen be trekking tot de vaartuigen, welke onder een ge sloten brug kunnen door varen. Vopr deze vaar tuigen is de doorvaart onder de gesloten brug alleen verboden, indien onder de brug in de doorvaartopening een afgeschermd rood licht wordt getoond. Waar de seinlichten niet voldoende de door vaartopening aangeven, zal een eerste ducdalf of het begin van een remmingwerk met een geel afgeschermd licht worden gemarkeerd. Van de spoorwegbruggen zal de normale ver lichting, ten behoeve van de scheepvaart, afge schermd blijven branden. De nachtelijke seingeving bij sluizen, aan gevende waterpeil, spuien, getij, enz., wordt ge doofd. Ook de normale terreinverlichting bij brug gen, sluizen, enz. wordt gedoofd. Wijze van afschermen. 6. De scheepsnavigatielichten moeten zoodanig zijn afgeschermd, dat: 1. een gerichte lichtbundel ontstaat over het voorgeschreven aantal streken. 2. De spreiding van het licht boven het hori zontale vlak niet grooter is dan één op tien. 3. De spreiding van het licht onder het hori zontale vlak zoodanig is, dat de gerichte licht bundel het wateroppervlak niet treft op een afstand, kleiner dan 200 M. vanaf de lichtbron, doch op een afstand van 200 M. wel zichtbaar is vanaf een punt, gelegen 2 M. boven het water oppervlak. Uitstralen van licht. 7. Licht van vaartuigen moet geacht worden uit te stralen, indien oorspronkelijk hiervan af komstige stralen op grooteren afstand dan 500 M. zichtbaar zijn. Dit geldt echter niet voor de afgeschermde navigatielichten; deze moeten ten minste op 1000 M. zichtbaar zijn. Deuren of andere afsluitingen, welke verbin ding geven naar buiten of naar ruimten, welke niet naai; buiten zijn afgesloten, mogen geen licht doorlaten; zoo noodig moeten gordijnen worden aangebracht, opdat geen licht naar buiten uitstraalt, wanneer de deur of andere afsluiting wordt geopend dichtsluizen). Aansprakelijkheid. 8. Door de overheid wordt geenerlel aanspra kelijkheid aanvaard voor schade, welke uit bo venvermelde voorschriften voortvloeit. 9. Deze algemeene bekendmaking wordt afge kondigd door plaatsing in de Nederlandsche Staatscourant. Zij is van kracht onmiddellijk na deze afkon diging. De Stoomvaart-maatschappij Nederland deelt ons mede: Passagiers geboekt voor het m.s. „Johan van Oldenbarnevelt", die ten spoedigste naar Indië zouden willen vertrekken, kunnen daartoe wel licht nog gelegenheid krijgen. Gegadigden dienen zich heden aan te melden bij de Stoomvaart-maatschappij Nederland, Scheep vaarthuis te Amsterdam. Reuter bericht ons uit Londen, dat er aanwijzingen zijn uitgegeven aan alle Bel gische en Nederlandsche schepen, die naar België of Nederland of Duitschland onderweg zijn, om terstond op te stoomen naar de naast- bijzijnde Engelsche of Fransche haven voor het ontvangen van instructies. De Belgische en Nederlandsche schepen met andere bestem mingen moeten hun reis voortzetten. NEW YORK, 10 Mei (Havas). De Neder landsche maatschappij „American Line" deelt mede, dat het mailschip Nieuw Amsterdam, dat op 4 Mei was uitgevaren met tweehonderd pas sagiers aan boord voor een kruistocht in de Caraibische Zee bevel heeft gekregen onmid dellijk naar New York terug te keeren. BATAVIA, 10 Mei. (Aneta)Het uitbreken van den oorlog vond Nederlandsch-Indié niet onvoorbereid. Terwijl de autoriteiten practisch eerst tegen het middaguur over de eerste berichten beschikten, waren nog geen uur later de voornaamste maatregelen reeds in vollen gang, waarvan uiteraard slechts aan enkele publiciteit kan worden gegeven. Hiertoe behooren de mteineeringen van Duitschers en van verschillende Nederland- vijandige elementen, welke thans te rangschik ken zijn onder de extremisten, wier getal echter klein is en over geheel Nederlandsch-Indië ver deeld tot enkele tientallen Is beperkt, wat de laatste groep betreft. Alles geschiedde met de grootste kalmte en doeltreffendheid. Incidenten kwamen niet voor, terwijl het merkwaardig is te zien hoe dit tro pische land rustig bleef, zelfs in de uren, onmid dellijk volgend op de grootste belevenis, die men hier ooit heeft doorgemaakt. De Duitsche technische firma's waaronder Carl Schlieper, werden aanstonds gesloten en onder bewaking van de politie gesteld. Een rondgang door de stad, nadat overal de bekendmaking was geschied, toonde slechts hier en daar groepjes menschen, die druk spraken en gesticuleerden. Ook staan nieuwsgierigen voor het Deutsches Haus en het Duitsche consulaat- generaal. welke gebouwen zijn gesloten en onder bewaking zijn gesteld. Bijzondere aandacht van het publiek is ge concentreerd op het station Weltevreden, waar de meeste reeds geïnterneerde Duitschers worden verzameld, om naar de lnterneeringsplaatsen, gelegen op een eiland buiten Tandjong-Prlok, zoomede een kleine plaats in midden-Java, te vertrekken. Voor een afscheid aan verwanten kon uiteraard weinig gelegenheid worden gege ven. Het station staat onder strenge bewaking van de politie, terwijl een loods van den bestel dienst is gerequireerd voor het onderbrengen van de geïnterneerden. Zij, die niet dadelijk worden vervoerd, worden ondergebracht in schoolgebou wen, waar militairen met getrokken klewang de wacht hebben betrokken. Langzamerhand begonnen aldus in de hoofd stad de grimmige teekenen van den oorlog zicht baar te worden, hetgeen velen, die de berichten niet konden gelooven, ook uiterlijk den ernst van den toestand deed beseffen. Intusschen kwam, na de ernstige en in drukwekkende toespraak van den Gouver neur-Generaal, de boodschap door van Ne derlands geliefde Koningin, welke den velen Hollanders, die niet spoedig hun kalmte verliezen, uit het hart gegrepen was en ook hier de reeds bestaande vastbeslotenheid om geen krimp te geven, nog nader intensiveer de. Vanuit het centrale punt, het paleis Welte vreden, gingen bevelen over het geheele land, oveneens doorgegeven aan den legercommandant en den commandant zeemacht, terwijl het po- litie-apparaat met de grootste snelheid overal in werking werd gesteld, hetgeen te merken was uit de berichten, die langzamerhand uit ver schillende plaatsen op Java binnenkwamen en waarvan de meeste de interneering van de Duitschers meldden, zonder dat incidenten voor kwamen. In de hoofdstad werd verder een conferentie gehouden van alle hoofden van de politie, voor de verdere maatregelen. Het gewone leven ging overigens normaal voort, conform den wensch van den Gouver neur-Generaal. Als op andere dagen verlieten in den namiddag in een lange rij de handelslelders het handelskwartier in de oude stad, terwijl te gen den avond de lichten werden ontstoken, ook in de winkelwijken, waar niet de geringste af wijking van andere dagen te merken was, be houdens het elkander opzoeken en aanspreken om indrukken uit te wisselen. Met ingang van 16 September 1940 zijn de vakken, waarin de gewoon hoogleeraar in de faculteit der wis- en natuurkunde aan de rijks universiteit te Leiden, dr. A. E. van Arkel, onderwijs geeft, nader vastgesteld als volgt: De anorganische en physische scheikunde, en is met ingang van voormelden datum benoemd tot lector in de faculteit der wis- en natuur kunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden, om onderwijs te geven in de anorganische en phy sische scheikunde, in het bijzonder voor de pro- paedeuse: Dr. J. A. A. Ketelaar, thans conser vator bij de anorganische scheikunde. Met ingang van 22 April 1940 is aangewezen als beheerder van het bijpost-, telegraaf- en telefoonkantoor Utrecht—Willem van Noort- plein, de commies bij den P. T. en T.-dienst P. de Geus, voordien beheerder van het bijpost- telegraaf- en telefoonkantoor Utrecht. 42 (Nadruk verboden) Arme antwoordde, waarheidsgetrouw, dat zij "Sarover nog niet had nagedacht. "Nu, ik moet gaan," zei Frances, stond op en ''achtte een glimp van zichzelf op te vangen in uiterst kleinen, ouden spiegel, die boven den choorsteen hing. „Tusschen haakjes, ik vergat j te vertellen, dat Alfred een man kent jjascelles heet hij, geloof ik die mijnheer Car- kent. en hij zegt, dat het dwaas is, hem an welke misdaad dan ook te verdenken, daar altijd een heel ander soort mensch Is ge- sest. Maar ik veronderstel, dat zelfs hoog gaande menschen zich even goed aan het ver- a'schen van namen kunnen overgeven als aan s ander soort van verleiding. En tenslotte is ^riftvervalsching niet zoo erg als een moord, Anne gaf geen antwoord op deze uitvoerige leenspraak. Sommige menschen beweerden, dat een van Frances Charteris' bekoorlijkheden dat zij nooit een antwoord verwachtte op *Ue». wat ze zei. „En wanneer ga je trouwen, lieve?" ging Frances verder, toen zij Anne hartelijk op beide wangen gekust had. „Ik weet het niet," antwoordde Anne, met een vreemde pijn in haar hart, daar zij bedacht, hoe waar dit was. „Ik zou je graag met mijnheer Carroll te eten vragen," vervolgde mevrouw Charteris spijtig. „Maar je weet. hoe Alfred Is. Ik denk, dat je liever niet hebt, dat ik jullie beiden vraag op een avond, dat hij er niet is?" „Neen." zei Anne, en klemde haar lippen opeen. En toen: „Ik geloof niet, dat mijnheer Carroll of ik dat zouden willen." Nadat Frances vertrokken was, gooide Anne haar halfvoltooide blouse in haar werkmandje, de schaar en het garen volgden, en zij probeer de ongeveer een uur te schrijven. Maar geen enkel idee wilde komen. Toen at zij, ofschoon het nog geen zes uur was. een licht maal, be staande uiteen paar boterhammen en een be ker melk, en ging uit voor een lange wande ling. Het was een mooie avond, warm en zon der wind. En terwijl Anne doelloos naar het westen voortliep, kwam er een zekere vrede over haar en sloegen voor een poosje haar zorgen op de vlucht. Tenslotte was zij jong, zij was gezond, en de wereld stond voor haar open. Waarom zou zij piekeren en klagen, en haar leven laten bederven, omdat voor het oogenblik de „appel van haar oogen" van haar weggenomen was? Anderen hadden een dergelijk verlies ook moe ten dragen. En waarom zij niet? En toch, zelfs terwijl zij zichzelf zoo onderhanden nam en zich sterkte voor opgewekte en Spartaansche lijd zaamheid, wist zü, dat haar leed en neerslach tigheid niet gedood waren, maar alleen onder drukt, en dat deze in de eenzaamheid van haar flat, en vooral gedurende de lange nachtelijke uren, als de slaap niet wilde komen, hun hoof den weer zouden opsteken, even boosaardig als ooit tevoren. En terwijl zij haar schreden in de vallende duisternis richtte, zonk haar het hart in de schoenen, en haar pas verkregen gemoeds rust verliet haar weer. Toen zij uit de lift stapte, voelde zij zich doo- delijk vermoeid. Want zij had een heel eind ge wandeld en had had den heelen dag haast niets gegeten. De gang, die naar haar deur leidde, was nog niet verlicht, en zij was halverwege ge vorderd, toen zij een mannengestalte langzaam in haar richting zag komen. Een oogenblik voelde zij zich zwak en ziek, want zij wist, dat- het Carroll moest zijn. Zou hij haar voorbij gaan zonder te spreken? vroeg zij zich verdrietig af. Of.... was hij tenslotte niet in staat geweest, het verlangen, haar te zien, te weerstaan en aan haar deur geweest? Zij kon het kloppen van haar hart bijna hooren. Maar het was niet de stem van Carroll, die haan in de duisternis tegemoet kwam. Het was die van Musgrave. „Ah ja, ik zie het. Ik heb vergeefs getracht toegang te verkrijgen, eerst in de flat van Car roll en toen bij u, en ik zou juist verslagen weg gaan. Hebt u het erg druk? En zoo niet, mag ik dan by u komen praten, om later nog eens te probeeren, of ik Carroll kan vinden?" Want het was een feit, dat ze liever alleen wil de zijn. „Ik heb een lange wandeling gemaakt," zei ze, toen zij het licht had aangeknipt, de gordijn had neergelaten, en haar hoed en mantel op een stoel had gegooid. Toen het lamplicht op haar gezicht viel, be kende Musgrave zichzelf met tegenzin, dat hij haar aanspraken op schoonheid tamelijk over schat had. Zeker, zij had mooie oogen en mooi haar, maar desondanks zag zij er vanavond beslist gewoontjes uit. „Den laatsten keer, dat ik u zag, had u ook juist een lange wandeling gemaakt," zei hij, en hij keek haar aan met spotlichtjes in zijn hel dere blauwe oogen. „Bent u aan het oefenen voor een wedstrijd?" Toen vervolgde hij ernstig: „Ik geloof, dat u te veel"wandelt. U ziet er akelig vermoeid uit." „Ja, ik ben dood-op," antwoordde zij, en leun de met haar hoofd tegen een geel kussen. Haar stem klonk dof en toonloos, en onderstreepte haar woorden volkomen. „Hebt ubegon Bamey. „Vraag me niet, of ik Carroll gezien heb," viel zij hem scherp in de rede; „omdat het niet zoo is." „Ik ook niet," antwoordde hij. „Eergisteren telegrafeerde ik hem, om bij Travellers met me te dineeren, maar hij seinde terug, dat hij het te druk had. Dus ten einde raad nam ik van avond een taxi hierheen. Ik denk, dat hij wel gauw zal komen," ging hij verder, terwijl hij op zijn horloge keek. „Maar ik zal niet langer dan één kwartier wachten, omdat ik geloof, dat u naar bed moet gaan en eens flink moet sla pen. En als ik u was, zou ik me niet zoo toe leggen op de wandelsport. U valt er zoo van af, weet u." Op hetzelfde oogenblik schrok Anne op en leunde naar voren; haar kleur wisselde van wit naar rood, en toen weer naar wit. Want de voordeur was open gegaan en weer rustig gesloten, en de stevige voetstap van een man weerklonk in de kleine hall. Het volgend oogenblik kwam Carroll de kamer in. Hij zag Barney niet direct, want deze zat in een diepen stoel in een donkeren hoek van de kamer. Toen Anne opstond, nam hij haar handen in de zijne en zei met berouwvolle teederheid in gezicht en stem; „Annewe hebben allebei ontdekt, geloot ik, dat we niet erg goed buiten elkaar kunnen." Toen. terwijl hij zich omkeerde, om haar in het licht te trekken, ontmoetten zijn oogen die van Bamey en berouw en teederheid verdwenen van zijn gezicht om te worden vervangen door een vreemde strakheid. Hij liet Anne's handen los en zei op een vormelijken, nietszeggenden toon, dien zij nauwelijks als den zijne herkende: „Hoe gaat het, Musgrave? Neen, ga niet weg. Ik heb een afspraak en kwam maar een paar minuten." Terwijl hij sprak, zag Anne, ofschoon Bamey niets merkte, dat hij haar sleutel achter haar werkmandje op tafel legde. Het kwam haar voor als een zwijgend slot van hun korte liefdesge schiedenis. Hij keek haar niet aan, anders zou haar bleeke gezicht, dat sprakelooze verslagen heid uitdrukte, hem wel getroffen hebben. Barney staarde verlegen van den een naar de ander. Hij zag natuurlijk, dat Carroll woe dend was, hem in een dergelijk tête-a-tête met Anne te vinden; maar, al zou zijn leven er mee gemoeid zijn, hij kon niets bedenken, wat het beste gedaan of gezegd kon worden. Waarom ter wereld moest hij toevallig van alle avonden vanavond naar Colecourt Mansions komen, en zoodoende juist datgene wat hij in orde wilde brengen, verijdelen? vroeg hij zichzelf zenuw achtig af. Er zijn van die situaties, die met opzet door de „goden van het ongeluk" in elkaar worden gezet, om de zaken van menschelijke wezens In de war te sturen en dan nog op hoogst netelige wijze, situaties, die nog maar ingewikkelder worden door de meest nauwgezette, juiste ver klaringen. Dit was er beslist een. „Ik heb minstens een half uur lang je flat be stormd, Brian," begon Barney, op den haas tigen, verzoenenden toon van den mannelijken would-be vredestichter. „En eindelijk verzocht ik juffrouw Stafford om zich over mij te ont fermen, tot je terug kwam. Ik zou echter juist....Hij hield ineens op. Want Carrol was, na een buiging, die voor beiden tegelijk be doeld was. rustig naar de deur gegaan, en bijna nog voor Anne zich volkomen bewust was. dat hij in de kamer was geweest, was hij al weer weg. Toen de deur van de flat achter hem In het slot viel, riep Bamey woedend uit: (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 3