Beethovens brieven
IK DE STROOM
VERSNELLING
DE RADIO IN SPANNENDE
DAGEN
Een groot man in huiselijke
omstandigheden
MAANDAG 20 MEI 1940
Soldaten weer naar
hun onderdeel
Bekendmaking aan burgemeesters
Sociale verzekeringen
ZUINIG MET DRINKWATER
OPVARENDEN VAN SCHEPEN
IN ROTTERDAM
Beschikkingen betreffende
Waterstaat
i
Luitenant-generaal Hansen, de bevelhebber der Duitsche troepen in Nederland middenin gesvrek met den Duit
schen gezant, Z. Exe. Graaf Julius Zeeh von Burkersroda (links), die den openlucht kerkdienst voor de Duitsche
militairen bijwoonden
Meizondag in Den Haag
Marcheerende soldaten en
wandelende burgers
Literatuurprijs van Estland
De „Biënnale" geopend
Hierboven ziet men een afbeelding van
de officieele uniformklecding der para
chute-troepen, waarover in ons blad
reeds een en ander is meegedeeld
Belastingen moet men
blijven betalen
Aangiftebiljetten inzenden!
Wrak in de haven van
Vlissingen
RETRAITEHUIS BERGEN
DE HULP VOOR ROTTERDAM
VERVOER VAN VEE
Prof. dr. J. H. Gunning
Zijn beteekenis als paedagoog
Vrijlating aangehouden
Nederlanders
Bekendmaking aan hoofden van
politie
MR. D. FOCK
De Goethe-medaille
Geschiedenis in hoog tempo
De geweldige gebeurtenissen, waar
in ons land en volk zijn meege
voerd, hebben vele dingen, die wij
in ons leven onwankelbaar vast en van
zelfsprekend onveranderlijk waanden, in
beweging gebracht, verschoven, omge
wenteld en tot onzekerheden gemaakt. J
Zekerheid geeft den mensch rust en
kracht, maar doet ook vaak de energie
en activiteit inslapen. Er was in ons land
ontegenzeglijk te veel zelfverzekerd
heid en zelfgenoegzaamheid. In het tij
delijke en dus naar wezen veranderlijke
Werd niet zelden sterker geloofd dan in
het eeuwige en onveranderlijke. Nu heb
ben wij aan den lijve moeten ervaren,
hoezeer de Grieksche wijsgeer Heracli-
tos gelijk had met zijn stelling: ,,Panta
ïhei" (Alles stroomt). Wij bevinden ons
in een stroomversnelling van den tijd.
Wij mogen daarin niet toegeven aan
kleinmoedigheid. In enkele dagen moe
ten wij thans méér leeren dan vroeger
in jaren ons kon worden bijgebracht.
Het verleden kunnen wij thans objec
tiever zien dan toen het nog voor ons
heden was, en ^wij hebben daaruit on
verbiddelijke consequenties te trekken.
Wij mogen onze innerlijke kracht niet
laten verlammen door de teleurstelling
over veel, waarop wij rotsvast meenden
te mogen vertrouwen. Wat achter ons
ligt, blijft achter ons liggen, wij moeten
vooruit. De toekomst wacht.
Wij kunnen ook vooruit, omdat wij
te midden van de plotselinge onze
kerheden één wezenlijke, onwankelbare
on onaantastbare, voor alle eeuwen en
tijden geldende zekerheid hebben be
houden n.l. de zekerheid, dat God, onze
Vader, met ons is en met ons blijven zal
tot aan het einde der tijden. Gewapend
met deze zekerheid kunnen en moeten
wij alle onzekerheden die ons hebben
verrast en overrompeld, omdat wij ze
voor zekerheden hielden, moedig en met
vertrouwen tegemoet treden. Geen aar
zeling of weifeling kan ons baten. Het le
ven roept. Wij moeten aan die roepstem
met hart en ziel gehoor geven. Het
leven, wat het ook brenge moge,
is een weldaad Gods, waarvoor wij niet
dankbaar genoeg kunnen zijn. Deze tij
den met hun vele onzekerheden bieden
ons tot voor kort onvermoede kansen en
mogelijkheden om ons leven te heffen
naar een hooger en beteekenisvoller
plan dan voorheen. Laten wij deze kan
sen en mogelijkheden, die tot evenzoo-
vele zegenrijke genaden kunnen worden,
benutten en uitbuiten in de zekerheid,
dat God dat van ons vi'aagt en wil en
dat God ons zal beoordeelen en eenmaal
oordeelen naar de wijze, waarop wij
biet alleen in gemakkelijke maar voor
al in moeilijke omstandigheden hebben
gedacht, gewerkt, gehandeld en geleefd.
De Opperbevelhebber van Land- en Zee
macht verzoekt, in overeenstemming met
den Duitschen Opuperbevelhebber in Ne
derland, mede langs dezen weg aan burge
meesters om in hun gemeenten te doen be
kendmaken, dat Nederlandsche militairen,
die zich op of na 15 Mei j.l. op last van
eenigen commandant dan wel op geruch
te dat zulks bevolen is naar hun haard
steden zijn teruggekeerd, zich weder onver
wijld bij hun onderdeel of indien dit niet
mogelijk is bij het meest nabijzijnde Ne
derlandsche onderdeel moetèn aanmel
den.
Rijksverzekeringsbank, Raden van Arbeid,
Centraal Beheer en Federatie van Bedrijfsver-
eenigingen maken bekend, dat uitvoering van
ongevallenwetten, ziektewet,invaliditeitswet en
vrijwillige ouderdomsverzekering zooveel moge
lijk gewoon wordt voortgezet.
Dringend wordt verzocht zooveel mogelijk pre
mieverplichtingen na te komen, opdat deze or
ganen hunnerzijds hun taak kunnen vervullen.
Er wordt bij de bevolking van Rotterdam
en omstreken met klem op aangedrongen
om uiterst zuinig te zijn met drink
water. Het gebruik van drinkwater voor
het schrobben van puien en stoepen, zoo
mede voor het spuiten van tuinen is ver
boden.
Ei- wordt nogmaals de aandacht op ge
vestigd, dat de in omloop zijnde geruchten
als zou het drinkwater niet geheel be
trouwbaar zijn, absoluut onjuist zijn.
De havenmeester van Rotterdam maakt
bekend, dat inlichtingen omtrent den toestand
van opvarenden van in Rotterdam verblijven
de binnenvaartuigen alsmede omtrent de vaar
tuigen zelve worden verstrekt door het haven
kantoor, thans gevestigd in het gebouw van
de rivierpolitie aan de Parkhaven, telefoon
35768, Rotterdam.
Op bevel van den Opperbevelhebber van
Land- en Zeemacht maakt het Departement
van Waterstaat bekend, dat worden ingetrok
ken de beschikkingen van den minister van
Waterstaat van 30 Januari 1940, La. e, afdee-
ling vervoerwezen en van 20 Maart 1940, La. g,
afdeeling vervoerwezen, betreffende toepassing
van de wet behoud scheepsruimte 1939 op bin
nenschepen, die in Nederland thuisbehooren.
Bedoelde beschikkingen vervallen na afkon-
dlging van deze bekendmaking.
Bij het ontwaken van de stad onder een
heerlijke lentezon ademt alles wat men
ziet: rust.
Waar de Duitsche soldaten verblijf hou
den, ziet men echter reeds vroeg eenige
bedrijvigheid. Onderofficieren spreken met
groepen manschappen, hier en daar wordt
het uiterlijk verzorgd en men maakt zich
blijkbaar gereed voor een zondagstocht.
Een kort commando hooren we, groepen
stellen zich op en mar'cheeren af. Nauwe
lijks is men op weg getogen of wij hooren,
dat de groep marcheerende soldaten tege
lijk een mannen-koor is, welks prestaties
men als lang niet onverdienstelijk zou kun
nen omschrijven.
We vragen eenige inlichtingen en het blijkt
dat het doel van den tocht is een ochtend
dienst, die gehouden zal worden op het Land
goed Sorghvliet, niet ver van het Vredespaleis.
Als we daar aankomen zijn ook van andere
kanten troepen Duitsche soldaten aangemar-
cheerd, waaronder nog meer mannenkoren.
Op het landgoed wordt de dienst gehouden-
Men vertelt ons dat deze is voor katholieke
en evangelische soldaten. Een aalmoezenier
en een veldprediker, onderscheidenlijk van
beide religiën spreken een gebed uit en rich
ten zich tot de troepen.
De dienst duurt ruim een half uur, waarna
men weer afmarcheert naar de verblijfplaat
sen. Thans zijn er meer stedelingen op de
been, die met groote belangstelling de nieu
wigheid van een soldatengroep zingend op
marsch aanschouwen en aanhooren.
Het leven van de stad verder beschouwende,
merkt men al gauw op dat deze eerste Zon
dag onder ietwat vreemde omstandigheden,
zich in het algemeen weinig- onderscheidt van
een anderen mooien Meizondag. De trams naar
Scheveningen zitten vol, op de boulevards is een
druk verkeer, de terrassen zijn flink bezet.
Zoo was ook het aspect van het overige ge
deelte van de stad. de bevolking van Den Haag
leefde als in normalen tijd, met dit eene on
derscheid dat men naturlfjk ditmaal meer be
langstelling had voor de binnenstad waar vele
wandelende Duitsche soldaten te zien waren.
Een dag van rust, ondanks de groote ver
andering.
De driejaarlijksche literatuurprijzen van Est
land werden door staatspresident Paets toege
kend aan Anton HansenTannersaare. Twaalf
geleerden werden onderscheiden om hun weten
schappelijk werk en ook werden prijzen toege
kend voor typographic en illustratie.
De koning-keizer van Italië heeft Zaterdag 18
Mei de tweeëntwintigste „Biennale" van Vene
tië geopend.
Bij deze gelegenheid waren o.a. tegenwoordig
de minister van Nationale Opvoeding, Bottai,
r~
die d« fascistische regeering vertegenwoordigde,
de president van den senaat, talrijke autoriteiten
der kamer van fasces en corporaties, alsmede
de kardinaal-patriarch van Venetië.
Ondanks den Europeeschen oorlog namen vele
landen aan deze tentoonstelling deel, n.m.
Duitschland, het protectoraat Bohemen en Mo-
ravië, de Vereenigde Staten, Spanje, Hongarije,
België, Nederland, Griekenland, Roemenië,
Zwitserland en Joego-Slavië.
Het Departement van Financiën vestigt
de aandacht er op, dat de verplichtingen
ingevolge alle belastingwetten onverkort
moeten worden nagekomen. In het bijzon
der wordt er ,op gewezen, dat alle belas
tingen, welke door middel van zegelplak-
king moeten worden voldaan zooals om
zetbelasting en zegelbelasting op den
bestaanden voet moeten worden betaald.
Bij betalingsmoeilijkheden inzake belastin
gen kunnen belanghebbenden zich wenden tot
de desbetreffende Rijksontvangers.
Ten aanzien van de belastingen naar in
komen en vermogen wordt onder de aan
dacht gebracht, dat in de uitgereikte bil
jetten op de gew-one wijze aangifte moet
worden gedaan naar den toestand per
1 Mei 1940. Eventueele wijzigingen in den
toestand na dien datum kunnen in een
begeleidend schrijven ter kennis van den
inspecteur worden gebracht. Vóór 15 Juni
1940 zullen de inspecteurs geen waarschu
wingen doen toekomen ter zake van het
niet tijdig inleveren van aangiftebiljetten.
In gevallen, waarin in eenige gemeente niet
tijdig omzetbelastingzegels kunnen worden
verkregen, zoomede in gevallen waarin be
paalde fabrikanten zich tengevolge van de
buitengewone omstandigheden in de volstrekte
onmogelijkheid bevinden deze contant te be
talen, kuunnen de inspecteurs zoo noodig aan
de desbetreffende fabrikanten voorloopig voor
den duur van een maand een vergunning in
gevolge artikel 11, derde lid, der omzetbelas-
tingwet verleenen. Indien zulks onvermijdelijk
is kan zekerheidsstelling achterwege blijven.
Vanaf Maandag zijn zegels voor den tabaks
accijns voor fabrikanten gevestigd in de vier
Noordelijke provincies in beperkte mate ver
krijgbaar bij de inspecteurs der invoerrechten
en accijnzen te Leeuwarden, Groningen en
Zwolle.
Voor de haven van Vlissingen ligt het wrak
van een groot transportschip (25.000 tot 28.000
ton), dat door midden is gebroken. Waar-
schij'nlijk is het schip op een mijn geloopen.
Daarmede is een bewijs gegeven van de doel
treffendheid der Duitsche afweermaatregelen
aan de Nederlandsche We.stkust.
Men schrijft ons uit het Retraitehuis te
Bergen:
Het is ons gebleken, dat bij vele oud-retrai-
tanten een onzekerheid bestaat omtrent den
toestand van het Retraitehuis.
Tot aller geruststelling kunnen wij met dank
jegens den goeden God mededeelen, dat het
Retraitehuis gaaf en ongeschonden is gebleven.
Zoowel Paters als Zusters zien verlangend uit
naar den tijd, dat de retraitanten bier eenige
dagen rust en geestelijke verkwikking komen
zoeken in deze benarde tijden.
Het Korps Vrouwelijke Vrijwilligers Amster
dam verzoekt den blokhoofden van den Luchtbe
schermingsdienst te Amsterdam, die goederen
voor Rotterdam in hun bezit hebben, hiervan
nog heden telefonisch mededeeling te doen op
no. 30270 of schriftelijk aan het K.V.V., Heeren
gracht 478. De goederen worden dan zoo spoe
dig mogelijk afgehaald.
Door het rijksbureau voedselvoorziening
wordt ter algemeene kennis gebracht, dat het
vervoer van runderen in de provincies Noord
en Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland oe-
westen de lijn HarderwijkArnhemNijmegen
verboden is, tenzij op vertoon van een bewijs
van den provincialen voedselcommissaris of
diens plaatselijke bureauhouders.
Dit bewijs moet inhouden den naam van
den vervoerder, het tijdstip van liet vervoer
en de plaatsen vanwaar en waarheen het vee
vervoerd wordt.
Vee, van welk soort ook, dat bij de ontrui
ming werd afgevoerd en thans elders is onder
gebracht, mag uitsluitend vervoerd worden op
last van den provincialen voedselcommissaris
of het bureau ontruiming op vertoon van een
bewijs door deze instanties al te geven.
In „De Gids" van Mei schrijft M. J. Lange-
veld over de bij Wolters verschenen „Keur uit
de werken van Prof. Dr. J. H. Gunning Wzn."
Zijn artikel is een hulde aan Gunning als ge
leerde en mensch.
De schrijver zegt, dat als men Gunning beter
leert kennen, er drie dingen blijken te zijn, die
liem geen oogenblik in den steek laten: het
eerste is zijn godsdienstige zin, hij is een
christelijk man, het tweede is zijn groote ge
negenheid voor de klassieke cultuur. Hij is
niet alleen „van huis uit" klassiek philoloog
zooals hij van zichzelf ergens zegt hij kent
de klassieken, hij bewondert ze, heeft ze lief,
kent hun beteekenis, hun grootheid en hun
zwakheden. Het derde is het bewustzijn van
zijn taak als paedagoog.
In warme bewoordingen zegt de schrijver,
dat Gunning nooit vergeet, dat hij paedagoog
is en dat hij zijn taak niet als beschouwelijk,
gelijk die van den wijsgeer, noch als theore-
tisch-experimenteel, gelijk die van den labora
torium-psycholoog, maar als practisch en maat
schappelijk ziet. Gunning vergeet nooit zijn
verantwoordelijkheid als de oudere, die weet,
die ervaren heeft, waar de jongere weet zon
der ervaren te hebben, of slechts gist, ja zelfs
ook dat niet doet en geen probleem ziet. Hij
denkt ook steeds historisch, kent als geen an
der de geschiedenis van opvoedkunde, opvoe
ding, onderwijs en van tal van aspecten van
het maatschappelijk leven. Binnen de grenzen
van het practische gaat Gunning's voornaam
ste belangstelling uit naar de school en het
gezin, vooral het kleuteronderwijs en de lagere
school nemen een belangrijk deel van zijn aan
dacht in beslag.
Hij is geen man van dikke boeken, noch zelfs
een van een breed opgezet, wijsgeerig gesub-
strueerd betoog. Gunning spreekt tot zijn lezer.
En deze zal luisteren, want Gunning spreekt,
omdat hij wat te zeggen heeft en Gunning
spreekt met gezag. Men heeft hem wel eens
verweten, dat hij te autoritair is en het kan
zijn, dat men daar geen ongelijk in heeft. Maar
wat doet het er alles toe, als wij zijn rijke leven
overzien?
JEn ten slotte: Gunning moge geen systema
ticus zijn, hij is wel wat anders: hij is wèl een
persoonlijkheid. Hij overvalt ons niet met de
meest ongecontroleerde incoherenties; hij zegt
niet hier het een, daar het ander en laat zijn
lezer of hoorder de keuze. Achter elk zijner
waarlijk tallooze publicaties staat de man, die
Gunning is. Een man een mensch.
De Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht
vestigt de aandacht van alle hoofden van politie
op het volgende
1. Indien nog in eenige gemeente op grond
van art. 33 van de Oorlogswet aangehouden
Nederlanders of vreemdelingen mochten worden
vastgehouden, is dit ten onrechte: reeds meer
malen is op de noodzaak van onverwijlde vrij
lating gewezen.
2. Dergelijke personen dienen allen onverwijld
in de gelegenheid te worden gesteld naar hun
woonplaatsen terug te keeren en indien noodig
daartoe eenige financieele ondersteuning te ont
vangen.
Wanneer geen openbare middelen van vervoer
voor de terugreis beschikbaar zijn, is het ge-
wenscht dat de politie zooveel mogelijk voor
die terugreis middelen of hulp verschaft.
3. De kosten kunnen worden voorgeschoten
uit gemeentelijke kassen. De betrekkelijke decla
raties kunnen worden ingezonden bij het alge
meen hoofdkwartier.
4. Het vorenstaande geldt uiteraard niet voor
personen, die op andere gronden gedetineerd
zijn, zooals:
a. van misdrijf verdachte personen;
b. de Nederlandsche in bewaring gestelde mi
litairen, deze moeten terstond worden over
gegeven aan de Nederlandsche militaire autori
teiten tegen afgifte van een behoorlijk schrif
telijk bewijsstuk.
5. Duitsche krijgsgevangenen, die zich nog' in
bewaring mochten bevinden, moeten terstond
worden overgegeven aan de Duitsche militaire
autoriteiten tegen afgifte van een behoorlijk
schriftelijk bewijsstuk.
Zooals gemeld is het Dinsdag 21 Mei 60 jaar
geleden dat mr. D. Fock, minister van Staat,
promoveerde. De heer Fock zal dit feit echter
niet herdenken, terwijl hij dien dag geen bezoe
ken kan ontvangen.
De Duitsche gezant te Rome, Von Mackensen,
overhandigde den sedert vele jaren te Rome
verblijfhoudenden Duitschen schilder prof.
Friedrich Stahl in naam van den Führer de
Goethe-medaille, de hoogste onderscheiding
voor kunsten cn wetenschappen.
Een bloemlezing uit de brieven van Lud-
wig van Beethoven vertaald en samenge
steld door Wouter Hutschenruyter. De
Muziek XIII. J. Philip Kruseman, Den
Haag.
In de serie De Muziek heeft Wouter Hut
schenruyter een bloemlezing samengesteld uit
Beethovens beroemde brieven, beroemd omdat
zij ons veel onthullen over de natuur en het
karakter van den grooten componist. Over de
muziek zelf schreef Beethoven niet zoo heel
veel, doch men kan hem dit niet aanrekenen
als een tekortkoming. Hij was een muzikant.
Wat hem bezig hield, uitte hij in muziek, en
het is ongetwijfeld veel beter, dat kunstenaars
zich bij hun leest houden en het vak beoefenen,
dat zij eenmaal ter hand hebben genomen, in
plaats van er lange verhandelingen over te
schrijven. De kunst van het schrijven lag Beet
hoven trouwens ook niet en hij heeft dit wijse
lijk begrepen. Wel heeft hij zeer veel brieven
geschreven, doch litteraire pretentie hebben die
brieven niet. Zij bevatten uit den aard van de
zaak veel bijzonderheden, die voor de musicolo
gie van groot belang zijn, maar overigens zijn
ze voornamelijk van beteekenis om hun men-
schelijken inhoud. De hevig bewogen getour
menteerde natuur, die Beethoven bezat, dwong
hem ieder oogenblik naar de pen te grij
pen. Dat hij de taal beheerschte kan men niet
zeggen. Hij schreef een volkomen ongrammati
caal Duitsch, maar de drang, die zijn woorden
voortstuwde, verleent er een markanten ge
voelsinhoud aan, waarvan men de waarde niet
mag onderschatten.
In de bloemlezing, die Wouter Hutschenruy
ter maakte en vertaalde, heeft de samensteller
vooral aandacht besteed aan den ïnenschelij-
ken kant der brieven. Men vindt er natuurlijk
het Heiligenstiidter testament in, voorts deelen
van de briefwisseling met zijn broeder Johann
en zijn kwaden neef Karl (die evenwel later
zijn leven gebeterd heeft), brieven aan de vrou
wen, die hij lief had, aan zijn voorname be
schermers, aan Goethe, aan zijn vriend en hel
per Schindler en aan zijn uitgevers.
Men krijgt aldus uit deze bloemlezing een zeer
huiselijk beeld van Beethoven en dat is ook in
teressant. Zoo leest men bijv. in een brief aan
broeder Johann hoe Beethoven zich op zijn
manier bezig hield met zijn zakelijke aangele
genheden. Johann trad feitelijk op als zijn zaak
waarnemer en regelde de transacties met de
uitgevers. Over het algemeen heeft Johann zich
een goed broer getoond, maar nu en dan was
er ook wel eens ruzie. De beste broer zou er
soms zijn geduld bij verloren hebben, als hij
moest omgaan met den genialen lastpost, die
Beethoven was. Johann was eigenlijk het type
van een behaaglijk burger. Hij kwam in be
trekkelijk goeden doen en kocht zich een klein
landgoed, waarna hij op zijn kaartje liet druk
ken „Gutsbesitzer". Dit kaartje zond hij, on
handig genoeg, ook aan Beethoven, die onmid
dellijk zijn kaartje terug zond met de vermel
ding erbij „Ludwig van Beethoven Hirnbesitzer".
In den brief, dien wij hier op het oog hebben,
bespot hij zijn broer er nog om in den aanhef,
waarin hij schrijft „Beste broertje, Grootmach
tigste Grondbezitter". Verder deelt Beethoven
dan mede, dat de uitgever in Leipzig de Mis
neemt voor 1000. Hij wenscht, dat Johann
bij hem was, want hij gelooft, dat hij aan zijn
uitgever van de andere kleinigheden verschei
dene te goedkoop heeft gegeven. En dan somt
hij op: „4 Marschen voor 20 dukaten krijgt hij
nog, voor 3 Liederen ieder 8 duk., 4 Bagatellen
per stuk voor 8 duk." Men ziet, dat ook groote
mannen maar menschen zijn, die zich moeten
bekommeren om de gewone menschelijke din
gen. Het is goed, dat het zoo is.
Uit de liefdesbrieven bevat de bloemlezing
eenige interessante specimina. Wij laten er hier
een volgen aan de „unsterbliche Geliebte" als
een zeer karakteristiek voorbeeld van Beetho
vens briefschrijfkunst. Wie de „unsterbliche
Geliebte" geweest is, valt intusschen niet te zeg
gen. De onderzoekers breken zich nog altijd
het hoofd over de vraag wie Beethoven daar
mee op het oog heeft gehad. Intusschen: dit
doet aan de waarde van den brief dien wij hier
weergeven niets af:
- 1 - 71
den 6 Juli, 's morgens
Mijn engel, mijn alles, mijn ik vandaag
maar een paar woorden, en wel met potlood
(het uwe) eerst morgen wordt bepaald waar
mijn woning zijn zal, welk een nietswaardig
tijdverlies bij derg. waarom dit diepe hart
zeer, waar de noodzakelijkheid spreekt kan
onze liefde anders bestaan dan door opoffe
ringen, door niet alles te verlangen, kunt gij
het veranderen, dat gij niet geheel de mijne,
ik niet gansch de Uwe ben. Ach God, sla een
blik in de schoone natuur en breng uw gemoed
tot rust over wat zijn moet de liefde eischt
alles en geheel terecht, zoo is 't mij met U, U
met mij alleen vergeet gij zoo licht, idat ik
voor mijzelf en voor U leven moet waren wij
maar vereenigd, gij zoudt dat smartelijke even
min als ik voelen. Mijn reis was verschrik
kelijk; ik kwam eerst ,'s morgens 4 uur gisteren
hier aan; omdat er gebrek aan paarden was. koos
de post een andere reis-route, maar wat een
slechte weg; op het laatste station raadde men
mij aan, in den nacht te reizen probeerde
mij vrees aan te jagen voor een bosch. maar
dat juist prikkelde mij en ik had ongelijk; de
wagen scheen op dien afschuwelijken weg te
zullen breken, ongeplaveid, eenvoudig een land
weg zonder zulke postillons als ik had zou
ik onderweg zijn blijven steken.
Esterhazy trof op den anderen weg hierheen
hetzelfde lot met acht paarden, als mij met
vier echter had ik gedeeltelijk weer genoe
gen, als altijd, wanneer ik iets gelukkig heb
doorstaan. Nu snel van het uiterlijke naar het
innerlijke. Wij zullen elkander wel spoedig zien,
ook vandaag kan ik U de opmerking niet mee-
deelen, die ik gedurende eenige dagen over mijn
leven maakte waren onze harten maar dicht
bij elkander, dan zou ik dergel. niet maken. De
borst is vol om U te veel te zeggen ach er
zijn oogenblikken, waarin ik vind, dat de taal
nog heelemaal niets is wees vroolijk blijf
mijn trouwe, eenige schat, mijn alles, zooals ik
voor U; het overige moeten de goden beschik
ken, hoe 't met ons zijn moet en zijn zal.
Uw trouwe Ludwig.
's avonds Maandag den 6 Juli
Gii lijdt, gij mijn dierbaarst wezen daar
even verneem ik, dat de brieven in den vroe
gen morgen moeten worden afgegeven. Maan
dag Donderdag de eenige dagen dat de
post van hier naar K. gaat. Gij lijdt ach
waar ik ben zijt gij ook met mij, met mij en U
zal ik maken, dat ik met U leven kan, walk een
leven!!!! zoo!!!! zonder U vervolgd door de
goedheid der menschen hier en daar, die ik
meen even weinig te willen verdienen dee
moed van den mensch tot den mensch zij
is mij pijnlijk en wanneer ik mij beschouw
in samenhang met het heelal, wat ben ik, en
wat is degene dien men den Grootsten en
toch hierin ligt weer het goddelijke in den
mensch ik meen als ik nadenk, dat gij eerst
waarschijnlijk Zaterdag het eerste bericht van
mij ontvangt hoezeer gü mij ook liefhebt
krachtiger bemin ik U toch doch verberg
U niet voor mij goeden nacht,als bad-
patiënt moet ik slapen gaan. Ach God zoo
nabij! zoo ver! Is onze liefde niet een waar
Ludwig van Beethoven
hemetespebow maar ook zoo vast «te 4e
grondvesten des hemels.
Goeden morgen, den 7 Juli
Reeds in bed komen mij de gedachten tot U
mijn onsterfelijke geliefde, hier en daar ver
heugd, dan weer treurig, van het lot afwach
tend of het ons verhoort. Leven kan ik
slechts of geheel met U of heel niet, ja ik heb
besloten, in den vreemde zoo lang rond te dwa
len, tot ik in Uw armen vliegen, en mij geheel
bij U thuis gevoelen kan. mijn ziel door U om
geven kan zenden naar het rijk der geesten.
Ja helaas, het moet zoo zijn gij zult U goed
houden, te meer omdat gij mijn gevoel tegen
over U kent, nooit kan een andere mijn hart
bezitten, nooit nooit o God, waarom zich
verwijderen van 'tgeen men zoo liefheeft, en
toch is mijn leven in W. zooals tegenwoordig
een droevig bestaan Uw liefde maakte mij
tegelijk tot den gelukkigste en tot den onge
lukkigste op mijn leeftijd heb ik behoefte
aan eenige eenvormigheid, gelijkheid van het
leven kon deze bestaan in onze omstandig
heden? Engel, daareven verneem ik dat de
post iederen dag gaat en ik moet dus ein
digen, opdat gij den b. dadelijk ontvangt.
Wees rustig, alleen door ons bestaan kalm
ie beschouwen kunnen wij ons doel samen te
leven bereiken wees rnstig heb mij lief
heden gisteren welk een verlangen met
tranen naar U U U mijn leven mijn
alles vaarwel o blijf mij liefhebben
misken nooit het trouwste hart van je gelief
den L.
eeuwig de Uwe
eeuwig de mijne
eeuwig de onzen.
Wij maken in deze dagen sneller geschiedenis
dan in de meest bewogen periode onzer vader-
landsche historie. Wij leven ook de gebeur
tenissen rondom ons intensiever mede dan ooit
tevoren het geval is geweest. Vroeger ging men
de straat op om wat nieuws op te vangen, be
zocht men de koffiehuizen als bron van infor
matie, was daar de barbier, die ons op de
hoogte hield. Vandaag kan men rustig thuis
blijven, zoowel in de groote stad als buiten op
het land. De radio informeert ons omtrent den
gang van. zaken van dag tot dag, van uur tot
uur. Wij behoeven ons nauwelijks te verwon
deren, dat het leven zoo snel gaat, de gebeur
teniseen elkander in zoo hoog tempo opvolgen,
want wij, moderne menschen, zijn in staat den
loop der dingen op den voet te volgen, wij zijn
geïnformeerd van oogenblik tot oogenblik, wij
kunnen dien schielijken tijd met gemak bij
houden.
Er zij» menschen, in wier woning de radio
nooit zwijgt, waar haar geluid als het ware de
achtergrond van het dagelijksch leven is ge
worden, die rustig converseeren, terwijl orkest
muziek op volle kracht doorklinkt of zelfs een
spreker het een of ander onderwerp behan
delt. Zij hooren het nauwelijks meer, het
stoort noch hindert hen, integendeel; wanneer
de luidspreker plotseling zweeg, zou de stilte
die viel hen nerveus maken. Of zij de ware
genieters zijn valt natuurlijk te betwijfelen»
maar het teekent de atmosfeer, waarin het ge
slacht van de ouder wordende twintigste eeuw.
zich heeft gewend te ademen.
Wanneer echter in de afgeloopen dagen de
radio bij veruit de meesten van ons ononder
broken heeft aangestaan en nog aanstaat, is
de oorzaak toch anders. Want de radio heeft
in deze korte, bewogen spanne tijds met haar
berichten, mededeelingen en proclamaties een
stuk geschiedenis gegeven, waar later mis
schien boeken over worden volgeschreven. Wij
hebben dit alles bewust meegeleefd doordat wjj
van uur tot uur werden ingelicht en op de
hoogte gehouden en als leden van een groot
gezin onze bevelen kregen, soms een vermanend
of een bemoedigend woord. Ieder voor zich
hoeft de historische oogenblikken aan zijn.
radio meegemaakt, de lotsbestemming van
land en volk van oogenblik tot oogenblik ge
volgd, stap voor stap in de nieuwe toekomst.
En ook thans weer vervult de radio haar
taak in het snelle richten van de gewijzigde
omstandigheden, in het geven van berichten,
van voorlichting en van aanwijzingen, die voor
ieder van belang zijn, er zoo toe bijdragend,
dat het leven zich herstelt en zoo spoedig
mogelijk weer geheel normaal voortgang vindt.
Wij leven snel en kunnen snel leven door de
radio. Onzen geest hoeft zij geleerd zich vlug
aan te passen en daarmee heel ons doen en
laten. Van moeizame reacties is geen sprake
meer.
Nu het leven weer geleidelijk in rustiger ba
nen gaat en alles zijn gewonen aanzien her
neemt, zal de voorlichtende taak van de radio
weer va.» het eerste plan wijken voor wat haar
voornaamste zorg moet zijn: het bieden- van
goede ontspanning en ontwikkeling, in het bij
zonder ook het tegemoet komen aan de gees
telijke behoeften van ons volk.