nationale WAARDIGHEID Oorlogskerkhoven rond den Grebbeberg IZ)e capitulatie van Brussel in 1940 en in 1914 m Tocht langs het gevechtsgebied De schoone dood BEIDE KEEREN KALM EN ZONDER WEERSTAND DINSDAG 21 MEI 1940 Hoevelen in Europa spreken onze taal? Mr. D. Fock HULP AAN GEWONDE DIEREN De opperbevelhebber der Duitsche bezettingstroepen heeft er reeds herhaaldelijk blijk van gegeven te verwachten, dat de Nederlandsche be volking haar nationale waardigheid hoog zal houden. Vandaar dan ook dat de waarnemende chef van het departe ment van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen kon voorschrijven, dat het onderwijs, dat zoo spoedig en volledig mogelijk hervat moet worden, dient ge geven te worden in een geest van na tionale waardigheid. Een ander bewijs ervan, hoe de Duit schers aan de nationale waardigheid van Nederland thans geen onrecht wil len laten wedervaren, blijkt uit de rui terlijke wijze waarop Hauptmann Frank, de militair deskundige commentator van de officieele Duitsche legerberichten in Den Haag, dezer dagen onze militaire luchtmacht heeft gerehabiliteerd. Haupt mann Frank was aanvankelijk de mee ting toegedaan, dat de twee-motorige Nederlandsche bommenwerpers naar Engeland waren uitgeweken; «maar toen San de hand van vaststaande gegevens bleek, dat die meening niet juist was, heeft hij niet geaarzeld en er zelfs prijs op gesteld te verklaren, dat ook de tweemotorige Nederlandsche bommen werpers dapper boven Nederlandsch grondgebied hebben gevochten, tot de laatste machine en tot den laatsten man. Deze verklaring doet ons nationale hart goed, evenals de vele Duitsche ge tuigenissen over den moed, waarmee het Nederlandsche leger heeft gestreden. Het kan ook niet anders, of de Duit sche troepen, die zelf zoo diep doordron gen zijn van een offervaardig nationaal gevoel en bewustzijn, moeten respect hebben voor een volk en een leger, dat ten opzichte van het eigen vaderland zijn nationale waardigheid ook bij te genslag onaangetast bewaart, terwijl zij slechts minachting kunnen gevoelen Voor allen, die om welke redenen of over wegingen dan ook hun nationale waar digheid in woord, gebaar of daad mee- hen te moeten verloochenen. Iedere oprechte en weldenkende Ne derlander dient er dus in al zijn woor den en daden en in heel zijn houding thans méér dan ooit op bedacht te zijn zelfs den schijn te vermijden, als zou hij het met de Nederlandsche natio nale waardigheid niet zoo nauw nemen. Alleen wanneer wij fier en frank, maar zonder valsch pathos, ernstig en rustig Zelf onze nationale waardigheid ophou den, mogen wij vertrouwen, dat zij ook door anderen zal worden geëerbiedigd. Wij zijn dat bovendien verplicht tegen over ons zelf en tegenover allen, die het hoogste en kostbaarste, dat zij voor het vaderland konden geven, hebben geof ferd: het leven. In het Belgische staatsblad zijn eenigen tijd geleden cijfers verschenen over de toe- en afname van de bevolking in Vlaanderen, het Walenland en Groot-Brussel. Het Gentsche blad „Vooruit" wijdt onder het opschrift „Het belang van de Vlaam- sche en Waalsche taalgroepen" de volgende beschouwing aan de geleidelijke vemeder- landsching van België. Voor de eerste maal gaat de totale bevolking van Groot-Brussel achteruit (4.720 personen). De Brusselsche olievlek zal zich wellicht niet hieer uitspreiden. De ontvolking van Wallonië gaat verder: op hieuw meer dan 8000 personen minder. Vergeleken bij 1935 is de achteruitgang reeds 26.426. De Vlaamsche bevolking blijft aangroeien: 22.864 meer vergeleken met 1938, 96.336 meer Vergeleken met 1935. Het Vlaamsche overwicht -groeit aan. Er zijn ■1432.611 Vlamingen tegenover* 3.022.007 Walen en Duitsch-sprekenden; fh Groot-Brussel 941.658. Vervolgens heeft „Vooruit" het totaal van alle Nederlandschsprekenden in Europa hijeen geteld, waarbij het blad echter het Ne- herlandschtalige gebied in Noord-West Frank- Vijk (het zoogenaamde Fransch-Vlaanderen) slsmede de Vlamingen van Groot-Brussel bui hen beschouwing moest laten, daar over beide Sroepen van ons volk geen nauwkeurige statis tische gegevens voorhanden zijn. Deze optelling geeft nu den volgenden uit lag: Noord-Nederland 8.829.408, Zuid-Neder- Jand 4.432.611 of tezamen 13.262.019 (in 1938: 13.138.316in 1935: 12.796.589). Dus in vier jaar tijds bijna een half millioen Nederlandsch- ®Prekenden meer. Dit geeft een bevolkingsdichtheid, einde 1939, van 328 per vierk. km. in Zuid-Nederland, 271 ber vierk. km. in Noord-Nederland en 288 per Vierk. km. over het geheele Nederlandsche taal- Rebied. Tot zoover de „Vooruit". Wij teekenen hier bij echter aan, dat de bevolking in Nederland sneller toeneemt dan in België. De laatste drie jaren bleef het aantal ge boorten in België vrijwel gelijk, ongeveer 127.000 Por jaar. In Nederland steeg het van 170.000 t°t 180.000. Nederland bracht in die drie jaren 145.000- kinderen meer ter wereld. Tegelijkertijd steeg het aantal sterfgevallen in België van 109.000 tot 115.000, terwijl het bij ons ongeveer Pelijk bleef, n.l. ongeveer 75.000. Zoo stierven bij ons in drie jaren ruim 107.000 menschen •binder. De natuurlijke bevolkingsaanwinst be- öroeg bij ons dus ruim 250.000 meer dan in Bel gië; waar alleen de toeneming door immigratie Van vreemdelingen grooter is. Waarschijnlijk zal dit verschil ook nog verder l°enemen, daar het aantal huwelijken in België sedert 1937 van 63.300 daalde op 54.500 in 1939. ®ij ons steeg het van 65.800 tot 80.600. Het laat ste jaar werden in Nederland 26.125 meer hu welijken gesloten dan bij onze zuiderburen. De Deken van Rotterdam De hoogeerw. heer J. W. van Heeswijk, deken Va>i Rotterdam, verzoekt ons mede te deelen, dat Zijn adres thans is: Sint 'Antoniusgesticht, Nieu we Binnenweg 33, Rotterdam, Telefonisch is hij bereiken onder nummer 32552. Op den Grebbeberg, waar zich vele graven van Duitsche en Nederlandsche gesneu velden bevinden, werden namens de Duitsche en de Nederlandsche weermacht ver schillende kransen gelegd. Op den voorgrond luitenant Wiardi Beckmann, die namens den opperbevelhebber van Land- en Zeemacht een toespraak hield De schade, die de oorlog aan richtte, beperkt zich tot enkele plaatsen (Van onzen redacteur) Twee maal in veertien dagen tij ds hebben wij vrijwel denzelfden tocht gemaakt door het Oosten van ons land. twee maal in korten tijd, maar na een enorme omwenteling. De eerste maal was het Donderdag 9 Mei, daags vóór het uitbreken van den oorlog. De Geldersche Achter hoek verkeerde toen in alarmtoe stand: Over de zonnige velden van groen en over de bloeiende boom gaarden hing de donkere wolk van onrust en onzekerheid. Thans heerscht in dit zelfde land van stad jes en dorpjes de vredige rust van lange jaren, nu huppelen de kinde ren weer onbezorgd over de straten en wijden de boeren weer hun ge duldige zorgen aan het opschietend gewas. De moeders kooken als van ouds in de groote ketels op de for nuizen en de arbeiders zetten hun dagelijks werk voort. Meer nog dan de landelijke bedrijvigheid frappeert ons in heel Oost-Nederland het nij vere gewoel der grootere gemeenten en steden ZeldzaamIn andere gevallen zou ons dat gewoel onverschillig hebben gelaten, onderge dompeld als we zelf zijn in de drukte rond ons. Nu, terwijl men zou meenen, dat het leven op zijn hop staat, terwijl men al fantaseerend de meest zonderlinge voorstellingen in zich ziet komen, nu valt het op dat Arnhem, Apeldoorn, Doesburgh, Zutphen. Amersfoort, Zeist, Utrecht en zooveel andere steden leven, woelen en krioelen als hadden we geen oorlog gehad. De melkboer belt op den gewonen tijd tweemaal, de bakker en de groenteboer idem, de winkels verkoopen, de menschen koopen. de menschen eten, slapen, wandelen als leefden we tien jaar geleden. God schiep in Nederland de sappige weiden. Hij doorsneed het met wonderlijk grillige ri vieren, riviertjes en beekjes en wij bouwden er naast elkaar de huizen rond de kerken met hun hooge torens; wij bevruchtten het land met rechtlijnige slooten en overbrugden het water met gemoedelijke bruggen. Oost-Nederland werd verrijkt met wuivende bosschen, waartusschen de groote heidevlakken naar de wolkende luch ten zijn gekeerd. Zoo was Nederland sinds eeuwen zoo was het twee weken geleden, zoo was het nu na het krijgsbedrijf nog precies gelijk. De tocht naar dit gebied begon te Den Haag. Van hier naar Utrecht een traject over een witten betonnen weg, nu eens stijgend, dan weer dalend, over wateren en over wegen, maar altijd door het jonge groene polderland. Geen spoor van beschadiging, geen litteeken van eenige verwonding. De eenige reminiscentie aan het krijgsbedrijf vormt de kop van een vlieg machine als een stuk oud-roest langs den weg, ergens een diepe trechter van zwarten grond in de weide en een vev'nven zijspan van een mo tor, waarvan het wiel is gedementeerd. Maar dit is dan ook de heele oogst van speurende oogen, belust om iets te ontdekken. Bij Utrecht draait de weg over het in wor ding zijnde verkeersplein naar de oude stad, wat rommelig en gecompliceerd voor den mo dernen mensch. Dezelfde warrewinkel Van verkeer heerscht daar op de Catharijnebrug, maar als men daar eenmaal doorheen is en de smalle pijpeladen als Voorstraat en Biltstraat is gepasseerd, gaat de wijde verte weer open en rijdt men het schoone Utrechtsche land schap tegemoet. Hier echter beginnen oude herinneringen leven te krijgen, hier schijnen de nieuwe krijgsingrediënten spore» van bijzondere ge beurtenissen te verraden. Tenminste zoo ver moedt men, zoo wil men vermoeden. En inder daad is hier iets te zien, op het traject van 't Kalfje tot aan de Kerklaan. Terwijl aan de eene zijde de moderne villa's intact staan en duidelijk teekenen vertoonen, dat zij worden bewoond, treft men aan de overzijde van den breeden verkeersweg huizen aan in puin geschoten door artillerievuur. Het beeld is simpel: vier, drie of twee muren, be rookt, gescheurd, met de gaten van ramen en deuren. Was 't een mooie villa, was het een leelijke was 't zelfs wel 'n villa? De bewoners waren vertrokken en slachtoffers zijn er dus weinig of in 't geheel niet gevallen. Maar de groote kazematten, die daar stonden, die staan er nu nog en 't groote fort, al is het op 'n af stand haast onzichtbaar achter de hoopen prikkeldraad en friesche ruiters, staat er ook nog ongedeerd en druk bevolkt door onze eigen jongens. Het schijnt nog altijd te willen waken over de bisschopsstad. Zoo is Utrecht, dat één groote puinhoop had kunnen zijn, indien de commandant niet tijdig had gecapituleerd. In de grazige weiden bloeien als voorheen de weelderig verspreide bloemen: hier voedt zich het bonkige vee in de onge schonden natuur. De dorpen De Bilt, Zeist (men kent ze allen aan den ouden vertrouw den weg naar Amhefn) zetten het leven van altijd voort, belust op touristen en gepension- neerden. En terwijl de auto raast langs de onbe schadigde wegen naderen we langzaam het gebied, waaraan ernstige herinnerin gen zijn verbonden. Zeer geleidelijk herkent men hier spo ren, zij worden feller en scherper. Ik weet, dat zij op het groote geheel een onbedui dend percentage uitmaken. Ik geef toe, dat het er twee of drie zijn uit vele honderden. Maar onvergetelijk zal het zijn, dat ook Nederland zijn slachtveld heeft gehad. In Leersum ligt langs den weg een vernielden tank. er staan 'n paar hopelooze stukken klein veldgeschut. Zijn zij verdwaald? Elders liggen boomen door het trotyl afgesneden: zij zijn al van den weg opgeruimd. Leersum is gaaf en het simpele leven van de steenbakkers heeft al lang weer den ouden gang hernomen, 's Morgens heen naar beneden, naar de rivier en 's avonds weer terug langs denzelfden leemweg met de diepe karsporen. Dan volgt Amerongen: één huis kapot, het is getroffen, gescheurd, verbrand. In Eist drie huizen. Maar hoe weinig naam mag dit hebben, indien men weet, dat er geen slacht offers vielen of zeer wein'gen. In Rhenen hebben onze mannen zich dap per geweerd. Hauptmann von der Deken verklaarde ons. dat zij huis voor huis heb ben verdedigd: En terecht, want men kan het dit dorpje wel aanzien dat hier een hard- nekkigen strijd heeft gewoed. Door onze eigen militaire autoriteiten werd de via duct, die over de spoorlijn voert, ver nield: ook de spoorbrug ter plaatse is opgeblazen. Maar gelukkig staat de zoo be roemde Cunera-toren nog ongerept in het prachtige landschap, de kerk had geringe schade opgeloopen. Het gemeentehuis, dat in bewogen tijden een zoo belangrijke rol speelt, was op het oogenblik, dat wij passeerden het middelpunt van beweeg. De granaten had den hier hun werk gedaan. Langzaam gaat het nu tegen den Grebbc- berg op. dien we bestijgen langs het Ouwe hands Dierenpark, de attractie van vele va- cantiegangcrs in 't verleden en lin de toekomst. We naderen den top en plotseling aanschou wen we daar de herinnering aan dagen, die. nog zeer kort achter ons liggen: ons kerk hof met onze gesneuvelden. De stilte is die van den dood. Onder het lommer van de Ioofboomen, in de zachte schaduw, die het felle zonlicht dekt, zijn de gemeenschappe- A Zooals de brug over den IJsel bij Zutfen er thans uitziet. Een overzicht van dc twee deelen, zooals ze in de rivier zijn gestort Het doet ons al niet vreemd meer aan, te hooren dat die of deze stad zich heeft over gegeven aan dc Duitsche troepen, die met onweerstaanbare kracht oprukken, steeds dichter bij het doel dat zy zich stelden nadat deze oorlog eenmaal een feit was geworden, Na ons land vielen ook in België reeds vele punten van groote bcteekenis. Ook de hoofd stad van het land heeft gecapituleerd; dc overwinnende troepen zijn er binnengetrok ken; en dc hakenkruisvlag waait nu van het raadhuis en het koninklijk slot te Lacken, waaruit dc bewoners zijn gevlucht naar Franseh gebied. In tegenstelling tot andere Belgische steden, waarvan de overmeestering den Duitschers har den strijd en zware offers heeft gekost, is de be zetting van Brussel betrekkelijk kalm en vrijwel zonder weerstand verloopen, juist als in 1914. Aan een frontverslaggever deed dezer dagen een Duitsch officier daarvan het verhaal. De afdeellng waarover de officier het bevel voerde behoorde tot de eerste troepen die Brus sel binnenkwamen. Toen zij zich uit de voorstad een weg baande naar de brug over het Wille- brock-kanaal, dat midden door Brussel loopt, werd zij plotseling beschoten door de Engelsche achterhoede, die zich In de huizen aan den an deren kant van het kanaal had genesteld. Ofschoon Brussel een onverdedigde stad was en de bevolking zich ertegen verzette, hadden de Engelschen alle bruggen opgeblazen en de wegen die naar deze bruggen leiden met mijnen bezaaid. De Duitschers beantwoordden echter krachtig het vijandelijk vuur. Hun beschieting bewerkte dat de Britten snel hun stellingen ver lieten; ook de granaatwerper zweeg, toen de vijandelijke observatiepost was ingenomen. Met slechts enkele begeleiders en onder leiding van twee Brusselsche brandweer lieden, ging de commandeerende majoor tegen den avond naar het raadhuis, waar hij met den eersten burgemeester bijeen kwam. In diens historisch ambtsvertrek ver langde hij de capitulatie. De overgave van de stad en de ontwapening van de .politie geschiedde om 20.45 uur op den 17en Mei, waarbij de eerste burgemeester borg stond voor de rust en de correcte houding van de burgerbevolking, doch zeide, niet te kunnen instaan voor de tegen het belang en het welzijn van de stad handelende Engelsche militairen. Enkele minuten later ging op het raadhuis van Brussel de hakenkruisvlag omhoog. „Intusschen waren de pioniers, die nog geen uur gewerkt hadden, gereed gekomen met de eerste noodbrug over het kanaal. Tezamen met de patrouilles passeerden wij deze brug en na derden ongehinderd het koninklijk slot in Lae- ken, op den koepeltoren waarvan wij de haken kruisvlag heschen. Regeering en koninklijke familie waren reeds dagen te voren gevlucht Kort daarop verschenen Engelsche verken ningsvliegtuigen in de lucht. Zij werden echter door het luchtdoelgeschut, dat reeds In de stad was aangekomen, verjaagd. Toen wij uit het slot in de stad terugkwamen was het leven te Brussel reeds ontwaakt. De bevolking keek vreemd op toen zij ons door de straten zag gaan. Blijkbaar had men ons zoo snel nog niet verwacht In de hoofdstad van het land. Een feit was Intusschen dat wij er waren, en zoo namen de bewoners van Brussel het dan ook op. Wij moesten dadelijk ons nieuw bezit verde digen. In het Noord-Westen waren Engelsche pantserwagens gemeld. Dadelijk daarop rolden ons de colonnes van pantser jagers voorbij, naai de uitgangen van de stad in de gemelde rich ting. Weldra volgden troepen van alle deelen der weermacht. De pantserjagers betrokken hun stellingen. In de verte hoorden wij het gedreun van explosies, en af en toe onderbrak een salvo van een machinegeweer de stilte in de op een tuin gelijkende omgeving van België's schoone hoofdstad." Brussels val in 1914 De geschiedenis van onze dagen, hoe snel zij zich ook voltrekt, is echter in vele opzichten een herhaling van wat er in het begin van den Wereldoorlog gebeurde. De capitulatie van Brus sel is daar een voorbeeld van. Ongeveer een kwartier na middernacht van 20 Augustus 1914 rukten de Duitsche troepen de stad Brussel binnen. De voorhoede werd gevormd door de cavalerie. Zwaar klonk het gestamp van tallooze paardenhoeven in de nacht-stille straten. Bij het grauwen van den ochtend volgde de infanterie, kranig en sterk. Het moet voor den eersten burgemeester Max een pijnlijk oogenblik geweest zijn, toen hij, met een witte vlag in de hand, den Duitschers tege moet trad. Van te voren had hij met de Belgi sche legerautoriteiten onderhandeld omtrent de overgave, die door het leger niet meer kon wor den verhinderd. Vele burgers hadden de stad verlaten en de wijk genomen naar Antwerpen en Gent, waar zij meenden veiliger te zfjn. De bur gerwacht had de wapens ingeleverd, en de ver sperringen, die de Belgen tegen den naderenden vijand hadden aangelegd, waren zooveel moge lijk uit den weg geruimd. In een proclamatie spoorde de burgemeester de bevolking aan, zich kalm te gedragen en te berusten in het onver mijdelijke van de bezetting. Onmiddellijk na de aankomst van het Duit sche leger werden de belangrijkste punten onder bewaking gesteld: de stations, het raadhuis, de voormalige regeeringsgebouwen en de hoofdtoe gangswegen. Gevochten werd er bijna niet, wat voor een deel ook zijn oorzaak vond in de om standigheid dat de geheele bezetting in den nacht geschiedde. Toen op dien morgen van 20 Augustus 1914 de inwoners van Brussel wakker' wer den, was hun stad volkomen in Duitsche handen, marcheerden Duitsche soldaten door hun straten, reden de Uhlanen-patrouille's over hun boulevards, rolden Duitsche kanon nen voorbij, op weg naar plaatsen waar zij noodig waren. De capitulatie van de hoofdstad was voor de Belgen een harde slag. Velen lieten duidelijk hun ontevredenheid blijken over de geringe Fransch- Britsche hulp, die Brussels val niet had weten te voorkomen. Wel werd er door de Geallieerden gezegd, dat de krijgstaktiek dit noodzakelijk maakte, doch er waren er maar weinigen die dit geloofden. lijke graven gedolven van hen, die in den strijd voor hun vaderland het leven lieten: twee graven van Duitsche soldaten, vier van dc Hollandsche. De kruisen rijen hier in lange lijnen, eenvou dige witte plankjes zijn nog 'onbeschreven, maar zullen weldra de namen der gevallenen vermel den. Op de Duitsche graven hebben liefdevolle kameraden intusschen reeds bo?-djes geschreven: niet alle dragen een kruis; de kruisen, die er staan werden primitief gemaakt van wat takken of plankjes. In den top hangen helmen, aan de armen somtijds stukken van de uitrusting. Niet zelden vindt men nog aan den voet van het graf een gebroken geweer, of midden er op een ruiker van roode anjers of witte begonia's. En temidden van ons allen, die een semi- officieel bezoek hier brachten, temidden van hen. die het graf voor de gesneuvelden hebben gedolven, heeft de Hauptmann namens den Durtschen bevelhebber een groet gebracht aan allen die op den Grebbeberg zijn gevallen. Hij heeft in de eerste plaats ons aller droef heid vertolkt en daarna gewezen op den trots van deze soldaten, die tot de Duitsche Weer macht behoorden. Hij beschreef in korte woor den den strijd die niet gemakkelijk was, om dat de verdedigers zich goed hadden ver schanst en. met taaien moed streden. „Wij her denken ook zoo zeide dr. Hauptman den tegenstanders. Zij hebben dapper, ja bitter ge streden en hebben volgens de hun gegeven op dracht, de stelling zoo lang mogelijk gehand haafd. Thans moet op deze plek vrede heerschen en rust. totdat de dag komt, dat alle dooden uit hun graven zullen opstaan." Ten teeken van achting legde hij daarop een grooten krans op een der Duitsche en een op een der Neder landsche graven Luitenant Wiardi Beckmann herdacht daar na ziin Nederlandsche kameraden. ..De Opper bevelhebber van Land- en Zeemacht zoo zeide hij heeft mij opgedragen een laat sten groet te brengen aan de strijdmakkers, die hun leven hebben gelaten. Hup moed en trouw zal Nederland nooit vergeten. Wij eeren alle officieren, onderofficieren en minderen, die ziin gevallen. De Nederlander respecteert ook den moed van zijn tegenstander. Maar met des te meer trots brengt hij hulde voor het taaie verweer en voor de geweldige geest kracht, betoond bii het verdedigen van onzen grond. Zij hebben hun bloed niet tevergeefs ge offerd: Zij hebben de eer van de Nederlandsche weermacht en van het Nederlandsche volk hoog gehouden. Zii hebben ook met opgewekt heid alles gegeven. Dit zii hun familieleden tot troost. Moge God hun den moed geven hun lijden te dragen. Mogen wij kracht putten uit de zekerheid, dat wij trouw zijn geweest aan ons vaderland", zoo besloot de spreker zijn rede. Enkele meters van den weg, voor iedereen te zien ligt daar het kerkhof. Wij konden nauwe lijks scheiden van deze plaats, die ons met on weerstaanbare banden bindt. Zijn thans alle dooden begraven? Wij weten het niet, want zii, die de begravenis verrichten, durven zich niet wagen in de mijnenvelden, welke in deze omgeving zijn gelegd en nog niet alle opgespoord. Voort ging de tocht na het afscheid, dat al te zwaar leek. Wageningen had ook te lij den gehad van verbitterden tegenstand, maar het viel sterk op, dat hier en elders met de zelfde taaiheid, waarmede wij streden, 't her stelwerk is ingezet. Alle kleinere bruggen ziin practisch reeds weer in gebruik; aan de hui zen werken de leidekkers, de schilders, de tim merlieden. Op de wegen passeert men groepen vrachtauto's, die nu eens ijzeren binten, dan weer balken of planken vervoeren. Wanneer onze zware bussen passeeren. hebben de ar beiders nauwelijks tijd van hun werk op te zien: het gaat als was er een zeer korte ter mijn gesteld. Langs de geurig riekende bosschen van Wolfheze langs Oosterbeek-Hoog rijden we Arnhem binnen, meer plantsoen schijnbaar dan bebouwde kom. Even welvarend en overstroomd van groen en bloemen vinden we de stad terug, als zij zich voor veertien riaeen aan ons voor deed. Twee wonden evenwel zullen niet zoo spoedig geheeld zijn: de bruggen. De ver woesting, die onze verdediging in weinige oogenblikken moest verrichten, verdelgde den moeizamen arbeid van jaren. Maar onze taaie wil zal deze werken doen herrijzen mooier, grootscher en moderner. En vele handen zullen brood vinden. Een kort bezoek aan den Ijssel op verschei dene punten leerde ons, dat de Nederlandsche weermacht zijn pijnlijken plicht heef gedaande vernieling van alle bruggen. Ineengezakt liggen zii in het diepe breede water en er hangt een groote stilte over de ravages van ijzer en beton, Zoo is 't bij Westervoort, zoo is 't bij Zutphen. Hier brengt een pontonbrug het verkeer weer op gang, daar verbindt de pont beide oevers. Bij Doesburg knapte de schipbrug in tweeën, doch het laat zich aanzien, dat over enkele dagen de verbinding weer geheel normaal zal func- tionneeren. Hoe treurig de blik op dit alles evenwel is, slachtvelden zijn het niet. In hoever hier werd gestreden, hoeveel slachtoffers er vielen in den aanval of bij de verdediging, het blijft onbe kend. Maar massaal zullen de cijfers zeker niet zijn. dat staat vast èn uit de verzekering der Duitsche militairen èn uit hetgeen we zelf heb ben gezien. Op sommige punten bemerkt men geen enkele vernieling» op andere plaatsen zeer geringe als: stukgeschoten lampen, ver nielde dakpannen en een enkele maal door schoten ruiten. Keert men terug naar het Westen, naar Apeldoorn en verder, dan kan men het geheelé vriendelijke vacantie-oord doorkruisen van links naar rechts zonder ook maar eenige schade te ontdekken. De groote en prachtige weg van Apeldoorn, die toch ettelijke tientallen kilome ters lang is, toont geen spoor van krijgsver richtingen. Totdat men Amersfoort nadert en daarmede het eindpunt van de Grebbelinie. Wat is hier geschied? Dit bolwerk van verde diging heeft niets geleden, zooals de Duitsche autoriteiten reeds enkele dagen geleden mede deelden. Vlak ervoor zijn enkele sporen van artillerie-vuur te bekennen, evenals men die zag in de omgeving van Utrecht, maar de stel lingen zelf staan verlaten en ongerept. De inun- datlën zijn nog niet verdroogd en de meest on waarschijnlijke dingen ziet men uit het water vlak omhoog steken, het riviertje bruist en spoelt onwillig weg langs de fortificaties. Met de capitulatie is ook Amersfoort vermoedelijk prijs gegeven en daardoor gespaard voor het naamlooze leed van een bombardement Zoo hebben wij met eigen oogen aanschouwd, dat inderdaad heel dit prachtige stuk natuur schoon, dat een groot deel van ons land be slaat, behoudens enkele zeer plaatselijke ver nielingen, onbeschadigd zijn oude leven leeft. Hij was een klein, maar sierlijk man, egaafd met een fijne intelligentie. Het 'even had hij lief-en omdat hij het liefhad, speurde hij naar de diepste beteekenis daarvan. Zoo zocht en vond hij de bron en de monding van alle leven: God. Hij werd. een strijdbaar, vurig, overtuigd ka tholiek zooals zoovelen, die het geloof niet van huisuit hebben meegekregen, maar het zelf hebben, moeten veroveren. In de dagclijksche practijk zette hij zijn scherpzinnigheid op juridische vraag stukken, maar zijn belangstelling vond daarnaast gelegenheid te over zich te verdiepen in de historie en de traditie der menschelijke beschavingwaarvan de edelste uitingen harmonieerden met zijn geest. Ofschoon sterk intellectualistisch van aard was hij toch ook sportief. Ge regeld beoefende hij de nobele scherm kunst met de flitsende floretten, waarvoor zooveel behendigheid van lichaam en snel heid van geest worden vereischt. Pareeren cn attaqueeren, het bepaalde zijn levens houding onder alle omstandigheden. Er ivas iets heroïsch in hem, een zichtbare voorkeur voor alles, wat persoonlijke acti viteit, moed, offervaardigheid en generozi- teit vergt. Toen de tijd aanbrak, dat'hij zijn militairen dienstplicht moest vervul len, koos hij het wapen, waaraan mis schien nog de rheeste romantiek verbon den bleef: de cavalarie. Deze keus typeer de hem, zoowel uiterlijk als innerlijk. Later teruggekeerd in de maatschappij behield hij ondanks zijn werkzaamheid als jurist iets militairs als een tweede natuur. Het uitte zich in een strikte correctheid van omgangsvormen, gevoel voor gezag en persoonlijke zelfstandigheid. Het leven scheen geen vat op hem te krijgen, hoe zwaar het hem ook aanpakte. Na enkele jaren van geluk, verloor hij ten gevolge van een auto-ongeluk zijn jonge vrouw. Het brak hem niet. Hij hield dap per stand, al werd zijn huiselijk leven in eigen gezin ook met één slag vernietigd. God, dien hij gezocht en gevonden had, bleef hem trouw' en stond hem bij in de moeilijkste dagen van zijn leven. De ja ren vergingen, maar hij bleef even jeug dig en frisch alsof hij niet ouder kon worden. Toen het mobiliseerend vaderland hem riep, trok hij zijn fleurige huzaren-uniform iveer aan en vertrok naar ergens in Ne derland. Tijdens de verlofdagen zocht hij het contact met cilles, wat hij had moe ten verlaten, in stand te houden. Zijn vitaliteit leed niet in het minst, maar scheen aan vurigheid nog te winnen. Den eersten dag, dat Nederland in den smelt kroes van den oorlog werd geworpen, viel hij als ritmeester aan het hoofd van zijn eskadron: en schoone dood voor hem zelf en het vaderland, alleen tragisch voor zijn hoogbejaarde ouders, voor wien hij in warme genegenheid een steun en een raadsman bleef. Vandaag is het zestig jaar geleden, dat mr. D. Fock, oud-minister van Staat en oud-gou verneur-generaal van Ned. Indië, te Leiden werd bevorderd tot doctor in de rechtsgeleerd heid en staatswetenschappen. Hij was toen 21 jaar oud. Hij vestigde zich als advocaat allereerst te Semarang, daarna te Batavia, waar hij tot zijn veertigste jaar bleef. In Rotterdam wonende, deed hij in 1901 zijn" intrede in het Parlement als lid der Tweede Kamer voor de Liberale Staatspartij De Vrij heidsbond. Van 1905 tot 1908 was hij Minister van Ko loniën in kabinet-De Meester. Van 1908 tot 1911 was hij gouverneur van Suriname. In 1913 keer de hij in de Tweede Kamer terug; van 1917 tot 1920 was hij voorzitter van de Tweede Kamer. In 1921 werd hij gouverneur-generaal, welk ambt hij tot 1926 bekleedde. Daar wist hij een financieel gezonde huishouding te bewerken. Na zijn aftreden in Nêderland teruggekeerd, benoemde H. M. de Koningin hem tot Minister van Staat, is hij in 1929 lid geworden van de Eerste Kamer, welke functie hij in 1935 heeft neergelegd. Na zijn aftreden als voorzitter van den Vrijheidsbond werd hij benoemd tot Eere voorzitter. Als Commissaris-Generaal voor het Nederlandsche paviljoen op de Parijsche kolo niale tentoonstelling in 1931 heeft Mr. Fock ook belangrijk werk verricht. Commissaris der Koningin in Zuid-Holland De minister van Staat, commissaris der Ko ningin in de provincie Zuid-Holland, is verhin derd, Donderdag 23 dezer audiëntie te verlee- nen. Alg. Ned. Verkeersfederatie De Algemeene Nederlandsche Verkeersfede ratie deelt mede, dat zij hare werkzaamheden op het gebied der verkeerseconomie tot nader order blijft voortzetten. Zij heeft zich daarnaast ter beschikking van de overheid gesteld voor alle verdere diensten, welke zij in het algemeen be lang mocht kunnen verleenen. Het comité tot hulpverleening aan dieren in oorlogstijd „De Groene Ster" deelt mede, dat zoodra toestemming wordt gegeven, enkele ambulancewagens met dierenartsen naar Rot terdam zullen worden gezonden om aldaar hulp aan gewonde en zieke dieren te verleenen. Het secretariaat der „Groene Ster" is geves tigd Rijksstraatweg 171, Wassenaar. Penning- meesteresse van het comité is mevrouw A. M. RuyschDouwes Dekker, Nieuwe Parklaan 117, te 's-Gravenhage, telefoon 554216. De melkbussen, die met het vee uit de bedreigde gebieden waren geëvacueerd, worden weer opgeladen, om naar de plaats van herkomst te worden terug gezonden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5