HET VOLK TOONE ZIJN GEMEENSCHAPSBESEF Het vernielde wordt hersteld Het Heilig Hart De sla-export geëindigd EEN LANGE REIS WEKT DEN EETLUST OP HET KAN VERKEEREN Gr A R A van een Naastenliefde en offervaardigheid vóór alles Prof. mr. P. Lieftmck over den wederopbouw BRUINISSES VLOOT Duizend nieuwe woningen in de Maasstad N. V. opgericht ter finan ciering Van den bouw Ook rondom Deventer worden de handen flink uit de mouwen gestoken Werktij den m veenderij en ZONDAG 2 JUNI 1940 DE KWALITEIT IS STERK VERMINDERD =a De treinbuffetten staan weer gereed DOOR VRACHTAUTO AANGEREDEN Driejarig meisje doodelijk gewond 5 t*. I Bedrijfskapitaal De financiering Eenige schepen beschadigd en gezonken WEER-LOOS1 De verbinding Rotter damGouda Het volledige oeuvre van Slauerhoff behouden Uitbreiding voor het tijdvak van 1 Juni tot 1 Augustus 1940 TREIN EN AUTOBUS i Toen de Congregatie der Riten bij decreet van 22 September 1827 vaststelde, dat de ge schriften der heilige Margareta Maria Ala coque in geenen deele strijdig zijn met de leer der Katholieke Kerk, gaf zij in zekeren zin haar sanctie aan de godsvrucht tot het Heilig Hart van Jesus, die weliswaar niet nieuw was, maar die toch door deze mystieke zieneres het krachtigst werd bevorderd. Er bestond eenige tegenstand tegen deze devotie. Vooral de for muleeringen vonden aanvankelijk geen alge- meenen ingang. Verscheidene bezwaren, zelfs van biologischen aard, werden naar voren ge bracht. De vraag, in hoeverre het menschen- hart beschouwd mag worden als de zetel van de liefde, kwam in discussie; er werden weid- sclie beschouwingen geleverd over de kerkelijke en liturgische symboliek, over de functie, aan het hart toegeschreven in enkele Bijbelteksten en over verscheidene uitspraken, de liefde van Christus betreffende. Maar het vrome christen volk begreep de nieuwe devotie en hechtte er aan. Het wijdde de Juni-maand in het bijzonder aan de vereering van het Heiligt Hart, vierde den eersten Vrijdag van iedere maand door het ont vangen van het heilig Sacrament des Altaars de oneindige liefde van zijn Zaligmaker en in- troniseerde in zijn gezinnen de beeltenis van het Heilig Hart, ten teeken, dat hier de liefde van Christus regeert. Veel minder populair dan de practijk van deze godsvrucht werd echter de theorie. Men mag niet zeggen, dat de heilige Margareta Maria Alacoque een veelgelezen geestelijke schrijfster zou zijn. Wat er van haar geschrif ten overbleef dit is nog altijd ruim 2000 bladzijden vond slechts voor een klein ge deelte zijn weg naar verscheidene kerk- en de votieboeken, maar het bleef als geheel tame lijk onbekend. Dit heeft verscheidene oorzaken. De voor naamste is wel, dat het bewaarde werk uit losse brokstukken en brieven bestaat, dus geen handig geheel vormt. Heel veel van hetgeen Margareta Maria te boek stelde is op haar eigen krachtig aandringen verbrand. „Onmogelijk is het, te zeggen, hoeveel kostbare handschriften van de heilige er zoodoende vernietigd zijn", zegt J. J. M. van Doornik M.S.F. in zijn voorbericht tot „De Godsvrucht tot het Heilig Hart van Jesus, volgens de geschriften van de H. Mar gareta Maria Alacoque", dat hij verkort uit het Fransch van A. Yenveux bewerkte en onlangs uitgaf bij J. J. Romen en Zonen te Roermond. Door dit verloren gaan van wellicht zeer be langwekkende geschriften werd de eenheid van het levenswerk der schrijfster zeker geschaad. Dit is een reden, waarom geen enkele verhan deling van haar hand de groote populariteit verwierf, die men bij de ruime verspreiding van de devotie tot het Heilig Hart zou mogen ver wachten. Een tweede reden is, dat Margareta Maria, bij al haar groote hoedanigheden van geest en gemoed, toch geen bijzonder begaafd schrijfster was. Haar proza boeit niet. Het is hier en daar buitengewoon interessant wegens de bijzon dere ervaringen, die het verhaalt, maar als ge heel blijft het een beetje droog en star, ook waar het dienen moet om de hartstochtelijke wederliefde tot Jesus te betuigen. Weliswaar heeft de stijl een zeker pathos en zal niemand twijfelen aan de oprechtheid van de uitge sproken gevoelens, maar de meesleepende ver voering, waardoor zoovele kerkelijke schrijvers ons diep weten te ontroeren, mist men bij Mar gareta Maria Alacoque. Tenslotte is er nog een eigenaardigheid, die de doorloopende lectuur eenigszins belemmert. De bewerker dezer uitgave zegt hierover: „De opeenhooping hier en daar van kerngedachten en raadgevingen, aan de geschriften van de heilige ontleend, zal den lezer misschien wat overdadig voorkomen. Men bedenke echter, dat de bedoeling van dit werkje niet is om achteréén uitgelezen te worden. Het zal eerder geschikt blijken als meditatieboek of hoogstens om te gebruiken voor een korte geestelijke le zing. Het wil zijn: een levensprogram voor de vrienden van het Goddelijk Hart, waarin zij telkens opnieuw moeten mediteeren, om uit de woorden van Margareta Maria te putten den Waren geest van de Heilig-Hart-vereering". Ook dit is een reden, waarom de overgebleven geschriften van de heilige niet bijzonder ver spreid zijn onder het vrome christenvolk, dat zich toch onder haar invloed liet aanmoedigen tot de devotie, die zij zoo vurig propageerde. De verbeelding heeft ze niet weten te boeien door haar stijl, maar des te sterker door haar een voudige, practische werkdadigheid. Juist de korte, ascetische voorschriften, die zij gaf, heb ben het stelligst doorgewerkt. Haar volledig ge dachten-systeem is (door de geloovigen terug gebracht tot deze simpele practische voor schriften. Bij haar bevordering van de devotie tot het Heilig Hart ging de heilige Margareta Maria Uit van de Evangelie-woorden: God is Liefde. Telkens weer stelt zij dit voorop. Zij wijst op het groote geheimzinnige liefdesverbond der Heilige Drievuldigheid: „Het leven in den boe zem der Godheid is een liefdeleven. De Vader schenkt zich van eeuwigheid aan den Zoon, een Wederzij dsche liefdestroom gaat er van den Vader naar den Zoon en die liefdestroom wordt in de Heilige Schrift genoemd de Heilige Geest, de zelfstandige Liefde in God." Zij overweegt, hoe deze Liefde werkdadig is in de schepping en vooral in de verlossing van het menschdom door Jesus Christus. Toen de Tweede Persoon van de Heilige Drievuldigheid een menschelij.i lichaam en een menschelijke ziel aannam, klopte de oneindige Liefde var. God in het hart van Jesus. Het klopte voor ons. Het brak voor ons. Het werd om onzentwil door stoken met een lans. Ziedaar de dogmatische grondslag van de devotie tot het Heilig Hart. In de middel eeuwen vereerde de geloovige christenheid met bijzondere voorliefde de vijf heilige wonden van Christus. De groote theoloog, Sint Thomas van Aquine, heeft deze vereering gekend en be vorderd. Ook de meer speciale vereering van het gewonde Hart van Jesus was toen niet ge heel onbekend. Hiervan getuigen o.m. de wer ken van de heilige Gertrudis van Helfta en van den heiligen Bonaventura. Maar er was een verschil met de tegenwoordige devotie. Deze middeleeuwsche godsvrucht richtte zich voorna melijk op het Heilig Hart van Jesus in Zijn lij den. De nieuwe devotie tot het Heilig Hart vond haar aanleiding in de bijzondere openba ringen aan de heilige Margareta Maria. Deze aanleiding moet men echter niet verwarren met de theologische grondslagen dezer godsvrucht. Zij liggen uitsluitend bij de Kerk leer zelf. Stelde de Congregatie van de Ritten in 1827 vast, dat er tusschen deze Kerkleer en de geschriften van Margareta Maria geen tegen strijdigheid is, paus Leo XIII bevorderde in zijr, encycliek „Annum Sacrum" van 1899 de gods vrucht tot het Heilig Hart, die vooral daarna algemeen bekend en geliefd werd. De heilig verklaring van Margareta Maria in 1920, dooi paus Benedictus XV, droeg hier veel toe bij. En Paus Plus XI schreef in 1927 in zijn Encycliek ,,Miserentlssimus Redemptor": „Om de vereering van het Allerheiligst Hart van Jesus volledig en volmaakt in te stellen en ze over de geheele wereld te verbreiden, heeft God zelf zich een allernederigste maagd uit de Orde der Visitatie tot werxtuig gekozen, te w'aten de heilige Margareta Maria Alacoque". Het nauwe verband tusschen het optreden der heilige Margareta Maria en de verspreiding der thans overal bekende devotie, is een historisch feit, dat in de geheele Katholieke Kerk wordt erkend. Nu moet men het zich echter niet zóó voor stellen, dat deze begenadigde vrouw krachtens veel studie en theologisch onderzoek tot de ge volgtrekkingen kwam, waaraan de devotie het aanzijn dankt. Zij was weliswaar begaafd met een helder verstand, en als dochter van een be kwaam jurist, Claude Alacoque, rechter en ko ninklijk notaris te Lhautecourt, had ze ook van huis uit een zekere ontwikkeling meegekregen maar ze was toch in het geheel geen geleerde vrouw en toen zij in 1671 als meisje van 24 jaar in het klooster van Paray-le-Monial intrad, bracht ze niet meer intellectueele bagage mee dan de gemiddelde schrandere burgerdochter harer dagen. Van gestel was zij niet buitenmate sterk; naast de klooster Werkzaam heden bleef haar weinig studietijd ter beschikking. Doch zij werd begenadigd met verscheidene vi sioenen, die allengs belangwekkender openba ringen brachten. In December 1673 verscheen haar het Goddelijk Hart van Jezus. Zij hoorde de woorden: „Mijn Goddelijk Hart is zoo ont vlamd van liefde tot de menschen en tot u in het bijzonder, dat het niet langer in staat is, de vlammen van zijn brandende liefde in zich opgesloten te houden, maar ze moet versprei den door u. Ik heb u uitverkoren als een af grond van onwaardigheid en onwetendheid voor de vervulling van dit groote plan, opdat alles door Mij worde gedaan." Hierop volgde een langs reeks van verschij ningen en bijzondere openbaringen, waardoor Margareta Maria werd voorgelicht. Haar theo retische beschouwingen zijn voor een aanzienlijk deel aan deze bijzondere openbaringen ontleend Daarenboven was de zalige Claudius de la Co- lombière haar geestelijke leidsman en we mo gen veronderstellen, dat Margareta Maria met hem over de onderwerpen harer openbaringen gesproken heeft. Een jaar voor haar dood maak te zij kennis met den jongen Jezuïet Jean Croiset, die nog in datzelfde jaar 1689 een theo retische verhandeling uitgaf over „De Gods vrucht tot het Heilig Hart van Onzen Heer Jesus Christus". In het genoemde boekje van J. J. M. van Doornik vindt men de samenvatting van de leer omtrent het Heilig Hart, zooals die door Mar gareta Maria en Pater Croiset werd ontvouwd, en door de Katholieke Kerk goedgekeurd. Maar het bevat vooral practische aanwijzingen voor de devotie, geordend volgens de trappen van hei geestelijk leven. Ook enkele gebeden zijn er ter loops in opgenomen. Het is een handboek, waar uit de geloovige christen alles kan leeren, wat deze godsvrucht betreft. Een afzonderlijk hoofd stuk richt zich tot de kloosterlingen, maar het geheel is zeer geschikt voor vrome leeken en de stijl is algemeen-begrijpelijk. Juist omdat de theorie omtrent de vereering van het Heilig Hart zoo weinig bekend is, bevelen wij dit han dige, overzichtclijk-ingedeelde werk gaarne aan. Er is Vrijdag aan de Westlandsche veilingen niet veel sla verkocht; alleen voor het binnen land bleek wat animo te bestaan, doch export kansen waren er niet. Dit is een gevolg van de omstandigheid, dat de kwaliteit van de sla in de laatste dagen sterk is verminderd, en vooral het z.g.n. „doorschieten" en randen is gaan optre den. Voor Duitschland bleef de export beperkt tot enkele partijen bloemkool, peen en tomaten. Op zichzelf is dit geen abnormaal verschijn sel; vrijwel ieder jaar om dezen tijd is het met den export van de sla gedaan. Weliswaar volgt binnenkort nog het product van den kouden grond, doch de voornaamste export is dan ten einde. Het is dan in het algemeen niet meer mogelijk de sla over grootere afstanden te verzenden, om dat spoediger bederf optreedt. Met ingang van Maandag 3 Juni zullen de buffetten in de gestroomlijnde electrische trei nen op het middennet worden heropend. Ook dit kan weder tot veraangenaming van het reizen dat in deze dagen door vertraging in of beperking van den treinenloop dikwijls veel kostbaren tijd vergt bijdragen. Op den Rotterdamschen weg te Delft is het driejarig meisje M. A. W., wonende te Delft, door een vrachtauto aangereden. Het kind wera zwaar gewond en is kort na aankomst in het ziekenhuis te Delft overleden. «as»irv5 «s? v -J S Prof. mr. P. Lieftinck, secretaris van de z.g Oorlogsschade-commissie de commissie die tot taak heeft ten spoedigste voorstellen te doen nopens de beginselen, volgens welke van Over heidswege tegemoetkoming zal worden verleend in verband met geleden materieele oorlogsscha de, en nopens de wijze, waarop de financiering hiervan zal dienen te geschieden heeft aan een redacteur van Het Volk een onderhoud toe gestaan, waarin hij een en ander mededeelt over de werkwijze, die de commissie volgt om aan haar opdracht te kunnen voldoen. Den eersten weg, om ons een denkbeeld van den omvang der schade te vormen zoo zei prof. Lieftinck zou men den weg der aan schouwing kunnen noemen. Wij bewandelen de zen weg. Met andere woorden: wij bezoeken de getroffen gebieden. Wij hebben Rotterdam be zocht, de getroffen gemeenten in Noord-Bra bant, Gelderland en Utrecht en verscheidene gemeenten in Zuid-Holland, zij het nog niet alle, welke hiervoor in aanmerking komen. Don derdag hebben wij den geheelen dag in Zeeland doorgebracht, Middelburg en enkele andere plaatsen op Walcheren alsmede op Zuid-Beve land in oogenschouw nemende. Op deze wijze krijgen wij een eersten indruk, waarbij wij na tuurlijk aanstonds in aanmerking nemen, dat deze indruk een globaal en summier karakter draagt. De tweede methode, die ons in staat stelt, ons een juiste voorstelling van het probleem te maken, bestaat in het voeren van besprekingen op onze excursies met de burgemeesters der meest getroffen gemeenten en met de commis sarissen der Koningin. Ik stel er prijs op u te zeggen, dat het ons is opgevallen, hoezeer reeds in de eerste paar weken, gedurende welke het verkeer zoozeer verbroken was, de plaatselijke en gewestelijke autoriteiten zich hebben beij verd, veel voorbereidend werk te doen. Vele burgemeesters blijken aanstonds het technische, gemeentelijke apparaat aan den arbeid te heb ben gezet om de schade op te nemen. Het is ons duidelijk geworden, dat de schade niet alleen betrekking heeft op gebouwen, in boedels, inventarissen en voorraden, maar ook op veldgewassen, vee en bedrijfshulpmiddelen, als automobielen en vrachtwagens. Het verlies is niet in alle gevallen door verwoesting veroor zaakt, maar bij verscheidene gelegenheden ook op andere wijze, als gevolg van requisities e.d., het laatste met name in die streken, waar ach tereenvolgens de verschillende legers zijn door getrokken. Hierbij komt aldus prof. Lieftinck dat ons herhaaldelijk is gebleken, dat on danks het verlies van eigendommen vele getroffenen er naar hunkeren, zoo spoedig mogelijk weer aan het werk te gaan en zich een nieuw economisch bestaan op te bouwen. Hiervoor is echter noodig, dat aan de daar voor in aanmerking komende personen op eenigerlei wijze de helpende hand worde gebo den ten aanzien van het noodige bedrijfska pitaal. Ook over dit onderwerp hebben wij gespro ken met de autoriteiten, met name met de com missarissen der Koningin. Als voorbeeld van wat op dit punt te doen staat is gewezen op hét in het leven roepen van de Stichting Rotterdam 1940, die tot doel heeft, door verschaffing van bedrijfscrediet een nieuwe basis te leggen voor de wederoprichting' van vele ineengestorte be drijven. Het is ons gebleken, verklaarde prof. Lief tinck, dat vele gezinnen vrijwel den vollediger, inboedel hebben verloren. Op dit punt zal waar schijnlijk een onderscheid moeten worden ge maakt tusschen bedrijfsmiddelen en huisraad. Heeft men huisraad en lijfgoederen verloren, dan zou men zich allereerst kunnen wenden tot de gewestelijke of landelijke steuncomité's. Als voorbeeld van een gewestelijk comité noem ik u het Grebbecomité, dat aanstonds na de be kende gebeurtenissen, dank zij het initiatief van den burgemeester van Rhenen, is opgericht. De ze comité's nu zijn bestemd voor „reüefwerk", a.i. voor persoonlijke hulpverleening, niet aan bedrijven, maar aan verbruikshuishoudingen. Om een goed begrip te hebben van wat er nu voor den wederopbouw wordt gedaan, moet men aldus prof. Lieftinck drie dingen onderscheiden. Ten eerste het vraagstuk van de tege moetkoming in schade, geleden aan gebouwen, inventarissen en voorraden. Hiermede houdt onze commissie zich hoofdzakelijk bezig. Ten tweede bestaat er een behoefte aan bedrijfscredieten, welke, naar ons is geble ken, zeer urgent, ja, primair, is. Men zal moeten aanvangen met de verstrekking van credieten. waardoor de menschen in staat worden gesteld, bij voorbeeld een werkplaats te huren en zich instrumenten, machines en grondstoffen aan te schaffen zoodat zij weer aan het werk kunnen gaan. Hiervoor dienen de provinciale stichtingen. Ten derde is er de kwestie van het „re liëfwerk", dat in hoofdzaak door de steun comité's zal worden behandeld. Op elk terrein merkte prof. Lieftinck op wordt koortsachtig gewerkt. Dit is dan ook noodzakelijk, want zoo ooit, dan geldt in dir geval, dat spoedige hulp dubbele hulp is. Wat tenslotte de wijze aangaat, waarop de financiering van de tegemoetkoming' zal dienen te geschieden, uit den aard der zaak kan de arbeid der pas ingestelde commissie nog niet in een zoodanig stadium verkeeren, dat hier over reeds eenige opmerking zou kunnen worden gemaakt. Hierbij immers, zal aan de orde zijn de vraag, op welke wijze de noodzakelijke uit gaven moeten worden gedekt, door belasting, door leening of misschien ook op andere wijze Wel echter zoo besloot prof. Lieftinck ern stig en met nadruk is het mij een behoefte, reeds nu te doen uitkomen, dat ons volk hier een geweldige kans heeft, om zijn gemeen schapsbesef te toonen en om het gebod „Draagt elkanders lasten" daadwerkelijk op te volgen, opdat aldus een sfeer geschapen worde, welke beantwoordt aan de hoogste beginselen van naastenliefde en offervaardigheid, een sfeer, die overeenkomt met het eenheidsbesef, dat in deze dagen zoo sterk in ons volk spreekt. En dit is tevens de eenige sfeer, waarin een doeltreffende en bevredigende oplossing van de groote vraag stukken. waarvoor wij thans geplaatst zijn, mo gelijk is. Nadat, op bevel van hoogerhand, de geheele visschersvloot op 12 en 14 Mei uit de haven van Bruinisse was vertrokken met onbekende bestemming, heersehte er sindsdien groote ongerustheid over het lot dezer schepen en hun bemanning, zoo lezen wij in „De Maasbode". Deze ongerustheid is thans grootendeels opgeheven, daar reeds een 20-tai schepen, deels uit het kanaal van Zuid-Beveland deels uit Philepine onbeschadigd in de haven is Voor d'eischen van deez' vreemden tijd Is al heel veel gezwicht, Daar kwam nu weer een offer bij, Dat is: ons weerbericht. Men keek de krant nauwkeurig na, En vroeg elkaar: waar is 't? Het luerd door heel den lezerskring Haast smartelijk gemist. Hoe zou het worden: koud en guur, O] zomerachtigmild? De vraag werd nu vergeefs gesteld. De vraag: wat zegt De Bilt? Men haalde zijn voorspellingen Zoo gaarne door het slijk. En zei sarcastisch 't weerbericht? Dat heeft tóch nooit gelijk Men had voor 't Instituut De Bilt Vaak gauw zijn meening klaar, Men deed op 't weerbericht niets uit Maar las het dan toch maar.... Hu is er kans op dit, op dat, Helaas, wij weten 't niet; Hu moet men wachten op het weer, Totdat men het ook ziet! We leggen ons bij dezen eisch Van dezen tijd ook neer, Maar 't is toch maar een raar idee: Zoo heelemaalgeen weer! HERMAH KRAMER teruggekeerd. Thans liggen nog schepen te Vlissingen, Gent en Biervliet. Van de schepen te Biervliet zijn enkele beschadigd en ge zonken, de andere zijn zoover bekend op enkele uitzonderingen na behouden gebleven terwijl ook de bemanningen in goeden wel stand verkeeren. De schepen kunnen evenwel nog niet terugkeeren, daar zij voor andere doeleinden in gebruik zijn genomen. De veer- booten Minister Lely, Zijpe en de vrachtboot Schouwen-Duiveland van de Rotterdamsche Tramwegmaatschappij die de verbindingen tusschen de Zeeuwsche eilanden en Rotter dam in stand hielden, zijn op de Wester Schelde nabij Breskeng gezonken. Zooals men in ons blad reeds heeft kunnen lezen, heeft het gemeentebestuur van Rotter dam in overleg met de Patroonsvereeniging Rotterdamsche Bouwkring Algemeen Belang en de Rotterdamsche afdeelingen van den Ned. Aannemersbond en den Ned. R. K. Bond van Bouwpatroons een plan opgesteld voor den bouw van duizend woningen, die behalve een woonkamer en een keuken twee of drie slaap kamers zouden bevatten en waarvan alle ka mers aan den buitenkant gelegen zijn. De betrokken organisaties hebben daartoe op verlangen der Regeering een NW. ge vormd met een kapitaal van twee millioen, waarvan f 400.000 zal worden geplaatst en vol gestort. Op deze voorwaarden zullen van Rijks wege voorschotten onder verband van hypo theek kunnen worden aangevraagd. Als voorloopige directie der N.V. in oprich ting zijn benoemd de heeren C. Gestel, A. de Groot en Th. C. Jansen. De heeren D. Bui tendijk, J. A. Dessing en J. van Eesteren, voorzitters der organisaties, zullen als commis sarissen optreden. De nieuwe N.V. zal vermoedelijk den naam dragen „N.V. Wederopbouw Rotterdam" en heeft als domicilie gekozen het adres der ver- eeniging „Algemeen Belang" Witte de With- straat 45, Rotterdam. Reeds heeft de voorloopige directie plannen ingediend bij het gemeentebestuur alsmede voorstellen inzake financiering, verkoop of ex ploitatie, waarbij een grondslag is gelegd voor eventueelen aanbouw van meer complexen. Vast staat, naar de voorloopige directie der nieuwe N.V. verklaart, dat het particuliere vereenigde bouwbedrijf, in nauwe samenwer king met de autoriteiten alles zal doen wat het belang van de volkshuisvesting in Rotter dam thans vraagt, waarbij allereerst zal wor den gelet op den aanbouw van comfortabele woningen voor valide arbeiders met vOor hen betaalbare huurprijzen. In Rotterdam bestond tot nu toe alleen ge legenheid om per trein in de richting Gouda te vertrekken aan het station D. P. Met in gang van 3 Juni verandert dit en zal het Maasstation weer het station van vertrek in die richting worden. Het ligt in de bedoeling, dat de treinen vandaar om het uur zullen ver trekken. Van de stad is het Maasstation slechts te voet te bereiken uit het Zuiden en Westen via Boompjes, Koningsbrug en Oosterkade; uit het Noorden en oosten komend kan men gaar» langs Oostzeedijk, Oostplein en Oostmolenwerf. Een tramverbinding met het Maasstatior. tracht men spoedig in te stellen. Zooals bekend lag het in de bedoeling van de uitgeversmaatschappij Nijgh Van Ditmar te Rotterdam, een volledige uitgaaf van het werk van den belangrijksten Nederlandschen dichter Slauerhoff in zeven deeien te doen verschijnen. Dit jaar zouden de eerste twee deelen poëzie in het licht worden gegeven, het proza-werk zou spoedig volgen. Door den brand in de stad, waaraan ook het gebouw van de uitgeversfirma ten offer is gevallen, is de vrees gerezen, dat althans een gedeelte van het oeuvre van den dichter in manuscript verloren zou zijn gegaan. De uitgeefster kon echter de geruststellende mededeeling doen, dat geen enkel onuitgegeven stuk van Slauerhoff ver loren is, omdat het werk elders werd gezet. De manuscripten van de twee deelen poëzie bevonden zich met de revisies reeds in ver trouwde handen. Het proza is reeds vroeger in afzonderlijke uitgaven verschenen en zou dus slechts be hoeven te worden herdrukt. Of de uitgave onder de gegeven omstandig heden alsnog voortgang zal kunnen vinden, is een vraag, die de uitgeefster op het oogen- blik nog niet met zekerheid kan beantwoorden. Hoofdzaak is ten slotte, dat het complete werk van Slauerhoff in ongeschonden staat behou den heeft mogen blijven!...,. Buigt u onder de sterke hand van God, opdat Hij u ten tijde van Zijn komst moge verhef fen. Werpt al uw bekommer nis op Hem, want Hij zorgt voor u. EPISTEL In Deventer wordt men getroffen door de voorbeeldige doortastendheid, waarmede men alles zoo snel mogelijk wil opruimen of her stellen, wat thans nog heel duidelijk herinnert aan den strijd, die ons land en ons volk vijf dagen achtereen geteisterd heeft. Wij hebben ons er heen begeven een oersoonlijke indrukken op te doen. Men hoort immers veel vertellen en beweren, waarvan men de juistheid niet kan nagaan, en herhaaldelijk is het voorgeko men, dat sensationeele geruchten de ronde de den, welke op gedeeltelijke of geheele onjuist heid bleken te berusten. Men moet de doortastendheid waardeeren, waardoor binnen zoo korten tijd het contact tusschen het Oosten en het Westen van ons land weer zoo goed mogelijk is hersteld. In Twello stopt de trein officieel weliswaar heel even aan het station, maar rijdt dan door om ons den overgang naar Deventer te verge makkelijken. Gelukkig is dat sedert Zaterdag over de schipbrug weer mogelijk, zooals wij elders ook melden. Wij zien de statige spoor brug. waarvan het middelste gedeelte den IJsse) ingezakt blijkt te zijn en ook de oude schip brug schijnt eveneens flink beschadigd te zijn geweest. Maar bij het oversteken van den IJs- sel worden we gewaar, dat er aan beide brug gen hard gewerkt wordt in voorbeeldige samen werking van de Duitsche en de Nederlandsche autoriteiten, want zoo deelde men ons mede voor den wederopbouw van de zware IJssel- brug heeft men Duitsche vakarbeiders aan het werk gezet, terwijl de houten schipbrug door Nederlandsche arbeiders is gerepareerd. Wat verderop, in de buurt van Wiene. blijkt de brug over het Twente-Rijnkanaal vrijwel ge heel vernield te zijn, hetgeen vooral voor Al melo van nadeel is; maar ook daar is men druk doende met den bouw van een noodbrug en bedriegen de voorteekenen niet, dan zal het niet lang duren, of ook hier zal het verkeer weer een eenigszins normalen vorm herkrijgen. Naar men ons mededeelde, is de Stokkumerbrug over het Twentekanaal onbeschadigd uit den strijd gekomen, zoodat er een druk verkeer on derhouden kan worden tusschen het Zuiden van Overijssel en het Noordelijk deel van Gel derland. Het probleem der werkloosheid wordt ook hier door de bevoegde instanties grondig na gegaan plannen voor eventueele turfontgin- ning in de buurt van Wierden zijn daar een klein .voorbeeld van en deze voorteekenen wijzen er op, dat het niet lang meer behoeft te duren, of er breekt ook in dit deel van ons land weer een betere tijd aan. De secretaris-generaai, wnd. hoofd van het departement van Sociale Zaken, heeft vergun ning verleend aan hoofden of bestuurders van veenderijen, gelegen in de provincies Noord brabant, Limburg, Overijssel, Friesland. Gro ningen en Drenthe, dat in het tijdvak van 1 Juni tot en met 31 Juli 1940 in hun onderne ming a. door mannen gedurende ten hoogste 11 uren per dag en 55 uren per week, b. door jeugdige personen van 16 jaren en ouder en vrouwen gedurende ten hoogste 10 uren per dag en 55 uren per wek, en c. door jeugdige personen beneden 16 jaren gedurende ten hoogste 10 uren per dag en 48 uren per week arbeid wordt verricht aan en bij de bagger machines (waaronder begrepen het trappen en verdeelen der gespreide veenspecie). alsmede arbeid, die verband houdt met het zoogenaam de „droogmaken" van turf, met inbegrip van arbeid aan of bij de turf-persmachine De vergunning is verleend onder voorwaarde, dat de arbeidstijd van genoemde arbeiders in zijn geheel is gelegen tusschen vijf uur des voormiddags en zes uur des namiddags of, in de gevallen,, waarin krachtens het Werktijden besluit voor fabrieken of werkplaatsen 1936 ruimere tijdsgrenzen zijn toegestaan, tusschen de daar aangegeven tijdsgrenzen, en alsdan met dien verstande, dat de arbeid van jeug dige personen en vrouwen op twee achtereen volgende dagen moet zijn afgewiseld door een rusttijd van ten minste 11 uren achtereen. Voorts geldt als voorwaarde, dat in het tijdvak van 1 Maart 1940 tot 1 Maart 1941 door een arbeider, ten aanzien van wien van deze ver gunning wordt gebruik gemaakt, in totaal niet meer dan 2500 uren arbeid wordt verricht. Op dagen, waarop door een arbeider inge volge deze vergunning langer dan 3 uur per dag arbeid wordt verricht, behoeft de arbeids tijd van dien arbeider niet na ten hoogste 4'/, uur te worden afgewisseld door een onaf gebroken rusttijd van ten minste een half uur, onder voorwaarde, dat zijn arbeidstijd telkens na ten hoogste vijf uren wordt afgewisseld door een onafgebroken rusttijd van ten hoogste een half uur. De directie van de Nederlandsche Spoorwe gen maakt bekend, dat Ato-diensten rijden van de stations Hattemmerbroek en Zwolle naar het Katerveer en omgekeerd, in aansluiting op den treinenloop. Alle plaatsbewijzen, waarin het traject Hat temmerbroekZwolle, of omgekeerd, begrepen is, dus ook algemeene en achtdaagsche abon nementen, zijn zonder bijbetaling in deze bus sen geldig. Zij geven geen recht op kosteloos vervoer op de pont over het Katerveer. Bagage (waaronder rijwielen) kan echter nog niet rechtstreeks bevracht worden. Het ligt in de bedoeling ook bij andere ve ren dergelijke diensten in te richten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5