Dagorder van Hitler
aan de weermacht
De Nationale Garde
in Amerika
Groote slag in Vlaanderen en
Artois ten einde
JAAGPAARD EN TREKSCHUIT
ARBEIDSDIENST VOOR WERKLOOZEN
Amerikaansche minister
van Marine afgetreden
Groninger gemeenschap
Het Duitsche opperbevel meldt:
Overzicht van den strijd
WOENSDAG 5 JUNI 1940
De gebiedsdeelen op het
Westelijk halfrond
Een eertijds in Europa
vermaard vervoermiddel
herleeft
Een verklaring van Cordell Huil
„Met den dag van heden
begint de strijd opnieuw"
Roosevelt heeft den wensch uit
gesproken deze te mobiliseeren
Versterking der Am. marine
De opname van kinderen uit
de geteisterde streken
Het ls thans geen tijd meer voor
lang delibereeren en discussiee
ren, maar voor snelle en kloeke
besluiten. Dit geldt wel heel in het bij
zonder voor den strijd tegen de demo-
raliseerende epidemie van de werkloos-
beid, die jarenlang ons volk in hevige
mate heeft geteisterd, die tengevolge
van de mobilisatie hier en daar afnam
en elders toenam en die na de capitu
latie en de daarmee gepaard gaande
wijziging der omstandigheden en ver
houdingen zich weer uitbreidt. Indien
ooit dan moet wel in deze dagen, waarin
zoovelen hun meest stellige verwachtin
gen bedrogen zien, waarin harde slagen
zijn toegebracht aan oude en vertrouw
de bestaansmogelijkheden en deze be
staansmogelijkheden soms al of niet
tijdelijk zijn vernietigd, de werkloosheid
oen heilloozen invloed uitoefenen op de
juist thans zoo gebiedend noodzakelijk
Vereischte geest- en spankracht van ons
Volk. Het mag verheugend heeten, dat
de Duitsche bezettingsautoriteiten het
als een van haar belangrijkste plichten,
ook in het belang van ons volk en ons
land, beschouwen deze weer stijgende
Werkloosheid te bestrijden en te over
winnen. De herstelarbeid aan dat, wat
tijdens de krijgsverrichtingen werd ver-
Woest, biedt werkgelegenheid voor vele
handen, en naar verluidt zal thans ook
de gelegenheid waargenomen worden
om een aantal nuttige groote werken,
die van blijvende waarde zullen zijn voor
een perfectionneering van de outillage
Van ons land, ter hand te nemen. Op
deze wijze zal inderdaad veel werk van
hationaal nut kunnen worden verschaft,
blaar in deze middelen zien wij toch
slechts een gedeeltelijke oplossing van
het totaal op te lossen vraagstuk der
Werkloosheid, dat niet alleen hand-
blaar ook hoofdarbeiders betreft. De
maatregel, dat gemobiliseerden, die geen
Werk hebben of kunnen krijgen, voor-
loopig niet gedemobiliseerd worden en,
Voor zoover zij reeds gedemobiliseerd
mochten zijn, kunnen terugkeeren naar
hun legeronderdeelen, mag zeer verstan
dig heeten, maar kan toch slechts van
tijdelijken aard zijn en zal op den duur
biet kunnen voorkomen, dat de aldus
gemobiliseerd geblevenen zich als min
©f meer overbodige arbeidskrachten
bullen gaan voelen met alle geestelijke
gevolgen van dien. Sport-beoefening en
hchamelijke training, vakcursussen, op
leiding en studie kunnen ten aanzien
van hen veel goed doen, tenslotte zul
len zij toch de gelegenheid moeten krij
gen een nuttige plaats in de burger
maatschappij, voor wier verdediging zij
moedig hebben gestreden, in te nemen.
Naar onze meening is de tijd
thans rijp voor een verplichten
arbeidsdienst voor werkloozen.
Wij kunnen niet meer wachten, of drang
op den duur een even volkomen uitwer
king zal hebben als dwang! Het effect
Van zachten drang voltrekt zich altijd
ib een langzamer tempo dan dwang.
Kwang moge den Nederlandschen volks
aard niet liggen, de Nederlandsche
volksaard heeit echter voldoende nuch-
teren werkelijkheidszin om dwang nood
gedwongen te aanvaarden, mits die
dwang op goede en redelijke gronden tot
heil van land en volk en op een be
hoorlijke het individueele zelfrespect
biet krenkende wijze wordt toegepast,
^e Nederlanders zijn gelukkig niet zon
der meer tot een volk van dwangarbei
ders te maken. Wie dat zou beproeven,
2ou op onverzettelijk lijdelijk verzet
stuiten, zoodat het beoogde resultaat
biet of slechts in onvoldoende mate zou
worden bereikt. Wij verwachten dan -ook
biet, dat dit zal gebeuren, want tot nu
toe hebben de Duitsche bezettingsauto
riteiten bij herhaling in woord en daad
blijk geg§ven niet gespeend te zijn van
Psychologisch inzicht in de mentaliteit
eb het in eeuwen van eigen cultuur ge
groeide karakter van ons volk. De in
voering van een algemeenen arbeids
dienstplicht lijkt ons niet raadzaam,
aangezien het thans minder dan ooit
2in heeft hen, die nog werk hebben, al
is het dan ook «naar tijdelijk, daaruit
te halen om ander, hun vaak minder
gunstig liggend werk te verrichten. De
arbeidsdienstplicht zou dus beperkt die
ben te worden tot de werkloozen. Het
gaat onder de huidige omstandigheden
biet aan, dat werkloozen nog de vrijheid
^oor zich zouden willen opeischen om
stempelen boven werk te verkiezen. Het
gemeenschapsbelang vergt, dat al wie
WASHINGTON, 5 Juni (D.N.B.) Minister
Kuil heeft in een brief aan den voorzitter der
commissie voor Buitenlandsche Zaken van het
Kuis van Afgevaardigden verklaard het volkomen
eens te zijn met de in beide huizen ingediende
motie tegen de overdracht van een onder Euro-
Peesehe souvereiniteit staand deel van Amerika
aan een andere niet-Amerikaansche mogend
heid. Huil schrijft: „Verschillende Europeesche
staten hebben langen tijd bezittingen op het
Westelijk halfrond gehad en de Vereenigde Sta
ten hebben nooit iets gedaan om dit te storen,
hoch in overeenstemming met haar traditioneele
Politiek moet de Amerikaansche regeering er aan
vasthouden, dat deze gebieden niet het voorwerp
van ruil of verovering door concurreerende Euro-
Pejsche mogendheden of het tooneel van Euro-
Peesche moeilijkheden worden."
De republikeinsche afgevaardigde Fish heeft
gisteren een wetsontwerp ingediend, inhoudende,
bat de Vereenigde Staten, door vreedzame mid
delen of aankoop, alle bezittingen van niet-
Amerikaansche landen op het Westelijk half
rond verkrijgen.
werken kan, werkt. Bovendien is dat
ook het individueele belang van den
werklooze zelf, mits bij den arbeid, welke
hem verstrekt wordt, zooveel mogelijk
rekening gehouden wordt met zijn phy-
sieke gesteltenis, met zijn kundigheden
en aanleg. Het heeft in het algemeen
geen zin kantoorbedienden aan graaf
werk te zetten of polderjongens admi
nistratieve bezigheden op te dragen.
Aan de werkverschaffing dient zelfs de
schijn van een soort van steunverlee-
ning te worden ontnomen. De werkloo
zen moeten doordrongen worden van de
overtuiging en het gevoel, dat zij over
eenkomstig hun aard, aanleg en ont
wikkeling als volwaardige en volbetaal-
de arbeiders zich nuttig maken in het
belang van de volksgemeenschap, waar
toe zij behooren, en de aard van het
hun opgedragen werk moet die overtui
ging en dat gevoel sterken. Een zóó
geleide en georganiseerde arbeidsdienst
plicht, die tevens de geestelijke diffe
rentiatie in ons volk eerbiedigt, zou onzes
inziens sociaal en nationaal gunstig
werken en van groote paedagogische
v/aarde zijn. Hij zou ook de zoo vaak
vernomen klachten over gebrek aan ge
meenschapszin, aan discipline, vooral
onder de jeugd, kunnen doen verstom
men, omdat hij de gronden voor zulke
klachten allengs zou wegnemen.
HOOFDKWARTIER VAN DEN FUEHRER, 5
Juni (D.N.B.) De Fuehrer en opperbevelheb
ber van de weermacht heeft de volgende dag
order uitgevaardigd:
„Soldaten van het Westelijk front!
Engelschen zijn als laatste rest van eens groote
legers gevangen genomen. Een onoverzienbare
hoeveelheid materiaal is buitgemaakt. Daar
mede is de grootste slag der wereldgeschiedenis
ten einde.
Soldaten! Mijn vertrouwen in u was grenzen -
loos. Ge hebt mij niet teleurgesteld. Het stout
ste plan der oorlogsgeschiedenis werd door uw
voorbeeldige dapperheid, door uw kracht tot het
verdragen van de grootste inspanningen, de
zwaarste beproevingen en moeite verwezenlijkt,
Soldaten! In enkele weken tijds hebt gij in
den zWaren strijd tegen vaak bijzonder dap
pere tegenstanders twee staten tot capitulatie
gedwongen, de beste divisies van Frankrijk ver
nietigd, het Britsche expeditiecorps verslagen
gevangen genomen of van het continent ver
jaagd. Alle eenheden van de weermacht te
land en in de lucht zijn met elkander een edelen
wedijver aangegaan in den strijd voor ons volk
en het Groot-Duitsche rijk. Dappere mannen
van onze oorlogsmarine namen aan deze feiter.
deel.
Soldaten! Velen van u hebben hun trouw
met het leven bezegeld. Anderen zijn gewond.
De harten van ons volk verwijlen in diepe
dankbaarheid bij hen en bij u. De plutocratische
bestuurders van Engeland en Frankrijk echter
die gezworen hadden het opbloeien van een
nieuwe betere wereld met alle middelen te ver
hinderen, wenschen de voortzetting van den
oorlog. Hun wensch zal in vervulling gaan.
Soldaten! Met den dag van heden begint de
strijd aan het Westelijk front opnieuw. Tallooze
nieuwe divisies, die voor de eerste maal den
vijand zullen zien en verslaan, trekken naar u
toe. De strijd om de vrijheid van ons volk, om
zijn-of-niet-zijn voor thans en voor de geheele
toekomst, wordt daarmede voortgezet tot aan
jfie vernietiging van die vijandelijke machtheb
bers in Londen en Parijs, die ook thans nor
gelooven in den oorlog het beste middel te
kunnen zien om hun aan de volkeren vijandig
gezinde plannen tot uitvoering te brengen.
Hun historische voorlichting zal onze over
winning zijn.
Geheel Duitschland is echter in den geest
weer bij u!"
WASHINGTON. 5 Juni (DNB) President
Roosevelt heeft dè ontslagaanvrage van den
Minister van Marine, Edison, per 24 Juni as.
aangenomen. Edison is afgetreden teneinde zich
candidaat te kunnen stellen voor het ambt van
gouverneur van New-Jersey.
WASHINGTON, 5 Juni (D.N.B.) De
wensch van president Roosevelt het recht van
beschikking te krijgen over de Nationale Garde,
staat opnieuw in het middelpunt der belang
stelling in de Vereenigde Staten. Voor de mili
taire commissie van het Huis van Afgevaardig
den heeft de chef van den generalen staf,
Marshall, gisteren verklaard te hopen, dat een
mobilisatie van de Nationale Garde niet noodig*
zal zijn. Betreffende een gebruik van de Natio
nale Garde dacht hij en de minister van Oor
log uitsluitend aan het Westelijk front.
In de marine-commissie van den Senaat deel
de de voorzitter Walsh mede, dat de regeering
naar zijn meening op het oogenblik maatrege
len voor nieuwe steunpunten van verdediging
moet nemen in Midden-Amerika.
In een formeele verklaring van de pers heeft
de republikeinsche afgevaardigde Fish zich uit
gesproken tegen den wensch van president Roo
sevelt naar een recht van beschikking over de
Nationale Garde in een tijd van oorlogshysterie.
Het Congres, zoo zeide Fish, mag geen enkel
van zijn oorlogsvoorrechten aan Roosevelt af
staan.
Daar de wensch van president Roosevelt, hem
machtiging te verleenen tot mobilisatie van de
Nationale Garde, tezamen met bepaalde ver
klaringen van den chef van den generalen staf,
groote verontrusting onder het publiek heeft
verwekt, werd de toestand in kringen, die in
nauwe betrekking staan tot het Wite Huis, he
den als volgt afgeschilderd:
De president heeft door de wet van 1906 de
volmacht, de Nationale Garde te mobiliseeren,
maar deze wet schrijft voor, dat de Nationale
Garde onder bevel van eigen officieren en com
mandanten blijft. De chef van den generalen
staf acht dit volkomen ongeschikt. Een andere
wet van 1921 verleent den president machtiging,
de Nationale Garde te mobiliseeren wanneer het
Congres het bestaan van een noodtoestand uit
roept.
De president, zoo wordt verder verklaard, wil
het Congres tijdens de warme zomermaanden
niet dwingen in Washington te blijven. Hij houdt
ook het ontstaan van een bijzondere crisis In de
komende maanden voor onwaarschijnlijk. Niet
temin bestaat de mogelijkheid, dat zich een
noodtoestand ontwikkelt.
Daarom heeft hij het Congres verzocht hem
nu reeds die volmacht te geven. Dit beteekent
niet, dat de militie-troepen buiten de bezittingen
der Ver. Staten gebruikt zouden worden. Veel
eer was men voornemens hen als vervanging te
gebruiken, b.v. voor de garnizoens in Portorico
of in de zone van het Panamakanaal, in geval
de aldaar gelegerde geregelde troepen buiten het
land noodig zouden zijn.
De Senaat der Vereenigde Staten heeft giste
ren een voorstel aangenomen, waarbij 2250 mill,
dollar wordt uitgetrokken voor de uitbreiding
van de marine-luchtafweer, waarbij o.a. 10.000
vliegtuigen zouden worden gebouwd, 16.000 vlieg
tuigbestuurders zouden worden opgeleid en
twintig luchthavens vergroot.
De oproep van den Commissaris der
Koningin in de provincie Groningen als
voorzitter der Groninger Gemeenschap om
medewerking bij het plaatsen en opnemen
van kinderen uit de geteisterde deelen des
lands, heeft onder de bevolking sterken
weerklank gevonden. Overal blijkt men
gaarne bereid kinderen op te nemen.
Intusschen worden practische vragen gesteld,
die zich het gemakkelijkst gezamenlijk laten
beantwoorden door het geven van een korte
uiteenzetting van de wijze, waarop de Gro
ninger Gemeenschap zich in overleg met den
Inspecteur der volksgezondheid, dr. P. Mun
tendam, en den voorzitter van de Prov. Gron.
Ver. „Het Groene Kruis", dr. H. H. T. Beken-
kamp, had voorgesteld, de zaak te regelen.
Wordt het aanbod aanvaard, dan zullen de
kinderen zoo mogelijk groepsgewijze naar Gro
ningen worden overgebracht. Na aankomst
volgt de registratie, waarbij de kinderen een
verklaring van hun huisarts moeten overleggen,
inhoudende, dat in het gezin geen besmettelijke
ziekten voorkomen of in de laatste drie weken
zijn voorgekomen, terwijl bovendien inenting
tegen typhus wordt geëischt. Na het contro
leeren der verklaringen zullen de kinderen
over de provincie worden verdeeld. Bij plaatsing
wordt rekening gehouden met de gezindten.
De pleegouders zullen zich aan de burgemees
ters moeten opgeven, eveneens onder overleg
ging van een gelijksoortige verklaring van den
huisarts, behalve dan, dat een verklaring van
inenting tegen typhus niet noodig zal zijn. Op
het platteland kunnen de burgemeesters de
pleegouders op een lijst plaatsen, die met een
collectieve medische verklaring, onderteekend
door de(n) plaatselijke(n) arts(en), kan worden
opgezonden. De tekst der verklaring is opge
steld door dr. Muntendam. Hij zal te zijner tijd
worden rondgezonden of verkrijgbaar worden
gesteld.
De op te nemen kinderen zullen een leef
tijd hebben van tusschen de vijf en veertien
jaar. Het verblijf wordt voorloopig geschat
op drie a vier maanden.
Met de ziekenfondsen in de woonplaatsen der
kinderen zal zoo noodig overleg worden ge
pleegd, voor het geval een kind ziek mocht
worden.
Het bestuur der Groninger Gemeenschap
meent, door deze korte uiteenzetting de vragen,
die na den oproep zijn binnengekomen, te heb
ben beantwoord, en hoopt, spoedig van de
reeds in ruime mate toegezegde medewerking
gebruik te kunnen maken.
HOOFDKWARTIER VAN DEN FÜHRER.
4 Juni (DNB) Over het verloop van de ver
dere operaties in het Westen wordt door het
opperbevel van het Duitsche leger het volgende
bekend gemaakt:
De groote strijd in Vlaanderen en Artois
is ten einde. In de krijgsgeschiedenis zal
deze als de grootste en vernietigendste veld
slag van alle tijden te boek worden gesteld.
Toen in den ochtend van den lOden Mei de
Duitsche weermacht den beslissenden strijd
in het Westen aanving, was haar door den
Führer en opperste leider van het leger als
strategische taak gesteld de doorbraak door
de vijandelijke grensstellingen ten Zuiden
van Namen tot stand te brengen en daar
door de voorwaarde te scheppen voor de
vernietiging van het Engelsche en Fransche
leger, ten Noorden van de Aisne en de
Somme. Tegelijkertijd zou Nederland snel
worden bezet en daardoor als basis voor de
beoogde Engelsche operaties te land en in
de lucht uitgeschakeld worden. Op 4 Juni
was de weermacht in staat den opperbevel
hebben te melden, dat deze ontzaglijke op
dracht was uitgevoerd.
Tusschen deze beide tijdstippen is een hoofd
stuk toegevoegd aan de annalen van den hel
denmoed der Duitsche soldaten en is 'n roem
rijk blad geschreven over het Duitsche leider
schap. In deze mate was dit slechts mogelijk bij
een weermacht, die door één wil geleid, door
één idee bezield en door de geestdrift en offer
vaardigheid van een in eendracht sterk volk ge
dragen wordt. Een nauwkeuriger oordeel en een
waardeering van de operatie, uitgevoerd door
dit leger, door de luchtmacht en door de oor
logsvloot moet aan een lateren tijd voorbehou
den blijven. Uit dit korte overzicht kan het Duit
sche volk vernemen hoe in korten tijd deze
overweldigende zege kon worden bevochten. Het
kan daaruit de zekerheid putten, dat ons de uit
eindelijke overwinning is. Sedert maanden zag
de Duitsche leiding zich gesteld tegenover het
dagelijksche gevaar, dat de mobiele Geallieerde
troepen onder het voorwendsel van hulpverlee
ning aan Nederland en België een aanval op 't
Roergebied zouden ondernemen. Dit gevaar
diende op 10 Mei, op het laatste oogenblik nog
te worden afgewend. Een moeizame en vele we
ken durende worsteling om de versperde grens
gebieden en de moderne vestingwerken van Ne
derland en België zou ten gevolge-hebben ge
had, dat aan dit gevaar niet meer het hoofd
h°d kunnen worden eeboden
Doch door in adembenemend tempo het Duit
sche luchtwapen aan den strijd te doen deelne
men, dat binnen enkele uren door verbeten aan
vallen op de vijandelijke luchtmachten de vei
ligheid van het eigen luchtruim verzekerde, is
het gelukt door middel van een groot aantal tot
in alle onderdeelen voorbereide verrassende
acties van bijzondere eenheden van weermacht
en luchtwapen, niet slechts strategische bruggen,
voor deze aan vernieling waren prijs gegeven,
te bezetten, maar om bovendien sleutelforten te
nemen, die door den vijand tot dusver als on
neembaar werden beschouwd. Verder gelukte het
aan parachute- en landingstroepen van de
luchtmacht om zich ondanks verbitterden tegen
stand vast te zetten in het binnenste van de
vesting Holland en de invalspoort in het Zui
den, over de geweldige brug bij den Moerdijk
zoolang te houden tot gepantserde en gemotori
seerde eenheden ter plaatse waren en samen met
het luchtwapen Rotterdam aanvielen. Terwijl zij
voor de infanteriedivisies uit stormden bereikten
de pantserkorpsen reeds op 13 Mei de Maas tus
schen Dinant en Sedan err zagen zich daar niet
alleen voor het diep gelegen dal, maar ook voor
de sterke grensvestingen geplaatst, waarin het
negende Fransche leger zich ter verdediging had
genesteld. Met omverwerping van alle tot dus
ver geldende tactische opvattingen en in tegen
spraak met alle berekeningen van de vijande
lijke legerleiding bedwongen de pantsertroepen
reeds den volgenden dag in een onvergelijkelijk
dapperen stormaanval, begeleid en gevolgd door
infanteriedivisies, die in geforceerde marschen
waren opgerukt, zoowel de rivier als de grens
vestingen, daarbij steeds door het luchtwapen
op voorbeeldige wijze ondersteund. Het vijande-
Er is voor den aandachtigen en geregel-
den krantenlezer, die met het lot van zijn
land begaan is, in deze dagen goed nieuws
in zijn blad te vinden. Daar verschijnt
geen editie, of er staan berichten in over
herstelwerkzaamheden, die ter hand geno
men werden, hun einde naderen of zelfs
reeds voltooid raakten. Het gaat in vele
gevallen zelfs sneller dan men in optimis
tische oogenblikken had durven verwach
ten en zoo kreeg men de overtuiging, dat
de belemmeringen, die bleven bestaan, on
vermijdelijk zijn.
Wij hooren dan ook geen klachten over de
moeilijkheden, die men nog ontmoet: zij zijn
veeleer een prikkel om zich een anderen weg
te zoeken, waar oude en vertrouwde paden
plotseling versperd bleken. In letterlijken zin
geldt dat voor de transportbedrijven, die zich
rein en auto ontvallen zagen en teruggrepen
naar het paard en verder de trouwe fiets in
schakelden.
Daar is echter nog een ander middel van
vervoer, dat ons in de Gouden Éeuw den roem
van het reislievend publiek bezorgde: nergens
ter wereld reisde men in die tijden zoo com
fortabel, gemakkelijk en snel als per schuit in
de Nederlanden.
Reeds in de zestiende eeuw namelijk be
schikte Nederland over vele vaarten en rivie
ren, die uitstekende verkeerswegen vormden.
Alva zag dat reeds in en maakte er zich een
gewoonte van zijn legertrein op schuiten in
te schepen, zoodra hij het Brabantsche verla
ten had en in waterrijk gebied kwam. De stad
houder Maurits ging zelfs nog iets verder en
vervoerde soms zijn geheele leger per schuit.
Langzamerhand verdrong dit vervoer van
goederen en van personen over het water de
paarden en karossen, waarvan men eerder en
in andere landen nog gebruik maakte. Men
spande een paard voor het schip en dan ging
de reis veel sneller dan over de stoffige en
mulle zandwegen van die dagen mogelijk was.
Nog veeleer meed men sindsdien de kleiwe
gen en de smalle dijken, die bij slecht weer
totaal onbegaanbaar waren. Het duurde toen
niet lang meer of er ontstond tusschen de
verschillende steden een min of meer geregelde
dienst, door jaagschuiten onderhouden. Noord-
Holland had in dezen het voorbeeld gegeven,
maar spoedig volgden ook de andere gebieden,
voor zoover er voldoende vaarten en rivieren
aanwezig waren.
Die practische vinding onzer voorouders
zijn wij nimmer vergeten, want tot in den
laatsten tijd zijn wij doorgegaan met het
graven van kanalen en het verbeteren
van de bevaarbaarheid onzer rivieren.
Volgeladen schuiten kunnen wij dagelijks
in grooten getale over het gladde water
zien schuiven, want het vervoer is er veilig
en goedkoop. De benzinebeperking heeft
ook daar ongetwijfeld moeilijkheden ge
schapen, maar dan moge het leerrijk zijn,
welke obstakels onze voorouders moesten
overwinnen, wilden zij het geregeld verkeer
per schuit, waarover elke vreemdeling zoo
den lof sprak, onderhouden.
Bij dr. P. L. Muller, die een uitvoerige be
schrijving over onze Gouden Eeuw in het licht
gaf, treffen wij daaromtrent de noodige ge
gevens.
In de tweede helft van de zestiende eeuw
was het nog geen enkele veerschuit mogelijk
den geheelen afstand tusschen de plaatsen,
waarop zij den dienst onderhield, af te leggen.
Over welhaast elke vaart lagen dammen of
bruggen, die den schipper dwongen zijn vaart
te beëindigen. Aan de andere zijde lag dan een
nieuwe schuit te wachten, die passagiers en
goederen op het volgende traject meenam.
Dat is des te eigenaardiger wanneer men be
denkt, dat de Nederlanders in dienzelfden tijd
op elke zee het beginsel der vrije vaart luide
verkondigden. Toen Hugo de Groot, de we
reldberoemde Nederlandsche jurist, zijn „Mare
liberum" (vrije zee) schreef, was het binnen-
landsch verkeer op een ondraaglijk schijnende
wijze aan banden gelegd. De heftige wijze,
waarop Amsterdam, dat toen reeds een mach
tige stad was, daartegen reageerde, bracht
geen verandering in dien toestand. Eerst na
eindeloozen strijd en dank zij velen concessies
kwam er een gedeeltelijke verbetering.
De drie Hollandsche steden Haarlem, Gouda
en Dordrecht beschikten in die dagen over
privilegies, die hun het recht gaven de scheep
vaart een schier ondraaglijken dwang op te
leggen.
Bijna het geheele verkeer in het hart der
provincie, het verkeer tusschen de groote wa
teren in het zuiden en in het noorden van het
gewest moest zich bewegen langs een enkelen
waterweg, die bovendien lang, moeilijk en
kostbaar was. Het rechtstreeksch verkeer tus
schen bijna alle andere Hollandsche steden
bezuiden het IJ werd daardoor zoo goed als
onmogelijk gemaakt.
In vroeger eeuwen had men namelijk tollen
gevestigd te Spaarndam onder Haarlem en te
Gouda en nu was den schepen de verplichting
opgelegd zóó te varen, dat zij op die beide
plaatsen tol betaalden. Bovendien werden de
schuiten daardoor gedwongen te varen op wa
teren, die onderworpen waren aan het zooge
naamde Dordtsche stapelrecht en zoo had ook
Dordrecht er belang bij, dat die dwang bleef
bestaan.
Zoo bestond er in de zestiende eeuw maar
één erkende en geoorloofde waterverbinding
tusschen Noord- en Zuid-Holland. Zij liep langs
den IJsel tot Gouda, waar geschut en tol be
taald werd, vandaar langs Gouwe en Ouden Rijn
tot AJphen, dan door weteringen en over meren
naar de Haarlemmermeer en verder naar Haar
lem en de Spaamdammer sluis, waar bij het
schutten opnieuw tol geheven werd. Ook in
omgekeerde richting mocht geen andere weg
gevolgd worden.
Dat vaarwater had tallooze moeilijkhe
den: op vele plaatsen waren breedte en
diepte onvoldoende; Haarlemmermeer en IJ
waren gevaarlijk door de stormen, die er
konden woeden; in de schutsluis van Gouda
en dat was't ergste moesten de sche
pen, door de groote drukte, dikwijls een dag
en soms nog langer wachten, eer zij geschut
waren en verder konden varen. Dit was des
te hatelijker, omdat er vlakbij een andere
waterweg was met een breedere schutsluis,
in de eerste jaren van Hollands zelfstandig
heid gemaakt, om aan de oorlogsschepen
een betere gelegenheid te geven van de eene
zijde van Holland naar de andere te komen.
Maar dien weg mocht de gewone scheep
vaart niet gebruiken, want dan kwam men
niet door Gouda, zooals het octrooi voor
schreef.
Ondanks toegezegde hulp van de landsheeren,
ondanks processen en zelfs formeele vechtpar
tijen, was er in dezen toestand geen verbete
ring te brengen. Men versaagde niet en wierp
zich met man en macht op de verbetering van
den ouden' waterweg, die werd verbeterd en
verdiept, op sommige gedeelten door nieuwe
vaarten vervangen, waarbij men er zorg voor
droeg dat geen nieuwe sluizen werden aange
legd en bovendien wist men gedaan te krijgen,
dat er hier en daar ,,overtoomen" en „verlaten"
werden gemaakt ten behoeve van de schuiten
der boeren en van het plaatselijk verkeer met
kleine vaartuigen.
Eerst in den loop der zeventiende eeuw begon
nen de Staten anderen steden octrooi te ver
leenen tot het maken van nieuwe vaarten en
jaagpaden. De drie bevoorrechte steden, die
mogelijk een proces daartegen hadden kunnen
winnen, kozen niettemin de wijste partij en
gingen minnelijke schikkingen aan, vooral om
dat zij de weerwraak van de machtige steden
vreesden. Toch won deze verbetering in den
toestand slechts langzaam veld, want de ste
den, die zoo eensgezind samenwerkten voor
een snellere verbinding, lagen dikwijls ernstig
met elkaar overhoop, als het er op aankwam in
de practijk waterwegen te veranderen of te
verbeteren, wanneer zij het in hun eigen be
lang achtten den ouden toestand te bestendi
gen. Zoo was er bijvoorbeeld Delft, dat zich
heftig verontwaardigd toonde over het optreden
van Gouda, maar zelf deed het zijn best om
Rotterdam te beletten zijn vaartuigen langs Over-
schie te doen varen, want daar zou het schade
bij lijden.
Zoo bleef het binnenverkeer in Holland de
geheele eeuw door belemmerd, zoolang de Re
publiek bestond. Tot 1795 moesten de reizigers
tusschen Amsterdam en Haarlem te Halfweg
die tusschen Leiden en Delft aan den Leid-
schendam overstappen en even zoo was men er
genoodzaakt de goederen van de eene schuit
in de andere over te laden.
Niettemin leefde men toen in de Gouden
Eeuw en al deze obstakels beletten niet, dat
een ongekende welvaart zich over het Jand
verspreidde. Ongetwijfeld zijn er sindsdien
vele dingen in ons leven grondig veranderd
en weinig bleef behouden- In ieder geval
zijn wij afstammelingen van dezelfde men-
schen, die zich toen door geen moeilijk
heden lieten afschrikken, maar onver
droten naar een oplossing zochten. Meer en
machtiger hulpmiddelen staan ons thans
ter zijde om hetzelfde te doen. Het vervoer
moge dan wat langzamer gaan, het komt
ten.slotte toch, waar het komen moet, en
dat is het voornaamste.
Het is bemoedigend, dat men die wijze les
uit het verleden reeds getrokken heeft: het
jaagpaard is weer langs de vaarten verschenen
en er loopen weer sterke mannen in het trek
zeel; soms zijn de jaagpaden reeds in onbruik
geraakt, verdwenen, maar dan is er wel een
andere weg, die zijn diensten overneemt. De
hooge zeilen trekken weer statig langs den ein
der en dat is bovendien een fraai gezicht in
ons vlakke landschap. De schuitenvoerder heeft
zijn oude beroep weer ter hand genomen en
dekschuiten worden weer langzaam voortge-
boomd. Zoo mag het tempo wat vertraagd zijn,
maar wij leven en wij werken en dat is een
vertrouwd en hoopvol teeken.
lijke verzet werd gebroken, alle aanvallen werden
verijdeld en de Duitsche troepen baanden zich
een weg tot aan de Oise. Daarmee was de bres
in het vijandelijk front geslagen en wederom be
leefde de vijandelijke leiding een verrassing, die
zij voor onmogelijk had gehouden. De gepant-
erde en gemotoriseerde eenheden drongen met
zulk een snelheid door naar zee, dat zij te
Abbéville zelfs nog troepen op het exercitieter
rein verrasten. De Duitsche leiding had er voor
ezorgd, dat in snel tempo een beschermende
linie van divisies langs de Zuidelijks grens van
Luxemburg, langs de Maginot-linie en langs de
Aisne en Somme werd ontrold, waarmee de
zekerheid werd geschapen, dat een „Wonder aan
de Marne", gelijk in 1914 plaats vond, thans niet
zou kunnen worden herhaald.
Daardoor zijn de mobiele eenheden in de ge
legenheid geweest, zonder acht te slaan op het
geen er in hun rug plaats vond, naar het Noor
den te zwenken, daarbij met hun linkervleugel
langs de kust trekkend, terwijl aan hun rech
tervleugel bij Kamerijk en Atrecht vertwijfelde
pogingen van de vijandelijke pantsertroepen op
bloedige wijze faalden.
Reeds op 22 Mei was het duidelijk, dat alle
nog in Artois en Vlaanderen staande vijandelij
ke troepen aan de vernietiging waren prijs ge
geven. Terwijl in Noord-België de druk op het
front steeds toenam en de dapper strijdende
Belgen uit Antwerpen, uit de Dyle en vervolgens
uit de Dender-stelling werden geworpen, ver
sloeg onze zich naar het Noorden keerende le
germacht, die deze doorbraak tot stand had ge
bracht, het eerste en zevende Fransche leger,
overweldigde de vesting Maubeuge en nam aan
haar linkervleugel Boulogne en Calais en in
haar front de in den Wereldoorlog fel betwiste
hoogvlakte van Vimy en Boucez. Toen op 28
Mei de ring om de overblijfselen van vier vijan
delijke legers van Oostende over Rijssel en Ar-
mentières tot Grevelingen was gesloten en het
Belgische leger zich nu voor de taak zag gesteld
om het zich inschepende Engelsche expeditie-
leger en de verwoesting van alle kunstschatten
des lands door de Engelschen te dekken, besloot
de Koning der Belgen tot capitulatie. Het lot
van de Fransche en Engelsche legers was echter
niet pas hierdoor beslist en de voltrekking van
dit lot is hierdoor nauwelijks bespoedigd. Wat
de volgende 7 dagen geschiedde is niet, zooals de
Engelsche propaganda het poogt voor te stellen,
de heldhaftige terugtocht van het Engelsche le
ger, maar een van de grootste catastrophen, ooit
in de wereldgeschiedenis aanschouwd. Al heb
ben dan ook duizenden het veege lijf gered, hun
oorlogsmaterialen en hun uitrustingen liggen in
onoverzienbare hoeveelheden op de Vlaamsche
en Noord-Fransche wegen. Op 4 Juni viel. na
verbitterde strijd, ook Duinkerken. Het eerste
deel van dezen veldtocht was daarmede ten
einde.
Deze geweldige resultaten zijn mogelijk
geworden door hét in den strijd werpen van
het Duitsche luchtwapen, want de dapper
heid en de slagvaardigheid van het leger
konden slechts tot hun recht komen in het
door onze luchtmacht afgeschermde gebied.
Zij heeft van den eersten dag af het mees
terschap in de lucht veroverd en de vijan
delijke luchtstrijdkrachten en haar grondor-
ganisatie vernietigd. Zij heeft daarenboven
door voortdurende, met doodsverachting on
dernomen aanvallen, door de murw maken
de uitwerking van haar bommen alsmede
door het' gebruik van den luchtafweer direct
en indirect het leger in zijn zwaren strijd
ondersteund.
Zij heeft vijandelijke infanterie-aanvallen en
pantserconcentraties, die voorbereidingen trof
fen voor tegenaanvallen, tijdig verkend en
medegeholpen deze te vernietigen. Ten slotte
heeft de luchtmacht de legerleiding door een
met doodsverachting ten uitvoer gelegde lucr.t-
verkenning een voortdurend beeld van den toe
stand gegeven. Den Geallieerden strijdkrachten
ter zee heeft zij de zwaarste verliezen toege
bracht. De vernietiging van het strijdmoreel
der vijandelijke afdeelingen alsmede de ver
lamming van de vijandelijke leiding zijn haar
verdienste.
De groote afmetingen van de overwinning in
Nederland, België en Noord-Frankrijk blijken
uit de verliezen van den vijand en den omvang
van het buitgemaakte oorlogsmateriaal. De ver
liezen der Engelschen, Franschen, Belgen en
Nederlanders bedroegen aan gevangenen in to
taal meer dan 1.200.000 man. Daarbij komt nog
het niet te schatten aantal gevallenen, ver
dronkenen en gewonden. De uitrusting van rond
75 tot 80 divisies met stukken geschut van het
zwaarste kaliber, pantserwagens en auto's van
allerlei soort werden vernietigd of buitgemaakt.
De Duitsche luchtmacht heeft van 10 Mei tot
3 Juni in totaal 1841 vijandelijke vliegtuigen
neergeschoten, waarvan 1142 in luchtgevechten
en door afweergeschut. Verder zijn ten minste
1600 tot 1700 toestellen op den grond vernield.
Ook ter zee kwam de poging tot redding van
het Britsche expeditieleger door oorlogs- en
koopvaardijschepen den vijand op zware ver
liezen te staan. Door bombardementen zijn tot
zinken gebracht: 5 kruisers, 7 torpedoboot ja
gers, 3 duikbooten, 9 andere oorlogsschepen en
66 koopvaardij- en transportschepen. Verder
zijn door bomaanvallen beschadigd en gedeel
telijk vernield: 10 kruisers, 24 torpedobootja-
gers, 3 torpedobooten, 22 andere oorlogssche
pen en 117 vracht- en transportschepen. Door
het koene optreden van lichte strijdkrachten ter
zee zijn tot zinken gebracht: 6 torpedoboot-
jagers, 2 duikbooten, een transportschip, een
hulpkruiser en een ander oorlogsschip.
E>aartegenover staan de in verhouding tot
de grootte van het succes geringe verliezen der
eigen weermacht van 10 Mei tot 1 Juni:
Den heldendood stierven 10.252 officieren,
onderofficieren en manschappen, het aantal
vermisten bedraagt 8463. Verwacht moet wor
den, dat een klein deel dezer vermisten is om
gekomen. Gewond zijn 42.523 officieren, on
derofficieren en manschappen. De Duitsche
luchtmacht verloor tusschen 10 Mei en 3 Juni
432 vliegtuigen, terwijl de Duitsche marine
voor de kust van Nederland, België en Noord-
Frankrijk geen schip heeft verloren.
Wedijverend in moed bij het aanvallen en
in het verdragen van groote vermoeienissen,
vaak in den strijd tegen een overmachtigen
vijand, hebben alle in het vuur gebrachte af
deelingen der weermacht een prestatie gele
verd, die in de krijgsgeschiedenis eenig is On
telbaar zijn de voorbeelden van heldhaftige
dapperheid, van opofferende plichtsvervulling
en van een onwrikbaren wil tot overwinnen.
Als bewijzen van Duitsch soldatendom zullen
zij in onze geschiedenis geboekstaafd worden.
In geloovig vertrouwen op den Führer en op
persten bevelhebber der weermacht, in de beste
wapenbroederschap bij de legerdeelen en de
wapens heeft de Duitsche soldaat dat, wat on
mogelijk scheen, mogelijk gemaakt. Nederland
en België hebben gecapituleerd, de stoot-
legers van Frankrijk en Engeland zijn vernie
tigd, een der grootste overwinningen der we
reldgeschiedenis is bevochten. Groot-Duitsch-
land beheerscht den geheelen Onstelijken en
Zuidelijken oever van Noordzee en Kanaal. Daar
de tegenstanders nog van geen vrede willen
weten, za] hen de strijd tot volledige vernie
tiging treffen.