ii VOOR DE JEUGD 1 Zoekt gij betrouwbaar j I Personeel? m r LUCHTBESCHERMINGS-MAATREGELEN GEBRUIK VAN FLUORESCENTIE ROBBERS A. DE JONG Plaats dan een „Omroeper' 1 voor 90.000 gezinnen De ontevreden kabouter Het verlaten nest Mijnheer Piekhaar en de Tijgerbul Machinefabriek en Constructiewerkplaats ZATERDAG 8 JUNI 1940 Stuksverzin GEER. VAN ROOI JEN VLAARDINGEN ËminiiniYiivHiYYiiiiiiiTuiiiiHiniufiiiniiiüiiiiiiniiiniinuiniüiüniitiiüvtiinfiTuiininYinnmmmmiüirnnirTTS jr~ im; :n i1»! M p! t rj - i m 2> mmm WmmÊk S'1 DG PIONIER ALLER KLEINBEELD-CAMERA'S N.V. STOEL- EN MEUBELFABRIEK v h SCHOONMAAKBEDRIJF GLAZENWASSCHERU UTRECHT ARNHEM TELEFOON ROTTERDAM 69250 VLAARDINGEN 152 UITVOERING VAN ALLE STAALCONSTRUCTIEWERKEN bra V =s miiiiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiimiiimtiiiiiiiiiH FOTOREPORTAGE Zoo de ouden zongen Het visschen zit jong Spakenburg in het bloed; al it het dan voorioopig nog maar op klein .waterwild" in de sloot Na de capitulatie van België. De ingeleverde wapenen worden door Belgische krijgsgevangenen op vrachtwagens geladen voor transport Een luchtfoto tijdens een geslaagden aanval van Duitschen Stukas op een der Maasbrug gen in Noord- Frankrijk De brief naar huis. Met de hulp van een vriendelijke verzorgster stuurt een gewond Duitsch soldaat vanuit Nederland bericht naar zijn vaderland, (foto P. K. Porsche) Bij het Gem. Energiebedrijf te Amsterdam is een electrische auto in gebruik genomen. De drijfkracht wordt verkregen door middel van een accumulatoren batterij mm •V, jvjjg Het vernielen der bruggen kon den Duitschen opmarsch door Vlaanderen en Noord-Frankrijk niet stuiten. - Duitsche infanteristen zijn per rubberboot een rivier overgestoken. De brandende gebouwen getuigen van gevoerden hevigen strijd Kabouter Wipneus was niet tevreden met z'n leven. Altijd hetzelfde, vond hij, 's morgens kijken of er onbedauwde bloempjes waren, of er mis schien jonge vogeltjes uit hun nest waren ge vallen, fle hazen en konijnen waarschuwen als er een vos in de buurt was, en soms moest hij mee om te visschen in de beek. Maar meestal was het den geheelen dag helpen met het bou wen van een brug over de beek, die' het Kabou- terland van de menschenwereld scheidde. Dit was een moeilijk werk, maar ze waren er al haast mee klaar. De andere kabouters vonden het een leuk werk, vooral als 'je zag, dat hét opschoot, maar alleen Wipneus had er geen pleizier in, en hij had zich vast voorgenomen om weg te vluchten als de brug klaar was. Tot nu toe was daar geen kans voor geweest, om dat hij niet over de beek kon komen, maar nu met de nieuwe brug zou het makkelijk 'gaan. Ten slotte kwam de brug klaar. Ze werd fees telijk geopend door den kabouterkoning, die een rede uitsprak en daarna het lint doorknipte. Allen juichten, toen de kqning, gevolgd door'de kabouters, de br.ug betrad, alleen Wipneus zat thuis. Hij was vast besloten om dienzelfden nacht nog weg te loopen. Eindelijk was het dan donker genoeg. Wip neus keek zijn huisje nog eens rond, toen opende hij de deur, keek om het hoekje of iemand hem ook zagNiemand te 'zien. Vlug glipte -hij naar buiten, liep het boschpad af, ging de nieuwe brug over, en was eindelijk ;een goed eind weg, Nu begon hij langzamer te löopen. Wat was liet hier stil. De groote boomen stonden bewegen- loos en schenen hem geweldige reuzen toe. Heelemaal op zijn gemak voelde hij zich'"hier niet. „Maar kom", dacht hij, „als het eenmaal dag is hoef ik nergens meer bang voor te zijn." En als ik een goede woonplaats gevonden, heb, dan begint het fijne leventje pas. Dan hoef ik niet alsmaar met dat saaie werk bezig te zijn, dan kan ik doen wat ik zelf wil." Den heelen nacht liep hij door, en ook den vlogenden dag, des avonds viel hij doodmoe op een hoopje bladeren, en ontwaakte pas toen de zon al hoog aan den hemel stond. Nu moet ik me een nieuwe woning zoeken, dacht hij. Maar dat was nog zoo gemakkelijk niet. Den geheelen ochtend zocht hij en laat op den middag vond hij pas iets, dat hem ge schikt leek. Het was een groot verlaten nest, hoog in een boom, waar hij makkelijk in kon klimmen. Hierover maakte hij een dak van takjes, bladeren en mos, waarover hij wat leem streek. „Ziezoo", dacht hij, „dat is klaar. Nu zal ik wat gaan eten. Maar.bedacht-hij met schrik, „waar zal ik dat vandaan halen? Vroe ger was er altijd eten genoeg in Kabouterland, maar hier..Dat hij daar nu niet aan gedacht had." Maar er hielp niets aan, hij moest eten gaan zoeken. Hij klom uit den boom en begon te zoeken naar bramen en boschbessen of eet bare planten, maar er stonden er hier niet zoo veel. „Wat moet ik doen als het winter is?" dacht hij. ,,'s Zomers gaat het hier wel, maar 's win tersDan moet ik zien dat ik een grooten voorraad pluk en ergens opberg, ja, dat zal ik doen." En Wipneus zag in dat hij dus wel iets te doen had, dat hij niet kon luieren, zoo als hij wou. Ja, hij moest zelfs iets veel moei- lijkers en vervelendere doen, dan wat hij in Kabouterland deed. Den volgenden dag begon hij ijverig te zoeken, maar 's avonds had hij nog maar bar weinig bij elkaar. En toen de winter kwam, en er geen bramen of bessen meer vinden Waren, toen had Wipneus niet genoeg voor den heelen winter. Dat zag hij zelf ook wel, en hij begon er spijt van te krijgen, dat hij uit Kabouterland was weggeloopen. Toen het erg koud werd, stookte hij een klein vuurtje in zijn woninkje, maar hij zag dat de mond voorraad mét den dag verminderde. Op het laatst, het was pas December, lag er nog maar voor een paar dagen en daarna.... hu! hij moest er niet aan denken, en hij begon zachtjes te huilen. Maar als de nood het hoogst is, is de hulp het meest nabij. En waarlijk, juist toen Wipneus zijn laatste bramen verorberde, hoorde hij opeens geritsel naast zich. Hij keek uit de deuropening van het nest en daar stond op een tak een groote ekster. ,,Zoo," zei de ekster, „weet je wel, dat ze in Kaboutèrland overal naar je zoeken?" „O, meneer de Ekster," riep Wipneus, „ik heb zoo'n spijt, dat ik uit Kabouterland ben .weggeloopen, ik zal nooit meer ontevreden zijn, nooit meer, ik zie nu in hoe dom ik ben ge weest met niet tevreden ie zijn, och toe breng me terug, ik heb geen eten meer." De ekster was zoo aangedaan, dat hij er de tranen van in zijn oogen kreeg en Wipneus op z'n rug nam. Toen vloog hij snel met hem naar het Kabouter land. Wipneus is nooit meer ontevreden ge weest, en leefde verder gelukkig met de andere kabouters. P. B. -H-et-was noodzakelijk den ouden klimop op-te ruimen. Mijnheer van Voorden vond het wel jammer, maar de schutting er achter moest noodzakelijk vernieuwd en dan ging de steun 2 a na,l van den klimop vanzelf weg. Het meest jammer vond hij het voor de merels, die er zoo graag in nestelden. Ook dit jaar was er een stel jongen in groot gebracht. En nu leek het hem juist het beste oogenblik om den klimop op te ruimen voor er nieuwe vogels kwamen nestelen. Toos en Mientje hadden natuurlijk vol belang stelling het groote gevaarte zien omhalen. Nu konden zij nog eens geod zien, dat de klimop twee soorten bladeren dragen, namelijk ovale aan de bloeiende takken en gelobde bladeren aan de niet bloeiende. Niet, dat. er op 't oogen blik bloemen aan zaten, maar dit was iets, dat zij zich van vroegere jaren herinnerden. De tak ken met ovale bladeren konden niet klimmen, zij misten de luchtwortels. Waar de bladeren h£t dichtst waren, staken een paar takjes uit. Bij nadere beschouwing bleken er veel meer takjes te zijn en toen de beide meisjes de takken uiteenbogen, bleek er een nest te zitten. Een nest met eieren nog wel. De eieren waren natuurlijk koud, het nest was reeds lang verlaten. Juist kwamen Rob en Evelien langs den tuin geloopen. „Hé, wat hebben jullie daar? Een nest met eieren? Van welken vogel kan dat zijn?" Voorzichtig nam Toos een eitje in haar hand. Het is blauw met roodbruine stipjes. O, ik geloof dat ik het al weet. Dat moet een merelei zijn en dan is het nest dus ook een me.relnest. Nu, dat verwonderd met niet zoo heel erg, want er komen altijd zooveel merels in onzen tuin. (Fig. 1)." „Ik zou zoo graag eens precies het verschil willen weten tusschen een merel en een zang lijster," zei Evelien. Ik meen, dat die twee nog al veel op elkaar lijken." „Dat is maar net zoo als je het neemt," antwoordde Toos. „We boffen, want Henk heeft zijn vogelboekje hier laten liggen. Ik zal even voor je kijken. Hier heb ik het al. Het mannetje van den merel is pikzwart met een oranje snavel, het wijfje is bruin en heeft een iets gespikkelde borst. De zanglijster (Fig. 2) heeft' een groenachtig bruinen rug en donkerder bruine vleugels. De onderzijde is licht geel, bijna wit-, met bruine, stippels. De vorm van die stipjes en vlekken is een pijl. Het nest is steviger, dan dat van den merel, het is zuiver napvormig en van aarde of leem met takjes De eieren zijn ook blauw, maar inplaats van roode hebben ze zwarte vlekjes, die aan inkt spatjes doen denken. Veel zanglijsters overwin teren, evenals de meeste merels, die bij ons in de tuinen broeden." „Er zijn nog veel meer lijstersoorten," kwam nu Kees naar voren. „In dit boekje zie ik er zeker nog tien verschillende staan. Luister maar: den Siberischen lijster, den Siberischen goudlijster, den. kramsvogel, den grooten lijster, den Noord- Europeeschen zanglijster, den koperwiek, den iJslandschen koperwiek, den bruinen lijster, den valen lijster, Naumannslijster, den beflijster.' „Houd op," riep Mientje en hield haar ooren dicht. „Dacht je nu heusch, dat we al die namen konden onthouden?" Een soort, dien je daar noemde, ken ik," zei Rob., „namelijk den krams vogel. Ik heb er eens een dood gevonden in de duinen. Ik weet het nog goed. Hij leek veel op den zanglij-srer, maar had een blauwaohtigen kop en onder de punten van de vleugels was hij ook biauw. Komt dat uit?" „Ja," antwoordde Toos, „het slopt precies. Ik vind hier opgegeven dat hij van October tot diep in den winter door ons land trekt en later weer in Maart en April, soms ook later. Ook deze soort overwintert wel." „Wat zullen we met dit nest doen?" „Ik weet een goede oplossing," riep Mientje. „We geven het met eitjes en al ten geschenke aan het museum. Daar kan iedereen wat aan hebben." Met dit goede plan ging iedereen accoord En na het gezellig buurpraatje gingen Rob er, Evelien weer naar huis. A. L. De tijgerbul was een jonge, vroolijke en krach tige hond, zijn baas was een oudere bedeesde man. Tijgerbul wou altijd op avontuur uit en bracht den baas, waar h ij wou. Het lukte hem ook vaak, den baas achter te laten waar hij wou, en dan kon hij er alleen op uit gaan. De baas was dat gewend, ging rustig op een bankje zit ten, trok aan zijn twee spriethaartjes en' dacht: laat Tijgerbul maar genieten, als iet mü verveelt dan ga ik naar huis. Tijgerbul ging er dien ochtend alleen op uit, hij nam eerst een bad, zocht en vond toen een lekker haringhapje en wou toen eens weten hoe een bioscoop er van binnen uitziet. Het was nog wel een half uur, vóórdat de voorstel ling zou beginnen. Maar waar zouden er voor honden vrijkaartjes te krijgen zijn? Als hij eens probeerde het hart van een bezoekster te veroveren. Hij dacht na.... envond on verwacht de kans, vlug binnen te slippen, toen de portier zijn volle opmerkzaamheid aan twee Engelsche dames en heeren gaf, „yes, yes" „no, no" jawel tante Ko, dacht Bullie en hij was al in de zaal aangeland en hij dacht verder: gauw een rustig donker hoekje opzoeken, zoo dat niemand me ziet. Donker was het wel in zijn hoekje, maar rus tig bleef het niet, op dien Woensdagmiddag. Kinderen, moeders, norico-mannen, alles krioelde rond, hij wist niet hoe klein hij zich maken moest. Als ze nu maar niet gaan éten, dacht Bullie, dan houd ik het niet uit. Maar jawel, direct daarop nam de moeder van twee meisjes achter hem, haar tasch op en deelde aan haar dochtertjes lekkere boterhammen met worst uit. Bullie trok zijn neusgaten stijf dicht, verbeelde zich zelf, dat hij sliep, maar daar liet een van die wichten, een heel plakje worst op den grond rollen, vlak voor zijn bek, hap, óp was het. Het kind bukf naar haar plakje en gilde ineens: „een wild beest", waar op haar moeder meteen riep: ,,moord, moord". De lichten gingen aan, ze trokken aan Bullie's staart, aan zijn halsband, het duizelde voor zijn oogen en opeens lag hij buiten de bioscoop, midden op straat. Had hij nu den baas maar kunnen vinden. Hij zocht uren lang rond. Ging toen maar voor de huisdeur liggen wachten. Het ergste was, dat hij zich iederen keer ver beelde, als er kinderen langs kwamen, dat het wicht van de bioscoop er tusschen liep. Rood, geel, groen, duizelde de woede dan voor zijn oogen. Gelukkig sliep hij op de stoep spoedig, hoewel niet rustig, in. Laat op den avond kwam de baas pas thuis, beiden zuchtten van verlichting, dat ze samen naar binnen konden gaan. B. L. U kunt zich geen betere camera wenschen! BIJ IEDEREN GOEDEN FOTO-HANDELAAR IN VOORRAAD VAN THIEL'S D R A A D I N D U S T R I E N.V BEEK EN DONK BIJ VERDUISTERING: GEEFT ZEKERHEID VOOR HET NORMAAL FUNCTIONNEEREN VAN HET VERKEER EN BEDRIJF ZOOWEL BINNEN- als BUITENSHUIS VRAAGT INLICHTINGEN TECHN. BUR. S.I.A., LEIDEN, LAMMENSCHANSWEG 68. TEL. 651 oïó.Mt én fabriekenIJSSELSTEIX <l>.) TELEFOON' MODELKAMERS TE: Amsterdam, J. W Brouwersplein No, 3 (b/h Concertgeb.) Tel. 95292 's-Gravenhage, Bézuidenhout No 31 TeU 720244 Groningen, Heoreweg No. 75 Tel. 1667 Rotterdam, Westersingel No. 19 (b/d Diergaarde) Tel. 51015 Utrecht, Moreelsepark No. 2 Tel. 11724 LEVERING UITSLUITEND DOOR DEN HANDEL Begijnestraat 8 Koningstraat 30 Tel. 11553 14875 Tel. 21890 -.- 23191

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 4