UNA STILLA
ARBEIDERS IN
WERKKAMPEN
Gamalenvisscherij
weer mogelijk
Wij eten „Volendammer Zoodje"
tt.
Voedselvoorziening tijdens evacuatie
NA LANGEN WERKDAG
OP DE V. D. 87
V isschermansdelicatesse
bij uitstek
Van Scheveningen, Katwijk
en Zandvoort uit
De heer A.]. de Goey Vertelt
van zijn ervaringen
Kerkelijk Leven
ZONDAG 9 JUNI 1940
Slechts eenmaal per vier weken
op overheidskosten naar huis
DE „CAMERA OBSCURA"
TEN TOONEELE
Opvoering door het Residentie-
tooneel
Kunstmest of organische
mest?
Een vraagstuk van algemeen
economische beteekenis
Nu de fiets in trek is
Speciale politiebrigade te Den
Haag tegen diefstallen
HET GOEDE ZIEN
VERVOERCENTRALE VOOR
WESTELIJK BRABANT
VERDWENEN KINDEREN
Kruisbessen en netmeloenen
Uitvaart en begrafenis
em.-pastoor Wezenberg
Veel belangstelling van de zijde
der oud-parochianen
H.H. Wijdingen
Geen audiëntie
3
In het Adoro Te van Sint Thomas wordt
over het kostbare Bloed van onzen Verlosser
gezegd: „cujus una stilla salvam facere totum
haundum quit ab omhi scelere". Dit beteekent:
één enkele druppel van Jesus' bloed is voldoende
om heel de wereld schoon te wasschen van alle
misdaad. Het zijn woorden van een dichter,
hiaar van een dichter, die een groot Godge
leerde en een vurig heilige was.
Cyriel Verschaeve noemt deze uitspraak:
•>een beeld, den grootsten dichter waardig in
Zijn meest begenadigd uur." Ofschoon hij in
Zijn beschouwingen over „Schoonheid en
Christendom" de poëzie van den heiligen Tho
mas van Aquine over het algemeen niet uit
bundig bewondert, hebben toch deze twee re
gels hem diep getroffen en hij geeft zich ge-
Wonnen aan het dichterlijke genie, dat zoo
iets prachtigs schreef: „een beeld, dat de geest
hooit zou gevonden hebben" zegt hij.
Het is dus als beeldspraak, niet als theologi
sche formuleering, dat deze beide regels hem
ontroeren.
Ja, het schijnt wel, dat hij er niets anders in
Ziet dan een beeldspraak, een voortbrengsel dus
van de fantasie, want hij meent uitdrukke
lijk, dat de geest het scherpzinnige ver
stand van den grootsten Godgeleerde deze
beeldspraak niet zou hebben gevonden. Hier,
in de strofe over de vergelijking tusschen Je
zus Christus, die ons laaft met Zijn bloed in
bet Allerheiligste Sacrament, en den „zoeten
Pelicaan", die zich de borst openrijt om zijn
jongen te laten drinken van zijn eigen le
venswarme hartebloed, is alles beeldspraak
Voor Verschaeve.
Doet de beoordeelaar aldus den dichter niet
Ie kort, in de gedachte, dat hij hem hooge eer
bewijst? Door bij Sint Thomas te spreken
°ver „een beeld, dat de geest nooit zou ge-
Vonden hebben", geeft Verschaeve te kennen,
dat de krachtige denker hier door de macht
Van de dichterlijke verbeelding als het ware mee
gesleept, ontstijgt aan nut en werking van het
Vedeneerende verstand om in een lyrische ver
rukking beeldspraken te zeggen, die dan ook
éls beeld of als vergelijking moeten verstaan
Worden, maar niet als nuchtere verstandelijke
Waarheid.
Zeker werd de dichter van het Adoro Te
Vervoerd door den aandrang eener sterke,
mystieke liefde. De taal van den Godgeleerde,
altijd zoo klaar, zoo strak, zoo precies, slaat
onder dezen aandrang aan het zingen; de
Woorden openbaren aan elkaar hun muzikale
Welluidendheid zooals jonge verliefde menschen
>>an elkander de zonzijde van hun karakter
toonenze vinden elkaar in een jubelende
harmonie, die ruischt en golft als prachtig
Zomerweer over een landschap en hetgeen de
stof kon zijn van een theologische verhande
ling, wordt het onderwerp van een gezang, be
wogen door gemoedsaandoeningen, in al zijn
maten gevuld van de onweerstaanbare zang
drift der liefde. Tevens is dit gezang een eer
biedig gebed.
Maar de zangdrift verblindt den dichter
liet. Integendeel: ze doet hem scherper zien.
Het is met dichters niet zoo gesteld, dat hun
Verstand verbijsterd wordt door het inwendig.
Woeden van het kunstenaarschap. Neen, de
Êeest wordt erdoor verhelderd en tot het or
denen van ervaringen, gevoelens, gedachten,
zinnen, woorden en klanken bereid gemaakt,
öe geest vindt niet, misleid door de dronken
schap eener overstelpende bezieling, aller
hande waanbeelden, zooals de geest van een
koortslijder zou doen, als de ziekte verhevigt
tot ijlkoorts en de verbeelding naar de grens
Van het bewustzijn jaagt, waar zij zich hulpe-
l°Qs afjakkert op het temt» van het versnelde
Zieke bloed. Door de dichterlijke inspiratie ziet
de geest integendeel de waarheden, waarmee hij
bezig- was, verlicht in een schel samenvattend
ticht, dat alles verheldert en den samenhang
der dingen plotseling duidelijk maakt. De geest
Ziet op hetzelfde oogenblik het ding en zijn doel.
kit is, zegt Aristoteles, het verschil tusschen de
Wetenschap en de dichtkunst, dat de weten-
Schap de dingen waarneemt, zooals ze zijn, doch
dat de dichtkunst ze ziet in de harmonie van
hun onderlinge orde, dat wil zeggen: zooals ze
boeten zijn. De geschiedenis verhaalt wat ge
beurd is, maar de dichter openbaart, hoe dit
Sebeurd kan zijn. Hij voegt de waarheid vara het
kiVen toe aan de werkelijkheid van het leven.
Zoo moeten wij Cyriel Verschaeve wel ver-
Staan, wanneer hij spreekt over de aangehaalde
Woorden van Sint Thomas als over een beeld
spraak, die de geest nooit zou hebben gevon
den. Hy wil niet zeggen, dat deze uitspraak
strijdt met hetgeen de geest achterhalen kan
°mtrent het mysterie van onze Verlossing, maar
hij bedoelt, dat er in deze woorden méér theo
logische waarheid ligt samengevat dan de geest
m een rustig betoog zou kunnen ontvouwen. Eén
druppel bloed van Jesus zou genoeg zijn om de
Wereld schoon te wasschen van alle misdaaddit
Is niet een vrome overdrijving, die men als dich
terlijke vrijheid mag verontschuldigen, maar dit
is Integendeel de zuivere, harmonische waarde
bepaling der betèekenis van het kostbare Bloed-
bi heelal en geschiedenis.
Zóó kostbaar is werkelijk dit Bloed van den
Verlosser, dat geen smet er tegen stand houdt,
g®en misdaad het te machtig is, niets op de
heele wereld gevonden kan worden, of het verliest
z>jn uitwerking zoodra één enkele druppel van
lit Bloed het wei'kelijk aanraakt. Al wat be
staat wordt door één druppel van Jezus' Bloed
bieegestuwd in den geheimzinnigen bloedslag
öer zaligmaking en het laat niets achter, dat
het zou kunnen betreuren, want achter dit rei-
higende bloed ligt enkel de duisternis en de
Schaduw van den dood.
Sint Thomas zegt niet, dat één enkele drup-
hel van dit Bloed dé heele wereld zou k u n -
Pen schoon wasschen, onder voorwaarde dus dat
aaa bepaalde eischen werd voldaan; neen, dit
Hloed heeft die kracht geheel en onvoorwaar
delijk in zich. Het kan de heele wereld zuive-
ïeh. Het is in staat de heele wereld te zui
veren. Het heeft de macht om de heele
Wereld te zuiveren. Quit is het werkwoord en
de werkwoordtijd, die Sint Thomas gebruikt,
liet Latijn kent dit werkwoord voornamelijk in
sSmenstellingen, b.v. in de ontkenning „nequit"
'het kan niet)Het is als of de dichter dit
hieestal samengesteld gebruikte werkwoord op-
^ttelijk herleidde tot den eenvoud van de krach
tigst mogelijke bevestiging, zoodat het nadruk
krijgt in het zinsverband, zooals het ook nadruk
heeft in het vers.
Veronderstel, dat de directeur eener onderne
ming een sollicitant afwijst met de woorden: „u
is de goede candidaat niet, ik moet iemand heb
ben, die kan chauffeeren" en de sollicitant, die
toevallig een bekwaam chauffeur is, hetgeen de
directeur klaarblijkelijk niet weet, antwoordt:
„maar, mijnheer, ik kan chauffeeren", dan
heeft het woord den nadruk, dien het hier krijgt.
Het Bloed van Jesus kan de Wereld schoonwas-
schen. Dit is het kenmerk ervan. Het is niet
een toevallige eigenschap, niet iets, waartoe het
in geval van nood ook wel gebruikt zou kunnen
worden, neen het kan de wereld reinigen, het
heeft altijd en onder alle omstandigheden dit
vermogen. Ziehier wat Sint Thomas wil uit
drukken door het woord „quit" te gebruiken en
het zóó te plaatsen in zins- en vers-verband.
Het gaat hier dus over de stellige bevestiging-
door een groot theoloog in een formuleering, die
niet „een beetje vrij" of wat slordig is, maar die
juist door de inspiratie scherp-verhelderend de
onbetwijfelbare waarheid samenvat. Niet „zoo
maar een dichterlijke beeldspraak", die wij met
een korreltje zout moeten verstaan, doch een
openbaring van de dichterlijke wijsheid aan het
wetenschappelijk waarheidzoekende verstand.
Wat beteekent deze uitspraak?
Ze beteekent, dat er in het heelal en bóven
de geschiedenis een onverwrikbare kracht is, die
onvoorwaardelijk in staat is, de wereld te zuive
ren en dat dit de kracht is van den Lijdenden
Jesus, een kracht, waaraan wij aandeel krijgen
door het nuttigen van het kostbare Bloed in de
heilige communie.
„Jesus is tot het einde der tijden in doodstrijd"
zei de sombere Pascal, een der grootste christen
denkers van de geschiedenis, doch die, tot het
Jansenisme geneigd, de communie der geloovi-
geen vi-eesde als een welhaast angstwekkend
mysterie.
Ja, antwoordt de dichter van het Adoro Te,
Jesus is in doodsstrijd, maar één druppel van
Zijn Bloed kan heel de wereld reinigen van iede
re misdaad. Deed wordt op leed, ellende wordt
op ellende, misdaad op misdaad gestapeld, doch
er is de kracht van Jesus' Lijden, waarvan iets
wordt medegedeeld aan ieder, die lijdt, en deze
kracht is sterker daii alle misdaad. Dit is niet
een bepaald aspect van de wereldgeschiedenis,
maar dit is de wereldgeschiedenis. Hieruit be
staat zij. Dit is het oordeel over haar.
Hoe indrukwekkend zij ook weze, zij is mach
teloos, nietswaardig, om één druppel bloed van
den lijdenden Jesus. Dit alleen heeft de waarde
der zaligheid. Dit alleen overmag de wereld, die
door het Lijden haar bestemming vindt.
De directie van den Rijksdienst voor de Werk
verruiming heeft aan de gemeentebesturen van
Haarlem, Velsen, Beverwijk, Schiedam, Vlaar-
dingen, Amsterdam en Maassluis bericht, dat
met het oog op de tijdsomstandigheden in
het bijzonder de beperkte mogelijkheden van
vervoer is bepaald, dat voortaan de in kam
pen gehuisveste arbeiders niet meer eens per
week of per veertien dagen, doch eens per vier
weken op overheidskosten naar huis mogen
gaan. Zij zullen dus eens per vier weken voor
rekening van de overheid op zoodanige wijze
worden vervoerd, dat zij des Vrijdagsavonds
thuis zijn en den daarop volgenden Maandag zoo
vroeg mogelijk op hun werk weer aanwezig kun
nen zijn.
Indien de tewerkgestelden in de weken, waar
op zij niet voor rekening van de overheid naar
huis gaan, dit des Zaterdagsmiddags voor eigen
rekening willen doen, dan bestaat daartegen
voorloopig geen bezwaar, mits betrokkenen er
voor zorg dragen, dat zij den daaropvolgenden
Maandagochtend op het tijdstip, dat het werk
begint, ten volle voor hun werk geschikt weer
aanwezig zijn.
Bij de feesten, die in September 1939 ter eere
van Nicolaas Beets in zijn geboortestad te
Haarlem gegeven zouden worden, was het Re-
sidentietooneel aangezocht zijn medewerking te
verleenen voor de opvoering van een nieuwe
bewerking van de Camera Obscura. Door den
dwang der omstandigheden is deze opvoering
steeds verschoven.
Het Residentie-Tooneel, onder leiding van
Dirk Verbeek, dat, zooals men weet, reeds on
middellijk na de capitulatie hare voorstellingen
in den Kon. Schouwburg te 's Gravenhage deed
doorgaan, heeft besloten om de Camera Obscura
in de bewerking van Bets RanucciBeekman
en Ir. J. P. Valkema Blouw toch te doen plaats
vinden. De première hiervan is vastgesteld op
Woensdag 12 Juni a.s., om half acht in den
Kon. Schouwburg.
namens de ouders inlichtingen omtrent de vol
gende minderjarigen:
Margje van Gelderen, geboren te Rotterdam,
19 April 1940, die als couveuse kindje in het
ziekenhuis Coolsingel te Rotterdam verpleegd
werd op den dag van het bombardement en
omtrent wie de ouders sindsdien niets verno
men hebben.
Wilhelmus Adrianus Joseph Schoon, geboren
te Rotterdam, 24 September 1925, die volgens
geruchten door een Roode Kruiszuster op den
dag van het bombardement te Rotterdam ver
voerd zou zijn in een auto van de slagerij van
van Woerden van den Oostzeedijk af. Hij was
gekleed in een bruin colbertjasje, grijs bruine
pull-over, fluweelen broek, grijs geblokte knie
kousen, bruine, sportschoenen, interlock onder
goed.
Alida Sophia Janse. geboren te Rotterdam,
31 Mei 1924, fabrieksarbeidster, wonende Ru-
broekstraat 79 aldaar, die op 14 Mei j.l. van huis
is gegaan en niet teruggekeerd. Signalement:
Lang 1.60 Meter, flink postuur, blond haar, ge
zonde kleur, bolrond gezicht, blauwe oogen,
gekleed in donkerblauwe jurk met ritssluiting
zonder mantel of heed.
Naar wij vernemen, verleenen de Duitsche
autoriteiten er medewerking toe, dat de zee-
visscherij, welke voor velen in ons land een
broodwinning is, weer eenigszins kan worden
beoefend. Met ingang van Maandag zal van
Scheveningen, Katwijk en Zandvoort uit de
gamalenvisscherij weder zijn toegestaan. De
schepen moeten bij zonsondergang weder bin
nen zijn.
Bij het alom in den tuinbouw te constateeren
en zeer te waardeeren streven, de productie
van de gewassen te vergrooten, is de vraag of
men kunstmest of organischen mest zal ge-*
bruiken, nu geen kwestie meer van prijshou-
ding, doch heeft deze een meer algemeen eco
nomisch karakter gekregen. Wanneer het ver
zamelen, sorteeren en verwerken van afval
stoffen tot een betere voeding der gewassen
en uiteindelijk tot een grootere productie kun
nen leiden, dan mag de grootere hoeveelheid
arbeid, welke dit vraagt, geen belemmering
zijn, hiertoe over te gaan.
Er ligt op dit gebied een ruim arbeidsveld
voor hen, die den land- en tuinbouw voorlich
ten, omdat het niet voldoende is, de afvalstof
fen te bewaren, doch omdat de wijze, waarop
dit geschiedt, bij het gebruik van de aller
grootste beteekenis is, terwijl men later bij het
gebruik in het bedrijf ook met verschillende
factoren rekening heeft te houden.
Hier ligt dus een zeer belangrijke hulpbron,
welke benut kan worden bij het streven naar
grootere productiviteit in den tuinbouw.
In verband met de stijging van het aantal
fietsendiefstallen heeft de Haagsche politie een
brigade in het leven geroepen die speciaal strijd
tegen de fietsendieven zal voeren. De zwijntjes
jagers zullen streng worden gestraft.
iM-.
-VA
(Van onzen specialen verslaggever)
II
God geeft het Zijn beminden als
in den slaap, luidt het Psalmwoord.
Terwijl de visschers, om en om in
de ruime kooi van de V. D. 87, hun
korte, droomlooze rust genieten, ligt
het want in zee en nadert schoor-
buikend de aal om aan het kostelijk
aas te bijten. Met zoo'n beug in
zee, klop je aan rijkemans deur, zeg
gen ze aan den waterkant. Want
wachten daar niet 3200 hoeken op
den begeerden buit en kruipt er
geen aal genoeg om al die hoeken
te laten vangen? Dat is, in vertrou-
We hebben in den oorlogstijd
Wel heel wal bijgeleerd:
Hebt u voordien wel eigenlijk
Uw buren gewaardeerd?
Gevaar en leed zijn als een band,
Die menschen samenbindt,
Een goede buur bleek beter toch
Dan meerige verre vrind.
Had u ze vroeger nauw' gegroet?
Vond u ze stijf of raar?
Toen u saam in den kelder zat
Bleek er toch niets van waar!
Of had u hun soms jarenlang
Niet erg veel goeds gegund?
Het bleek in deze dagen toch
Dat j'er mee praten kunt!
Die ivïlde jongen, och, wat had
U daarvan dikwijls last,
Maar onlangs toch, als ordonnans,
Een flinke bengel was 't!
En zooveel menschen uit uw buurt,
Dat was geen omgang, nee....
Maar als u éérlijk wezen wilt:
Ze vielen u tóch mee! -
Weest wat welwillender gestemd,
't Is tóch een winst misschien
Dat wij nu in elkander ook
Wat meer het goede zien
HERMAN KRAMER
Op initiatief der kamer van koophandel en
fabrieken voor westelijk Noord-Brabant is in
het gebouw der kamer te Breda een vergade
ring gehouden van belanghebbenden bij het
vervoer te land. Deze vergadering is bijgewoond
door een vertegenwoordiger van de rijksver
keersinspectie. De vergadering besloot tot op
richting van een vervoercentrale voor het ge
bied der kamer van koophandel en fabrieken
voor westelijk Noord-Brabant. Het doel der
centrale zal zijn: de bevordering op de meest
economische wijze van vervoergelegenheden,
meer speciaal te land.
Binnenkort kunnen te dezer zake nadere in
lichtingen worden verwacht.
Te Alphen aan den Rijn is sinds Woensdag
spoorloos de I7-jarige D. Mol, los werkman,
die naar men vermoedt naar Duitschland
is gegaan per fiets, om daar werk aan te pakken.
Voorts verkeert men in onzekerheid omtrent
de 19-jarige A. M. Kok, die sedert Woensdag
niet meer in haar ouderlijk huis is teruggebracht
De commissaris van politie, afdeeling kinder
politie, Haagscheveer 23 te Rotterdam, verzoekt
Het Departement van Economische Zaken
heeft voor het begin van de mobilisatie het
probleem van de voedselvoorziening in ons
land onder de oogen gezien. Ten einde te
komen tot een normale distributie van
voedsel heeft men uit de bestaande diensten
van de Landbouwcrisiswet provinciale voed-
selbureaux opgericht. Gebleken is vóór en
tijdens dear oorlog, dat deze instellingen aan
haar doel hebben beantwoord. Althans, bij
den wederopbouw zijn zij een onmisbare
schakel in het raderwerk, dat noodig is om
voorzieningen voor de toekomst te treffen
De rijksvoedselcommissaris in de provincie
Utrecht, de heer A. J. de Goey, vertelde ons bij
een onderhoud, dat wij een dezer dagen met
hem mochten hebben, over het ontstaan en de
werkwijze van deze provinciale bureaux.
De voedselbureaux waren er reeds lang toe
overgegaan 'n distributiedienst voor veevoeder te
organiseeren, waardoor de telers verplicht wer
den hun producten bij den Staat voor den daar
voor geldenden prijs in te leveren. Toen dit
systeem eenmaal met succes had gewerkt, ging
men er toe over alle mogelijke soorten levens
middelen bijeen te garen. Zoodoende ontstonden
er voor ons land groote voorraden, waarvan wij
juist in dezen tijd groot profijt trekken.
Bij het begin van den oorlog verkeerde vooral
de provincie Utrecht in een moeilijke positie.
Immers, in deze streken lagen zoowel de Greb-
belinie als de Hollandsche waterlinie en binnen
deze gevaarlijke zones moesten groote, nieuwe
opslagplaatsen gevonden worden. De keuze viel
op Hilversum en daar werden dan ook millioe-
r.en kilogrammen bloem, meel, rijst en andere
levensmiddelen opgeslagen. Daarenboven wer
den in de dagen van 10 tot 15 Mei de levensmid
delen uit' alle bedreigde gemeenten, voor zoover
mogelijk, in veiligheid gebracht. Niet minder
dan honderd vrachtauto's hebben gedurende de
eerste dagen de dorpen leeggehaald en vooral
uit Woudenberg kon zeer veel gered worden.
Voor de geëvacueerden behoefden de voedsel
bureaux niet te zorgen. Door middel van de ge
meentebesturen kon aan de geëvacueerden net
zooveel gegeven worden als door een of ander
gemeentebestuur wenschelijk werd geacht.
Toen echter de capitulatie een feit was en
de gevluchte bewoners hun haardsteden
weer gingen opzoeken, ontstond er in
plaatsen, waar het voedsel was weggehaald
en waar men te lijden had gehad van plun
dering, een voedselschaarschte. in' Rhenen
bijvoorbeeld kwam het voor dat, toen de
dotpsgenooten weer thuis kwamen of al
thans in de gemeente zelf waren onderge
bracht, er geen stukje eten meer te krijgen
was. 'Een actief schoolhoofd, dat eerder ter
plaatse was dan het gemeentebestuur, bel
de het voedselbureau op en onmiddellijk
zonden wij zooveel levensmiddelen, dat de
eerste nood ruim gelenigd kon worden.
Kort daarop kwam het gemeentebestuur en
daaraan gaven wij toestemming het toe
vallig gespaarde graan, dat ergens in Rhe
nen was verborgen, naar recht en billijkheid
te verdeelen. Aanvnkelijk heeft de regel
matige voedselvoorziening voor de terugge
keerden eenige moeilijkheden opgeleverd,
doch nu loopt alles, zooals het behoort.
De „zaak" in Hilversum wordt geleidelijk ge
liquideerd en op het oogenblik hebben we
naast al de bijzondere op te lossen vraagstuk
ken het distributie-werk weer op de normale
wijze ter hand genomen. Het probleem van de
landbouw-inventarisatie b.v. is zeer omvattend
en het ziet ernaar uit, dat we daarmede neg
niet gereed zijn.
Zooals gezegd, uit onze groote voorraden le
vensmiddelen kunnen wij zeer veel nood leni
gen, maar tenslotte komt daaraan ook een eind
en daarom is de verstandige maatregel van de
distributie-kaart genomen. Gezamenlijk kunnen
we daardoor den eersten stoot opvangen.
Voor het vervoer zal men terug moeten naar
het tijdperk van 2030 jaar geleden, toen de
schippers zich oppermachtig voelden. Er zullen
weer beurtschippers moeten komen. Dat kan
gemakkelijk, want er zijn schepen genoeg.
Gelukkig is Nederland, in tegenstelling tot
België, een zeer waterrijk land en deze bijzon
dere omstandigheid moet men zooveel mogelijk
uitbuiten. Zoolang het treinverkeer niet geheel
is hersteld, is men aangewezen op het water.
Laten we daarvan een dankbaar gebruik maken
Bijna elke gemeente is wel aan water gele
gen. De goederen moeten per schip naar de
laadplaats worden vervoerd en dan met paard
en wagen verderop. Een en ander zal ongetwij
feld veel meer tijd vorderen dan anders, maai
daaraan is niets te doen. Bezien we ook van
deze medaille de keerzijde, dan dient te wor
den opgemerkt, dat er een factor is aan te wij
zen, waardoor daadwerkelijk de werkloosheid
bestreden kan worden.
Makkelijk door gezwikt op hun hurken
zitten de visschers van de V.D. 87
rondom de „gaotepetiel" met het zood
je, dat met het oog op het mooie weer
op de voorplecht werd geserveerd
wen op Gods zegen, telkens weer
het avontuur van de vaart, de lust
in het bedrijf van den hopenden
visscherman, die intusschen al puur
tevreden blijkt met 't halve resultaat
of ook met minder nog.
Het inpalmen van de beug is mooi werk!
Daar kun je onafgebroken naar kijken, al
duurt het ook uren en uren: de dunne lijn
door grijpende visschershand scheep gehaald
op den langzaam voortzeilenden botter met
telkens de spanning van wat daar uit de groen
gele golven méé omhoog schiet. Dat is juichen
telkens als er zoo'n polsdikke aal spartelend
boyen water komt en op zijn gewicht wordt
geschat, dat is ook de teleurstelling van hoek
na hoek, soms vele malen achtereen, waarvan
het aas zelfs niet werd beroerd.
Bij den eersten morgenschemer de haven uit,
de zee aanvankelijk nevelig en grijs onder een
laag hangende lucht, was het toch weer won
derlijk, hoe onze schipper feilloos aanstuurt op
het nietig kleine staakje met twee zwarte vlag
getjes, den avond tevoren als laatste joonstok
te water geworpen, eenig herkenningsteeken in
die wijde, ochtendgrauwe verlatenheid, dat hij
nochtans prompt weet terug te vinden. En nu
begint het halen van de beug, een werk ge
schat op een uur of zes, maar in werkelijk
heid tot diep in den middag voortduurt. Dat is
in hoofdzaak de schuld van de „dwarskuulders",
die met hun zware sleepnetten op verschillen
de punten onze lijn zijn gepasseerd en hem
op even zoovele plaatsen hebben stukgetrok
ken, een ervaring, die onzen schipper lang niet
vriendelijke dingen aan het adres dezer lieden
ontlokt.
Wat nu de leek voor onmogelijk zou hou
den, wordt toch door de visschers volbracht,
zij wéten telkens weer het verloren stuk want
uit zee op te visschen, oogenschijnlijk het luk
raak zoeken naar een speld in een hooiberg,
maar bij beter begrip toch systematisch: al
door rond varend in groote bochten,, terwijl met
een kleine dreg de zeebodem wordt afgespeurd.
Zoo gelukt het vrijwel de heele beug, zij het
dan af en toe in stukken, binnen boord te
krijgen. En de buit, die wel beneden de ver
wachting blijft de aal is te lui en niet
hongerig genoeg, luidt de verklaring van onzen
schipper bedraagt toCh nog 202 pond le
vende aal en 10 pond doode, z.g. stroppers, die
zich in zee zoo in de lijn verstrikt hebben,
dat zij stikken moesten.
Schuimend en glissend, fel-blinkend de
vette, blanke buiken, gulpt op den Volen
dammer afslag onze buit hit de gele man
den in den weegbak; wij mak^i behoorlijke
prijzen, voor levende aal gemiddeld 35 cent
per pond, voor de stroppers zefs nog 27 cent.
En wat het mooiste is, wij hebben ook
voor onszef nog een braadje achter de
hand, een kleine voorraad ondermaatsche
aaX „lange dunne" zeggen ze op Volen-
dam die toch niet mag worden aange
voerd en waarvan wij volgens de regelen
der kunst een onvervalscht Volendammer
Zoodje zullen bereiden. Want de grootste
lekkernij, die je op een Volendammer bot
ter kunt opgediend krijgen, is het ZJoodje
spreek uit: Zóédje de visschermansdeli-
catesse bij uitstek, waar je ook als buiten
staander eenvoudig verliefd op wordt.
Ti'Ouwens, een der geneugten van het bot-
terleven is de eetlust, dien je krijgt, zoo'n zil-
ten, gretigen honger, waar je aan den wal geen
begrip van hebt. Een gezond jeukerig gevoel
in je maag, waarbij het sober, maar degelijk
menu, dat je te wachten staat, al uren te
voren culinaire visioenen wekt en een* flinke
hap zeelucht het beste aperitief is, dat men
zich dénken kan. Wanneer je dan een zoodje
krijgt' voorgezet, is het geen wonder, dat je
geestdriftig wordt en opgetogen dien Volen
dammer kost bij uitnemendheid prijst.
Het recept? Men neme 's winters het voor
ender van een botter in de schemerige gezel
ligheid der brandende olielamp, den gloed uit
de kieren van het kleine, knutterende kachel
tje, de cocktail van goede, pittige scheeps-
luchtjes. Of 's zomers de ruime vborplecht
van het schip met wijd rondom den cirkel der
avond-blakke zee of de bedrijvigheid van een
visschershaven. Het vloertje, in het midden
voor de stookplaats of als men buiten eet de
plecht, wordt netjes aangeredderd-, want dat
is zooveel als de tafel. En het servies baart al
even weinig zorg. Voor een zoodje bestaat het
uit twee deelen met als voornaamste een groot
plat vergiet, oorspronkelijk van aardewerk, te
genwoordig meesttijds geëmailleerd: de „gaote
petiel". Verder is een kommetje noodig, waarin
de saus of doop wordt gemengd.
Het Volendammer Zoodje bestaat uit
aardappelen en visch, die gelijkelijk wor
den gekookt. Vóór de afsluiting der Zui
derzee was het vischbestanddeel uiteraard
méér gevarieerd; botjes en scholletjes zijn
thans nagenoeg verdwenen. Wat bleef was
de aal, die echter alleen des zomers wordt
gevangen, zoodat het zoodje aan boord geen
echte winterkost meer is. De jonge,, onder
maatsche aai blijkt voor het gebruik het
smakelijkst. De visch wordt in stukken van
ongeveer een decimeter lengte gesneden en
onder in dezelfde pan als de aardappelen
meegekookt. Wanneer alles gaar is en de
aardappelen zijn afgegoten, worden deze op
de „gaotepetiel" uitgestort en gelijkelijk
verdeeld. Daaroverheen wordt in een wijden
cirkel de aal geschud vroeger de botjes
en scholletjes rondom gegarneerd en ein
delijk komt in het midden het kommetje
doop, dat midden in den aardappelberg
wordt vastgedrukt. De doop bestaat uit
„butter en eek", beste boerenboter, die in
Broeders: ik ben overtuigd,
dai hei lijden van dezen iijd
nieis beieekeni in vergelijking
mei de heerlijkheid, die eens
in ons openbaar zal worden.
EPISTEL
een pannetje tot smelten wordt gebracht,
terwijl men er in de juiste verhouding azijn
aan toevoegt alsmede een flinke scheut
peper.
Is het zoodje klaar, val dan maar aan! Tast
maar toe, menschen, zooals je daar op de
plecht of het vloertje van het vooronder in een
kring om den eenen grooten schotel zit, de vis
schers gehurkt, makkelijk d-oorgezwikt op hun
hielen, een houding, die gasten aan boord
heusch niet in twee, drie dagen aanleeren, zoo
dat ze zich voorloopig in min comfortabele
bochten moeten wringen, om hun portie mach
tig te worden. Het toetasten bij het eten van
een zoodje gebeurde vroeger ha den meest let
terlijken zin: met de vingers. Tegenwoordig
nemen ook de visschers al een vork ter hand
en'voor hun nog wat onwennige gasten staan
zelfs borden klaar, waarop zij hun deel krij
gen opgeschept.
Maar dat is alles niet echt: het
zoodje moet men met zijn allen eten
uit den eenen, dampenden schotel,
dapper toegrijpend met de vingers
of desnoods dan de vork hantee-
rend. Een aardappel pakt men beet
en sopt hem in het kommetje doop,
een mootje aal zuigt men voorzich
tig tot op het beentje af, de graten
voor zich op den vloer deponeerend,
waar het later wel wordt wegge
veegd. De verrukkelijk zuivere
vischsmaak, de geur van den aal,
die ook aan de meegekookte aard
appelen aroom geeft en eindelijk de
pittige doop, adelen dit sober maal,
dat ook den meest geroutineerden
fijnproever, die eerst wat onwennig
aan den schotel nipt, spoedig stil
maakt.
En waar is de after dinner-stemming beter
dan na zoo'n langen werkdag op den botter,
kneuterig knus en tevreden bijeen, het schip
soms even wiegelend met zoete klopjes van
een slaperig lekkend golfje. Dat is de juiste
gesteldheid voor napraten, terwijl men zich
eens prettig achterover laat zakken, den brand
steekt in pijp of sigaar en vriendelijk met de
oogen knippert. Buiten op de plecht onder den
hoogen avondhemel, de schemer, die over het
water komt, binnen in het vooronder, waar
de koffie pruttelt op het kacheltje, tabaksrook
wolkt onder den zolder en je omhoog, door het
open bovendeurtje, een glimp vangt van de
onwezenlijk vérre wereld daarbuiten, die zich
bepaalt tot masttoppen en vlaggen van sche
pen in de haven Of soms een brok oneindig
heid van den fonkelenden sterrenhemel.
Te Delier hebben de kweekers P. Solleveld
Azn. en W. Vellekoop, de eerste^ kruisbessen van
dit seizoen aangevoerd, waarvoor besteed werd
resp. f 0.07 en f 0.04 per kg.
Den eersten netmeloen bracht de kweeker
M. Koene. Deze vrucht bracht f 0.29 op.
In de parochiekerk van O. L. Vrouw
Hemelvaart te Oudenrijn is Zaterdagmor
gen de H. Requiemmis opgedragen voor de
zielerust van wijlen den zeereerw. heer H. W.
Wezenberg, in den ouderdom van 71 jaren
als emeritus-pastoor te Utrecht overleden,
tot 1937 pastoor van deze parochie.
Om half tier. waren vele geloovigen aan
wezig bij de Lauden, waarbij agens was de
weleerw. pater Edmund, van de Orde der Pas-
sionistèn, te Haastrecht.
Bij het binnenkomen in het kerkgebouw de
fileerden de geloovigen langs de met glas be
dekte lijkkist, waarin het stoffelijk overschot
van den overleden oud-parochieherder rustte.
Om tien uur begon de H. Mis, opgedragen
door den weleerw. pater Edmund, met assisten
tie van den zeereerw. heer pastoor Reuling, te
Utrecht en den rector van het kooster der
Passionisten te Haastrecht.
Op verzoek werd geen lijkrede gehouden.
Nadat het Evangelie gezongen was, werden
voor de zielerust vijfmaal het Onze Vader en
Wees Gegroet gebeden.
Behalve een aantal heeren geestelijken en
vele parochianen waren in de kerk ook aan
wezig de leden van het kerk- en parochiaal
armbestuur.
Tijdens het in stoet overbrengen van het
stoffelijk overschot naar het kerkhof werden
gezongen de antiphoon „In paradisum" en de
psalm „Miserere".
Bij de groeve zongen de zangers den lofzang
„Benedictus", terwijl pater Edmund de beaar-
dingsplechtigheden leidde.
Evenals bij de H. Mis waren ook hier vele
belangstellenden aanwezig, van wie wy nog
speciaal noemen den zeereerw. heer v. d. Borgh
en den weleerw. heer Vredendaal, beiden van
de parochie van O. L. Vrouw Hemelvaart, en
den zeereerw. heer Vernooy. leeraar aan het
Seminarie te Apeldoorn, geestelijk zoon van de
parochie.
Z. H. Exc. Mgr. A. P. Diepen heeft in zijn
huiskapel het H. Subdiakonaat toegediend aan
de Eerw. Fraters Ludovicus Soontiëns en Ar-
noldus Habraken, van de Paters van den H.
Geest te Gemert.
Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen zal de gcheele
week geen audiëntie verleenen-