UNA STILLA ARBEIDERS IN WERKKAMPEN Gamalenvisscherij weer mogelijk Wij eten „Volendammer Zoodje" tt. Voedselvoorziening tijdens evacuatie NA LANGEN WERKDAG OP DE V. D. 87 V isschermansdelicatesse bij uitstek Van Scheveningen, Katwijk en Zandvoort uit De heer A.]. de Goey Vertelt van zijn ervaringen Kerkelijk Leven ZONDAG 9 JUNI 1940 Slechts eenmaal per vier weken op overheidskosten naar huis DE „CAMERA OBSCURA" TEN TOONEELE Opvoering door het Residentie- tooneel Kunstmest of organische mest? Een vraagstuk van algemeen economische beteekenis Nu de fiets in trek is Speciale politiebrigade te Den Haag tegen diefstallen HET GOEDE ZIEN VERVOERCENTRALE VOOR WESTELIJK BRABANT VERDWENEN KINDEREN Kruisbessen en netmeloenen Uitvaart en begrafenis em.-pastoor Wezenberg Veel belangstelling van de zijde der oud-parochianen H.H. Wijdingen Geen audiëntie 3 In het Adoro Te van Sint Thomas wordt over het kostbare Bloed van onzen Verlosser gezegd: „cujus una stilla salvam facere totum haundum quit ab omhi scelere". Dit beteekent: één enkele druppel van Jesus' bloed is voldoende om heel de wereld schoon te wasschen van alle misdaad. Het zijn woorden van een dichter, hiaar van een dichter, die een groot Godge leerde en een vurig heilige was. Cyriel Verschaeve noemt deze uitspraak: •>een beeld, den grootsten dichter waardig in Zijn meest begenadigd uur." Ofschoon hij in Zijn beschouwingen over „Schoonheid en Christendom" de poëzie van den heiligen Tho mas van Aquine over het algemeen niet uit bundig bewondert, hebben toch deze twee re gels hem diep getroffen en hij geeft zich ge- Wonnen aan het dichterlijke genie, dat zoo iets prachtigs schreef: „een beeld, dat de geest hooit zou gevonden hebben" zegt hij. Het is dus als beeldspraak, niet als theologi sche formuleering, dat deze beide regels hem ontroeren. Ja, het schijnt wel, dat hij er niets anders in Ziet dan een beeldspraak, een voortbrengsel dus van de fantasie, want hij meent uitdrukke lijk, dat de geest het scherpzinnige ver stand van den grootsten Godgeleerde deze beeldspraak niet zou hebben gevonden. Hier, in de strofe over de vergelijking tusschen Je zus Christus, die ons laaft met Zijn bloed in bet Allerheiligste Sacrament, en den „zoeten Pelicaan", die zich de borst openrijt om zijn jongen te laten drinken van zijn eigen le venswarme hartebloed, is alles beeldspraak Voor Verschaeve. Doet de beoordeelaar aldus den dichter niet Ie kort, in de gedachte, dat hij hem hooge eer bewijst? Door bij Sint Thomas te spreken °ver „een beeld, dat de geest nooit zou ge- Vonden hebben", geeft Verschaeve te kennen, dat de krachtige denker hier door de macht Van de dichterlijke verbeelding als het ware mee gesleept, ontstijgt aan nut en werking van het Vedeneerende verstand om in een lyrische ver rukking beeldspraken te zeggen, die dan ook éls beeld of als vergelijking moeten verstaan Worden, maar niet als nuchtere verstandelijke Waarheid. Zeker werd de dichter van het Adoro Te Vervoerd door den aandrang eener sterke, mystieke liefde. De taal van den Godgeleerde, altijd zoo klaar, zoo strak, zoo precies, slaat onder dezen aandrang aan het zingen; de Woorden openbaren aan elkaar hun muzikale Welluidendheid zooals jonge verliefde menschen >>an elkander de zonzijde van hun karakter toonenze vinden elkaar in een jubelende harmonie, die ruischt en golft als prachtig Zomerweer over een landschap en hetgeen de stof kon zijn van een theologische verhande ling, wordt het onderwerp van een gezang, be wogen door gemoedsaandoeningen, in al zijn maten gevuld van de onweerstaanbare zang drift der liefde. Tevens is dit gezang een eer biedig gebed. Maar de zangdrift verblindt den dichter liet. Integendeel: ze doet hem scherper zien. Het is met dichters niet zoo gesteld, dat hun Verstand verbijsterd wordt door het inwendig. Woeden van het kunstenaarschap. Neen, de Êeest wordt erdoor verhelderd en tot het or denen van ervaringen, gevoelens, gedachten, zinnen, woorden en klanken bereid gemaakt, öe geest vindt niet, misleid door de dronken schap eener overstelpende bezieling, aller hande waanbeelden, zooals de geest van een koortslijder zou doen, als de ziekte verhevigt tot ijlkoorts en de verbeelding naar de grens Van het bewustzijn jaagt, waar zij zich hulpe- l°Qs afjakkert op het temt» van het versnelde Zieke bloed. Door de dichterlijke inspiratie ziet de geest integendeel de waarheden, waarmee hij bezig- was, verlicht in een schel samenvattend ticht, dat alles verheldert en den samenhang der dingen plotseling duidelijk maakt. De geest Ziet op hetzelfde oogenblik het ding en zijn doel. kit is, zegt Aristoteles, het verschil tusschen de Wetenschap en de dichtkunst, dat de weten- Schap de dingen waarneemt, zooals ze zijn, doch dat de dichtkunst ze ziet in de harmonie van hun onderlinge orde, dat wil zeggen: zooals ze boeten zijn. De geschiedenis verhaalt wat ge beurd is, maar de dichter openbaart, hoe dit Sebeurd kan zijn. Hij voegt de waarheid vara het kiVen toe aan de werkelijkheid van het leven. Zoo moeten wij Cyriel Verschaeve wel ver- Staan, wanneer hij spreekt over de aangehaalde Woorden van Sint Thomas als over een beeld spraak, die de geest nooit zou hebben gevon den. Hy wil niet zeggen, dat deze uitspraak strijdt met hetgeen de geest achterhalen kan °mtrent het mysterie van onze Verlossing, maar hij bedoelt, dat er in deze woorden méér theo logische waarheid ligt samengevat dan de geest m een rustig betoog zou kunnen ontvouwen. Eén druppel bloed van Jesus zou genoeg zijn om de Wereld schoon te wasschen van alle misdaaddit Is niet een vrome overdrijving, die men als dich terlijke vrijheid mag verontschuldigen, maar dit is Integendeel de zuivere, harmonische waarde bepaling der betèekenis van het kostbare Bloed- bi heelal en geschiedenis. Zóó kostbaar is werkelijk dit Bloed van den Verlosser, dat geen smet er tegen stand houdt, g®en misdaad het te machtig is, niets op de heele wereld gevonden kan worden, of het verliest z>jn uitwerking zoodra één enkele druppel van lit Bloed het wei'kelijk aanraakt. Al wat be staat wordt door één druppel van Jezus' Bloed bieegestuwd in den geheimzinnigen bloedslag öer zaligmaking en het laat niets achter, dat het zou kunnen betreuren, want achter dit rei- higende bloed ligt enkel de duisternis en de Schaduw van den dood. Sint Thomas zegt niet, dat één enkele drup- hel van dit Bloed dé heele wereld zou k u n - Pen schoon wasschen, onder voorwaarde dus dat aaa bepaalde eischen werd voldaan; neen, dit Hloed heeft die kracht geheel en onvoorwaar delijk in zich. Het kan de heele wereld zuive- ïeh. Het is in staat de heele wereld te zui veren. Het heeft de macht om de heele Wereld te zuiveren. Quit is het werkwoord en de werkwoordtijd, die Sint Thomas gebruikt, liet Latijn kent dit werkwoord voornamelijk in sSmenstellingen, b.v. in de ontkenning „nequit" 'het kan niet)Het is als of de dichter dit hieestal samengesteld gebruikte werkwoord op- ^ttelijk herleidde tot den eenvoud van de krach tigst mogelijke bevestiging, zoodat het nadruk krijgt in het zinsverband, zooals het ook nadruk heeft in het vers. Veronderstel, dat de directeur eener onderne ming een sollicitant afwijst met de woorden: „u is de goede candidaat niet, ik moet iemand heb ben, die kan chauffeeren" en de sollicitant, die toevallig een bekwaam chauffeur is, hetgeen de directeur klaarblijkelijk niet weet, antwoordt: „maar, mijnheer, ik kan chauffeeren", dan heeft het woord den nadruk, dien het hier krijgt. Het Bloed van Jesus kan de Wereld schoonwas- schen. Dit is het kenmerk ervan. Het is niet een toevallige eigenschap, niet iets, waartoe het in geval van nood ook wel gebruikt zou kunnen worden, neen het kan de wereld reinigen, het heeft altijd en onder alle omstandigheden dit vermogen. Ziehier wat Sint Thomas wil uit drukken door het woord „quit" te gebruiken en het zóó te plaatsen in zins- en vers-verband. Het gaat hier dus over de stellige bevestiging- door een groot theoloog in een formuleering, die niet „een beetje vrij" of wat slordig is, maar die juist door de inspiratie scherp-verhelderend de onbetwijfelbare waarheid samenvat. Niet „zoo maar een dichterlijke beeldspraak", die wij met een korreltje zout moeten verstaan, doch een openbaring van de dichterlijke wijsheid aan het wetenschappelijk waarheidzoekende verstand. Wat beteekent deze uitspraak? Ze beteekent, dat er in het heelal en bóven de geschiedenis een onverwrikbare kracht is, die onvoorwaardelijk in staat is, de wereld te zuive ren en dat dit de kracht is van den Lijdenden Jesus, een kracht, waaraan wij aandeel krijgen door het nuttigen van het kostbare Bloed in de heilige communie. „Jesus is tot het einde der tijden in doodstrijd" zei de sombere Pascal, een der grootste christen denkers van de geschiedenis, doch die, tot het Jansenisme geneigd, de communie der geloovi- geen vi-eesde als een welhaast angstwekkend mysterie. Ja, antwoordt de dichter van het Adoro Te, Jesus is in doodsstrijd, maar één druppel van Zijn Bloed kan heel de wereld reinigen van iede re misdaad. Deed wordt op leed, ellende wordt op ellende, misdaad op misdaad gestapeld, doch er is de kracht van Jesus' Lijden, waarvan iets wordt medegedeeld aan ieder, die lijdt, en deze kracht is sterker daii alle misdaad. Dit is niet een bepaald aspect van de wereldgeschiedenis, maar dit is de wereldgeschiedenis. Hieruit be staat zij. Dit is het oordeel over haar. Hoe indrukwekkend zij ook weze, zij is mach teloos, nietswaardig, om één druppel bloed van den lijdenden Jesus. Dit alleen heeft de waarde der zaligheid. Dit alleen overmag de wereld, die door het Lijden haar bestemming vindt. De directie van den Rijksdienst voor de Werk verruiming heeft aan de gemeentebesturen van Haarlem, Velsen, Beverwijk, Schiedam, Vlaar- dingen, Amsterdam en Maassluis bericht, dat met het oog op de tijdsomstandigheden in het bijzonder de beperkte mogelijkheden van vervoer is bepaald, dat voortaan de in kam pen gehuisveste arbeiders niet meer eens per week of per veertien dagen, doch eens per vier weken op overheidskosten naar huis mogen gaan. Zij zullen dus eens per vier weken voor rekening van de overheid op zoodanige wijze worden vervoerd, dat zij des Vrijdagsavonds thuis zijn en den daarop volgenden Maandag zoo vroeg mogelijk op hun werk weer aanwezig kun nen zijn. Indien de tewerkgestelden in de weken, waar op zij niet voor rekening van de overheid naar huis gaan, dit des Zaterdagsmiddags voor eigen rekening willen doen, dan bestaat daartegen voorloopig geen bezwaar, mits betrokkenen er voor zorg dragen, dat zij den daaropvolgenden Maandagochtend op het tijdstip, dat het werk begint, ten volle voor hun werk geschikt weer aanwezig zijn. Bij de feesten, die in September 1939 ter eere van Nicolaas Beets in zijn geboortestad te Haarlem gegeven zouden worden, was het Re- sidentietooneel aangezocht zijn medewerking te verleenen voor de opvoering van een nieuwe bewerking van de Camera Obscura. Door den dwang der omstandigheden is deze opvoering steeds verschoven. Het Residentie-Tooneel, onder leiding van Dirk Verbeek, dat, zooals men weet, reeds on middellijk na de capitulatie hare voorstellingen in den Kon. Schouwburg te 's Gravenhage deed doorgaan, heeft besloten om de Camera Obscura in de bewerking van Bets RanucciBeekman en Ir. J. P. Valkema Blouw toch te doen plaats vinden. De première hiervan is vastgesteld op Woensdag 12 Juni a.s., om half acht in den Kon. Schouwburg. namens de ouders inlichtingen omtrent de vol gende minderjarigen: Margje van Gelderen, geboren te Rotterdam, 19 April 1940, die als couveuse kindje in het ziekenhuis Coolsingel te Rotterdam verpleegd werd op den dag van het bombardement en omtrent wie de ouders sindsdien niets verno men hebben. Wilhelmus Adrianus Joseph Schoon, geboren te Rotterdam, 24 September 1925, die volgens geruchten door een Roode Kruiszuster op den dag van het bombardement te Rotterdam ver voerd zou zijn in een auto van de slagerij van van Woerden van den Oostzeedijk af. Hij was gekleed in een bruin colbertjasje, grijs bruine pull-over, fluweelen broek, grijs geblokte knie kousen, bruine, sportschoenen, interlock onder goed. Alida Sophia Janse. geboren te Rotterdam, 31 Mei 1924, fabrieksarbeidster, wonende Ru- broekstraat 79 aldaar, die op 14 Mei j.l. van huis is gegaan en niet teruggekeerd. Signalement: Lang 1.60 Meter, flink postuur, blond haar, ge zonde kleur, bolrond gezicht, blauwe oogen, gekleed in donkerblauwe jurk met ritssluiting zonder mantel of heed. Naar wij vernemen, verleenen de Duitsche autoriteiten er medewerking toe, dat de zee- visscherij, welke voor velen in ons land een broodwinning is, weer eenigszins kan worden beoefend. Met ingang van Maandag zal van Scheveningen, Katwijk en Zandvoort uit de gamalenvisscherij weder zijn toegestaan. De schepen moeten bij zonsondergang weder bin nen zijn. Bij het alom in den tuinbouw te constateeren en zeer te waardeeren streven, de productie van de gewassen te vergrooten, is de vraag of men kunstmest of organischen mest zal ge-* bruiken, nu geen kwestie meer van prijshou- ding, doch heeft deze een meer algemeen eco nomisch karakter gekregen. Wanneer het ver zamelen, sorteeren en verwerken van afval stoffen tot een betere voeding der gewassen en uiteindelijk tot een grootere productie kun nen leiden, dan mag de grootere hoeveelheid arbeid, welke dit vraagt, geen belemmering zijn, hiertoe over te gaan. Er ligt op dit gebied een ruim arbeidsveld voor hen, die den land- en tuinbouw voorlich ten, omdat het niet voldoende is, de afvalstof fen te bewaren, doch omdat de wijze, waarop dit geschiedt, bij het gebruik van de aller grootste beteekenis is, terwijl men later bij het gebruik in het bedrijf ook met verschillende factoren rekening heeft te houden. Hier ligt dus een zeer belangrijke hulpbron, welke benut kan worden bij het streven naar grootere productiviteit in den tuinbouw. In verband met de stijging van het aantal fietsendiefstallen heeft de Haagsche politie een brigade in het leven geroepen die speciaal strijd tegen de fietsendieven zal voeren. De zwijntjes jagers zullen streng worden gestraft. iM-. -VA (Van onzen specialen verslaggever) II God geeft het Zijn beminden als in den slaap, luidt het Psalmwoord. Terwijl de visschers, om en om in de ruime kooi van de V. D. 87, hun korte, droomlooze rust genieten, ligt het want in zee en nadert schoor- buikend de aal om aan het kostelijk aas te bijten. Met zoo'n beug in zee, klop je aan rijkemans deur, zeg gen ze aan den waterkant. Want wachten daar niet 3200 hoeken op den begeerden buit en kruipt er geen aal genoeg om al die hoeken te laten vangen? Dat is, in vertrou- We hebben in den oorlogstijd Wel heel wal bijgeleerd: Hebt u voordien wel eigenlijk Uw buren gewaardeerd? Gevaar en leed zijn als een band, Die menschen samenbindt, Een goede buur bleek beter toch Dan meerige verre vrind. Had u ze vroeger nauw' gegroet? Vond u ze stijf of raar? Toen u saam in den kelder zat Bleek er toch niets van waar! Of had u hun soms jarenlang Niet erg veel goeds gegund? Het bleek in deze dagen toch Dat j'er mee praten kunt! Die ivïlde jongen, och, wat had U daarvan dikwijls last, Maar onlangs toch, als ordonnans, Een flinke bengel was 't! En zooveel menschen uit uw buurt, Dat was geen omgang, nee.... Maar als u éérlijk wezen wilt: Ze vielen u tóch mee! - Weest wat welwillender gestemd, 't Is tóch een winst misschien Dat wij nu in elkander ook Wat meer het goede zien HERMAN KRAMER Op initiatief der kamer van koophandel en fabrieken voor westelijk Noord-Brabant is in het gebouw der kamer te Breda een vergade ring gehouden van belanghebbenden bij het vervoer te land. Deze vergadering is bijgewoond door een vertegenwoordiger van de rijksver keersinspectie. De vergadering besloot tot op richting van een vervoercentrale voor het ge bied der kamer van koophandel en fabrieken voor westelijk Noord-Brabant. Het doel der centrale zal zijn: de bevordering op de meest economische wijze van vervoergelegenheden, meer speciaal te land. Binnenkort kunnen te dezer zake nadere in lichtingen worden verwacht. Te Alphen aan den Rijn is sinds Woensdag spoorloos de I7-jarige D. Mol, los werkman, die naar men vermoedt naar Duitschland is gegaan per fiets, om daar werk aan te pakken. Voorts verkeert men in onzekerheid omtrent de 19-jarige A. M. Kok, die sedert Woensdag niet meer in haar ouderlijk huis is teruggebracht De commissaris van politie, afdeeling kinder politie, Haagscheveer 23 te Rotterdam, verzoekt Het Departement van Economische Zaken heeft voor het begin van de mobilisatie het probleem van de voedselvoorziening in ons land onder de oogen gezien. Ten einde te komen tot een normale distributie van voedsel heeft men uit de bestaande diensten van de Landbouwcrisiswet provinciale voed- selbureaux opgericht. Gebleken is vóór en tijdens dear oorlog, dat deze instellingen aan haar doel hebben beantwoord. Althans, bij den wederopbouw zijn zij een onmisbare schakel in het raderwerk, dat noodig is om voorzieningen voor de toekomst te treffen De rijksvoedselcommissaris in de provincie Utrecht, de heer A. J. de Goey, vertelde ons bij een onderhoud, dat wij een dezer dagen met hem mochten hebben, over het ontstaan en de werkwijze van deze provinciale bureaux. De voedselbureaux waren er reeds lang toe overgegaan 'n distributiedienst voor veevoeder te organiseeren, waardoor de telers verplicht wer den hun producten bij den Staat voor den daar voor geldenden prijs in te leveren. Toen dit systeem eenmaal met succes had gewerkt, ging men er toe over alle mogelijke soorten levens middelen bijeen te garen. Zoodoende ontstonden er voor ons land groote voorraden, waarvan wij juist in dezen tijd groot profijt trekken. Bij het begin van den oorlog verkeerde vooral de provincie Utrecht in een moeilijke positie. Immers, in deze streken lagen zoowel de Greb- belinie als de Hollandsche waterlinie en binnen deze gevaarlijke zones moesten groote, nieuwe opslagplaatsen gevonden worden. De keuze viel op Hilversum en daar werden dan ook millioe- r.en kilogrammen bloem, meel, rijst en andere levensmiddelen opgeslagen. Daarenboven wer den in de dagen van 10 tot 15 Mei de levensmid delen uit' alle bedreigde gemeenten, voor zoover mogelijk, in veiligheid gebracht. Niet minder dan honderd vrachtauto's hebben gedurende de eerste dagen de dorpen leeggehaald en vooral uit Woudenberg kon zeer veel gered worden. Voor de geëvacueerden behoefden de voedsel bureaux niet te zorgen. Door middel van de ge meentebesturen kon aan de geëvacueerden net zooveel gegeven worden als door een of ander gemeentebestuur wenschelijk werd geacht. Toen echter de capitulatie een feit was en de gevluchte bewoners hun haardsteden weer gingen opzoeken, ontstond er in plaatsen, waar het voedsel was weggehaald en waar men te lijden had gehad van plun dering, een voedselschaarschte. in' Rhenen bijvoorbeeld kwam het voor dat, toen de dotpsgenooten weer thuis kwamen of al thans in de gemeente zelf waren onderge bracht, er geen stukje eten meer te krijgen was. 'Een actief schoolhoofd, dat eerder ter plaatse was dan het gemeentebestuur, bel de het voedselbureau op en onmiddellijk zonden wij zooveel levensmiddelen, dat de eerste nood ruim gelenigd kon worden. Kort daarop kwam het gemeentebestuur en daaraan gaven wij toestemming het toe vallig gespaarde graan, dat ergens in Rhe nen was verborgen, naar recht en billijkheid te verdeelen. Aanvnkelijk heeft de regel matige voedselvoorziening voor de terugge keerden eenige moeilijkheden opgeleverd, doch nu loopt alles, zooals het behoort. De „zaak" in Hilversum wordt geleidelijk ge liquideerd en op het oogenblik hebben we naast al de bijzondere op te lossen vraagstuk ken het distributie-werk weer op de normale wijze ter hand genomen. Het probleem van de landbouw-inventarisatie b.v. is zeer omvattend en het ziet ernaar uit, dat we daarmede neg niet gereed zijn. Zooals gezegd, uit onze groote voorraden le vensmiddelen kunnen wij zeer veel nood leni gen, maar tenslotte komt daaraan ook een eind en daarom is de verstandige maatregel van de distributie-kaart genomen. Gezamenlijk kunnen we daardoor den eersten stoot opvangen. Voor het vervoer zal men terug moeten naar het tijdperk van 2030 jaar geleden, toen de schippers zich oppermachtig voelden. Er zullen weer beurtschippers moeten komen. Dat kan gemakkelijk, want er zijn schepen genoeg. Gelukkig is Nederland, in tegenstelling tot België, een zeer waterrijk land en deze bijzon dere omstandigheid moet men zooveel mogelijk uitbuiten. Zoolang het treinverkeer niet geheel is hersteld, is men aangewezen op het water. Laten we daarvan een dankbaar gebruik maken Bijna elke gemeente is wel aan water gele gen. De goederen moeten per schip naar de laadplaats worden vervoerd en dan met paard en wagen verderop. Een en ander zal ongetwij feld veel meer tijd vorderen dan anders, maai daaraan is niets te doen. Bezien we ook van deze medaille de keerzijde, dan dient te wor den opgemerkt, dat er een factor is aan te wij zen, waardoor daadwerkelijk de werkloosheid bestreden kan worden. Makkelijk door gezwikt op hun hurken zitten de visschers van de V.D. 87 rondom de „gaotepetiel" met het zood je, dat met het oog op het mooie weer op de voorplecht werd geserveerd wen op Gods zegen, telkens weer het avontuur van de vaart, de lust in het bedrijf van den hopenden visscherman, die intusschen al puur tevreden blijkt met 't halve resultaat of ook met minder nog. Het inpalmen van de beug is mooi werk! Daar kun je onafgebroken naar kijken, al duurt het ook uren en uren: de dunne lijn door grijpende visschershand scheep gehaald op den langzaam voortzeilenden botter met telkens de spanning van wat daar uit de groen gele golven méé omhoog schiet. Dat is juichen telkens als er zoo'n polsdikke aal spartelend boyen water komt en op zijn gewicht wordt geschat, dat is ook de teleurstelling van hoek na hoek, soms vele malen achtereen, waarvan het aas zelfs niet werd beroerd. Bij den eersten morgenschemer de haven uit, de zee aanvankelijk nevelig en grijs onder een laag hangende lucht, was het toch weer won derlijk, hoe onze schipper feilloos aanstuurt op het nietig kleine staakje met twee zwarte vlag getjes, den avond tevoren als laatste joonstok te water geworpen, eenig herkenningsteeken in die wijde, ochtendgrauwe verlatenheid, dat hij nochtans prompt weet terug te vinden. En nu begint het halen van de beug, een werk ge schat op een uur of zes, maar in werkelijk heid tot diep in den middag voortduurt. Dat is in hoofdzaak de schuld van de „dwarskuulders", die met hun zware sleepnetten op verschillen de punten onze lijn zijn gepasseerd en hem op even zoovele plaatsen hebben stukgetrok ken, een ervaring, die onzen schipper lang niet vriendelijke dingen aan het adres dezer lieden ontlokt. Wat nu de leek voor onmogelijk zou hou den, wordt toch door de visschers volbracht, zij wéten telkens weer het verloren stuk want uit zee op te visschen, oogenschijnlijk het luk raak zoeken naar een speld in een hooiberg, maar bij beter begrip toch systematisch: al door rond varend in groote bochten,, terwijl met een kleine dreg de zeebodem wordt afgespeurd. Zoo gelukt het vrijwel de heele beug, zij het dan af en toe in stukken, binnen boord te krijgen. En de buit, die wel beneden de ver wachting blijft de aal is te lui en niet hongerig genoeg, luidt de verklaring van onzen schipper bedraagt toCh nog 202 pond le vende aal en 10 pond doode, z.g. stroppers, die zich in zee zoo in de lijn verstrikt hebben, dat zij stikken moesten. Schuimend en glissend, fel-blinkend de vette, blanke buiken, gulpt op den Volen dammer afslag onze buit hit de gele man den in den weegbak; wij mak^i behoorlijke prijzen, voor levende aal gemiddeld 35 cent per pond, voor de stroppers zefs nog 27 cent. En wat het mooiste is, wij hebben ook voor onszef nog een braadje achter de hand, een kleine voorraad ondermaatsche aaX „lange dunne" zeggen ze op Volen- dam die toch niet mag worden aange voerd en waarvan wij volgens de regelen der kunst een onvervalscht Volendammer Zoodje zullen bereiden. Want de grootste lekkernij, die je op een Volendammer bot ter kunt opgediend krijgen, is het ZJoodje spreek uit: Zóédje de visschermansdeli- catesse bij uitstek, waar je ook als buiten staander eenvoudig verliefd op wordt. Ti'Ouwens, een der geneugten van het bot- terleven is de eetlust, dien je krijgt, zoo'n zil- ten, gretigen honger, waar je aan den wal geen begrip van hebt. Een gezond jeukerig gevoel in je maag, waarbij het sober, maar degelijk menu, dat je te wachten staat, al uren te voren culinaire visioenen wekt en een* flinke hap zeelucht het beste aperitief is, dat men zich dénken kan. Wanneer je dan een zoodje krijgt' voorgezet, is het geen wonder, dat je geestdriftig wordt en opgetogen dien Volen dammer kost bij uitnemendheid prijst. Het recept? Men neme 's winters het voor ender van een botter in de schemerige gezel ligheid der brandende olielamp, den gloed uit de kieren van het kleine, knutterende kachel tje, de cocktail van goede, pittige scheeps- luchtjes. Of 's zomers de ruime vborplecht van het schip met wijd rondom den cirkel der avond-blakke zee of de bedrijvigheid van een visschershaven. Het vloertje, in het midden voor de stookplaats of als men buiten eet de plecht, wordt netjes aangeredderd-, want dat is zooveel als de tafel. En het servies baart al even weinig zorg. Voor een zoodje bestaat het uit twee deelen met als voornaamste een groot plat vergiet, oorspronkelijk van aardewerk, te genwoordig meesttijds geëmailleerd: de „gaote petiel". Verder is een kommetje noodig, waarin de saus of doop wordt gemengd. Het Volendammer Zoodje bestaat uit aardappelen en visch, die gelijkelijk wor den gekookt. Vóór de afsluiting der Zui derzee was het vischbestanddeel uiteraard méér gevarieerd; botjes en scholletjes zijn thans nagenoeg verdwenen. Wat bleef was de aal, die echter alleen des zomers wordt gevangen, zoodat het zoodje aan boord geen echte winterkost meer is. De jonge,, onder maatsche aai blijkt voor het gebruik het smakelijkst. De visch wordt in stukken van ongeveer een decimeter lengte gesneden en onder in dezelfde pan als de aardappelen meegekookt. Wanneer alles gaar is en de aardappelen zijn afgegoten, worden deze op de „gaotepetiel" uitgestort en gelijkelijk verdeeld. Daaroverheen wordt in een wijden cirkel de aal geschud vroeger de botjes en scholletjes rondom gegarneerd en ein delijk komt in het midden het kommetje doop, dat midden in den aardappelberg wordt vastgedrukt. De doop bestaat uit „butter en eek", beste boerenboter, die in Broeders: ik ben overtuigd, dai hei lijden van dezen iijd nieis beieekeni in vergelijking mei de heerlijkheid, die eens in ons openbaar zal worden. EPISTEL een pannetje tot smelten wordt gebracht, terwijl men er in de juiste verhouding azijn aan toevoegt alsmede een flinke scheut peper. Is het zoodje klaar, val dan maar aan! Tast maar toe, menschen, zooals je daar op de plecht of het vloertje van het vooronder in een kring om den eenen grooten schotel zit, de vis schers gehurkt, makkelijk d-oorgezwikt op hun hielen, een houding, die gasten aan boord heusch niet in twee, drie dagen aanleeren, zoo dat ze zich voorloopig in min comfortabele bochten moeten wringen, om hun portie mach tig te worden. Het toetasten bij het eten van een zoodje gebeurde vroeger ha den meest let terlijken zin: met de vingers. Tegenwoordig nemen ook de visschers al een vork ter hand en'voor hun nog wat onwennige gasten staan zelfs borden klaar, waarop zij hun deel krij gen opgeschept. Maar dat is alles niet echt: het zoodje moet men met zijn allen eten uit den eenen, dampenden schotel, dapper toegrijpend met de vingers of desnoods dan de vork hantee- rend. Een aardappel pakt men beet en sopt hem in het kommetje doop, een mootje aal zuigt men voorzich tig tot op het beentje af, de graten voor zich op den vloer deponeerend, waar het later wel wordt wegge veegd. De verrukkelijk zuivere vischsmaak, de geur van den aal, die ook aan de meegekookte aard appelen aroom geeft en eindelijk de pittige doop, adelen dit sober maal, dat ook den meest geroutineerden fijnproever, die eerst wat onwennig aan den schotel nipt, spoedig stil maakt. En waar is de after dinner-stemming beter dan na zoo'n langen werkdag op den botter, kneuterig knus en tevreden bijeen, het schip soms even wiegelend met zoete klopjes van een slaperig lekkend golfje. Dat is de juiste gesteldheid voor napraten, terwijl men zich eens prettig achterover laat zakken, den brand steekt in pijp of sigaar en vriendelijk met de oogen knippert. Buiten op de plecht onder den hoogen avondhemel, de schemer, die over het water komt, binnen in het vooronder, waar de koffie pruttelt op het kacheltje, tabaksrook wolkt onder den zolder en je omhoog, door het open bovendeurtje, een glimp vangt van de onwezenlijk vérre wereld daarbuiten, die zich bepaalt tot masttoppen en vlaggen van sche pen in de haven Of soms een brok oneindig heid van den fonkelenden sterrenhemel. Te Delier hebben de kweekers P. Solleveld Azn. en W. Vellekoop, de eerste^ kruisbessen van dit seizoen aangevoerd, waarvoor besteed werd resp. f 0.07 en f 0.04 per kg. Den eersten netmeloen bracht de kweeker M. Koene. Deze vrucht bracht f 0.29 op. In de parochiekerk van O. L. Vrouw Hemelvaart te Oudenrijn is Zaterdagmor gen de H. Requiemmis opgedragen voor de zielerust van wijlen den zeereerw. heer H. W. Wezenberg, in den ouderdom van 71 jaren als emeritus-pastoor te Utrecht overleden, tot 1937 pastoor van deze parochie. Om half tier. waren vele geloovigen aan wezig bij de Lauden, waarbij agens was de weleerw. pater Edmund, van de Orde der Pas- sionistèn, te Haastrecht. Bij het binnenkomen in het kerkgebouw de fileerden de geloovigen langs de met glas be dekte lijkkist, waarin het stoffelijk overschot van den overleden oud-parochieherder rustte. Om tien uur begon de H. Mis, opgedragen door den weleerw. pater Edmund, met assisten tie van den zeereerw. heer pastoor Reuling, te Utrecht en den rector van het kooster der Passionisten te Haastrecht. Op verzoek werd geen lijkrede gehouden. Nadat het Evangelie gezongen was, werden voor de zielerust vijfmaal het Onze Vader en Wees Gegroet gebeden. Behalve een aantal heeren geestelijken en vele parochianen waren in de kerk ook aan wezig de leden van het kerk- en parochiaal armbestuur. Tijdens het in stoet overbrengen van het stoffelijk overschot naar het kerkhof werden gezongen de antiphoon „In paradisum" en de psalm „Miserere". Bij de groeve zongen de zangers den lofzang „Benedictus", terwijl pater Edmund de beaar- dingsplechtigheden leidde. Evenals bij de H. Mis waren ook hier vele belangstellenden aanwezig, van wie wy nog speciaal noemen den zeereerw. heer v. d. Borgh en den weleerw. heer Vredendaal, beiden van de parochie van O. L. Vrouw Hemelvaart, en den zeereerw. heer Vernooy. leeraar aan het Seminarie te Apeldoorn, geestelijk zoon van de parochie. Z. H. Exc. Mgr. A. P. Diepen heeft in zijn huiskapel het H. Subdiakonaat toegediend aan de Eerw. Fraters Ludovicus Soontiëns en Ar- noldus Habraken, van de Paters van den H. Geest te Gemert. Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen zal de gcheele week geen audiëntie verleenen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5