Wat in Rotterdam verandert
I
„LICHTFLITSEN
iteenloopende
wegen
Hygiëne in oorlogstijd
DEZE VERSCHEURDE WERELD
HEEFT MOREELEN STEUN NOODIG!
Lichtflitsen kan U dien geven
C
ZONDAG 9 JUNI 1940
Nieuwe stadscentra groeien
Aan den tunnel wordt
voortgewerkt
Hillegersberg ontspanningsoord
Problemen der bloembollen
cultuur
„Afwachten hoe de verhoudingen
zich ontwikkelen"
Ook Niftrik werd zwaar
getroffen
Een brand maakte velen
hier dakloos
ERNSTIGE ONTPLOFFING
TE BAARN
Jongen zal waarschijnlijk beide
oogen moeten missen
Waterkeering van Schieland
IIet vraagstuk der inpoldering van
Rotterdams oude havenwijk
TREINVERBINDING MET
DUITSCHLAND
Wat zal er met het teveel aan
tomaten gebeuren?
Besprekingen over te nemen
maatregelen
MEDISCHE KRONIEK
TEGELSCHE PASSIESPELEN
Nog geen toestemming om
te spelen
Bespoediging rijwielvervoer
per trein
Men kan er zelf aan medewerken
H>et kompas der natuur
DOOR A. HRUSCHKA
Er zijn tal van veranderingen in Rotter
dam waar te nemen, die symptomatisch zijn
voor den tegenwoordigen toestand. Zoo
heeft thans de Nieuwe Binnenweg als
voornaamste Boulevard de plaats ingeno
men van den Coolsingel. In het Westen
van de stad is het nu even druk en gezellig
als vroeger in het hartje van de Maasstad.
Overigens kan men eiken dag meer con-
stateeren, hoe het Rotterdam van vroeger
naar deze buurt verhuist. Vrijwel huis aan
huis leest men bekende namen uit de bin
nenstad naast de borden van vertrouwde
handelsfirma's.
Ook het karakter van den 's-Gravendijkwal
ls nu veranderd. Tot voor enkele weken was
het een stille straat met deftige woonhuizen,
thans moet zij het ontzagwekkende verkeer
verwerken, dat zich door de nauwe tunnel aan
den Beukelsdijk voortwringt. Blijdorp, de nieu
we, hyper-moderne woonwijk, maar ook het
Noorden streven langs dezen weg naar het te
genwoordige centrum, waardoor o.a. ook de Wa-
lenburgerweg een periode van ongekende
drukte meemaakt.
De verbindingen van Rotterdam-Zuid gaan
thans alle door het Westen met het gevolg, dat
ook de Middellandstraat en de Vierambacht-
straat onverhoopt opleven.
Slechts het oostelijk deel van de stad, dat
door de verwoeste binnenstad van het Westen
is gescheiden, heeft nog geen goede verbinding
met het nieuwe centrum, al rijdt er reeds weer
een tram en al kan men er langs een omme
tje door de Boompjes te voet er op de fiets
komen.. Als wij echter wel zijn ingelicht, dan
zal er spoedig een vrije weg door de oude bin
nenstad komen, zoodat Oost en west weer bij
elkaar kunnen.
Intusschen past men zich te Rotterdam zoo
veel mogelijk aan de dingen aan, die geheel
vanzelf ontstaan en zich ontwikkelen, men
gaat zonder morren en zonder aarzeling mee,
waar zich nieuwe mogelijkheden vertoonen. Men
begrijpt in alle geledingen, dat goed, nuchter en
productief werk alleen kan voorthelpen en dat
het maken van toekomstplannen wellicht een
boeiend spel is, dat de fantasie bezighoudt, maar
dat althans op het oogenblik van weinig nut is.
Wie het nieuwe begin van oude, vooraanstaan
de zaken en bedrijven in het Westen ziet, wie
met de ondernemers, winkeliers enz., die vaak
met zeer bescheiden middelen opnieuw de hand
aan den ploeg slaan, spreekt, beseft onmid
dellijk, dat er nog veel komt kijken, voordat
het verlorene is teruggewonnen. Ook al krijgt
Rotterdam na verloop van tijd den wind weer
mee, er wacht een taak voor jaren, die met
volle energie moet worden aangepakt.
Ook aan de veelbesproken tunneltraverse
wordt thans weer gewerkt. Daardoor is de tijde
lijke afsluiting van de Mathenesserlaan noodig
geworden. Deze toestand zal waarschijnlijk een
klein jaar blijven voortbestaan met het gevolg,
dat het verkeer zich nog meer op de beide
hoofdwegen zal concentreeren. En waar het
verkeer is, is de nering, zoodat men met een ont
wikkeling van het Westen tot nieuw stads
centrum mag rekenen, geheel onafhankelijk van
hetgeen de toekomst nog zal brengen
Wie over de Maasbruggen of per bootje
naar den „overkant", naar Rotterdam-
Zuid gaat, wordt onmiddellijk getroffen
door het frappante verschil in stemming
tusschen het oude Rotterdam en de stad
op den linker Maasoever. In Zuid heeft men
van het groote gebeuren betrekkelijk wei
nig meegemaakt, maar daarna heeft de be
volking al het mogelijke gedaan om de
vluchtelingep uit het centrum te helpen.
Thans is het weer rustig aan den overkant,
het leven gaat er gewoon zijn gang, al
thans naar buiten. Leege woningen zijn
er vrijwel niet meer. Er zijn heel wat nieu
we huizen in nieuwe straten, maar de
bordjes „te huur" verdwijnen allengs. Wat
er leeg heeft gestaan, raakt betrokken.
Zelfs Katendrecht, een tijdlang het dorado
van Pinda-Chineezen en* passagierende
zeelieden, dat ondanks zijn abominabel
lage huren de menschen niet kon houden,
is thans weer geheel bewoond. Aangezien
de meeste menschen in dit gedeelte niet
zeer verwend zijn en aan het leven be
scheiden eischen stellen, zijn de van
overheidswege getroffen maatregelen van
niet al te grooten invloed op den alge-
meenen gang van zaken. Wel vindt men het
jammer, dat men niet meer zoo gemakke
lijk „naar de stad" kan, maar daartegen
over staat, dat de menschen aan den over
kant zich zoetjesaan op een eigen, min of
meer georganiseerd leven beginnen in te
stellen.
De stilliggende scheepvaart baart uiteraard
ook in Zuid zorg, doch het meerendeel van de
bevolking van Overmaas is al tevreden, als het
yoorloopig het eten houdt.
De anders zoo hevig gesmade stoomtram
naar de eilanden is thans in eere hersteld. Zij
kan, trots benzinegebrek, blijven rijden en ver
vult nu een belangrijke rol, doordat zij regel
matig de noodige tuinbouwproducten aanvoert
aan de groentenveiling op den Persoonsdam.
Voorzoover het export-artikelen zijn, gaat
Vijftig procent naar Duitschland, doch er is ook
daarna nog heel wat over, vooral nu ook in
Duitschland geleidelijk voldoende sla e.d. van
eigen bodem komt.
De verbinding met Zeeland is momenteel nog
lastig, doch de groote aanvoeren mag men
pas in de eerstvolgende maand verwachten.
Dan wordt er aan den Persoonsdam per maand
in den regel meer geveild dan in de eerste vijf
maanden van het jaar.
Het gevoel, dat men aan den Linker Maas
oever vrijwel los staat, de wil om te probeeren
een eigen, zelfstandig leven te leiden, schep
pen initiatief en moed. Vooral de winkeliers ho
pen op een Zuid, dat in zelfgenoegzaamheid
hun voortaan in de eerste plaats de klandizie
zal gunnen.
Van Overmaas naar Hillegersberg is het een
lange en eenigszins ingewikkelde weg, maar
met de bus, de tram, te voet en vooral met ge
duld komt men er wel. En het is de moeite
waard, vooral nu bij dat mooie zomerweer.
Deze woonwijk wekt immers den indruk van
een vredig en idyllisch vacantie-oord, waar
niets aan den algemeenen toestand herinnert.
De geheel ongerepte, weelderig in bloei staande
natuur, de tot zwemmen, roeien en zeilen noo-
aende plassen, de geriefelijke fiets- en wan
delpaden, de weilanden met koeien en paarden
en lammeren ademen een heerlijke sfeer van
rust en vrede, die door geen geraas van neer
ploffende muurresten wordt verstoord. Hier
vindt men niets van stof en kalk en puin. De
villa's en woonhuizen schuilen achter lommerrijk
geboomte of zien uit op in de zon glinsterende
plassen.
Veel Rotterdammers gaan 's avonds en voor-
ai op Zondag naar Hillegersberg en genieten
op het terras van de aan de plassen gelegen
café's van de zon. de zoele lucht, de rust en
idylle der natuur. Zij zien hier menschen met
opgewekte, levenslustige gezichten en keeren
zelf huiswaarts, opgewekt, levenslustig en strijd
vaardig. Hillegersberg is daarom meer dan ooit
tevoren in trek bij de Rotterdammers. Velen
hebben zich daar reeds gevestigd, hebben daar
een zaak geopend of een kantoor ingericht. Zoo
is ook voor Hillegersberg, dat notabene gelijk
alle andere burgergemeenten prijzenswaardig
veel voor de vluchtelingen uit de binnenstad
heeft gedaan en nog doet, onverhoopt een
nieuwe tijd van opleving en drukte aangebro
ken
Er is nog geen reden tot zwartgallige redenee
ringen, al zijn de vraagstukken, die om oplos
singen vragen, zeer groot, aldus het Weekblad
voor Bloembollencultuur.
Ons vak was gebaseerd op een min of meer
normale handelsverhouding met het geheele
Noordelijke Halfrond. Met een deel hiervan is
nu zelfs geen verbinding meer mogelijk. Dit stelt
ons al direct voor het probleem dat het bedrijfs
kapitaal, dat de kweekers-exporteursbedrijven
in die landen nog hebben uitstaan, voor die be
drijven vastzit. Dit is een probleem, dat niet in
enkele dagen is opgelost, maar dat tot bepaalde
maatregelen ten gunste van die bedrijven zal
moeten leiden.
Over handelsverbindingen met belangrijke af
nemers in Europa, die voor ons onbereikbaar
zijn, valt niet te denken, aldus het blad. Maar
in deze omstandigheden zou export naar die
landen, al hadden we neutraal kunnen blijven,
o.i. toch uitgesloten zijn geweest. Terwijl nu een
belangrijk economisch achterland op het vaste
land van Europa bestaat, waarheen we zullen
moeten trachten zooveel bollen af te zetten, als
daar kunnen worden afgenomen.
De transportmogelijkheid naar Amerika speelt
natuurlijk een belangrijke rol; als de Amerikaan-
sche orders uitgevoerd kunnen worden, zal dat
de positie van ons bedrijf zeer verlichten.
De toestand is nog niet te overzien, maar, zoo
gaat het blad voort, dat export in bepaalde
prijsverhoudingen bevorderd moet worden, ter
wijl er voor gewaakt moet worden dat de kwee-
kerij hiervan het rechtmatige deel krijgt, is bui
ten twijfel.
Ook de kweekerij heeft zijn problemen, zooals
bijv. het kolen- en transportvraagstuk. Het beste
wat de kweekers kunnen doen, is de grootst mo
gelijke zorg aan hun product besteden, zich op
de hoogte houden van de bestaande verhoudin
gen en afwachten hoe die verhoudingen zich
ontwikkelen.
Behalve Wageningen en andere plaatsen in
de provincie Gelderland, werd door het gebeu
ren der laatste weken het kleine dorp Niftrik
aan de Maas, ressorteerende onder de gemeen
te Wijclien, wel uitermate zwaar getroffen.
Hier viel nJ. in verband met van Neder-
landsche" zijde getroffen militaire maatregelen
in de eerste oorlogsdagen niet minder dan een
'1.2-tal gebouwen aan brand ten offer.
Zoo werden kerk, pastorie en school, en ver
der een groot aantal landbouwerswoningen,
waaronder eenige kapitale boerderijen, door
het vuur vernield.
De omstandigheid dat de bewoners slechts
een paar minuten tijd hadden om zich in veilig
heid te stellen, terwijl onderlinge hulp uiter
aard niet mogelijk was, was oorzaak dat ook
van de inboedels niets kon worden gered.
Deskundige schatters hebben, naar wij van
officieéle zijde vernamen, vastgesteld, dat de
waarde van de vernielde perceelen voor de
verwoesting rond 280.000 moet hebben bedra
gen
Om in de geestelijke verzorging te voorzien
is thans een schuur van den heer S. Uijen tot
noodkerk ingericht, welke tevens voor het ge
ven van onderwijs wordt gebezigd. Dank zij de
medewerking van gemeentelijke en militaire
autoriteiten heeft het dorp tevens de beschik
king gekregen over een aantal barakken, toe-
behoorende aan de militairen, waarin de dak-
looze gezinnen zijn ondergebracht.
Ondertusschen ziet het dorp uit naar hulp,
om aan deze nooden tegemoet te komen.
Bij de verwoesting van de dorpskerk, die pas
in het jaar 1893 werd in gebruik genomen, is
een in oudheidkundig opzicht waardevolle kerk
klok behouden gebleven.
Een ontploffing deed zich Zaterdagmiddag
voor in de woning van den heer De Booij aan
den Zandvoortweg te Baarn.
Twee jongens van kennissen uit Laren
(N.-H.) waren daar in de huiskamer bezig met
het vervaardigen van een ontplofbare stof,
welke zij bij de vischvangst wilden gebruiken.
Om spoedig een behoorlijke hoeveelheid visch
bijeen te hebben, brengt men deze stof in het
vischrijke water tot ontploffing, waarna de
doode visch boven komt drijven en geschept kan
worden.
Dcor onopgehelderde oorzaak is tijdens het
samenstellen deze stof tot ontploffing gekomen.
Een der jongens werd ernstig aan hoofd en
handen gewond. Waarschijnlijk zal hij beide
oogen moeten missen. Op medisch advies werd
hij naar het Ooglij dersgesticht te Utrecht over
gebracht, De andere knaap kreeg eveneens ver
wondingen, doch kan thuis verpleegd worden.
De ontploffing was op zeer grooten afstand te
hooren en heeft in de woning van den heer De
Booij schade aangericht. Vooral in de kamer,
waar de jongens met de samenstelling van de
gevaarlijke materie bezig waren, heerscht een
groote ravage. Er is letterlijk niets,s dat niet
beschadigd is.
Het veelbesproken plan-Witteveen voor den
herbouw van Rotterdam wordt op het oogen
blik door het Rijksbureau voor den wederop
bouw nader bestudeerd. Er wordt nagegaan, of
de noodige materialen beschikbaar zijn en of
het plan in zijn geheel aan het gestelde doel
beantwoordt.
Rotterdam heeft nu de gelegenheid gekregen,
tal van problemen, die vroeger onoplosbaar
schenen en waarover in de dagen van weleer
menige levendige discussie in den gemeenteraad
werd gehouden, nu eens radicaal op te lossen.
Het deel van de stad, dat herbouwd moet wor
den, kan nu geheel, ook uit stedebouwkundig
oogpunt nieuw, worden opgezet. Er kan een
ruime, moderne stad met veel lucht en licht
worden gebouwd. Rotterdam kan de faam uit
de 18e eeuw, dat het de ruimste stad van West-
Europa was, daardoor herkrijgen.
Het zou in de bedoeling liggen van de Rotter -
damsche architecten, bij het gemeentebestuur
vertegenwoordigd door de heeren Corn. Elffers,
J. P. E. Hendriks, H. M. Kraayvanger en ir. W.
van Tijen, het hart -van de stad slechts voor
33 procent te bebouwen en de rest voor open
aanleg te reserveeren. De oude binnenhavens
zullen zooveel mogelijk worden behouden,
slechts cle Blaak zal worden gedempt met het
oog op een rechtstreeksclie verbinding Oost-
West.
Het gebied van het uit de puinhoopen her
rijzend Rotterdam loopt juist langs de grenzen
van den ouden stadsdriehoek, t.w. van het
Maasstation naar het Oostplein langs den
Goudschesingel naar het Hofplein via den Cool
singel en den Schiedamschesingel tot aan de
Maas.
Om den gang van zaken zoo vlot mogelijk te
doen zijn, i§ ir. A. Plate als intermediair aan
gewezen tusschen B. en W. en de gezamenlijke
bouwers. Door bemiddeling van het Rijksbureau
hoopt men zoo spoedig mogelijk de beschikking
te krijgen over zand, grind, steenen enz. Aan
de DUitsche autoriteiten zal men vergunning
verzoeken tot vervoer van de benoodigde mate
rialen.
Velen, die Rotterdam en zijn traditie kennen
en liefhebben, zullen verwonderd kijken, wan
neer zij hier vernemen, dat de Schiedamsche-
dijk en de Hoogstraat in het nieuwe Rotterdam
waarschijnlijk overbodig zullen worden! Al
thans als waterkeering van Schieland.
Dit verschijnsel houdt verband met de in
poldering van de oude havenwijk. Schieland's
gemaal aan de Admiraliteitskade functionneert
weer, zoodat de bemaling van het hoogheem
raadschap geen gevaar meer loopt. De sluis
deuren aan de Vlasmarkt daarentegen zijn
boven water verbrand, evenals de uit voorzorg
aangebrachte stutbalken. Er is nu een nood-
afsluiting aangebracht en daar de Delftsche-
vaart toch al met puin is gedempt, is de vaart
daar voorloopig afgesloten. Of de sluis aan de
Vlasmarkt later behouden zal blijven, is een
vraag, die slechts kan worden beantwoord in
verband met de algeheele toekomstige verande
ring van de binnenstad.
Een der voornaamste vraagstukken van prac-
tischen aard betreft de inpoldering van de
oude havenwijk, waardoor de Hoogstraat als
Schieland's waterkeering te zamen met de
Korte Hoogstraat en den Schiedamschedijk zou
komen te vervallen. Het euvel van de bij hoog
water telkens onder loopende stadswijk zou
voorgoed verdwijnen en daarmee de noodzaak
van de dijkophooging binnen de stad. Trouwens,
Schieland heeft weinig vertrbuwen meer in het
dijkvak in de oude binnenstad, nu de huizen
zijn verdwenen en het zwakke dijklichaam door
gebroken riool- en buisleidingen nog meer is
verzwakt. Men overweegt nu een verlegging van
de waterkeering naar de rivierzijde, een stap,
die aanbeveling verdient, al wordt daardoor de
bouw van een of twee nieuwe sluizen nood
zakelijk als doorvaart naar de oude havens,
voorzoover deze bestaan blijven of vervangen
worden door een modem havencomplex ter
plaatse voor de kleine binnenvaart, die nog
graag gebruik maakt van de Vlasmarktsluis.
Het is een belangrijk vraagstuk, dat hier is
aangeroerd. De telkens onder water loopende
havenwijk schiep in Rotterdam een toestand,
die alleszins onprettig en primitief moest wor
den genoemd, al behoorden de waterballetten,
onbereikbare huizen, drijvende kelders e.d., zoo'n
beetje tot de eigenaardigheden van oud-Rotter
dam. Maar zooals vele andere problemen zal ook
dit vraagstuk nu worden opgelost. Het oude
heeft moeten verdwijnen, voor het nieuwe is
er nu volle vrijheid van ontplooiing.
De treinverbinding van ons land met Duitsch
land via Venlo is thans hersteld. Naar de na
burige grensplaats Kaldenkirchen loopen thans
drie treinen in beide richtingen. Vertrek Venlo
7.46, 14.46 en 20.10 en aankomst Venlo 7.19.
14.21 en 19.56. In genoemde grensplaats heeft
men aansluiting op het Duitsche spoorwegnet.
Er worden momenteel tusschen de Duitsche
autoriteiten en leiders van den tuinbouw in
ons land besprekingen gevoerd over het vraag
stuk, op welke wijze dit seizoen het teveel aan
tomaten zal wórden afgevoerd. De goede regel,
die thans enkele jaren heeft gegolden, om de
overproductie tot soep te verwerken en in te
blikken, zal dit seizoen moeilijkheden kunnen
geven, doordat niet zoo vrij de beschikking zal
zijn over voldoende blik.
Weliswaar nam Duitschland steeds een be
langrijke hoeveelheid van dit product af, en be
hoorde in 1939 dat land tot het grootste afzet
gebied.
Toch blijft er nog zulk een hoeveelheid on
verkocht, dat maatregelen noodig zijn voor het
verwerken daarvan, juist omdat de houdbaar
heid van tomaten zeer beperkt is.
Dat van den oogst dit jaar weinig of niets
op de mestvaalt terecht zal komen, mag echter
wel als vaststaand worden aangenomen, en
daarom is men in tuinbouwkringen nieuws
gierig naar de oplossing van het vraagstuk,
welke dit jaar zal worden gegeven.
Reeds enkele malen hebben de bevoegde auto
riteiten het woord tot de burger-artsen gericht,
om hen te wijzen op de bijzondere zorgen, die
thans vereischt zijn tot het voorkomen van
epidemieën. Er is immers een zoodanige ver
andering in de toestanden gekomen, dat men
rekening moet houden met gevaren voor de ge
zondheid. Op de eerste plaats is dit zoo bij de
ongeregelde ophoopingen van menschen, die
voor het meerendeel in behoeftige en slechte
omstandigheden zijn. Het is te hopen, dat alle
vluchtelingen spoedig weer naar hun woon
plaatsen terug kunnen keeren, maar in ver
schillende gevallen zal dit geruimen tijd du
ren. De hygiëne en zindelijkheid kan dan slechts
met groote moeite in acht genomen worden.
Wat den algemeenen woningvoorraad betreft,
deze is, naar het mij voorkomt, beter dan in
de oorlogsjaren van 19141918, maar daarmee
is nog niet gezegd, dat deze voorraad ook bin
nenkort behoorlijk in gebruik zal zijn genomen.
Ook is in oorlogstijd de voeding nooit zoo
goed als in vredestijd, zoodat er bij velen een
zwaktetoestand zal ontstaan, die het weer
standsvermogen tegen infectie belangrijk ver
mindert.
Tegenover deze dreigende gevaren staat ech
ter, dat er een groote kennis is van al deze
ziektefi en dat men veel beter dan ooit in staat
is, de gevaren te voorkomen of althans te be
korten. In Nederland is dit speciaal het geval,
want de algemeene gezondheidsweerstand was
in geen land beter dan hier en de publieke
diensten, vooral de hoofdinspectie en de inspec
tie der volksgezondheid, alsook de gemeentelij
ke geneeskundige diensten zijn hier voortreffe
lijk georganiseerd, hetgeen eveneens van den
militair-geneeskundigen dienst gezegd kan wor
den. Bovendien is de voorziening met artsen
meer dan voldoende. Wel wordt er natuurlijk
van de artsen een bijzondere waakzaamheid
vereischt, omdat het er thans meer dan ooit
op aan komt, epidemische ziekten, die anders
zoo zeldzaam zijn, dat de meeste artsen daar
van nooit een geval hebben waargenomen,
te onderkennen, voordat zij in staat zijn te
kunnen uitbreken.
Vandaar, dat er reeds propaganda gemaakt
wordt voor de inenting tegen typhus (buikty-
phus, febris typhoidea). Het woord „propagan
da" is hier eigenlijk niet op zijn plaats. De
toestand is veeleer zoo, dat de inspectie der
volksgezondheid bepaalt, waar de inenting noo
dig is; dit is natuurlijk het geval in plaatsen,
waar geregeld sporadische gevallen van typhus
voorkomen, alsook in plaatsen waar een zoo
danige opeenhooping van menschen is, of waar
de hygiënische toestand door den oorlog zoo
slecht is, dan men met het uitbreken van ty
phus rekening moet houden. Zoo wordt er thans
te Maastricht op groote schaal ingeënt.
De buiktyphus wordt veroorzaakt door ty-
phusbacillen. In den regel gaat dit zoo, dat ty-
phusbacillendragers of ook wel lijders aan ty
phus deze bacillen met de ontlasting uitschei
den. Op het platteland, waar de ontlasting in
de slooten terecht kwam, kan aldus de melk
met typhusbacillen geïnfecteerd worden. Deze
infectie is zeer verminderd door verbetering
van den faecaliën-afvoer, door toezicht op de
melk, door inenting van sommige dorpen, door
het nauwkeurig nasporen vooral van de be
smettingsbron. Het gebeurt ook dat bacillen
dragers de infectie verspreiden met andere le
vensmiddelen. Het diepe dalen van het aantal
typhus-lijders in de laatste tientallen jaren be
wijst, dat al de genoemde maatregelen veel
succes hebben gehad, en dat dergelijke besmet
tingen dus zeldzaam zijn.
Niettemin was het aantal typhusgevallen in
1918 tweemaal zoo hoog als in elk van de tien
jaren vóór den vorigen oorlog; waakzaamheid is
dus geboden-.
Vandaar dat de bevolking weer ernstig aan
gespoord is, om de melk behoorlijk en degelijk
te koken.
De vlektyphus is eigenlijk nog meer gevreesd;
vooreerst omdat hij minstens even ernstig is
als de buiktyphus, maar vooral ook omdat de
uitbreiding moeilijker is te beteugelen.
De oorzaak van de ziekte is onbekend, maar
Vanaf Zaterdag 15 Juni verschijnt 't weekblad
onder redactie van H. DE GREEVE, pr.,
weer in vollen omvang.
De „TIEN MINUTEN OVERPEINZING" vindt
U als geschreven „LICHTBAKEN" in dit
weekblad.
Abonnementsprijs per jaar, franco per post,
3.25; ook te voldoen per half jaar 1.70,
per kwartaal 0.85.
Zij, die zich vóór 1 Juli abonneeren en het
bedrag per giro, postwissel of in postzegels
overmaken, ontvangen de nummers tot 1 Juli
gratis.
UITGAVE: WEEKBLAD „LICHTFLITSEN", PAUL BRAND,
HILVERSUM POSTGIRO 333200
Zij, die als propagandist voor dit weekblad willen werken,
gelieven hun naam en adres aan den uitgever bekend te
maken om nadere condities te vernemen.
zeer goed bekend is, dat deze oorzaak wordt
overgebracht door luizen. Er is dus meer dan
ooit zorg te dragen tegen luizen, vooral in stre
ken, waar ongeregelde woningtoestanden zijn,
bij opeenhooping van vluchtelingen, geëvacu-
eerden enz.
Officieele personen hebben de volgende aan
wijzingen gegeven. Zij die met luizen besmet
zijn, moeten worden gebaad en met zeep, even
tueel ook met cresolzeep, grondig gereinigd.
Het wordt aanbevolen, te voren alle lichaams
haren te verwijderen. De kleeren moeten even
zeer worden ontsmet. Met warmte kan dit ge
schieden: n.l. door heete lucht, gedurende een
uur, bij een temperatuur van 85 gr., waarbij de
kleedingstukken los van elkaar moeten worden
gelegd. Uitkoken is natuurlijk even doeltreffend.
Overkleeding kan ook door heete strijkijzers
worden gereinigd. Men moet enkele malen heen
en weer strijken, vooral over de naden.
De chemische reiniging geschiedt het best
met benzine of ammoniak. Formal- en formal
dehyde zijn nutteloos.
Een ziekte, die in den vorigen oorlog, en ik
kan mij dat goed herinneren, eveneens zeer
verbreid was, is de schurft of scabies.
Kleine insecten (acarus) banen zich daarbij
kanaaltjes in de huid, veroorzaken zeer sterke
jeuk en geven aanleiding tot secundaire huid
ziekten, exemen en etterige aandoeningen. De
ziekte is gemakkelijk te behandelen, wanneer
de lijders maar voor den dag komen. In den regel
wordt dan het geheele gezin geïnspecteerd en
zoo noodig ook behandeld. De kanaaltjes zitten
voorn, tusschen de vingers.
Wat andere ziekten betreft: de zorg hiervoor
ligt zoozeer in de handen van de geneeskun
digen, dat ik daarover hier niet behoef uit te
weiden.
Er dient dus in deze tijden een bijzondere
zorg voor de zindelijkheid te heerschen. Heeft
men geen zeep genoeg, dan kan soda vaak dienst
doen. De kleeren kunnen vaak in de zon ge
hangen worden. Beddegoed moet geregeld ge
lucht worden en gedroogd.
Bijzondere zorg is te wijden aan de zindelijk
heid van het voedsel. Men bedenke dat de ge
noemde en andere ziekten vooral daar voor
komen, waar door de slordigheid der menschen,
of door de ongunst der tijden de zindelijkheid
ontbreekt. Er is diss alleszins reden, om te ver
onderstellen, dat wij, als iedereen maar zorg
draagt, er weer evengoed afkomen als in den
vorigen oorlog.
Iedereen zorge ook voor behoorlijken arbeid en
behoorlijke nachtrust, om 't lichaam veerkrachtig
en sterk te houden; en niet het lichaam alleen,
maar ook den geest.
DR. TH. H. SCHLICHTING
Wij vernemen van het bestuur van de Stich
ting Passiespelen Tegelen, dat men nog niet in
het bezit is van de vereischte vergunningen om
de passiespelen dit jaar op te voeren. Het be
richt, dat de Passiespelen dit jaar door gaan
en dat in Juli a.s. de première plaats heeft,
moet dus als voorbarig worden beschouwd.
Wel is men met het voorbereidend werk zoo
ver gereed, dat de opvoeringen zullen kunnen
plaats hebben, zoodra de toestemming om te
spelen verleend is.
Door de omstandigheden is het vervoer van
rijwielen per spoor zeer toegenomen en ten
einde dit zooveel mogelijk te bespoedigen, zul
len de Nederlandsche Spoorwegen het over
verschillende veren per vrachtauto doen plaats
vinden. Uiteraard zal hierbij een zekere mate
van vertraging niet steeds te vermijden zijn.
Daarom zal den reiziger de gelegenheid wor
den geboden, zelf voor de overbrenging te zor
gen, zoodat zij er persoonlijk aan kunnen
meewerken, het verder vervoeren met den ge-
wenschten trein te doen geschieden.
Indien een reiziger het plan heeft, zelf voor
het overbrengen van zijn fiets te zorgen, ge
lieve hij hiervan kennis te geven; het spoorweg
personeel zal hem dan duidelijk inlichten, hoe
hij in zijn geval heeft te handelen.
In bocr.nlooze streken richten vele planten
hun bladeren in de richting Noord-Zuid, onder
invloed van de zonnestralen. Deze eigenschap
wordt hierdoor verklaard, dat 'te sterke bestra
ling door de zon. zoo omstreeks het midden van
den dag, het blad zou schaden. De bladeren
gaan dientengevolge loodrecht in Noord-Zuide
lijke richting staan, zoodat op het midden van
deft dag de zonnestralen voorbij de bladeren glij
den, terwijl in den vóór- en namiddag de stralen
ongehinderd het blad-oppervlak kunnen tref
fen. De op onze breedte op zonnige plaatsen
in het wild groeiende latuw heeft deze eigen
schap ook, wat dezelfde plant bij de jagers in
de Noord-Amerikaansche prairiën den naam
„kompasplant" gaf, al lang voordat de weten
schap deze plant opmerkte. Zij werd bij slecht
weer door trappers, Indianen en woudloopers
gebruikt om de richting te bepalen. Het is in
dit verband ook opmerkelijk, dat de Australi
sche witte mieren hun langgerekte, smalle wo
ningen zóó bouwen, dat de lange kant Noord-
Zuid gericht is. Zij vermijden dus een te sterke
verwarming van hun woningen gedurende de
middaguren.
li
(Nadruk verboden)
En 's avonds zaten ze weer, dicht tegen elkaar, aan
's avonds zaten ze weer, dicht tegen elkaar, aan
dat venster, in 't donker, om licht te sparen, en
koutten over allerlei huishoudelijke aangelegen
heden en bouwden luchtkasteelen.
Ja, die tafereelen. welke haar verbeelding met
wreede duidelijkheid voor haar ophing, hadden
Linda den slaap geroofd.
De armoe had dus de liefde niet kunnen ver
stikken! Als een wonderbloem tierde, bloede en
geurde zij in dat armza-g home!
Toornig gleed Linda's blik over al de weelde,
die haar omgaf. Wat baatten haar de kostbare
meubels en tapijten, de zware stoffen, de heer
lijke schilderijen, al die kleine kunstwerken?
't Was alles leeg. dood. koud! Hier bloeide geen
wonderbloem. Maar op de vier muren stond voor
haar geschreven: „Zóó hebt gij het gewild! Het
geluk dat gij begeerdet, is u in den schoot ge
vallen!"
En de man. die haar dat „geluk" geschonken
had, was haar met zijn bespottelijke verliefd
heid onuitstaanbaar geworden!
Menigmaal kon zij haar afkeer en minachting
niet meer verbergen en werd dan brutaal, grof,
hatelijk.
En hij: hoe erger zij het maakte, des te han-
delgaarder was hij. „De beste echtgenoot ter
wereld," zei haar moeder
Plotseling begon Linda ruw te lachen.
Dien middag was hij niet handelbaar ge
weest. Voor de eerste maal had hij scherpe, bit
tere woorden voor haar gevonden, toen ze van
hem vroeg, dat hij met haar voor zes weken
naar de Fransche badplaats Trouville zou gaan,
waar ook een aantal kennissen van haar voor
den duur van het seizoen hun intrek zouden
nemen.
Neen, had hij verklaard, daar viel niet aan te
denken, 't Ging zijn middelen ver te boven. Zij
hadden dat jaar reeds onverantwoordelijk veel
uitgegeven. Een Rothschild was hij niet, enz.
enz.
'Later had hij zch weliswaar verontschul
digd. Een twist met RomerMaar wat ging
haar dat aan?
Waarvóór dan had zij hem getrouwd?
Voor de eerste maal was hij korzelig heen ge
gaan. Hij had haar een verzoeningskus willen
geven, maar die was smadelijk afgewezen.
Die twist was eigenlijk een verlichting voor
haar. Hij leidde haar gedachten af van heel wat
erger dingen
Toen was Kurt gekomen. Verward, opgewon
den wanhopig: met miss Lindley was alles weer
uit! Plotseling had zij hem de bons gegeven,
en om een nietigheid! Terwijl zij samen een
autotochtje in den „Prater" maakten, had hij
een hond overreden en zich toen niet om het
beest bekommerd.... Alsof 't zijn schuld was,
dat de dikke oude mops niet snel genoeg uit
week! Alsof hij Kurt had kunnen vermoe
den, dat de jonge dame zoo vreeselijk sentimen
teel wasvoor dieren! Anders zou hij mis
schien wel iets voor den hond hebben gedaan....
Maar hij kon zich toch niet als een misdadiger
laten behandelen! Neen, dat kon hij niet
En nu was alles uit. Om alle verwikkelingen
te vermijden, was miss Maggie onmiddellijk
vertrokken. Waarheen? Dat wist Kurt natuur
lijk niet.... En nu vielen hem de geldschieters
barbaars op het lijf. Nu, hij had in den laat-
sten tijd wel 'n beetje te veel van hen gevergd.
Gerekend had hij niet. Zij gaven wat hij vroeg,
A Conto van zijn aanstaand huwelijk met de
Amerikaansche millioenenerfgename. Maar
nu!Kort en goedi óf een kogel, óf Linda
moest hem uit den nood helpen.
Ja, 't was een echte ongeluksdag.
Hoeveel is 't wel? vroeg zij, toen de eerste
schrik geweken was.
Veertigduizend kronen.
Maar, Kurt, waarvoor toch?
Och, 't waren er eigenlijk maar dertigdui
zend, maar je begrijpthet verlangen om
met één slag er boven op te komen.Onge
luk in de liefde, geluk in 't spel" zegt men
Heb je gespeeld?
Ja. En verloren! Zoo klom het bedrag tot
veertigduizend. En nu de groote vraag: Wil je
met je man spreken. Linda? Voor hem is 't een
kleinigheid
Een kleinigheid?!
Nu, zooals je wilt. Jou kan hij niets wei
geren. Niet waar, Linda, je zult mij toch niet
in den steek laten?
Ik zal tenminste mijn best doen....
Voorloopig gerust, was hij toen weggegaan.
Maar Linda lag met gefronste wenkbrauwen
op haar chaise-longue en was woedend.
Dat moest er nog bijkomen! Genoodzaakt
zijn, den man, dien zij heimelijk verachtte, en
die dat scheen te voelen, nu om geld te vra
gen!Doch er bleef niets anders over....
De kamenier kwam binnen en gaf een kaart
je af. „Helene Hardy," las mevrouw Delareine.
Voor de derde maal in den loop van een maand
poogde Helene, haar „vriendin" te zien te
krijgen.
Heb je dan gezegd, dat ik thuis ben? vroeg
Linda boos.
Want n u Helene zien, misschien nogmaals den
jubel van haar huwelijksgeluk te moeten hoo
ren neen, dat ging haar krachten te boven!
Neen, mevrouw, antwoordde het meisje. Ik
heb de dame integendeel gezegd, dat ik geloof
de, dat mevrouw was uitgereden, daar ik weet,..
Goed, blijf daarbij, en zeg de dame, dat ze
mij alleen Donderdags zeker thuis zal vinden.
„Als er 'n paar dozijn menschen bij zijn,'
dacht ze, ,,zal 't verdraaglijker zijn. Zij kan dan
niet over haar geluk spreken."
Een weinig later belde Linda de kamenier.
Waarschuw den chauffeur, dat ik wil uit
rijden.
Mevrouw voelt zich dus beter?
Ja.... Spoed je. Ik heb haast.
Na rüp beraad was Linda tot de overtuiging
gekomen dat 't minder pijnlijk zou zijn Dela
reine op zijn kantoor om geld te vragen, dan
thuis.
Zij verbeeldde zich, dat de heele misselijke
geschiedenis dan een zakelijk vernisje zou krij
gen en niet zoo vernederend voor haar zou zijn.
Bovendien: op het kantoor kon hij zich niet
driftig maken en hard roepen. En 't zou hem
misschien pleizier doen, dat ze eindelijk eens
naar de zaak kwam. Tot dusverre had hij te
vergeefs daarop aangedrongen.
Zij maakte met veel zorg toilet en consta
teerde met voldoening, dat de japon van pastel
blauw chiffon-fluweel en de groote, met struis-
veeren gegarneerde hoed „a la Gainsborough"
haar wondergoed stonden. Zij zag er waarlijk
uit als een levend geworden schilderij van den
grooten meester, jong, frisch, een keurige com
binatie van fijne kleurcontrasten.
Delareine had veel gevoel voor dergelijke ef
fecten en zou er vermoedelijk ook ditmaal voor
zwichten.
Ook Hardy zou haar nu „in volle pracht"
zien. Zou hij niet heimelijk althans ver
rukt zijn over die verblindende schoonheid en,
zijns ondanks, vergelijkingen maken? Helene
was mooi; dat viel niet te ontkennen, maar het
artistieke ontbrak haar. En Hardy had toch
oogen in 't hoofd en was.... een man! Linda
had geen hoog denkbeeld van het verstands
vermogen der mannen in het algemeen; in haar
wufte, mondaine omgeving had zij vaak de
macht van haar oogen en van haar glimlach
ondervonden.
Waarom zou niet ook Hardy?.... Wat een
triomf, als dat lukte!.... En dat zij daar nooit
aan gedacht had! Van nu af zou zij haar maat
regelen nemen.
Deze plotseling bij Linda opgekomen gedach
ten stemden haar zeer opgewekt.
Misschien zou het toch geen ongeluksdag zijn.
Zij zou zich heel lief voor Hardy toonen zoo
als vroeger, toen er nog geen Helene Pastor
tusschen hen stond.
Ook de ongesteldheid, die haar kwelde
waarschijnlijk een gevolg van den slapeloozen
nacht was plotseling verdwenen. Zelfs geen
hoofdpijn meer!
Stralend, als met nieuw leven bezield, ruisch-
te zij de weelderige verkoopsalons van den
kunsthandelaar binnen en beklom de trap naar
de eerste verdieping, waar zich de kantoren be
vonden.
Het eerste vertrek was klein en diende slechts
tot informatiebureau. Daar at een jonge man,
die juist met een kunstenaar over een tentoon
stelling onderhandelde.
In het belendend vertrek zaten de twee
boekhouders en de kassier, de heer Winter: Om
naar Delareine's particulier kabinet te gaan,
moest men door hun bureau.
Toen Linda binnentrad, stonden zij alle drie
op van hun lessenaars en groetten. Maar al
leen Winter groette onderdanig. De twee ande
ren maakten enkel een lichte buiging en zeiden
geen woord. Hardy stond daar stijf als 'n stok,
en scheen er zelfs niet aan te denken, een paar
stappen in haar richting te doen.
(Wordt vervolgd.)