1 Onze Omroepers komen in
90.000 gezinnen
DAMRUBRIEK
Onderwijs in Indië
Zijn er achterlijke volken?
DEN HULST
amninmniiiimmimnminmmiitiiiiiiiimiiiiimnmimmmiiiiiiiiiimnraimmiiiinniiniiiimiiimnnine
iiiliHHiwiniiiiiiinHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimnniiimiiiiimHimiiiimiiiiiininiiiniiiiiiiHiiiiiiiiimiminiimmitË
MAANDAG 24 JUNI 1940
ra» «nik Aim 1 "V Aniiiw Biiiinitfr
WASSCHEN - ST00MEN - VERVEN
'-'M
IP^' $1
Volle korven zijn het resultaat van de over
vloedige kersenoogst in de Limburgsche „Betuwe"
.asperges" voor de groote bruggen worden weggenomen
door middel van steekvlammen
De verbinding tusschen de Zeeuwsche eilanden is grootendeels hersteld. Tusschen Hoedekens-
kerke en Terneuzen zorgen sleepbooten voor de communicatie
5
t
6
■zmpp Igp m
m
Roestvrij gelald
Op koper vernikkeld
Veiligheidsvoorvork
Agentschappen
in iedere plaats
FABRIEK ie
a. d. DEDEMSVAART
FOTOREPORTAGE
533
Uw oesfe en billijkste adres voor
Wear gee.i filiaal, zende men de goederen aan:
Stoomen
Verven
gaan normaal voort
tegen onze oude lage
prijzen
HOOFDKANTOOR - RIJSWIJK Z.H.
'*S:
De vijf-jarige Dirk Meulendijk (links)
heeft met gevaar voor eigen leven zijn
vriendje, den zeven-jarigeSjeffie Mauri*,
die in de Zuid Willemsvaart te Den
Bosch was gevallen, weten te redden
ln opdracht van .Waterstaat" hebben de pontonniers over ver
schillende rivieren schipbruggen gelegd, om het verkeer tusschen
de verschillende deelen van het land zoo goed mogelijk te laten
I'mrHnnnporo" -
Het prachtige
weer der laat
ste dagen
heeft de land
bouwers weer
aan het hooien
gezet
Onder leiding van den Ned. K. K. Dam bond
Alle correspondentie betreffende deze rubriek
te adresseeren aan B. H. M. Stevens, Iepen
laan 4, Heemstede.
VOOR DEN LADDERWEDSTRIJD
Heden een geheele serie van den bekenden
Zeeuwschen auteur, die prachtig combinatie
werk te genieten geeft.
PROBLEEM No. 313
Auteur Edg. Plasschaert, Clinge Z.
Eerste publicatie
u
►-»
PROBLEEM No. 314
Auteur Edg. Plasschaert, Clinge Z.
Eerste publicatie
PROBLEEM No. 315
Auteur Edg. Plasschaert, Clinge Z.
Eerste publicatie
Voor alle geldt wit speelt en wint.
Oplossingen s.v.p. binnen 3 weken.
OPLOSSINGEN
No. 301. D. Douwes, Utrecht
Zwart 7 stukken op: 9 18 19 23 26 29 39.
Wit 9 stukken op: 27 28 31 32 37 42 46 48 49.
2722. 4944, 44x4, 415 en wint.
No. 302. S. van Herwaarden, Texel
Zwart 9 stukken op: 8 11 14 18 26 27 28 35 36
Wit 9 stukken op15 24 25 37 38 41 42 43 50
37—31, 3833, 33x2, 2x30, 5044 en wint.
No. 303. Th. J. P. de Wit, Amsterdam
Zwart 7 stukken op: 8 13 14 18 19 37 38.
Wit 7 stukken op: 27 28 29 30 39 47 48.
30—24, 48—42, 28—23, 23x3, (34x36*), 3x4 en
wint.
Een drietal fraaie motiefbewerkingen, waar
van het oplassen niet erg moeilijk was, doch
veel voldoening schonk. Van alle drie proble
men waren de aanvangsstanden mineer fraai.
DE LAPDER
Bijgewerkt tot en met probleem No. 291
(einde April) luidt de stand aldus:
H. Willemse en G. van Egmond 426, H. Rijk-
hoff, C. Wouters en J. H. Hilders 425, G. Meu-
lenbeld 420, A. P. Mooijekind 408, A. Roos 399,
B. J. Pranger 391, G. de Wolf 375, A. P. van
Leuffen 374, A. P. de Zwart 373, A. Laagland
en J. Piek 365, C A. v. d. Togt 353, H. W. de
Mol 297, W. Pijnacker 284, P. Hollenberg 269.
J. B. Renckens 261, P. W. van Büsterveld 253,
P. Gevers 244. H. Hendriks 240, J. Kramer 235,
K. Weijers 199, J. de Moor 198, G. Bloem 190,
G. Numan 180, J. Meester 137, P. Bakkum en
J. G. Jongejans 125, O. G. van Veen 118, N.
Blom 82, P. Steenstra 61, J. v. d. Spruijt 59, Ch.
H. Schippers 44, C. Duivenvoorden 34, J. G. van
Westendorp 12 punten.
De loting was in het voordeel van H. Wil
lemse, zoodat deze op den prijs van April be
slag legt.
JUNI-SERIE
Voortgaande met het gewone gebruik bieden
we weer een extra serie aan voor de liefheb
bers die niet aan het ladderklimmen mede
kunnen doen. In verband met het zomerseizoen
bestaan beide series uit niet al te lastige vraag
stukken.
Serie A (voor gevorderden) is geheel gewijd
aan werk van onzen oudsten problemist, ter
wijl de bekende vorscher naar economie serie B
voor zijn rekening nam.
Beide series verdienen de volle aandacht en
zijn geheel eerste publicatie.
SERIE A
Auteur J. B. Renckens, Amsterdam
No. 1.
Zwart 9 st. op: 4 5 12 18 22 23 24 27 28.
Wit 9 st. op: 14 25 26 33 34 36 37 39 43.
No. 2
Zwart 11 st. op: 1 5 7 11 12 13 20 21 24 30 38.
Wit 11 st. op: 15 16 23 27 28 29 31 33 37 42 47.
No. 3.
Zwart 9 st. op: 7 8 9 14 17 18 19 26 28.
Wit 9 st. op: 16 25 29 30 37 44 48 49 50.
No. 4.
Zwart 8 st. op: 8 13 15 18 19 22 23 35. Dam
op 6.
Wit 11 st. op: 11 16 24 25 30 31 32 37 38 39 41.
No. 5.
Zwart 9 st op: S 9 12 13 14 16 18 19 21. Dam
op 29.
Wit 11 st. op: 24 25 28 30 31 32 33 36 37 42 48.
SERIE B
Auteur St. W. Duursma, Hoorn.
No. 6
Zwart 7 st. op: 7 8 14 17 19 20 37.
Wit 7 st. op: 28 30 32 38 41 43 48.
No. 7
Zwart 5 st. op: 7 13 21 24 29.
Wit 6 st. op: 16 27 33 38 47 48.
No. 8
Zwart 6 st. op: 8 9 10 20 23 26.
Wit 7 st. op: 19 28 30 31 37 39 46.
No. 9
Zwart 8 st. op: 8 11 14 15 19 20 21 36.
Wit 8 st. op: 25 28 30 33 38 39 40 41.
No. 10
Zwart 6 st. op: 9 18 19 22 26 35.
Wit 6 st. op: 29 31 32 33 38 44.
Voor al deze problemen luidt de opgave:
Wit begint en wint.
Oplossingen worden gaarne ingewacht tot
uiterlijk 22 Juli a.s.
Onder de oplossers worden eenige prijsjes
verloot, terwijl de punten medetellen voor den
extra kwartaalprjjs van het 2e kwartaal 1940.
EINDSPEL 18 A
Auteur J. J. van Kesteren, Haarlem
Eerste publicatie
Zwart 2 dammen op 36 en 46.
Wit. 1 stuk op 15, 4 dammen op 20 33 47 en 50.
Naar aanleiding van eindspel No. 18 in de
rubriek van 29 Januari 1940, waarvan de vol
ledige oplossing niet geplaatst kon worden en
waarbij wij schreven dat Wit omzichtig te
werk moest gaan, ontvingen wij van den
auteur bovenstaande studie.
Sommige oplossers meenden, dat als Zwart
in No. 18 behalve de lange lijn ook de lijn 4—
36 kon bezetten, wit niet zou kunnen winnen.
Wit formeert echter dan bovenstaande opstel
ling. Met zwart aan zet volgt er dan op 46
41: 20—9! op 46—37 of 46—32 47—41! op 46—
23 of 46—19: 20—9 en 15—10! op 36—4: 47—36.
Zwart kan das niet anders dan 46—5, waarna
Wit op verrassende wijze wint door het offer
20—9! 36x4; 47—36 5—46*; 33—39 46—5'; 15
—10 5x44; 50x22 4x31: 36x22 gew.
Zeer fraai en leerzaam!
Thans wordt echter de vraag gestéld: Hoe
moet er gespeeld worden vanuit den diagram
stand als niet Zwart doch Wit aan zet is? Ook
dan wint Wit. Aan de belangstellende oplos
sers de taak om aan te geven hoe.
Wie iets met onderwijs in Nederlandsch-
Indië te maken heeft, weet, dat over de
intèlligentie van Javaansche, Menangka-
bausche, Bataksche en tal van andere leer
lingen over het algemeen niet te klagen
valt. Maar velen zijn geneigd de opvoed
baarheid en schranderheid van Papoea's en
Dajakkers in twijfel te trekken, althans veel
lager aan te slaan dan die van éen Menang-
kabauer of Javaan. Is daar reden toe?
Met het toepassen van intelligentietests zou
den wij het juiste antwoord op die vraag moei
lijk kunnen verkrijgen. Want tests reveleeren
niet hoe groot het verstand van den onder
zochten candidaat is, doch alleen hoe ver hij
het in de training op het gebied der gevraagde
kundigheden en wetenschappen gebracht heeft
op het moment, dat de tests worden afgenomen.
Wat is intellect, verstand, wetenschap trou
wens? De inboorlingen van Nieuw Guinea heb
ben minstens twintig woorden om het ruischen
en loeien van den wind in de boomen uit te
drukken en een Europeaan, die naar dezen
maatstaf zou worden getest, zou stellig een on
voldoende halen, omdat hij in een, volgens de
Papoea's allervoornaamste wetenschap zoo on
bedreven zou blijken te zijn. In Afrika zijn
stammen, die dozijnen woorden hebben om de
grootte en de kleur van kuddevee aan te dui
den. Ook bij zulk een examen zou een blanke
vast en zeker stralen. Wij kunnen bovendien
moeilijk volhouden, dat leerzaamheid en leer
gierigheid moeten worden afgemeten naar het
gemak en den lust, waarmede iemand de cul
tuur van een ander ras overneemt, want in dit
geval zou de Europeaan,, die de cultuur van
andere rassen nooit heeft kunnen of willen
aanvaarden een slecht figuur maken. En ten
slotte worden tests gewoonlijk slechts op en
kele, zij het misschien geselecteerde, personen
toegepast. Maar wat zou men er van zeggen
als een Papoea een paar Spanjaarden of Pa-
rijzenaars zou testen en zijn conclusies van toe
passing zou verklaren op het geheele blanke
ras? Dergelijke proefnemingen op enkelingen
hebben voor het nemen van een algemeene
conclusie recht op groot voorbehoud.
Bewijzen, dat Papoea's en Dajakkers even
schrander en leerzaam zijn als Javanen, Me-
nangkabauers en anderen is voorloopig even
moeilijk als het tegendeel aan te toonen. Indien
één hunner boven de anderen uitsteekt, mis
schien zelfs er in geslaagd is zeer diep door
te dringen in de Westersche wetenschap, dan
is dat nog geen bewijs, dat al zijn stamgenoo-
ten tot eenzelfde prestatie in staat zouden zijn.
Het zou best kunnen zijn, dat hij een exceptio
neel genie onder zijn volk is of in bijzonder
gunstige omstandigheden heeft verkeerd om uit
te blinken. Anderzijds bewijst de achterlijkheid
van een primitief volk niet overtuigend, dat
zijn geestelijke capaciteiten bij die van andere
volkeren ten achter staan en dat het verstande
lijk niet in staat zou zijn zich hooger op te
werken. Wie een conclusie zou willen trekken
uit het feit, dat een Papoeasche schooljongen
gewoonlijk moeizamer leert dan een Amster-
damsche, mag daarbij niet vergeten, dat aller
lei historische en plaatselijke omstandigheden
in het voordeel van den Amsterdammer zijn.
Zoo bijvoorbeeld zijn huiselijke omstandigheden,
de sociale toestanden, waaronder hij leeft, het
feit, dat zijn omgeving op een veel hooger cul
tureel peil staat, dat de Papoea onderwijs moet
.QSTZfcLFDE veLICE GEVOEL u£8
JE NU ÓÓK. CP 'N UNION WNDEE»
piets! AuS ik wsroRcerrEtt sen
CAAT WN VAE6R ER EEN VCDR MO
-KCDPEN SU:
ontvangen in een taal, die niet zijn streektaal
is enz. En al zouden al deze omstandigheden
voor een Amsterdamschen en een Papoeaschen
leerling gelijk kunnen gemaakt worden, dan
zou de Papoea waarschijnlijk toch nog het han
dicap hebben, dat hij door zijn afkomst een
gevoel van minderwaardigheid over zich heeft.
Pas wanneer deze stigmatisatie zou zijn opge
heven en alle omstandigheden voor beide leer
lingen gelijk zouden zijn, zou uit de resultaten
van het onderwijs een voorzichtige gevolgtrek
king kunnen worden gemaakt.
In de Vereenigde Staten is de idee zeer ver
breid, dat de verstandelijke ontwikkeling van
negers op een bepaalden leeftijd hapert en zij
dan verder incapabel worden nog onderwijs te
ontvangen. In Australië meent men, dat de in
lander in de samenleving daar geen enkel nut
tig werk kan doen en dat 'hij, zou hij het tot
eenige ontwikkeling of wetenschap gebracht-
hebben, van nature weer naar zijn kampvuur
terug zou keeren. Volgens de heerschende opi
nie onder Zuid-Afrikaners hebben de inboor
lingen daar bepaald een manco aan politiek,
economisch en opvoedkundig inzicht, dat hun
absoluut belet een leidende positie in te nemen.
De Japanner is niet minder overtuigd, dat de
Ainu daar te lande in intellectueel opzicht ver
bij hem achter staat en het moeilijk verder dan
middelbaar onderwijs kan brengen. Universi
taire scholing zou dan ook. volgens de Japan-
sche opvatting, voor een Ainu verloren moeite
zijn.
Toch verdient het aanbeveling met het
trekken van dergelijke conclusies voorzich
tig te zijn, omdat zoo licht de wensch vader
der gedachten wordt. In Australië bijvoor
beeld is de inboorling een onovertroffen
werkezel voor den farmer, die zonder zijn
hulp eenvoudig niet zou kunnen bestaan.
Alleen al de vrees, dat hij zijn steun bij het
verzamelen van zijn rijkdommen zou moe
ten missen zou het verlangen kunnen doen
ontstaan hem alle onderricht te onthou
den. Bovendien valt het feit niet weg te
cijferen, dat er in de Vereenigde Staten
niet minder dan veertig duizend zwarten
academisch gevormd zijn en valt het niet
te miskennen, dat het cultuurpeil van den
Amerikaanschen neger ver gestegen is bo
ven dat der Afrikaansche zwarten, waarvan
hij toch in rechte lijn afstamt. De Maori's
in Nieuw-Zeeland en de Hawaianen op de
Sandwich-eilanden, tot voor betrekkelijk
korten tijd nog wilden hebben zich een
groote mate van Westersch inzicht in doen
en laten weten eigen te maken, terwijl hun
neven en nichten van onmiddellijk in de
nabijheid gelegen eilanden daarin geheel
achter zijn gebleven. En, om dichter bij huis
te blijven, hebben de Romeinen uit den tijd
van Julius Cesar aan de barbaren van het
toenmalige Noorden van Europa de capa
citeiten toegekend, die later zoo schitterend
aan den dag zijn getreden en hen tot de
heerschers van de wereld hebben gemaakt?
Een primitief volk kan deugden en capa
citeiten bezitten, die het in staat stellen
krachten te ontplooien, die het in een later
tijdsgewricht en onder de gunstige omstan
digheden omhoog zullen stuwen. In het
dagelijksche leven toonen de wilde volkeren
alleen, wat zij door historische en locale om
standigheden geworden zijn, afgescheiden
als zij waren van elk centrum van bescha
ving en ver van alle wegen, waarlangs zich
de cultuur over de aarde verspreid heeft.
In dat opzicht leefden zij in hun beperkten
kring niet zoo gunstig als zij, die de ontwik
keling van haar oorsprong af hebben mee
gemaakt.
Om die redenen is het moeilijk te zeggen of
in het algemeen een Papoea of Dajakker min
der leerzaam of leergierig is dan een ander.
Een vergelijking is niet te maken, omdat de
omstandigheden niet gelijk zijn. De elementen,
waaruit de ontwikkeling voortkomt, zooals lo
gica, scheppingsdrang en scheppingskracht, de
zorg voor de toekomst schijnen echter in elke
cultuur, hoe primitief ook, wel aanwezig te zijn.
En nu komt het er maar op aan in welke mate
die in elk individu aanwezig zijn. Dat is zoo
niet te zeggen en pas wanneer een volk een
aanzienlijken weg heeft afgelegd, kan daarom
trent een oordeel geveld en een vergelijking met
andere volken gemaakt worden.