GELÉZEN COURANTEN W. De bodem als schatkamer I Plaats dan een „Omroeper voor 90.000 gezinnen Zoekt gij betrouwbaar FOTOREPORTAGE I Personeel i Het levert lang voor de Batavieren kivamen MEN ZAL ER U DANKBAAR VOOR ZIJN WOENSDAG 3 JULI 1940 Zware ijzeren balken zullen het wegdek torsen van de nieuwe brug, welke over den Amslel bij de Halvemaansteeg te Amsterdam in aanbouw is Een aanwinst voor de Amsterdamsche haven. Ten behoeve van de binnenvaart worden bij de verbreeding van de Prins Hendrikkade in de hoofdstad vier aanlegsteigers gebouwd, waarvoor het heiwerk in vollen gang is BOEK EN BLAD ilt U op een eenvou dige wijze medewerken den militairen in Uw woonplaats een groot plezier te doen7 ^Jeeft dan dit blad na lezing aan de kazerne, het militairentehuis of andere verblijfplaats van militairen 'm Uw nabijheid. RETRAITEN Retraitehuis te Bergen De Thabor Retraitehuis Kapellerlaan 38 Roermond piiinmiiniminnnniMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiijiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiüiiniiiiiiiiniiiiimiiiinniimmiimiiiniiiiQ aiiimimminmniiimimtniimiiiiiiiiniiiiimiiiiiiiiiiiiiiimHmiiiiiiiHiiiiiiiiiimmmmmiimniiinmnmiiiiir De nieuwe brug over den Amstel bij de Halvemaansteeg te Amsterdam overspanningen is gereed nadert haar voltooiing. Het geraamte der •v v-f Oe Haagsche schooljeugd is per suggestieve teekening gewaarschuwd tegen het gevaar van onontplofte granaten De bodem is een uitstekende bewaarplaats. Dat weten de boeren, die hun aardappels en hun bieten inkuilen om ze tegen de winter vorst te beschermen, dat weten ook de geleer den, die er van allerlei uit opdelven en opgra ven, dat verre voorgeslachten in den bodem hebben achtergelaten. Ware de bodem niet zulk een prachtige schatkamer, wé zouden van de menschen uit het verre verleden bitter weinig kennis dragen. Het eigenlijke schrift rijkt niet zóó heel ver terug. Papyrusrollen, kleitafeltjes met inscrip ties, ze zijn hoogstens een paar duizend jaar oud, ze geven ons konde van slechts enkele vol ken en we zouden ze ook nooit gevonden heb ben wanneer de droge grond van Egypte en Mesopotamië ze niet voor ons had bewaard. Op de schriftelijke mededeelingen welke die papyrusrollen en kleitafeltjes bevatten is in hoofdzaak de oude geschiedenis gebouwd. Van zelfsprekend begon de algemeene geschiedenis dus met de oude Egyptenaren, van hen werd volgens de geijkte voorstelling de cultuur over genomen door de Phoeniciërs, van dezen docr de Grieken. Daarna werden de Éomeinen het toonaangevend volk en eindelijk, omstreeks het begin onzer jaartelling treden stammen, die onze streken bewoonden, langzamerhand in het licht der geschiedenis. Bij hen ontdekte men voor eerst geen schrift, geen grootscbe steenen ge bouwen, geen maatschappelijke en staatkundige instellingen, zooals Griekenland en Rome ze „Zeg kerel, waarom laat je die O-bee- •en van je toch niet behandelen „Ik denk er niet aan, nu denkt ieder- •en, dat ik een motor heb 1" bad en dus moesten die Kelten en Germanen wel barbaren zijn. Onze voorouders werden met Romeinsche krijgskunst, Romeinsche techniek en later met Grieksche wetenschap en wijsbegeerte ingeënt en met zeer krachtige argumenten werd hun bijgebracht, dat ze hun beschaving aan de vol ken van het Middellandsche Zeegebied te dan ken hadden. Zóó krachtig is die beïnvloeding geweest, dat in onze landen nog eeuwen nadat het Europeesche Westen de drager der cultuur was geworden, in alle toonaarden het ,,ex Oriente lux'' uit het Oosten komt het licht gezongen werd en dat Westersche geleerden op zoek naar de wortels der menschelijke bescha ving. naar Egypte en Klein Azië trokken om daar in moeizamen graafarbeid de geheimen der oudheid aan den bewarenden bodem te ont rukken. Het resultaat van dit werk was inderdaad niet gering. Honderden graven, vele nog geheel in tact, werden gevonden. Heele steden, met tem pels, paleizen en publieke gebouwen werden uit gegraven en elke vondst bevestigde de grootsch- heid en oudheid der beschaving in het nabije Oosten. Men kwam niet op de gedachte ook in eigen streek de spade eens in den grond te zet ten om te zien wat menschen daar hadden ach ter gelaten Bij ons bleef de geschiedenis begin nen met het „Honderd jaar voor Christus de Batavieren komen in ons land." Wel had de oude Pickardt meer dan 150 jaar geleden gewezen op de Drentsche hunnebedden, maar zijn boek werd meer als een fantasie be schouwd dan als een geniale poging tot ver klaring van herkomst en beteekenis dier gewel dige bouwsels. Hij moge zich dan met zijn reuzen vergist hebben, hij heeft toch in verschillende opzichten merkwaardig juist gezien. Wel stond een 100 jaar geleden de Huneborg in het Vol- therbroek in het middelpunt der belangstelling van velen, evenals de houten wegen door de Drentsche venen, maar al wat hier aan ouds gevonden werd meende men nog aan de Romei nen te moeten toeschrijven. Bij de wisseling der eeuwen was men reeds wijzer. Men had ouze grafheuvels ontdekt en onze urnenvelden. Een ware rage ontstond naar die urnen en men heeft ze bij honderden opge graven. Dat echter niet alleen, men heeft er ook van geleerd en ze terecht toegeschreven aan de oude bewoners van eigen gewest, bewo ners uit een tijd ver voor de beroemde komst der Batavieren. Het is jammer, dat deze urnen- jacht werd uitgevoerd door eenvoudige men schen, op aandrijven vaak van liefhebbers in oudheden. Wanneer de ontgraving van graf heuvels en urnenvelden alleen was geschied door vakkundigen, zou men meer wetenschap pelijke resultaten hebben geboekt dan. nu het geval is. Anderzijds moet toegegeven worden, dat de wetenschappelijke graafmethode zich ten deele uit de urnenjacht heeft ontwikkeld. Het feit ligt er echter, dat er door het lukraak graven veel vernield en voor de wetenschap verloren is. Nu hebben we niet meer zooveel ongeschonden urnenvelden en grafheuvels. Wat er nog aan wezig is, mag niet meer vergraven worden zonder wetenschappelijk onderzoek, anders zul len er in onze kennis van onze voorouders steeds groote leemten blijven bestaan. Nu er op zeer groote schaal werkverschaf fingsobjecten ter hand worden genomen, is het zaak direct melding te maken van het vinden van urnen, steenen, bronzen of ijzeren gebruiks voorwerpen van grafheuvels enz. aan de directie van het nabij gelegen oudheidkundig museum Maar er kunnen in den grond nog veel meer dingen van wetenschappelijk belang worden aangetroffen: verspreide steenen voorwerpen in den vorm van beitels en hamers, vuist-groot, stukjes vuursteen van slechts enkele centime ters lengte in den vorm van mesjes, pijlpuntjes, boortjes, schrapers, kleine dingetjes, welke men hun belangrijkheid niet direct aanziet, maar die men kan herkennen aan hun scherpe vor men die alle zeer kunstig behakt zijn. Een gladde vuursteensplinter heeft niet veel te be- teekenen. Zijn er echter heele kleine splintertjes afgehakt om er een mesje of pijlpuntje etc. van te vormen, dan heeft men te doen met werk tuigjes van menschen die voor duizenden jaren deze streek bewoonden. Het komt voor, dat men in witte of gele zand lagen duidelijk afstekende zwarte laagjes on geveer horizontaal ziet loopen. Het is zaak deze niet aan te graven voor men onderzocht heeft, of die lagen ook houtskoolresten bevatten of vuursteenen voorwerpjes. In dat geval dient men deskundigen te waarschuwen. Men kan in een terrein ook bulten aantreffen soms dragen ze eigenaardige namen, bijv Swennebult, Oelenbult enz. die kennelijk door menschenhanden zijn opgeworpen. Soms zijn het vrfj groote vlakke ronde verhoogingen, een ander maal hebben ze den vorm van een Paasch- hoop. Ook hierbij is melding maken de bood schap. Die dingen kunnen voor de kennis van het leven in Germaanschen tijd van belang zijn. Ten slotte willen we nog wijzen op het voor komen van waterplassen vennen die op een of andere wijze onnatuurlijk aandoen. Men vindt ze met blijkbaar afgestoken kanten, men vindt ze waar midden-in breede ver diepingen, net slooten, te zien zijn, maar welke slooten niet doorloopen tot een der einden van het ven. De begroeiing van den bodem is bij deze vennen ook merkbaar anders dan bjj ge wone héideplassen. Natuurlijk moeten dergelijke bulten en vennen het loodje leggen voor de prac- tische noodzakelijkheid van landontginningen, maar het is voor de geschiedenis van veel be teekenis, dat men ze vooraf op kaart nauw keurig vastlegt, dan kunnen ze bestudeerd wor den ook wanneer ze zijn verdwenen. We doen een beroep op alle bazen en arbeiders in de werkverschaffingen om op bijzondere dingen in den bodem te letten en daarvan steeds bericht te geven aan de directie van een oudheidkundig museum. J. B. BROEKHUIS. EI NE BUBENREISE, von Emil Frommel. Uitg.: J. M. Meulen- hoff Amsterdam. Een mooi verhaal, vol leering en spanning, is door de bewerkers W. v. d. Meulen en G. von Baumgarten in 52 fragmenten verdeeld, welke in grootte overeenkomen met de vertaling van het Duitsch in het Nederlandsch op de MULO- examens. Na elk fragment wordt een 10-tal korte zinnetjes of opgaven gegeven, die nauw bij den tekst aansluiten en voor vertaling Ned.- Duitsch geschikt zijn. Op deze wijze is hier een uitgave bezorgd, waarvan de bedoeling is: de Duitsche lectuur, die op het mondeling examen voor de MULO- diploma's wordt vereischt, dienstbaar te ma ken aan het schriftelijk onderzoek. Na de ge noemde fragmenten kooien nog eenige aantee- keningen, welke in hoofdzaak de in de Buben- reise genoemde gedichten bevatten. Het zijn natuurlijk vooral de vele en degelijke annotaties in het Nederl. op elke bladzijde naast de teksten, welke met de vragen en opmerkingen na elk fragment dit werkje, tot een uitstekende com binatie van studie en lectuur voor bovengenoem de examens maken, zoodat de fa. Meulenhoff van deze nieuwe uitgave hetzelfde succes als van haar reeds verschenen werkjes mag verwachten. SCHEIKUNDIGE VRAGEN EN VRAAGSTUKKEN, door ir. A. J. v. d. Laan en dr. H. A. Cysouw. Uitg.: J. Noordurijn en Zn. Go- rinchem. Een werkje, zooals de titej aanduidt, om de verkregen kennis door de scheikundige studie te toetsen, en stellig hier en daar nog wat uit te breiden en te verstevigen. De 365 vragen en vraagstukken, gerangschikt naar de groepen der elementen in het periodiek systeem, en als zoo danig in een 40-tal hoofdstukken met aandui ding waar het over gaat verdeeld, stellen den student in staat, zich voor het examen in deze materie volkomen gereed te maken niet alleen door zorgvuldige behandeling der vragen, maar ook door degelijke afwerking in de opgaven, ontleend aan de eindexamens, waarmee verschil lende hoofdstukken aanvangen. Het werkje is niet uitsluitend een repetitie boekje: het geeft door vele vragen, waarvan het antwoord niet zonder meer in een leerboek is op te zoeken, vragen welke moeten dienen als oefening in zelfstandig afleiden en denken, een zeer doeltreffende completeering der studie uit de doorgewerkte leerboeken. Dr. Cysouw heeft dus den studenten in de chemie een goeden dienst bewezen, door deze pennevrucht van den inmiddels overleden schrijver ir. Van der Laan persklaar te maken en te zorgen, dat het we tenschappelijk studiemateriaal voor scheikunde met een degelijke aanvulling werd verrijkt MEETKUNDE VAN DE RUIMTE, door dr. D. N. v. d. Neut en drs. A. Holwerda. Uitg.: J. B. Wolters Groningen. Een prachtwerk door de degelijke behan deling der stereometrie geheel aangepast aan het huidige leerplan en de hedendaagsche op vattingen inzake het onderwijs in de meetkunde door de duidelijke verklaringen en de spre kende, zeer mooi uitgevoerde teekeningen door de praktische vraagstukken en toepassingen in den tekst, nog vermeerderd en verrijkt met de vraagstukken ter herhaling in de paragrafen 34 en 83. Als de 12 hoofdstukken, waarin het geheele studieplan wordt uitgewerkt," terdege zijn bestudeerd, kan de examencandidaat zich gaan vergasten op het 13e hoofdstuk, bevattende een Algemeene Herhaling: vraagstukken van eind examens, werkstukken, berekeningen, stellingen, enz. om na beëindiging daarvan, niet in vlug tempo, maar degelijk en volledig, van de onzekerheid aangaande den afloop van een na derend eindexamen in deze materie bevrijd te zijn. Er mag bij deze uitgave worden herinnerd aan hetgeen bij de verschijning van het werk Meet kunde van dezelfde auteurs werd getuigd: dat „de deskundige lezer al lezende onder de beko ring komt van hetgeen deze collega's op zoo frissche wijze aanbieden," Die herinnering wordt hier gegeven om onzerzijds te kunnen opmerken, dat het gunstige testimonium ook ten opzichte van deze uitgave zonder voorbehoud mag wor den uitgereikt. TAALBOEK VOOR R.K. U.L.O.- SCHOLEN, door S. H. v. d. Kluit en W. F. Cartens. Uitg.: W. J. Thiemen en Co. Zutphen. De eerstgenoemde auteur, die reeds een uit stekenden Taalcursus voor MULO in omloop bracht, heeft zich met zijn plaatsgenoot-collega van de Kath. school geassocieerd tot het samen stellen van een soortgelijke uitgave voor het R.K. ULO. Deze uitgave bestaat uit een Voor- looper, een deeltje Spraakkunst en 3 deeltjes Oefeningen. Bij deze methode hebben de schrij vers, volgens hun mededeelingen in het Voorbe richt, rekening gehouden met het bekende K.B. van Maart 1938, en dus ook met de „nieuwe" beginselen, die in het taalonderwijs zijn doorge drongen. Even later echter merken zij op, dat het „nog steeds aanbeveling verdient, het kind niet met het bordwater weg te gooien met volle waardeering voor het goede in de nieuwe richting, hebben we ons gewacht voor over drijving en ruime gelegenheid geboden voor zelfwerkzaamheid en schriftelijke toepassing." Ten slotte spreken de auteurs nog hun bezorgd heid uit, dat door een te verre doorvoering van de nieuwe ideeën de taalles in een leesles zal ontaarden. Deze uitgave wil dus het gevaar van genoemde ontaarding afwenden wil ook de spraakkunst behoorlijk in eere herstellen. Dit streven is heel goed, maar het eerherstel is o.i. wat te groot: naast een overvloediger, gramma ticalen tekst in den Voorlooper nog een afzonderlijk nummer voor Spraakkunst èn in de drie Oefenboeken nog een flinke portie spraakkunstige opgaven. Toch zeggen de schrijvers, dat zij van de Spraakkunst alleen gegeven hebben wat ha. beslist noodza kelijk isze blijft beperkt tot wat ze be hoort te zijn: middel, geen doel" We kunnen on mogelijk beamen, dat alles wat schr. in dezen presenteeren, voor de jeugdige MULO-exami- nandi „noodzakelijk" is. Voor het overige hebben we voor de uitgave, voor de wijze van behande ling, voor de keuze der opgaven, voor de prak tische afwisseling, enz. niets dan lof. HERDRUK. Reeds voor de vijf en twintigste maal is bij de N.V. Erven P. Noordhoff te Groningen een op lage verschenen van den schoolzangbundel „Kun je nog zingen, zing dan mee". Het feit alleen dat deze jubileum-oplage kon verschijnen bewijst reeds voldoende, dat deze bundel zich een plaats in de samenleving heeft weten te verwerven, een plaats, die hij zeker verdient te behouden. JuniSeptember 1940 Juli: Zaterdag 6—9 Mannen Volksbond 6.50 Dinsdag 912 Geh en ongeh Dames 6.50 Zaterdag 1316 Gehuwde mannen 6.50 Donderdag 1821 Handelsreizigers - 8.— Zondag 2124 Meisjes 6.50 Augustus: Woensdag 2427 Verloofde meisjes 6.50 Zaterdag 27—30 St. Jozefgezellen 6.50 Dinsdag 302 Augustus: Meisjes 6.50 Zaterdag 36 Jongemannen 6.50 Dinsdag 69 Ongeh Dames 2535 j. 10 Zaterdag 1013 Heeren 8.50 Dinsdag 13—16 Ongehuwde Dames 6.50 Zaterdag 1720 Mannen Amsterdam 6.50 Dinsdag 2023 Meisjes - 650 Zaterdag 2427 Meisjes 6.50 Dinsdag 2730 Gehuwde Dames - 6.50 September: Zondag 13 Meisjes - 6.50 Woensdag 36 Gehuwde Dames 6.50 Zaterdag 7—10 Mannen 650 Dinsdag 1013 Gehuwde Dames 650 Maandag 811 Juli: Gehuwden, P. v. Scha len O.F.M. Zondag 2124 Juli: Meisjes, P. Smeehuysen S.C.J. Zondag 2831 Juli: Meisjes, P. Dr. Sedelaar Aug. Zaterdag 36 Aug.: Meisjes, P. TesserS.MJM. Dinsdag 69 Aug.: Jonge Dames en Onderw„ P Jezuïet Zondag 11—14 Aug.: Voor haar die meergod- vr. willen leven. P. Jezuïet Zaterdag 17—20 Meisjes, P. Tesser S.MM Dinsdag 20—23 Aug.: Verloofde Meisjes en voor haar die kennis hebben. Zaterdag 24—27 Aug Meisjes. Dinsdag 27—30 Aug.: Besproken. Maandag 25 Sept.: Gehuwden, P. Toebosch S.M.M. 1316 Juli: Jongedames Congregants ten Weert e.a. plaatsen. 21 Juli: Verloofdendag. 28 Juli: Moederdag voor Linne, Beegden e. a. plaatsen. 2831 Juli: Huishoudsters van H.H. Geeste lijken. 31 Juli3 Aug.: Onderwijzeressen. 17—20 Aug.: Jonge dames middenstand. 18 Sept.: Gereserveerd. 12 Sept.: Moederdag voor Weert e.a. plaatsen. 15 Sept.: Recollectie voor buiten de stad. De Kroondo meinen bij Apel doorn zijn voor de boschbessen pluk opengesteld. Reeds dadelijk waren er zeer veel lief hebbers, die in grooten getale den kostelijken oogst kwamen binnen halen Het voormalige gebouw van het hoofdstedelijk Gasbedrijf aan den Amstel zal waarschijnlijk verbouwd worden tot hoofdkantoor van de gemeentewaterleidingen. Een voorstel daartoe is bij den gemeenteraad van Amsterdam ingediend

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 4