Terwijl gij slaapt, sleept de nachtboot Bloedgetuigen van Christus Momentopnamen LAATSTE NIEUWS Stuurmanskunst in de duisternis ALLE BANKZAKEN Herbouw van vernielde huizen Romantiek en avontuur op Hollands wijde wateren NEDERLANDSCHE LANDBOUWBANK N.V. ZONDAG 7 JULI 1940 STADSNIEUWS Schipperslatijn en stortbuien Wij varen de duisternis tegemoet De thuishaven in 't zicht.... BLOEMENDAAL SASSENHEIM Bijkantoor HAARLEM Herman Abendroth in de K.R.O.-studio MOEILIJKE SITUATIE BIJ MARTINIQUE De Japansche eischen over wapenvervoer via Burma Britsch antwoord uitgesteld Russen hebben Roemeensche gebieden geheel bezet De spanning tusschen Engeland en Ierland Chineezen bombardeeren Japansche troepen Geen Duitsche censuur op Fransche berichten Roemeensch minister over relaties met Sofia De Fransche bommen op Gibraltar Distributiebureaux in Frankrijk opgericht FRIESLAND EN DE NOORD OOSTPOLDER VOETBAL P urmer s teynVolendam Een voorloopige schaderegeling Onafgebroken wordt er 's avonds gewerkt ®an het Spaarnc by de Gravcnteenenbrug, Waar sterke kerels de vaten en kisten in de kaarseladen rollen. Er zit muziek in dezen arbeid, die gestadig en onvermoeid wordt Voortgezet. Tijd om te beuzelen heeft men niet, want steeds komen andere wagens aan, die hun vracht in de groote dekschui ten lossen. Het bedrijvige leven aan den wal, het knarsen der hijschkranen en het luid geroep van de arbeiders onder het dek vor men een symphonie van kleur en beweging, die tusschcn de oude gevels van pakhuizen zoo sterk spreekt. Aan de oevers van den Spaarr.estroom wordt even noest gearbeid als eeuwen geleden, toen Haarlem zijn op komst en bloei kreeg te danken aan het Waterverkeer. VS* We staan hier op de plaats waar het Kaarse- 'adeveer een eeuwenoude traditie voortzet en hu van den Grooten Kerktoren acht slagen door öe lucht dreunen is het oogenblik gekomen, dat c*:e traditie een bijzonder en avontuurlijk tintje °aat dragen. Langen tijd immers luidde het Verbod, dat 's nachts niet meer mocht worden bevaren op de binnenvaart. Maar het vrachtver- ^°er, dat toch al zooveel moest verliezen in de beuzineregeling zou ten doode zijn opgeschreven als daarvoor geen uitkomst werd gevonden. Ei" moet immers gevaren worden. Dat is een hoodzaak geweest voor alle tijden, zeker nu we klleen maar de beschikking hebben over echte K.'s, die ook van tijd tot tijd rust moeten hebben. En daarom heeft het aloude expeditie- j bedrijf Kaarseladeveer te Haarlem zijn nach- dijken dienst op Amsterdam in eere hersteld. I ^aren bij nacht is romantisch, avontuurlijk en k®rt de wijde stilte van onze Hollandsche wa- i teren waardeeren. Vier minuten over acht zoeft een scherpe st°ot langs de kade en wij schepen ons in op sleeper voor den eersten nachtelijken tocht hi het duister naar Amsterdam. Als de met zeilen toegeslagen dekschuiten ach- ,er ons bootje zijn vastgeslagen, stoomen we op hoor den breeden stroom, die voet langs de schil derachtige buitenwijken, waar de pakhuizen h'uht opeen gedromd staan en waarachter zich h.e stadsbeelden 'vervagen. Aan de rechterzijde z'«n wij de grijze opgelegde schepen, waar zich öe hijschkranen als reuzenarmen overheen bui- geu, terwijl in de fabrieken zware beukgeluiden huveren. Overal waar men ziet is een bedrijvig- heid waar te nemen, die doetdenken aan het eüwige tempo, dat onzen tijd typeert. Aan de Westzijde spreiden zich de grijze wolkenkoppen h'teen en de felgouden zon zet het wijde water bak in een lichtzee. De helle stralen glanzen P®elsch tusschen de witte zeilbooten, die met hun ranke masten en witte zeilen aan den kant hebberen. Bij het idyllische Spaarndam, dat ook bekende torentje weer terug krijgt, varen e de sluizen binnen en dat is voor ons een Uiooie gelegenheid eventjes aan te leggen, want ^uaps" is er niet aan boord. Lang kunnen we 'et echter hier niet maken en langs kanaal O aren we het Noordzee-kanaal binnen. Het is j. °P den waterweg en we kennen dat sierlijke Ubaai bijna niet meer terug, nu we onze groote r":c«t:hepen missen en ook de bedrijvigheid, die ler dag en nacht heerschte, niet meer vinden. Onze vriendelijke gastheer, de heer F. H. "lei, directeur van Kaarseladeveer, die ons v°or dezen eersten nachtelijken tocht uit- boodigde, vertelt ons interessante dingen °ver de navigatielampen, die hij speciaal v°or het varen bij nacht heeft moeten aan schaffen. De lampen zijn vervaardigd uit hiaatijzer en zijn voorzien van dunne spleten, ^aaruit de verschillende kleuren uitstralen mt op 2 km. afstand. E© toplichten, die anders boven in den mast ar>gen, zijn thans vervangen door een wil pintje dat uit de lamp op het voordek straalt, ,erWijl daarnaast het groene en roode licht J^hden. Op de dekschuiten staan witte lam- die zoowel van den wal als door de tegen- h achterliggers gezien kunnen worden. Tegen elf uur naderen we onze plaats van bestemming en op de voorplecht maken ^'e een praatje met den machinist, die het Matste half uur de ketels heeft nagekeken eh bij den verzengenden gloed van den open baard met zijn ijzers in de grijs-rose asch beeft gerommeld. Hij vertelt ons de gehei- van al die rivierschepen, die tegen den *ai liggen, en van zijn vele avonturen toen nog op de groote vaart zat. Hij vertelt Gemoedelijk en prettig, zoo malsch. en sap- dat iedere Hollandsche jongen er van Watertanden gaat. i ^aar het ontgaat hem niet, dat aan den Oos- 'Jken horizon zich een sinistere wolkenmassa 8ü eilPakt, waartegen zich de felwitte rook- eften uit fabriekspijpen optrekken. 'Bet wordt rauw weer," bromt ie. „De lucht ®bent er zich al aardig voor." t* zal wel zoo'n vaart niet loopen, denken we. .w?* nog voor we er op bedacht zijn, tikken h te regendroppels op het stalen dek en bin- v®n een minuut „stroomt" het. De regen drenst ®rtdurend tegen de ruiten van de afgedekte 0 'ne van den kapitein, waar we als hazen jjj ae toevlucht hebben gezocht. Hoewel het nog bf, heelemaal duister is, schermt het ondoor- 'hgbare gordijn van den slagregen alle nit- bt af en om dit pluviale festijn nog even te bpt ^teeren slingeren de bliksemflitsen boven c water. De vaart wordt sterk verminderd en v We zoetjesaan de haven moeten binnen- w.etb wordt het uiterste geëischt van de op- ^ndheid van den kapitein. Maar hoe klein (j °°k is, hij verstaat zijn vak tot in de nopjes bju^hder mankeeren varen we onder de fornu is el® bruggen door, waar het regenwater als stroomversnelling doorheen druischt. ahgzaam aan ontwaren we vage gestalten stcr*wakke contouren van huizen. Dat is Am- op verhaal en terwijl nog de dikke druppels van ons voorhoofd in het schuimend bier rol len, wordt er een stevig stukje schipperslatijn ten beste gegeven. De vroolijke lach verdrijft weer de misère van een half uur geleden en dan kiezen we zoetjes aan weer het natte sop. Het is tien over half twaalf wanneer we afvaren en het vage stadsbeeld achter ons laten. Het is volslagen duister op het water, hier en daar ziet men aan weerskanten van den oever de zwarte silhouetten van groote fabrieken en loodsen. We staan naast de stuurcabine en we laten de geluiden van den nacht over ons heengaan om die merk waardige klanken van water, wind en fa- briekslawaai te genieten. We kijken recht in het ruim onder ons, waar de machinist, met een zwakken vuurgloed op zjjn gezicht, voorover staat gebukt en zonder ophouden de zware pook door het vuur trekt. Naast ons, achter het bedruppelde glas, zien wij den kapitein turen, terwijl het vuurroode puntje van zijn sigaar bij iederen trek gloeit Nu het kil wordt en het nachtelijk donker haast ieder beeld aan ons zicht heeft ontnomen, zoe ken wij ook een plaatsje bij het stuurrad en de spraakzame stuurman vertelt honderd uit, als wij hem naar zijn belevenis van het varen bij nacht vragen. „Uitkijken is een eerste eisch," zegt hij, „voor al als je een nacht hebt die volslagen donker is. Maar dat gebeurt in deze zomermaanden slechts spaarzaam. Met Veel donker, zooals nu, gaat het kalmpjes aan, want^als het een beetje wil, zitten we zoo op den kant of tegen een schip." „Kijk maar," en hij wendt vlug het roer naar lii VS, „die verraderlijke zwarte vlek is een groot rivierschip." We steken vlug ons hoofd buiten stuurboord en daar zien wij op nauwelijks twee meter af stand den wand van een 35 meter lang rivier schipWe ondervinden het nu zelf dat het lang geen grapje is om zoo maar op het gevoel te moeten varen. Men mist alle oriëntatie middelen. De groote lichtreclames, de lantaarns van de wegen, de navigatielichten van stilliggende schepen en het vele andere licht dat in andere tijden te zien is, zijn gedoofd, zoodat deze tocht in volslagen duisternis gemaakt moet worden. Hoewel ik gebruik van mijn kompas maak, moet je hier toch den weg op je duimpje ken nen. Ik zou het een vreemde niet willen aan raden hier in het donker te gaan varen. Hij zou wel eens rare botsingen kunnen maken. „Kunt u ook de tegen- en achterliggers zien?" vragen wijd en kapitein. „Ja, dat hoort wel zoo, maar 't gebeurt wel dat een schip, dat hooger of lager dan het mij ne ligt, onzichtbaar blijft, omdat de uitstra ling door de dunne spleten aan een bepaalde hoogte gebonden is." Uur na uur verstrijkt en onafgebroken turen we met den stuurman voor ons uit. De span ning wordt even gebroken als we een groote gaping in den hemel zien verschijnen, waar een deel van hets terrenveld zichtbaar wordt. De minste verlichting boven ons heeft direct zijn uitwerking op het water, waarin direct wazige en tamelijk goed zichtbare vlekken verschijnen, die het oriënteeren ten zeerste vergemakkelijken. Een half uurtje gaat verloren met het wach ten op het schutten in de sluizen, maar dan komen we ook in de meest bedriegelijke zóne. De zwarte schimmen, die stil en stom voor ons staan als massale kolossen veranderen de streek onherkenbaar, maar de kapitein laat zich niet gauw beetnemen en weet met vaste hand ons er door te varen. Af en toe zoeft een sterke wasem uit een der zijpijpen en een grijze nevel beweegt zich voort over de kille blikkering, die met strepen over het water verspreid ligt. Maar voortdurend en zonder ook maar eenigszins te verzwakken grolt het kielzog achter den sleeper en werpt zijn witte schuim tegen den rubberen voorste ven van de kaarselade. Uit de wijde vlakte 'slaat bij een boerderij een hond aan of wordt ons oor getroffen door het zomerconcert, dat de kikkers tusschen het wallegroen aanheffen. Twaalf minuten na drieën stapten wij op Haarlemschen bodem en veilig en wel hebben wy den eersten tocht per nachtschuit door de diepe duisternis over rivieren en kanalen vol bracht. Kaarseladeveer, die op een eeuwen oude traditie kan bogen, volgt ook in dezen tyd dezelfde route die vooral de laatste jaren voor het binnenvaartverkeer zoo populair is. Met rechtg eldt hier voor den kapitein de tekst van Constanten Huygens, die schreef: Weeran, riepen de Matrosen, 't Is een man oft Mouringh waer, Weeran, 't is de jonge Vaer, Heintgje peurde strack an 't stuer, en Haelde 't ancker uyt de grond. 't Scheepje ginck door 't Zee-sop schueren, Offer Mouring noch an stond. fpiu?arn bil nacht! Als we de kade hebben be- kiau zÜn en ons straks huiswaarts zullen klauteren we over drie dekschuiten, die mau Vcrt a<3en t^ezeiien. Het is zoeken en tasten en af en misstap, maar zonder kleerscheuren be- We toch den vasten grond. gezéllig café'tje komen we weer wat Burgerlijke Stand Geboren: J. Verhoe venVerzeilberg, z. M. Schrijvers—Huls bosch d. J. I. Willemse—van Egmond, d. L. E.'van HasseltPichon, d. Th. W. War merdamJansen, z. J. F. H. Mooijekind Teeuwen, d. J. P. RijnveldWarnaar, z. Ondertrouwd: G. J. Paré en W. S. Granpré Molière W. H. Tesselaar en A. M. van Ven- deloo A. W. Schade van Westrum en A. M. van 't Oever. Getrouwd; G. Sonderman en A. Speerstra E. Timmermans en E. M. J. van Overbeek E. de Mon en A. M. Acker D. C. van Lonk- huijzen en E. A. M. Brussaard. Overleden: M. H. S. Levij, echtg.e van J. H. van Kampen, 31 jaar, overl. te A'dam I. Roos 62 jaar, overleden te Amsterdam C. N. Hulsbosch, 6 maanden, overleden te Haar lem H. J. Bleeker, £8 jaar, overleden te Kampen S. van Zuiden, echtg. van M. J. van Zuiden, 40 jaar, overl. te Haarlem G. Blaauboer, 70 jaar. Burgcriyke Stand. Geboren: Theodora Pe troneha Maria, dochter van D. N. Zoet en van M. Pesschier; Trijntje, dochter van D. A. Sluij- mer en van P. van Schaik; Johannes Quirinus Maria, zoon van M. J. A. Meijer en van E. G.. Hille, (Amsterdam) Ged Oude Gracht 29 Bloedgetuigen van Christus M. F. Schurmans S.J. J. J. Romen en Zonen, Roermond—Maaseik. Pater M. F. Schurmans S. J. heeft een boek samengesteld, waarin tal van tafereelen wor den geschilderd, die het sterven van vele mar telaren tot onderwerp hebben. Een boek, dat men bij-lezing-ineens wellicht overdadig zal vinden, doch dat bij stukken gelezen een rijk dom aan heilige en heilzame overwegingen be vat. Ruim honderd marteldooden worden er in beschreven, vrijgehouden van al te boeiende détails en den nadruk leggend op den adeldom van den marteldood, die zoovele duizenden chris tenen hebben ondergaan. De namen van Polycarpus, Ptolemeus en Lu cius, Justinus en gezellen, Apollonius, Perpetua en Felicitas, Carpus, Maximus, Conon, Cypria- nus, Fructuosus, Marinus, Maximilianus, Mar cellus, Julius, Caludius, Agape, Irene, Chione en zoovele anderen vormen de titels der tal rijke hoofdstukken. Karei Thole teekende de suggestieve, ietwat aangezette titelplaat, die zou kunnen luisteren naar het onderschrift „De Christenen voor de leeuwen", zooals men dat wel op oude platen ziet. Om een denkbeeld te geven van den vertel trant, door den schrijver gevolgd, laten we hieronder een kort hoofdstuk uit het boek vol gen. Het betreft den marteldood van den tuin man Conon, die onder Decius heeft geleefd en zijn leven voor God heeft gegeven. I.. Ziehier dan nog een voorbeeld van een goddeloos rechtsgeding. Na den dood der heilige martelaren van Christus, Papias, Diodorus en Claudianus, ver trok de gouverneur van Magydus en vestigde zich in de wijk van Zeus. Hij besloot ook daar de bewoners door een heraut voor het gerecht te roepen. De oproep van den heraut had tot gevolg, dat alle bewoners met haast uit de stad vlucht ten en have en goed in den steek lieten. Zoo bleef de stad alleen achter in de handen van den wreeden gouverneur en van zijn troep. Deze zond zijn mannen, soldaten van de lijfwacht en enkele anderen uit, om overal, in alle wijken en in alle huizen te gaan zoeken, of ze niemand vinden zouden. Zij gingen, maar keerden weldra weer met de boodschap, dat er niemand te ontdekken was, noch in de stad, noch op het platteland. II. Toen vroegen een zekere Naodorus ook Apelles genaamd overste der stad, en een tempelbediende, die eveneens een verwoed afgodendienaar was, den gouverneur een hulp troep, om opsporingen te doen in de wijken, die hun verdacht voorkwamen. Een soldaat van dien hulptroep, met name Origenes, die meegegaan was met bovengenoem- den Naodorus, de politieafdeeling en de anderen, legde de hand op den gelukzaligen Conon, die juist bezig was een tuin van den Keizer te be sproeien. Dit geschiedde in een plaatsje, Kar- mena genaamd. zy gingen naar den driemaal zaligen mar telaar toe en begroetten hem: „Goeden dag, Conon!" En de dienaar van Christus, een eenvoudige ziel en argeloos-goedhartig, zei hun: „Ook goe den dag, jongens!" Origenes begon: „Vadertje, de gouverneur laat je ontbieden". Conon: Wat, heeft hy me noodig, de gouver neur? Ik ben voor hem een onbekende en dan nog wel een christen! Als hy volk van zijn soort moet hebben, laat hij dan elders zoeken en niet by een ouden tuinman, die heel den dag aan het werk is. En de goddelooze Naodorus, uit zijn lood ge slagen door dit antwoord, liet den heilige achter aan zijn paard binden en sleurde hem zoo mee voort. De heilige martelaar zei geen woord aan degenen, die hem meetrokken, maar volgde ze geduldig en gedwee. III. Naodorus tot Origenes: Onze jacht is met vruchteloos geweest; we hebben gevonden, wat we zochten. Deze hier zal zich te verant woorden hebben voor al die christenen! Toen men voor den gouverneur stond, sprak Naodorus: „Dank zy de gunst der goden, het gebod van den Keizer en uw goed geluk, hoog edele gouverneur, hebben we eindelijk onzen man gevonden, een vurig vereerder onzer go den, een trouw onderdaan der wetten van den grooten Keizer!" De heilige Conon protesteerde heftig en luid: „Ge liegt, ik gehoorzaam alleen aan den groo ten Koning Christus". Origenes: Doorluchtigste der Meesters, wc- hebben lang gezocht in de stad en omstreken, en niemand hebben we gevonden, tenzy dezen ouden man ergens in een tuin. IV. De gouverneur tot den martelaar: Zeg me eens, kerel, vanwaar zijt ge? Van welke fa milie? Hoe is uw naam? Conon: Ik ben van Nazareth in Galilea; ik ben van de familie van Christus, dien we van vader op zoon dienen, en dien ik erken als den God van het heelal. De tyran: Als ge Christus erkent, erken dan ook onze goden. Gehoorzaam; en, by alle goden, ge zult een niet gewonen roem verwerven: een koninklyken vertrouwenspost en eer in over vloed. Ik beveel u niet, te offeren of iets dege lijks. Neen, neem slechts een weinig wierook, wat wijn en een olijftak en zeg: „Allerhoogste Zeus, bescherm deze schare". Dat is alles, ik vraag u verder niets. Luister naar mijn raad en laat dit verachteiyk bygeloof varen. Dwaal niet langer; maak u geen god van een mensch, en dan nog wel van een mensch, dien men ter dood bracht, is het niet? Ik ken hem, dien god. De Joden hebben me nauwkeurig ingelicht omtrent het geslacht, waaruit hy stamde; omtrent de leer, die hij preekte aan zyn volgelingen en den dood, dien hij aan het kruis gestorven is. Ze hebben me eens zijn gedenkschriften meege bracht en er uit voorgelezen. Verlaat toch al die dwaasheden en leef gelukkig in ons mid den. V. De gelukzalige martelaar zuchtte en sloeg zijn oogen ten hemel. Na een kort gebed tot den God van het heelal, antwoordde hy den tyran: „O meest goddelooze aller menschen! Waart ook gij maar door die dwaasheid aangetast, dan hadt ge zooveel onsterfelijke zielen niet ten ver derf gebracht, door hen levenlooze steenen te doen aanbidden en dingen door mcnschenhand gemaakt, die zien noch hooren kunnen. Hoe durft ge het toch aan, den God van het heelal te lasteren? Is uw leven niet in Zyne hand? Mocht ik samen met alle uitverkorenen onop houdelijk Zyn naam bezingen en Hem verheer lijken, den Verlosser van de wereld, den God van het heelal!" Bij die woorden van den zaligen martelaar ontstak de goddelooze tyran in woede en sprak: „Als ge niet wilt gehoorzamen, zullen de folte ringen u wel leeren vreezen; als ge echter ook met de foltertuigen lacht, zal ik u doen om komen door u voor te werpen aan een wreeden leeuw, of u tot aas te gooien in den kuil der wilde dieren. Ik zal u laten sirrven hangend aan een kruis, u dompelen in een gloeienden ketel boven een hevig vuur, ik zal u laten weg smelten, als ge niet wilt offeren aan de onover winnelijke, eeuwige goden. De gelukzalige martelaar hernam: „Wat een onbeheerschtheid, Meester! Wat al bedreigingen! Denkt ge, dat die vloed van dreigementen mij zal overtuigen? Dat nooit; dat zal niet lukken! Zie maar, dat de Rechter u zelf niet overlevert aan de hel, waaruit men niet ontsnapt, en aan het onbluschbaar vuur, dat eeuwig brandt en waar de worm niet sterft. De folte/mgen, waar mee gij my bedreigt, kunnen me niet deren. Ik heb een God, die my versterkt". De Tyran: Indien deze folteringen niets ver mogen, dan zal ik er nog wreedere-voor u uit denken. VI. Na overleg met zyn raad gaf hy zyn or ders. Men sloeg den martelaar spykers door de voeten, en zoo liet de gouverneur hem voor zyn wagen loopen. Voortgedreven door twee beulen met geesels in de hand, slaakte de martelaar zelfs geen zucht, maar hy herhaalde aanhoudend en stil het woord van den psalm: „Ik heb al mijn hoop op den Heer gesteld; Hy heeft zich naar my neergebogen en myn noodgeklaag ge hoord." Toen men het marktplein naderde, wierp de heilige martelaar Conon zich op de knieën en bijna stervend van uitputting sloeg hij de oogen ten hemel en bad den Heer met deze woorden: „Heer Jesus Christus, ontvang mijn ziel, verlos me van deze bloedhonden en geef me de rust met de rechtvaardigen, die Uw wil hebben vol bracht. Ja, myn God, Gy zyt de Koning der eeuwen". Onmiddellyk na dit gebed en het kruisteeken gaf hij den geest. De godvergeten gouverneur keerde terug naar zyn wijk, gansch terneergeslagen om de overwin ning van den martelaar. De gelukzalige Conon werd opgedragen als een offerande aan God, den Koning der eeuwen, j Wien eer toekomt in alle eeuwen der eeuwen. Amen. Sinds Maandag is het repetitie, eiken och tend en vaak 's middags ook nog. Het is een' hard en gedurig werk aan de door Abendroth gewilde vertolking van de machtige Brückner- symphonie. Door en door kent hy de partituur, met elke passage, met elke noot is hij ver trouwd: het is nu de zaak dit alles over te brengen op de musici, die met een prachtig en doelbewust vertrouwen zich aan zijn wil on derwerpen. Van het begin af aan is er één wil, één doel: de weergave, welke later door in- gewyden ideaal werd genoemd. En er is een groote rust in deze spanning, waarvan een elk zich bewust is; de rust te zullen s.agen. Als er een fout gemaakt wordt, onderbreekt de diri gent het spel niet onmiddellijk. Eerst later ko men de bemerkingen, soms wel tien minuten later, maar er ontgaat hem niets. Abendroth is musicus, kunstenaar, maar ook vakman. Hij kent de moeilykheden, waar elk zijner muzi kanten nu voor wordt geplaatst en deze moei lykheden zijn waarlijk niet gering. Bij een pizzicato-passage der le violen laat hij eerst de geheele passage uitspelen. Het is noc geen een heid. „Legt nu allen den duim op het instru ment, myne heeren, dan hebt u meer houvast, niet zoo maar vanuit de lucht...." Zoo ook weet hy anderen, practisch, technisch te hel pen. En het vertrouwen is daarmede aan- merkelyk vergroot. Bij de repetitie zit Pierre Reinards, leerling van Abendroth en vaste dirigent van het orkest in de zaal. Hij heeft het werk voorbereid en laat nu zyn meester de finesses en de door hem ingeleide en begrepen intentie. Naast hem zit de heer Willy d'Ablaing, de muzikale adviseur van den K.R.O. Zij volgen de repetitie, zy be leven deze mede in een kleine partituur.... Opeens breekt Abendroth af. Hij heft zijn grij- zenden, sterken, markanten kop schuin omhoog en luistert naar de ingevallen stilte. „Zong daa. iemand mee?", vraagt hy ironisch. Enkele or kestleden kijken onderzoekend de zaal in naar het tweetal op de eerste ry stoelen. „Ach so.... komt 't daar vandaan...." en als het blijkt dat de heer d'Ablaing in het vuur der gedeelde am bitie mee heeft zitten neuriën: aber so eine schone Stimme, dat moet wel direct opvallen." Het zijn de lach en de humor die den ernst van deze gespannen uren telkens breken. Op den uitvoeringsavond is het orkest, waar van de leden onderling steeds op een bijzonder collegialen voet staan, meer dan ooit één. Men vreest niet slechts zyn eigen moeilijkheden, maar ook die van zyn collega: er mag, neen er zal ook niets „gebeuren". En toch, 't minste vlekje kan een breuk, een inzinking geven. Dan zie je 't wonder gebeuren, als na enkele ner veuze oogenblikken Abendroth versehynt en zich voor 't orkest zet: vierkant, straf, zeker van zichzelf en van alle anderen. Het is een ver ademing. Geen die meer wantrouwt, geen die beangst is. Alleen de wil en de spanning en de kracht om 't uiterste te geven. En zoo is 't ook geworden iets heel bizonders, iets heel moois, iets onzegbaar waardevols in dezen tyd.: dat gezamenlyk en eendrachtig op gaan in de schoonheid van een werk, dat een groote geest en een begenadigd kunstenaar ons schonk, deze tweede symphonie van Anton Brückner. Het kostte Abendroth zichtbaar moeite af scheid te nemen van de mannen, die dit, met en door hem, hadden volbracht. Onder het dankbaar en ovationeel applaus van de aanwe zigen boog hy zich telkens weer naar zyn mu sici, groette hen, woof hen toe, zei enkele woor den en toen wéér en toen nóg eens en hij bleef talmen. En gelijk het orkest hem staande had begroet bij zyn binnenkomst, gerustgesteld door zijn aanwezigheid, zoo stonden zy later daar, toen hy weg was. Opeens als verlaten en opeens als verweesd. Piet Hartveld, de concertmeester, zei 't nu zelf: „Het was heerlyk, het was prachtig, maar 't is zoo doodjammer dat 't voorby is...." Daarmede waren de geest en de sfeer van deze dagen geteekend. Zy brachten echter nog een andere zekerheid dan die van een voorbije mu- ziek-vreugde: de zekerheid dat de oud-leerling ciit kostbaar werk van weinige uren zal voort zetten gedurende vele komende jaren. Wij hou den Reinards, als wy Aliendroth missen. A. x. W. Gedeeltelijk gecorrigeerd.) WASHINGTON, 6 Juli (Reuter). Minister Cordell Huil heeft geweigerd zich uit te laten ever het gerucht, dat Britsche vlooteenheden het Fransch'e eiland Martinique zouden willen blokkeeren, Hy verklaarde slechts, dat dit hem onwaarschijnlijk" voorkwam. Men weet niets van de aanwezigheid aldaar van Fransche torpedo boot-jagers en duikbooten. Een ding echter staat vast, n.l. dat een aantal vliegtuigen, die Frankryk van Amerika heeft gekocht, zich op het eiland bevinden. De toestand wordt des te moeilyker, daar het eiland in de z.g. veiligheidszone ligt, waarin de Vereenigde Staten ieder ingrij pen van een oorlogvoerende mogendheid verbieden. TOKIO, 6 Juli. (D.N.B.) De Engelsche ambassadeur in Tokio heeft telefonisch het departement van Buitenlandsche Zaken er van in kennis gesteld, dat de Britsche re geering de besprekingen met de Koloniën betreffende de Burma-kwestie nog niet heeft geëindigd en dientengevolge haar ant woord moet worden uitgesteld. Zooals gemeld is had Londen zijn antwoord op de Japansche eischen betreffende het transport van oorlogsmateriaal naar Tsjoengking over Burma aangekondigd voor hedenavond op zijn laatst Ten aanzien van dit nieuwe uitstel schryft Domei, dat deze vertraging duidelijk opzet is. Tokio ziet zich thans van zijn kant gedwongen tot „vastberaden maatregelen", vooral met het oog op de ngelsche voornemens om tijd te win nen teneinde de verdere versterking van de ves ting Hongkong ten uitvoer te leggen. BOEKAREST, 6 Juli. (Reuter) Gisteravond is medegedeeld, dat de evacueering van Bessara- bië en de Boekówina óp 3 Juli om 13.00 uur ge ëindigd was. De Russische eenheden hielden halt aan de rivieren Proet en Donau. In de Boekowina, waar de Russische troepen per abuis de nieuwe grens overschreden, trokken zy zich spoedig daarop terug. By dit overschrijden van de grens, aldus de Roemeensche mededeeling, leden onze troepen lichte verliezen aan officieren pn manschappen. NEW-YORK, 6 Juli (Stefani). Men neemt aan dat de Britsche regeering het voornemen heeft het Westminster-Statuut te schenden, gelijk ook reeds het geval was in Zuid-Arika. De Engelsche regeering zou het voornemen heb ben bevel te geven tot bezetting van de Iersche havens. De regeering in Dublin heeft bevolen dat de havens van Dublin, Dundalk en Cork geplaatst moeteh worden onder de militaire autoriteiten. De steeds dreigender houding der Engelschen tegenover Ierland heeft in Iersche kringen der Vereenigde Staten toenemende verontwaardi ging gewekt. TSJOENKING, 6 Juli (Reuter). Een eskader Chineesche vliegtuigen heeft gisteren Japan sche troepenconcentraties gebombardeerd in de Chineesche haven Itsjang aan de Jangtse ten westen van Hankau. Een Japansch vliegtuig werd neergeschoten een aantal andere zwaar beschadigd. GENèVE, 6 Juli (D.N.B.). Het Fransche mi nisterpresidium heeft door de Fransche radio een communiqué gepubliceerd waarin de ge ruchten, welke in het buitenland zijn verspreid en volgens welke alle door de Fransche regee ring uitgegeven berichten onderworpen zouden zijn aan een voorafgaande censuur van de Duitsche bezettings-autoriteiten, volstrekt on gegrond worden genoemd. In het bizonder wordt erop gewezen, dat geen Fransche communiqués en ook geen radioberichten in Frankryk op eenigerlei wijze voor de publicatie en versprei ding aan een Duitsche censuur moeten worden overgelegd. SOFIA, 6 Juli. (D.N.B.) Het hier verschijnen de ochtendblad „Utro" publiceert een onderhoud van zijn correspindent in Boekarest met den nieuwen Roemeenschen minister van Buiten landsche Zaken, die daarin o.m. zeide, dat hij tegenover Bulgarije diepe vriendschap gevoelt en er van overtuigd is, dat de belangen van beide staten een vreedzaam leven naast elkan der en een vriendschappelyke oplossing van alle misverstanden eischen. MADRID, 6 Juli. (D.N.B.) Uit La Linea wordt gemeld, dat hedenmorgen een vreemd vliegtuig, naar het schynt een Fransch toestel, in duik vlucht bommen heeft geworpen op de haven installaties van Gibraltar. De Engelsche lucht afweer trad in actie. PARIJS, 6 Juli (D.N.B.)In het belang van een rechtvaardige en voortgezette levensmidde lenvoorziening der bezette gebieden zijn op be vel van de Duitsche autoriteiten z.g. distribu tiebureaux in het leven geroepen. Alle land bouwproducten, levensmiddelen van iederen aard en halffabrikaten zijn in beslag genomen en zullen door de nieuwe distributiebureaux verdeeld worden. Deze opvordering beteekent geen onteigening. Zy onttrekt den eigenaar alleen het recht om er vry over te beschikken en wel in het belang van de gemeenschap. De levensmiddelenzaken nebben nog steeds het recht voorraden in te koopen, en wel in denzelfden omvang als ver leden jaar. Ook de verkoop aan klanten voor de dagelyksche behoefte is niet onderworpen aan een speciale controle der militaire autori teiten. Dezen behouden zich echter het recht voor van tyd tot tyd te onderzoeken of een rechtvaardige verdeeling geschiedt. Verder is in het belang van het aanzwengelen van het bedrijfsleven bepaald, dat alle ondernemingen hun bedrijvigheid moeten voortzetten. In de ondernemingen, waar de eigenaar afwezig is, wordt een voorlocpige beheerder aangesteld. Employés en arbeiders is het verboden de werkplaatsen te verlaten of in staking te gaan. Prysverhoogingen zonder speciale vergunning worden bestraft. Gedeputeerde Staten van Friesland stellen aan de Provinciale Staten voor aan de commissie \oor den Noord-Oostpolder een subsidie te ver- leenen van ten hoogste f 2500 per jaar voor den tijd van 5 jaren. Zij teekenen bij dit voorstel het volgende aan: „Eenigen tijd geleden hebben wy de in 1937 op ons initiatief opgerichte commissie voor den Noord-Oostpolder, welke commissie was te be schouwen als een vertegenwoordiging van een 18-tal gemeentebesturen uit het Zuiden der provincie, opgeheven en een nieuwe commissie op bieederen grondslag ingesteld. In deze com missie hebben zitting genomen twee leden van Gedeputeerde Staten, twee burgemeesters en enkele personen uit de kringen van den land bouw, handel en industrie en Friesche cultuur. Deze nieuwe commissie heeft zich met onze volle instemming, ondanks de byzondere tyds- omstandigneden, terstond aan den arbeid gezet. Wy zyn met haar er van overtuigd, dat, hoe de toestand zich ook moge ontwikkelen, de toe komstige Noord-Oostpolder van groot belang is er. zal blijven voor onze provincie en dat daarom alles in het werk gesteld moet worden, een nau we aansluiting tusschen den polder en Friesland te verkrijgen. Een der beste middelen daartoe is de vesti ging van Friezen in den polder te bevorderen. De vorige commissie was reeds met den arbeid in die richting begonnen en de nieuwe commis sie zet dat werk voort. zy is van meening, dat een van de dingen, die in de eerste plaats moeten worden gedaan, is het in het leven roepen van een geregelde en uitgebreide voorlichting over alles, wat op dezen polder betrekking heeft. Zij acht het noociig, cat hiervoor de hulp wordt verkregen van een be kwame kracht, by voorkeur iemand met zekere iandbouwschoiing, omdat de polder in de eerste tientallen jaren een overwegend agrarisch ka rakter zal hebben en een algemeen inzicht in de vraagstukken, die zich by de vestiging in een nieuw gebied op eenigszins groote schaal voor doen en voorts van zoo algemeene en breede ontwikkeling, dat hij ook andere kringen der bevolking dan de landbouw omtrent de bestaans mogelijkheden in den polder van raad en voor lichting zal kunnen dienen. Deze kracht zal zich geheel aan dat werk moeten kunnen wyden en dan ook aanspraak hebben op een dienovereenkomstige belooning. De commissie raamt de daaraan verbonden kos ten voorshands op f 5.000 per jaar, w.o. f 3.000 voor belooning. Zy heeft zich voor het byeenbrengen van de noodige gelden in de eerste plaats gewend tot organisaties, instellingen en andere belangheb benden in de provincie, van wie zy verwacht, dat zij ten minste de helft van genoemd bedrag zullen byeen brengen. Voor de andere helft doet de commissie een beroep op Gedeputeerde Staten. De tyd van 5 jaren is gekozen, omdat de be zetting van den polder na verloop van dien tyd vermoedelyk voor het grootste gedeeite haar beslag zal hebben gekregen." Hedenavond om half zeven wordt te Pur- merend een voetbalwedstryd gespeeld tusschen het eerste elftal van de KNVB-vereeniging Pur- mersteyn en Volendam 1. (Berichten reeds geplaatst in een deel van onze vorige oplaag) De regeeringscommissaris voor den Wederop bouw meldt ons: Van den wnd. secretaris-generaal, wnd. hoofd van het departement van Financiën, werd een eerste mededeeling ontvangen omtrent de wyze, waarop ten aanzien van bepaalde gevallen in schade, door oorlogsgeweld veroorzaakt, zal worden tegemoet gekomen. Deze mededeeling luidt als volgt: „De wnd. secretaris-generaal, wnd. hoofd van het departement van Financiën heeft, teneinde op die plaatsen waar zulks mogelijk is, ten spoedigste wederpbouw te bevorderen van door oorlogsgeweld beschadigde panden, dienende tot woonhuis, winkel of werk plaats met inbegrip van daarbij behoorende bedrijven, onmisbare loodsen en bygebouwen, besloten, in afwachting van de nader te treffen regeling inzake de verleening van een tegemoetkoming van overheidswege in schade door oorlogsmolest geleden, bekend te maken, dat het in het voornemen ligt, te bevorderen dat een tegemoetkoming wordt verleend in schade, aan zoodanige panden geleden, voorzoover deze schade voor een en denzelfden eigenaar f 10.000 met te boven gaat en wel ten bcloopc van de koopwaarde, welke op 9 Mei jj. aan de beschadigde pan den was toe te kennen, onder aftrek van de waarde van den ondergrond en van de even- tueele restant waarde van de zich daarop bevindende opstallen. Het ligt niet in de bedoeling, tegemoetkoming te verleenen voor schade aan glasruiten, tenzy in byzondere gevallen. Evenmin is het de be doeling schade beneden f 100 voor een geldelyke tegemoetkoming in aanmerking te brengen." Op grond van deze mededeeling kan worden aangenomen, dat in bovenbedoelde gevallen een tegemoetkoming in de schade zal worden ver leend tot het bedrag van de verkoopwaarde op 9 Mei 1940, indien dit bedrag per geval en per Jgenaar f 10.000 niet te boven gaat. Een uitzondering moet voorloopig worden gemaakt voor die plaatsen, waar herbouw nog niet mogelyk is omdat daarvoor eerst een algemeen plan voor den opbouw van het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 3