Terwijl gij slaapt, sleept de nachtboot
Bloedgetuigen van
Christus
Momentopnamen
LAATSTE NIEUWS
Stuurmanskunst in de
duisternis
ALLE BANKZAKEN
Herbouw van vernielde
huizen
Romantiek en avontuur op
Hollands wijde wateren
NEDERLANDSCHE
LANDBOUWBANK N.V.
ZONDAG 7 JULI 1940
STADSNIEUWS
Schipperslatijn en stortbuien
Wij varen de duisternis
tegemoet
De thuishaven in 't zicht....
BLOEMENDAAL
SASSENHEIM
Bijkantoor HAARLEM
Herman Abendroth in de
K.R.O.-studio
MOEILIJKE SITUATIE
BIJ MARTINIQUE
De Japansche eischen over
wapenvervoer via Burma
Britsch antwoord uitgesteld
Russen hebben Roemeensche
gebieden geheel bezet
De spanning tusschen
Engeland en Ierland
Chineezen bombardeeren
Japansche troepen
Geen Duitsche censuur op
Fransche berichten
Roemeensch minister over
relaties met Sofia
De Fransche bommen
op Gibraltar
Distributiebureaux in
Frankrijk opgericht
FRIESLAND EN DE NOORD
OOSTPOLDER
VOETBAL
P urmer s teynVolendam
Een voorloopige schaderegeling
Onafgebroken wordt er 's avonds gewerkt
®an het Spaarnc by de Gravcnteenenbrug,
Waar sterke kerels de vaten en kisten in de
kaarseladen rollen. Er zit muziek in dezen
arbeid, die gestadig en onvermoeid wordt
Voortgezet. Tijd om te beuzelen heeft men
niet, want steeds komen andere wagens
aan, die hun vracht in de groote dekschui
ten lossen. Het bedrijvige leven aan den wal,
het knarsen der hijschkranen en het luid
geroep van de arbeiders onder het dek vor
men een symphonie van kleur en beweging,
die tusschcn de oude gevels van pakhuizen
zoo sterk spreekt. Aan de oevers van den
Spaarr.estroom wordt even noest gearbeid
als eeuwen geleden, toen Haarlem zijn op
komst en bloei kreeg te danken aan het
Waterverkeer.
VS*
We staan hier op de plaats waar het Kaarse-
'adeveer een eeuwenoude traditie voortzet en
hu van den Grooten Kerktoren acht slagen door
öe lucht dreunen is het oogenblik gekomen, dat
c*:e traditie een bijzonder en avontuurlijk tintje
°aat dragen. Langen tijd immers luidde het
Verbod, dat 's nachts niet meer mocht worden
bevaren op de binnenvaart. Maar het vrachtver-
^°er, dat toch al zooveel moest verliezen in de
beuzineregeling zou ten doode zijn opgeschreven
als daarvoor geen uitkomst werd gevonden.
Ei" moet immers gevaren worden. Dat is een
hoodzaak geweest voor alle tijden, zeker nu we
klleen maar de beschikking hebben over echte
K.'s, die ook van tijd tot tijd rust moeten
hebben. En daarom heeft het aloude expeditie-
j bedrijf Kaarseladeveer te Haarlem zijn nach-
dijken dienst op Amsterdam in eere hersteld.
I ^aren bij nacht is romantisch, avontuurlijk en
k®rt de wijde stilte van onze Hollandsche wa-
i teren waardeeren.
Vier minuten over acht zoeft een scherpe
st°ot langs de kade en wij schepen ons in op
sleeper voor den eersten nachtelijken tocht
hi het duister naar Amsterdam.
Als de met zeilen toegeslagen dekschuiten ach-
,er ons bootje zijn vastgeslagen, stoomen we op
hoor den breeden stroom, die voet langs de schil
derachtige buitenwijken, waar de pakhuizen
h'uht opeen gedromd staan en waarachter zich
h.e stadsbeelden 'vervagen. Aan de rechterzijde
z'«n wij de grijze opgelegde schepen, waar zich
öe hijschkranen als reuzenarmen overheen bui-
geu, terwijl in de fabrieken zware beukgeluiden
huveren. Overal waar men ziet is een bedrijvig-
heid waar te nemen, die doetdenken aan het
eüwige tempo, dat onzen tijd typeert. Aan de
Westzijde spreiden zich de grijze wolkenkoppen
h'teen en de felgouden zon zet het wijde water
bak in een lichtzee. De helle stralen glanzen
P®elsch tusschen de witte zeilbooten, die met
hun ranke masten en witte zeilen aan den kant
hebberen. Bij het idyllische Spaarndam, dat ook
bekende torentje weer terug krijgt, varen
e de sluizen binnen en dat is voor ons een
Uiooie gelegenheid eventjes aan te leggen, want
^uaps" is er niet aan boord. Lang kunnen we
'et echter hier niet maken en langs kanaal O
aren we het Noordzee-kanaal binnen. Het is
j. °P den waterweg en we kennen dat sierlijke
Ubaai bijna niet meer terug, nu we onze groote
r":c«t:hepen missen en ook de bedrijvigheid, die
ler dag en nacht heerschte, niet meer vinden.
Onze vriendelijke gastheer, de heer F. H.
"lei, directeur van Kaarseladeveer, die ons
v°or dezen eersten nachtelijken tocht uit-
boodigde, vertelt ons interessante dingen
°ver de navigatielampen, die hij speciaal
v°or het varen bij nacht heeft moeten aan
schaffen. De lampen zijn vervaardigd uit
hiaatijzer en zijn voorzien van dunne spleten,
^aaruit de verschillende kleuren uitstralen
mt op 2 km. afstand.
E© toplichten, die anders boven in den mast
ar>gen, zijn thans vervangen door een wil
pintje dat uit de lamp op het voordek straalt,
,erWijl daarnaast het groene en roode licht
J^hden. Op de dekschuiten staan witte lam-
die zoowel van den wal als door de tegen-
h achterliggers gezien kunnen worden.
Tegen elf uur naderen we onze plaats
van bestemming en op de voorplecht maken
^'e een praatje met den machinist, die het
Matste half uur de ketels heeft nagekeken
eh bij den verzengenden gloed van den open
baard met zijn ijzers in de grijs-rose asch
beeft gerommeld. Hij vertelt ons de gehei-
van al die rivierschepen, die tegen den
*ai liggen, en van zijn vele avonturen toen
nog op de groote vaart zat. Hij vertelt
Gemoedelijk en prettig, zoo malsch. en sap-
dat iedere Hollandsche jongen er van
Watertanden gaat.
i ^aar het ontgaat hem niet, dat aan den Oos-
'Jken horizon zich een sinistere wolkenmassa
8ü eilPakt, waartegen zich de felwitte rook-
eften uit fabriekspijpen optrekken.
'Bet wordt rauw weer," bromt ie. „De lucht
®bent er zich al aardig voor."
t* zal wel zoo'n vaart niet loopen, denken we.
.w?* nog voor we er op bedacht zijn, tikken
h te regendroppels op het stalen dek en bin-
v®n een minuut „stroomt" het. De regen drenst
®rtdurend tegen de ruiten van de afgedekte
0 'ne van den kapitein, waar we als hazen
jjj ae toevlucht hebben gezocht. Hoewel het nog
bf, heelemaal duister is, schermt het ondoor-
'hgbare gordijn van den slagregen alle nit-
bt af en om dit pluviale festijn nog even te
bpt ^teeren slingeren de bliksemflitsen boven
c water. De vaart wordt sterk verminderd en
v We zoetjesaan de haven moeten binnen-
w.etb wordt het uiterste geëischt van de op-
^ndheid van den kapitein. Maar hoe klein
(j °°k is, hij verstaat zijn vak tot in de nopjes
bju^hder mankeeren varen we onder de fornu
is el® bruggen door, waar het regenwater als
stroomversnelling doorheen druischt.
ahgzaam aan ontwaren we vage gestalten
stcr*wakke contouren van huizen. Dat is Am-
op verhaal en terwijl nog de dikke druppels
van ons voorhoofd in het schuimend bier rol
len, wordt er een stevig stukje schipperslatijn
ten beste gegeven. De vroolijke lach verdrijft
weer de misère van een half uur geleden en
dan kiezen we zoetjes aan weer het natte sop.
Het is tien over half twaalf wanneer we
afvaren en het vage stadsbeeld achter ons
laten. Het is volslagen duister op het water,
hier en daar ziet men aan weerskanten van
den oever de zwarte silhouetten van groote
fabrieken en loodsen. We staan naast de
stuurcabine en we laten de geluiden van
den nacht over ons heengaan om die merk
waardige klanken van water, wind en fa-
briekslawaai te genieten.
We kijken recht in het ruim onder ons, waar
de machinist, met een zwakken vuurgloed op
zjjn gezicht, voorover staat gebukt en zonder
ophouden de zware pook door het vuur trekt.
Naast ons, achter het bedruppelde glas, zien
wij den kapitein turen, terwijl het vuurroode
puntje van zijn sigaar bij iederen trek gloeit Nu
het kil wordt en het nachtelijk donker haast
ieder beeld aan ons zicht heeft ontnomen, zoe
ken wij ook een plaatsje bij het stuurrad en de
spraakzame stuurman vertelt honderd uit, als
wij hem naar zijn belevenis van het varen bij
nacht vragen.
„Uitkijken is een eerste eisch," zegt hij, „voor
al als je een nacht hebt die volslagen donker
is. Maar dat gebeurt in deze zomermaanden
slechts spaarzaam. Met Veel donker, zooals nu,
gaat het kalmpjes aan, want^als het een beetje
wil, zitten we zoo op den kant of tegen een
schip."
„Kijk maar," en hij wendt vlug het roer naar
lii VS, „die verraderlijke zwarte vlek is een groot
rivierschip."
We steken vlug ons hoofd buiten stuurboord
en daar zien wij op nauwelijks twee meter af
stand den wand van een 35 meter lang rivier
schipWe ondervinden het nu zelf dat het
lang geen grapje is om zoo maar op het gevoel
te moeten varen. Men mist alle oriëntatie
middelen.
De groote lichtreclames, de lantaarns van de
wegen, de navigatielichten van stilliggende
schepen en het vele andere licht dat in andere
tijden te zien is, zijn gedoofd, zoodat deze tocht
in volslagen duisternis gemaakt moet worden.
Hoewel ik gebruik van mijn kompas maak,
moet je hier toch den weg op je duimpje ken
nen. Ik zou het een vreemde niet willen aan
raden hier in het donker te gaan varen. Hij
zou wel eens rare botsingen kunnen maken.
„Kunt u ook de tegen- en achterliggers
zien?" vragen wijd en kapitein.
„Ja, dat hoort wel zoo, maar 't gebeurt wel
dat een schip, dat hooger of lager dan het mij
ne ligt, onzichtbaar blijft, omdat de uitstra
ling door de dunne spleten aan een bepaalde
hoogte gebonden is."
Uur na uur verstrijkt en onafgebroken turen
we met den stuurman voor ons uit. De span
ning wordt even gebroken als we een groote
gaping in den hemel zien verschijnen, waar
een deel van hets terrenveld zichtbaar wordt.
De minste verlichting boven ons heeft direct
zijn uitwerking op het water, waarin direct
wazige en tamelijk goed zichtbare vlekken
verschijnen, die het oriënteeren ten zeerste
vergemakkelijken.
Een half uurtje gaat verloren met het wach
ten op het schutten in de sluizen, maar dan
komen we ook in de meest bedriegelijke zóne.
De zwarte schimmen, die stil en stom voor ons
staan als massale kolossen veranderen de streek
onherkenbaar, maar de kapitein laat zich niet
gauw beetnemen en weet met vaste hand ons
er door te varen.
Af en toe zoeft een sterke wasem uit een der
zijpijpen en een grijze nevel beweegt zich voort
over de kille blikkering, die met strepen over
het water verspreid ligt. Maar voortdurend en
zonder ook maar eenigszins te verzwakken
grolt het kielzog achter den sleeper en werpt
zijn witte schuim tegen den rubberen voorste
ven van de kaarselade. Uit de wijde vlakte
'slaat bij een boerderij een hond aan of wordt
ons oor getroffen door het zomerconcert, dat
de kikkers tusschen het wallegroen aanheffen.
Twaalf minuten na drieën stapten wij op
Haarlemschen bodem en veilig en wel hebben
wy den eersten tocht per nachtschuit door de
diepe duisternis over rivieren en kanalen vol
bracht. Kaarseladeveer, die op een eeuwen
oude traditie kan bogen, volgt ook in dezen tyd
dezelfde route die vooral de laatste jaren voor
het binnenvaartverkeer zoo populair is. Met
rechtg eldt hier voor den kapitein de tekst van
Constanten Huygens, die schreef:
Weeran, riepen de Matrosen,
't Is een man oft Mouringh waer,
Weeran, 't is de jonge Vaer,
Heintgje peurde strack an 't stuer, en
Haelde 't ancker uyt de grond.
't Scheepje ginck door 't Zee-sop schueren,
Offer Mouring noch an stond.
fpiu?arn bil nacht! Als we de kade hebben be-
kiau
zÜn en ons straks huiswaarts zullen
klauteren we over drie dekschuiten, die
mau
Vcrt a<3en
t^ezeiien. Het is zoeken en tasten en af en
misstap, maar zonder kleerscheuren be-
We toch den vasten grond.
gezéllig café'tje komen we weer wat
Burgerlijke Stand Geboren: J. Verhoe
venVerzeilberg, z. M. Schrijvers—Huls
bosch d. J. I. Willemse—van Egmond, d.
L. E.'van HasseltPichon, d. Th. W. War
merdamJansen, z. J. F. H. Mooijekind
Teeuwen, d. J. P. RijnveldWarnaar, z.
Ondertrouwd: G. J. Paré en W. S. Granpré
Molière W. H. Tesselaar en A. M. van Ven-
deloo A. W. Schade van Westrum en A. M.
van 't Oever.
Getrouwd; G. Sonderman en A. Speerstra
E. Timmermans en E. M. J. van Overbeek
E. de Mon en A. M. Acker D. C. van Lonk-
huijzen en E. A. M. Brussaard.
Overleden: M. H. S. Levij, echtg.e van J. H.
van Kampen, 31 jaar, overl. te A'dam I.
Roos 62 jaar, overleden te Amsterdam C.
N. Hulsbosch, 6 maanden, overleden te Haar
lem H. J. Bleeker, £8 jaar, overleden te
Kampen S. van Zuiden, echtg. van M. J.
van Zuiden, 40 jaar, overl. te Haarlem G.
Blaauboer, 70 jaar.
Burgcriyke Stand. Geboren: Theodora Pe
troneha Maria, dochter van D. N. Zoet en van
M. Pesschier; Trijntje, dochter van D. A. Sluij-
mer en van P. van Schaik; Johannes Quirinus
Maria, zoon van M. J. A. Meijer en van E. G..
Hille,
(Amsterdam)
Ged Oude Gracht 29
Bloedgetuigen van Christus M. F.
Schurmans S.J. J. J. Romen en
Zonen, Roermond—Maaseik.
Pater M. F. Schurmans S. J. heeft een boek
samengesteld, waarin tal van tafereelen wor
den geschilderd, die het sterven van vele mar
telaren tot onderwerp hebben. Een boek, dat
men bij-lezing-ineens wellicht overdadig zal
vinden, doch dat bij stukken gelezen een rijk
dom aan heilige en heilzame overwegingen be
vat. Ruim honderd marteldooden worden er in
beschreven, vrijgehouden van al te boeiende
détails en den nadruk leggend op den adeldom
van den marteldood, die zoovele duizenden chris
tenen hebben ondergaan.
De namen van Polycarpus, Ptolemeus en Lu
cius, Justinus en gezellen, Apollonius, Perpetua
en Felicitas, Carpus, Maximus, Conon, Cypria-
nus, Fructuosus, Marinus, Maximilianus, Mar
cellus, Julius, Caludius, Agape, Irene, Chione
en zoovele anderen vormen de titels der tal
rijke hoofdstukken.
Karei Thole teekende de suggestieve, ietwat
aangezette titelplaat, die zou kunnen luisteren
naar het onderschrift „De Christenen voor de
leeuwen", zooals men dat wel op oude platen
ziet.
Om een denkbeeld te geven van den vertel
trant, door den schrijver gevolgd, laten we
hieronder een kort hoofdstuk uit het boek vol
gen. Het betreft den marteldood van den tuin
man Conon, die onder Decius heeft geleefd en
zijn leven voor God heeft gegeven.
I.. Ziehier dan nog een voorbeeld van een
goddeloos rechtsgeding.
Na den dood der heilige martelaren van
Christus, Papias, Diodorus en Claudianus, ver
trok de gouverneur van Magydus en vestigde
zich in de wijk van Zeus.
Hij besloot ook daar de bewoners door een
heraut voor het gerecht te roepen.
De oproep van den heraut had tot gevolg,
dat alle bewoners met haast uit de stad vlucht
ten en have en goed in den steek lieten. Zoo
bleef de stad alleen achter in de handen van
den wreeden gouverneur en van zijn troep.
Deze zond zijn mannen, soldaten van de
lijfwacht en enkele anderen uit, om overal, in
alle wijken en in alle huizen te gaan zoeken,
of ze niemand vinden zouden.
Zij gingen, maar keerden weldra weer met de
boodschap, dat er niemand te ontdekken was,
noch in de stad, noch op het platteland.
II. Toen vroegen een zekere Naodorus
ook Apelles genaamd overste der stad, en
een tempelbediende, die eveneens een verwoed
afgodendienaar was, den gouverneur een hulp
troep, om opsporingen te doen in de wijken,
die hun verdacht voorkwamen.
Een soldaat van dien hulptroep, met name
Origenes, die meegegaan was met bovengenoem-
den Naodorus, de politieafdeeling en de anderen,
legde de hand op den gelukzaligen Conon, die
juist bezig was een tuin van den Keizer te be
sproeien. Dit geschiedde in een plaatsje, Kar-
mena genaamd.
zy gingen naar den driemaal zaligen mar
telaar toe en begroetten hem: „Goeden dag,
Conon!"
En de dienaar van Christus, een eenvoudige
ziel en argeloos-goedhartig, zei hun: „Ook goe
den dag, jongens!"
Origenes begon: „Vadertje, de gouverneur
laat je ontbieden".
Conon: Wat, heeft hy me noodig, de gouver
neur? Ik ben voor hem een onbekende en dan
nog wel een christen! Als hy volk van zijn soort
moet hebben, laat hij dan elders zoeken en niet
by een ouden tuinman, die heel den dag aan het
werk is.
En de goddelooze Naodorus, uit zijn lood ge
slagen door dit antwoord, liet den heilige achter
aan zijn paard binden en sleurde hem zoo mee
voort. De heilige martelaar zei geen woord aan
degenen, die hem meetrokken, maar volgde
ze geduldig en gedwee.
III. Naodorus tot Origenes: Onze jacht is
met vruchteloos geweest; we hebben gevonden,
wat we zochten. Deze hier zal zich te verant
woorden hebben voor al die christenen!
Toen men voor den gouverneur stond, sprak
Naodorus: „Dank zy de gunst der goden, het
gebod van den Keizer en uw goed geluk, hoog
edele gouverneur, hebben we eindelijk onzen
man gevonden, een vurig vereerder onzer go
den, een trouw onderdaan der wetten van den
grooten Keizer!"
De heilige Conon protesteerde heftig en luid:
„Ge liegt, ik gehoorzaam alleen aan den groo
ten Koning Christus".
Origenes: Doorluchtigste der Meesters, wc-
hebben lang gezocht in de stad en omstreken,
en niemand hebben we gevonden, tenzy dezen
ouden man ergens in een tuin.
IV. De gouverneur tot den martelaar: Zeg
me eens, kerel, vanwaar zijt ge? Van welke fa
milie? Hoe is uw naam?
Conon: Ik ben van Nazareth in Galilea; ik
ben van de familie van Christus, dien we van
vader op zoon dienen, en dien ik erken als den
God van het heelal.
De tyran: Als ge Christus erkent, erken dan
ook onze goden. Gehoorzaam; en, by alle goden,
ge zult een niet gewonen roem verwerven: een
koninklyken vertrouwenspost en eer in over
vloed. Ik beveel u niet, te offeren of iets dege
lijks. Neen, neem slechts een weinig wierook,
wat wijn en een olijftak en zeg: „Allerhoogste
Zeus, bescherm deze schare". Dat is alles, ik
vraag u verder niets. Luister naar mijn raad en
laat dit verachteiyk bygeloof varen. Dwaal niet
langer; maak u geen god van een mensch, en
dan nog wel van een mensch, dien men ter dood
bracht, is het niet? Ik ken hem, dien god. De
Joden hebben me nauwkeurig ingelicht omtrent
het geslacht, waaruit hy stamde; omtrent de
leer, die hij preekte aan zyn volgelingen en den
dood, dien hij aan het kruis gestorven is. Ze
hebben me eens zijn gedenkschriften meege
bracht en er uit voorgelezen. Verlaat toch al
die dwaasheden en leef gelukkig in ons mid
den.
V. De gelukzalige martelaar zuchtte en sloeg
zijn oogen ten hemel. Na een kort gebed tot den
God van het heelal, antwoordde hy den tyran:
„O meest goddelooze aller menschen! Waart
ook gij maar door die dwaasheid aangetast, dan
hadt ge zooveel onsterfelijke zielen niet ten ver
derf gebracht, door hen levenlooze steenen te
doen aanbidden en dingen door mcnschenhand
gemaakt, die zien noch hooren kunnen. Hoe
durft ge het toch aan, den God van het heelal
te lasteren? Is uw leven niet in Zyne hand?
Mocht ik samen met alle uitverkorenen onop
houdelijk Zyn naam bezingen en Hem verheer
lijken, den Verlosser van de wereld, den God
van het heelal!"
Bij die woorden van den zaligen martelaar
ontstak de goddelooze tyran in woede en sprak:
„Als ge niet wilt gehoorzamen, zullen de folte
ringen u wel leeren vreezen; als ge echter ook
met de foltertuigen lacht, zal ik u doen om
komen door u voor te werpen aan een wreeden
leeuw, of u tot aas te gooien in den kuil der
wilde dieren. Ik zal u laten sirrven hangend
aan een kruis, u dompelen in een gloeienden
ketel boven een hevig vuur, ik zal u laten weg
smelten, als ge niet wilt offeren aan de onover
winnelijke, eeuwige goden.
De gelukzalige martelaar hernam: „Wat een
onbeheerschtheid, Meester! Wat al bedreigingen!
Denkt ge, dat die vloed van dreigementen mij
zal overtuigen? Dat nooit; dat zal niet lukken!
Zie maar, dat de Rechter u zelf niet overlevert
aan de hel, waaruit men niet ontsnapt, en aan
het onbluschbaar vuur, dat eeuwig brandt en
waar de worm niet sterft. De folte/mgen, waar
mee gij my bedreigt, kunnen me niet deren. Ik
heb een God, die my versterkt".
De Tyran: Indien deze folteringen niets ver
mogen, dan zal ik er nog wreedere-voor u uit
denken.
VI. Na overleg met zyn raad gaf hy zyn or
ders. Men sloeg den martelaar spykers door de
voeten, en zoo liet de gouverneur hem voor zyn
wagen loopen. Voortgedreven door twee beulen
met geesels in de hand, slaakte de martelaar zelfs
geen zucht, maar hy herhaalde aanhoudend en
stil het woord van den psalm: „Ik heb al mijn
hoop op den Heer gesteld; Hy heeft zich naar
my neergebogen en myn noodgeklaag ge
hoord."
Toen men het marktplein naderde, wierp de
heilige martelaar Conon zich op de knieën en
bijna stervend van uitputting sloeg hij de oogen
ten hemel en bad den Heer met deze woorden:
„Heer Jesus Christus, ontvang mijn ziel, verlos
me van deze bloedhonden en geef me de rust
met de rechtvaardigen, die Uw wil hebben vol
bracht. Ja, myn God, Gy zyt de Koning der
eeuwen".
Onmiddellyk na dit gebed en het kruisteeken
gaf hij den geest.
De godvergeten gouverneur keerde terug naar
zyn wijk, gansch terneergeslagen om de overwin
ning van den martelaar.
De gelukzalige Conon werd opgedragen als een
offerande aan God, den Koning der eeuwen,
j Wien eer toekomt in alle eeuwen der eeuwen.
Amen.
Sinds Maandag is het repetitie, eiken och
tend en vaak 's middags ook nog. Het is een'
hard en gedurig werk aan de door Abendroth
gewilde vertolking van de machtige Brückner-
symphonie. Door en door kent hy de partituur,
met elke passage, met elke noot is hij ver
trouwd: het is nu de zaak dit alles over te
brengen op de musici, die met een prachtig en
doelbewust vertrouwen zich aan zijn wil on
derwerpen. Van het begin af aan is er één wil,
één doel: de weergave, welke later door in-
gewyden ideaal werd genoemd. En er is een
groote rust in deze spanning, waarvan een elk
zich bewust is; de rust te zullen s.agen. Als er
een fout gemaakt wordt, onderbreekt de diri
gent het spel niet onmiddellijk. Eerst later ko
men de bemerkingen, soms wel tien minuten
later, maar er ontgaat hem niets. Abendroth
is musicus, kunstenaar, maar ook vakman. Hij
kent de moeilykheden, waar elk zijner muzi
kanten nu voor wordt geplaatst en deze moei
lykheden zijn waarlijk niet gering. Bij een
pizzicato-passage der le violen laat hij eerst de
geheele passage uitspelen. Het is noc geen een
heid. „Legt nu allen den duim op het instru
ment, myne heeren, dan hebt u meer houvast,
niet zoo maar vanuit de lucht...." Zoo ook
weet hy anderen, practisch, technisch te hel
pen. En het vertrouwen is daarmede aan-
merkelyk vergroot.
Bij de repetitie zit Pierre Reinards, leerling
van Abendroth en vaste dirigent van het orkest
in de zaal. Hij heeft het werk voorbereid en laat
nu zyn meester de finesses en de door hem
ingeleide en begrepen intentie. Naast hem zit
de heer Willy d'Ablaing, de muzikale adviseur
van den K.R.O. Zij volgen de repetitie, zy be
leven deze mede in een kleine partituur....
Opeens breekt Abendroth af. Hij heft zijn grij-
zenden, sterken, markanten kop schuin omhoog
en luistert naar de ingevallen stilte. „Zong daa.
iemand mee?", vraagt hy ironisch. Enkele or
kestleden kijken onderzoekend de zaal in naar
het tweetal op de eerste ry stoelen. „Ach so....
komt 't daar vandaan...." en als het blijkt dat
de heer d'Ablaing in het vuur der gedeelde am
bitie mee heeft zitten neuriën: aber so
eine schone Stimme, dat moet wel direct
opvallen."
Het zijn de lach en de humor die den ernst van
deze gespannen uren telkens breken.
Op den uitvoeringsavond is het orkest, waar
van de leden onderling steeds op een bijzonder
collegialen voet staan, meer dan ooit één. Men
vreest niet slechts zyn eigen moeilijkheden,
maar ook die van zyn collega: er mag, neen er
zal ook niets „gebeuren". En toch, 't minste
vlekje kan een breuk, een inzinking geven. Dan
zie je 't wonder gebeuren, als na enkele ner
veuze oogenblikken Abendroth versehynt en
zich voor 't orkest zet: vierkant, straf, zeker van
zichzelf en van alle anderen. Het is een ver
ademing. Geen die meer wantrouwt, geen die
beangst is. Alleen de wil en de spanning en de
kracht om 't uiterste te geven.
En zoo is 't ook geworden iets heel bizonders,
iets heel moois, iets onzegbaar waardevols in
dezen tyd.: dat gezamenlyk en eendrachtig op
gaan in de schoonheid van een werk, dat een
groote geest en een begenadigd kunstenaar ons
schonk, deze tweede symphonie van Anton
Brückner.
Het kostte Abendroth zichtbaar moeite af
scheid te nemen van de mannen, die dit, met
en door hem, hadden volbracht. Onder het
dankbaar en ovationeel applaus van de aanwe
zigen boog hy zich telkens weer naar zyn mu
sici, groette hen, woof hen toe, zei enkele woor
den en toen wéér en toen nóg eens en hij bleef
talmen. En gelijk het orkest hem staande had
begroet bij zyn binnenkomst, gerustgesteld door
zijn aanwezigheid, zoo stonden zy later daar,
toen hy weg was. Opeens als verlaten en opeens
als verweesd.
Piet Hartveld, de concertmeester, zei 't nu
zelf: „Het was heerlyk, het was prachtig, maar
't is zoo doodjammer dat 't voorby is...."
Daarmede waren de geest en de sfeer van deze
dagen geteekend. Zy brachten echter nog een
andere zekerheid dan die van een voorbije mu-
ziek-vreugde: de zekerheid dat de oud-leerling
ciit kostbaar werk van weinige uren zal voort
zetten gedurende vele komende jaren. Wij hou
den Reinards, als wy Aliendroth missen.
A. x. W.
Gedeeltelijk gecorrigeerd.)
WASHINGTON, 6 Juli (Reuter). Minister
Cordell Huil heeft geweigerd zich uit te laten
ever het gerucht, dat Britsche vlooteenheden
het Fransch'e eiland Martinique zouden willen
blokkeeren, Hy verklaarde slechts, dat dit hem
onwaarschijnlijk" voorkwam. Men weet niets van
de aanwezigheid aldaar van Fransche torpedo
boot-jagers en duikbooten. Een ding echter
staat vast, n.l. dat een aantal vliegtuigen, die
Frankryk van Amerika heeft gekocht, zich op
het eiland bevinden.
De toestand wordt des te moeilyker, daar
het eiland in de z.g. veiligheidszone ligt,
waarin de Vereenigde Staten ieder ingrij
pen van een oorlogvoerende mogendheid
verbieden.
TOKIO, 6 Juli. (D.N.B.) De Engelsche
ambassadeur in Tokio heeft telefonisch het
departement van Buitenlandsche Zaken er
van in kennis gesteld, dat de Britsche re
geering de besprekingen met de Koloniën
betreffende de Burma-kwestie nog niet
heeft geëindigd en dientengevolge haar ant
woord moet worden uitgesteld.
Zooals gemeld is had Londen zijn antwoord op
de Japansche eischen betreffende het transport
van oorlogsmateriaal naar Tsjoengking over
Burma aangekondigd voor hedenavond op zijn
laatst
Ten aanzien van dit nieuwe uitstel schryft
Domei, dat deze vertraging duidelijk opzet is.
Tokio ziet zich thans van zijn kant gedwongen
tot „vastberaden maatregelen", vooral met het
oog op de ngelsche voornemens om tijd te win
nen teneinde de verdere versterking van de ves
ting Hongkong ten uitvoer te leggen.
BOEKAREST, 6 Juli. (Reuter) Gisteravond is
medegedeeld, dat de evacueering van Bessara-
bië en de Boekówina óp 3 Juli om 13.00 uur ge
ëindigd was. De Russische eenheden hielden
halt aan de rivieren Proet en Donau. In de
Boekowina, waar de Russische troepen per abuis
de nieuwe grens overschreden, trokken zy zich
spoedig daarop terug. By dit overschrijden van
de grens, aldus de Roemeensche mededeeling,
leden onze troepen lichte verliezen aan officieren
pn manschappen.
NEW-YORK, 6 Juli (Stefani). Men neemt
aan dat de Britsche regeering het voornemen
heeft het Westminster-Statuut te schenden,
gelijk ook reeds het geval was in Zuid-Arika.
De Engelsche regeering zou het voornemen heb
ben bevel te geven tot bezetting van de Iersche
havens. De regeering in Dublin heeft bevolen
dat de havens van Dublin, Dundalk en Cork
geplaatst moeteh worden onder de militaire
autoriteiten.
De steeds dreigender houding der Engelschen
tegenover Ierland heeft in Iersche kringen der
Vereenigde Staten toenemende verontwaardi
ging gewekt.
TSJOENKING, 6 Juli (Reuter). Een eskader
Chineesche vliegtuigen heeft gisteren Japan
sche troepenconcentraties gebombardeerd in de
Chineesche haven Itsjang aan de Jangtse ten
westen van Hankau. Een Japansch vliegtuig
werd neergeschoten een aantal andere zwaar
beschadigd.
GENèVE, 6 Juli (D.N.B.). Het Fransche mi
nisterpresidium heeft door de Fransche radio
een communiqué gepubliceerd waarin de ge
ruchten, welke in het buitenland zijn verspreid
en volgens welke alle door de Fransche regee
ring uitgegeven berichten onderworpen zouden
zijn aan een voorafgaande censuur van de
Duitsche bezettings-autoriteiten, volstrekt on
gegrond worden genoemd. In het bizonder wordt
erop gewezen, dat geen Fransche communiqués
en ook geen radioberichten in Frankryk op
eenigerlei wijze voor de publicatie en versprei
ding aan een Duitsche censuur moeten worden
overgelegd.
SOFIA, 6 Juli. (D.N.B.) Het hier verschijnen
de ochtendblad „Utro" publiceert een onderhoud
van zijn correspindent in Boekarest met den
nieuwen Roemeenschen minister van Buiten
landsche Zaken, die daarin o.m. zeide, dat hij
tegenover Bulgarije diepe vriendschap gevoelt
en er van overtuigd is, dat de belangen van
beide staten een vreedzaam leven naast elkan
der en een vriendschappelyke oplossing van alle
misverstanden eischen.
MADRID, 6 Juli. (D.N.B.) Uit La Linea wordt
gemeld, dat hedenmorgen een vreemd vliegtuig,
naar het schynt een Fransch toestel, in duik
vlucht bommen heeft geworpen op de haven
installaties van Gibraltar. De Engelsche lucht
afweer trad in actie.
PARIJS, 6 Juli (D.N.B.)In het belang van
een rechtvaardige en voortgezette levensmidde
lenvoorziening der bezette gebieden zijn op be
vel van de Duitsche autoriteiten z.g. distribu
tiebureaux in het leven geroepen. Alle land
bouwproducten, levensmiddelen van iederen
aard en halffabrikaten zijn in beslag genomen
en zullen door de nieuwe distributiebureaux
verdeeld worden.
Deze opvordering beteekent geen onteigening.
Zy onttrekt den eigenaar alleen het recht om
er vry over te beschikken en wel in het belang
van de gemeenschap. De levensmiddelenzaken
nebben nog steeds het recht voorraden in te
koopen, en wel in denzelfden omvang als ver
leden jaar. Ook de verkoop aan klanten voor
de dagelyksche behoefte is niet onderworpen
aan een speciale controle der militaire autori
teiten. Dezen behouden zich echter het recht
voor van tyd tot tyd te onderzoeken of een
rechtvaardige verdeeling geschiedt. Verder is
in het belang van het aanzwengelen van het
bedrijfsleven bepaald, dat alle ondernemingen
hun bedrijvigheid moeten voortzetten. In de
ondernemingen, waar de eigenaar afwezig is,
wordt een voorlocpige beheerder aangesteld.
Employés en arbeiders is het verboden de
werkplaatsen te verlaten of in staking te gaan.
Prysverhoogingen zonder speciale vergunning
worden bestraft.
Gedeputeerde Staten van Friesland stellen aan
de Provinciale Staten voor aan de commissie
\oor den Noord-Oostpolder een subsidie te ver-
leenen van ten hoogste f 2500 per jaar voor den
tijd van 5 jaren.
Zij teekenen bij dit voorstel het volgende aan:
„Eenigen tijd geleden hebben wy de in 1937 op
ons initiatief opgerichte commissie voor den
Noord-Oostpolder, welke commissie was te be
schouwen als een vertegenwoordiging van een
18-tal gemeentebesturen uit het Zuiden der
provincie, opgeheven en een nieuwe commissie
op bieederen grondslag ingesteld. In deze com
missie hebben zitting genomen twee leden van
Gedeputeerde Staten, twee burgemeesters en
enkele personen uit de kringen van den land
bouw, handel en industrie en Friesche cultuur.
Deze nieuwe commissie heeft zich met onze
volle instemming, ondanks de byzondere tyds-
omstandigneden, terstond aan den arbeid gezet.
Wy zyn met haar er van overtuigd, dat, hoe de
toestand zich ook moge ontwikkelen, de toe
komstige Noord-Oostpolder van groot belang is
er. zal blijven voor onze provincie en dat daarom
alles in het werk gesteld moet worden, een nau
we aansluiting tusschen den polder en Friesland
te verkrijgen.
Een der beste middelen daartoe is de vesti
ging van Friezen in den polder te bevorderen.
De vorige commissie was reeds met den arbeid
in die richting begonnen en de nieuwe commis
sie zet dat werk voort.
zy is van meening, dat een van de dingen,
die in de eerste plaats moeten worden gedaan,
is het in het leven roepen van een geregelde en
uitgebreide voorlichting over alles, wat op dezen
polder betrekking heeft. Zij acht het noociig, cat
hiervoor de hulp wordt verkregen van een be
kwame kracht, by voorkeur iemand met zekere
iandbouwschoiing, omdat de polder in de eerste
tientallen jaren een overwegend agrarisch ka
rakter zal hebben en een algemeen inzicht in
de vraagstukken, die zich by de vestiging in een
nieuw gebied op eenigszins groote schaal voor
doen en voorts van zoo algemeene en breede
ontwikkeling, dat hij ook andere kringen der
bevolking dan de landbouw omtrent de bestaans
mogelijkheden in den polder van raad en voor
lichting zal kunnen dienen.
Deze kracht zal zich geheel aan dat werk
moeten kunnen wyden en dan ook aanspraak
hebben op een dienovereenkomstige belooning.
De commissie raamt de daaraan verbonden kos
ten voorshands op f 5.000 per jaar, w.o. f 3.000
voor belooning.
Zy heeft zich voor het byeenbrengen van de
noodige gelden in de eerste plaats gewend tot
organisaties, instellingen en andere belangheb
benden in de provincie, van wie zy verwacht,
dat zij ten minste de helft van genoemd bedrag
zullen byeen brengen. Voor de andere helft doet de
commissie een beroep op Gedeputeerde Staten.
De tyd van 5 jaren is gekozen, omdat de be
zetting van den polder na verloop van dien tyd
vermoedelyk voor het grootste gedeeite haar
beslag zal hebben gekregen."
Hedenavond om half zeven wordt te Pur-
merend een voetbalwedstryd gespeeld tusschen
het eerste elftal van de KNVB-vereeniging Pur-
mersteyn en Volendam 1.
(Berichten reeds geplaatst in een
deel van onze vorige oplaag)
De regeeringscommissaris voor den Wederop
bouw meldt ons:
Van den wnd. secretaris-generaal, wnd. hoofd
van het departement van Financiën, werd een
eerste mededeeling ontvangen omtrent de wyze,
waarop ten aanzien van bepaalde gevallen in
schade, door oorlogsgeweld veroorzaakt, zal
worden tegemoet gekomen. Deze mededeeling
luidt als volgt:
„De wnd. secretaris-generaal, wnd. hoofd
van het departement van Financiën heeft,
teneinde op die plaatsen waar zulks mogelijk
is, ten spoedigste wederpbouw te bevorderen
van door oorlogsgeweld beschadigde panden,
dienende tot woonhuis, winkel of werk
plaats met inbegrip van daarbij behoorende
bedrijven, onmisbare loodsen en bygebouwen,
besloten, in afwachting van de nader te
treffen regeling inzake de verleening van
een tegemoetkoming van overheidswege in
schade door oorlogsmolest geleden, bekend te
maken, dat het in het voornemen ligt, te
bevorderen dat een tegemoetkoming wordt
verleend in schade, aan zoodanige panden
geleden, voorzoover deze schade voor een
en denzelfden eigenaar f 10.000 met te boven
gaat en wel ten bcloopc van de koopwaarde,
welke op 9 Mei jj. aan de beschadigde pan
den was toe te kennen, onder aftrek van de
waarde van den ondergrond en van de even-
tueele restant waarde van de zich daarop
bevindende opstallen.
Het ligt niet in de bedoeling, tegemoetkoming
te verleenen voor schade aan glasruiten, tenzy
in byzondere gevallen. Evenmin is het de be
doeling schade beneden f 100 voor een geldelyke
tegemoetkoming in aanmerking te brengen."
Op grond van deze mededeeling kan worden
aangenomen, dat in bovenbedoelde gevallen een
tegemoetkoming in de schade zal worden ver
leend tot het bedrag van de verkoopwaarde op
9 Mei 1940, indien dit bedrag per geval en per
Jgenaar f 10.000 niet te boven gaat.
Een uitzondering moet voorloopig worden
gemaakt voor die plaatsen, waar herbouw nog
niet mogelyk is omdat daarvoor eerst een
algemeen plan voor den opbouw van het