VERZORGING VAN DEN BODEM TREFFENDE DIEREN LIEFDE Aardappeloogst 1941 bedreigd Onze zuivelpositie is sterk WELKS BON? Nederlandsche industrie jubileert Wat te doen Mogelijkheid tot opvoeren der productie De achtergrond der hoter- distributie Kerkdijk Leven DINSDAG 16 JULI 1940 VERKOOP VAN SCHOENEN AAN MILITAIREN - ~^pr Hfl De Erdalfabrieken te Amersfoort GELD VERDUISTERD Postbeambte te Rotterdam gearresteerd Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaatschappij De heer De Booy secretaris' penningmeester In oorlog zoekgeraakte rijwielen Richtlijnen tot opsporing bij Buitengewoon Politieblad verstrekt Visschen met een aaskuil BROOD KOFFIE OF THEE H. H. WIJDINGEN In het bisdom Haarlem Priester-retraite in het bisdom Haarlem Zilveren priesterfeest Pater J. de Lepper MS.C. Leipziger Najaars-Messe Het is een levensnoodzaak voor ons land den bodem zoo goed mogelijk te verzorgen en daardoor de productie van den land- en tuinbouw zoo hoog mogelijk op te voeren Dit is niec alleen noodig met het oog op de huidige omstandigheden, welke van den land- en tuinbouw voor de voedselvoorzie ning van ons volk alle krachten zullen vra gen, doch het is evenzeer noodig met het oog op de toekomst, waarin als wij ons niet vergissen Nederland meer en meer de taak zal krijgen, waartoe het door zijn ligging en zijn bodemgesteldheid van nature is aangewezen, de taak namelijk van het produceeren van voedsel voor die gebieden, die van nature meer aangewezen zijn op de industrie en op den handel. Nu is het zeker waar, dat de landbouw in Nederland en meer nog de tuinbouw op een hooge trap van ontwikkeling staat. De opbrengst Per HA. is groot er dan waar ook en er zijn slechts zeer weinig landen op aarde, die in dit opzicht met den Nederlandschen land- en tuin bouw kunnen wedijveren. Meer nog dan in den landbouw is dit het egval in den tuinbouw, waar een meer intensieve cultuur heerscht en waar hus nog meer aandacht wordt geschonken aan ös bewerking en de verzorging van den bodem. Net constateeren van dezen toestand mag echter hiet leiden tot het aanvaarden van de meening, bat de bodemverzorging in Nederland geheel en al in orde en dat deze niet te verbe teren zou zijn; met andere woorden, dat ons land het hoogste rendement uit den bodem «aalt, dat daaruit te halen is. Het tegendeel ls waar, doch men moet hierbij goed onder scheid maken tusschen de verzorging van den bodem op het individueele bedrijf en de verzor ging van den bodem in het algemeen. Op het individueele bedrijf geniet de bodem, Rlobaal genomen, een goede verzorging. De boer zal altijd trachten uit zijn grond te halen wat erin zit, de opbrengst zoo hoog mogelijk op te voeren, maar hij moet hierbij rekening houden toet het economisch rendement. Wanneer bij ®en betere bewerking van den bodem de arbeids- loonen of andere bedrijfskosten meer gaan sty- 8en dan de waarde der verhoogde productie, toe het gevolg is van deze betere verzorging, zal be bedrijfsleider er in het algemeen niet naar streven de productie van zyn bedryf zoo hoog °P te voeren, als cultuur-technisch mogeiyk zou sijn, omdat dit economisch voor hem niet voor delig is. Zuiver cultuur-technisch gezien zou toen dus kunnen zeggen, dat de verzorging van ben bodem op zulk een bedrijf niet in orde is, boch by het huidige economische systeem is beze nalatigheid volkomen begrypeiyk, omdat toen van een boer niet kan eischen, dat hy de Productie van den bodem verhoogt ten koste van zljn eigen vaak toch al niet te groot in komen. Het ligt echter voor de hand, dat, wan der het economische systeem niet toelaat de Productie van den bodem te verhoogen, men dit donomisch systeem veranderen moet, want baar de bodem de primaire productiefactor is, kan slechts dat economische systeem gezond zÜn, dat gebaseerd is op een zoo hoog mogelijke bodemproductie en niet, zooals tot nu toe, op een zoo goedkoop mogeiyke bodemproductie per ®enheid. Men versta goed: niemand zal willen °htkennen, dat de productie zoo rationeel mo- dlijk moet zijn, doch dit is heel iets anders ban zoo goedkoop mogeiyk. Wanneer we bijvoor beeld lezen, dat op een proefveld dank zij de Soede onkruidbestrijding per H.A. 600 K.G. meer haver werd geoogst dan op perceelen, waar het °hkruid niet zoo voldoende werd bestreden, dan ^'eet men, dat deze 600 K.G. meeropbrengst ver kregen wordt ten koste van meer arbeid en dus toeer arbeidsloon. Een normaal bedrijf echter kan dit verhoogde arbeidsloon niet dragen, om bat het dan niet economisch rendabel gevoerd kan worden. Hier volgt dus uit, dat het in de °tostandigheden, welke tot nu toe gegolden heb ben, beter was het bedrijf niet rationeel te voe- zen, waardoor een grootere opbrengst werd ver kregen, doch het zoo goedkoop mogeiyk te vberen, waardoor de opbrengst beneden het toaximum bleef. Het was dus beter tevreden J® zijn met minder arbeid, met minder op- btengst en met meer werkloosheid in den land bouw. Dit alles zal nu tengevolge van den oor- :°g, die ons dwingt door het afsnijden van den tovoer, veel meer op de eigen bodemproductie te letten dan vroeger, wel spoedig veranderen, doch bet zal zaak zijn ook na den oorlog te verhin- beren, dat deze toestand terugkeert. Indien toen dit verhinderen kan. zal de bodemverzor- £tog op het individueele bedryf zeker verbeterd borden, want dan vindt de boer in de verhoogde °Pbrengst een stimulans om deze verzorging zooveel mogelijk te perfectionneeren. Geheel anders is de toestand, wanneer men let op de verzorging van den bodem in het al gemeen in Nederland. Deze laat vaak nog zeer veel te wenschen over. Er zijn zeer veel stre ken, waar de ontwatering verbeterd kan worden; 6r zyn tal van gebieden, die in aanmerking ko toen voor ruilverkaveling; nog zeer veel woeste Stond kan ontgonnen worden. 25 pCt. van de °Ppervlakte cultuurgrond komt in aanmerking Voor verbetering van den waterstaatstoestand; beze 25 pCt. komen overeen met 570.000 H.A.; a's deze verbetering doorgang zou kunnen vin ben, zou men de opbrengst gemiddeld met 8.5 bCt. kunnen verhoogen, hetgeen om het in aan schouwelijke cijfers voor te stellen, gelük zou staan met een aanwinst aan cultuurgrond van fond 100.000 H.A. 25 pCt. van den cultuurgrond komt in aanmerking voor ruilverkaveling; hier- boor kan de totale opbrengst vermeerderd wor- bon met ongeveer 4.5 pCt., hetgeen geiyk zou ff^an met een aanwinst van rond 100.000 H.A. Telt men by deze cijfers op hetgeen gewonnen kan worden door herontginning, door inpoldè- rbig en door ontginning, dan komt men aan ®en mogelijke productie-vermeerdering van ruim jh) PCt. Hierbij kan dan nog komen, zooals we hierboven reeds hebben betoogd, een productie- drmeerdering per individueel bedryf. Er is echter nog een andere factor, die zich doet Sdden. Wanneer door ontginning grond beschikbaar komt, zal deze moeten worden aangewend voor dn gedeelte om een aantal jonge boeren, die mans werkloos zyn, aan een bedrijf te helpen, V'aard oor aan het groote sociale euvel, dat jonge h°eren doelloos rondloopen, een einde kan wor- bon gemaakt. Daarnaast echter zal een gedeelte Van den gewonnen of van den verbeterden cul tuurgrond gebruikt moeten worden voor het uit belden van bestaande bedryven, die thans te klein zijn om levenskracht te hebben; waarvan hans het oppervlak te gering is om als basis fpor een goed geleid bedrijf te kunnen dienen, "et zijn vooral die bedrijven, welke indertyd, Bedreven door den nood, waren overgegaan tot jhagevorming, omdat dit tenminste nog een so- er bestaan kon bieden, terwyl het voeren van normaal bedrijf bij deze kategorie noodza- k^iykerwyze tot pauperisme moest voeren. Als *je®e bedrijven worden uitgebreid, kan de aard productie hier veranderen en kan het pro ductievermogen van den bodem ook hier beter /V°rden uitgebaat dan thans. Gezien in het aam van de geheele Nederlandsche huishou- 'bg zal hun productie hooger en nuttiger zyn Qtoi thans. Net vraagstuk van de betere verzorging van den bodem in het algemeen is thans meer ur gent dan ooit. Vooreerst omdat Nederland zoo spoedig mogelyk zal moeten zorgen, dat het de opbrengst van zijn land- en tuinbouw opvoert, maar daarnaast niet minder, omdat door deze verbeterde zorg voor den bodem en door de werken, die daartoe noodig zijn, een groot aan tal menschen aan arbeid, en uiterst productieven arbeid geholpen kan worden. Het is daarom noodig. dat deze aangelegenheid met spoed en met kracht wordt aangepakt. Dit zal minder moeilijkheden opleveren dan men over het al gemeen wel meent, omdat het in dezen tijd mogelijk zal zijn. deze technische aangelegen heden te onttrekken aan de politiek err aan allerlei instanties, die. hoezeer ook overtuigd van hun eigen nut, toch vaak remmend heb ben gewerkt op de beslissing ten aanzien van technische vraagstukken. In het dezer dagen gepubliceerde bericht over het vervallen van de inkomengrens van 1200 bij de distributie van schoenen, werd o.a. medegedeeld, dat militairen in werkelijken dienst schoenen kunnen koopen op vertoon van hun zakboekje. Dit moet evenwel zoo worden verstaan, dat deze militairen hun zakboekje moeten toonen by het distributiebureau tér plaatse, waar hun dan een bewys voor het aanschaffen van schoeisel wordt verstrekt. Bij den landbouwer H. ten Dam te Beckum (gem. Hengeloo (O.) doet zich een treffend staaltje van dieren liefde voor. De trouwe viervoeter van den landbouwer bracht kortgeleden eenige jonge hondjes ter wereld, welke echter na enkele dagen weer overleden. Treurig dwaalde de hond in de omgeving rond, tevergeefs zoekend naar haar jonge kroost. Op een gegeven oogenblik zagen de bewoners de hond behoedzaam met een jong konijntje in den bek langs het huis sluipen, doch zij sloegen daar aanvankelijk geen acht op, al vonden zij het vreemd, dat de kat, anders een trouwe speelkameraad-, thans op een heftige wijze werd aangeblaft en weggejaagd, wanneer deze zich in de nabijheid vertoon de. Dit was aanleiding om een na der onderzoek in te stellen, toen men op een verborgen plaats drie jonge konijntjes ontdekte, welke door de hond werden grootgebracht en met de teederste moederzorgen werden omgeven. Inmiddels is een der konijntjes gestorven, doch de overige twee maken het best. Als een bijzonderheid vermelden we hierbij nog, dat de hond haar aan genomen „pleegkinderen" telkens in den bek naar het oude nest draagt, ook als de menschen een zachtere ligplaats voor het jonge kroost hebben uitgezocht. Op bovenstaande foto ziet men de hond zorgvuldig ivaken over de beide konijntjes. -™_. r—t— fel Kantoor en fabriek der N.V. Mij. van Wasverwerking te Amersfoort Voor de N.V. Maatschappy voor Wasverwer king Erdalfabriek is deze derde Dinsdag in Juli een belangrijke datum, aangezien het vandaag juist 25 jaar geleden is, dat deze Nederland sche industrie zich met een bescheiden bedrijf vestigde. De eerste doos Erdal werd op 29 April 1915 in een bescheiden fabriek, die toen te Hilver sum was gevestigd, vervaardigd, doch de offi- cieele oprichting gebeurde op 16 Juli van dat jaar. In 1927 werden fabriek en kantoor over gebracht naar den Omval te Amsterdam en daar was het, dat het volgende jaar besloten werd tot een fusie tusschen de Erdalfabriek en de N. V. Nederlandsche Fabriek van Was- producten „De Amstel". Als directeur der ver- eenigde bedryven trad de heer J. Wolbers op, toen directeur van „De Amstel", die thans nog den schepter zwaait over de Erdalfabrieken. Staag groeide de onderneming; dochtermaat schappijen zooals de Tana te Brussel en de N. V. Cosmetische Fabriek Prodenta werden opgericht en in Juni 1936 werd de bouw van een nieuwe fabriek en kantoor te Amersfoort aanbesteed, een gebouw, practisch en modern van inrichting, dat in Mei 1937 werd geopend. Ter gelegenheid van dit jubileum brachten wij dezer dagen onder leiding van den direc teur een bezoek aan de fabrieken, waarbij ons bleek, dat alle blikverpakking, reclame-blikpla- ten enz. geheel in eigen bedrijf worden ver vaardigd. De moderne drukkerij heeft een ca paciteit van 20.000 bladen druks per dag of gemiddeld 140.000 doozen. Wij hebben de blik- emballagefabriek bezichtigd, waar allerlei ma chines onder daverend geweld '100.000 doozen per dag maken. Wy zagen het eigenlijke hart van het Erdal- bedrijf, het „smelthuis", waar in een reeks van smeltketels met een gezamenlijken inhoud van 14.000 K.G. de wasproducten door een buizen stelsel gevoerd worden naar de giettafels, welke in de groote giethal staan opgesteld. Een van die transportkoeltafels heeft een capaciteit van 50.000 doozen per dag. De nieuwste afdeeling van Erdal is een vol ledig ingerichte tubefabriek. Hier staan de metaal-smeltovens, de gietvormen, de wals, waarmede de gegoten loodstukken na een be dekking met tin tot lange reepen worden ge walst, de tubepers, welke van de eerst geponste schijfjes metaal een blanke tube perst, de machines voor 't lakken der tuben aan binnen- en buitenzyde, de moffeloven en tenslotte een wonder van techniek: de druksnelpers, welke vier verschillende kleuren gelijktijdig op den buitenkant der tube drukt. Zeer ingenieus ook zijn de machines in de vliegenvangerfabriek. Vliegensvlug en machinaal worden uit een strook speciaal papier kartonnen kokertjes rol lend geplakt, nadat dit papier eerst nog de drukpers heeft gepasseerd voor de bedrukking met den tekst. Een bodempje komt in het ko kertje, de lijmband met het koordje er in, het dopje met de punaise er op, en op de meest rationeele wyze worden zoo ruim twee millioen vliegenvangers per maand gemaakt. Wij bezochten ook het fabriekslaboratorium, het terrein van den chemischen bedryfsleider, die met zyn assistenten grondstoffen en pro ducten regelmatig aan nauwkeurige controle proeven onderwerpt. In deze modem ingerichte fabriek, die van daag haar zilveren jubileum viert, vinden on geveer driehonderd personen werk. In verband met de tijdsomstandigheden is van een feestelijke viering afgezien, terwijl is besloten, de oorlogsslachtoffers extra te ge denken. Aan de Amersfoortsche inzamelingscommis sie voor het herstelwerk heeft de directie een gift van vijfduizend gulden doen toekomen. De Rotterdamsche politie heeft in bewaring gesteld den 26-jarigen G. H. H., werkzaam by de P.T.T., verdacht f 200 ontvreemd te hebben uit de postzegelkas van een bypostkantoor. Gebleken is, dat H. het geld ten eigen bate heeft aangewend. De secretaris der N.Z.H.R.M., de heer H. Th. de Booy, is benoemd tot secretaris-penning meester dier maatschappij. Teneinde te komen tot meer centralisatie bij de opsporing van in en door den oorlog verloren geraakte rywielen heeft de secretaris-generaal, wnd. hoofd van het departement van Justitie, in een B.uitengewoon Politieblad eenige richt- lynen verstrekt aan de procureurs-generaal, fgd. directeuren van politie. Daarby wordt uitgegaan van het volgende: Eenerzijds beschikt de politie over verschil lende gegevens van rywielen, die als vermist zyn aangegeven. Anderzyds hebben verschillende hoofden van plaatselijke politie rijwielen in beheer, waarvan de respectievelijke eigenaren onbekend zy.n De hoofden van plaatselijke politie zullen de signalementen zoowel van de als vermist op gegeven rijwielen als van de rijwielen, die zy onder htm beheer hebben en waarvan de eige naren onbekend zijn, moeten opzenden aan den procureur-generaal, fgd. directeur van politie, tot wiens ressort zij behooren. Bestaat er redenen aan te nemen, dat een bepaald rijwiel uit een ander ressort dan dat, waartoe het betrokken hoofd van plaatselijke politie behoort, afkomstig is, dan dient de sig- nalementsopgave bovendien aan den desbetref- fenden procureur-generaal, fgd. directeur van politie, te worden ingezonden. Aan de hand van de aldus verkregen gege vens dient te worden nagegaan, welke rywie len aan hun rechtmatigen eigenaar kunnen worden teruggegeven. Toegestaan wordt tot en met 31 October 1940 in het gedeelte van het Hollandsche Diep bo ven de spoorwegbrug aan den Moerdyk te vis schen met een aaskuil, mits men voorzien is van een daartoe strekkende vergunning van het districtshoofd van de visschery-inspectie. De Rykslandbouwvoorlichtingsdienst in O ver- ij sel schrijft ons: Deze keer willen we het eens niet hebben over het grasland, maar vragen we de aandacht van den lezer voor den aardappel. Het gaat er ons niet om er op te wyzen, dat er hier en daar boeren waren, die de aardappe len niet op tyd uit het onkruid hadden of die te vroeg hadden aangaard, maar we willen in de allereerste plaats even de belangstelling vragen voor het aardappelgewas van 1941. Men zal zich allicht afvragen of het nu wel noodig is in deze onzekere tijden, waar men eigenlijk bij den dag leeft, nog zoover vooruit te kyken. Dit is inderdaad noodig; een boer die dit niet doet, laat onherroepelijk zyn tyd voorby gaan en kan zichzelf daardoor groote schade berokkenen. Iedere boer weet wel dat gezond pootgoed beter opbrengst geeft dan pootgoed dat al jaren is naverbouwd zonder dat de zieke planten zyn uitgezocht en verwyderd. Maar van welk een groote beteekenis het ge bruiken van prima gezond pootmateriaal is, is nog lang niet algemeen doorgedrongen. Wanneer men langs de bouwlanden fietst, behoeft men heusch niet af te stappen om de perceelen aard appelen „Oudere nabouw" op te sporen; men ziet het reeds van verre. De groote invloed van gezond en goed poot- materiaal wordt duidelijk geïllustreerd met de volgende cijfers, welke verkregen zijn uit een eenige jaren geleden in Staphorst aangelegd proefveld. De proef had betrekking op Eigenheimers en Roode Star; de cyfers zyn gemiddelden. Op dit proefveld dan gaven zgn. „kleipoters" (dit zijn misschien wel „gekeurde" maar zeker niet „goedgekeurde" poters) 20 pet. minder op brengst dan goedgekeurde poters van de klei, terwijl oudere nabouwpoters maar even 45 pet. minder opbrengst gaven, dus slechts iets meer (Van onzen Haagschen redacteur) De zoo juist gepubliceerde maatregelen omtrent de distributie van vetten en boter toonen eens te meer aan, dat de zorg voor de bevolking, welke thans staat onder con trole der Duitsche autoriteiten, geen andere richtlynen volgt dan die, welke onze vorige bewindvoerders reeds hadden uitgestippeld en voorbereid. Wy maken ons niet de illusie, dat wij onder andere omstandigheden niet tot distributie wa ren gekomen; wy zyn ervan overtuigd, dat zulks indien de Duitsche bezetting hier niet was gekomen ook zou zijn geschied. Reeds de gereedmaking van het geheele distributie apparaat was daarvoor het bewijs. Nu de Duit- sciiers de leiding hebben genomen bij de uit voering van talrijke economische maatregelen, dragen zij met de Nederlandsche autoriteiten de verantwoordelijkheid voor het normaal func- tionneeren van het leven. Dit nu geschiedt in de meest goede kameraadschap, zooals Land- wirtschaftsrat Schönbeck nadrukkelijk uitte. Nederlanders zoowel als Duitschers streven er naar ieder de gewenschte hoeveelheid te geven, zoover de voorraden en vooruitzichten zulks toe laten. En hoewel voorop gezet werd, dat de Ne derlanders in ons land en de Duitschers in hun gebied op precies dezelfde wijze zouden worden behandeld, heeft men toch kans gezien in dit geval de distributieregeling iets gemakkelijker te maken dan zy in Duitschland is. Zoo worden hier kinderen boven 4 jaar eenvoudig als vol wassenen behandeld in tegenstelling met Duitschland, waar de leeftijd van 4 tot 6 jaar als een overgangsperiode wordt behandeld. Ook zij die door zwaren arbeid meer dan het ge wone kwantum vet behoeven, worden in Duitschland in verschillende klassen verdeeld: hier is zulks niet het geval, men kent royaal 375 gram of het dubbele ervan toe. Beschouwen wij nu de geheele positie van onzen vet- en botervoorraad, dan blijkt, dat dis tributie volkomen overbodig is op zichzelf. Er bestaat niet het geringste gebrek, ook niet om dat, zooals het nog wel eens in den volksmond heet, alles naar Duitschland wordt gesleept. De ware reden is deze: we hebben enorme voor raden, er komen steeds nieuwe hoeveelheden aan de markt, maar we weten niet hoe het op den langen duur zal gaan. De oorlog is nog niet ten einde, en zoolang dat niet het geval is. re kent men ook, ja juist van Duitsche zyde, met een langen duur. Nu is het een kwestie van wijs beleid den economischen weerstand tot het uiterste op te voeren. Distributie invoeren als er niets meer te distribueeren valt, dat is een fout, waarvoor wij moeten waken. Om nu aan te toonen, dat onze zuivelpositie zeer gunstig is, moeten we kort in de geschie denis teruggrijpen. Reeds lang voor den oorlog exporteerden wij boter als 'n ruim overschot Een half pond boter per week per per soon is het rantsoen, dat door de hui dige distributieregeling wordt toege wezen. De weegschaal overtuigt de zorgzame huisvrouw van „het volle ge wicht" pan dezen nieuwen maatregel van onze eigen productie na aftrek van onze eigen consumptie. Merkwaardigerwijze hadden wij, die een bij uitstek zuivelproduceerend volk waren, ons tot margarine-etende natie gemaakt. Een deel van dezen export werd tegen afbraak- prijzen" in Engeland aan de markt gebracht. Daaraan is een eind gekomen! Wat nu? Wy blijven met zulke voorraden zitten, dat zelfs Duitschland geen vrijheid kan vinden ze af te nemen. Een zekere hulp wil de Reichstelle voorloopig bieden, misschien dezen winter een grootere hulp, een natuurlijke afname, maar daarmede zijn we nu niet uit den brand. We mogen vertrouwen dat ook in de toekomst onze export naar andere landen op het continent zal groeien, maar op dit oogenblik zitten we met de zuivel. Deze nieuwe botermaatregelen zijn nu be dacht, en alhoewël daarmede de helft van mar garine-etend Nederland tot boter-etend zal worden omgeschakeld, wordt het surplus niet geplaatst. Ook niet als het minder bedeelde volksdeel boter tegen goedkoopen prijs krijgt. Een maatregel, die buiten het publiek omgaat, is genomen: 10 millioen K.G. boter gaat naar de koelhuizen. En nog is te voorzien, dat er boter over blijft. Maar dan zal de rest worden omgesmolten tot botervet, een uitstekend in grediënt in de keuken. Een groot deel van Nederland gaat nu boter eten; hotels, restaurants en bakkerijen moeten meedoen. Wie zal nu nog denken aan een te kort? Wie zal zich nu nog ongerust maken? Een andere vraag is: hoe zal het op den langen duur gaan? Maar dan komt men op een geheel ander vraagstuk, dan komt men tot de positie van onzen veestapel. Welnu, het is dui delijk, dat meti/zorg en beleid de voedering der runderen moet worden ter hand genomen. Maar een inperking van den veestapel zal onze zui velpositie niet schaden, zal zeker geen dreigen de tekorten in het verschiet doen opdoemen. De overbevolking der in het Westen van het land gelegen weiden, zal men rustig tot gunstiger verhoudingen kunnen terugbrengen. Wel zullen de boeren bijtijds en met veel beleid voor hun voedsel-voorraden moeten zorgen door het in kuilen van gras enz. In de veenstreken en op de boerderijen die een gemengd bedryf uitoefe nen zullen bijzondere voorzieningen noodig zijn Want het staat vast, dat vóór Februari 1941 geen krachtvoer zal worden verstrekt. Reden tot ongerustheid voor het publiek be staat er niet. De boeren, die eenige moeilijke tijden zullen meemaken, kunnen, zooals minis ter Fischbock het onlangs reeds zeide, erop re kenen, dat zij ook van Duitsche zyde allen mo gelijken steun zullen ontvangen. dan de helft van die van het gewas, gegroeid uit gezonde poters. Is het te veel gezegd wanneer we opmerken, dat de grootte van den aardappeloogst in de aller eerste plaats wordt bepaald door gezond poot goed. Een waarborg voor het verkrijgen van ge zond pootgoed had men in het aanschaffen van door de N.AK. te velde goedgekeurd materiaal, te herkennen door het certificaat in den zak en het plombe aan den zak. Voor oogst 1941 dreigt nu echter het zeer groote gevaar dat niet voldoende goedgekeurd pootgoed ter beschikking zal komen. De aard appelen zijn onderhevig aan zeer veel ziekten; iedere boer kent wel „de" aardappelziekte (Phy- tophthora) Voor de gezondheid van het pootgoed zijn evenwel van het meeste belang de zgn. degene- ratieziekten, als bladrol, topbont, krinkel, stip- pelstreep e.d.; dit is een complex ziekten dat met deh knol overgaat en daardoor een gewas steeds erger ziek maakt. Deze ziekten worden o.a. door bladluizen van de eene plant op de andere over gebracht; enkele zieke planten besmetten daar door ook de hen omringende. Nu was 1939 een jaar waarin enorm veel blad luizen voorkwamen. De gevolgen komen thans voor den dag, een geweldige verspreiding van de degeneratieziekten. Heel veel voor de keuring aangegeven perceelen zullen moeten worden af gekeurd. Maar ook in de gewone practykvelden is het aantal zieke planten enorm groot. Het aanhouden van pootgoed uit dergelijke perceelen beteekent in 1941 een doodziek gewas en slechte opbrengst. Nieuw pootgoed koopen met N.A.K.-certificaat en plombe zou in normale tijden de oplossing zyn, maar de vraag zal volgenden herfst verre het aanbod overtreffen. Moeten we nu maar rustig afwachten wat komen gaat. Neen, onze plicht is te doen wat mogelijk is. Wanneer we geen eerste klas pootgoed kunnen krijgen, laten we dan trachten nog vry goed materiaal te winnen. Eén van de allerbelangrijk ste dingen hierbij is het vroeg rooien van plan ten, waarvan men poters wil aanhouden. De smetstof van een door bladluizen overgebrachte ziekte heeft namelijk geruimen tijd noodig om van het blad in de knollen terecht te komen. Wanneer er nu maar tijdig gerooid wordt is de kans groot dat de knol nog niet besmet is. By een proef, genomen door Dr. Oortwijn Botjes bleek, dat planten gegroeid van poters gerooid op: 19 Juli 0% bladrol 5 Aug. 10% bladrol 27 Sept. 96% bladrol 10 October 82% bladrol vertoonden. Het rooien moet dan echter behoorlijk vroeg geschieden en niet bijv. enkele dagen eerder dan normaal. Uit bovenstaande cyfers blijkt dit duidelijk. Wanneer een matige grootte van de knollen is bereikt moet het rooien niet langer worden uitgesteld. Vaak is dit eerste helft Augus tus reeds het geval. Natuurlijk is op deze wijze de opbrengst niet zoo hoog. Men behoeft dit vroege rooien echter alleen toe te passen op een zoodanig aantal planten, dat voldoende pootgoed voor eigen bedrijf kan worden verkregen voor het volgend jaar. Een moeilijkheid is nog wel dit vroeg geoog ste materiaal goed te bewaren. Hierover zullen we t.z.t. wel eens schrijven. De beste wyze van handelen is nu als volgt, en dit geldt speciaal voor soorten als Triumf e.d., die we in normale jaren betrekkelijk gemakkelijk kunnen naver- bouwen; Stel, men heeft in 1939/1940 goedgekeurd poot goed aangekocht, en dit gewas lijkt wel vrij goed. Men gaat dan hieruit een voldoend aantal ge zonde planten uitzoeken, welke stammen met ccn stokje worden gemerkt. Deze stammen wer den er nu vroeg tusschen uit gerooid en de op brengst hiervan wordt als pootgoed aangehou den. Het is nog niet zoo eenvoudig volkomen ge zonde planten te onderkennen. Het is gemakke lijk zwaar zieke planten te ontdekken, deze doet men het beste uit zoo'n perceel te verwijderen, ze geven toch weinig opbrengst. Hoe vroeger men er bij is, des te beter. Degene die zich niet vertrouwt, vrage inlichtingen aan den landbouw- consulent of de assistenten. Zij willen gaarne komen helpen. Nu de denaturatie van aardappelen weer is opengesteld, zijn er betrekkelijk goedkoop - geprikte aardappelen te krijgen. Stelt u hierover in verbinding met uw Landbouw-vereeniging of handelaar. Aard- appelstoomers zijn in onze provincie in vol doende mate aanwezig om deze aangekochte partijen te laten stoomen. De mogelijkheid is daardoor aanwezig voor degenen, die zelf niet over voldoende hakvruchten beschikken, om voor den winter voor varkens en koeien een flinke hoeveel heid niet te duur voer van goede kwaliteit op te slaan. Men late deze gelegenheid niet voorbij gaan, maar dan moet er ook direct werk van worden gemaakt, anders is het te laat. Bon 61 tot en met 70 uit het brood- bonboekje. Geldig tot en met 21 Juli (eventueel tot en met 25 Juli). Recht gevend op: totaal 2000 gram brood. Bon 85 uit het Algemeen distributie- boekje. Geldig tot en met 2 Aug. Recht gevend op: Half pe»d Icoffie of Half ons thee. SUIKER Bon 80 uit het Algemeen distributie boekje. Geldig tot en met 25 Juli. Recht gevend op: Een kilogram suiker. BLOEM OF BAKMEEL Bon 75 uit het Algemeen distributie boekje. Geldig tot en met 26 Juli. Bon 90 uit 't Algemeen distributie boekje. Geldig tot en met 9 Aug. Recht gevend op: Half pond tarwebloem, of tarwe meel, of boekweitmeel, of rogge bloem, of roggemeel of zelfrijzend bakmeel. PETROLEUM (alleen voor hen, die uitsluitend op petroleum kunnen koken l Zegel „Periode 3". Geldig tot en met 29 Juli. Recht gevend op: Twee Liter petroleum. BOTER, MARGARINE, VET Bonnen 67 en 68 uit het Algemeen distributieboekje. Geldig tot en met 28 Juli. Recht gevend op: Half pond boter, of margarine, of vet per bon. Z.H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft he den in de kapel van het Fhilosophicum de ton suur toegediend aan de heeren S. J. J. Be- nistan t, w. J. Berger, J. A. Boeren, B. M. van den Brink, N. P. Duyn, G. A. van Ettinger, M. S. Gerritsen, P. H. Heemskerk, A. W. H. van den Heuvel, J. W. M. de Jong, M. J. de Jong, J. P. Knook, W. A. J. Koenekoop, H. J. M. Lochtenbeig, R. H. M. Middelhoff, A. G. M. Noordman, W. Oostveen, B. A. Pronk, G. J. P. v. Reisen, B. J. Tetteroo, A. J. Thijs, J. A Vis ser, M. Vrolijk, A. M. Vulsma, F. E. M. Wes- seling, F. M. van der Zon, allen studenten van het Philosophicum te Warmond. Wegens de vele en ernstige moeilijkheden, in de tegenwoordige omstandigheden aan een re traite in het Seminarie te Warmond verbonden, zien Wij ons genoodzaakt, deze voor dit jaar te laten vervallen. Mochten er onder de priesters zijn, die toch een retraite wenschen te maken, dan kunnen zy deelnemen aan de retraite voor priesters, die in de retraitenhuizen wordt gehouden. Haarlem, 15 juli 1940. J. P. HUIBERS, Bisschop van Haarlem. Zaterdag 10 Augustus hoopt de weleerwaarde Pater Johan de Lepper M.S.C. in het Missie huis, Bredascheweg 204, te Tilburg, zyn zilveren priesterfeest te vieren. Pater de Lepper werd 27 September 1891 te Tilburg geboren, trad in Sept. 1903 als student in bovengenoemd Missiehuis, maakte zyn hoo- gere studies te Arnhem en Leuven en werd op 10 Augustus 1915 door den Aartsbisschop van Utrecht, Mgr. v. d. Wetering, in de Kathedrale Kerk te Utrecht tot priester gewijd. Na zijn priesterwyding werd hem het professoraat in de moraal opgelegd, nadat hy eerst de organi sche wiskunde en physiologïe had gedoceerd. Het groote aanzien dat hy genoot by de stu denten, alsmede de wijze waarop hij allen voor zijn persoon innam, waren de reden waarom hy op zeer jeugdigen leeftyd door zijn superieu ren geroepen werd als overste van het nieuwe klooster te Velsen-Driehuis. Na drie jaren met veel succes aldaar bestuurd te hebben, riep zijn Overheid hem om den zeer gewichtigen post van leider en overste der jeugdige levieten op het scholastiek te Arnhem te vervullen Na de reglementaire drie-jarige periode, waarop eigen- lyk aftreden moest volgen, meende Rome ech ter, hem andermaal voor een drietal jaren te moeten benoemen. Het spreekt vanzelf, dat de jubilaris in al zyn eenvoud (want de Braöant- sche eenvoud en gemoedelykheid heeft hy steeds behouden, ondanks de groote waardigheden, die hem werden opgelegd), zijn zilveren feest gaar ne in alle stilte voorbij zag gaan, vooral in deze tijdsomstandigheden. Met dankbaarheid zullen hem op dien dag speciaal gedenken de zeer velen, zoowel in als buiten Tilburg, die pater de Lepper als een be scheiden en hartelyke figuur, een geestelijken vader en vaderlyken vriend hebben leeren kennen. Voor het passeeren van de Duitsche grens is ook ditmaal een visum vereischt, hetgeen aan personen, die zich tot het doen van inkoopen naar de Leipziger Mésse wenschen te begeven, kosteloos wordt verstrekt. Wie voornemens is, de van 25 tot 29 Augustus 1940 te houden Lein- ziger Najaars-Messe te gaan bezoeken, moet de aanvraag tot het bekomen van een pasvisum indienen door bemiddeling van het Bureau van het Leipziger Messamt voor Nederland, onder byvoeging van foto's. Met het oog op de te verwachten talrijke aanvragen kan een tijdige behandeling slechts worden toegezegd, voor zoover de betrokken Messe-bezoeker zich uiter lijk 8 Augustus by genoemd Bureau van het Leipziger Messamt heeft aangemeld. Geschiedt de indiening van het verzoek later dan 8 Augustus dan valt geen zekerheid te geven, dat het pasvisum nog intijds kan worden toege staan. Het Bureau van het Leipziger M„ssamt voor Nederland is gevestigd Singel 98, Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5