HET ALGEMEEN VERBOD PRIJSVERHOOGING TOT Beroepsgemeenschap land- en tuinbouw Inkeer en uitzicht HET UUR DER JEUGD" Bij Verordening nader geregeld Belangrijk voorstel van den Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond EEN WITTE RAAF ZONDAG 28 JULI 1940 De theorie der vervangingswaarde wordt niet aanvaard EEN AMBTSKETEN ZOEK! Detailprijzen Controle en straffen Inhoud en doel der verordening prijs- Tegen onbillijkheden Bevrachtingsbureau voor de kustvaart REDE RIJKSCOMMISSARIS INLICHTINGENBUREAU NED. SPOORWEGEN Ook in Leeuwarden opengesteld WIJZIGING COUPON- BELASTINGWET Arrestant sloeg op de vlucht Schoten in de lucht brachten hem tot inkeer ARCHITECTEN EN WEDER- OPBOUW GEEN TELEFOONVERKEER MET DUITSCHLAND BELASTINGHEFFING Onder den titel „Inkeer en Uitzicht" hebben Drof. dr. J. H. Bavinck en ds. O. B. Bavinek, bekende gereformeerde theologen, een reeks van korte beschouwingen gebundeld, bedoeld ter voorlichting en opwekking in deze dagen van beproeving. Het werkje, uitgegeven bij J. H. Kok te Kampen, richt zich in het bijzonder tot de geloofsgenooten van de schrijvers en komt dan ook voor verspreiding onder het katholieke publiek niet zoozeer in aanmerking Toch staan er verscheidene gedachten in. Waarmede alle christenen hun voordeel kunnen doen. De auteurs gaan uit van de ervaring, die alle Nederlanders in de Pinksterweek van Mei 1940 hebben opgedaan. „We moesten er hou vast aan krijgen, aan het vreeselijke, dat ge schied was. We moesten het langzaam inner lijk verwerken, we moesten ons realiseeren, dat hu opeens alles anders geworden was. We moesten weer opnieuw onze houding vinden tegenover het leven zelf, tegenover dat wat aan het leven zin en waarde geeft. We moes ten de toekomst weer in de oogen zien en we moesten weer kracht en vastheid zoeken om het alles aan te kunnen. Maar boven alles uit ging dit ééne: we moesten God weer terug vinden. We moesten weer met Hem in het reine komen." Waar dit de allesbeheerschende grondge dachte van het werkje is, daar blijven uiter aard gissingen en voorspellingen van socialen, politieken of economischen aard sterk op den achtergrond. Men meene echter niet, dat de schrijvers het terrein van de practijk onbe roerd laten. Integendeel. Het trof ons juist bij de lezing van dit boekje, dat zoo vaak en zoo krachtig wordt heengewezen naar de prac- tische werkelijkheid. Juist om die reden ge- looven wij, dat verschillende inzichten van de schrijvers ook onzen lezers belang zullen in boezemen. Hun eerste hoofdstuk heet „Werkelijkheids zin" en draagt het motto: „Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods". Er wordt in dit hoofdstuk een beroèp gedaan op een oud- vaderlandsche deugd: den zin voor de realiteit. Maar meteen wordt de lezer gewaarschuwd, dat niet alle „realisme" aanvaardbaar is voor den christen. Religieuze werkelijkheidszin,- al dus de schrijvers, kenmerkt zich weliswaar door eerbied voor het voldongene, maar tracht door de feiten heen God te zien. De godsdienstige aanvaarding van de reali teit trekt uit de feiten de juiste les en gaat niet af op lichtvaardig, al te menschelijke in terpretaties. Zij weet, dat de mensch zich ver nederen moet voor God, wiens kracht in deze feiten tot uitdrukking komt. Doch zij vereen zelvigt die macht van God geenszins met haar toevallig werktuig. Om ons te bewegen tot ver nedering en boetvaardigheid, kan de Hemel elke macht gebruiken, dit doet niets af aan de waarheid, dat physieke macht in deze wereld maar een ondergeschikte factor is, hoe sterk ze zich ook manifesteert. Dat wij ons vernederen moeten voor God, houdt dan ook allerminst den plicht in, ons tegenover menschen te gedragen als kruipers of als oogendienaars. „Meermalen is er, en terecht, in dezen tijd op gewezen, dat wij ons tegen onze overwinnaars fier en waardig te ge dragen hebben. Wij kunnen hen zonder eenigen blos van schaamte in de oogen zien. Kruiperig te worden, ons voor hen te vernederen, zou ons in dit tijdsgewricht allerminst sieren en zij zouden het allicht ook allerminst in ons waar- deeren." Tegenover God staat onze zaak anders. Wij moeten ronduit bekennen, dat wij al te zeer bezig zijn geweest met aardsche kansbereke ningen, dat wij al te zeer aarde-menschen aan het worden waren, dat wy te weinig de werke lijke waarde van het gebed hebben en te ver vuld van ijdel zelfvertrouwen waren, dat wij te weinig doordrongen zijn geweest van de macht des geloofs en van den waren geest der Kerk. „Het is Gods welbehagen geweest" (aldus de schrijvers) „ons eenigen tijd te plaatsen in de schemering der onzekerheid... Meer weten wij niet en met meer mogen wij nog niet reke nen." Juist deze al te menschelijke berekening is immers ijdel gebleken! Wat nut zou het dan hebben, ons thans in "nieuwe kansbereke ningen te verliezen, inplaats van tot ware be zinning te komen over de diepere beweeg krachten van ons menschelijk lot? „Wij willen samen trachten te leven als menschen, die een goede boodschap bij zich dragen, een bood schap van een Heiland en Zaligmaker. Wij willen de onvergankelijke blijdschap in Hem bewaren als een schat, die ons boven alles gaat." Deze gedachten zijn zeker niet alleen voor protestanten van beteekenis en zoo is het met menige bladzijde uit dit boekje. Het wekt zijn lezers vervolgens op tot Godsvertrouwen. Dat er de eerste tijden voor menigeen zich groote moeilijkheden kunnen voordoen, wordt door de schrijvers niet ontveinsd. Maar „wij weten, dat voor degenen, die God liefhebben, alle din gen medewerken ten goede," zegt de heilige Paulus en wanneer de Hemel ons beproeft, dan geschiedt dit niet om onze slimheid en on ze handigheid een beetje te oefenen, maar werkelijk om ons tot betere menschen te ma ken. Slimmen en handigen zijn er volop in de wereld, maar zij heeft goedheid noodig. Over „het onontneembare" handelt een vol gend hoofdstuk en het draagt als tekst; „De Heer is mijn deel, zegt mijn ziel," woorden, genomen uit een klaaglied van den profeet Jeremias. Veel, dat ons vroeger onontbeerlijk leek, is ons afgenomen en dit geldt niet alleen voor stoffelijke bezittingen, maar ook voor allerlei geestelijke goederen, hoewel van tijde- lijken aard, die Tfry hoog waardeerden, ja, die Wij beslist noodzakelijk oordeelden. Wanneer men ons herinnerde aan de betrekkelijkheid en tijdelijkheid van bepaalde instellingen, die wij hu eenmaal altijd hadden gekend als samen- hangsel met onze godsdienstige overtuiging, was menigeen vaak maar al te geneigd, de schouders op te halen. Ziehier, hoe deze pro- testantsche schrijvers, die den toestand scherp bezien, zich daarover uitdrukken: „Wat onze voormannen ons voorhielden, dat wy ook in het staatkundig leven Gods eer moeten zoeken, was waar en groot. Maar in de hitte van den strijd dreigde het toch weer vaak vertroebeld te worden door onze men schelijke gedachten en idealen. We werden er groot in, we groeiden er in. Het is mogelijk, ja het is zelfs niet onwaarschijnlijk, dat de ko mende tijden ons een ander staatsbestel bren gen zullen, met nieuwe vormen en mogelijk heden. Dan blijft ook daar Gods eisch, dat Hij in dat staatsbestel gediend zal worden, onver zwakt bestaan, maar er zijn allerlei mogelijk heden voor ons afgesneden." Ditzelfde geldt natuurlijk voor de katholieke Nederlanders evenzeer als voor de gereformeer de. De schrijvers winden er geen doekjes om. „We loopen grootere risico's" zeggen zij. Moe ten wij ons nu maar dadelijk uit opportunisme veilig stellen en alles verloochenen wat wij ge weest zijn, om toch vooral niet in moeilijk heden te geraken? De toekomst hoe die ook zij is zeker niet g-oed gediend met karak- terloozen. Ze zal meer hebben aan bescheiden werkers, die het goed meenen met ons volk en die bereidvaardig zijn voor allen heilzamen arbeid dan aan gemakkelijke overloopers, voor wie de overtuiging dient als een middel om zélf mee te tellen. „De Heer is mijn deel", be- teekent niet, dat wij onze aardsche illusies kunnen redden, maar het beteekent wel, dat wij tegenover aardsche desillusies een groot en heilig idealisme kunnen bewaren, dat ons sterk te geeft. Het belet ons, te verzinken in som berheid en daadloosheid „Volharding" heet dan ook het volgende hoofdstukje, waarin wij niet worden aange spoord tot volharding in het ©uderwetsche, maar tot volharding in het goede. Dit betee kent, dat wij bereid moeten zijn offers te brengen, waar dit noodig is, maar dat wij het beste voor ons zelf niet moeten opofferen uit laffe kansberekening. De schrijvers zijn be ducht, dat in den tijd, die komt, wellicht velen roekeloos van de Kerk zullen afvallen. Bij de katholieken is dit gevaar evenmin denkbeeldig, al meenen wij, dat hun trouw jegens het ker kelijk gezag hun wellicht een weerstand geeft, dien de protestanten niet in die mate kennen. Willen wij voor den nieuwen tijd een leiding aanvaarden, dan kunnen wij dit het best be tuigen door een groote aanhankelijkheid jegens de leiders, die er ai zijn, met name de bis schoppen. De veronderstelling, dat deze „lei ders" het goede wenschen, is zeker niet min der gerechtvaardigd dan eenzelfde verwachting ten opzichte van andere „leiders" zou kunnen zijn. Weliswaarr is er verschil tusschen gezag dragers en leiders, maar de gehoorzaamheid jegens de bisschoppen kan ons alleen geschikter maken voor de volharding in het goede, die ook het landsbelang van ons vraagt. Eindelijk bieden de schrijvers ook een uit zicht. Van inkeer en bezinning alleen kan de mensch niet leven. Inkeer moet ons ergens op richten. Voor deze protestantsche auteurs is dit uitzicht kerkelijk. „De Christelijke Kerk van deze dagen wordt meer dan ooit geroepen, zen dingskerk te zijn, Kerk, die als vanzelf, uit diepen aandrang, het woord van het Evangelie verder draagt, van mensch tot mensch, van volk tot volk". Ook die gedachte is van groote waarde voor den hedendaagschen katholiek. Zegt de bezinning hem, dat zijn actie wellicht te wereldsch en te uiterlijk was geworden, dan make hij het practische voornemen, in het vervolg vuriger te streven naar de verwerke lijking van het inwendige leven van de Kerk. Ieder, die door de beproevingen van dezen tijd tot vuriger liefde jegens de Kerk wordt aangewakkerd, behaalt winst voor de ziel. Zegt men, dat onze vaderlandsche liefde niet vurig genoeg was (dit wordt maar al te vaak herhaald boven het graf van degenen, die voor ons vaderland vielen!) dan.voelen wij dat als een in menig opzicht onverdiend verwijt, maar toch is er voor den Katholieken Nederlander alle reden, te bedenken, hoe oneindig veel goeds de Goede Boodschap ook voor ons vaderland beteekent. Liefde tot de waarheid, liefde tot de Kerk kweekt dien diepen gemeenschapszin, waarom de hedendaagsche wereld vraagt. Ons uitzicht moet zich dan ook hierop richten, dat de groote evangelische waarden zoo zuiver mo gelijk tot hun recht komen in de toekomst. Frissche wind waait door de dreven Van het nieuwe Nederland, Die nu vaart en vuur zal geven Aan het jong en krachtig streven, Dat in zooveel harten brandt. Dit is 't uur voor nieuwe krachten, Dit is 't uur voor Neerlands jeugd, Slechts van haar kan men verwachten Nieuwe vormen en gedachten, Nieuwen ernst en nieuwe vreugd. Onbelast en onbeladen, Door het ideaal bezield, Zoekt die jeugd langs nieuwe paden De gelegenheid tot daden, Bouwt zij op, wat werd vernield. Niet slechts gij. die door uw jaren Tot de jeugd hoort, maar ook gij. Die nog geestdrift wist te sparen En aan inzicht weet te paren, Sluit u aan bij deze rij 't Uur der jeugd is thans geslagen, Komt nu allen, jong van hart, Jong van geest of jong van dagen, Om uw aandeel bij te dragen Voor een bouw, die d'eeuwen tart! HERMAN KRAMER De secretaris-generaal, waarne mend hoofd van de departementen van Handel, Nijverheid en Scheep vaart en van Landbouw en Vissche- rii, maakt bekend, dat krachtens de ,,Prijzenbeschikking 1940 no. F' alle tot heden van kracht zijnde be schikkingen betreffende de prijzen van roerende goederen en diensten zijn vervallen met uitzondering van de beschikkingen van 20 Februari 1940 betreffende den prijs van hooi, van 23 Mei 1940 betreffende, den prijs van aardappelen en van 6 Juni 1940 betreffende den prijs van weidegras, lucerne- en roode klaver. Krachtens de ,,Prijzenbeschik- king 1940 no. 1" is het thans ver boden, goederen te koop aan te bieden, te verkoopen, te huur aan te bieden of te verhuren en ten aan zien van diensten deze te verrichten De hoofdbestuursvergadering van den Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond heeft besloten, de in deze bevolkingsgroep reeds lang levende gedachte van een organischen opbouw van allen, die door de uitoefening van den land- en tuinbouw het hunne tot de volkshuishouding bijdragen, een aan de gebonden economie aangepasten organisa- torischen vorm en gestalte te geven. Om deze grootsche taak tot stand te brengen, heeft de Kath. Ncd. Boeren- en Tuindersbond den Chr. Boeren- en Tuindersbond en het Kon. Ned. Landbouw-comité uitgenoodigd, hun medewerking te verleenen, teneinde een be drijfsorganisatie voor land- en tuinbouw in het leven te roepen gezamenlijk met de standsor ganisatie van de landarbeiders en andere daar voor in aanmerking komende organisaties. De opzet is, om allen, die in den land- en tuinbouw hun bestaan vinden, in êén gemeenschap samen te brengen. De Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond is van mcening, dat de tijd thans rijp is om tot verwezenlijking van de corporatieve ge dachte over te gaan door de vorming van een beroepsgemeenschap, waarin boeren, tuinders en arbeiders te zamen arbeiden zoomede overleg plegen inzake de regeling van die sociale en economische vraagstuk ken, welke op dezen tak van volksbestaan betrekking hebben. Er moet komen een top-orgaan met geledin gen naar beneden in de provincies of in de ge westen of agrarisch-economische geografische eenheden en in de dorpen. Dit top-orgaan is de verbindingsschakel tusschen bedrijfsgenooten onderling en van deze met de overheid. Het is de levende weergave van alles, wat in dezen bedrijfstak omgaat, de schouwplaats, waar de bedrijfsbelangen getoetst worden aan het alge meen belang. Omdat deze bedrijfsorganisatie wortelt in het eigen volkskarakter der bedrijfsgenooten, dient ook dit volkskarakter als de bron en kiembo- dem van het boeren-eigen voor eenvormigheid bewaard te worden. Deze in levensbeginselen verankerde ver scheidenheid krijgt gelegenheid behouden te blijven in die bestaande vereenigingen en bonden, welke in wezen aan de religieuze en cultureele waarden ontsproten zijn. De boerenkracht ligt in dè traditie van haar geslacht, daarom dient deze vóór alles gewaarborgd. De activiteit op technisch en economisch ge bied wordt echter door de boeren- en tuinders- standsorganisaties overigens niet ontplooid; dit is voorbehouden en wordt overgelaten aan de nieuwe bedrijfsorganisatie. De taak der stands organisatie blijft beperkt tot de opvoeding, de persoonlijkheidsvorming en het leiding en rich ting geven aan het sociaal-economisch denken en handelen. Dit beteekent, dat de lagere land bouw- en winterscholen, de cursussen en de leiding van de jeugd in handen van de boeren standsorganisaties blijven. Tijdens de overhaaste evacuatie van Breda in Mei j.l, is de ambtsketen van Breda's burge meester zoek geraakt. Er behoort natuurlijk een nieuwe te komen, waartoe reeds een offerte is gevraagd bij de N.V. Koninklijke Begeer. De keten zal echter artistieker worden uitgevoerd dan de vorige. tegen prijzen, welke hooger zijn dan de op 9 Mei berekende prijzen. Onder den op 9 Mei voor een goed of dienst berekenden prijs dient te wbrden verstaan de prijs, welke bij het meerendeel van de op dien datum afgesloten transacties werd berekend. Indien evenwel op 9 Mei geen transactie heeft plaats gevonden of de Op dien datum bereken, de prijs als een uitzonderlijke moet worden beschouwd, mag de leverancier ten hoogste een prijs in rekening brengen, welke bij het mee rendeel van de door hem in de periode van 9 April tot 9 Mei afgesloten transacties betref fende soortgelijke goederen of diensten in re kening werd gebracht. Voor het geval voor melde transacties betrekking hebben op an dere hoeveelheden of kwaliteiten dan die, waar op de thans te sluiten transactie betrekking heeft, mag ten hoogste een prijs worden be rekend, welke toentertijd in rekening zou zijn gebracht. In het geval de leverancier ook in laatstgenoemde periode geen enkele transactie heeft afgesloten, zal ten hoogste de Op 9 Mei algemeen gebruikelijke prijs kunnen worden bereken d. Volgens deze beschikking moet eveneens als prijsverhooging worden beschouwd iedere directe Of indirecte vermindering van de te genprestatie, bijvoorbeeld de verandering van de hoeveelheid, het gewicht, de kwaliteit of van de betalings- en leveringsvoorwaarden. Onder de bepalingen van de „Prijzenbe. schikking 1940 no. 1" vallen niet; goederen, waarvoor op grond van de Landbouwcrisiswet 1933 prijzen zijn of worden vastgesteld, alsook goederen, uit het buitenland afkomstig, voor zoover deze nbg niet in den eigendom van Ne- derlandsche afnemers zijn overgegaan. Tevens zijn van de voorschriften uitgezonderd: tarie- van of prijzen voor het vervoer van personen ■of goederen en arbeidsloonen; ten aanzien hiervan, alsmede voor alle andere prijzen, gel den voorshands de door den Opperbevelhebber van de Duitsche weermacht terzake vastgestel de bepalingen. In afwijking van bovenstaande regeling is in verband met de huidige vervoersmoeilijkheden bij de „Transportkostenbeschikking" bepaald, dat bij franco.levering de daarmede samenhan gende extra-transportkosten in rekening mogen worden gebracht. De leverancier zal evenwel duidelijk op de betreffende facturen het ver schil in vracht moeten vermelden en deze aan de hand van vrachtnota's en dergelijke moe ten kunnen staven. Deze uitzonderingsregeling geldt echter niet voor de bezorgkosten van de taillisten binnen hun normaal afzetgebied. By de „Detailprijzenbeschikking" is voorts een algemeene dispensatie verleend van het verbod tot prijsverhooging der detailprijzen met dien verstande, dat de detailhandelaar den prys, welken hy op 9 Mei berekende, mag verheogen met ten hoogste het be drag, waarmede zijn inkoopsprijs als ge. volg van een door een bevoegde instantie goedgekeurde verhooging is toegenomen, althans voor zoover het goederen betreft, welke tegen dezen hoogeren prys werden ingekocht. Het beginsel der vervangingswaarde wordt dus niet aanvaard, terwijl ook de winke liersmarge, in geld uitgedrukt, niet mag toenemen. Indien zich ondanks deze dispensatierege lingen groote moeilijkheden mochten voor doen, zullen ten aanzien van bepaalde goede, ren ofwel ten aanzien van bepaalde onderne mingen afzonderlijke regelingen kunnen wor den gesteld. Verzoeken daartoe kunnen, mits van een gedocumenteerde toelichting, waar onder een uitgewerkte kostprijscalculatie, voor. zien, door de volgende - instanties in behande ling worden genomen: Betreffende producenten- en groothandelsprij- zen voor industrieele grondstoffen en producten: de rijksbureaux voor de nijverheid, voor landbouw-, veeteelt- en visscherijproduc- en (waaronder alle voedingsmiddelen)het rijks bureau voedselvoorziening in oorlogstijd. Betreffende de détailprijzen: de af deeling mid denstand van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Onvoldoende gedocumenteerde verzoeken kun nen niet in behandeling worden genomen. Ook de controle op de naleving van de prijs- voorschriften is aan bovenvermelde instanties opgedragen. De controle op de détailprijzen zal voorts bij de politie berusten. In dit verband worden producenten en han delaren nog gewaarschuwd tegen het niet afleve ren uit voorraad van goederen in normale hoe veelheden aan normale afnemers tegen de toe gestane prijzen, tenzij ten aanzien van de af levering krachtens de Distributie- of Hamster- wet beperkingen zijn voorgeschreven. In derge lijke gevallen zal de burgemeester der gemeen te, waar de voorraad zich bevindt, deze zonder eenige formaliteit in bezit kunnen doen nemen, waarna de goederen ter beschikking van de be volking, van ondernemingen of personen zullen werden gesteld. Op de niet-nakoming van de hierboven be doelde bepalingen zijn bij de Prijsopdrijvings- en Hamsterwet zware vrijheidsstraffen en geld boeten gesteld. Bovendien stelt men zich in dat geval aan het gevaar bloot, dat toewijzingen of vergunningen, welke op grond van de Distribu- tiewet of Landbouwcrisiswet zijn verleend, zul len worden ingetrokken. Aangezien in de afgeloo- pen weken ondanks het algemeene verbod tot prijsverhooging in sommige gevallen toch prijs- verhoogingen hebben plaats gevonden, wordt den betrokkenen dringend aangeraden, deze verhoo gingen, voorzoover zij in strijd met de boven staande richtlijnen zijn, ongedaan te maken en de uit dien hoofde teveel ontvangen gelden aan hun afnemers te restitueeren. Tenslotte wordt er op gewezen, dat ook de kooper, de huurder of opdrachtgever, die opzet telijk bewerkt of medewerkt of aan wiens schuld het te wijten is, dat de hierbedoelde voorschrif ten niet worden nagekomen, op gelijke wijze als de verkooper, de verhuurder of als degeen, die den dienst verricht, gestraft zal kunnen worden. Het is dus in het belang van het publiek zelf, indien met niet-toelaatbare verhoogingen ter kennis van de bevoegde instanties brengt. Op de Prijsverordening heeft de Prijsrefe- rent in den staf van den Rijkscommissaris, dr. Trabold, in de te 's-Gravenhage gehouden pers conferentie van Zaterdag de volgende toelich ting gegeven. De Duitsche Opperbevelhebber voor de be zette Nederlandsche gebieden heeft, zooals be kend is, met ingang van 9 Mei een algemeen verbod van prijsverhooging uitgevaardigd. Dit verbod is thans door de Prijsverordening 1940 no. 1 in het Nederlandsche recht vastgelegd. In de nieuwe Prijsverordening worden alle vragen beantwoord, die zich tot nu toe ten ge volge van de uitvoering van het- verbod vao prijsverhooging hebben voorgedaan. Het is in beginsel verboden de prijzen van roerende goederen, alsook van alle voorwerpen van het dagélijksch leven, te verhoogen boven die van 9 Mei. Hetzelfde geldt voor het verhu ren van goederen en het verrichten van dien sten. Het prijspeil van den laatsten tennijndag mag in geen geval overschreden worden. Daar tegenover is het te allen tijde toegelaten er beneden te blijven. De grondslag voor dit prijs peil is de op den laatsten termijndag werkelijk betaalde prijs, dus de kostprijs en niet de prijs van wederaanschaffing. Om iederen twijfel uit te sluiten, dat iedere ontduiking van de Prijsvoorschriften niet wordt geduld, verbiedt de verordening uitdrukkelijk iedere directe of indirecte vermindering der pres tatie. De voorwaaren voor de prestatie, als b.v. de betalingsvoorwaarden, kunnen dus na den termijndag niet meer ten nadeele van den afne mer worden veranderd. Het vaststellen der prijzen op die van een bepaalden dag kan in afzonderlijke gevallen onbillijkheden meebrengen. De verordening maakt daarom een machtiging van den secre taris-generaal mogeijlk, om in een enkel geval uitzonderingen tae te laten of afwijkende prij zen vast te stellen. Het spreekt vanzelf, dat slechts in zeer bijzondere gevallen van deze machtiging gebruik kan worden gemaakt, b.v. als een firma niet in staat is, haar maximum prijzen te handhaven, zonder in ernstige moei lijkheden te geraken. Voor zoover de firma in haar winstmarge een toereikende reserve voor het dragen der kosten bezit, hee't het indienen van een verzoek om uitzondering geen zin Voor gevallen, dat de Prijsverordening niet voorziet, blijft het door den Duit- schen opperbevelhebber uitgevaardigde ver bod van kracht. Dit geldt in het bijzonder voor huur- en grondprijzen, voor verkeers- tarieven, voor renten en voor premietarie ven. Ook de loonen mogen niet worden ver hoogd. Daar het verbod van prijsverhooging echter slechts betrekking kan hebben op het Neder landsche binnenlandsche verkeer, was liet noodzakelijk, voor buitenlandsche waren een uitzondering te maken. De verordening geldt daarom niet voor buitenlandsche waren, voor zoover zij niet het eigendom zyn geworden van de Nederlandsche afnemers. Het verhoogen van den prijs daarentegen van buitenlandsche waren, welker prijs sinds 9. Mei is gestegen, door den Nederlandscher. afnemer, is slechts met bijzondere toestemming van den secretaris-generaal van het bevoegde departement toegestaan, die deze toestemming voor bijzondere gevallen of algemeen kan geven. Ter uitvoering van de Prijsver ordening 1940 no. 1 zijn tegelijkertijd nog twee verordeningen uitgevaardigd. De Verordening betreffende de Kleinhandelsprijzen machtigt de kleinhandela ren, de door den secretaris-generaal toegestane prijsverhoogingen den verbruikers met het ab solute bedrag in rekening te brengen, voor zoo ver geen tegenovergestelde regeling getroffen wordt. De kleinhandelaar mag dus tot nu toe bestaande kleinhandelsmarge niet veranderen en slechts werkelijk ingetreden kostenverhoo- ging leggen op zijn tot nu toe geldenden ver koopsprijs. De Verordening betreffende Trans portkosten staat toe, de door de tegenwoordige transportmoeilijkheden ontstane kostenverhoo- gingen in rekening te brengen. Deze verorde ning zal echter naar alle waarschijnlijkheid slechts tijdelijk gelden. De bevoegde instanties zullen er nauwgezet de hand aan houden, dat de bepalingen der betreffende verordeningen worden nagekomen. Opgericht is het Centraal Bevrachtingsbureau voor de Kustvaart, dat op Maandag 29 Juli zijn werkzaamheden begint. Het Rijksbureau Zeescheepvaart heeft aan het C.B.B. opgedragen de bevrachtingen van kust vaartuigen in uitgaande zoowel als thuisgaande richting centraal te regelen. Dit beteekent ech ter niet, dat verschepers of ontvangers van la ding zich rechtstreeks tot het C.B.B. dienen te wenden. Als voorheen kunnen belanghebbenden de bevrachtingen via hun gebruikelijken carga door of verschepingsagent regelen. Deze laatsten dienen zich echter, met ingang van 29 dezer, uit sluitend tot het C.B.B. te wenden. Het C.B.B. staat onder leiding van de heeren J. Vermaas en L. Vuursteen, en is gevestigd Kor- tenaerstraat 21, Rotterdam. Op God hoopte mijn hari en ik werd geholpen en opnieuw onibloeii mijn leven en naar harielusi wil ik Hem prijzen. Graduale. In de vergadering van den gemeenteraad van Waalwijk heeft burgemeester Moonen medege deeld, dat die gemeente dit jaar een batig saldo heeft van 82.000. Dit gunstig slot is een gevolg van belasting- overschotten en voordeeüge saldi van enkele kleinere posten. In de ook door ons gepubliceerde rede van den Rijkscommissaris Rijksminister Seys-Inquart, Vrijdagavond in den Dierentuin te Den Haag gehouden, komt in.de passage over de benoeming van de regeeringscommissarissen over het N.V.V., de S.D.A.P., de R.S.P. en de C.P.N. de zin voor „zonder tegenover de binnenlandsch-politiebe houding van deze mannen en van de kring, waaruit zij stammen, positie te kiezen.dit moet zijn „zonder ten aanzien van Voorts kan in de passage over het „noodlots probleem" beter noodlot door „tot", of „toe stand" of „situatie" worden vervangen. Het Duitsche woord „Schicksal" is niet hetzelfde als ons woord „noodlot". „Schicksal" is datgene wat over ons „beschikt" wordt. Ta Leeuwarden is onofficieel in gebruik ge nomen een inlichtingenbureau van de Ned. Spoorwegen. In dezen tyd, waarin het gebruik van het spoorboekje meer nog dan anders eenige studie vereischt, wordt deze nieuwe service zeer toe gejuicht. Het bureau is gevestigd in de hall van het station. De heer F. Gerst, waarnemend chef van de Commercieele afdeeling, lichtte de pers in over het doel van deze bureaux, die niet in concur rentie willen treden met de reisbureaux; plaats- kaarten kan men er dan ook niet verkrijgen. Het eenige doel is, den reiziger zoo goed mo gelijk in te lichten. De stationschef, de heer Blijham. toonde zich enthousiast over de aanwinst en uitte de hoop, dat velen er door tot reizen geïnspireerd zullen worden. Volgens een publicatie in het verordeningen blad is de wet op de coupon belasting gewijzigd. Deze wijziging houdt in, dat onder het begrip effecten, waarop de couponbelastfng van toe passing is mede zullen vallen alle vorderingen ten laste van publiekrechtelijke of privaatrech- pelijke rechstpersonen. indien deze vorderingen het gevolg zijn van leeningen, die, bestemd tot voorziening in de kapitaalbehoefte dier rechts personen in wezen dezelfde strekking hebben als oblïgatieleeningen. Zoodanige strekking wordt in elk geval aanwezig geacht indien de leening niet binnen een jaar na het aangaan daarvan zoowel opeischbaar als aflosbaar is. Indien een der partijen het recht heeft de leening te verlengen, wordt, ter bepaling van den vervaldag, het recht tot verlenging mede in aanmerking genomen. Rijwielen hebben voor oneerlijke menschen blijkbaar nog steeds groote aantrekkingskracht. Ook voor den 23-jarigen jongeman F. K„ wo nende in Zwammerdam. Hij had twee karretjes weggenomen, waarvan een in Den Haag en had deze in Bodegraven van de hand gedaan. De politie in Bodegraven had den jongeman echter gesnapt en Zaterdag werd hij onder geleide van een veldwachter naar Den Haag overgebracht, waar hij zich verantwoorden moest. Toen de veldwachter daar met hem op de tram wilde stappen, sloeg zyn arrestant op den Stationsweg plotseling op de vlucht. Deze vrijheid was echter van korten duur, want de veldwachter loste eenige schoten in de lucht, waarop K. bleef staan en weder gearresteerd kon worden. Hij is daarna met assistentie van de motorpolitie naar het hoofdbureau overge bracht. De Haagsche Architectenclub heeft in een brief aan den Regeeringscommissaris voor den We deropbouw er op aangedrongen, dat de opdrach ten voor het ontwerpen van nieuwe gebouwen, boerderijen, enz., in de gebieden, welke door verwoestingen zijn geteisterd, zooveel mogelijk gelijkelijk over de architecten zullen worden ver deeld. Het in de bladen verschenen bericht over her stel van het telefoonverkeer met Duitschland berust op een misverstand. Zoodra het openbaar telefoonverkeer tusschen Nederland en Duitschland hersteld is, zal hier over een officieele mededeeling verschijnen. De secretaris-generaal van het departement van Binnenlandsche Zaken is door den Rijks commissaris voor het bezette Nederlandsche ge bied gemachtigd de wettelijk vereischte goed keuringen voor het heffen van provinciale en gemeentelijke belastingen en van retributies, die overeenkomstig 'net Nederlandsche recht aan de zelfde goedkeuring ziju onderworpen, te ver leenen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5