De boter- en vet- distributie Van den Eeker krijgt men gin hoogte Kaas en melkproducten IN DE GREBBELINIE, PINKSTEREN 1940 ZONDAG 28 JULI 1940 Opbouwdienst en geestelijke volksgezondheid Brabantsche Groenten-centrale in den maakl Bonnen 01 tot en met 04 voor beide geldig van 29 Juli tot en met 23 Augustus K.R.O. kortegolfuitzendingen naar Ned. Oost-Indië Soldaten van den Duitschen Arbeidsdienst defileerden Generaal van Heutszfonds Algemeen Nederlandsch Verbond Utrechtsch Nieuwsblad De steunuitkeering is komen te vervallen De Nederl. Voetbalbond Jaarvergadering Ned. R. K. Dambond MED. KRONIEK Toelating tot de universiteiten Ned. militairen in Frankrijk Inlichtingen gevraagd van reeds gerepatrieerden MUSEUM BOYMANS Ook hier een Van Gogh- herdenking Onder steenenmassa bedolven Autopassagiers doodelijk gewond Rotterdammertjes in Apeldoorn Zg* g* „Een Verhaal uit een Commando- 'IW post ergens in de Grebbelinie" De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Landbouw en Vis- scherij, deelt mede, dat Maandag 39 Juli een begin zal worden gemaakt met de definitieve distributie van boter, margarine, spijsvet en spijsolie. Gedurende het tijdvak van 29 Juli tot en met 23 Augustus geeft elke der met „01" tot en met „04" genummerde bonnen van de boterkaart uit sluitend recht op het koopen van 250 gram bo ter. Voorts geeft elke der met „01" en „02" ge nummerde bonnen van de vetkaart gedurende genoemd tijdvak recht op het koopen van 250 gram margarine, gesmolten vet, voorzoover voor radig, of boter. De met „03" en „04" genummerde bonnen der vetkaart geven gedurende het tijdvak van 29 Juli tot en met 23 Augustus elk recht op het koopen van 250 gram boter, op den prijs waarvan een reductie van 10 cent per 250 gram zal worden verleend door de winkeliers. Deze reductie zal uitsluitend op deze bonnen „03" en „04" van de vetkaart worden verleend, dus niet op een van de overige hierboven genoemde bonnen. De re ductie wordt verleend, wanneer de bonnen bij den detaillist worden ingeleverd ter verkrijging van boter. Met nadruk wordt er de aandacht op geves tigd, dat, zooals reeds uit het voorgaande blijkt, bonnen, welke recht geven op het koopen van margarine en, voorzoover voorradig, gesmolten vet, desgewenscht ook kunnen worden gebruikt voor het koopen van boter. De détaillisten behooren de bonnerf te plak ken op opplakvellen en ter verkrijging van een toewijzing in te dienen by den plaatselijken distributiedienst. Op een opplakvel mogen slechts bonnen welke hetzelfde nummer dragen, voor komen. Tegen inlevering van die opplakvellen, welke de bonnen, waarop reductie is verleend, bevatten, krijgen de betrokken détaill'sten be halve toewijzingen bovendien z.g. reductiebon- nèn, welke verzilverbaar zijn bij een der bij kantoren of agentschappen der N.V. Midden- standsbank of eenige andere bankstelling, waar van de plaatselijke distributiedienst de adressen verstrekt. Personen, die in aanmerking komen voor zoogenaamde volksmargarine en volksvet, dat verstrekt wordt door het departement van Sociale Zaken, zullen dit ook nu op de ge wone wijze kunnen blijven betrekken. Zy behooren daartoe evenwel eerst een met het aantal te verstrekken pakjes volksmargarine of volksvet overeenkomend aantal bonnen van de vet- of boterkaart in te leveren bü de instantie, welke de gebruikelijke bonnen ter verkrijging van volksmargarine of volks vet verstrekt. De overige regelingen, welke ten aanzien van deze distributie zijn getroffen, zijn gelijk aan die, welke golden met betrekking tot de voor- loopige distributieregeling van boter, margarine en spijsvet. Zij zijn gepubliceerd bij den aanvang van die voorloopige distributieregeling op 15 Juli jj. Zoogenaamde „zelfkarners" mogen slechts bo ter vervaardigen met schrifteiyke vergunning van de Nederlandsche Zuivelcentrale, afdeeling Zuivel. Deze zelfkarners zullen slechts 250 gram boter per week per persoon mogen verbruiken. Bij verkoop van overtollige hoeveelheden boter dienen de geldige bonnen van de afnemers in ontvangst te worden genomen en wel een bon per 250 gram boter. De ontvangen bonnen moe ten te zamen met de eigen bonnen der vet- of boterkaart worden geplakt op opplakvellen, welke de plaatseiyke distributiedienst verstrekt. Deze distributiedienst zal hiervoor toewijzingen ver strekken, welke de zelfkarners zorgvuldig moe ten bewaren, teneinde deze te kunnen inleveren bij controle vanwege de Nederlandsche Zuivel centrale. Er zal streng op worden toegezien, dat zelfkarners geen boter afleveren zonder inne ming van bonnen dan wel eigenvervaardigde boter consumeeren zonder hun bonnen op te plakken. Het programma voor Maandag 29 Juli van 15 tot 16 uur A.T. is als volgt: Marschmuziek; Lezingeuserie „Uitingen van Nederlandsche Cultuur", no. 5: „Nederlandsche Edelsmeedkunst" door L. Brom; Dagoverzicht A.N.P. (van 15.2015.35)„Geestelijk Contact" door dr. H. Stein (met korte muzikale omlijs ting): Potpourri van 'Nederlandsche liederen; Actueele Aetherflitsen; Sluiting, gevolgd door „O schitterende kleuren...." Onder groote belangstelling van de zyde van het Utrechtsche publiek hebben Zaterdagmid dag eenige honderden soldaten van den Duit schen Arbeidsdienst, gewapend met de bekende Duitsche schoppen, gedefileerd voor den verte genwoordiger van den Rijkscommissaris in de provincie Utrecht, Landrat Von Winterfeld. Het défilé werd afgenomen voor de perceelen Maliebaan 14 en Maliebaan 10, waar zich resp. de woningen van den Landrat en het hoofdbu reau van de Grüne Polizei bevinden. Het défilé duurde vijf minuten. Behalve de Landrat bevonden zich op het bordes eenige hooge officieren. De drie afdeelingen van den Duitschen Rijks arbeidsdienst reisden vervolgens naar Den Haag, waar zij op het Buitenhof door den Rijkscom missaris voor het bezette Nederlandsche gebied, Rijksminister Seyss-Inquart, werden geïnspec teerd. Na de inspectie hebben de soldaten voor den Rijkscommissaris gedefileerd. Verscheidene Hagenaars woonden deze plechtigheid bij, ter wijl ook velen daarna den marsch door de stad gadesloegen. In de hoofdstad is de 35ste algemeene jaar vergadering gehouden van het Generaal-Van- Heutzfonds. In zijn openingswoord herdacht de voorzit ter, de heer H. A. Munneke, de overleden be stuursleden. Het ledenaantal bleef vrijwel constant. Aan het einde van het vorige jaar zijn 106 kinderen van oud-militairen van het Indische leger en de Marine gesteund. In totaal werd een bedrag van 7685.uitgekeerd. Als bestuursleden werden herkozen de pen ningmeester J. H. M. Brunott en de commis sarissen A. van Boxtel en H. Rijkens, terwijl in het bestuur werden opgenomen de heeren M. W. Nonhebei en D. N. Westrik. In verband met de tegenwoordige omstandig heden, waardoor de werkzaamheden van het hoofdbestuur (behalve het werk van de boek verspreiding in Vlaanderen, dat weer normaal geschiedt) zich hoofdzakelijk bepalen tot Ne derland, hebben de dagelijksche besturen van het verbond en van de groep Nederland beslo ten, in gemeen overleg te handelen. De algemeene leiding van het verbond, voor zoover door de verbondswet aan het dageiyksch bestuur toevertrouwd, berust dus thans bij de heeren: prof. dr. Jan de Vries, voorzitter; J. N. Pattist, ondervoorzitter; F. Reysenbach, pen ningmeester; Ph. C. A. J. Quanjer, eerste se cretaris; mr. F. W. van Ketwich Verschuur, tweede secretaris; K. E. Oudendijk, lid. Met ingang van 1 Augustus is tot hoofdredac teur van het Utrechtsch' Nieuwsblad benoemd dr. A. de Graaff. De heer De Graaff was van 1 Januari 1937 tot de mobilisatie schrijver van de rubriek .Toe stand" in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en leider van haar afdeeling buitenland. Hij heeft gestudeerd aan de Handelshoogeschool te Rotter dam en promoveerde op het proefschrift „Het internationale suikervraagstuk en de Java-sui- kerindustrie." Met ingang van heden, 28 Juli, komt de steunuitkeering op kaas en melkproducten te vervallen. De aandacht wordt er op gevestigd, dat alle administratieve verplichtingen, welke tot dusver, wegens de steunuitkeering op deze producten, op producenten en handelaren rustten, gehandhaafd blijven. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Landbouw en Visscherij, deelt mede, dat, zooals in het persbericht van Zondag 14 Juli jJ. is medegedeeld, alle gepro duceerde boter, met uitzondering van schapen en gcitenboter, van een merk moet worden voor zien en dat de aflevering van ongemerkte boter is verboden. Tot 1 September 1840 zullen detaillisten, die niet in het bezit zyn van een (eventueel voor loopige) karn- of ompakvergunning, nog boter mogen „uitspitten". Van dien datum af echter zullen detaillisten uitsluitend in het klein ver pakte en gemerkte boter mogen verkoopen. In hét genoemde persbericht is tevens ver meld, dat handelaren in boter, die niet uit sluitend detaillisten zijn, zich bij de Nederland sche Zuivelcentrale dienen te oiganiseeren. Voorzoover deze handelaren dit nog niet heb ben gedaan, dienen zij zich ten spoedigste tof de afdeeling zuivelcontróle der Nederlandsche Zui velcentrale in hun provincie te wenden tot het verkrijgen van een desbetreffend aanvraagfor mulier. He bestuur van den R. K. Limburgschen Voetbalbond heeft een bijeenkomst gehouden te Sittard -ter bespreking van den nieuwen toe stand' in de sport. De voorzitter, de heer Kockel- mans uit Maastricht, deelde o.a. mede, dat in gaande 1 Augustus het nieuwe lichaam zal op treden als leidinggevend lichaam voor de voet balsport in Nederland en dat als vertegenwoor digers in den nieuwen bond voor de R.K.F. zul len zitting nemen de heeren De Grood, Tilburg; Ir. Hopster, Rotterdam, en Kruyver, Haarlem. Vandaag wordt in het gebouw Da Costakade 102 te Amsterdam de reeds eerder vastgestelde doch door de plotseling veranderde omstandig heden algemeene vergadering van bovengen. Bond gehouden. Behalve de gebruikelijke agendapunten komt tevens een voorstel tot reglementswijziging aan de orde. Door de toetreding van verschillende districten behoefden de verschillende reglemen ten noodzakelijk wijzigingen. Een commissie heeft een en ander behoorlijk bestudeerd en de resultaten daarvan zullen de vergadering ter goedkeuring worden voorgelegd. Daar dit voor alle aangesloten verecnigingen van het grootste belang is, evenals de bestuurs verkiezing. wordt een groote opkomst verwacht, nog te meer omdat dit de eerste vergadering is na de aansluiting van diverse bonden, zoodat thans een zeldzame gelegenheid bestaat tot na dere kennismaking. In verband met het vroegtijdig vertrek van de van verre komende afgevaardigden is het aan- vangsuur bepaald op 12 uur precies. De korte verklaringen, die Majoor Breunese over het doei van den opbouwdienst heeft af gelegd, waren voor iedereen, wien de geestelijke volksgezondheid ter harte gaat, zeer verheu gend. In de eerste plaats, omdat duidelijk werd aangegeven, waar het om gaat. Het gaat er niet alleen om, de menschen van de straat weg tc halen, maar het doel is, de schade, die door de werkloosheidd aan ziel en lichaam is toe gebracht te herstellen of deze schade te voor komen. Wanneer iemand nu ernstige pogingen gaat doen, om dit zegenrijke werk tot stand te brengen, heeft hij ook het recht om te zeg gen, dat er heel wat te genezen is. Er is op de werkloozen genoeg gesmaald, maar heel vaak zonder recht, omdat er geen genoegzaam sterke wil was, om den toestand te verbeteren. Boven dien werd vaak gezegd, dat de echte flinke menschen toch wel aan het werk kwamen. Dit was in zooverre juist, dat zy, die boven de middelmaat uitstaken, in den regel weer een plaats vonden in de economische beweging. Maar men vergat daarbij, dat dit te dwaas is. cm van iedereen te eischen, dat hij boven de middelmaat is. Dan zou die middelmaat geen middelmaat meer zijn. Het ongeluk was juist, dat de gewone man zoo vaak geen werk vinden kon. Een algemeene veroordeeling der werkloo zen was dus geheel misplaatst. Maar dat zij er door die werkloosheid niet flinker op werden, kan een kind begrijpen. Die schade te herstel len, of te voorkomen, is het doel van den op bouwdienst. Het spreekt vanzelf, dat nuttige arbeid dooi de leden van den opbouwdienst verricht zaJ worden; immers het is niet de bedoeling hen bezig te houden, maar om hen tot volwaardige burgers te maken; de omstandigheden brengen nu helaas mede, dat dit massaal en buiten het normale bedrijf geschieden moet; eveneens is het te betreuren, dat niet ieder in zijn eigen beroep te werk gesteld kan worden, maar men moet van twee kwaden het minste kiezen. Bo vendien zal er zorg gedragen worden om de vakbekwaamheid dezer lieden op peil te hou den, hetgeen een voortreffelijke opzet is; an derzijds kan iemand een nuttig lid van de ge meenschap zijn, ook buiten zijn eigen vak. Zeer verheugend is het ook. dat sport, zang en muziek zullen uitgeoefend worden ter ver volmaking van de leden. Ik heb er hier reeds herhaalde malen op gewezen, dat het met de sportieve ontwikkeling van het Nederlandsche volk nog maar slecht gesteld is. Bij de voetbal- matches zijn twee en twintig spelers en duizen den toeschouwers: het moest precies andersom zpn. Eerlijk gezegd, stel ik mij van dezen op bouwdienst heel veel goeds voor. Ik houd vast aan het ideaal, dat iedereen in eigen beroep werkzaam moet zijn en zooveel mogelijk ook bezitter van productiemiddelen, zoodat er dus een zeer verspreid particulier bezit is, maar om de gevolgen van de proletarisatie. het verschrik kelijk gevolg van het kapitalisme, op te heffen, zijn maatregelen als de instelling van een op bouwdienst absoluut noodzakelijk. Economisch is het natuurlijk gebrekkig, want 't brengt niet zulk een rendement voort als wan neer iemand in eigen beroep en eigen bedrijf werkzaam is. Maar economisch gesproken heb ben wij de werkloozen kunnen onderhouden; en bij een betere organisatie hadden wij ze nog veel beter kunnen onderhouden en dat jaren lang kunnen volhouden. Het economische gevolg van de werkloosheid, een zekere verarming, was echter lang het ergste niet. Veel en veel erger is de schade, die aan de ziel en daardoor aan het lichaam wordt toegebracht. Men kan gerust zeggen, dat de meeste werkloozen in hun ge zondheid meer leden doordat zij als overtolügen werden beschouwd en dus geen plaats in de eco nomische beweging konden krijgen, dan door het bloote feit, dat zij geen arbeid verrichtten. Intellectueelen en hoofdwerkers, die nooit lichamelijken arbeid verrichten, blijven toch ge zond. En massa's werkloozen werkten in volks tuintjes of knutselden, zcodat het gemis aan lichamelijke beweging heelemaal niet zoo nij pend behoefde te zijn. Wel echter het besef, eigenlijk overtollig te zijn in de wereld. De een wordt moedeloos, een ander verbitterd, een an der lui. En geen wonder! Met kinderen is het niet anders; als Jaapje nooit een karweitje be hoeft te doen. omdat Keesje het beter kan. zal Jaapje zijn leven lang nooit gelukkig worden. En met gestudeerde menschen is het niet an ders. Zoo zijn er dokters, die alle energie ver liezen, omdat zij vinden, dat zij niets anders te doen hebben dan hun patiënten naar specia listen te venvijzen, die het beter kunnen, Het is een verkeerde opvatting, maar die opvatting maakt hen ongelukkig en verbitterd. Prof. Carp heeft zeer terecht gezegd, dat de geestelijke volksgezondheid het lijkt zoo'n vaag begrip daarin bestaat, dat er bij den mensch zoowel gemeenschapsbesef als persoon lijk verantwoordelijkheidsgevoel bestaat. Hij meet dus mét en voor anderen werken, maar beeft tevens een taak, die hem persoonlijk aan gaat en met zijn eigen persoonlijke capaciteiten, met zijn talent, zijn wilskracht, zijn moreel en met de omstandigheden in overeenstemming is. Het gemeenschapsbesef brengt dus in 't geheel niet mee, dat de een precies hetzelfde t,e doen heeft als een ander, zooais wel eens gedacht wordt en hetgeen men dan heel mooi individualisme noemt. Het gemeenschaps besef brengt mee, dat iedereen datgene in en voor de gemeenschap doet, waartoe hij in staat is; het persoonlijk verantwoordelijkheidsbesef brengt mee, dat hij niet al zijn talenten tot cntplooiing brengt dat heet persoonlijkheids cultuur maar dat hij zijn talenten en capa citeiten zoodanig aanwendt, dat daaruit het grootste nut voor de gemeenschap voortvloeit. Een muzikale dokter kan zeer wel in omstan digheden komen, dat hij moreel verplicht is, dat talent niet te ontwikkelen. De opbouwdienst voorziet nu in deze factoren van de geestelijke volksgezondheid. Zij brengt den menschen het geslonken en gekrompen ge meenschapsbesef weer bü; zij geeft hun tevens de gelegenheid en den plicht, om zich zoo nut tig mogelijk te maken, als de omstandigheden dit toelaten. Dit gemeenschapsbesef wordt door de uitoefening van zang en muziek geholpen; de sport is zoowel samenspel als ook persoon lijke inspanning en wedstrijd. Menigeen heeft zich er over verwonderd, tot welke krachtsinspanning het Duitsche volk in staat is. Dit is voor een zeer groot deel daar aan toe te schrijven, dat door instellingen als arbeidsdienst aan de door werkloosheid en be- staansonzekerheid geteisterde arbeiders weer 'n besef van eigen nuttigheid en daardoor van menschelijke waardigheid werd ingestort. Het is dus te verwachten, dat de algemeene zedelijkheid door den opbouwdienst machtig ver sterkt zal worden. Daardoor wordt ten slotte ook het familieleven gediend. Iemand, die lan gen tüd werkloos is, moet al een bijzondere geestkracht hebben, indien hij even goed vader en echtgenoot kan blijven. Het bijna onvermij delijke gevolg is allereerst, dat zijn kinderen in moedeloosheid worden opgevoed; hetgeen onge veer het ergste voor de jeugd is, dat er be staat. Als het daarbij blijft, is het nog mooi- Maar spoedig komen ook wraakgevoelens op en het lust mij in het geheel niet, den invloed daarvan op de opvoeding der kinderen en op het huwelijksleven met de echtgenoote te be schrijven. Wat mij het meest in de verklaringen van majoor Breunese treft, is de geestdrift, de zeer bezadigde en zeer verstandige, maar daarom des te sterkere geestdrift, die er uit zijn woor den spreekt. Het werk is de geestdrift wel waard. Daaraan doen de feiten van de Duitsche bezetting en alle zorg voor de toekomst niets af. Het is een noodzakelijk en prachtig werk, dat onder alle omstandigheden ondernomen moet worden. Maar ach. men zou wenschen, dat er meer zulke geestdriftige menschen wa ren: met' gelatenheid is immers zoo weinig te bereiken. Onze allereerste zorg moet zijn deze opheffing van ons eigen volk, aan ons zelf. en daarvoor is een groote geestdrift noodig. Dr. TH. H. SCHLICHTING 's-GRAVENHAGE. Geslaagd voor diploma A: J. W. den Otter. Teneinde de ingestelde nasporingen te verge makkelijken en den terugkeer van nog in Frank rijk vertoevende militairen te bespoedigen, wordt aan militairen, die reeds uit Frankrijk zijn te ruggekeerd, verzocht, alle te hunner beschik king staande gegevens ten aanzien van verblijf plaatsen, welstand, enz., ten spoedigste bekend te maken aan het Algemeen Informatiebureau, Lange Voorhout 7 te 's-Gravenhage. Den sedert 1 Juli uit Frankrijk teruggekeerden militairen wordt bovendien verzocht aan het Algemeen Informatiebureau van hun terugkeer mededeeling te doen door middel van een brief kaart, waarop vermeld staan: naam en voorlet ters, geboortedatum, rang. onderdeel en particu lier adres. Ook in het Museum Boymans te Rotterdam zal de sterfdag van Vincent van Gogh (29 Juli I860) herdacht worden. In het museum zei. gegroepeerd om het museum-bezit, een kleine tentoonstelling worden gehouden van twaalf schilderijen en teekeningen van den meester. Zij zijn uitsluitend uit de Brabantsche periode en gekozen uit Rotterdamsch particuher bezit. Te zien zullen zyn o.a. het groots stuk „Pastorietuin te Nuenen", een Laan in herfst- stemming, het Kerkje te Nuenen, een Wevers interieur, een Boerinnekop en een lithografie van de Aardappeleters. Aan Museum Boymans zijn de volgende schenkingen gedaan: 1. van den heer en mevr. StibbeMeyll te Rotterdam: a. twee borden van Chineesch porcelein in groen en rood décor, uit de Ming-periode (16e eeuw), welke reeds als bruikleen in het museum aanwezig waren; b. drie stukken gepolychromeerd Siameesch porcelein uit de 18e eeuw, benevens een groote vaas van Japansch porselein met blauw décor, uit het midden van de 19e eeuw; 2. van den heer Nieuwenhuizen Segaar te 's-Gravenhage, ten behoeve van het prentenkabinet, een kaïen- der met drie lithografieën van Jan Sluyters, kinderstudies voorstellend; 3. uit de nalaten schap van het commissielid wijlen den heer C- W. F. P. baron Sweerts de Landas Wyborgh, het portret van den overledene door Jan Sluy- ters; 4. van dr. J. C. J. Bierens de Haan na mens de stichting Lucas van Leyden dertig boeken op kunsthistorisch gebied en 372 in hoofdzaak Hollandsche en Fransche gravures en etsen. Zaterdagmiddag omstreeks half 12 reed een vrachtauto, beladen met steenen, te Wekerom nabij Ede over den rijksweg. Bij het inhalen van een anderen vrachtwagen slipte de zwaar be laden auto in den berm van den weg. De chauf feur M. verloor hierbij de macht over het stuur, waarna de wagen met een grooten klap tegen een langs den weg staanden paal botste. De 50-jarige A. K. uit Harskamp, die naast M. in de cabine zat, werd onder de zware steen massa bedolven en zwaar gewond. Hij overleed na enkele oogenblikken aan de bekomen ver wondingen. De politie heeft het lijk in beslag genomen en stelt een onderzoek in naar de oorzaak. Zaterdag zijn per trein met een transpoit Rotterdamsche kinderen, die in het Oosten des lands eenige weken zullen verblijven, 40 jongens en meisjes te Apeldoorn aangekomen. Op het perron begroetten mevrouw C. Quarles van üfford-bar.esse van Heemstra en mevrouw A. Esselink-Slavenburg, resp. presidente en secre taresse van het betreffende comité, hen, waar na de kinderen aan hun wachtende gastheeren en -vrouwen werden toevertrouwd. HENRI VAN HOOF, die als sergeant van een verbindings- afdeeling aan het front van de Grebbelinie heeft gestreden, geeft in zijn boek een fel, realistisch beeld van de ontzettende dagen aan den Grebbeberg, de hel, waarin onze jongens met grimmigen, onwrikbaren moed stredenDit HISTORISCHE DOCU MENT met gekleurde bandteekening en talrijke illustraties tusschen den tekst is, fraai gecartonneerd, tegen inzending van 1.25 per postw. of giro verkrijgbaar bij N.V. Boek- en Kunsthandel H. Nelissen, Prinsengracht 627, - Amsterdam, Giro 60092, met vermelding „Ann. V.K.P." UL VENHOUT, 25 Juli 1940 Amico, Den gewonen mensch krijgt van zoo'n man neke als den Eeker maar gin hoogte. Den eenen oogenblik beziet ge'm, mee z'n schriel figuurke, z'n onoogelyk persoontje en z'n eeuwige „kweetnie", als 'n kwiebuske wat kinderlijk *eur z'n jaren; den anderen oogenblik ziet ge'm als 'n oud, wijs manneke, dat alles van 't leven wit. In veul dingen is ie bitter jonk, in andere dingen veul oud. En daar tusschenin staat ie, mee zünen amperen wasdom, wat onhandig te schutteren onder z'n medemenschen, die zoo- veul zekerder in 't leven staan. In prilste jaren leerde-n-ie 't leven wantrou wen. Want 't scheen hoofdzakeiyk te bestaan uit trappen, snaauwen, 'n leeg gevoel in den buik en uit spot. Kortom: uit vervloekt lillyke dingen. En, gek, toch waren er wel mooie din gen ook. Maar die lagen b.v. achter dikke spie gelruiten, onder stralend, blinkend licht. En ne...., als ge daar dan lank naar keek, 't was soms ook zoo vrék mooi, dan kwam er 'nen kolossalen diender veurby, die pakte-n-oe by 'n oor, dat in den winter meestal kapot was, en sleurde-n-oe 'n paar meters wijerop, snaauwende: „as ik je vanavond nog 's trap- peer, ga je mee, 't kot in, boef!" En meestal dee 't oor dan veul te veul pyn om te zeggen „stikvent", óf.... de klompen waren te slecht om dan rap weg te loopen. Toch was er 'ns 'n wonder gebeurd! Op 'nen frot-kouwen winteravond, toen ie sjuust 't kiepevel van z'n armen stond te wrijven, 'n Oud vrouwke, mee 'n tooverheksgezicht. dat lyk 'nen veugelkop boven den opstaanden kraag van P pellerientje kwam gestoken, had 'm toen mee- nomen naar 'n scheur, zoo'n smal poortje in "n winkelstraat. Daar woonde zy, op 'nen trap. t Stonk er as de pest maar t was er lekker wern.. Hü had daar drie botrammen gekregen mee suiker en 'n kom heete koffie, of was 't thee? En als ie dat allemaal op had. dan had t 'rouwke gezeed: „wij zyn maar erme men schen, jongen. Ik ben al zeuventig jaren erm, hoe oud zyde gij....? Maar ge mot toch alty maar vertrouwen op Onzenlievenheer. Veur Hum zyn alle menschen gelijk. En van ons houdt ie 't meest! Want Hij was eigens veul erm op èèrde." Dalijk had den Eeker aan heur gevraagd, waar dieën Heer teugeswoorig woonde. En toen zij plechtig zee en wees: „hierboven", toen had hij veul compassie g'had mee dieën goeien heer, die daar op dat duffe vlieringske moest huizen. Maar zoo begost zyn godsdienstige opvoeding. Twee keer per week kreeg ie drie botrammen mee 'n kom heeten slobber en dan iets-over- God na. Eer den winter om was. gong 't brave tooverhekske dood. Doch zóóveul had den klei nen zwerver al wel van haar geleerd, dat ie toch ennigt vaag besef er van had, waar 't goeie fee-ke nou toefde. „Hierboven," docht 'm, bij den lieven Heer, waar zij 't nou veul beter zou hebben dan hierbenejen, in die scheur. Op 'nen vroegen mergen, 't was nog donker, wlerd 't pellerientje begraven. Den Eeker vurm- de den „stoet". Hy liep op 'n kiepedrafke mee, bezijen den lijkwagel. Op 't kerkhof mocht ie nie. Dus bewees ie 't tooverhekske de leste eer, van achter de tralies van de inrypoort. Daarna was ie naar de stad verom geslenterd, deur den kouwen nevel van den wintermergen. Veul eenzaam, 't Manneke had „alles" weg gebracht, wat ie efkes bezat. Ik zee al: „den anderen oogenblik ziet ge'm als 'n oud, wijs manneke, dat alles van 't leven wit." Hij wit er ook veul van Teugenover de goeie dingen van 't leven staat ie nog altij kinderlyk verrast. Nóg steeds is 'n steuvig maal eten veur hum 'n onverwacht feest! Hoe is dat? 'k Heb 'nen mensch gekend, fier, geniaal, zelfbewust. Jonk nog liep ie ombarmhartig teugen de lamp. Kwam, onschuldig, in 't ge vang. Na dertig dagen wisten z'n rechters, dat ie niks misdaan had. Wierd ie uit 't Huis-van- Bewaring vrijgelaten. Vrijjawel! Zijnen geest is achter de sloten gebleven, 'n Veurbeeld: daar in den amigo mocht ie iederen dag één pijp rooken. Op den kop van de witsteenen .pijp stond mee inkt zijn celnommer geschreven. Hij bleef, eenmaal in vrijheid, de gouwenèèr trouw. Enschreef er alty 't celnommer op. Smo rend zat ie dan naar dat „71" te peinzen. Zynen fieren, spotachtigen, brutalen, zelf- bewusten blik wierd onzeker. In den genialen kop wierd 't wèèrgaren. D'n trotserik wierd, na moeilijke jaren, waarin ie leerde leven van 'n paar „geleende" rijksdaalders per week, deur de leeners „gepensionneerd" mee dat bedrag. Dertig dagen waren veur deuzen mensch levenslank geworden. Ja, hoe is dat? In 't mishandeld zielement blijven de moeten van de mishandeling staan. Zoo ook kan nie mand uitkomen onder 'n getrapte jeugd. Zulken houwen 't veul moeilyk. Zijn in veul dingen oud, in andere blyven ze kind. Altij verwachten ze „den" trap. Die dus ook altij komt. Ze zijn, in één woord, de stiefkinders van slons For- tuna, die soms, in gin zeuventig jar-en, 'ns éenen keer de vermolmde trejen zal opgaan van 'n onbewoonbaar-verklèèrd woningskc in 'n „straatspleet" Maar den Eeker. Als ie, veur weinig jaren gelejen, deur Dré III wierd aangenomen als koeischeeper op den hof, dan waren de condities: vollen kost en in woning, 'nen gulden zakgeld per week, dien betaalde Dré III, patroon over den Eeker, 'm uit en tien gulden mee kermis. Die hier sjuust op Bamis valt, den eersten Zondag van October, 't Manneke dee veul z'n best, werkte als 'n pèèrd, wierd 'n puike kracht in ons be drijf. Trui kost 't knechtje al rap nie meer missen; 't jonk groeide vast aan ons gedoeike. We kleedden 'm, hielpen 'm vort; hij wierd een-van-ons, ook al zat ie meestetyen te zwij gen. Maar onzen Blek sprikt ook nie en toch, als den beest nie in den huis is, mis ik iets om me henen! Ge wit nie sjuust wat of dat is. Of liever gezeed: ge puzzelt al die stille dingskes, die in oew leven zyn, nie uit. 't Leven is veul onderzoek wèèrd, maar daarom mot ge 'r nog ginnen retort-op-'n-spiritusvlam van maken. Ook heb ik altij nog meer plazier in de gèève blom, dan in de uit-malkaar-geplozen onder- deelen daarvan, prontjes op 'n rij veur me uit gestald. 'k Durf nog 'nen stap wyer te gaan en te beweren, dat zes meeldraden, eenen stamper, vijf blomblaaikes, zeuven stamblaaikes en 'nen gevorkten blomsteel belange gin blom zyn. En als ge me nie gelooft, dan mot ge maar 'ns op 'n handsvolleke raaikes, schroeikes, 'n veer en wat pennekes kijken hoe laat 't is Ik zeg: den Eeker wierd een van ons. Hij richtte mée op de groentenzaak van Dré III, welke affaire, dit tusschen hokskes, prachtig floreert in deus tij van„.Veurzurg" afijn, daar is hier op de stêe gin muizengat, of den Eeker kent 't! Opslag vroeg, ie nooit, gong z'n eigen alleen te buiten aan 'n sigaretje en dat kostte 'm zes zes veur éenen cent, want daar wist ie, mee goeikoope vloeikes en 'n pakske „apenhaar" 'n kunstje op. Kortweg: veur z'n eigen is ie gierig. Van z'nen gulden hield ie mee glans zeuventig centen over, daarvan sloofde-n-ie zijn eigen uit, op verjaardagen hier en in den woonwagel, „ons thuis" lijk ie zeet. Maar ge verstaat: wij kosten 't manneke z'nen arbeid nie blyven aannemen teugen eenen gulden per week, tien mee kermis, kost en kleeren. Na ennigt beraad nam Dré III 'n spaarbank- boekske op den Eeker zijnen naam. En, zonder dat den kluut 't wist, kreeg ie nou en dan op slag! Ja, zonder dat ie 't wist. Want zoo gierig als ie is veur z'n eigen, zoo rojaal is ie veur „ons thuis". Alles zou ie naar den woonwagel slèpen. En ge zou 'r eigenlijk niks van kunnen zeggen. Waar of nie? Zoo wlerd ie steeds „rijker" zonder 't te we ten. Maar dat kost, of liever gezeed dat móest toch zoo nie blijven! 't Keareltje is dan toch op stuk van zaken óok gedipelmeerd school meester, gin kind meer. Hoewel, in veul din genafijn, ge wit! Maar ik moest 't er op gaan wagen, 'n Vijfhonderd gulden stond er op z'n boekske. Zondagmergen veur 'n week, Trui was naai de kerk, Dré III had zijnen wekelijkschen briei naar Amsterdam geschreven en den Eeker was doende mee wat lpcht Zondagswerk den bees- tenzurg gaat Zondags deur! ik zeg, Zondag mergen veur 'n week, riep ik 'm bij me. Hy veegde z'n handen aan z'n broek „proper", kreeg 'n kleur. „Ga daar 's zitten, Eeker. We motten 'ns pra ten samen. Sigaar?" „Makkum bewaren, astemblief?" „Neeë, 't kan lijen vandaag, jonk!" En ik lee 'm de zaak uit. Zonder bedragen te noemen nog. „Gesnapt, Eeker?" vroeg ik op 't end. „Kweetnie," bromde-n-ie. ,.'k Heb 't hier veul naar mijnen zin g'had. Guilie.... guilie waart alty heel.... heelgoed veur me." Toen viel z'n uitte sigaar op den grond. Hij spreidde z'n vingers op z'n knieën. Keek omlaag. Zweet pèèrlde op z'n veurhoofd. „Kek 's. Sjaak, ge bezit nou 'n gèèf som- meke. Gooi er nie mee. 'Nen mensch mot wat geld achter 'm hebben." Toen schudde-n-ie den kop. Onbewust. Zweeg. Wreef mee de handen over z'n knieën. „Rop-t-oew sigaar op, Eeker en stik ze nog 'ns aan." Ik hield 'm de mijne veur. Opgelucht zoog ie aan den vorstenlander, formeerde rook gordijnen. „Dré, geef den Sjaak nou z'n „boekske," vroeg ik aan m'n baaske, die 't pront twee jaren be waard en „vet gemest" had. En als den Dré 't hum lachend aanreikte dan weerde 't manneke verschrikt af en fluisterde heesch: „Kwiltnie. 't Hee me hier nooit aan iets ontbroken." Dan liep ie weg. Naar boven? Naar z'n „woonwageltje". Ik zee al: ge krijgt van zoo'n manneke gin hoogte. Als ik 'm gong halen, dan zat ie op den vloer, den kop omhoog, deur de vier glazen dakpannen te staren, twee tranen in d'oogen. „Eeker, ik ben nog nooit kwaad op oe gewist! Als ge nie rap benejen komt cn verstandig mee ons sprikt, dan...." „Ik koom, baas," zee-t-ie haastig: „Maar ehmaar doe me da nou nie aan, mee da geldboekske, astemblief." Ik ben den erf opgegaan, liet 't geval wyers aan Dré III over. Die kan mee 'm over den weg. Maar toen! Dagen van stil gepeins heeft den Eeker noo dig g'had om zich 't gedacht eigen te maken dat ie aan 't hoofd stond van vyfhonderd gul dens. Toen ie 't zoowat besefte, over die „moeiijk- heid" henen was, toen kwam de volgende moei lijkheid: hoe kom ik er 't rapst van af? Want teugen Dré III zee-t-ie toen: „Dré, as ge centen noodig hebt veur oew zakenIk zal oe geren vijfhonderd gulden geven!" Dré III lachte. „Opa is mijnen bankier, Eeker! Maar veul bedankt, jonk." 'Nen dag later. „Dré?" „Eeker?" ,,'k Zou best 'n groot feest willen geven, mee cadeaux en zoo." „Ge zijt belaaitafeld," vuurde Dré III 'm af. Den Eeker piekerde. Beet op z'n lippen. Krab belde in z'n rosse stekels. Wierd'n oud manneke. Drentelde 's avonds deur d'akkerpaal- kes of zat op den deurdurpel In zwaar gepeins, mee den wysvinger teugen de lippen. Dan vroeg ie den Dré z'n fiets te leen, kwam uren later bezweet verom. „Waar zijde gewist, Eeker?" „Nergerans en zoo. Bietje rondgerejen deur de stad." Hij begost te cijferen, mee 'n stokske in 't zand van den erf. Zette dan de vuisten teugen z'n kaken en prakkizeerde. 't Manneke wierd gejaagd deur 'n plan, dat ie nie heelegaar vatten kost. Somtijen zat ie wijdweg te staren, de lippen dun, 'nen diepen plooi boven de neus, in d'oogen 'nen seerjeus- Iachenden glans. Toen had ie 't! En ik mot zeggen: 't plan was heelegaar nie gek. Dré III brocht 't me over, want hij wou nie alleen beslissen, 't keareltje. „Den Eeker hee té veul veur z'n centen gewerkt," zee mün baaske. „Kek 's, Dré," had den Eeker veurgesteld: „Ik heb niks aan dieën buut. 'k Had zóó ge docht. Ge wit.... ehvader past goed op- Ginnen drup meer, jonk! Moeder zou 'k veul gelukkig kunnen maken mee 'n huiske in 'n eenvoudige, nette buurt. Als ik ze thuis nou vein' den winter uit dieën woonwagel kost halen, dan ehdan.... wel, dan zou ik eigens veul pi»' zieriger zitten bij juilie plattebuis. Nou kan Vs wel 'n huiske huren enneen daar huisraaó in koopen, gos,. jonk! ik heb zoo'n schoon salonneke gezien veur honderdvijftig gulden, maar de moeilijkheid iss.... iedere week de huur. Die kosten hebben ze nou nie, mee den wagel, die is eigendom, verstade?" „Genogt, ja." „Luister nou 'ns goed, Dré, astemblief. Ikke-- hm.... ik had den voorkeur gekregen, kek, hier is den sleutel, veur 'n gèèf winkelhuiske, daar en daar. Nou had ik zóó gedocht, ziede. GU wilt in de toekomst filialen stichten...." Wijer kwam den Eeker nie. „Kom mee," riep Dré III: „We gaan samen dat winkelhuis bekyken!'' Den groentenauto wierd aangezet den Gr* krijgt weer benzine en de twee kameraads- zakenlui vlogen naar de stad. Amico, 'k heb m'nen zegen gegeven. Dat sorn' meke geld brandde den Eeker in zynen zak. 't Móest er uit! 'k Had 't veuruit kunnen weten. Maar allee, spijt heb ik er nie van. Integendeel. Ik -- ouwen mensch, ik popel naar den oogenblik. dat 't eerste filiaal van Dré III z'nBra^ bantsche Groentencentrale", ge wit, zal geopem worden! 't Wordt 'n féést! En ge zult er van hooren. Zoo'n baaskes toch! n Maar lijk ik den brief begon: den gewoii mensch krijgt van zoo'n manneke als den Eek maar gin hoogte. Zoo'n Kweetnie-kwiebus ee! hg. En wat hebben ze 't druk. Schilderen, hangen, opstand timmeren, meubileeren n" nen kop loopt om. Maar ze zijn zoo geluk als veulens in de zonnewei! Kom, ik mot 'r 'ns af gaan scheien. ker Veul groeten van Trui, Dré III, den Le en als altij gin horke minder van oewen t. a v- pRÊ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6