De boter- en vet-
distributie
Van den Eeker krijgt men
gin hoogte
Kaas en melkproducten
IN DE GREBBELINIE,
PINKSTEREN 1940
ZONDAG 28 JULI 1940
Opbouwdienst en geestelijke
volksgezondheid
Brabantsche Groenten-centrale
in den maakl
Bonnen 01 tot en met 04 voor
beide geldig van 29 Juli
tot en met 23 Augustus
K.R.O. kortegolfuitzendingen
naar Ned. Oost-Indië
Soldaten van den Duitschen
Arbeidsdienst defileerden
Generaal van Heutszfonds
Algemeen Nederlandsch Verbond
Utrechtsch Nieuwsblad
De steunuitkeering is komen
te vervallen
De Nederl. Voetbalbond
Jaarvergadering Ned.
R. K. Dambond
MED. KRONIEK
Toelating tot de universiteiten
Ned. militairen in Frankrijk
Inlichtingen gevraagd van reeds
gerepatrieerden
MUSEUM BOYMANS
Ook hier een Van Gogh-
herdenking
Onder steenenmassa
bedolven
Autopassagiers doodelijk gewond
Rotterdammertjes in
Apeldoorn
Zg* g* „Een Verhaal uit een Commando-
'IW post ergens in de Grebbelinie"
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd
van het departement van Landbouw en Vis-
scherij, deelt mede, dat Maandag 39 Juli een
begin zal worden gemaakt met de definitieve
distributie van boter, margarine, spijsvet en
spijsolie.
Gedurende het tijdvak van 29 Juli tot en met
23 Augustus geeft elke der met „01" tot en met
„04" genummerde bonnen van de boterkaart uit
sluitend recht op het koopen van 250 gram bo
ter. Voorts geeft elke der met „01" en „02" ge
nummerde bonnen van de vetkaart gedurende
genoemd tijdvak recht op het koopen van 250
gram margarine, gesmolten vet, voorzoover voor
radig, of boter.
De met „03" en „04" genummerde bonnen der
vetkaart geven gedurende het tijdvak van 29 Juli
tot en met 23 Augustus elk recht op het koopen
van 250 gram boter, op den prijs waarvan een
reductie van 10 cent per 250 gram zal worden
verleend door de winkeliers. Deze reductie zal
uitsluitend op deze bonnen „03" en „04" van de
vetkaart worden verleend, dus niet op een van
de overige hierboven genoemde bonnen. De re
ductie wordt verleend, wanneer de bonnen bij
den detaillist worden ingeleverd ter verkrijging
van boter.
Met nadruk wordt er de aandacht op geves
tigd, dat, zooals reeds uit het voorgaande blijkt,
bonnen, welke recht geven op het koopen van
margarine en, voorzoover voorradig, gesmolten
vet, desgewenscht ook kunnen worden gebruikt
voor het koopen van boter.
De détaillisten behooren de bonnerf te plak
ken op opplakvellen en ter verkrijging van een
toewijzing in te dienen by den plaatselijken
distributiedienst. Op een opplakvel mogen slechts
bonnen welke hetzelfde nummer dragen, voor
komen. Tegen inlevering van die opplakvellen,
welke de bonnen, waarop reductie is verleend,
bevatten, krijgen de betrokken détaill'sten be
halve toewijzingen bovendien z.g. reductiebon-
nèn, welke verzilverbaar zijn bij een der bij
kantoren of agentschappen der N.V. Midden-
standsbank of eenige andere bankstelling, waar
van de plaatselijke distributiedienst de adressen
verstrekt.
Personen, die in aanmerking komen voor
zoogenaamde volksmargarine en volksvet, dat
verstrekt wordt door het departement van
Sociale Zaken, zullen dit ook nu op de ge
wone wijze kunnen blijven betrekken. Zy
behooren daartoe evenwel eerst een met het
aantal te verstrekken pakjes volksmargarine
of volksvet overeenkomend aantal bonnen
van de vet- of boterkaart in te leveren bü
de instantie, welke de gebruikelijke bonnen
ter verkrijging van volksmargarine of volks
vet verstrekt.
De overige regelingen, welke ten aanzien van
deze distributie zijn getroffen, zijn gelijk aan
die, welke golden met betrekking tot de voor-
loopige distributieregeling van boter, margarine
en spijsvet. Zij zijn gepubliceerd bij den aanvang
van die voorloopige distributieregeling op 15
Juli jj.
Zoogenaamde „zelfkarners" mogen slechts bo
ter vervaardigen met schrifteiyke vergunning
van de Nederlandsche Zuivelcentrale, afdeeling
Zuivel. Deze zelfkarners zullen slechts 250 gram
boter per week per persoon mogen verbruiken.
Bij verkoop van overtollige hoeveelheden boter
dienen de geldige bonnen van de afnemers in
ontvangst te worden genomen en wel een bon
per 250 gram boter. De ontvangen bonnen moe
ten te zamen met de eigen bonnen der vet- of
boterkaart worden geplakt op opplakvellen, welke
de plaatseiyke distributiedienst verstrekt. Deze
distributiedienst zal hiervoor toewijzingen ver
strekken, welke de zelfkarners zorgvuldig moe
ten bewaren, teneinde deze te kunnen inleveren
bij controle vanwege de Nederlandsche Zuivel
centrale. Er zal streng op worden toegezien, dat
zelfkarners geen boter afleveren zonder inne
ming van bonnen dan wel eigenvervaardigde
boter consumeeren zonder hun bonnen op te
plakken.
Het programma voor Maandag 29 Juli van 15
tot 16 uur A.T. is als volgt:
Marschmuziek; Lezingeuserie „Uitingen van
Nederlandsche Cultuur", no. 5: „Nederlandsche
Edelsmeedkunst" door L. Brom; Dagoverzicht
A.N.P. (van 15.2015.35)„Geestelijk Contact"
door dr. H. Stein (met korte muzikale omlijs
ting): Potpourri van 'Nederlandsche liederen;
Actueele Aetherflitsen; Sluiting, gevolgd door
„O schitterende kleuren...."
Onder groote belangstelling van de zyde van
het Utrechtsche publiek hebben Zaterdagmid
dag eenige honderden soldaten van den Duit
schen Arbeidsdienst, gewapend met de bekende
Duitsche schoppen, gedefileerd voor den verte
genwoordiger van den Rijkscommissaris in de
provincie Utrecht, Landrat Von Winterfeld.
Het défilé werd afgenomen voor de perceelen
Maliebaan 14 en Maliebaan 10, waar zich resp.
de woningen van den Landrat en het hoofdbu
reau van de Grüne Polizei bevinden.
Het défilé duurde vijf minuten. Behalve de
Landrat bevonden zich op het bordes eenige
hooge officieren.
De drie afdeelingen van den Duitschen Rijks
arbeidsdienst reisden vervolgens naar Den Haag,
waar zij op het Buitenhof door den Rijkscom
missaris voor het bezette Nederlandsche gebied,
Rijksminister Seyss-Inquart, werden geïnspec
teerd. Na de inspectie hebben de soldaten voor
den Rijkscommissaris gedefileerd. Verscheidene
Hagenaars woonden deze plechtigheid bij, ter
wijl ook velen daarna den marsch door de stad
gadesloegen.
In de hoofdstad is de 35ste algemeene jaar
vergadering gehouden van het Generaal-Van-
Heutzfonds.
In zijn openingswoord herdacht de voorzit
ter, de heer H. A. Munneke, de overleden be
stuursleden.
Het ledenaantal bleef vrijwel constant. Aan
het einde van het vorige jaar zijn 106 kinderen
van oud-militairen van het Indische leger en
de Marine gesteund. In totaal werd een bedrag
van 7685.uitgekeerd.
Als bestuursleden werden herkozen de pen
ningmeester J. H. M. Brunott en de commis
sarissen A. van Boxtel en H. Rijkens, terwijl in
het bestuur werden opgenomen de heeren M.
W. Nonhebei en D. N. Westrik.
In verband met de tegenwoordige omstandig
heden, waardoor de werkzaamheden van het
hoofdbestuur (behalve het werk van de boek
verspreiding in Vlaanderen, dat weer normaal
geschiedt) zich hoofdzakelijk bepalen tot Ne
derland, hebben de dagelijksche besturen van
het verbond en van de groep Nederland beslo
ten, in gemeen overleg te handelen.
De algemeene leiding van het verbond, voor
zoover door de verbondswet aan het dageiyksch
bestuur toevertrouwd, berust dus thans bij de
heeren: prof. dr. Jan de Vries, voorzitter; J. N.
Pattist, ondervoorzitter; F. Reysenbach, pen
ningmeester; Ph. C. A. J. Quanjer, eerste se
cretaris; mr. F. W. van Ketwich Verschuur,
tweede secretaris; K. E. Oudendijk, lid.
Met ingang van 1 Augustus is tot hoofdredac
teur van het Utrechtsch' Nieuwsblad benoemd
dr. A. de Graaff.
De heer De Graaff was van 1 Januari 1937 tot
de mobilisatie schrijver van de rubriek .Toe
stand" in de Nieuwe Rotterdamsche Courant en
leider van haar afdeeling buitenland. Hij heeft
gestudeerd aan de Handelshoogeschool te Rotter
dam en promoveerde op het proefschrift „Het
internationale suikervraagstuk en de Java-sui-
kerindustrie."
Met ingang van heden, 28 Juli, komt de
steunuitkeering op kaas en melkproducten te
vervallen.
De aandacht wordt er op gevestigd, dat
alle administratieve verplichtingen, welke tot
dusver, wegens de steunuitkeering op deze
producten, op producenten en handelaren
rustten, gehandhaafd blijven.
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van
het departement van Landbouw en Visscherij,
deelt mede, dat, zooals in het persbericht van
Zondag 14 Juli jJ. is medegedeeld, alle gepro
duceerde boter, met uitzondering van schapen
en gcitenboter, van een merk moet worden voor
zien en dat de aflevering van ongemerkte boter
is verboden.
Tot 1 September 1840 zullen detaillisten, die
niet in het bezit zyn van een (eventueel voor
loopige) karn- of ompakvergunning, nog boter
mogen „uitspitten". Van dien datum af echter
zullen detaillisten uitsluitend in het klein ver
pakte en gemerkte boter mogen verkoopen.
In hét genoemde persbericht is tevens ver
meld, dat handelaren in boter, die niet uit
sluitend detaillisten zijn, zich bij de Nederland
sche Zuivelcentrale dienen te oiganiseeren.
Voorzoover deze handelaren dit nog niet heb
ben gedaan, dienen zij zich ten spoedigste tof de
afdeeling zuivelcontróle der Nederlandsche Zui
velcentrale in hun provincie te wenden tot het
verkrijgen van een desbetreffend aanvraagfor
mulier.
He bestuur van den R. K. Limburgschen
Voetbalbond heeft een bijeenkomst gehouden te
Sittard -ter bespreking van den nieuwen toe
stand' in de sport. De voorzitter, de heer Kockel-
mans uit Maastricht, deelde o.a. mede, dat in
gaande 1 Augustus het nieuwe lichaam zal op
treden als leidinggevend lichaam voor de voet
balsport in Nederland en dat als vertegenwoor
digers in den nieuwen bond voor de R.K.F. zul
len zitting nemen de heeren De Grood, Tilburg;
Ir. Hopster, Rotterdam, en Kruyver, Haarlem.
Vandaag wordt in het gebouw Da Costakade
102 te Amsterdam de reeds eerder vastgestelde
doch door de plotseling veranderde omstandig
heden algemeene vergadering van bovengen.
Bond gehouden.
Behalve de gebruikelijke agendapunten komt
tevens een voorstel tot reglementswijziging aan
de orde. Door de toetreding van verschillende
districten behoefden de verschillende reglemen
ten noodzakelijk wijzigingen.
Een commissie heeft een en ander behoorlijk
bestudeerd en de resultaten daarvan zullen de
vergadering ter goedkeuring worden voorgelegd.
Daar dit voor alle aangesloten verecnigingen
van het grootste belang is, evenals de bestuurs
verkiezing. wordt een groote opkomst verwacht,
nog te meer omdat dit de eerste vergadering is
na de aansluiting van diverse bonden, zoodat
thans een zeldzame gelegenheid bestaat tot na
dere kennismaking.
In verband met het vroegtijdig vertrek van de
van verre komende afgevaardigden is het aan-
vangsuur bepaald op 12 uur precies.
De korte verklaringen, die Majoor Breunese
over het doei van den opbouwdienst heeft af
gelegd, waren voor iedereen, wien de geestelijke
volksgezondheid ter harte gaat, zeer verheu
gend.
In de eerste plaats, omdat duidelijk werd
aangegeven, waar het om gaat. Het gaat er
niet alleen om, de menschen van de straat weg
tc halen, maar het doel is, de schade, die door
de werkloosheidd aan ziel en lichaam is toe
gebracht te herstellen of deze schade te voor
komen. Wanneer iemand nu ernstige pogingen
gaat doen, om dit zegenrijke werk tot stand
te brengen, heeft hij ook het recht om te zeg
gen, dat er heel wat te genezen is. Er is op de
werkloozen genoeg gesmaald, maar heel vaak
zonder recht, omdat er geen genoegzaam sterke
wil was, om den toestand te verbeteren. Boven
dien werd vaak gezegd, dat de echte flinke
menschen toch wel aan het werk kwamen. Dit
was in zooverre juist, dat zy, die boven de
middelmaat uitstaken, in den regel weer een
plaats vonden in de economische beweging.
Maar men vergat daarbij, dat dit te dwaas is.
cm van iedereen te eischen, dat hij boven de
middelmaat is. Dan zou die middelmaat geen
middelmaat meer zijn. Het ongeluk was juist,
dat de gewone man zoo vaak geen werk vinden
kon. Een algemeene veroordeeling der werkloo
zen was dus geheel misplaatst. Maar dat zij er
door die werkloosheid niet flinker op werden,
kan een kind begrijpen. Die schade te herstel
len, of te voorkomen, is het doel van den op
bouwdienst.
Het spreekt vanzelf, dat nuttige arbeid dooi
de leden van den opbouwdienst verricht zaJ
worden; immers het is niet de bedoeling hen
bezig te houden, maar om hen tot volwaardige
burgers te maken; de omstandigheden brengen
nu helaas mede, dat dit massaal en buiten het
normale bedrijf geschieden moet; eveneens is
het te betreuren, dat niet ieder in zijn eigen
beroep te werk gesteld kan worden, maar men
moet van twee kwaden het minste kiezen. Bo
vendien zal er zorg gedragen worden om de
vakbekwaamheid dezer lieden op peil te hou
den, hetgeen een voortreffelijke opzet is; an
derzijds kan iemand een nuttig lid van de ge
meenschap zijn, ook buiten zijn eigen vak.
Zeer verheugend is het ook. dat sport, zang
en muziek zullen uitgeoefend worden ter ver
volmaking van de leden. Ik heb er hier reeds
herhaalde malen op gewezen, dat het met de
sportieve ontwikkeling van het Nederlandsche
volk nog maar slecht gesteld is. Bij de voetbal-
matches zijn twee en twintig spelers en duizen
den toeschouwers: het moest precies andersom
zpn. Eerlijk gezegd, stel ik mij van dezen op
bouwdienst heel veel goeds voor. Ik houd vast
aan het ideaal, dat iedereen in eigen beroep
werkzaam moet zijn en zooveel mogelijk ook
bezitter van productiemiddelen, zoodat er dus
een zeer verspreid particulier bezit is, maar om
de gevolgen van de proletarisatie. het verschrik
kelijk gevolg van het kapitalisme, op te heffen,
zijn maatregelen als de instelling van een op
bouwdienst absoluut noodzakelijk.
Economisch is het natuurlijk gebrekkig, want
't brengt niet zulk een rendement voort als wan
neer iemand in eigen beroep en eigen bedrijf
werkzaam is. Maar economisch gesproken heb
ben wij de werkloozen kunnen onderhouden; en
bij een betere organisatie hadden wij ze nog
veel beter kunnen onderhouden en dat jaren
lang kunnen volhouden. Het economische gevolg
van de werkloosheid, een zekere verarming, was
echter lang het ergste niet. Veel en veel erger
is de schade, die aan de ziel en daardoor aan
het lichaam wordt toegebracht. Men kan gerust
zeggen, dat de meeste werkloozen in hun ge
zondheid meer leden doordat zij als overtolügen
werden beschouwd en dus geen plaats in de eco
nomische beweging konden krijgen, dan door
het bloote feit, dat zij geen arbeid verrichtten.
Intellectueelen en hoofdwerkers, die nooit
lichamelijken arbeid verrichten, blijven toch ge
zond. En massa's werkloozen werkten in volks
tuintjes of knutselden, zcodat het gemis aan
lichamelijke beweging heelemaal niet zoo nij
pend behoefde te zijn. Wel echter het besef,
eigenlijk overtollig te zijn in de wereld. De een
wordt moedeloos, een ander verbitterd, een an
der lui. En geen wonder! Met kinderen is het
niet anders; als Jaapje nooit een karweitje be
hoeft te doen. omdat Keesje het beter kan. zal
Jaapje zijn leven lang nooit gelukkig worden.
En met gestudeerde menschen is het niet an
ders. Zoo zijn er dokters, die alle energie ver
liezen, omdat zij vinden, dat zij niets anders te
doen hebben dan hun patiënten naar specia
listen te venvijzen, die het beter kunnen, Het
is een verkeerde opvatting, maar die opvatting
maakt hen ongelukkig en verbitterd.
Prof. Carp heeft zeer terecht gezegd, dat de
geestelijke volksgezondheid het lijkt zoo'n
vaag begrip daarin bestaat, dat er bij den
mensch zoowel gemeenschapsbesef als persoon
lijk verantwoordelijkheidsgevoel bestaat. Hij
meet dus mét en voor anderen werken, maar
beeft tevens een taak, die hem persoonlijk aan
gaat en met zijn eigen persoonlijke capaciteiten,
met zijn talent, zijn wilskracht, zijn moreel en
met de omstandigheden in overeenstemming is.
Het gemeenschapsbesef brengt dus in 't geheel
niet mee, dat de een precies hetzelfde
t,e doen heeft als een ander, zooais wel
eens gedacht wordt en hetgeen men dan heel
mooi individualisme noemt. Het gemeenschaps
besef brengt mee, dat iedereen datgene in en
voor de gemeenschap doet, waartoe hij in staat
is; het persoonlijk verantwoordelijkheidsbesef
brengt mee, dat hij niet al zijn talenten tot
cntplooiing brengt dat heet persoonlijkheids
cultuur maar dat hij zijn talenten en capa
citeiten zoodanig aanwendt, dat daaruit het
grootste nut voor de gemeenschap voortvloeit.
Een muzikale dokter kan zeer wel in omstan
digheden komen, dat hij moreel verplicht is,
dat talent niet te ontwikkelen.
De opbouwdienst voorziet nu in deze factoren
van de geestelijke volksgezondheid. Zij brengt
den menschen het geslonken en gekrompen ge
meenschapsbesef weer bü; zij geeft hun tevens
de gelegenheid en den plicht, om zich zoo nut
tig mogelijk te maken, als de omstandigheden
dit toelaten. Dit gemeenschapsbesef wordt door
de uitoefening van zang en muziek geholpen;
de sport is zoowel samenspel als ook persoon
lijke inspanning en wedstrijd.
Menigeen heeft zich er over verwonderd, tot
welke krachtsinspanning het Duitsche volk in
staat is. Dit is voor een zeer groot deel daar
aan toe te schrijven, dat door instellingen als
arbeidsdienst aan de door werkloosheid en be-
staansonzekerheid geteisterde arbeiders weer 'n
besef van eigen nuttigheid en daardoor van
menschelijke waardigheid werd ingestort.
Het is dus te verwachten, dat de algemeene
zedelijkheid door den opbouwdienst machtig ver
sterkt zal worden. Daardoor wordt ten slotte
ook het familieleven gediend. Iemand, die lan
gen tüd werkloos is, moet al een bijzondere
geestkracht hebben, indien hij even goed vader
en echtgenoot kan blijven. Het bijna onvermij
delijke gevolg is allereerst, dat zijn kinderen in
moedeloosheid worden opgevoed; hetgeen onge
veer het ergste voor de jeugd is, dat er be
staat. Als het daarbij blijft, is het nog mooi-
Maar spoedig komen ook wraakgevoelens op en
het lust mij in het geheel niet, den invloed
daarvan op de opvoeding der kinderen en op
het huwelijksleven met de echtgenoote te be
schrijven.
Wat mij het meest in de verklaringen van
majoor Breunese treft, is de geestdrift, de zeer
bezadigde en zeer verstandige, maar daarom
des te sterkere geestdrift, die er uit zijn woor
den spreekt. Het werk is de geestdrift wel
waard. Daaraan doen de feiten van de Duitsche
bezetting en alle zorg voor de toekomst niets
af. Het is een noodzakelijk en prachtig werk,
dat onder alle omstandigheden ondernomen
moet worden. Maar ach. men zou wenschen,
dat er meer zulke geestdriftige menschen wa
ren: met' gelatenheid is immers zoo weinig te
bereiken. Onze allereerste zorg moet zijn deze
opheffing van ons eigen volk, aan ons zelf. en
daarvoor is een groote geestdrift noodig.
Dr. TH. H. SCHLICHTING
's-GRAVENHAGE. Geslaagd voor diploma
A: J. W. den Otter.
Teneinde de ingestelde nasporingen te verge
makkelijken en den terugkeer van nog in Frank
rijk vertoevende militairen te bespoedigen, wordt
aan militairen, die reeds uit Frankrijk zijn te
ruggekeerd, verzocht, alle te hunner beschik
king staande gegevens ten aanzien van verblijf
plaatsen, welstand, enz., ten spoedigste bekend
te maken aan het Algemeen Informatiebureau,
Lange Voorhout 7 te 's-Gravenhage.
Den sedert 1 Juli uit Frankrijk teruggekeerden
militairen wordt bovendien verzocht aan het
Algemeen Informatiebureau van hun terugkeer
mededeeling te doen door middel van een brief
kaart, waarop vermeld staan: naam en voorlet
ters, geboortedatum, rang. onderdeel en particu
lier adres.
Ook in het Museum Boymans te Rotterdam
zal de sterfdag van Vincent van Gogh (29 Juli
I860) herdacht worden. In het museum zei.
gegroepeerd om het museum-bezit, een kleine
tentoonstelling worden gehouden van twaalf
schilderijen en teekeningen van den meester.
Zij zijn uitsluitend uit de Brabantsche periode
en gekozen uit Rotterdamsch particuher bezit.
Te zien zullen zyn o.a. het groots stuk
„Pastorietuin te Nuenen", een Laan in herfst-
stemming, het Kerkje te Nuenen, een Wevers
interieur, een Boerinnekop en een lithografie
van de Aardappeleters.
Aan Museum Boymans zijn de volgende
schenkingen gedaan: 1. van den heer en mevr.
StibbeMeyll te Rotterdam: a. twee borden
van Chineesch porcelein in groen en rood décor,
uit de Ming-periode (16e eeuw), welke reeds
als bruikleen in het museum aanwezig waren;
b. drie stukken gepolychromeerd Siameesch
porcelein uit de 18e eeuw, benevens een groote
vaas van Japansch porselein met blauw décor,
uit het midden van de 19e eeuw; 2. van den
heer Nieuwenhuizen Segaar te 's-Gravenhage,
ten behoeve van het prentenkabinet, een kaïen-
der met drie lithografieën van Jan Sluyters,
kinderstudies voorstellend; 3. uit de nalaten
schap van het commissielid wijlen den heer C-
W. F. P. baron Sweerts de Landas Wyborgh,
het portret van den overledene door Jan Sluy-
ters; 4. van dr. J. C. J. Bierens de Haan na
mens de stichting Lucas van Leyden dertig
boeken op kunsthistorisch gebied en 372 in
hoofdzaak Hollandsche en Fransche gravures
en etsen.
Zaterdagmiddag omstreeks half 12 reed een
vrachtauto, beladen met steenen, te Wekerom
nabij Ede over den rijksweg. Bij het inhalen van
een anderen vrachtwagen slipte de zwaar be
laden auto in den berm van den weg. De chauf
feur M. verloor hierbij de macht over het stuur,
waarna de wagen met een grooten klap tegen
een langs den weg staanden paal botste.
De 50-jarige A. K. uit Harskamp, die naast M.
in de cabine zat, werd onder de zware steen
massa bedolven en zwaar gewond. Hij overleed
na enkele oogenblikken aan de bekomen ver
wondingen.
De politie heeft het lijk in beslag genomen en
stelt een onderzoek in naar de oorzaak.
Zaterdag zijn per trein met een transpoit
Rotterdamsche kinderen, die in het Oosten des
lands eenige weken zullen verblijven, 40 jongens
en meisjes te Apeldoorn aangekomen. Op het
perron begroetten mevrouw C. Quarles van
üfford-bar.esse van Heemstra en mevrouw A.
Esselink-Slavenburg, resp. presidente en secre
taresse van het betreffende comité, hen, waar
na de kinderen aan hun wachtende gastheeren
en -vrouwen werden toevertrouwd.
HENRI VAN HOOF, die als sergeant van een verbindings-
afdeeling aan het front van de Grebbelinie heeft gestreden,
geeft in zijn boek
een fel, realistisch beeld van de ontzettende dagen aan den
Grebbeberg, de hel, waarin onze jongens met grimmigen,
onwrikbaren moed stredenDit HISTORISCHE DOCU
MENT met gekleurde bandteekening en talrijke illustraties
tusschen den tekst is, fraai gecartonneerd, tegen inzending
van 1.25 per postw. of giro verkrijgbaar bij
N.V. Boek- en Kunsthandel H. Nelissen, Prinsengracht 627, -
Amsterdam, Giro 60092, met vermelding „Ann. V.K.P."
UL VENHOUT, 25 Juli 1940
Amico,
Den gewonen mensch krijgt van zoo'n man
neke als den Eeker maar gin hoogte. Den eenen
oogenblik beziet ge'm, mee z'n schriel figuurke,
z'n onoogelyk persoontje en z'n eeuwige
„kweetnie", als 'n kwiebuske wat kinderlijk
*eur z'n jaren; den anderen oogenblik ziet
ge'm als 'n oud, wijs manneke, dat alles van 't
leven wit.
In veul dingen is ie bitter jonk, in andere
dingen veul oud. En daar tusschenin staat ie,
mee zünen amperen wasdom, wat onhandig te
schutteren onder z'n medemenschen, die zoo-
veul zekerder in 't leven staan.
In prilste jaren leerde-n-ie 't leven wantrou
wen. Want 't scheen hoofdzakeiyk te bestaan
uit trappen, snaauwen, 'n leeg gevoel in den
buik en uit spot. Kortom: uit vervloekt lillyke
dingen. En, gek, toch waren er wel mooie din
gen ook. Maar die lagen b.v. achter dikke spie
gelruiten, onder stralend, blinkend licht. En
ne...., als ge daar dan lank naar keek, 't was
soms ook zoo vrék mooi, dan kwam er 'nen
kolossalen diender veurby, die pakte-n-oe by
'n oor, dat in den winter meestal kapot was,
en sleurde-n-oe 'n paar meters wijerop,
snaauwende: „as ik je vanavond nog 's trap-
peer, ga je mee, 't kot in, boef!" En meestal
dee 't oor dan veul te veul pyn om te zeggen
„stikvent", óf.... de klompen waren te slecht
om dan rap weg te loopen.
Toch was er 'ns 'n wonder gebeurd! Op 'nen
frot-kouwen winteravond, toen ie sjuust 't
kiepevel van z'n armen stond te wrijven, 'n Oud
vrouwke, mee 'n tooverheksgezicht. dat lyk 'nen
veugelkop boven den opstaanden kraag van P
pellerientje kwam gestoken, had 'm toen mee-
nomen naar 'n scheur, zoo'n smal poortje in
"n winkelstraat. Daar woonde zy, op 'nen trap.
t Stonk er as de pest maar t was er lekker
wern.. Hü had daar drie botrammen gekregen
mee suiker en 'n kom heete koffie, of was 't
thee? En als ie dat allemaal op had. dan had
t 'rouwke gezeed: „wij zyn maar erme men
schen, jongen. Ik ben al zeuventig jaren erm,
hoe oud zyde gij....? Maar ge mot toch alty
maar vertrouwen op Onzenlievenheer. Veur
Hum zyn alle menschen gelijk. En van ons
houdt ie 't meest! Want Hij was eigens veul
erm op èèrde."
Dalijk had den Eeker aan heur gevraagd, waar
dieën Heer teugeswoorig woonde. En toen zij
plechtig zee en wees: „hierboven", toen had
hij veul compassie g'had mee dieën goeien heer,
die daar op dat duffe vlieringske moest huizen.
Maar zoo begost zyn godsdienstige opvoeding.
Twee keer per week kreeg ie drie botrammen
mee 'n kom heeten slobber en dan iets-over-
God na. Eer den winter om was. gong 't brave
tooverhekske dood. Doch zóóveul had den klei
nen zwerver al wel van haar geleerd, dat ie toch
ennigt vaag besef er van had, waar 't goeie
fee-ke nou toefde. „Hierboven," docht 'm, bij
den lieven Heer, waar zij 't nou veul beter zou
hebben dan hierbenejen, in die scheur.
Op 'nen vroegen mergen, 't was nog donker,
wlerd 't pellerientje begraven. Den Eeker vurm-
de den „stoet". Hy liep op 'n kiepedrafke mee,
bezijen den lijkwagel. Op 't kerkhof mocht ie
nie. Dus bewees ie 't tooverhekske de leste eer,
van achter de tralies van de inrypoort.
Daarna was ie naar de stad verom geslenterd,
deur den kouwen nevel van den wintermergen.
Veul eenzaam, 't Manneke had „alles" weg
gebracht, wat ie efkes bezat.
Ik zee al: „den anderen oogenblik ziet ge'm
als 'n oud, wijs manneke, dat alles van 't leven
wit."
Hij wit er ook veul van
Teugenover de goeie dingen van 't leven staat
ie nog altij kinderlyk verrast. Nóg steeds is 'n
steuvig maal eten veur hum 'n onverwacht
feest!
Hoe is dat?
'k Heb 'nen mensch gekend, fier, geniaal,
zelfbewust. Jonk nog liep ie ombarmhartig
teugen de lamp. Kwam, onschuldig, in 't ge
vang. Na dertig dagen wisten z'n rechters, dat
ie niks misdaan had. Wierd ie uit 't Huis-van-
Bewaring vrijgelaten. Vrijjawel! Zijnen
geest is achter de sloten gebleven, 'n Veurbeeld:
daar in den amigo mocht ie iederen dag één
pijp rooken. Op den kop van de witsteenen .pijp
stond mee inkt zijn celnommer geschreven. Hij
bleef, eenmaal in vrijheid, de gouwenèèr trouw.
Enschreef er alty 't celnommer op. Smo
rend zat ie dan naar dat „71" te peinzen.
Zynen fieren, spotachtigen, brutalen, zelf-
bewusten blik wierd onzeker. In den genialen
kop wierd 't wèèrgaren. D'n trotserik wierd, na
moeilijke jaren, waarin ie leerde leven van 'n
paar „geleende" rijksdaalders per week, deur de
leeners „gepensionneerd" mee dat bedrag.
Dertig dagen waren veur deuzen mensch
levenslank geworden.
Ja, hoe is dat?
In 't mishandeld zielement blijven de moeten
van de mishandeling staan. Zoo ook kan nie
mand uitkomen onder 'n getrapte jeugd. Zulken
houwen 't veul moeilyk. Zijn in veul dingen
oud, in andere blyven ze kind. Altij verwachten
ze „den" trap. Die dus ook altij komt. Ze zijn,
in één woord, de stiefkinders van slons For-
tuna, die soms, in gin zeuventig jar-en, 'ns
éenen keer de vermolmde trejen zal opgaan
van 'n onbewoonbaar-verklèèrd woningskc in
'n „straatspleet"
Maar den Eeker.
Als ie, veur weinig jaren gelejen, deur Dré III
wierd aangenomen als koeischeeper op den hof,
dan waren de condities: vollen kost en in
woning, 'nen gulden zakgeld per week, dien
betaalde Dré III, patroon over den Eeker, 'm
uit en tien gulden mee kermis. Die hier
sjuust op Bamis valt, den eersten Zondag van
October, 't Manneke dee veul z'n best, werkte
als 'n pèèrd, wierd 'n puike kracht in ons be
drijf. Trui kost 't knechtje al rap nie meer
missen; 't jonk groeide vast aan ons gedoeike.
We kleedden 'm, hielpen 'm vort; hij wierd
een-van-ons, ook al zat ie meestetyen te zwij
gen. Maar onzen Blek sprikt ook nie en toch,
als den beest nie in den huis is, mis ik iets om
me henen! Ge wit nie sjuust wat of dat is. Of
liever gezeed: ge puzzelt al die stille dingskes,
die in oew leven zyn, nie uit. 't Leven is veul
onderzoek wèèrd, maar daarom mot ge 'r nog
ginnen retort-op-'n-spiritusvlam van maken.
Ook heb ik altij nog meer plazier in de gèève
blom, dan in de uit-malkaar-geplozen onder-
deelen daarvan, prontjes op 'n rij veur me uit
gestald.
'k Durf nog 'nen stap wyer te gaan en te
beweren, dat zes meeldraden, eenen stamper,
vijf blomblaaikes, zeuven stamblaaikes en 'nen
gevorkten blomsteel belange gin blom zyn. En
als ge me nie gelooft, dan mot ge maar 'ns op
'n handsvolleke raaikes, schroeikes, 'n veer en
wat pennekes kijken hoe laat 't is
Ik zeg: den Eeker wierd een van ons. Hij
richtte mée op de groentenzaak van Dré III,
welke affaire, dit tusschen hokskes, prachtig
floreert in deus tij van„.Veurzurg" afijn,
daar is hier op de stêe gin muizengat, of den
Eeker kent 't!
Opslag vroeg, ie nooit, gong z'n eigen alleen
te buiten aan 'n sigaretje en dat kostte 'm zes
zes veur éenen cent, want daar wist ie, mee
goeikoope vloeikes en 'n pakske „apenhaar" 'n
kunstje op. Kortweg: veur z'n eigen is ie gierig.
Van z'nen gulden hield ie mee glans zeuventig
centen over, daarvan sloofde-n-ie zijn eigen uit,
op verjaardagen hier en in den woonwagel, „ons
thuis" lijk ie zeet.
Maar ge verstaat: wij kosten 't manneke
z'nen arbeid nie blyven aannemen teugen eenen
gulden per week, tien mee kermis, kost en
kleeren.
Na ennigt beraad nam Dré III 'n spaarbank-
boekske op den Eeker zijnen naam. En, zonder
dat den kluut 't wist, kreeg ie nou en dan op
slag! Ja, zonder dat ie 't wist. Want zoo gierig
als ie is veur z'n eigen, zoo rojaal is ie veur
„ons thuis". Alles zou ie naar den woonwagel
slèpen. En ge zou 'r eigenlijk niks van kunnen
zeggen. Waar of nie?
Zoo wlerd ie steeds „rijker" zonder 't te we
ten. Maar dat kost, of liever gezeed dat móest
toch zoo nie blijven! 't Keareltje is dan toch
op stuk van zaken óok gedipelmeerd school
meester, gin kind meer. Hoewel, in veul din
genafijn, ge wit! Maar ik moest 't er op
gaan wagen, 'n Vijfhonderd gulden stond er op
z'n boekske.
Zondagmergen veur 'n week, Trui was naai
de kerk, Dré III had zijnen wekelijkschen briei
naar Amsterdam geschreven en den Eeker was
doende mee wat lpcht Zondagswerk den bees-
tenzurg gaat Zondags deur! ik zeg, Zondag
mergen veur 'n week, riep ik 'm bij me. Hy
veegde z'n handen aan z'n broek „proper", kreeg
'n kleur.
„Ga daar 's zitten, Eeker. We motten 'ns pra
ten samen. Sigaar?"
„Makkum bewaren, astemblief?"
„Neeë, 't kan lijen vandaag, jonk!" En ik lee
'm de zaak uit. Zonder bedragen te noemen nog.
„Gesnapt, Eeker?" vroeg ik op 't end.
„Kweetnie," bromde-n-ie. ,.'k Heb 't hier veul
naar mijnen zin g'had. Guilie.... guilie
waart alty heel.... heelgoed veur me." Toen
viel z'n uitte sigaar op den grond. Hij spreidde
z'n vingers op z'n knieën. Keek omlaag. Zweet
pèèrlde op z'n veurhoofd.
„Kek 's. Sjaak, ge bezit nou 'n gèèf som-
meke. Gooi er nie mee. 'Nen mensch mot wat
geld achter 'm hebben."
Toen schudde-n-ie den kop. Onbewust.
Zweeg. Wreef mee de handen over z'n knieën.
„Rop-t-oew sigaar op, Eeker en stik ze nog
'ns aan." Ik hield 'm de mijne veur. Opgelucht
zoog ie aan den vorstenlander, formeerde rook
gordijnen.
„Dré, geef den Sjaak nou z'n „boekske," vroeg
ik aan m'n baaske, die 't pront twee jaren be
waard en „vet gemest" had.
En als den Dré 't hum lachend aanreikte dan
weerde 't manneke verschrikt af en fluisterde
heesch: „Kwiltnie. 't Hee me hier nooit aan iets
ontbroken." Dan liep ie weg. Naar boven? Naar
z'n „woonwageltje". Ik zee al: ge krijgt van
zoo'n manneke gin hoogte. Als ik 'm gong halen,
dan zat ie op den vloer, den kop omhoog, deur
de vier glazen dakpannen te staren, twee tranen
in d'oogen.
„Eeker, ik ben nog nooit kwaad op oe gewist!
Als ge nie rap benejen komt cn verstandig mee
ons sprikt, dan...."
„Ik koom, baas," zee-t-ie haastig: „Maar
ehmaar doe me da nou nie aan, mee da
geldboekske, astemblief."
Ik ben den erf opgegaan, liet 't geval wyers
aan Dré III over. Die kan mee 'm over den weg.
Maar toen!
Dagen van stil gepeins heeft den Eeker noo
dig g'had om zich 't gedacht eigen te maken
dat ie aan 't hoofd stond van vyfhonderd gul
dens.
Toen ie 't zoowat besefte, over die „moeiijk-
heid" henen was, toen kwam de volgende moei
lijkheid: hoe kom ik er 't rapst van af? Want
teugen Dré III zee-t-ie toen: „Dré, as ge centen
noodig hebt veur oew zakenIk zal oe geren
vijfhonderd gulden geven!"
Dré III lachte. „Opa is mijnen bankier, Eeker!
Maar veul bedankt, jonk."
'Nen dag later. „Dré?"
„Eeker?"
,,'k Zou best 'n groot feest willen geven, mee
cadeaux en zoo."
„Ge zijt belaaitafeld," vuurde Dré III 'm af.
Den Eeker piekerde. Beet op z'n lippen. Krab
belde in z'n rosse stekels. Wierd'n oud
manneke. Drentelde 's avonds deur d'akkerpaal-
kes of zat op den deurdurpel In zwaar gepeins,
mee den wysvinger teugen de lippen.
Dan vroeg ie den Dré z'n fiets te leen, kwam
uren later bezweet verom. „Waar zijde gewist,
Eeker?"
„Nergerans en zoo. Bietje rondgerejen deur
de stad."
Hij begost te cijferen, mee 'n stokske in 't
zand van den erf. Zette dan de vuisten teugen
z'n kaken en prakkizeerde.
't Manneke wierd gejaagd deur 'n plan, dat
ie nie heelegaar vatten kost. Somtijen zat ie
wijdweg te staren, de lippen dun, 'nen diepen
plooi boven de neus, in d'oogen 'nen seerjeus-
Iachenden glans.
Toen had ie 't!
En ik mot zeggen: 't plan was heelegaar nie
gek. Dré III brocht 't me over, want hij wou
nie alleen beslissen, 't keareltje. „Den Eeker
hee té veul veur z'n centen gewerkt," zee mün
baaske.
„Kek 's, Dré," had den Eeker veurgesteld:
„Ik heb niks aan dieën buut. 'k Had zóó ge
docht. Ge wit.... ehvader past goed op-
Ginnen drup meer, jonk! Moeder zou 'k veul
gelukkig kunnen maken mee 'n huiske in 'n
eenvoudige, nette buurt. Als ik ze thuis nou vein'
den winter uit dieën woonwagel kost halen, dan
ehdan.... wel, dan zou ik eigens veul pi»'
zieriger zitten bij juilie plattebuis. Nou kan Vs
wel 'n huiske huren enneen daar huisraaó
in koopen, gos,. jonk! ik heb zoo'n schoon
salonneke gezien veur honderdvijftig gulden,
maar de moeilijkheid iss.... iedere week de
huur. Die kosten hebben ze nou nie, mee den
wagel, die is eigendom, verstade?"
„Genogt, ja."
„Luister nou 'ns goed, Dré, astemblief. Ikke--
hm.... ik had den voorkeur gekregen, kek, hier
is den sleutel, veur 'n gèèf winkelhuiske, daar
en daar. Nou had ik zóó gedocht, ziede. GU
wilt in de toekomst filialen stichten...."
Wijer kwam den Eeker nie.
„Kom mee," riep Dré III: „We gaan samen
dat winkelhuis bekyken!''
Den groentenauto wierd aangezet den Gr*
krijgt weer benzine en de twee kameraads-
zakenlui vlogen naar de stad.
Amico, 'k heb m'nen zegen gegeven. Dat sorn'
meke geld brandde den Eeker in zynen zak.
't Móest er uit!
'k Had 't veuruit kunnen weten. Maar allee,
spijt heb ik er nie van. Integendeel. Ik --
ouwen mensch, ik popel naar den oogenblik.
dat 't eerste filiaal van Dré III z'nBra^
bantsche Groentencentrale", ge wit, zal geopem
worden! 't Wordt 'n féést!
En ge zult er van hooren.
Zoo'n baaskes toch! n
Maar lijk ik den brief begon: den gewoii
mensch krijgt van zoo'n manneke als den Eek
maar gin hoogte. Zoo'n Kweetnie-kwiebus
ee! hg.
En wat hebben ze 't druk. Schilderen,
hangen, opstand timmeren, meubileeren n"
nen kop loopt om. Maar ze zijn zoo geluk
als veulens in de zonnewei!
Kom, ik mot 'r 'ns af gaan scheien. ker
Veul groeten van Trui, Dré III, den Le
en als altij gin horke minder van oewen
t. a v-
pRÊ