AREN LEZEN OP HET ZEEUWSCHE PLATTELAND. mm I Zoekt gij betrouwbaar Personeel? 1 Plaats dan een „Omroeper" j voor 90.000 gezinnen SHmm mm MeI>t U Noqin PRAATJE OVER DUIVEN WOENSDAG 21 AUGUSTUS 1940 mÈÊÊÊÊÊÊm I 15 '4 Een held van onze reddings- vloot qÈEN AchiERlichT? Benzine OTiiiimuiimmmiinimiinniimimmmimmmniiiiniimimmmimmimminimimnimMiimiMiimunmn! siiiliiuiHiiMiiiiniiiiiuiiititiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiutiiniimiiiiimiimiiriiiimiiiniiiiiiiirr annrnirniininimiiimimiimniiniiiiiiniimMiuntniiiiMWiiimiiiinniiniiiiiiimiiiniiiiiininiiiifnilliiiiin^ iiiiiniiiniiimniiiiiiiiiiniiiimimiiiiinmnmiiiiiiiHiiiiiniiimiiiiiiiiuMiiiiiiiiiiiiiniiiinimminiiinin HBISS Sb. I Brabant, land van duivenmelkers De heer Simon Smit verlaat het reddingswezen BOEK EN BLAD FOTOREPORTAGE .Ik heb m'n wagen volgeladen". Padvinders en welpen uit Bloemen- daal en Overveen vol goeden moed op weg naar hun kamp in Laren (Foto Pax-Holland) WmM Bij den oogst op het Zeeuwsche platteland. De kinderen van de daglooners mogen op het veld de aren komen .lezen Jong Zeeland aan den arbeid (Foto Pax-Holland) De Hollandsche zindelijkheid is nog altijd spreekwoordelijk en zekei in Zeeland. De vrouwen van 's Heerarendskerke gaan prat op h®' vriendelijk aanzien van haar woningen (Foto Pax-Holland) Los. Een fraaie start van een der deelneemsters aan het vierde Jeugdluchtvaartkamp op .De Paalberg" bij Ermelo (Foto Pax-Holland) De aanvoer voor de 23ste Klompenjaarbeurs te Epe was Dinsdag bijzonder groot in verband met de buitengewone belangstelling, welke het houten schoeisel thans geniet (Foto Pax-Holland) Op zoek naar parachutisten. De vrijwilligers, die in Engeland zich voor deze speurdiensten hebben aangemeld, maken daartoe op de Theems gebruik van kleine motorbooten (Foto Weltbild) (Van onzen correspondent) Gij allen, mijne lezeressen en lezers, kent on- :etwijfeld het schoone lied: „Daar komt een vogel gevlogen, Ziet, hij vliegt heen en weer met een brief in z'n snavel, ziet, daar legt hij hem neer!" Den "ersten regel van dit gedicht vindt men doorgaans op de voortreffelijke blinkende an sichtkaarten, waarop zijn afgebeeld twee har ten, in het eene 'n jongeman, in het andere een maagdelijn, beiden hemelsch kijkend, in liefde bloeiende. De harten en dus ook de smach tende jongelieden zijn omstrengeld door een tak rozen of vergeet mij nietjes, en uit den hoek komt dan de vogel met den brief neergedaald. Deze vogel is steeds de duif. Met dien brief op die kaart boven dien versregel en tusschen twee harten met jongelieden is de duif gebom bardeerd tot den vogel der liefde, den drager van het geluk, een onderscheiding, welke aan vankelijk den ooievaar volkomen ten deel viel. Van huis uit is de duif steeds het symbool van den vrede geweest u weet wel met den olijftak doch aangezien het den vrede, nu al sedert jaren en jaren, niet naar den vleeze is gegaan, en men den goeden vogel toch de eer wilde laten, die deze van oudsher heeft genoten, heeft men hem een brief te dragen gegeven en dan nog wel een brief, waarin slechts lieve en aardige gedachten en innige verlangens zijn neergeschreven. Gij begrijpt, dat deze ontboezeming slechts bedoeld is om u er van te overtuigen, dat de duif. en met name de postduif, een gran dioze populariteit geniet, dat men van haar nimmer kwaad wil zeggen en dat men haar daarom plaatst in een licht, dat rechtstreeks van de zon afkomstig is. Inderdaad de duif is een vriend van de men- schen, een groot vriend zelfs, dien men gaarne gastvrijheid, zelfs een thuis verleent en liefde rijk met alle zorgen omringt, welke hij slechts wenschen kan. Hij is van zeer velen een stuk van hun leven geworden. Een stuk van hun leven en zeker van hen, die in Brabant wonen. Want Brabant is het land van de duiven. Deze provihcie geniet de faam de meeste wielrenners voort te brengen, maar ook op het gebied van de duivenhouderij en, daaraan natuurlijk vastgekoppeld, de dui vensport neemt zjj een eerste plaats in. Het is ongeloofelijk zoozeer als in dit gewest aan duiven en aan sport-met-duiven wordt „ge daan". Ondeugden zullen insinueeren: die liefhebberij staat in rechtstreeks verband met het bier. maar ik heb reeds vroeger betoogd, dat de Brabanters geen bierdrinkers bij de gra tie van zus of zoo zijn; dat ze dus duiven zou den houden om een extra pilske of „ouwen bruine" te kunnen savoureeren is een fabeltje, dat men niet moet voortvertellen. We weten wel: de combinatie duif-bier is ont staan zoodra het wedstrijdwezen zich meer en meer ging ontwikkelen. Immers er werden toen clubs opgericht en die clubs vergaderen in café's en de leden der clubs korven daar hun dieren in en ze rennen er na den wedstrijd als beze tenen heen, met hun klok, waarin zich de gummi ringen bevinden en op-de-seconde-af de aandui ding van het moment, waarop de ring is „door gedraaid". Doch heusch niet Mn bet bier beeft ia Bra bant de duivenmelkerij zulk een hooge vlucht genomen. Om welke reden dan wél? Het ant woord kunnen slechts de liefhebbers zelf geven. Waarom zijn er hartstochtelijke visschers, die weer en wind trotseeren, in regen en ontij er met den hengel op uit trekken, 's morgens al heel vroeg uit de veren springen en op de fiets naar de Maas of elders heen karren en op een uitverkoren plekje, hun plekje, tot het vallen van den avond turen en turen naar den dobber? Dikwerf weer gaan ze huistoe zonder dat ze beet hebben gehad en toch pakken ze den vol genden dag weer hun spullen en zoeken zij de rivier, de wetering of het wiek opnieuw op. De postduivensport heeft een bijzondere aan trekkelijkheid: de wedstrijden er aan verbon den zijn kansspelen, zooals de meeste in andere takken. Maar door zorgzaam en terzake kundig fokken van dieren kan men op den uitslag zoodanigen invloed uitoefenen, dat op de resul taten van een kamp eenige staat kan worden gemaakt. Goede duiven leveren winst op, niet slechts in den vorm van een lauwertak of een medaille, maar ook in geld, en dikwijls een flink bedrag. De Belgen hebben den Brabanters de knepen van de kunst geleerd: ze waren dankbare leer lingen, vooral omdat ze in de postduivenhou- derij „wat" zagen en tevens omdat ze over een groote dosis geduld beschikken, alsmede liefde voor het dier koesteren. Vandaar vindt men in Brabant duivenhokken haast dak voor dak, zoowel in de dorpen, als in de steden. Duivenmelkers zijn er bij duizen den. Ze hebben zich georganiseerd in clubs en bonden en organiseeren in het verband van beide wekelijks wedstrijden in diverse klassen. Geweldig is de deelname aan deze kracht metingen. Voor een goede regeling daarvoor is een heele organisatie op touw gezet, welke klopt als een bus. De ingekorfde dieren worden alle naar een centraal punt vervoerd, zoodat daar een gansche trein van wagens, die duiven en niets dan duiven bevatten, kan worden gefor meerd. Nu, in deze dagen, komt daarvan natuurlijk niets de duiven moeten worden vastgehou den maar in normale tijden gebeurt het niet zelden, dat duiventreinen, bestaande uit een twintigtal en meer wagens, de grens over „het Bels'» in worden gedirigeerd. Voor de verzorging der dieren gaan dan tevens eigen geleiders en controleurs mede. De lange internationale afstandvluchten heb ben natuurlijk de meeste belangstelling. Hier voor immers wordt alleen de crème de la crème ingezet. De verste vluchten zijn die vanuit Bor deaux en Dax. Hierheen worden de kampioenen per trein vervoerd en daar vrijgelaten. Bij deze wedstrijden stijgt de spanning ten top; van de vogels wordt het meeste gevergd, doch ook de „bazen", die meestal zwaar gegokt hebben, beleven kwade dagen. Want zij zitten öp van de zenuwen op het hok als maar den hemel af-loerend, terwijl ze zonder ophouden hun lokkend, aan de dieren welbekend fuitje laten hooren zoodra er een duif in zicht komt. En als ze 't geluk hebben nummer een of een van de eersten te zijn, dan.ja dan wordt er een biertje gedronken en nog een, en nog een Ik herinner me den dag, dat er een wed vlucht naar Rome is geweest. Uit het gansche land hadden duiven medegedongen. In Roosen daal viel de eerste prijs! Dat is me een feest geweest! Het clublokaal der vereeniging, waar van de winnaar lid was, was in een oogenblik met guirlandes en bloemen versierd, vóór den ingang een eerepoort met toepasselijk huide schrift opgericht, de harmonie bijeengetrom- meld, auto's voor het clubbestuur en afgevaar digden van zustervereenigingen besteld. En de gelukkige winnaar werd met z'n duif-in-een- kooike, dat met een rood-wit-blauw lint was versierd, officieel met muziek, toespraken en kransen van huis afgehaald en in triumftocht door de stad gereden. Be duivensport zit er in Brabant diep in en daarom, men zal het begrijpen, is er werkelijk droefheid geweest, toen na de oorlogsdagen ge last werd, de dieren, waaronder er zijn, die een klein kapitaaltje vertegenwoordigen, te dooden. Aan veel duiven heeft het bevel het leven ge kost, doch er zijn tallooze melkers geweest, die niet van hun vogels konden scheiden en risico's namen. Nu zijn zij zeer verheugd: immers vol staan kan worden met de vogels in kooi vast te houden. Dat vinden de echte liefhebbers ook wel erg, maar 't is toch beter zoo dan anders. Nu wordt er gekweekt en geselecteerd, dat het een lust is. Let op, straks als de lucht weer is vrijgelaten, wint iedere Brabantsche duif den eersten prijs! Op de meest eervolle wijze heeft de Noord- Zuid-Hollandsche Reddings Maatschappij een van hare bekwaamste actieve léden ontslag ver leend als lid der equipage van de motorredding boot „Neeltje Jacoba" waarop hij vanaf het be gin, dus thans 11 jaar, zijn menschlievend werk heeft verricht. Evenals schipper Kramer, heeft ook de heer Simon Smit thans den pensioengerechtigden leeftijd bereikt en legt ook hij met gemengde gevoelens zijn functie als „opstapper" van de „Neeltje Jacoba" neer. De naam Smit is aan de historie van jong IJmuiden onverbrekelijk verbonden. Reeds zijn vader, n.l. wijlen den heer Piet Smit, mag de eer voor zich opeischen IJmuidensch eerste men- schenredder te zijn. Toen het Noordzeekanaal „Morgen ga ik ervoor zorgen T „O, ja, da'» waar ook.—.** „Ik heb nog geen tijd gehad". Al die „argumenten" tezamen helpen tegen bekeuringen ,en .....v botsingen I) veel iwj— minder goed dan 'n flotzaehtei tocht op x'n eentje t geopend zou worden, verhuisde de heer Piet Smit naar IJmuiden en hij was het, die als vletterman het eerste handelsschip „Rembrandt vanuit zee de sluizen binnenbracht. Hij was mede-oprichter van de bekende vletterliedenver- eeniging. Aan vele en zeer gevaarlijke reddings tochten heeft wijlen de heer Piet Smit met suc ces deelgenomen en zoo weten de leden van de oudere garde zich nog wel de reddingstochten te herinneren van de brik „Greipswald", de bark „Van Linderen", de bark „Vesta", 't Nederl. s.s. „Stella" en het Engelsch s.s. „Condor". In die dagen werden deze moeilijke en levensgevaarlijke reddingspogingen ondernomen met een simpele roeivlet. Zoo was ook de toestand, toen zijn zoon, de heer Simon Smit in 1905 voor het eerst mee ging om schipbreukelingen te redden, welke tocht later door vele andere werd gevolgd. „Wat is uw moeilijkste tocht geweest," vroegen we den heer Smit. „Ja, er zijn zware tochten geweest, maar de moeilijkste en gevaarlijkste tocht was zeker wel naar het Engelsche s.s. „Alba" in 1910, die bij Zandvoort gestrand was," zoo vertelde de zeerob ons. „Met een roeivlet, bemand met 11 man, trokken we er op uit. Het was vliegend storm weer en door het nachtelijk duister kwamen we eindelijk bij de „Alba". Het gelukte ons inder daad dit schip aan enkele sleepbooten vast te maken, doch de verbinding brak later en het schip sloeg in tweeën. Toen ons werk af was, dus na het tot stand brengen der verbinding hebben We niet minder dan 5 uur noodig gehad om van Zandvoort naar IJmuiden. te roeien, dwars tegen de nuizenhooge zeeën in. Zooveel water sloeg naar binnen, dat twee man noodig waren om te hoozen, terwijl de overigen uit alle macht roeiden. Het nachtelijk duister, een orkaanachtige storm, gepaard met striemende regenvlagen en het ontbreken van voldoende en duidelijke kustlichten waren oorzaak, dat deze tocht wel een van de zwaarste is geweest." Ook heeft de heer S. Smit zelf eens schipbreuk geleden als redder. Nabij Petten was kort na cien oorlog de oude Engelsche kruiser „Prince George" voor anker gegaan, die voor den sloop naar Hamburg versleept werd. Nadat het den roeiers gelukt was een verbinding tusschen een sleepboot en den kruiser tot stand te brengen, bevonden zij zich 's nachts aan boord van den krui ser, welke met slagzij in de branding lag. Met een zestal Engelschen, die toen nog aan boord waren gebleven, heeft hij met de overige roeiers den nacht moeten doorbrengen op den zijkant van het omgeslagen oorlogsfregat. Met een wippertoestel werd hfj toen gered. Nauwelijks enkele uren van deze redding thuis, werd zijn hulp gevraagd om een viertal men- schen te redden van het Zweedsche houtschip „Decido", dat op de Zuidpier geloopen was. Moeilijk was voorts den tocht naar het Engel sche s.s. „Shonga", dat tusschen IJmuiden en Wijk aan Zee strandde, waarbij zij met hun roeivlet de elf achtergebleven opvarenden vei lig bjj IJmuiden aan land wisten te brengen. Voor deze heldhaftige daad heeft wijlen Ko ning George V hem namens de Engelsche Re geering een zilveren medaille geschonken. Voorts heeft de heer S. Smit nog vele schip breukelingen gered bij tal van kleinere schepen, die in nood verkeerden of gestrand waren. De tocht op 12 Mei j.l. naar Scheveningen was even min van gevaar ontbloot, toen de „Neeltje Jaco ba" Fransche torpedojagers passeerde en waar bij zij haast zelf het slachtoffer werden van bom-aanvallen. „Hoeveel menschen heeft u in deze 35 jaar al gered, vroegen we den heer Smit?" „Ja, luidde het sobere antwoord, daar heb ik nooit geen aanteekening van gehouden. Als we de menschen gered hadden, dan was ons werk klaar." Dit simpele antwoord schildert wel duidelijk, het feit, dat het ook dezen menschenredder nooit om eer of roem te doen is geweest. Alleen zij, die de zee bij ruw weer hebben gezien, kun nen pas beseffen met welk een moed, plichts betrachting en naastenliefde deze redders be zield moeten zijn, om er met een simpele roei vlet of motorreddingsboot, bij nacht en ontij op uit te trekken, teneinde anderen van een wissen dood *e redden. Een lange, rustige en genotvolle laatste levens avond is Hen heer Smit dan ook van harte ge gund. Een hinderlijke eigenschap, welke benzine hebben kan, is dat zij een groote neiging ver toont tot detonatie. Onder detonatie verstaat men het verschijnsel, dat een onaangenamen klop in den motor veroorzaakt, het z. g. pinge len. Hoewel er nog aspecten van dit verschijn sel zijn, die nog om een nadere verklaring vra gen, kan men er toch van zeggen, dat het een abnormale snelle verbranding is in den cylin der, waarbij zeer hooge temperaturen optreden. De gevolgen daarvan kunnen voor den motor bijzonder ernstig zijn. Vandaar dat men, mei name aan vliegtuigbenzine, den eisch moet stel len van z.g. klopvastheid te bezitten, d. w. z. de neiging tot detonatie moet zoo gering mogelijk zijn. In 1922 ontdekte men in de laboratoria van de General Motors Co., dat lood-tetra-aethyl, in kleine hoeveelheden aan benzine toegevoegd, een geweldige verbetering van de klopvastheid teweegbrengt. Sinds deze belangrijke ontdekking heeft deze verbinding meer en meer toepassing gevonden als anti-klopmiddel. De klopvastheid van benzine kan ook door bijmengen van een grootere hoeveelheid alcohol of benzeen worden opgevoerd, maar hierdoor verkrijgt men brandstoffen, waarvan zoowel de calorische waarde alsook de bestendigheid tegen koude verminderd is. Dit levert vooral in de luchtvaart groote bezwaren op. Indien alleen lood-tetra-aethyl als anti-klopmiddel zou wor den gebruikt, zouden afzettingen van het bij de verbranding gevormde loodoxyde in den motor plaats hebben en hier binnen korten tijd tot storingen aanleiding geven. Daarom aldus het Chem. Weekbl., waaraan wij deze mede- deeling ontleenen worden aan het lood-tetra- aethyl verbindingen toegevoegd, waarmede bij de verbranding vluchtige loodverbindingen als loodchloride of -bromide ontstaan, die voor het grootste gedeelte met de verbrandingsgassen ontwijken. De beste resultaten heeft men hier met aethyleenbromide bereikt. In Amerika wordt benzine, die door toevoe ging van aethylfluid klopvast is gemaakt, onder den naam van aethylgasoline in groote hoeveel heden verkocht. Meer dan de helft van de al daar verkochte benzine is aethylgasoline. Fabrieken voor de productie van aethylfluid zijn in verschillende landen opgericht. Het aethyleenbromide wordt uit broom en aethyleen bereid. De in 1933 door de Dow Chemical Company en de Ethyl Gasoline Corporation gestichte Ethyl Dow Chemical Company bezit in Kure Beach, in den N.-Amerikaanschen Staat North Carolina, een installatie voor de bereiding van het voor de productie benoodigde broom uit zee water. De andere component, het aethyleen wordt met een kaolien-contact-procédé uit al cohol gewonnen. Ook in Europa wordt sedert meer dan een decennium aethyl-gasoline verkocht; in Enge land komt namelijk sinds 1928 aethyl-gasoline. van de Anglo-American Oil Company aan d« markt, terwijl er in Italië in 1935 een fabriek voor de bereiding van aethylfluid werd opge richt. Om corrosie van den motor te voorkomen, mogen de aan de benzine toegevoegde hoeveel heden aan lood-tetra-aethyl niet grooter zijn dan 0,8 kub. c.m. per liter (resp 1,25 kub. cm- „I-T" fluid of 1,23 kub c.m. „Q" fluid). Door zwavelverbindingen zelfs in hoeveel heden beneden 0,1 pCt. wordt de werkzaamheid van het lood-tetra-aethyl sterk verminderd. Over het scheikundig proces bij de verbran ding zijn verschillende theorieën opgesteld. Volgens de eene zou het lood na afsplitsing van de organische resten met de als tusschen- producten aangenomen peroxyden reageeren, waardoor deze explosieve verbindingen onscha delijk zouden worden gemaakt. Volgens een andere theorie zouden de kansen op ketenreacties die voor het kloppen verant woordelijk gesteld worden, bij aanwezigheid van loodverbindingen, verminderen. Kinetisch ge sproken belemmert het lood de voortzetting en vertakkingen van de ketens. ALLERLEI OVER DE ECHTE P.K- De Nederlandsche Vereeniging tot Bescher ming van Dieren heeft een artikel van de Auto kampioen: „Allerlei over de echte PK.", over genomen in een brochure, die zij thans gratis verspreidt. De vroegere autobezitters, die in de zen tijd gebruik moeten maken van paarden, kunnen hierin een aantal practische wenken vinden over de verzorging en het onderhoud van viervoeter en tuig. Belangstellenden kun nen deze brochure tegen vergoeding van porto aan het bureau van de Vereeniging: Prinses Mariestraat 40, 's-Gravenhage, verkrijgen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 4