Onze arbeiders
in Duitschland
De voormalige zee-
en landmacht
Maatregelen op economisch
gebied
jjfl (rouw die in het
donker kwam
Zetelverplaatsing
van N. V s
Verordening van den
Rijkscommissaris
VRIJDAG 30 AUGUSTUS 1940
Meer vertrouwenslieden zijn
- dringend noodig
Bezoldiging en Verzorging
Van het personeel
Meer vertrouwenslieden
Oversparen
HET O.M. VOND HEM EEN
AARTSOPLICHTER
Verdachte maakte inderdaad geen
bijster eerlijken indruk
POSTGELDEN GESTOLEN
Oneerlijke onderwijzeres gestraft
Electrotechnische industrie
Afzonderlijke sectie ingesteld bij
het Rijksbureau voor verwer
kende industrieën
Verplaatsing van den zetel
Geen feestdagvergoeding op
31 Augustus
DOCTORSPROMOTIE
Aan den verdrinkingsdood
ontsnapt
Bader in zee afgedreven
De melkvoorziening van
ons land
Distributie niet waarschijnlijk
Noodbeurs te Winschoten
UIT DE STAATSCOURANT
Landbouwonderwijs
7/—A\
DOOR SYDNEY BQRLER
(Van onzen Haagschen redacteur)
II (Slot))
Vtoor hen, die gaarne willen werken en
zich uit den miserabelen toestand van ge
dwongen niets-doen willen losmaken, be
staat een onbeperkte gelegenheid, arbeid
te vinden in Duitschland. Doch niet alleen
werk, ook toon en ruim loon kunnen zij
daar verdienen en daarmede hun gezin
onderhouden. Voor den oorlog van 1914
vonden meer dan 100.000 Nederlandsche
arbeiders emplooi in Duitschland, thans zijn
wij op weg dezen vroegeren toestand te
herstellen.
De inwendige toestand van ons land, als
mede onze nieuwe oriënteering op het Oosten,
dwingen ons deze oplossing te aanvaarden. We
kunnen dit met blijdschap doen, omdat de
Duitsche overheid in alle opzichten een zeer
tegemoetkomende houding aanneemt en de
condities voor onze arbeiders gelijk stelt met
die van de Duitsche onderhoorigen. Daarbij
komen nog andere faciliteiten; gratis vervoer
in Nederland en Duitschland, gemakkelijke re
geling voor het overmaken van bespaard geld
enz.
Het zou onbegrijpelijk en onverantwoordelijk
zijn indien de Nederlandsche werkloozen niet
gretig grepen naar deze nieuwe mogelijkheid,
of indien zij zich lieten weerhouden door be
zwaren, die niet reëel blijken.
Wij hebben reeds eerder gelegenheid gehad
Uit te weiden over sommige van die bezwaren,
welke meestal afkomstig zijn van arbeiders, die
eenige dagen in Duitschland hebben gewerkt.
Tot nog toe bleken zij niet gegrond; doch er
zijn er nog meer. Zoo hebben sommige terug
gekeerde arbeiders er zich over beklaagd, dat
zij niet werden geplaatst in het beroep waar
voor zij zich hadden opgegeven. Die- klacht
is bij onderzoek juist gebleken, maar daar
stonden enkele andere feiten tegenover, die een
geheel ander daglicht wierpen op de zaak.
Het komt n.l. meermalen voor, dat men
eerst na eenige dagen in zijn eigen beroep kan
tewerk worden gesteld; dat is een zaak van
organisatie. Indien men zich maar tijdig tot
een bevoegde instantie wendt, b.v. het Arbeits-
ambt en zijn beurt afwacht, komt de zaak
meestal spoedig in orde. Bovendien» zijn hier
vele gevallen bekend, waarin de arbeider, die
in een ander beroep werd geplaatst, toch de
belojning ontving, welke hij in zijn beroep
had moeten ontvangen. Een enkel geval is be
kend waarin een arbeider wel op zeer zonder
linge wijze heeft gereageerd. Een grondwerker
was naar Duitschla,nd gegaan en zou in zijn
werk 60 pfg. per uur verdienen; hij werd ech
ter geplaatst als stoker, kon dit werk zoo-
als hij zelf verklaarde goed aan en werd
betaald met 85 pfg. per uur. De man nam
geen genoegen met zijn plaatsing als stoker en
keerde naar zijn vaderland terug; hij wilde
persé grondwerk doen.
Het is voor onze menschen weliswaar mis
schien niet altijd gemakkelijk zich direct in het
Duitsch goed uit te drukken en zijn bezwaren
kenbaar te maken.
Daarom zou het zoo sterk aa.n te bevelen
zijn, indien meer Nederlandsche vertrou
wenslieden met deze arbeiders op verschil
lende plaatsen in Duitschland aanwezig
waren, menschen die de tolk dezer arbeiders
konden zijn bij de bevoegde Duitsche in
stanties. Reeds vroeger hadden wij tot
groote tevredenheid van beide zijden een
dergelijke instelling, 'laarvan de hoofd
leiding zich in Oberhausen bevond. Zou het
niet ten spoedigste mogelijk zijn dat deze
instantie van welke wij den laatsten tijd
zoo weinig vernemen wederom in functie
trad en haar vruchtbaar werk op grootere
schaal voortzette?
De werktijden in Duitschland zijn geheel ver
schillend, meestal bedragen zij 54 of 48 uren.
Soms ook tusschen 48 tot 60 uren. Vrije Zater
dagmiddagen zijn geen regel, wel vrije Zon
dagen, maar er wordt veel overwerk verricht.
Wanneer men aan de hand van de verdiende
loonen berekeningen maakt omtrent het geld,
dat kan worden overgespaard, dan liggen deze
bedragen meestal tusschen de f 19 en f 20.
Daarvan zijn dan afgetrokken de verplichte
bijdragen en belastingen, welke niet zooals wij
vroeger meldden 10 procent van het loon, maar
15 of 20 procent bedragen. Er is een geval be
kend, dat echter wel als uitzondering mag wor
den beschouwd, waarin een arbeider f 50 per
week overmaakte. Dit overmaken geschiedt
door het Centrale kantoor te Arnhem, dat nu
op volle kracht werkend, in staat is 30.000 Over
makingen per week te doen geschieden.
Tenslotte nog iets over huisvesting. In de
meeste gevallen worden de arbeiders, die zelf
moeilijk een goed kosthuis kunnen zoeken, on
dergebracht in kampen, liefst met landgenoo-
ten bij elkaar. Zij hebben daar gemeenschap
pelijke eetzalen en slaapgelegenheden. Deze
woningen van de arbeiders zijn meestal eigen
dommen van de ondernemers, die vermoedelijk
ook wel gezorgd hebben voor de mogelijkheden,
om kleinere inkoopen te doen. Dat hier on
juiste verhoudingen zouden zijn ingetreden is
een loutere bewering, welk door geen enkel
rapport van de officieele instanties is beves-
tigd. Mochten arbeiders toch bepaalde wen-
schen op dit gebied hebben, dan kunnen zij
zich altijd tot het Arbeitsambt wenden of tot
den Treuhandel für Arbeit, die het toezicht
houdt op dergelijke kampementen
Nadat wij dus openhartig hier op verschil
lende bezwaren zijn ingegaan en deze op gezag
van de meest bevoegde instanties hebben kun
nen beantwoorden, rest ons nog slechts de con
clusie te trekken, dat iedere werkwillige rustig
naar Duitschland kan vertrekken.
Ons land is te klein, dan dat een 2»o groot
aantal werkloozen een plaats voor toonenden
arbeid zou kunnen vinden. Laten dus de werk
loozen zooals de secretaris-generaal van het
departement van Economische Zaken zeide
dankbaar de werkgelegenheid aanpakken, welke
hun wordt geboden. Zij individueel en het va
derland zullen er wel bij varen.
Voor de Rotterdamsche rechtbank heeft te
rechtgestaan de vertegenwoordiger F. C. A. B.,
verdacht van gebruik te hebben gemaakt van
geld dat gestolen was door zijn vriendin, de
onderwijzeres A. B. G. H., die 's morgens was
veroordeeld. Voorts zou B. een geleende schrijf
machine hebben beleend en een kapelaan f 60
afhandig gemaakt hebben, door in strijd met
de waarheid te vertellen dat dit geld noodig
was voor een operatie welke zijn vader moest
ondergaan.
De zaak diende op 15 Augustus doch wegens
het niet verschijnen van den benadeelden ka
pelaan kon zij niet worden afgehandeld.
Thans stond B. opnieuw terecht. Hij ont
kende het ten laste gelegde en wist met groote
welbespraaktheid steeds nieuwe uitvluchten te
verzinnen. Hij had geen plan gehad, zoo vertel
de hij, de beleende schrijfmachine niet terug te
geven, terwijl hij verklaarde niet te hebben ge
weten dat het geld hetwelk hij van zijn vrien
din ontving en dat in totaal f 100 zou hebben
bedragen, van diefstal afkomstig was. Voorts
zeide hij, de f 60 die hij van den kapelaan had
geleend, reeds te hebben terug betaald.
De kapelaan verklaarde niet met uekerheid te
kunnen zeggen of hij in het bijzonder die f 60
had terugontvangen. Verd. had hem eens f 78
betaald maar die konden evengoed als afbeta
ling van andere schulden hebben gediend om
dat verdachte hem nog meer geld schuldig was
geweest.
Het O. M., waargenomen door mr. Baron van
Dedem, achte de ten laste gelegde feiten bewe
zen en eischte verdachte's veroordeeling tot een
gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden.
Verdachte heeft reeds meer veroordeelingen
achter den rug en hij maakt den indruk een
aartsoplichter te zijn.
De verdediger, mr. van den Berg, meende dat
de laatste twee ten laste gelegde feiten niet
bewezen waren. Wanneer men een schrijfma
chine, welke men in leen heeft, iteleent, dan
wil dat r.og niet zeggen dat men deze wil ver-
fluisteren, Pleiter vroeg voor het eerst»» ten laste
gelegde een zoo clement mogelijke straf.
Uitspraak 10 September a.s.
De Rotterdamsche rechtbank veroordeelde
de 24-jarige bewaarschoolonderwijzeres A. P. G
H. te Rotterdam wegens diefstal van f 900.
ten nadeele van de Nederlandsche posterijen
ontvreemd bij den postagent C. aan den Beu-
kelsdijk te Rotterdam, tot een gevangenisstraf
van acht maanden, met aftrek der voortoopige
hechtenis, waarvan vier maanden voorwaarde
lijk, met een proeftijd van drie jaar en een
jaar onder toezichtstelling van het Nederland
sche genootschap tot zedelijke verbetering van
gevangenen.
De Secretaris-Generaal waarnemend Hoofd
van het Departement van Handel, Nijverheid en
Scheepveaart, maakt bekend dat hij bij beschik
king van 29 dezer, gepubliceerd in de Neder
landsche Staatscourant nr. 168, bij het Rijks
bureau voor verwerkende industrieën heeft in
gesteld een Sectie electrotechnische Industrie.
Deze sectie is gevestigd te 's Gravenhage, Be-
zuidenhoizt 125.
Onder deze sectie vallen alle ondernemingen,
die zich als hoofd- of nevenbedrjjf bezighouden
met de vervaardiging van;
a. alle machines, toestellen en onderdeelen
daarvan, noodig voor de opwekking, transfor
matie; geleiding; distributie, schakeling f me
ting van electrischen stroom in den ruimsten
zin, zooals a.s. voor licht, kracht; industrieele
en huishoudeijlke doeleinden.
Het Verordeningenblad bevat een verorde
ning van den Rijkscommissaris voor het
bezette Nederlandsche gebied betreffende
bijzondere maatregelen op economisch ge
bied.
Hierin wordt het volgende bepaald.
Artikel 1.
(1) De wet van 26 April 1940, houdende
bijzondere voorzieningen met betrekking tot
de in gebiedsdeelen van het Koninkrijk der
Nederlanden gevestigde naamJooze vennoot
schappen en andere rechtspersonen, als
mede met betrekking tot zeeschepen, die ge
rechtigd zijn tot het voeren van de Neder
landsche vlag (Staatsblad no. 200), treedt
buiten werking.
(2) Verplaatsingen van den zetel, die op
grond van de in lid 1 genoemde wet vóór
het in kracht treden van deze verordening
hebben plaats gehad, moeten vóór 15 Sep
tember 1940 bij den secretaris-generaal van
het departement van Handel, Nijverheid én
Scheepvaart worden opgegeven. Hij, die aan
zulk een verplaatsing van den zetel in over
wegende mate heeft medegewerkt, is ver
plicht de opgave te doen of te laten doen.
(3) Een op grond van de in lid 1 genoemde
wet verrichte verplaatsing van den zetel of een
op laatstgenoemde handeling berustende maat
regel of daaruit voortvloeiend rechtsgevolg kan
geheel of ten deele nietig verklaard of opge
heven worden. Deze beslissingen gaan uit van
den secretaris-generaal van het departement
van Handel, Nijverheid en Scheepvaart. Deze
kan tevens die maatregelen treffen, die in dit
verband verder noodig blijken te zijn.
(4) De wettelijke vertegenwoordigers van
ondernemingen zijn verplicht de veranderingen
op grond van lid 3 ten aanzien van den zetel
in de Nederlandsche Staatscourant bekend te
maken. Deze veranderingen moeten ambtshalve
kosteloos in het handelsregister worden inge
schreven, indien de verplaatsing van den zetel,
welke cp grond van de in lid 1 genoemde wet
is geschied, daarin is ingeschreven.
Artikel 2.
Rechten uit aandeelen m ondernemingen.
(1) Zijn effecten, waarin aandeelen in bin
nen- en buitenlandsche privaatrechtelijke rechts
personen of vereenigingen van personen tot
uitdrukking komen, naar een gebied buiten het
Rijk in Europa gebracht, dan kan hij, die recht
op het aandeel heeft, de uit dit aandeel voort
vloeiende rechten ook dan uitoefenen, indien hij
tengevolge van den oorlog niet in staat is de
aandeelbewjjzen tot zich te nemen of aan te
bieden. Dit geldt slechts ten behoeve van die
natuurlijke of rechtspersonen, vereenigingen van
personen, instellingen, stichtingen en andere
doelvermogens en handelszaken, die door één
persoon worden gedreven (ondernemingen), die
zich in het bezette* Nederlandsche gebied op
houden of aldaar hun zetel hebben.
(2) De bepalingen van lid 1 gelden ook ten
aanzien van een rechtspersoon, die op grond
van artikel 1, lid 1, van genoemde wet haar
zetel verplaatst heeft. In een dusdanig geval
kunnan de uit het effect voortvloeiende rechten
slechts door de(n) zich binnen het bezette
Nederlandsche gebied bevindende bestuurder(s)
geldend gemaakt wprden. Als bestuurder is ook
aan te zien een ingevolge de verordening no. 261
1940 aangestelde beheerder.
(3) Indien door een ander dan den in de
leden 1 en 2 aangewezen gerechtigde rechtshan
delingen zijn verricht of worden verricht, die
door het feitelijke bezit der aandeelbewijzen
mogelijk zijn geworden, zijn deze van onwaarde,
tenzij de secretaris-generaal van het departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheepvaart
anders mocht bepalen.
Artikel 3.
Afstempeling van aandeelen.
De Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied kan bepalen, dat de
effecten, waarin de aandeelen en het ver
mogen eener naamlooze vennootschap of
van een andere privaatrechtelijke rechts
persoon of vereeniging van personen tot uit
drukking zijn gebracht, binnen een door
hem bepaalden termijn ter afstempeling
worden aangeboden. Hij kan tegelijkertijd
bepalen, welke de rechtsgevolgen zullen zijn,
voor het geval de bedoelde aanbieding niet
binnen den aangegeven termijn plaats vindt.
Artikel 4.
Straffen.
(1) Hij, die niet voldoet aan de verplichting
tot aanmelding, als bedoeld in art. 1, lid 2, of
die opzettejijk in strijd handelt met een op
grond van artikel 6 gegeven voorschrift, wordt,
voor zoover op grond van een andere bepaling
geen zwaarder straf tegen de handeling is be
dreigd, gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste vijf jaar en met geldboete van ten
hoogste honderdduizend gulden of met een van
deze straffen.
(2) Hij die door zijn schild in strijd met
een der in lid 1 gegeven voorschriften handelt,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste een jaar of met een geldboete van ten
hoogste tienduizend gulden.
(3) Handelingen, als bedoeld in lid 1, zijn
misdrijven (Verbrechen), handelingen, als be
doeld in lid 2, zijn overtredingen (Uebertretun-
gen).
Artikel 5.
Strafvervolging.
Handelingen, in strijd met artikel 1, lid 2,
of met een op grond van artikel 6 gegeven
voorschrift, worden slechts op vordering van
den secretaris-generaal van het departement van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart vervolgd.
Deze vordering kan ingetrokken worden.
Artikel 6.
Verdere maatregelen.
(1) De Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied treft de voor de uitvoe
ring van deze verordening noodige maatregelen
en geeft de voor haar uityoering of aanvulling
noodige voorschriften. Hij oordeelt over twijfel
gevallen, die zich bij de toepassing van de voor
schriften dezer verordening voordoen. Zijn be
slissingen hebben algemeene rechtskracht.
(2) De Rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied kan de hem ingevolge lid
1 toekomende bevoegdheden overdragen.
Artikel 7.
Deze verordening treedt onmiddellijk in wer
king.
b. Alle zwakstroom-toestellen en onderdeelen
daarvan in den ruimsten zin, zooals o.a. voor
telefoon, telegraaf- en signaaiwezen, toestellen
voor medische doeleinden, accumulatoren en
galvanische elementen. v
c. Alle zend-, ontvang-, reproductie en
distributietoestellen, alsmede onderdeelen daar
van op radiotelefonisch en radiotelegrafisch ge
bied in den ruimsten zin.
Binnenkort zal een beschikking in de Ne
derlandsche Staatscourant worden geplaatst,
waarin o.m. aan alle betreffende ondernemin
gen de verplichting wordt opgelegd, zich bij de
Sectie Electr. industrie te doen inschrijven.
Belanghebbenden zullen hiertoe een inschrij
vingsformulier ontvangen.
De ondernemingen, die onder een der boven
staande rubrieken vallen en vóór 2 September
as. geen inschrijvingformulier hebben ont
vangen, dienen zich schriftelijk aan te melden bij
de Sectie Electr. Industrie, Beziiidenhout 125
's-Gravenhage.
De Inspectie van den Rijksdienst voor de
Werkverruiming heeft aan de gemeentebesturen
medegedeeld, dat de regeling ingevolge welke
op 31 Augustus aan bij een werkverruimingsob
ject geplaatste arbeiders vrij gegeven werd on
der toekenning van een vergoeding, berekend
naar het basisuurloon en het aantal verzuimde
uren, wordt ingetrokken.
Vanwege de oorlogsomstandigheden bereiki
ons eerst nu het bericht, dat pater H. Rcthoff,
uit Ginneken, den doctorstitel in het Kerkelijk
Recht „met grooten lof" behaald heeft aan de
Gregoriaansche Universiteit te Rome op 27 Mei
1.1.; pater w.- van Hout, uit St. Michielsgestel
behaalde op 20 Mei het doctoraat in de Wijs
begeerte aan het Angelicum te Rome. Beide
paters zijn erin geslaagd, over Frankrijk, dezer
dagen wederom in Nederland terug te komen
Tijdens het baden in zee aan het noordelijk
deel van het strandgebied der gemeente 's-Gra
venhage kwam de 22-jarige Amsterdammer
W. T. in levensgevaar te verkeeren. Op zijn
hulpgeroep snelden twee andere baders (een
Delftenaar en een Rotterdammer) toe, die er
in slaagden, den drenkeling cp het droge te
brengen. Deze was inmiddels buiten bewustzijn
geraakt. Door kunstmatige ademhaling op den
jongeman toe te passen slaagden zijn redders
er in, hem tot bewustzijn terug te brengen.
Daarna nam de ter hulp geroepen G.G.D. de
zorg over en vervoerde vervolgens den Amster
dammer naar' het ziekenhuis Bronovo in Den
Haag, waar hij nog korten tijd zal moeten
worden verpleegd.
De correspondent van de N. R. C. te Leider,
heeft een onderhoud gehad met den heer J. y
d. Kooy, voorzitter van den Prot. Chr. Bono
van handelaren in melk- en zuivelproducten
in Nederland, inzake de melkvoorziening van
ons land.
De heer v. d. Kooy was van meening, dat er
geen distributie van melk zal komen, tenzij door
allerlei omstandigheden het verbruik zoo groot
zou worden, dat slechts door een distributie
regeling een billijke verdeeling wordt gewaar
borgd.
De geruchten, dat volle melk door tapte melk
zou worden vervangen, achtte de heer v. d. Kooy
echter uit de lucht gegrepen.
De melkprijzen zullen zich ongetwijfeld op
hetzelfde niveau als voorgaande jaren bewegen.
Zooals altijd zal de melkprijs ook nu in het
najaar resp. met één of twee cent de hoogte
ingaan. Maar hier ligt niets verontrustends m
daar dit ieder jaar voorkomt. Trouwens, in het
voorjaar gaat dit percentage er weer af.
Dat de melkprijs aan een extra verhooging
onderworpen zou zijn, is niet te verwachten.
Het vervoer is al tamelijk goed geregeld. Wa
ren er in het begin enkele moeilijkheden te
overwinnen, thans is voor een geregelden aan
voer naar de productie-centra gezorgd. Er
wordt zoo economisch mogelijk gereden, waar
toe het melkwinningsgebied in rayons is ver
deeld.
Onze boterproductie, aldus de heer Van der
Kooy, bedroeg in 1939 honderd-en-acht millioen
K.G. Hiefvan werd vijftig millioen K.G. in Ne
derland verbruikt, terwijl de overige acht-en-
vijftig millioen werd uitgevoerd en wel in hoofd
zaak naar Engeland. Daarnaast namen Duitsch
land en België ook nog wat boter van ons af
Door de thans geldende distributie-regeling
ligt het voor de hand, dat er in ons land meer
roomboter voor de consumptie bestemd is.
Dat dit uiteindelijk zou leiden tot een boter-
tekort is vrijwel uitgesloten, daar toch altijd een
afzetgebied gezocht moet worden voor de boter,
die anders naar Engeland gaat.
Wat de gecondenseerde melk betreft, is het te
verwachten, dat deze eerlang weer vrij zal wor
den gegeven. Men wenschte echter eerst de aan
de fabrieken aanwezige voorraden op te nemen.
Groote invloed van het afslachten van vee
op de melkproductie is niet te verwachten, daar
de goede melkkoeien vanzelfsprekend r.iet wor
den geslacht. Zij zijn van te groote beteekenis
voor de melkopbrengst.
Zeer zeker zal er ook voldoende wintervoer
voor de koeien zijn.
De boeren, die zelfs het grootste belang heb
ben bij een mooie melkopbrengst, hebben er
ongetwijfeld voor gezorgd, dat zij voldoende
voedsel in voorraad hebben. De meesten hebben
er rekening mede gehouden, dat -waarschijnlijk
niet voor Februari krachtvoer zal worden ver
strekt.
Ten slotte verklaarde de heer Van der Kooy,
dat er voldoende consumptiemelk beschikbaar
zal blijven. Ook bij de industrie-melk zal dit wel
het geval zijn, maar in ieder geval bij de con
sumptie-melk, daar, mocht hier de opbrengst
maar even haperen, de boeren, die voor de in
dustrie-melk zorgen, dan consumptie-melkers
zouden worden.
In tegenwoordigheid van talrijke vertegen
woordigers van het handels- en zakenleven is
Donderdag de noodbeurs te Winschoten ge
opend.
Nadat de heer Van Oversteeg als vertegen
woordiger van de Groningsche noodbeurs, die
ook deze beurs heeft georganiseerd, een in
leidend woord had gesproken, hield burgemees
ter mr. A. J. Romijn een toespraak.
In totaal waren er 150 standhouders.
Voor het tijdvak van 1 September 1940 tot
1 September 1941 is weder benoemd tot assis
tente aan de Landbouwhoogeschool te Wagenin-
gen mej. ir. E. Krijthe, aldaar.
„Hartelijk dank
„uit naam van alle
„leden der groote
„hondenfamilie
„voor het trapje op
„uw voetrem, zoodat
„het leven van een
„mijner, jomi erg
„roekelooze, neven
„niet voort ij dig
„wordt afgesneden."
In het Verordeningenblad is opgenomen
een verordening van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied no
pens maatregelen ten aanzien van de be
zoldiging van militair en burgerlijk perso
neel der voormalige Nederlandsche zee- en
landmacht.
Hierbij wordt het hooid van het afwikke
lingsbureau van het departement van Defensie
gemachtigd, na verkregen instemming van den
secretaris-generaal van het department van
Finftnciën en, voor zooveel noooig, van den
secretaris-generaal van het departement van
Binnenlandsche Zaken, voorzieningen te tref
fen nopens de bezoldiging, het wachtgeld en
het pensioen van het militaire personeel van
de voormalige Nederlandsche zee- en landmacht
en nopens de verzorging van hun nabestaanden.
Voorts wordt het hoofd van het afwikkelings
bureau gemachtigd voorzieningen te treffen no
pens de schadeloosstelling van in dienst van
de voormalige Nederlandsche zee- en landmacht
gebezigde burgerwerkkrachten, die in en door
dien dienst lichamelijk letsel hebben bekomen,
zoomede nopens de verzorging van hun nabe
staanden.
Op grond van bovengenoemde verordening
heeft het hoofd van het afwikkelingsbureau het
volgende bepaald.
Artikel 1.
(1). In artikel 72 van de Bevorderingswet
voor de landmacht. 1902. worden na het eerste
lid de volgende vier leden ingevoegd;
„2. Indien een officier, die op nonactiviteit
is gesteld, op grond van het bepaalde bij arti
kel 70, onder 2., 3., 4., 5., of 6., inkomsten geniet
of gaat genieten uit of in verband met arbeid
of bedrijf, ter hand genomen met ingang van
of na den dag, waarop de nonactiviteit is in
gegaan, wordt, indien de nonactiviteits-bezoldi-
ging, vermeerderd met de aldus over eenig
kalenderjaar verkregen inkomsten, zou over
schrijden het bedrag van de activiteits-bezoldi-
ging, de nonactiviteits-bezoldiging met het be
drag dier overschrijding verminderd.
3. Het in het tweede lid bepaalde vindt over
eenkomstige toepassing ten aanzien van inkom
sten, verkregen uit of in verband met arbeid of
bedrijf, welke geacht moet worden te zijn ter
hand genomen gedurende verlof, voorafgaande
aan de nonactiviteit.
4. Wanneer een op nonactiviteit gesteld of
ficier inkomsten geniet uit of in verband «net
arbeid of bedrijf, ter hand genomen voor den
dag, waarop de nonactiviteit, c.q. het verlof
bedoeld in het tweede en derde lid, is ingegaaa
en deze inkomsten zijn vermeerderd, zijn ten
aanzien van de vermeerdering de bepalingen
van dit artikel van overeenkomstige toepas
sing.
5. Een vermindering, als in het tweede, der
de en vierde lid bedoeld, wordt voorloopig
maandelijks en definitief na afloop van het
kalenderjaar vastgesteld".
Artikel 2.
De voor militairen beneden den rang van of
ficier gestelde minimum-pensioengr»ndslag,
bedoeld in het 6de lid van artikel 14 der Pen
sioenwet voor de Zeemacht in het 6e lid van
artikel 14 der Pensioenwet voor de Landmacht,
in het 5de lid van artikel 14 der Pensioenwet
voor het personeel der Koninklijke Marme
reserve en in het 6de lid van artikel 14 der
Pensioenwet voor 't Reservepersoneel der Land
macht wordt, indien het recht op pensioen be
rust op het bepaalde in punt 2. van artikel 2
der hiervoren aangehaalde wetten, dan wel in
artikel 2 der Pensioenwet voor de vrijwilligers
bij den Landstorm, voor de militairen of de ge
wezen militairen beneden den rang van officier,
die op of na 1 April 1939 in werkelijken dienst
zijn gekomen, gesteld op niet minder dan dui
zend gulden.
Artikel 3.
(1). Aan de op of na 1 April 1939 te werk
gestelde burgerwerkkrachten, wier diensten ten
behoeve van den Nederlandschen militairen
dienst werden gevorderd, wordt, indien zij in
en door of gedeeltelijk in en door de van hen
gevorderde diensten arbeidsongeschikt zijn ge
worden, ten laste van het rijk een schadeloos
stelling toegekend naar dezelfde regelen en
maatstaven als die, waarop krachtens de land
macht voor dienstplichtigen der landmacht
recht bestaat op toekenning van invaliditeits
pensioen.
(2). De in de arikelen 36 en 37 der voor
melde wet nader aangegeven betrekkingen van
vorenbedoelde burgerwerkkrachten, die tenge
volge van een der oorzaken, als in de voor
gaande alinea nader aangeduid, het leven heb
ben verloren of komen te overlijden, wordt, me
de ten laste van het rijk, een schadeloosstelling
toegekend naar dezelfde regelen en maatstaven
als die, waarop krachtens de Pensioenwet voor
de Landmacht voor de nagelaten betrekkingen
van dienstplichtigen recht op toekenning van
pensioen bestaat.
(3). De bepalingen der hiervoren meer aan
gehaalde wet, alsmede de uitvoeringsbepalingen
dier wet, zijn in daartoe leidend geval ten deze
van overeenkomstige toepassing, zulks met in
achtneming van het bepaalde in artikel 2.
Artikel 4.
Dit besluit treedt heden in werking, voorzoo
ver betreft de artikelen 2 en 3 met terugwer
kende kracht op 1 April 1939.
Nadruk verboden
21
Holiday vond de positie waarin hij zich be
vond niet alleen hoogst onaangenaam, doch ook
vrij belachelijk. Hoe kon zijn tegenwoordig
heid in 's hemelsnaam eenig nut hebben? Niet
temin kwam thij vlak voor het bed staan.
„Buig u wat voorover, mijnheer Holiday,"
Verzocht Ursula Grove. Haar stem was heel
zwak, en hij kon de woorden ternauwernood
verstaan.
Haar oogen brandden als kolen vuur.
Zijn tegenzin overwinnend, deed de bezoeker
Wat van hem verlangd werd.
„Luister aandachtig naar het geen ik u te zeg
gen heb, mijnheer Holiday.... U is op het
randje van den dood."
Was de vrouw krankzinnig? Op het randje
Van den dood. Stond hij op het randje van den
dood? Ze ijlde natuurlijk en ze had het alleen
over zichzelf, dat kon niet; anders.
„Ik veronderstel dat u over het boek met me
*ilt praten, juffrouw Grove." Hij besloot haar
Vorige woorden te negeeren.
„Ik zeg u toch dat u op het randje van den
dood is
Terwijl hij haar aanstaarde, bracht de vrouw
haar armen in de hoogteDeze sloten zich
om zijn hals. Hij trachtte ze los te maken, doch
ze omklemden hem als ijzeren haken. En déze
vrouw was stervende
Stervende! Het was een poppenkast, niets
anders, en alles werd in scène gezet om hem in
een valstrik te lokken. Het was een gebaar van
den vijandvan den vijand, dien hij zich op
den hals had gehaald door het meisje uit den
Blauwen Trein te helpen. Wellicht was Staden-
field er wel bij betrokken.
Wie kon die vervloekte vrouw wezen? En toen
werd hem ineens een blinddoek van de oogen
gerukt: hij herinnerde het zich.... Terwijl hij
mét Traill dien bewusten avond in „The Ber
keley" zat, was ze in gezelschap van Aubrey
Stadenfield langs hem heen gewandeld. Het
was hem nu duidelijk waarom ze bij de begrafe
nis een sluier had gedragen: ze was bang- ge
weest dat hij haar zou herkennen.
En wie was die dokter?
Eensklaps werd een harde lach achter hem
gehoord. Was die zoogenaamde medicus met zijn
zachte, kalme manieren óók een misdadiger?
Het gelukte hem zich uit den greep van die
ijzeren vingers los te maken. Doch terwijl dit
gebeurde, ontdekte hij een wolk welke uit een
klein sproeifleschje opsteeg.... en waardoor
hem bijna de adem werd benomen. Vaag onder
scheidde hij nog den „dokter." die op enkele
passen van hem verwijderd stond, en die het
sproeiertje in beweging bracht..#.
Hij zag dat er een afschuwelijke uitdrukking
in zijn oogen verscheen en toen scheen hij het
bewustzijn te verliezen. Iets wat doodelijker was
dan de greep van de vrouw, ontnam hem de
macht tot ademhalen.
„Ik denk dat dit wel voldoende is," hoorde hij
den man met het sproeiertje zeggenAls
vanuit de verte drong de lach van de vrouw nog
tot hem door en daarna verloor hij het bewust
zijn.
HOOFDSTUK XII
De bewaker
Valerie Insall was ongerust. Weliswaar had ze
al genoeg in haar leven ondervonden, waarover
ze zich angstig had moeten maken, doch nu was
er nog een feit bijgekomen waarover ze voort
durend tobde.
Na dien bewusten ochtend in Peter Traill's
flat had haar geweten haar voortdurend ge
kweld. Ze had van de gelegenheid, die zich
plotseling had aangeboden, gebruik dienen te
maken: ze had met Holiday moeten spreken.
Twee redenen weerhielden haar evenwel daar
van. Ten eerste de uitdrukking, welke er op zijn
gezicht had gelegen. Holiday had haar met een
dusdanigen blik van minachting opgenomen,
dat de herinnering hieraan haar nog telkens
het heete bloed naar de slapen joeg. Hoe durfde
hij? Wélt had ze gedaan?
De tweede reden was belangrijker. Ze had
Traill haar belofte geschonken. Holiday niet te
zullen toestaan zich verder in de zaak te men
gen. Ze was er echter van overtuigd, dat Holi
day maar al te blij was geweest, indien hij zich
in gevaar had kunnen begeven. Oh, ja, ze was
er zeker van. Ongetwijfeld had Traill gelijk ge
had: Holiday moest buiten de heele geschiede
nis worden gehouden. Om te beginnen betrof '1
hier een volkomen persoonlijke kwestie en ver
der diende hij tegen zichzelf beschermd te wor
den.
Maar en dit was eht punt, warover ze zich
de bitterste zelfverwijten maakte waar Holi
day bewezen had zulk een sportsman te wezen,
had hij in ieder geval recht op dankbaarheid.
En het eenige wat ze gedaan had was hem als
een vreemdeling op te nemen. Kon er grooter
ondankbaarheid bestaan?
Deze gedachten baarden haar vrijwel evenvee!
zorgen als de blik van minachting, dien ze in
Holiday's oogen had ontdekt.
Dien morgen in de flat had ze Peter Traili
opnieuw beloofd dat ze Holiday volkomen uit
haar leven zou verbannen, en ze hem nimmer
meer zou ontmoeten of schrijven.
„Ik veronderstel echter voor geen oogenblik
dat je een van tweeën wilt doen," had Traill na
dit verzoek te kennen gegeven. „Bovendien
staat Holiday vrij onverschillig tegenover vrou
wen, hoe behoorlijk en charmant ze ook mogen
wezen. We dienen hem er niettemin buiten te
houden. Hij heeft al éénmaal zijn leven op hel
spel gezet en dat moet voldoende wezen. En wat
dankbetuigingen aangaat, Bishop en ik hebben
hem al verzekerd dat we hem ten zeerste ver
plicht waren voor hetgeen hij deed."
„Ik vind dat dit niet voldoende is," had ze op
gemerkt. „Stel je eens voor dat ik hem toeval
lig zou ontmoeten? Moet ik hem dan negee
ren?"
Het was haar voorgekomen dat Traill verme
den had een regelrecht antwoord op die vraag
te geven.
„De mogelijkheid is vrijwel uitgesloten dat je
hem toevallig zou ontmoeten," zei hij. „Hij is
bijzonder rusteloos en blijft nooit lang in een
zelfde stad. Drie kwart van het jaar zit hij in
't buitenland. En wat zou je er nu van zeggen
als we eens over iets anders praatten dan Holi
day, hoe interessant hij ook moge wezen."
Hoe duidelijk herinnerde zij zich dat gesprek.
Zij had met Peter voor het haardvuur gezeten.
Een ontbijttafel op wielen stond niet ver van
hen verwijderd. Traill had zijn hand op naar
arm gelegd.
„ValerieHet is verrukkelijk je terug te
zien," zei hij heesch. „Oh, mijn beste.
Het oogenblik dat ze zoozeer gevreesd had,
was aangebroken.
„Peteralsjeblieft," stamelde ze verward.
Onmiddellijk had hij haar hand losgelaten.
„,Je wilt me nooit atohooren, Val. Begrijp Je
dan niet, hoeveel ik van je houd?"
„Ja," had ze gezegd, „en je weet ook wat ik
je altijd heb geantwoord: „Wacht!"
Er was een sombere uitdrukking in zijn ooger
verschenen.
„Ik heb nooit veel vertrouwen in .die theorie
gehad. Als je me nu niet liefhebt, Val, dan zal
dat wel nooit gebeuren. Wanneer men werkelijk
van iemand houdt, dan is er geen twijfel moge
lijk. De eenige troost dien ik heb is dat er geen
man bestaat, op wien je gesteld bent. Of is dat
misschien wèl zoo?"
„Nee, Péter, er is niemand anders. Ik geloof
niet dat die ooit in mijn leven zal komen, want
ik behoor niet tot het type vrouw dat harts
tochtelijk kan liefhebben."
„Nonsens!!" riep hij ongeduldig uit, „je bent
als het ware voor de liefde van een man gescha
pen. Het is al te dwaas om iets anders te ver
onderstellen. Den een of anderen dag zal het
gebeuren. Eens zul je een man liefhebben; daar
van ben ik overtuigd."
Diep in haar hart wist ze dat zelf maar al te
goed. Die overtuiging was als een bliksemflits
tot haar doorgedrongen en het was overweldi
gend geweest. Nog geen minuut tevoren had ze
iets te kennen gegeven wat ze ernstig en eerlijk
als de waarheid beschouwde: en nu wist ze.
dat ze gelogen had. Het was een onschuldige
onwaarheid geweest, dat was waar. maar toch
had dit feit haar een blos van schaamte naar
de wangen gejaagd. Peter Traill had diep ge
zucht terwijl hij haar aankeek.
„Je weet heel goed dat hetgeen ik zei waar
is," merkte hij op, en hierop had ze geen ant-
wóord kunnen geven.
(Wórdt vervolgd.)