Hoe men in Engeland reageerde
op den tocht naar Chatham
In tijd van oorlog
Engeland maakt
zijn testament
<Kdv&thaal
van den
f
Achtergrond van een liefdeshistorie
NOTITIES IN DAGBOEK
VAN SAMUEL PEPYS
Hij beleedigde haar; zij
verdedigde hem!
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940
Vrees Voor inval der
Hollanders
KARL MEGERLE:
PI ETER VAN DER MEER DE
WALCHEREN
Zijn zestigste verjaardag
Stuurt vroeg om den dokter!
Correspendenticbureau Nederl.
Roode Kruis
Bij den
overweg
Van je vrienden enz
De Jourier controleert of er niets ontbreekt aan de goederen vim de
verlofgangers van de landmacht beneden den rang van adjudant
onderofficier, die thans hun militaire kleeding en uitrusting moeten
inleveren (Foto Pax-Holland)
Sinds Willem de Veroveraar,
dus in zeven eeuwen tijds, heeft
geen vreemde Soldaat voet op En-
gelands bodem gezet," heeft men
Zelfs in meer dan een Nederland-
sche beschouwing over de huidige
phase van den strijd tusschen
Duitschland en Engeland kunnen
lezen. Het is wel merkwaardig, dat
eenvoudig vergeten wordt, dat wij
Nederlanders zélf, in 1667, tijdens
de Ruyters vermaarden tocht naar
Chatham, Engeland in eigen huis
hebben bestookt, en hoe!
In dat jaar 1667 leefde in Engeland Samuel
Pepys, die het tot hooggeplaatst ambtenaar bij
de Britsche admiraliteit bracht. Deze Engelsch-
than schreef in de jaren 16601669 een dag-
hoek in geheimschrift, dat later ontcijferd en
daarmee op slag beroemd is geworden en wei
bm Pepeys visie op de toestanden in het Enge
land van zijn tijd, bij de Britsche vloot dier
dagen en in het bijzonder ook op den tweeden
Engelschen oorlog! waarin de tocht naar
Chatham viel. Het dagboek werd ook populair.
°mdat Pepys zich geen enkele beperking op
legde waar het gold zoowel zijn eigen hebbe
lijkheden als die van zijn tijdgenooten aan de
kaak te stellen. De inhoud van het dagboek-
lh geheimschrift bijgehouden, zou immers
dooit aan iemand bekend worden.
In het Nederlandsch is van dit dagboek
een bewerking verschenen van de hand van
J. C. Mollema (getiteld „Samuel Pepys in
woelige dagen". Uitgave N.V. Tjeenk Willink
en Zn., N.V. Haarlem). Het is wellicht in
teressant voor onze lezers om in dit sta
dium van den oorlog eens te vernemen,
hoe men destijds m Engeland reageerde op
den inval der Hollanders. Wij ontleenen
daarom aan dit werk m chronologische
volgorde de dagboeknotities, die Samuel
Pepys aan den tocht naar Chattam in
voorjaar en zomer van 1667 wijdde.
24 Februari 1667 Gisteren 34 jaar gewor
den in goede gezondheid en met tevreden ge
moed. Hoorde nu weer, dat de Hollanders (voor
6e vredesonderhandelingen) inplaats van Den
Haag, 's Hertogenbosch, Breda, Bergen op
2oom of Maastricht) voorgesteld. Bij de Hol
landers ookalles in de war, zoodat ook zij
hiet in staat, dit seizoen een vloot uit te rusten.
28 Februari Sir J. Minnes mij verteld, dat
de Hollanders spotliedjes zingen over onze
bede om vrede, wat wel had verwacht, maar
toch hinderlijk.
4 Maart De Hollanders eischen afschaf-
fing van het vlaggensaluut vóór zij onderhan
delen willen, wat wel een schandaal zou zijn.
hjdien daarin ooit toegeven. Zij treffen gewel
dige toebereidselen, maar sukkelen aan men-
sohengebrek.
6 Maart Alles in het werk gesteld Sheer-
hcss en Portsmouth te versterken en garnizoe-
hen in de zeeplaatsen gelegd, waaruit wel groote
vrees voor een inval blijkt. Ja, de hertog ver
dacht een blokkade van de Theems en ons
geïnstrueerd, alle hier gestationneerde schepen
haar veiliger plaatsen te zenden. De kolen
bazend duur bij deze late koude, 4 per chal
dron (13 H.L.. Het mud kostte dus f3.69, een
enorme'^irijs voor dien tijd*
17 Maart De hertog op reis naar Harwich
voor den aanleg van de kustfortificatie; zullen
dit jaar dus slechts in het defensief zijn, maar
°nze smaldeelen zullen de Hollandsche koop-
wardij bestoken benoorden Schotland. Volgens
5ir G. Carteret deze methode een onding, maar
hioeten wel door gebrek aan geld.
23 Maart Sir W. Penn terug van Chatham,
waar de verdediging van de Medway georgani-
s®erd door een ketting over de rivier te span-
hon met kanonneerbooten er achter. Gelukkig
°ok vernomen, dat het wel vrede worden zal,
^ant Breda als plaats van onderhandeling
Vastgesteld. Thuis uit mijn humeur over Lucy
°hze keukenmeid, die sinds gisteren stom
dronken.
24 Maart In commissie met den koning
en den hertog, ter bespreking van de verde
diging van Harwich, de Medway en Ports
mouth; geen mensch zich geschaamd over
bhze passieve politiek. Orders voor de artillerie
°m zoo onopvallend mogelijk geschut aan te
Voeren, opdat onze bewegingen niet in de Hol
landsche gazette komen, zooals onlangs, toen
®en week na de inspectie van Sheerness door
den hertog, de Haarlemmer Courant zulks al
Vermeldde. Heb mijn vletterman vandaag per
missie gegeven, mijn vaste jol te laten verven
en er mijn wapen op te schilderen.
1 April Volgens Sir W. Coventry absoluut
onmogelijk dit jaar een vloot in zee te bren
gen; zuilen spoedig merken, hoe luttel onze
bapersmaldeelen kunnen uitrichten.
4 April Moest den hertog van Albemarle
Wpporteeren over de desertie van zeesoldaten
Van Harman's eskader. Hoe diep treurig, wij
'bet zoo weinig scheepvaart, geen mannen kun-
"eh krijgen en de zeelui zich verstoppen, want
Bezworen, zij zich niet zonder gage af willen
^len slachten.
22 April Gisteren een stukje grond be
falten om er een stal en koetshuis op te laten
bouwen, want meer mij de luxe van eigen rij-
'ulg nu te mogen permitteeren en eigenlijk niet
fiWger in huurrijtuigen te kunnen zitten. Sir
W. Coventry vandaag zeer optimist over de
Vbedeskansen, omdat de koning van Frankrijk
Been vloot uitrust en zijn handen vol aan
v'aanderen. Onze gezanten vertrokken Van
fhdere zijde gehoord, de vrede nu zeker. Zullen
b® Spanjaarden niet helpen tegen Frankrijk
'als Lodewijk XIV Vlaanderen, toen nog
bpaansch bezit, zou binnenvallen), oorlogs
chatting zal niet betaald worden, maar zullen
fpdOe-Roen niet krijgen (een eiland bij den
Vrede van Westminster, na den eersten Engel
sen oorlog, door Holland aan Engeland afge-
f'aan, doch niet geleverd). Mooi verhaal over
ffn koning gehoord. Z. M. aanmerking ge-
dWakt, er geen papier voor hem in de raad-
aal was klaar gelegd, maar de verantwoorde-
'■Ife klerk geantwoord, hij reeds zijn heele be-
400 aam schrijfbehoeften voorgeschoten
eh niet langer papier op de pof kan leveren.
26 April Positief nieuws binnengekomen,
dat de Hollanders met 24 groote schepen op
"dze kust verschenen. Denk den laatsten tijd
e®ds meer over de aanschaffing van een eigen
*aros.
3 Mei Het goede nieuws vernomen, dat de
handsche vloot, op onze kusten kruisend om
Admiraal de Ruyter, de held van Chatham
koopvaarders te onderscheppen, deze misgeloo-
pen, maar nu voor de Filth of Forth, deiiKelijk
om de Schotsche kapers binnen te houden.
5 Mei Sir W. Coventry mij verteld, dat dc
Hollanders 450 schoten op Burntisland in d?
Firth of Forth gelost, doch zonder schade aan
te richten, afgetrokken.
11 Mei Vandaag besloten het perceeltje
grond achter Sir W. Penn's huis te huren voor
mijn stal, wamt uitgecijferd, mij huurkoetsen
duurder uitkomen en bovendien niet passen
bij mijn rang. Mijn vrouw, die zich gekapt met
valsche blonde krui'en, scène gemaakt, God's
naam ijdelijk gebruikend waarvoor Hem
vergeving vraag en mijn vuisten ballend,
geschreeuwd, ik zulke schaamteloosheid niet
dulden zal, en zonder souper naar bed.
15 Mei Sir W. Batten mij verteld, dat onze
ambassadeurs in Vlissimgen en Breda slecht
ontvangen en zich met een ongemeubileerd huis
tevreden moesten stellen.
16 Mei Mijn informatie van gisteren niet
correct gebleken; onze gezanten integendeel
met groote hoffelijkheid verwelkomd.
20 Mei Vanochtend in de Swan, stoeiend
met het nichtje van den waard, haar oom
plotseling binnengekomen en het lieve kind
gesnapt met haar halsfichu af, maar heeft er
gelukkig om gelachen. De vrede staat weer
wankel; een van de kapiteins, die de gezan
ten overgebracht, beweerd, de Hollandsche zee
lui de onze tartten en voor Engelsche honden
gescholden en mopperden tegen een vrede
Overigens wenschen de kleine luiden het einde
van den oorlog, maar de grooten niet.
3 Juni In Deptford geruchten, dat de Hol
landers met 80 oorlogsschepen en 20 branders
buitengaats, en de Franschen met 20 schepen
en 5 branders in het Kanaal, terwijl wij geen
schip in zee!
4 Juni Het huren van grond voor mijn stal
mislukt, maar misschien maar heel goed ook,
nu de Hollanders en Franschen buiten zijn en
wij nog in wanorde.
5 Juni Harden wind vannacht en vandaag,
waardoor hoop, de vijand averij gekregen. Van
middag rapport van den kapitein der Happy
Return, op weg met den Portugeeschen gezant
naar Holland, dat de equipage dienst gewei
gerd tot haar gage betaald; een treurige toe
stand met den vijand op de kust..
8 Juni Op kantoor het schokkend nieuws
vernomen, dat de Hollanders met een vloot
van 80 schepen voor Harwich gekomen, en in
Bethnal Green den heelen dag den donder van
het geschut gehoord Thuis uitstekend gegeten,
een Fransche ham, met duiven gekookt. Na
tafel bericht, de Hollanders Harwich verlieten
zonder iets uit te richten. Algemeene mobili
satie op de kust.
9 Juni Lord Berkeley, de hertog van
Monmouth en talrijke jonge „hectors" op weg
naar Harwich; zullen weinig meer uitrichten
dan het debaucheeren der meisjes uit de buurt.
Thuis gegeten; 's avonds, bij heerlijk weer
wezen spelevaren op de rivier. Thuis orders ge
vonden om branders uit te rusten tegen de
Hollanders.
(Van onzen Berlijnschen correspondent)
Voor de tweede maal beleefde men te Berlijn
in tijd van oorlog de officieele opening van de
Winterhulp. Zooals gebruikelijk vond ook dit
maal deze samenkomst in het voor de partij
historisch geworden Sportpalast in de Pots-
damerstrasse plaats. In deze enorme ruimte
hebben Hitler, dr. Goebbels, Hermann Göring,
Rudolf Hess en tallooze andere vooraanstaande
figuren uit de nationaal-socialistische beweging
het woord gevoerd in de dagen, toen de strijd
om de macht in vollen gang was. Het was toen
niet ongevaarlijk om zulke vergaderingen bij te
wonen, want men moest ten eerste door een
cordon van politie en zich grondig legitimeeren,
wanneer men naar binnen wilde komen en bo
vendien moest men rekening houden met de
monstraties van de tegenpartij. Ook thans moet
de weg naar het Sportpalast vrij gehouden wor
den door de Schupo, maar uit heel andere over
wegingen. De enorme vergaderzaal met zijn
breede galerijen kan hoogstens tienduizend
luisteraars bevatten, maar wanneer er op het
allerlaatste nippertje we leven nu eenmaal
in tijd van oorlog bekend gemaakt wordt, dat
vooraanstaande mannen der beweging en dan
nog wel de Führer persoonlijk het woord zul
len voeren, willen duizenden anderen daar ook
bij tegenwoordig zijn of zulk een gebeurtenis
althans van dichtbij meemaken. Door het op
stellen van luidsprekers komt men aan dezen
wensch van het volk tegemoet en voorzoover de
tijdsomstandigheden zulks gedogen, wordt aan
iedereen de mogelijkheid geboden, van dichtbij
of uit de verte te luisteren naar wat er gezegd
wordt.
Dr. Joseph Goebbels is de geboren volksrede
naar. Hij beheerscht zijn taal volkomen, heeft
een zware, sonore stem en weet een nuchter
verslag over een door en door zakelijk thema
zoo pakkend te formuleeren, dat de zaal weldra
davert van applaus of gelach. Het was dan ook
geen wonder, dat hij bij de „Machtübernahme"
in 1933 geplaatst werd in een voor die dagen
geheel nieuwe functie, minister van Volksvoor
lichting en Propaganda. Deze ministerieele taak
is als het ware een voortzetting van de taak,
welke hij niet zonder levensgevaar ruim
twintig jaar geleden als groote onbekende begon
nen is.
Maar ditmaal was zijn uitvoerig verslag over
het practisch resultaat van de Winterhulp in
het eerste oorlogsjaar slechts een inleiding.
Want na hem zou Adolf Hitler het woord voeren
en in tijd van oorlog is dat een zeldzaamheid
geworden. Men leest in de kranten en men hoort
per radio, waar de Führer zich ophoudt, meestal
dicht bij het front, temidden van zijn soldaten
en wanneer hij zoo nu en dan naar de Rijks
hoofdstad komt, dan is dat slechts voor het
BERLIJN, 10 Sept. (D.N.B.) „Engeland
maakt zijn testament", zoo schrijft Karl Meger-
le in de Boersenzeitung als opschrift boven
een artikel, dat betrekking heeft op de die
pere beteekenis van den Engelsch-Amerikaan-
schen ruil, waarbij oude bezittingen tegen oude
torpedojagers worden uitgewisseld.
Megerle schrijft o.m.: Als grootste wereld
macht heeft Engeland aan het Rijk den oorlog
verklaard. Als leider van een coalitie, die be
sliste over het lot van zijn bondgenooten, w'ilde
het Europa zijn wil opdringen.
Als staat in de bescherming der V.S. moet
het thans documenten onderteekenen, die zijn
afdanking inhouden. Want. hoe ook de ge
heime en geheimste overeenkomsten tusschen
Churchill en Roosevelt er uitzien, zij veronder
stellen alle niet de overwinning, maar de totale
nederlaag, het prijsgeven van het moederland
Engeland moet thans een positie, ondergeschikt
aan die van de Vereenigde Staten, aanvaarden
De politiek, die Adolf Hitler Engeland aanbood,
zou Engeland de handen en den rug hebben
vrijgemaakt om zich geheel aan de ontwikke
ling en beveiliging van het Empire te wijder.
De politiek, die Churchill gekozen heeft, ein
digt met de zelfvernietiging van het wereldrijK.
Het Engelsche moederland is in de uitgewissel
de mondelinge en schriftelijke overeenkomsten
reeds prijsgegeven. Zonder het moederland ech-
tei is het wereldrijk een holle noot.
Amerika is de erfgenaam. De dollar trium-
feert over het pond. De Britsche saldi stroo
men in de Amerikaansche kassen. Op de Brit
sche nederlaag bestudeert de Amerikaansche
weermacht de modernste wapens en methoden.
Engeland financiert de moderniseering van de
Amerikaansche oorlogsindustrie. In afwezigheid
van de Engelsche schepen en kooplieden maker,
de V.S. zich meester van de markten. Op het
zwaarste oogenblik van Engeland schakelen df
afdoen van dringende aangelegenheden. Nage
noeg de eenige kans, die er bestaat om naar hem
te luisteren, is het bijeenroepen van den Rijks
dag, maar ook dit is een groote zeldzaamheid
geworden.
Tijdens de laatste Rijksdagzitting in het Wal-
lot-Huis hoorden wij Hitier spreken over de
prestaties der frontsoldaten, over de behaalde
militaire successen binnen enkele maanden tijds.
In het Sportpalast legde hij den nadruk op de
offervaardigheid van hen, die in de „Heimat",
in hun vaderland gebleven zijn en daar hun taak
met groote toewijding vervullen. Het is deze
eenheid, deze saamhoorigheid van de militaire
en de civiele bevolking, welke in tijd van oorlog
van enorm belang geacht dient te worden. Zoo
alleen is het te verklaren, dat Duitschland tot-
dusver uit eiken strijd als overwinnaar kon
terugkeeren. En met zijn Führer twijfelt het
Duitsche volk er geen oogenbUk aan, dat het
zoo verder zal gaan, totdat de definitieve eind
overwinning behaald zal zijn.
Totnogtoe wordt men trouwens door de feiten
in het gelijk gesteld. Hoorde men in het begin
van den oorlog niet alom beweren, dat de tijd
tegen Duitschland werkte? Het optimisme in
Frankrijk en Engeland was algemeen en dat
werkte aanstekelijk op de kleinere landen. Men
bleef krampachtig vasthouden aan zijn aan
vankelijke verwachtingen, ook toen deze allang
door de feiten achterhaald waren. In een van
zijn eerste redevoeringen na den wapenstilstand
tusschen Frankrijk en Duitschland hoorden wij
den grijzen maarschalk Pétain aan de radio de
frappante opmerking maken: „Wij hebben den
oorlog van 1914 gevoerd en niet dien van 1940!"
Hij wilde daarmede waarschijnlijk zeggen: wij
leefden met onze gedachten nog tezeer in den
toenmaligen en helaas niet in den huidigen tijd
Leest men in de Duitsche pers de breedvoerige
berichten over de stemming en den algemeenen
toestand in Groot-Brittannië, dan krijgt men
den pijnlijken indruk, dat daar thans ongeveer
dezelfde fout begaan wordt. Men hecht er nog
steeds een te groote beteekenis aan zijn eigen
prestaties in de jaren van 1914/18, men wil niet
openlijk toegeven, dat de strijd in Noorwegen
op een jammerlijke mislukking is uitgeloopen,
men schijnt te overzieh, dat de rollen sinds
eenige weken zijn omgekeerd: Duitschland heeft
niet langer te lijden onder de beruchte Engelsche
blokkade, maar Engeland gaat steeds meer aan
den lijve ondervinden, wat een militaire omsin
geling beteekent.
Maar met dit al hoopt toch iedereen op een
snel verloop van den steeds heftiger worden
den strijd en het wil ons toeschijnen, dat Hitier
in het Sportpalast met zijn felle aanvallen op
Duitschlands „laatsten tegenstander" zijn volk
een riem onder het hart wilde steken. En wan
neer de Britten voortgaan met hun nachtelijke
luchtaanvallen op Berlijn, dan zullen de Duit
sche tegenaanvallen nog scherper worden dan
totdusver, want alle vijandelijke dreigementen
worden van Duitsche zijde met daden beant
woord
V.S. zonder valsch medelijden uiterst waarde
vol koloniaal bezit in hun machtssfeer in en
verzekeren zich de uitlevering van de Engel
sche vloot. Amerika heeft goede zaken gedaan
Aangezien Duitschland aan de overzijde geen
territoriaal, politiek of militair belang heeft,
kunnen wij bij de dingen, die aan de overzij
tusschen de Angelsaksen zich afspelen, gelaten
toezien.
Mocht echter Engeland tot vliegtuigmoe
derschip of invalspoort bestemd zijn voor
aan deze ruimte vreemde machten tegen
Europa, dan zou het eerst recht met on
verbiddelijke hardheid ter neder moeten
worden gew'orpen en in deze functie worden
vernield.
De politiek van Roosevelt neemt steeds snel
ler imperialistische trekken aan. Voorloopig is
hij nog bezig op het Westelijk halfrond en vele
teekenen wijzen er op, dat hij daar nog niet
klaar is. De Zuid-Amerikaansche staten zijn
bij den Engelsch-Amerikaanschen ruil gepas
seerd. Zij zullen alle krachten moeten inspan
nen om zich te handhaven. Vele onder hen
worden door de V.S. reeds als steunpunten be
schouwd.
Wanneer dit neo-imperialisme het gebie-l
van de Monroeleer overschrijdt, zal het nood
gedwongen in de andere werelddeelen proble
men opwerpen, welker oplossing men niet kan
ontgaan. Men kan niet uittrekken om in het
Europeesch en Aziatisch gebied het principe
van den status quo te verdedigen en in eigen
gebied den status quo zoo revolutionneerend
opheffen als de pachtverdragen met Engeland
doen, tenzij men dezelfde dwaling mocht be
gaan als Engeland en aanspraak zoü maken op
wereldpolitieke altegenwoordigheid.
Of men in Washington dit voornemen heeft,
ka,n alleen de toekomst leeren. Bekendmaking
van deze aanspraken zou beteekenen, dat de
Vereenigde Staten van de Britsche erfenis niet
alleen de saldi, maar ook de politieke schulden
willen overnemen. Dat is de beslissende kwes
tie. zij wordt door de tegen Duitschland en zijn
vrienden gerichte proclamaties en gebaren,
waarmede het overnemen van het protectoraat
over Engeland voltrokken wordt, niet beant
woord en het lot van Engeland is geen aan
moediging voor wie ook om te vervallen in de
zelfde fouten en dwalingen.
Dinsdag vierde Pieter van der Meer de Wal
cheren, de bekende katholieke schrijver, die
vooral zooveel invloed heeft gehad op de jon
gere generatie, zijn zestigsten verjaardag. Hij
heeft dezen dag in grooten eenvoud doorge
bracht. Wel kwamen verscheidene intieme
vrienden hem opzoeken en gelukwenschen in
zijn bescheiden tijdelijke woning aan de
Obrechtslaan te Bilthoven, maar van een
feestbetoon, zooals dat bij „katholieke voor
mannen" gebruikelijk is, was geen sprake. Het
zou ook ganschelijk niet in zijn geest zijn ge
weest Al heeft Van der Meer destijds veel stof
doen opwaaien in het katholieke kamp. toen hij
in „De Nieuwe Eeuw" zijn strijd voor hooger
cultuurleven begon, hijzelf zoekt het liefst de
stille beschouwelijkheid en den omgang met de
weinigen, die hem werkelijk zijn toegedaan er
hem begrijpen. De bezoekers bestonden voor
het grootste deel uit kunstenaars, die nog mid
den in dien strijd staan en niet den indruk
wekken dat ze er „zijde bij gesponnen" hebben.
De hartelijkheid was er zooveel te grooter om.
Vandaag, Woensdag, heeft de heer Gerard
Knuvelder hem namens het gevormde comité
aangeboden het eere-exemplaar van de keuze
uit het literaire werk, die bij „Het Spectrum'
te Utrecht is verschenen met een inleiding
van Knuvelder.
In verband met de benzinescliaarschte ver
zoekt het dagelljksch bestuur der Nederland-
sche maatschappij tot bevordering der ge
neeskunst, zooveel dit mogelijk is, doktersbood-
schappen vroeg in den morgen te zenden en
in elk geval vóór negen uur des morgens. De
geneeskundigen kunnen dan hun dag en dus
ook de hun toegewezen benzine zoo economisch
mogelijk indeelen.
Niet strikt noodigc boodschappen moeten in
den loop van den dag zooveel mogelijk beperkt
worden.
Het .correspondentiebureau van het Neder-
landsche Roode Kruis, thans tijrelijk geves
tigd Zwarteweg 75. Den Haag, zal met ingang
Van 13 September zijn gevestigd; Jan Pietersz.
Coenstraat 10, Den Haag.
Vrouw Sunders kwam met haar jongste kind
op den arm den tuin in dien haar man aan het
bewerken was. „Hoor ze in het dorp eens te
keer gaan, Dolf," lachte ze. „Ga je straks ook
niet eens kijken?"
„Laat ze maar kermishouden zooveel ze wil
len" zei hij, zijn schop in de aarde plantend.
„Mij zien ze er niet. Maar ga jij vanmiddag met
de kinderen. Ze moeten toch eens op het mo
lentje en koop ze dan een oliebol en een suiker-
steel of wat anders."
„Ik zou kunnen gaan als Jantje en Annie
slapen. Wat heb ik met die kleinen op de ker
mis? En vier is, dunkt mij, al genoeg in die
drukte. Als jij dan af en toe eens wilt gaan
zien, of ze nog slapen? En als jij dadelijk dan
de boomen wilt sluiten. Denk er om," waar
schuwde ze, „de trein van elf uur komt zóó
langs."
Dolf Sunders
voor zijn vrouw
als wachtster was aangesteld.
De trein denderde voorbij. „Het is druk op
den weg," zei Trees, „en die Karei Benkring
kwam straks weer in volle vaart langs. Als die
niet eens een ongeluk krijgt."
„En hij is woedend als de boomen voor zijn
neus dicht gaan. Liefst zou hij willen, dat wij
ze voor hem nog een paar seconden openlieten.
Ja, dat kan hij denken! Al is hij nog honderd
maal een burgemeesterszoon, toch zal het nooit
gebeuren. Wij wagen ons bestaan voor niemand
en zeker niet voor zoo'n dronkenlap als hij."
„Hij zal vandaag weer wel de noodige borrels
drinken. Waarom blijft hij niet op zijn eigen
dorp? Hij is ook een ruziestoker. En de politie
moest hem verbieden auto te rijden. Hij is ge
woon een wildeman en als hij dan nog maar
altijd nuchter was."
Trees begon aan haar keuken en Dolf spitte
weer verder.
Dien middag was ze met haar vier oudsten
op z'n Zondagsch gekleed in het dorp en hoe
wel in het gezin van de overwegwachtster de
beurs geen bijzondere uitgaven veroorloofde,
moesten er, nu het kermis was, toch een paar
centen af voor de kinderen en opdat Dolf ook
iets zou hebben kocht Trees onderweg een paar
fleschjes bier voor hem, die ze triomfantelijk
van onder haar schort te voorschijn haalde.
„Voor vanavond," glunderde Dolf. „Zoo heel
op mijn gemakjes en met mijn krant. Dat zal
mijn kermis zijn, Trees. Was het druk in het
dorp?"
„Schrikkelijk druk. Veel dronken boeren al
en Karei Benkring met nog een paar heeren
stellen zich aan als gekken. Ze zitten met bonte
papieren mutsen op in het molentje Als dat
vandaag maar goed afloopt! Maar ik geloof het
niet." De kinderen vertelden druk over het ge-
notene, bekeken en belikten hun suikersteel en
waren den koning te rijk.
De ouders, mee genietend van hun vreugde,
knikten elkaar glimlachend toe. Het was avond.
Dolf had zijn tuingereedschap opgeborgen, de
In Bommel voltrok zich een liefdesgeschie
denis, die misschien hi den diepsten grond een
drama, maar in ieder geval voor de rechtbank
een blijspel was. De zaak zit zoo: A. A. W.,
landbouwer, zocht omgang met juffrouw Rosa-
lina van S. Dat ging niet erg vlot en 't ergerde
W. blijkbaar. Toen is W. anonieme brieven
gaan schrijven: vijftien in getal. Juffrouw Ro-
salina deed echter of de anonymiteiten haar
niet aangingen en sprak er niet over, met nie
mand. Dat vond W. niet leuk. Hij had liever
gehad, dat Rosalina bij hem troost gezocht had
en dat zoodoende misschien de zaak in orde
zou komen. Goede raad, om het wicht met den
a&nminnigen naam aan het praten te krijgen,
was duur en dies verzon W. 'n anderen list. Hij
ging nu aan zichzelf ook anonieme brieven stu
ren en over die epistels ging hij nu op zijn
beurt troost zoeken bij juffrouw Rosalina. Zoo
zat de kwestie ineen, al luidden de ambtelijke
termen der dagvaarding dan ook iets anders.
A. A. W. miste op een en veertig jarigen leeftijd
den moed voor de balie te verschijnen. Dat ont
sloeg echter mr. Baron Speijart niet van den
plicht om de dagvaarding voor te lezen. Dit ge
rechtelijke stuk bevatte één der vijftien brie
ven en wel een der mooiste. Uiteraard is de
publicatie van dit hoogdravende epistel niet
gewenscht. Voldoende zij dat het aanving met
„Leelijk serpent" en eindigde: „je hoort nog
wel eens meer."
Mr. Speijart verontschuldigde zich, dat het
hem onmogelijk was de schrijffouten te lezen
en dat hij bij de voorlezing zoo vrij zou zijn om
in het hoofdletterlooze geval hier en daar een
punt en een komma te zetten.
De bekende politie-deskundige, Dr. Hesselink,
had het schrift van de brieven aan Rosalina
en „aan" W. vergeleken en was tot de on
twijfelbare overtuiging gekomen, dat alle brie
ven, dus zoowel inkomende als uitgaande post,
door W. geschreven waren. Dat stond dus vast,
toen Rosalina in eigen persoon verscheen.
„Hoe oud?" De dame bloosde: „Foei, hoe kunt
u zoo iets vragen!" Dat zei ze niet, maar ze
dacht het minstens. Enfin, mej. R. J. M. van
S. was vier en dertig lentes oud en achtte zich
gelukkig, noch in familie-, doch in dienstbe
trekking tot A. A. W. te staan.
„Bestond er een verloving tusschen u bei
den?" vroeg de president en met nadruk alsof
zij het meende, antwoordde Rosalina plechtig:
„Er is tusschen ons nooit een liefdesverhouding
geweest, nooit. Hij liep wel eens met mij op
er. zoo„En zooherhaalde een der
rechters en hij floot voor zich heen
Maarg oed: Rosalina kreeg in den zomer van
1938 brieven, geen liefdesbrieven, maar vellen
met aanheffingen als: „leelijk serpent" en wat
dies meer zij. Goedig echter als de dame was,
sprak zij met niemand over de haar aangedane
anonieme beleedigingen. Met niemand, dus ook
niet met Wiet W., want niemand is niemand
„en zooToen juffrouw v. S. echter drie
brieven ontvangen had, en zij nog nimmer iets
van haar leed verteld had, zei Wiet op een
goeden' dag: „Roosje, ik heb een anoniemen
brief gekregen, waarin „ze" mij beleedigen."
Rosalina sprak haar spijt, uit en zweeg over
haar eigen anonieme moeilijkheden. Eindelijk
in December 1939 ging mej. R. J. M. van S. de
trappen van het Bemmelsche raadhuis op, niet
om zich daar met W. in den echt te doen ver
binden, maar om een aanklacht in te dienen
tegen den persoon, die haar vijftien malen op
papier beleedigde. Zij had er toen geen idee
van, dat het Wiet was, die haar middels pen en
inkt allerlei fraais toebedacht had.
De president: „En wie denkt u nu, dat het
gedaan heeft?"
Getuige: „Wiet niet."
De president: „Hebt u dan verdenking tegen
andere personen; is er iemand, die u tot deze
i dingen in staat acht?"
kinderen waren in diepe rust en hij zette zich
met zijn krant en een glas bier bij de tafel.
Trees voelde zich zeer vermoeid van dat trek
ken met de kinderen op de kermis.
„Ga maar naar bed," zei Dolf
Dit vond Trees best, maar vooraleer ze ging,
zei ze Dolf nog dat hij moest zorgen niet in
slaap te vallen en herinnerde ze hem er aan,
dat pas daardoor elders nog een ongeluk ge
beurd was.
„Slaap maar op je twee ooren," stelde Dolf
haar gerust, na een fikschen slok bier genomen
te hebben, dat hem na zijn arbeid en met de
warmte die vooral in huis drukkend was, over
heerlijk smaakte. Hij gaf Trees een knipoogje
en verdiepte zich weer in zijn krant.
Hij had een vermoeienden dag achter den
rug en overmand van slaap vielen na een uur
zijn oogen toe.
Weldra droomde hij. Hij was op de kermis,
dronk het eene glas bier na het ander, zat in
den mallemolen en bestuurde eindelijk een auto,
waarmee hij een langen tocht maakte, veel hin
dernissen ontmoette en ook een overweg pas
seerde, waar juist in de verte de gloeiende lam
pen van een trein zichtbaar waren. Hij zag hem
als een monster op hem afkomen en grooter en
grooter worden. Hij wilde zich redden, maar het
gevaarte scheen hem te verpletteren. Toen in
eens stond hij weer op de kermis en sloeg op
het hoofd van Jut, dat hem aangrijnsde als een
doodskop. Alsof de duivel hem op de hielen zat,
liep hij het dorp door, de velden langs en kwam
na een grooten omweg en tegengehouden door
de noodige hinderpalen: deze die men alleen
in droomen op zijn weg vindt, eindelijk thuis.
Hij sloot haastig de deur. om zijn vervolger den
pas af te snijden en riep om hulp, omdat deze
sterker bleek te zijn dan hij. Toen werd hij
wakker en keek met schrik naar de klok. Mijn
hemel! Maar twee seconden meer. Hij kon de
boomen niet voor dien tijd gesloten hebben. Als
de trein nu eens twee seconden te vróég was!
Hoorde hij hem al niet zeer dichtbij? Hij was
al naar buiten gerend en vernam tegelijk een
hevigen bots en gegil. Als waanzinnig staarde
hij in de donkerte. De trein was dus voorbij.
Wat was er gebeurd? Daar zag hij zijn vrouw
bij de afsluitboomen en meenae even nog, aat
hij droomde.
„Kom gauw!" riep ze. „Ik geloof, dat de auto
van Karei Benkring tegen een boom gereden is!
Ga vlug kijken. Ik durf niet. Misschien is er
hulp noodig."
.Maar hoe kom jij hier? vroeg hij mét een
verschrikt gezicht.
„Ga maar," drong ze aan. „Dat hoor je later
wel."
Dit was de eerste en laatste maal dat Dolf
Sunders in slaap viel als hij op het passeeren
van een trein wachte. En hij zei Trees zijn heele
leven dankbaar te zullen zijn. omdat zij, door
zelf de boomen te sluiten, toen ze hem zoo rus
tig zag slapen en niet wilde wekken, een nog
grooter ongeluk had vermeden, want anders
was de auto juist door den voorbijsnellenden
trein geraakt en zouden Karei Benkring en zijn
vrienden er nog erger aan toe zijn geweest dan
nu. En hij, Dolf, en mede zijn vrouw, zouden
hun straf niet ontgaan zijn.
(Nadruk verboden)
„Ja," zei Roselina en zij ging tot vlak voor
den rechterstoel. „Ik heb 'n vriendin, of feite
lijk is 't ook geen vriendin, enfin, dat begrijpt
u wel." De president knikte bevestigend. Tuur-
lijk begreep hij 't: vriendin en geen vriendin,
ais kristal zoo helder!
Mr. Baron Speijart van Woerden hield als
officier van justitie het requisitoir. „Wij hebben
doen met een anonimus scribentus, die bo
vendien te laf is om zich hier in 't openbaar te
doen beschuldigen. Voor abnormale menschen
is het gebeurde niet abnormaal en van deze
menschen in dit geval van W. moeten wij
dan ook geen bekentenis verwachten. Dat doet
een anoniem-briefschrijver nooit. Intusschen
zijn er overtuigende bewijzen genoeg. Allereerst
de positieve verklaring van Dr. Hesselink uit
Den Haag. Daaruit blijkt, dat alleen W. de
schrijver zijn kan en ook is. Dat moge op zich
zelf reeds voldoende zijn; méér bewijzen zijn
er. Het schrift is b.v. zeer onhandig verdraaid;
het wekt den indruk, dat de schrijver iemand
is die niet bedreven is en die opzettelijk schrijf
fouten gemaakt heeft. In denzelfden brief komt
b.v. voor „ijgenwijs" en „eigenwijs". Voorts ligt
het psychologisch zeer voor de hand, dat W.
met juffrouw v. S. gesproken heeft over brie
ven, die aan hemzelf „gestuurd" zouden zijn.
Zoodoende kon hij misschien de uitwerking van
zijn eigen brieven te weten komen. Ja, en dan
is er nog 'n bewijs. De 15 brieven aan mej. S.
waren alle gefrankeerd en via de posterijen in
haar brievenbus gedeponeerd. W. heeft echter
de bekende boerenzuinigheid in acht geno
men en zijn eigen brieven niet van een postze
gel voorzien. Dat scheelde hem in die dagen
tweemaal vijf cent. Dat noemt men de zuinig
heid die de wijheid bedriegt. Hiermede acht ik
het wettig en overtuigend bewijs geleverd. Rest
nu nog de vraag: wat moet er met zoo'n zielig
persoon gedaan worden? Preventief behoeft do
straf niet te zijn, want de publiciteit in de pers
maakt 't in Bemme) anoniemen briefschrijvers
onmogelijk nog langer anoniem te blijven. Om
der gerechtigheidswille, aldus besloot de Offi
cier, vraag ik tegen W. een geldboete van 25
en anders 25 dagen. Uitspraak over 14 dagen.
Intusschen had W. toch beter twee post
zegels kunnen koopen of, nog beter, hij had
maar naar een ander meiske moeten omzien.
Wat waar is dient gezegd: Rosalina heeft haar
vriend trots alles verdedigd!
I
Gast„Hoeveel vaten bier verkoopt U
per week
Waard „Ongeveer twintig".
Gast„Ik zal U een tip geven om er
vijf en twintig te verkoopen".
Waard „Heel graag".
Gast„Schenk de glazen vol 1"
keek op zijn hor-
loge, zette de i
schop in den
grond en sloot de
boomen aan den
overweg, waar-