Hoe men in Engeland reageerde op den tocht naar Chatham In tijd van oorlog Engeland maakt zijn testament <Kdv&thaal van den f Achtergrond van een liefdeshistorie NOTITIES IN DAGBOEK VAN SAMUEL PEPYS Hij beleedigde haar; zij verdedigde hem! WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940 Vrees Voor inval der Hollanders KARL MEGERLE: PI ETER VAN DER MEER DE WALCHEREN Zijn zestigste verjaardag Stuurt vroeg om den dokter! Correspendenticbureau Nederl. Roode Kruis Bij den overweg Van je vrienden enz De Jourier controleert of er niets ontbreekt aan de goederen vim de verlofgangers van de landmacht beneden den rang van adjudant onderofficier, die thans hun militaire kleeding en uitrusting moeten inleveren (Foto Pax-Holland) Sinds Willem de Veroveraar, dus in zeven eeuwen tijds, heeft geen vreemde Soldaat voet op En- gelands bodem gezet," heeft men Zelfs in meer dan een Nederland- sche beschouwing over de huidige phase van den strijd tusschen Duitschland en Engeland kunnen lezen. Het is wel merkwaardig, dat eenvoudig vergeten wordt, dat wij Nederlanders zélf, in 1667, tijdens de Ruyters vermaarden tocht naar Chatham, Engeland in eigen huis hebben bestookt, en hoe! In dat jaar 1667 leefde in Engeland Samuel Pepys, die het tot hooggeplaatst ambtenaar bij de Britsche admiraliteit bracht. Deze Engelsch- than schreef in de jaren 16601669 een dag- hoek in geheimschrift, dat later ontcijferd en daarmee op slag beroemd is geworden en wei bm Pepeys visie op de toestanden in het Enge land van zijn tijd, bij de Britsche vloot dier dagen en in het bijzonder ook op den tweeden Engelschen oorlog! waarin de tocht naar Chatham viel. Het dagboek werd ook populair. °mdat Pepys zich geen enkele beperking op legde waar het gold zoowel zijn eigen hebbe lijkheden als die van zijn tijdgenooten aan de kaak te stellen. De inhoud van het dagboek- lh geheimschrift bijgehouden, zou immers dooit aan iemand bekend worden. In het Nederlandsch is van dit dagboek een bewerking verschenen van de hand van J. C. Mollema (getiteld „Samuel Pepys in woelige dagen". Uitgave N.V. Tjeenk Willink en Zn., N.V. Haarlem). Het is wellicht in teressant voor onze lezers om in dit sta dium van den oorlog eens te vernemen, hoe men destijds m Engeland reageerde op den inval der Hollanders. Wij ontleenen daarom aan dit werk m chronologische volgorde de dagboeknotities, die Samuel Pepys aan den tocht naar Chattam in voorjaar en zomer van 1667 wijdde. 24 Februari 1667 Gisteren 34 jaar gewor den in goede gezondheid en met tevreden ge moed. Hoorde nu weer, dat de Hollanders (voor 6e vredesonderhandelingen) inplaats van Den Haag, 's Hertogenbosch, Breda, Bergen op 2oom of Maastricht) voorgesteld. Bij de Hol landers ookalles in de war, zoodat ook zij hiet in staat, dit seizoen een vloot uit te rusten. 28 Februari Sir J. Minnes mij verteld, dat de Hollanders spotliedjes zingen over onze bede om vrede, wat wel had verwacht, maar toch hinderlijk. 4 Maart De Hollanders eischen afschaf- fing van het vlaggensaluut vóór zij onderhan delen willen, wat wel een schandaal zou zijn. hjdien daarin ooit toegeven. Zij treffen gewel dige toebereidselen, maar sukkelen aan men- sohengebrek. 6 Maart Alles in het werk gesteld Sheer- hcss en Portsmouth te versterken en garnizoe- hen in de zeeplaatsen gelegd, waaruit wel groote vrees voor een inval blijkt. Ja, de hertog ver dacht een blokkade van de Theems en ons geïnstrueerd, alle hier gestationneerde schepen haar veiliger plaatsen te zenden. De kolen bazend duur bij deze late koude, 4 per chal dron (13 H.L.. Het mud kostte dus f3.69, een enorme'^irijs voor dien tijd* 17 Maart De hertog op reis naar Harwich voor den aanleg van de kustfortificatie; zullen dit jaar dus slechts in het defensief zijn, maar °nze smaldeelen zullen de Hollandsche koop- wardij bestoken benoorden Schotland. Volgens 5ir G. Carteret deze methode een onding, maar hioeten wel door gebrek aan geld. 23 Maart Sir W. Penn terug van Chatham, waar de verdediging van de Medway georgani- s®erd door een ketting over de rivier te span- hon met kanonneerbooten er achter. Gelukkig °ok vernomen, dat het wel vrede worden zal, ^ant Breda als plaats van onderhandeling Vastgesteld. Thuis uit mijn humeur over Lucy °hze keukenmeid, die sinds gisteren stom dronken. 24 Maart In commissie met den koning en den hertog, ter bespreking van de verde diging van Harwich, de Medway en Ports mouth; geen mensch zich geschaamd over bhze passieve politiek. Orders voor de artillerie °m zoo onopvallend mogelijk geschut aan te Voeren, opdat onze bewegingen niet in de Hol landsche gazette komen, zooals onlangs, toen ®en week na de inspectie van Sheerness door den hertog, de Haarlemmer Courant zulks al Vermeldde. Heb mijn vletterman vandaag per missie gegeven, mijn vaste jol te laten verven en er mijn wapen op te schilderen. 1 April Volgens Sir W. Coventry absoluut onmogelijk dit jaar een vloot in zee te bren gen; zuilen spoedig merken, hoe luttel onze bapersmaldeelen kunnen uitrichten. 4 April Moest den hertog van Albemarle Wpporteeren over de desertie van zeesoldaten Van Harman's eskader. Hoe diep treurig, wij 'bet zoo weinig scheepvaart, geen mannen kun- "eh krijgen en de zeelui zich verstoppen, want Bezworen, zij zich niet zonder gage af willen ^len slachten. 22 April Gisteren een stukje grond be falten om er een stal en koetshuis op te laten bouwen, want meer mij de luxe van eigen rij- 'ulg nu te mogen permitteeren en eigenlijk niet fiWger in huurrijtuigen te kunnen zitten. Sir W. Coventry vandaag zeer optimist over de Vbedeskansen, omdat de koning van Frankrijk Been vloot uitrust en zijn handen vol aan v'aanderen. Onze gezanten vertrokken Van fhdere zijde gehoord, de vrede nu zeker. Zullen b® Spanjaarden niet helpen tegen Frankrijk 'als Lodewijk XIV Vlaanderen, toen nog bpaansch bezit, zou binnenvallen), oorlogs chatting zal niet betaald worden, maar zullen fpdOe-Roen niet krijgen (een eiland bij den Vrede van Westminster, na den eersten Engel sen oorlog, door Holland aan Engeland afge- f'aan, doch niet geleverd). Mooi verhaal over ffn koning gehoord. Z. M. aanmerking ge- dWakt, er geen papier voor hem in de raad- aal was klaar gelegd, maar de verantwoorde- '■Ife klerk geantwoord, hij reeds zijn heele be- 400 aam schrijfbehoeften voorgeschoten eh niet langer papier op de pof kan leveren. 26 April Positief nieuws binnengekomen, dat de Hollanders met 24 groote schepen op "dze kust verschenen. Denk den laatsten tijd e®ds meer over de aanschaffing van een eigen *aros. 3 Mei Het goede nieuws vernomen, dat de handsche vloot, op onze kusten kruisend om Admiraal de Ruyter, de held van Chatham koopvaarders te onderscheppen, deze misgeloo- pen, maar nu voor de Filth of Forth, deiiKelijk om de Schotsche kapers binnen te houden. 5 Mei Sir W. Coventry mij verteld, dat dc Hollanders 450 schoten op Burntisland in d? Firth of Forth gelost, doch zonder schade aan te richten, afgetrokken. 11 Mei Vandaag besloten het perceeltje grond achter Sir W. Penn's huis te huren voor mijn stal, wamt uitgecijferd, mij huurkoetsen duurder uitkomen en bovendien niet passen bij mijn rang. Mijn vrouw, die zich gekapt met valsche blonde krui'en, scène gemaakt, God's naam ijdelijk gebruikend waarvoor Hem vergeving vraag en mijn vuisten ballend, geschreeuwd, ik zulke schaamteloosheid niet dulden zal, en zonder souper naar bed. 15 Mei Sir W. Batten mij verteld, dat onze ambassadeurs in Vlissimgen en Breda slecht ontvangen en zich met een ongemeubileerd huis tevreden moesten stellen. 16 Mei Mijn informatie van gisteren niet correct gebleken; onze gezanten integendeel met groote hoffelijkheid verwelkomd. 20 Mei Vanochtend in de Swan, stoeiend met het nichtje van den waard, haar oom plotseling binnengekomen en het lieve kind gesnapt met haar halsfichu af, maar heeft er gelukkig om gelachen. De vrede staat weer wankel; een van de kapiteins, die de gezan ten overgebracht, beweerd, de Hollandsche zee lui de onze tartten en voor Engelsche honden gescholden en mopperden tegen een vrede Overigens wenschen de kleine luiden het einde van den oorlog, maar de grooten niet. 3 Juni In Deptford geruchten, dat de Hol landers met 80 oorlogsschepen en 20 branders buitengaats, en de Franschen met 20 schepen en 5 branders in het Kanaal, terwijl wij geen schip in zee! 4 Juni Het huren van grond voor mijn stal mislukt, maar misschien maar heel goed ook, nu de Hollanders en Franschen buiten zijn en wij nog in wanorde. 5 Juni Harden wind vannacht en vandaag, waardoor hoop, de vijand averij gekregen. Van middag rapport van den kapitein der Happy Return, op weg met den Portugeeschen gezant naar Holland, dat de equipage dienst gewei gerd tot haar gage betaald; een treurige toe stand met den vijand op de kust.. 8 Juni Op kantoor het schokkend nieuws vernomen, dat de Hollanders met een vloot van 80 schepen voor Harwich gekomen, en in Bethnal Green den heelen dag den donder van het geschut gehoord Thuis uitstekend gegeten, een Fransche ham, met duiven gekookt. Na tafel bericht, de Hollanders Harwich verlieten zonder iets uit te richten. Algemeene mobili satie op de kust. 9 Juni Lord Berkeley, de hertog van Monmouth en talrijke jonge „hectors" op weg naar Harwich; zullen weinig meer uitrichten dan het debaucheeren der meisjes uit de buurt. Thuis gegeten; 's avonds, bij heerlijk weer wezen spelevaren op de rivier. Thuis orders ge vonden om branders uit te rusten tegen de Hollanders. (Van onzen Berlijnschen correspondent) Voor de tweede maal beleefde men te Berlijn in tijd van oorlog de officieele opening van de Winterhulp. Zooals gebruikelijk vond ook dit maal deze samenkomst in het voor de partij historisch geworden Sportpalast in de Pots- damerstrasse plaats. In deze enorme ruimte hebben Hitler, dr. Goebbels, Hermann Göring, Rudolf Hess en tallooze andere vooraanstaande figuren uit de nationaal-socialistische beweging het woord gevoerd in de dagen, toen de strijd om de macht in vollen gang was. Het was toen niet ongevaarlijk om zulke vergaderingen bij te wonen, want men moest ten eerste door een cordon van politie en zich grondig legitimeeren, wanneer men naar binnen wilde komen en bo vendien moest men rekening houden met de monstraties van de tegenpartij. Ook thans moet de weg naar het Sportpalast vrij gehouden wor den door de Schupo, maar uit heel andere over wegingen. De enorme vergaderzaal met zijn breede galerijen kan hoogstens tienduizend luisteraars bevatten, maar wanneer er op het allerlaatste nippertje we leven nu eenmaal in tijd van oorlog bekend gemaakt wordt, dat vooraanstaande mannen der beweging en dan nog wel de Führer persoonlijk het woord zul len voeren, willen duizenden anderen daar ook bij tegenwoordig zijn of zulk een gebeurtenis althans van dichtbij meemaken. Door het op stellen van luidsprekers komt men aan dezen wensch van het volk tegemoet en voorzoover de tijdsomstandigheden zulks gedogen, wordt aan iedereen de mogelijkheid geboden, van dichtbij of uit de verte te luisteren naar wat er gezegd wordt. Dr. Joseph Goebbels is de geboren volksrede naar. Hij beheerscht zijn taal volkomen, heeft een zware, sonore stem en weet een nuchter verslag over een door en door zakelijk thema zoo pakkend te formuleeren, dat de zaal weldra davert van applaus of gelach. Het was dan ook geen wonder, dat hij bij de „Machtübernahme" in 1933 geplaatst werd in een voor die dagen geheel nieuwe functie, minister van Volksvoor lichting en Propaganda. Deze ministerieele taak is als het ware een voortzetting van de taak, welke hij niet zonder levensgevaar ruim twintig jaar geleden als groote onbekende begon nen is. Maar ditmaal was zijn uitvoerig verslag over het practisch resultaat van de Winterhulp in het eerste oorlogsjaar slechts een inleiding. Want na hem zou Adolf Hitler het woord voeren en in tijd van oorlog is dat een zeldzaamheid geworden. Men leest in de kranten en men hoort per radio, waar de Führer zich ophoudt, meestal dicht bij het front, temidden van zijn soldaten en wanneer hij zoo nu en dan naar de Rijks hoofdstad komt, dan is dat slechts voor het BERLIJN, 10 Sept. (D.N.B.) „Engeland maakt zijn testament", zoo schrijft Karl Meger- le in de Boersenzeitung als opschrift boven een artikel, dat betrekking heeft op de die pere beteekenis van den Engelsch-Amerikaan- schen ruil, waarbij oude bezittingen tegen oude torpedojagers worden uitgewisseld. Megerle schrijft o.m.: Als grootste wereld macht heeft Engeland aan het Rijk den oorlog verklaard. Als leider van een coalitie, die be sliste over het lot van zijn bondgenooten, w'ilde het Europa zijn wil opdringen. Als staat in de bescherming der V.S. moet het thans documenten onderteekenen, die zijn afdanking inhouden. Want. hoe ook de ge heime en geheimste overeenkomsten tusschen Churchill en Roosevelt er uitzien, zij veronder stellen alle niet de overwinning, maar de totale nederlaag, het prijsgeven van het moederland Engeland moet thans een positie, ondergeschikt aan die van de Vereenigde Staten, aanvaarden De politiek, die Adolf Hitler Engeland aanbood, zou Engeland de handen en den rug hebben vrijgemaakt om zich geheel aan de ontwikke ling en beveiliging van het Empire te wijder. De politiek, die Churchill gekozen heeft, ein digt met de zelfvernietiging van het wereldrijK. Het Engelsche moederland is in de uitgewissel de mondelinge en schriftelijke overeenkomsten reeds prijsgegeven. Zonder het moederland ech- tei is het wereldrijk een holle noot. Amerika is de erfgenaam. De dollar trium- feert over het pond. De Britsche saldi stroo men in de Amerikaansche kassen. Op de Brit sche nederlaag bestudeert de Amerikaansche weermacht de modernste wapens en methoden. Engeland financiert de moderniseering van de Amerikaansche oorlogsindustrie. In afwezigheid van de Engelsche schepen en kooplieden maker, de V.S. zich meester van de markten. Op het zwaarste oogenblik van Engeland schakelen df afdoen van dringende aangelegenheden. Nage noeg de eenige kans, die er bestaat om naar hem te luisteren, is het bijeenroepen van den Rijks dag, maar ook dit is een groote zeldzaamheid geworden. Tijdens de laatste Rijksdagzitting in het Wal- lot-Huis hoorden wij Hitier spreken over de prestaties der frontsoldaten, over de behaalde militaire successen binnen enkele maanden tijds. In het Sportpalast legde hij den nadruk op de offervaardigheid van hen, die in de „Heimat", in hun vaderland gebleven zijn en daar hun taak met groote toewijding vervullen. Het is deze eenheid, deze saamhoorigheid van de militaire en de civiele bevolking, welke in tijd van oorlog van enorm belang geacht dient te worden. Zoo alleen is het te verklaren, dat Duitschland tot- dusver uit eiken strijd als overwinnaar kon terugkeeren. En met zijn Führer twijfelt het Duitsche volk er geen oogenbUk aan, dat het zoo verder zal gaan, totdat de definitieve eind overwinning behaald zal zijn. Totnogtoe wordt men trouwens door de feiten in het gelijk gesteld. Hoorde men in het begin van den oorlog niet alom beweren, dat de tijd tegen Duitschland werkte? Het optimisme in Frankrijk en Engeland was algemeen en dat werkte aanstekelijk op de kleinere landen. Men bleef krampachtig vasthouden aan zijn aan vankelijke verwachtingen, ook toen deze allang door de feiten achterhaald waren. In een van zijn eerste redevoeringen na den wapenstilstand tusschen Frankrijk en Duitschland hoorden wij den grijzen maarschalk Pétain aan de radio de frappante opmerking maken: „Wij hebben den oorlog van 1914 gevoerd en niet dien van 1940!" Hij wilde daarmede waarschijnlijk zeggen: wij leefden met onze gedachten nog tezeer in den toenmaligen en helaas niet in den huidigen tijd Leest men in de Duitsche pers de breedvoerige berichten over de stemming en den algemeenen toestand in Groot-Brittannië, dan krijgt men den pijnlijken indruk, dat daar thans ongeveer dezelfde fout begaan wordt. Men hecht er nog steeds een te groote beteekenis aan zijn eigen prestaties in de jaren van 1914/18, men wil niet openlijk toegeven, dat de strijd in Noorwegen op een jammerlijke mislukking is uitgeloopen, men schijnt te overzieh, dat de rollen sinds eenige weken zijn omgekeerd: Duitschland heeft niet langer te lijden onder de beruchte Engelsche blokkade, maar Engeland gaat steeds meer aan den lijve ondervinden, wat een militaire omsin geling beteekent. Maar met dit al hoopt toch iedereen op een snel verloop van den steeds heftiger worden den strijd en het wil ons toeschijnen, dat Hitier in het Sportpalast met zijn felle aanvallen op Duitschlands „laatsten tegenstander" zijn volk een riem onder het hart wilde steken. En wan neer de Britten voortgaan met hun nachtelijke luchtaanvallen op Berlijn, dan zullen de Duit sche tegenaanvallen nog scherper worden dan totdusver, want alle vijandelijke dreigementen worden van Duitsche zijde met daden beant woord V.S. zonder valsch medelijden uiterst waarde vol koloniaal bezit in hun machtssfeer in en verzekeren zich de uitlevering van de Engel sche vloot. Amerika heeft goede zaken gedaan Aangezien Duitschland aan de overzijde geen territoriaal, politiek of militair belang heeft, kunnen wij bij de dingen, die aan de overzij tusschen de Angelsaksen zich afspelen, gelaten toezien. Mocht echter Engeland tot vliegtuigmoe derschip of invalspoort bestemd zijn voor aan deze ruimte vreemde machten tegen Europa, dan zou het eerst recht met on verbiddelijke hardheid ter neder moeten worden gew'orpen en in deze functie worden vernield. De politiek van Roosevelt neemt steeds snel ler imperialistische trekken aan. Voorloopig is hij nog bezig op het Westelijk halfrond en vele teekenen wijzen er op, dat hij daar nog niet klaar is. De Zuid-Amerikaansche staten zijn bij den Engelsch-Amerikaanschen ruil gepas seerd. Zij zullen alle krachten moeten inspan nen om zich te handhaven. Vele onder hen worden door de V.S. reeds als steunpunten be schouwd. Wanneer dit neo-imperialisme het gebie-l van de Monroeleer overschrijdt, zal het nood gedwongen in de andere werelddeelen proble men opwerpen, welker oplossing men niet kan ontgaan. Men kan niet uittrekken om in het Europeesch en Aziatisch gebied het principe van den status quo te verdedigen en in eigen gebied den status quo zoo revolutionneerend opheffen als de pachtverdragen met Engeland doen, tenzij men dezelfde dwaling mocht be gaan als Engeland en aanspraak zoü maken op wereldpolitieke altegenwoordigheid. Of men in Washington dit voornemen heeft, ka,n alleen de toekomst leeren. Bekendmaking van deze aanspraken zou beteekenen, dat de Vereenigde Staten van de Britsche erfenis niet alleen de saldi, maar ook de politieke schulden willen overnemen. Dat is de beslissende kwes tie. zij wordt door de tegen Duitschland en zijn vrienden gerichte proclamaties en gebaren, waarmede het overnemen van het protectoraat over Engeland voltrokken wordt, niet beant woord en het lot van Engeland is geen aan moediging voor wie ook om te vervallen in de zelfde fouten en dwalingen. Dinsdag vierde Pieter van der Meer de Wal cheren, de bekende katholieke schrijver, die vooral zooveel invloed heeft gehad op de jon gere generatie, zijn zestigsten verjaardag. Hij heeft dezen dag in grooten eenvoud doorge bracht. Wel kwamen verscheidene intieme vrienden hem opzoeken en gelukwenschen in zijn bescheiden tijdelijke woning aan de Obrechtslaan te Bilthoven, maar van een feestbetoon, zooals dat bij „katholieke voor mannen" gebruikelijk is, was geen sprake. Het zou ook ganschelijk niet in zijn geest zijn ge weest Al heeft Van der Meer destijds veel stof doen opwaaien in het katholieke kamp. toen hij in „De Nieuwe Eeuw" zijn strijd voor hooger cultuurleven begon, hijzelf zoekt het liefst de stille beschouwelijkheid en den omgang met de weinigen, die hem werkelijk zijn toegedaan er hem begrijpen. De bezoekers bestonden voor het grootste deel uit kunstenaars, die nog mid den in dien strijd staan en niet den indruk wekken dat ze er „zijde bij gesponnen" hebben. De hartelijkheid was er zooveel te grooter om. Vandaag, Woensdag, heeft de heer Gerard Knuvelder hem namens het gevormde comité aangeboden het eere-exemplaar van de keuze uit het literaire werk, die bij „Het Spectrum' te Utrecht is verschenen met een inleiding van Knuvelder. In verband met de benzinescliaarschte ver zoekt het dagelljksch bestuur der Nederland- sche maatschappij tot bevordering der ge neeskunst, zooveel dit mogelijk is, doktersbood- schappen vroeg in den morgen te zenden en in elk geval vóór negen uur des morgens. De geneeskundigen kunnen dan hun dag en dus ook de hun toegewezen benzine zoo economisch mogelijk indeelen. Niet strikt noodigc boodschappen moeten in den loop van den dag zooveel mogelijk beperkt worden. Het .correspondentiebureau van het Neder- landsche Roode Kruis, thans tijrelijk geves tigd Zwarteweg 75. Den Haag, zal met ingang Van 13 September zijn gevestigd; Jan Pietersz. Coenstraat 10, Den Haag. Vrouw Sunders kwam met haar jongste kind op den arm den tuin in dien haar man aan het bewerken was. „Hoor ze in het dorp eens te keer gaan, Dolf," lachte ze. „Ga je straks ook niet eens kijken?" „Laat ze maar kermishouden zooveel ze wil len" zei hij, zijn schop in de aarde plantend. „Mij zien ze er niet. Maar ga jij vanmiddag met de kinderen. Ze moeten toch eens op het mo lentje en koop ze dan een oliebol en een suiker- steel of wat anders." „Ik zou kunnen gaan als Jantje en Annie slapen. Wat heb ik met die kleinen op de ker mis? En vier is, dunkt mij, al genoeg in die drukte. Als jij dan af en toe eens wilt gaan zien, of ze nog slapen? En als jij dadelijk dan de boomen wilt sluiten. Denk er om," waar schuwde ze, „de trein van elf uur komt zóó langs." Dolf Sunders voor zijn vrouw als wachtster was aangesteld. De trein denderde voorbij. „Het is druk op den weg," zei Trees, „en die Karei Benkring kwam straks weer in volle vaart langs. Als die niet eens een ongeluk krijgt." „En hij is woedend als de boomen voor zijn neus dicht gaan. Liefst zou hij willen, dat wij ze voor hem nog een paar seconden openlieten. Ja, dat kan hij denken! Al is hij nog honderd maal een burgemeesterszoon, toch zal het nooit gebeuren. Wij wagen ons bestaan voor niemand en zeker niet voor zoo'n dronkenlap als hij." „Hij zal vandaag weer wel de noodige borrels drinken. Waarom blijft hij niet op zijn eigen dorp? Hij is ook een ruziestoker. En de politie moest hem verbieden auto te rijden. Hij is ge woon een wildeman en als hij dan nog maar altijd nuchter was." Trees begon aan haar keuken en Dolf spitte weer verder. Dien middag was ze met haar vier oudsten op z'n Zondagsch gekleed in het dorp en hoe wel in het gezin van de overwegwachtster de beurs geen bijzondere uitgaven veroorloofde, moesten er, nu het kermis was, toch een paar centen af voor de kinderen en opdat Dolf ook iets zou hebben kocht Trees onderweg een paar fleschjes bier voor hem, die ze triomfantelijk van onder haar schort te voorschijn haalde. „Voor vanavond," glunderde Dolf. „Zoo heel op mijn gemakjes en met mijn krant. Dat zal mijn kermis zijn, Trees. Was het druk in het dorp?" „Schrikkelijk druk. Veel dronken boeren al en Karei Benkring met nog een paar heeren stellen zich aan als gekken. Ze zitten met bonte papieren mutsen op in het molentje Als dat vandaag maar goed afloopt! Maar ik geloof het niet." De kinderen vertelden druk over het ge- notene, bekeken en belikten hun suikersteel en waren den koning te rijk. De ouders, mee genietend van hun vreugde, knikten elkaar glimlachend toe. Het was avond. Dolf had zijn tuingereedschap opgeborgen, de In Bommel voltrok zich een liefdesgeschie denis, die misschien hi den diepsten grond een drama, maar in ieder geval voor de rechtbank een blijspel was. De zaak zit zoo: A. A. W., landbouwer, zocht omgang met juffrouw Rosa- lina van S. Dat ging niet erg vlot en 't ergerde W. blijkbaar. Toen is W. anonieme brieven gaan schrijven: vijftien in getal. Juffrouw Ro- salina deed echter of de anonymiteiten haar niet aangingen en sprak er niet over, met nie mand. Dat vond W. niet leuk. Hij had liever gehad, dat Rosalina bij hem troost gezocht had en dat zoodoende misschien de zaak in orde zou komen. Goede raad, om het wicht met den a&nminnigen naam aan het praten te krijgen, was duur en dies verzon W. 'n anderen list. Hij ging nu aan zichzelf ook anonieme brieven stu ren en over die epistels ging hij nu op zijn beurt troost zoeken bij juffrouw Rosalina. Zoo zat de kwestie ineen, al luidden de ambtelijke termen der dagvaarding dan ook iets anders. A. A. W. miste op een en veertig jarigen leeftijd den moed voor de balie te verschijnen. Dat ont sloeg echter mr. Baron Speijart niet van den plicht om de dagvaarding voor te lezen. Dit ge rechtelijke stuk bevatte één der vijftien brie ven en wel een der mooiste. Uiteraard is de publicatie van dit hoogdravende epistel niet gewenscht. Voldoende zij dat het aanving met „Leelijk serpent" en eindigde: „je hoort nog wel eens meer." Mr. Speijart verontschuldigde zich, dat het hem onmogelijk was de schrijffouten te lezen en dat hij bij de voorlezing zoo vrij zou zijn om in het hoofdletterlooze geval hier en daar een punt en een komma te zetten. De bekende politie-deskundige, Dr. Hesselink, had het schrift van de brieven aan Rosalina en „aan" W. vergeleken en was tot de on twijfelbare overtuiging gekomen, dat alle brie ven, dus zoowel inkomende als uitgaande post, door W. geschreven waren. Dat stond dus vast, toen Rosalina in eigen persoon verscheen. „Hoe oud?" De dame bloosde: „Foei, hoe kunt u zoo iets vragen!" Dat zei ze niet, maar ze dacht het minstens. Enfin, mej. R. J. M. van S. was vier en dertig lentes oud en achtte zich gelukkig, noch in familie-, doch in dienstbe trekking tot A. A. W. te staan. „Bestond er een verloving tusschen u bei den?" vroeg de president en met nadruk alsof zij het meende, antwoordde Rosalina plechtig: „Er is tusschen ons nooit een liefdesverhouding geweest, nooit. Hij liep wel eens met mij op er. zoo„En zooherhaalde een der rechters en hij floot voor zich heen Maarg oed: Rosalina kreeg in den zomer van 1938 brieven, geen liefdesbrieven, maar vellen met aanheffingen als: „leelijk serpent" en wat dies meer zij. Goedig echter als de dame was, sprak zij met niemand over de haar aangedane anonieme beleedigingen. Met niemand, dus ook niet met Wiet W., want niemand is niemand „en zooToen juffrouw v. S. echter drie brieven ontvangen had, en zij nog nimmer iets van haar leed verteld had, zei Wiet op een goeden' dag: „Roosje, ik heb een anoniemen brief gekregen, waarin „ze" mij beleedigen." Rosalina sprak haar spijt, uit en zweeg over haar eigen anonieme moeilijkheden. Eindelijk in December 1939 ging mej. R. J. M. van S. de trappen van het Bemmelsche raadhuis op, niet om zich daar met W. in den echt te doen ver binden, maar om een aanklacht in te dienen tegen den persoon, die haar vijftien malen op papier beleedigde. Zij had er toen geen idee van, dat het Wiet was, die haar middels pen en inkt allerlei fraais toebedacht had. De president: „En wie denkt u nu, dat het gedaan heeft?" Getuige: „Wiet niet." De president: „Hebt u dan verdenking tegen andere personen; is er iemand, die u tot deze i dingen in staat acht?" kinderen waren in diepe rust en hij zette zich met zijn krant en een glas bier bij de tafel. Trees voelde zich zeer vermoeid van dat trek ken met de kinderen op de kermis. „Ga maar naar bed," zei Dolf Dit vond Trees best, maar vooraleer ze ging, zei ze Dolf nog dat hij moest zorgen niet in slaap te vallen en herinnerde ze hem er aan, dat pas daardoor elders nog een ongeluk ge beurd was. „Slaap maar op je twee ooren," stelde Dolf haar gerust, na een fikschen slok bier genomen te hebben, dat hem na zijn arbeid en met de warmte die vooral in huis drukkend was, over heerlijk smaakte. Hij gaf Trees een knipoogje en verdiepte zich weer in zijn krant. Hij had een vermoeienden dag achter den rug en overmand van slaap vielen na een uur zijn oogen toe. Weldra droomde hij. Hij was op de kermis, dronk het eene glas bier na het ander, zat in den mallemolen en bestuurde eindelijk een auto, waarmee hij een langen tocht maakte, veel hin dernissen ontmoette en ook een overweg pas seerde, waar juist in de verte de gloeiende lam pen van een trein zichtbaar waren. Hij zag hem als een monster op hem afkomen en grooter en grooter worden. Hij wilde zich redden, maar het gevaarte scheen hem te verpletteren. Toen in eens stond hij weer op de kermis en sloeg op het hoofd van Jut, dat hem aangrijnsde als een doodskop. Alsof de duivel hem op de hielen zat, liep hij het dorp door, de velden langs en kwam na een grooten omweg en tegengehouden door de noodige hinderpalen: deze die men alleen in droomen op zijn weg vindt, eindelijk thuis. Hij sloot haastig de deur. om zijn vervolger den pas af te snijden en riep om hulp, omdat deze sterker bleek te zijn dan hij. Toen werd hij wakker en keek met schrik naar de klok. Mijn hemel! Maar twee seconden meer. Hij kon de boomen niet voor dien tijd gesloten hebben. Als de trein nu eens twee seconden te vróég was! Hoorde hij hem al niet zeer dichtbij? Hij was al naar buiten gerend en vernam tegelijk een hevigen bots en gegil. Als waanzinnig staarde hij in de donkerte. De trein was dus voorbij. Wat was er gebeurd? Daar zag hij zijn vrouw bij de afsluitboomen en meenae even nog, aat hij droomde. „Kom gauw!" riep ze. „Ik geloof, dat de auto van Karei Benkring tegen een boom gereden is! Ga vlug kijken. Ik durf niet. Misschien is er hulp noodig." .Maar hoe kom jij hier? vroeg hij mét een verschrikt gezicht. „Ga maar," drong ze aan. „Dat hoor je later wel." Dit was de eerste en laatste maal dat Dolf Sunders in slaap viel als hij op het passeeren van een trein wachte. En hij zei Trees zijn heele leven dankbaar te zullen zijn. omdat zij, door zelf de boomen te sluiten, toen ze hem zoo rus tig zag slapen en niet wilde wekken, een nog grooter ongeluk had vermeden, want anders was de auto juist door den voorbijsnellenden trein geraakt en zouden Karei Benkring en zijn vrienden er nog erger aan toe zijn geweest dan nu. En hij, Dolf, en mede zijn vrouw, zouden hun straf niet ontgaan zijn. (Nadruk verboden) „Ja," zei Roselina en zij ging tot vlak voor den rechterstoel. „Ik heb 'n vriendin, of feite lijk is 't ook geen vriendin, enfin, dat begrijpt u wel." De president knikte bevestigend. Tuur- lijk begreep hij 't: vriendin en geen vriendin, ais kristal zoo helder! Mr. Baron Speijart van Woerden hield als officier van justitie het requisitoir. „Wij hebben doen met een anonimus scribentus, die bo vendien te laf is om zich hier in 't openbaar te doen beschuldigen. Voor abnormale menschen is het gebeurde niet abnormaal en van deze menschen in dit geval van W. moeten wij dan ook geen bekentenis verwachten. Dat doet een anoniem-briefschrijver nooit. Intusschen zijn er overtuigende bewijzen genoeg. Allereerst de positieve verklaring van Dr. Hesselink uit Den Haag. Daaruit blijkt, dat alleen W. de schrijver zijn kan en ook is. Dat moge op zich zelf reeds voldoende zijn; méér bewijzen zijn er. Het schrift is b.v. zeer onhandig verdraaid; het wekt den indruk, dat de schrijver iemand is die niet bedreven is en die opzettelijk schrijf fouten gemaakt heeft. In denzelfden brief komt b.v. voor „ijgenwijs" en „eigenwijs". Voorts ligt het psychologisch zeer voor de hand, dat W. met juffrouw v. S. gesproken heeft over brie ven, die aan hemzelf „gestuurd" zouden zijn. Zoodoende kon hij misschien de uitwerking van zijn eigen brieven te weten komen. Ja, en dan is er nog 'n bewijs. De 15 brieven aan mej. S. waren alle gefrankeerd en via de posterijen in haar brievenbus gedeponeerd. W. heeft echter de bekende boerenzuinigheid in acht geno men en zijn eigen brieven niet van een postze gel voorzien. Dat scheelde hem in die dagen tweemaal vijf cent. Dat noemt men de zuinig heid die de wijheid bedriegt. Hiermede acht ik het wettig en overtuigend bewijs geleverd. Rest nu nog de vraag: wat moet er met zoo'n zielig persoon gedaan worden? Preventief behoeft do straf niet te zijn, want de publiciteit in de pers maakt 't in Bemme) anoniemen briefschrijvers onmogelijk nog langer anoniem te blijven. Om der gerechtigheidswille, aldus besloot de Offi cier, vraag ik tegen W. een geldboete van 25 en anders 25 dagen. Uitspraak over 14 dagen. Intusschen had W. toch beter twee post zegels kunnen koopen of, nog beter, hij had maar naar een ander meiske moeten omzien. Wat waar is dient gezegd: Rosalina heeft haar vriend trots alles verdedigd! I Gast„Hoeveel vaten bier verkoopt U per week Waard „Ongeveer twintig". Gast„Ik zal U een tip geven om er vijf en twintig te verkoopen". Waard „Heel graag". Gast„Schenk de glazen vol 1" keek op zijn hor- loge, zette de i schop in den grond en sloot de boomen aan den overweg, waar-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5