VOEDSEL
Sm
Als de tomaten
ri|p zijn...
k
van
den boschgrond
CHAMPIGNONSOEP
Zelf gebreid kost hij
20 punten
Rome en
SLAKKEN
otten en
pannen
KAAS
Thee-surrogaten
Kanterellen
Het klaarmaken
„Eekhoorntjesbrood" waar-
deeren wij óók
Pas op voor dubbelgangers
Bang voor vergiftiging'
□ene
njoaa
□uuu
tekhoomtiesbrood vindt men zelden zonder aangevreten hoed, (Foto ,J3e Spaamestad")
Voorpand:
Rug:
Pasje:
Achterzijde zakjes:
Eenpansgerecht met schapenvleesch
zonder vet
bij ons en in 't Verre Oosten
DE VROUW EN HAAR TIJD
rrrvvwwn
Eetbare paddenstoelen als groen
te gestoofd, zijn voor de liefheb
bers een delicatesse. Maar ook de
voedingswaarde van paddenstoe
len moet men vooral in den huldi
gen tijd met onderschatten. Hoewel
het gehalte aan verteerbaar eiwit
gering is, bevatten ze voedende
zouten en warmte-energie gevende
suikers, waarvan de waarde als
voedingsmiddel niet onderkend
moet worden.
„Wanneer ik met de menschen over
paddenstoelen als voedsel spreek, dan krijg
ik geregeld te hooren: ze bestaan immers
voor negentig procent uit water, hoe kun
nen ze nu als voedsel eenige waarde heb
ben?.
Ik begin dan altijd met hun te vragen of
ze wel weten, dat vleesch en eieren ook
eventjes voor tachtig procent uit water be
staan en dan doe ik natuurlijk het tee-
kenende verhaal van de Polen, die, door
hongersnood gedreven, er toe kwamen, ge
durende eenigen tijd uitsluitend van pad
denstoelen te leven en er sinds dien tijd
groote liefhebbers van gebleven zijn."
Zoo vertelt ons Mejuffrouw C. Cool in „Het
Paddenstoelenboekje" van Cool en van der Lek,
dat voor géén echten paddenstoelenliefhebber
een onbekende zal zijn. Wie echter geen pad
denstoelenvriend is of wie sceptisch staat
tegenover de culinaire eigenschappen van deze
in het wild groeiende aardvruchten, die hoeft
wat hier gaat volgen niet verder te lezen, want
het is bedoeld voor wie paddenstoelen weten te
apprecieeren en wier eenige troost dezen regen-
achtigen zomer, de kanterellen, de boleten en
de parasolzwam waren, die ditmaal niet op de
herfstregens behoefden te wachten om htm
hoeden uit den grond te steken.
De kanterel of hanekam, ook dooierzwam ge
noemd, is van de in het wild groeiende eetbare
soorten de meest populaire. Het is ook de meest
„veilige" omdat hij van alle andere soorten
verschilt door vorm, kleur en smaak. De hoed
is gekarteld, helgeel en de smaak is sterk ge
peperd. Zijn dubbelganger, de „valsche. hane
kam", die iets matter van kleur is, is ook eet
baar (en heelemaal niet vergiftig zooals men
vroeger dacht), hoewel het vleesch slapper is en
niet zoo smakelijk als van den echten kanterel.
Bij het plukken doet men verstandig, de groote
exemplaren met de grillige, soms koraalachtig
gevormde hoeden, alleen te bewonderen, maar
niet mede te nemen. Hun vruchtvleesch is te
waterhoudend en te slap geworden en lang niet
zoo lekker als van de kleintjes met stevig, bol
rond hoedje, de zoogenaamde „spijkertjes".
Maar breek dan ook niet uit nieuwsgierigheid
of ongemotiveerd vandalisme die mooie, groote
hoeden af: laat ze rustig staan om hun padden
stoelenplicht voor het nageslacht te doen. Tus-
schen de plaatjes aan de onderzijde van den
hoed zit namelijk het zaad, als een heel fijn
poeder de sporen wat uitgestoven moet
worden.
zal „kraken". De gewasschen paddenstoelen
worden dan in een schoonen doek gedroogd en
gestoofd of gebakken.
Om hanekammen te stoven doet men ze met
een klontje boter in de pan en laat ze, ondei
deksel in het vocht, wat rijkelijk uittreedt met
wat peper en zout, in ongeveer twintig minuten
gaar koken. Zoo toebereid kunnen ze aan den
maaltijd de groente vervangen. Als schotel voor
af, combineert men ze met tomaten of roerei.
Wilt u een hartig hapje van kanterellen, dan
geeft u ze gebakken op geroosterd brood. Daar
toe wordt in de braadpan eerst in wat boter een
fijn gesnipperd uitje gefruit, daarin laat men,
zonder deksel, de paddenstoelen, met peper en
zout bestrooid, bakken tot al het vocht, dat te
voorschijn komt, is verdampt. De smaak is geu
riger dan van gestoofde hanekammen; het
toegevoegde uitje doet de „flavour" meer uit
komen.
Plukkers uit Duitschland komen thans op
onze Veluwe manden vol voedsel verzamelen,
dat daar anders ongebruikt zou wegteren.
Eekhoorntjesbrood (zie teekening bovenaan)
een eetbaar familielid van de gaatjeszwammen
of boleten, is namelijk bij onze Oostelijke na
buren evenals in Frankrijk een soort volksvoed-
sel. De boleten met hun wat lompe hoeden, die
aan de onderzijde een sponsachtig weefsel ver-
toonen, groeien bij voorkeur tusschen naald
hout, hoewel de eetbare: het eekhoorntjesbrood
met den paarsbruinen hoed, juist den berk als
gezelschap schijnt te zoeken.
Heeft u er moeite mee, de boleten-soorten
uit elkaar te houden? Dan breekt u den hoed
even door. Loopt 't witte vleesch niet blauw aan,
dan heeft men met een eetbare te doen. Het is
jammer, dat de mensch dit kostelijke voedsel
met den bosch-eekhoorn en met allerlei insec
ten moet deelen, men vindt niet licht geheel
gave exemplaren. Ook van deze soort plukt men
voor consumptie bij voorkeur de ééndagskinde-
ren. Bij het wasschen doet men een scheutje
azijn in het water om de blanke kleur van het
vleesch te behouden. De groote hoed wordt in
stukjes gesneden voor het stoven; het vele vrij
komende vocht kan met bloem en boter tot een
sausje gebonden worden.
De echte paddenstoelenkenner waagt het, ook
te smullen van de parasolzwam met den fijnge-
schubden> witten hoed en de grauwe platen.
Degenen (en dat zijn de meesten), wier my-
cologische kennis niet verder gaat dan de ge
wone champignon, welke de „zaak in groenten
en fruit" in natura te koop heeft, raden wij
niet om deze lekkernij zelf te gaan zoeken.
Want daarvoor moet men nu juist wel min of
meer expert zijn. Ten eerste is de champignon
in het wild hier vrij zeldzaam, hij komt voor
op enkele weilanden, waar paarden grazen en
sporadisch in de bosschen, maar bovendien
heeft de jonge, juist uit den grond gekropen
champignon in dezen staat een dubbelganger
aan den groenen knol-amaniet, welke zeer ver
giftig is. Trouwens, de champignon, gekweekt
of in 't wild groeiend, hoort tot de delicatessen.
En wij wilden hier eigenlijk meer den nadruk
leggen op het voedsel, dat volop in de bos
schen groeit, ten minste voor wie gelegenheid
heeft, het daar te gaan verzamelen.
A. Bgl,
Het is trouwens geraden, van alle eetbare
soorten de oude, verregende exemplaren te
laten staan. Het eten van oude of te lang be
waarde zwammen kan namelijk even nadeelige
gevolgen hebben als 't consumeeren van ver
giftige, wat u heusch niet zoo gemakkelijk zal
gebeuren. Daar is onze ingeboren vreesachtig
heid voor al wat paddenstoel is, veel te groot
voor. De zilveren lepel, die u volgens sommigen
moet laten meekoken, om te zien of het met
uw maaltje wel veilig gesteld is, kunt u gerust
achterwege laten. Deze toetssteen berust op
een fabeltje. Men moet bij het plukken en voor
al bij het schoonmaken zelf zéker van z'n zaak
zijn. Daarom is het klaarmaken vóór ze in de
pan gaan een secuur werkje. Paddenstoel voor
paddenstoel moet door de hand gaan, het on
dereind van 't steeltje wordt afgesneden, zand
en mos afgekrabd, de hoed wordt wat schoon-
geblazen of met een borsteltje bewerkt, maar
vooral moet het opperhuidje niet weggeschild.
Het bevat de beste bestanddeelen. Het wasschen
in ruim water moet snel gebeuren, daar anders
te veel van den geur in 't water trekt. Wel drie
vier maal moet men schoon water nemen om
te voorkomen, dat de lekkernij later op het bord
Twee ons champignons, twee eetlepels boter,
een liter melk, twee eetlepels meel, zout en
peper naar smaak.
Wasch de champignons. Snijd ze fijn, kook
ze langzaam gedurende twintig minuten in 'n
pan met boter. De pan moet goed gesloten
blijven. Voeg daarna de melk toe en kruid naar
smaak. Alles wordt nu weer aan de kook ge
bracht. Vermeng het meel met een beetje kou
de melk en voeg het toe aan het kokende
mengsel. Laat alles drie minuten doorkoken.
Voeg wat fijngehakte peterselie toe.
U spaart de punten
als u de moeite doet,
een gebreid kleeding-
stuk, dat u niet meer
bevalt, uit te halen.
Misschien ook heeft u
resten wol. Twee
kleuren wol zijn te
combineeren door
het schouderstuk en
ook den rug, zooals
men veel ziet, afste
kend te nemen.
□QQQ
□Q0E
Voor deze warme wollen jumper, die menig
een u van den winter zal benijden, is noodig
350 gram zephirwol. Men breit met twee naalden
no. 2% en vier naalden no. 2% zonder knopjes.
De maten zijn als volgt gerekend. Lengte vijftig
centimeter, bovenwijdte twee en negentig, begin
der armsgaten ter hoogte van dertig centimeter,
binnenmouw lengte drie en veertig. De jumper
wordt dwars gepreid. Eerst komt het dwars-
gebreide gedeelte aan de beurt, daarna wordt
net pasje gebreid.
Wij beginnen aan den linkerzijnaad en zet
ten tien stukken op.
Hierboven breien wij:
le naald (bovenkant van het werk): recht,
2e naald (achterzijde van het werk)averecht,
3e naald averecht,
4e naald recht,
5e naald recht,
6e naald averecht,
7e naald x 1 recht, 1 averecht, vanaf x her
halen.
8e naald de in den vorigen toer rechte ge
breide steken worden wederom recht gebreid,
de averecht gebreide steken wederom averecht.
9e, 10e, 11e, 12e naald: als de 8e naald. (Het
patroon verspringt dus bij elke naald).
le tot 12e naald steeds herhalen.
Op de 1 i n k e r z ij d e van het werk meerde
ren wij vanaf de 3e tot de 17e naald om de 2
naalden telkens tien steken.
Op de rechterzijde van het werk meer
deren wij bij de 20e, 22e, 24e, 26e, 28e, 30e naald
telkens twee steken (armsgat).
Bij de 68e naald begint de splitsing voor het
68e naald (achterzijde van het werk): dertig
steken breien, dan omkeeren.
Bij de 69e en elke volgende tweede naald
meerderen wij aan de zijde van de splitsing
telkens 1 steek, totdat wij 46 steken op de naald
hebben. Nu wordt de andere zijde van de split
sing gewerkt, waarbij wij- om de twee naalden
aan de zijde van de splitsing één steek minde
ren, totdat zestien steken geminderd zijn.
Daarna breien wij weder over de geheele
breedte.
Bij de 123e naald zijn wij tot aan het midden
van het werk gekomen. De andere helft wordt
in tegenovergestelde richting gewerkt.
Deze wordt op dezelfde wijze gebreid, echter
vervallen de splitsingen voor de zakjes.
Aan de tijdsomstandighe
den moet de vertraging
geweten worden, die dit
artikeltje van onzen
correspondent ondervond.
Er is iets suggestiefs in het geroep van straat
venters. Het kan u een gevoel geven van vreug
de of zwaarmoedigheid, het kan verre en teede-
re herinneringen bij u wakker roepen, het kan
u ineens verplaatsen in een wereld, die u lang
en breed ontgroeid dacht. Het kan u ook een sen
satie bezorgen van tegenzin en onbehaaglijkheid.
Iets dergelijks zal u wellicht gebeuren, als u
's zomers achter gesloten blinden zit en een
schelle vrouwenstem uit de straat hoort roepen:
„lumache lumache!" (slakken), 'n Glibbe
rig slakkenlijf duikt in uw verbeelding op, dat
traag een huisje achter zich aansleept en een
vochtige slijmerige streep op den grond achter
laat. U ziet 'n portie van deze gedierten op uw
bord enu zegent den man, die uw gedachten
'n andere wending geeft met z'n „fra-agole, fra-
agole" (aardbeien).
Ter geruststelling van hen, die van plan zijn
hun vacantie in Italië door te brengen, moeten
we echter zeggen, dat we nog op geen spijskaart
in geen enkel restaurant een slakkengerecht
hebben zien vermeld. En toch is het een delica
tesse voor de liefhebbers en een specialiteit op
voor voorpand: 102 steken opzetten,
le tot 6e naald: 1 recht, 1 averecht verspron
gen.
7e naald (bovenkant)recht,
8e naald (achterzijde) averecht,
9e naald averecht,
10e naald: recht,
11e naald: recht,
12e naald: averecht,
le tot 12e naald steeds herhalen.
Bij de 17e naald kanten wij voor de halsuit
snijding de middelste 36 steken af en breien
daarna de schouders afzonderlijk.
Linkerschouder: aan het begin van de 49e
naald, 51e naald en 53e naald kanten wij voor
de schouderafschuining telkens 11 steken af.
Rechterschouder: op dezelfde wijze breien,
echter in tegenovergestelde richting.
Voor den rug: op dezelfde wijze breien als
voor het voorpand. De halsuitsnijding begint
pas bij de 39e naald. Daarna de schouders breien
als boven beschreven.
MOUW:
Deze wordt in het patroon van het voorpand
gewerkt. Wij zetten negen steken op.
Op de linkerzijde meerderen wij vanaf
de tweede naald om de twee naalden telkens
vijf steken, totdat 120 steken gemeerderd zijn.
Op de r e c h t e r,z ij d e meerderen wij vanaf
de tweede naald om de twee naalden telkens
één steek, totdat aan dezen kant 48 steken ge
meerderd zijn. Wij hebben nu in totaal 177
steken op de naald. Bij de 99e naald zijn wij
aan het midden van de mouw gekomen. De
andere helft in tegenovergestelde richting
breien.
Twintig steken opzetten en afwisselend één
naald recht één naald averecht tien centimeter
breien; dan afkanten.
De deelen worden in elkaar gezet. Daarna
nemen wij de steken van de halsopening op drie
naalden en breien een boordje van acht naal
den afwisselend één recht, één averecht. De
randsteken van de splitsingen van de zakjes
worden eveneens op één naald genomen en wij
breien hierboven zes naalden in ribbelpatroon
één recht, één averecht.
het Sint Jansfeest, zooals de dikke paling op
Kerstavond en de linzen op Nieuwjaar. Sint Jan
is een van de grootste Romeinsche volksfeesten
Er zijn zangwedstrijden, optochten en vuurwerk
Vooral in de buurt van Sint Jan van Lateranen
neemt het feest buitengewone afmetingen aan
en daar kan men dan geen volksrestaurant vin
den of het brengt zijn zorgvuldig toebereiden
slakkenschotel op tafel. In de week vóór het
groote feest gaan duizenden van die onfortuin
lijke diertjes hun eindje tegemoet. Zij moeten
dan op 'n donkere vochtige plaats een honger-
kuur doen," om op 24 Juni volkomen gepurgeerd
te zijn.
Niet zoo dachten de antieke Romeinen er
over. Zij mestten de slakken, bestemd voor het
gebruik, op zorgvuldige wijze vet. Zij werden ge
ïnterneerd in groote bassins en gevoed met in
secten, wormen, sappige bladeren enspeciale
wijn. Op die manier werden de slakken dik en
vet en kregen ze een fijnen smaak. De bassins
van Capri, van Sicilië en Ligurië waren de meest
bekende op dit gebied.
Aan de banketten van de patriciërs ontbrak
dan ook zelden een slakkenschotel. Deze scheen
vooral onmisbaar te zijn aan het traditioneele
begrafenismaal.
Volgens sommige natuurkundigen zijn de slak
ken, behalve stom ook doof en blind, doch heb
ben daarentegen een fijn ontwikkeld reukorgaan
en een bijzondere gevoeligheid in hun horens. Ze
schijnen ook 'n geneeskundige kracht te heb
ben, want in vroeger eeuwen waren er dokters,
die slakkensoep voorschreven aan tuberculose
lijders. Ook rauwe slakken werden bij wijze van
medicijn gegeten. Waarom ook niet? Oesters
eet u toch ook rauw! En onze beroemde Holland-
sche maatjesharing dan' Denkt u niet, dat een
Italiaan groote oogen opzet, als hij 'n ras-echten
Amsterdammer het versche zeebanket op echt
populaire wijze ziet verorberen??
C. P.—D.
In het tijdschrift „Buitenleven" schrijft H.
het volgende over thee-surrogaten, een onder
werp, dat onze bèiangstelling blijft houden.
„Van de door mij opgediepte surrogaten, noem
ik alleen die, welke' gemaakt worden van plan
ten, die in Nederlandsche kweekerijen worden
gekweekt of hier te lande in het wild voor
komen.
We hebben in Nederland ook een Thee
boompje. In het algemeen duiden we hiermede
verschillende soorten Spiraea's aan. Maar ons
echt Theeboompje is Spiraea salie i-
folia, dat bij ons hier en daar verwilderd
voorkomt en in Europa en Azië inheemsch is.
In boomkweekerscatalogi trof ik deze soort
niet aan. Het is een struik van 12 Meter
hoogte, die in JUni-Augustus bloeit met rose
bloempjes.
Als heestergewassen dienen verder als thee
surrogaat: Gaultheria procumbens
een altijd groen, laag heestertje, dat vooral om
de decoratieve, roode bessen veel voorkomt in
niet te droge tuinen met humusachtigen grond.
Het is dus meer een plant voor veengronden.
Ilex glabra, door enkele boomkweekers
gekweekt, wordt in Noord-Amerika gebruikt
voor de Winterberrythee.
De gewone Lijsterbes, Sorbus aucupa-
r i a, schijnt ook al voor theeproductie in aan
merking te komen maar dan graag met de
vasteplant Ulmas F i 1 i p e n d u 1 a, de knol-
spiraea, en de in ons land wel in het wild voor
komende Epilobium angustifolium,
het gewone Wilgenroosje.
Van de vaste planten worden verder voor de
thee gebruikt:
Anthemis nobilis (debekende Roomsche
Kamille)Chenopodium ambrosioï-
des (de in het wild voorkomende welriekende
Ganzevoet, met een vrije scherpen, iets citroen-
achtigen geur)Lithospermum offici
nale (Glad Parelzaad, eveneens in 't wild
voorkomend, ofschoon niet veelvuldig), Mentha
soorten (Kruizemunt Mentha crispa, Mint
Mentha viridis, Pepermuntplant Mentha
piperita. Alle bekende keukenkruiden, bij vaste-
plantenkweekers te krijgen), Origanum ma
jor an a (Marjolein, ook een keukenkruid),
Salvia officinalis (de bekende salie-
plant) én T h ij msoorten. Dat we ook thee
kunnen maken van lindebloesem weet U
natuurlijk, maar misschien niet, dat ook van
rozenbottels, vooral van Rugosa, eveneens
een geurig aftreksel is te bereiden.
En wie vertelt ons nu eens wat het beste
thee-surrogaat is?"
Door
Martine Wittop Koning
De allergemakkelijkste manier is de tomaten
in haar geheel gaar te maken en dan als groen
te te beschouwen. We dompelen daarvoor de
gewasschen vruchten eerst een paar minuten
in kokend water, zoodat het velletje gemak
kelijk loslaat; we nemen dit er af, schikken dan
de tomaten in een breede, platte pan (bij oven-
gebruik nog liever in een braadslee of in een
vuurvasten schotel) en we stuiven er wat fijn
zout over. Dan gieten we op den bodem van de
pan een scheutje water en we zetten de pan op
een zacht vuur (de braadslee of den vuurvasten
schotel in een matig warmen oven)Met een dek
sel erop worden nu de vruchten gaar gemaakt
(15 a 20 minuten); we schikken ze op een scho
tel, roeren door het overgebleven vocht een
klontje boter en gieten het dan bij wijze van
sausje over de tomaten, die we liefst nog even
bestrooien met wat fijngesneden peterselie.
Een ander eenvoudig tomatengerecht, even
eens bedoeld als groente (b.v. bij gehakt en ge
kookte aardappelen), bereiden we door de to
maten met of zonder, het velletje in dikke
plakken te snijden en die laagsgewijs in een
pan te leggen met telkens een snuifje fijn zout
en een ietsje fijngesneden ui er tusschen. In
dé gesloten pan worden de plakjes op een zacht
vuur gaar gemaakt (ongeveer een kwartier),
ze worden dan met een schuimspaan overge
bracht in de dekschaal, terwijl het in de pan
achtergebleven vocht vermengd met een
klontje boter en gebonden met een ietsje aard
appelmeel er over wordt gegoten.
Bij dit gerecht kan een schoteltje geraspte
kaas de door velen gewenschte smaakverhoo-
ging aanbrengen.
Tomatenmoes vormt weer een andere moge
lijkheid. We snijden daarvoor de ontvelde
tomaten in stukken en laten die In een pan met
grooten bodem zoo vlug mogelijk tot moes ko
ken om ze daarna zonder deksel nog even te
laten indampen tot appelmoesdikte. We maken
het moes op smaak af met wat zout en mis
schien wat peper of wat paprika, we roeren er
een klein klontje boter door en we binden het
(als 't noodig is) met een tikje aardappelmeel.
Tomatenmoes past bijzonder goed bij bruine
of witte boonen; ook echter wel bij gekookte
aardappelen. In beide gevallen doet dit groen
tegerecht prachtig dienst om jus te sparen; im
mers door de betrekkelijk groote vochtigheid
neemt het het droge van de aardappelen of
de peulvruchten weg zonder dat de maaltijd
rijkelijk v.an jus voorzien behoeft te zijn.
Ten slotte kunnen we de tomaten uithollen,
ze voorzien van het een of ander smakelijk vul
sel en ze daarmee even gaar laten worden. Ge
woonlijk laten we in dat geval het velletje er
om; we wasschen dus enkel de tomaten, snij
den er een niet te klein kapje af en nemen (met
een scherp theelepeltje) het zout en. het sap
binnenuit weg. Dan brengen we het intusschen
klaargemaakte vulsel in de uitgeholde toma
ten, we schikken de vruchten met op elk een
klein klontje boter in een pan of bij oven-
gebruik in een vuurvasten schotel of een
braadslee en we leggen op den bodem het ge
zeefde uitholsel, verdund met een scheutje wa
ter of bouillon. Op een zacht vuur of in een
matigen oven laten we de tomaten gaar wor
den, ze af en toe bedruipende met de vloeistof;
als ze zacht zijn en het vulsel ook gaar is (ge
woonlijk in niet langeren tijd dan uur),
brengen we ze uit de pan of uit de braadslee
over op een schotel, terwijl we er het achterge
bleven sausje overheen gieten.
Als vulsel komt bijvoorbeeld gehakt in aan
merking, op de gewone wijze aangemaakt en
vervolgens rauw in de tomaten gedaan.
Verder kunnen we een mengsel maken van
8 middelmatig groote tomaten, 1. melk, - 2
afgestreken eetlepels bloem, 1 afgestreken eet
lepel boter, 2 ons kaas, wat zout en peper.
We verwarmen op een zacht vuur roerende
de boter met de bloem tot een glad geheel;
we verdunnen dit geleidelijk met de melk en
laten dan de saus even doorkoken tot ze flink
gebonden is. Dan mengen we er de in kleine
blokjes gesneden kaas door, maken het meng
sel op smaak af met zout en peper en verdeelen
het over de uitgeholde tomaten, die vervolgens
op de reeds beschreven wijze worden gaar ge
maakt.
Men kan voor dit gerecht het beste vet
schapenvleesch nemen, waardoor geen vet of
boter van het vetrantsoen behoeft te worden
afgenomen. Vet schapenvleesch is bovendien
aanmerkelijk goedkooper!
Voor vijf personen moet het volgende worden
besteld:
1 pond wortelen.
1 pond witte of groene kool.
y, pond uien.
2 pond aardappelen.
10 gram 1 afgestreken lepel zout.
1 y, pond vet schapenvleesch.
-Het vleesch wordt afgewasschen en in stuk
ken van ongeveer een half ons verdeeld en op
gezet met 6 d.L. kokend water en het zout.
Zoodra het kookt wordt de vlam laag gezet en
zoo laat U het 1 y, uur voortkoken.
In dien tusschentijd wordt de groente schoon
gemaakt, de wortels wprden geschrapt en zoo
noodig kleiner gesneden, de uien worden ge
snipperd en de kool in reepjes gesneden. Alles
wordt nu met de dun geschilde (of goed afge-
boende) aardappelen bij het voorgekookte
vleesch gevoegd. Er moet zooveel water in de
pan zijn, dat alles net half onderstaat.
Zoo laat U alles nog veertig minuten door
koken, totdat het geheel gaar is. Dit gerecht
wordt weer niet gestampt, doch zoo op een
schaal opgedaan.
Het kooknat kan even gebonden worden met
iets aangemengd aardappelmeel of bloem.
Het verdient aanbeveling, de aardappelen
met de schil te eten, wat in dezen tijd met de
jonge aardappelen, die nog maar een heel dun
schilletje hebben, geen bezwaar behoeft te zijn.
Vlak onder de schil komen juist vitaminen, zou
ten en een laag eiwit voor, die verloren gaan,
wanneer de schil er dik afgesneden wordt. Bij
het dik schillen der aardappelen kan wel een
verlies van 30 pCt. optreden; dat is nooit te
verantwoorden en in dezen tijd zeker niet. Het
mee-eten der schil is een kwestie van gewoonte,
waarmee juist nu mooi een begin kan worden
gemaakt, omdat het schilletje nu een weinig
uitkomenden smaak heeft. Geleidelijk aan
wordt het dikker en geleidelijk kunt U er zich
dan ook aan wennen.
Iets minder radicaal is het schrappen der
aardappelen, wat veel minder verlies geeft. Wist
U, dat dit heel goed en snel met een metalen
pannensponsje gedaan kan worden? Een an
dere weg is nog de aardappelen in schil te
koken en dan aan tafel af te pellen. Het
schilletje gaat er dan veel dunner af, dus is er
ook minder verlies aan voedingsstoffen.
TT moet misschien met jarenlange gewoonten
breken, maar als de gezondheid van het geheele
gezin hierdoor bevorderd wordt, is deze ver
andering zeker de moeite waard.
(Huishoudelijke voorlichting)
Hollandsche kaasiederen dag opnieuw
kunnen wij gezondheid putten uit onze be
roemde goudgele Edammers en groote platte
Goudsche kazen en niets lijkt ons natuurlijker
dan dat kaas wordt gemaakt van koemelk, want
is niet ons land hét rijk der zwart-witte, zwart
bonte en roodbonte koebeesten in sappig groene
weiden?
Voor menig ander volk is het begrip „kaas"
evenwel niet zoo eng verbonden met „melk van
de koe"; men bezit dikwijls koeien nóch weiden
en benut de melk van de diersoort die in het
land voorkomt. En, hoewel onze smaak aan
dergelijke kaassoorten erg zou moeten wennen,
is het toch wel aardig te weten, dat de Arabier
met veel genot zijn kaas van kameélenmelk
verorbert, terwijl bijvoorbeeld de Laplander zich
het leven niet kan voorstellen zonder kaas, die
is bereid van de melk der rendieren. In feite
doen deze volken echter niet anders dan wij,
namelijk de kaasstof en het melkvet zij het
dan van de melk van een voor ons wat onge
woon dier in een toestand brengen, dat ze
te zamen een smakelijk en gezond voedsel vor
men en langen tijd voor de consumptie .geschikt
blijven.
Wonderlijk is het evenwel in dit opzicht met
de Chineezen en vele andere bewoners van het
Verre Oosten gesteld, want zij maken een soort
kaaswaaraan geen druppel melk te pas
komt! Chineezen, Japanners en andere Ooster
lingen zijn namelijk over het algemeen niet
zooals wij op melk en zuivelproducten gesteld,
hetgeen, naar wij ontleenen aan het tijdschrift
„Voeding", zoowel voor hun gezondheid als voor
hun levensduur zeer nadeelig blijkt en waarin
slechts langzaam eenige verbetering kan wor
den gebracht. Hun „kaas" is dan ook volkomen
plantaardig van soyaboonen bereid.
Dit wel zeer eigenaardige Oostersche product
wordt ongeveer als volgt bereid: de plantaar
dige „melk" wordt verkregen door goed ge
weekte soyaboonen in tienmaal hun gewicht
aan koud water flink te persen en uit te druk
ken. De daardoor ontstane dikke, melkachtige
vloeistof wordt gefiltreerd, waarna men ze
versch kan drinken (zooals in Cochinchina en
Assam gebruikelijk is) of er kaas van maken.
In het laatste geval vermengt men deze melk
met een mineraalzout of een soort zuur, dat
de melk stremt tot de zgn. wrongel. Ook kan
de melk eerst worden gekookt (zooals in China
gebeurt) en daarna met een soort doorzichtig
gips behandeld. Men droogt de wrongel en ge
bruikt ze versch of bewaart ze in gezouten toe
stand.
Deze „plantenkaas" is goedkoop en voed
zaam dochen hier moeten de lezers die
réeds begonnen te denken over een beschuitje
met soyaboonenkaas worden teleurgesteld
voor blanken allesbehalve smakelijk!
Laten we dus na dezen ontdekkingstocht op
kaasgebied onze Hollandsche échte kaas dubbel
waardeeren, want kameelenkaas moge dan den
Arabier in verrukking brengen en soyaboonen
kaas den Chinees voor ons gaat er niets boven
het bolronde Edammertje en de platronde
Goudsche, door middel waarvan Staatsvriendin
No 1 ons laat deelen in de gezondheid, die onze
sappige, uitgestrekte weiden ons bieden. Niet
ten onrechte werd kort geleden door onzen
Regeeringscommissaris voor de Bodemproductie
nog gewezen op het groote belang voor de voe
ding van een juiste aanvulling der akkerbouw-
en tuinbouwproducten met melk en zuivelpro
ducten en het feit dat de koe in dezen vorm
zeer vele malen de hoeveelheid volwaardige
vetten, eiwitten enz. kan produceeren dan
wanneer zij wordt geslacht. Zóó bezien heeft
het afwisselend gebruik van onze vele Holland
sche kaassoorten een dubbele beteekenis: niet
alleen de aard doch vooral ook de economie van
de voeding wordt hiermede in hooge mate ge
diend!
VAN RIIN'S MOSTERD - UTRECHT
VRAAÊT
UW WINKELIER OFDROSisT
11CT. P. ZAKJE, GELIJK AAN 1 POND SUIKER