VOEDSEL Sm Als de tomaten ri|p zijn... k van den boschgrond CHAMPIGNONSOEP Zelf gebreid kost hij 20 punten Rome en SLAKKEN otten en pannen KAAS Thee-surrogaten Kanterellen Het klaarmaken „Eekhoorntjesbrood" waar- deeren wij óók Pas op voor dubbelgangers Bang voor vergiftiging' □ene njoaa □uuu tekhoomtiesbrood vindt men zelden zonder aangevreten hoed, (Foto ,J3e Spaamestad") Voorpand: Rug: Pasje: Achterzijde zakjes: Eenpansgerecht met schapenvleesch zonder vet bij ons en in 't Verre Oosten DE VROUW EN HAAR TIJD rrrvvwwn Eetbare paddenstoelen als groen te gestoofd, zijn voor de liefheb bers een delicatesse. Maar ook de voedingswaarde van paddenstoe len moet men vooral in den huldi gen tijd met onderschatten. Hoewel het gehalte aan verteerbaar eiwit gering is, bevatten ze voedende zouten en warmte-energie gevende suikers, waarvan de waarde als voedingsmiddel niet onderkend moet worden. „Wanneer ik met de menschen over paddenstoelen als voedsel spreek, dan krijg ik geregeld te hooren: ze bestaan immers voor negentig procent uit water, hoe kun nen ze nu als voedsel eenige waarde heb ben?. Ik begin dan altijd met hun te vragen of ze wel weten, dat vleesch en eieren ook eventjes voor tachtig procent uit water be staan en dan doe ik natuurlijk het tee- kenende verhaal van de Polen, die, door hongersnood gedreven, er toe kwamen, ge durende eenigen tijd uitsluitend van pad denstoelen te leven en er sinds dien tijd groote liefhebbers van gebleven zijn." Zoo vertelt ons Mejuffrouw C. Cool in „Het Paddenstoelenboekje" van Cool en van der Lek, dat voor géén echten paddenstoelenliefhebber een onbekende zal zijn. Wie echter geen pad denstoelenvriend is of wie sceptisch staat tegenover de culinaire eigenschappen van deze in het wild groeiende aardvruchten, die hoeft wat hier gaat volgen niet verder te lezen, want het is bedoeld voor wie paddenstoelen weten te apprecieeren en wier eenige troost dezen regen- achtigen zomer, de kanterellen, de boleten en de parasolzwam waren, die ditmaal niet op de herfstregens behoefden te wachten om htm hoeden uit den grond te steken. De kanterel of hanekam, ook dooierzwam ge noemd, is van de in het wild groeiende eetbare soorten de meest populaire. Het is ook de meest „veilige" omdat hij van alle andere soorten verschilt door vorm, kleur en smaak. De hoed is gekarteld, helgeel en de smaak is sterk ge peperd. Zijn dubbelganger, de „valsche. hane kam", die iets matter van kleur is, is ook eet baar (en heelemaal niet vergiftig zooals men vroeger dacht), hoewel het vleesch slapper is en niet zoo smakelijk als van den echten kanterel. Bij het plukken doet men verstandig, de groote exemplaren met de grillige, soms koraalachtig gevormde hoeden, alleen te bewonderen, maar niet mede te nemen. Hun vruchtvleesch is te waterhoudend en te slap geworden en lang niet zoo lekker als van de kleintjes met stevig, bol rond hoedje, de zoogenaamde „spijkertjes". Maar breek dan ook niet uit nieuwsgierigheid of ongemotiveerd vandalisme die mooie, groote hoeden af: laat ze rustig staan om hun padden stoelenplicht voor het nageslacht te doen. Tus- schen de plaatjes aan de onderzijde van den hoed zit namelijk het zaad, als een heel fijn poeder de sporen wat uitgestoven moet worden. zal „kraken". De gewasschen paddenstoelen worden dan in een schoonen doek gedroogd en gestoofd of gebakken. Om hanekammen te stoven doet men ze met een klontje boter in de pan en laat ze, ondei deksel in het vocht, wat rijkelijk uittreedt met wat peper en zout, in ongeveer twintig minuten gaar koken. Zoo toebereid kunnen ze aan den maaltijd de groente vervangen. Als schotel voor af, combineert men ze met tomaten of roerei. Wilt u een hartig hapje van kanterellen, dan geeft u ze gebakken op geroosterd brood. Daar toe wordt in de braadpan eerst in wat boter een fijn gesnipperd uitje gefruit, daarin laat men, zonder deksel, de paddenstoelen, met peper en zout bestrooid, bakken tot al het vocht, dat te voorschijn komt, is verdampt. De smaak is geu riger dan van gestoofde hanekammen; het toegevoegde uitje doet de „flavour" meer uit komen. Plukkers uit Duitschland komen thans op onze Veluwe manden vol voedsel verzamelen, dat daar anders ongebruikt zou wegteren. Eekhoorntjesbrood (zie teekening bovenaan) een eetbaar familielid van de gaatjeszwammen of boleten, is namelijk bij onze Oostelijke na buren evenals in Frankrijk een soort volksvoed- sel. De boleten met hun wat lompe hoeden, die aan de onderzijde een sponsachtig weefsel ver- toonen, groeien bij voorkeur tusschen naald hout, hoewel de eetbare: het eekhoorntjesbrood met den paarsbruinen hoed, juist den berk als gezelschap schijnt te zoeken. Heeft u er moeite mee, de boleten-soorten uit elkaar te houden? Dan breekt u den hoed even door. Loopt 't witte vleesch niet blauw aan, dan heeft men met een eetbare te doen. Het is jammer, dat de mensch dit kostelijke voedsel met den bosch-eekhoorn en met allerlei insec ten moet deelen, men vindt niet licht geheel gave exemplaren. Ook van deze soort plukt men voor consumptie bij voorkeur de ééndagskinde- ren. Bij het wasschen doet men een scheutje azijn in het water om de blanke kleur van het vleesch te behouden. De groote hoed wordt in stukjes gesneden voor het stoven; het vele vrij komende vocht kan met bloem en boter tot een sausje gebonden worden. De echte paddenstoelenkenner waagt het, ook te smullen van de parasolzwam met den fijnge- schubden> witten hoed en de grauwe platen. Degenen (en dat zijn de meesten), wier my- cologische kennis niet verder gaat dan de ge wone champignon, welke de „zaak in groenten en fruit" in natura te koop heeft, raden wij niet om deze lekkernij zelf te gaan zoeken. Want daarvoor moet men nu juist wel min of meer expert zijn. Ten eerste is de champignon in het wild hier vrij zeldzaam, hij komt voor op enkele weilanden, waar paarden grazen en sporadisch in de bosschen, maar bovendien heeft de jonge, juist uit den grond gekropen champignon in dezen staat een dubbelganger aan den groenen knol-amaniet, welke zeer ver giftig is. Trouwens, de champignon, gekweekt of in 't wild groeiend, hoort tot de delicatessen. En wij wilden hier eigenlijk meer den nadruk leggen op het voedsel, dat volop in de bos schen groeit, ten minste voor wie gelegenheid heeft, het daar te gaan verzamelen. A. Bgl, Het is trouwens geraden, van alle eetbare soorten de oude, verregende exemplaren te laten staan. Het eten van oude of te lang be waarde zwammen kan namelijk even nadeelige gevolgen hebben als 't consumeeren van ver giftige, wat u heusch niet zoo gemakkelijk zal gebeuren. Daar is onze ingeboren vreesachtig heid voor al wat paddenstoel is, veel te groot voor. De zilveren lepel, die u volgens sommigen moet laten meekoken, om te zien of het met uw maaltje wel veilig gesteld is, kunt u gerust achterwege laten. Deze toetssteen berust op een fabeltje. Men moet bij het plukken en voor al bij het schoonmaken zelf zéker van z'n zaak zijn. Daarom is het klaarmaken vóór ze in de pan gaan een secuur werkje. Paddenstoel voor paddenstoel moet door de hand gaan, het on dereind van 't steeltje wordt afgesneden, zand en mos afgekrabd, de hoed wordt wat schoon- geblazen of met een borsteltje bewerkt, maar vooral moet het opperhuidje niet weggeschild. Het bevat de beste bestanddeelen. Het wasschen in ruim water moet snel gebeuren, daar anders te veel van den geur in 't water trekt. Wel drie vier maal moet men schoon water nemen om te voorkomen, dat de lekkernij later op het bord Twee ons champignons, twee eetlepels boter, een liter melk, twee eetlepels meel, zout en peper naar smaak. Wasch de champignons. Snijd ze fijn, kook ze langzaam gedurende twintig minuten in 'n pan met boter. De pan moet goed gesloten blijven. Voeg daarna de melk toe en kruid naar smaak. Alles wordt nu weer aan de kook ge bracht. Vermeng het meel met een beetje kou de melk en voeg het toe aan het kokende mengsel. Laat alles drie minuten doorkoken. Voeg wat fijngehakte peterselie toe. U spaart de punten als u de moeite doet, een gebreid kleeding- stuk, dat u niet meer bevalt, uit te halen. Misschien ook heeft u resten wol. Twee kleuren wol zijn te combineeren door het schouderstuk en ook den rug, zooals men veel ziet, afste kend te nemen. □QQQ □Q0E Voor deze warme wollen jumper, die menig een u van den winter zal benijden, is noodig 350 gram zephirwol. Men breit met twee naalden no. 2% en vier naalden no. 2% zonder knopjes. De maten zijn als volgt gerekend. Lengte vijftig centimeter, bovenwijdte twee en negentig, begin der armsgaten ter hoogte van dertig centimeter, binnenmouw lengte drie en veertig. De jumper wordt dwars gepreid. Eerst komt het dwars- gebreide gedeelte aan de beurt, daarna wordt net pasje gebreid. Wij beginnen aan den linkerzijnaad en zet ten tien stukken op. Hierboven breien wij: le naald (bovenkant van het werk): recht, 2e naald (achterzijde van het werk)averecht, 3e naald averecht, 4e naald recht, 5e naald recht, 6e naald averecht, 7e naald x 1 recht, 1 averecht, vanaf x her halen. 8e naald de in den vorigen toer rechte ge breide steken worden wederom recht gebreid, de averecht gebreide steken wederom averecht. 9e, 10e, 11e, 12e naald: als de 8e naald. (Het patroon verspringt dus bij elke naald). le tot 12e naald steeds herhalen. Op de 1 i n k e r z ij d e van het werk meerde ren wij vanaf de 3e tot de 17e naald om de 2 naalden telkens tien steken. Op de rechterzijde van het werk meer deren wij bij de 20e, 22e, 24e, 26e, 28e, 30e naald telkens twee steken (armsgat). Bij de 68e naald begint de splitsing voor het 68e naald (achterzijde van het werk): dertig steken breien, dan omkeeren. Bij de 69e en elke volgende tweede naald meerderen wij aan de zijde van de splitsing telkens 1 steek, totdat wij 46 steken op de naald hebben. Nu wordt de andere zijde van de split sing gewerkt, waarbij wij- om de twee naalden aan de zijde van de splitsing één steek minde ren, totdat zestien steken geminderd zijn. Daarna breien wij weder over de geheele breedte. Bij de 123e naald zijn wij tot aan het midden van het werk gekomen. De andere helft wordt in tegenovergestelde richting gewerkt. Deze wordt op dezelfde wijze gebreid, echter vervallen de splitsingen voor de zakjes. Aan de tijdsomstandighe den moet de vertraging geweten worden, die dit artikeltje van onzen correspondent ondervond. Er is iets suggestiefs in het geroep van straat venters. Het kan u een gevoel geven van vreug de of zwaarmoedigheid, het kan verre en teede- re herinneringen bij u wakker roepen, het kan u ineens verplaatsen in een wereld, die u lang en breed ontgroeid dacht. Het kan u ook een sen satie bezorgen van tegenzin en onbehaaglijkheid. Iets dergelijks zal u wellicht gebeuren, als u 's zomers achter gesloten blinden zit en een schelle vrouwenstem uit de straat hoort roepen: „lumache lumache!" (slakken), 'n Glibbe rig slakkenlijf duikt in uw verbeelding op, dat traag een huisje achter zich aansleept en een vochtige slijmerige streep op den grond achter laat. U ziet 'n portie van deze gedierten op uw bord enu zegent den man, die uw gedachten 'n andere wending geeft met z'n „fra-agole, fra- agole" (aardbeien). Ter geruststelling van hen, die van plan zijn hun vacantie in Italië door te brengen, moeten we echter zeggen, dat we nog op geen spijskaart in geen enkel restaurant een slakkengerecht hebben zien vermeld. En toch is het een delica tesse voor de liefhebbers en een specialiteit op voor voorpand: 102 steken opzetten, le tot 6e naald: 1 recht, 1 averecht verspron gen. 7e naald (bovenkant)recht, 8e naald (achterzijde) averecht, 9e naald averecht, 10e naald: recht, 11e naald: recht, 12e naald: averecht, le tot 12e naald steeds herhalen. Bij de 17e naald kanten wij voor de halsuit snijding de middelste 36 steken af en breien daarna de schouders afzonderlijk. Linkerschouder: aan het begin van de 49e naald, 51e naald en 53e naald kanten wij voor de schouderafschuining telkens 11 steken af. Rechterschouder: op dezelfde wijze breien, echter in tegenovergestelde richting. Voor den rug: op dezelfde wijze breien als voor het voorpand. De halsuitsnijding begint pas bij de 39e naald. Daarna de schouders breien als boven beschreven. MOUW: Deze wordt in het patroon van het voorpand gewerkt. Wij zetten negen steken op. Op de linkerzijde meerderen wij vanaf de tweede naald om de twee naalden telkens vijf steken, totdat 120 steken gemeerderd zijn. Op de r e c h t e r,z ij d e meerderen wij vanaf de tweede naald om de twee naalden telkens één steek, totdat aan dezen kant 48 steken ge meerderd zijn. Wij hebben nu in totaal 177 steken op de naald. Bij de 99e naald zijn wij aan het midden van de mouw gekomen. De andere helft in tegenovergestelde richting breien. Twintig steken opzetten en afwisselend één naald recht één naald averecht tien centimeter breien; dan afkanten. De deelen worden in elkaar gezet. Daarna nemen wij de steken van de halsopening op drie naalden en breien een boordje van acht naal den afwisselend één recht, één averecht. De randsteken van de splitsingen van de zakjes worden eveneens op één naald genomen en wij breien hierboven zes naalden in ribbelpatroon één recht, één averecht. het Sint Jansfeest, zooals de dikke paling op Kerstavond en de linzen op Nieuwjaar. Sint Jan is een van de grootste Romeinsche volksfeesten Er zijn zangwedstrijden, optochten en vuurwerk Vooral in de buurt van Sint Jan van Lateranen neemt het feest buitengewone afmetingen aan en daar kan men dan geen volksrestaurant vin den of het brengt zijn zorgvuldig toebereiden slakkenschotel op tafel. In de week vóór het groote feest gaan duizenden van die onfortuin lijke diertjes hun eindje tegemoet. Zij moeten dan op 'n donkere vochtige plaats een honger- kuur doen," om op 24 Juni volkomen gepurgeerd te zijn. Niet zoo dachten de antieke Romeinen er over. Zij mestten de slakken, bestemd voor het gebruik, op zorgvuldige wijze vet. Zij werden ge ïnterneerd in groote bassins en gevoed met in secten, wormen, sappige bladeren enspeciale wijn. Op die manier werden de slakken dik en vet en kregen ze een fijnen smaak. De bassins van Capri, van Sicilië en Ligurië waren de meest bekende op dit gebied. Aan de banketten van de patriciërs ontbrak dan ook zelden een slakkenschotel. Deze scheen vooral onmisbaar te zijn aan het traditioneele begrafenismaal. Volgens sommige natuurkundigen zijn de slak ken, behalve stom ook doof en blind, doch heb ben daarentegen een fijn ontwikkeld reukorgaan en een bijzondere gevoeligheid in hun horens. Ze schijnen ook 'n geneeskundige kracht te heb ben, want in vroeger eeuwen waren er dokters, die slakkensoep voorschreven aan tuberculose lijders. Ook rauwe slakken werden bij wijze van medicijn gegeten. Waarom ook niet? Oesters eet u toch ook rauw! En onze beroemde Holland- sche maatjesharing dan' Denkt u niet, dat een Italiaan groote oogen opzet, als hij 'n ras-echten Amsterdammer het versche zeebanket op echt populaire wijze ziet verorberen?? C. P.—D. In het tijdschrift „Buitenleven" schrijft H. het volgende over thee-surrogaten, een onder werp, dat onze bèiangstelling blijft houden. „Van de door mij opgediepte surrogaten, noem ik alleen die, welke' gemaakt worden van plan ten, die in Nederlandsche kweekerijen worden gekweekt of hier te lande in het wild voor komen. We hebben in Nederland ook een Thee boompje. In het algemeen duiden we hiermede verschillende soorten Spiraea's aan. Maar ons echt Theeboompje is Spiraea salie i- folia, dat bij ons hier en daar verwilderd voorkomt en in Europa en Azië inheemsch is. In boomkweekerscatalogi trof ik deze soort niet aan. Het is een struik van 12 Meter hoogte, die in JUni-Augustus bloeit met rose bloempjes. Als heestergewassen dienen verder als thee surrogaat: Gaultheria procumbens een altijd groen, laag heestertje, dat vooral om de decoratieve, roode bessen veel voorkomt in niet te droge tuinen met humusachtigen grond. Het is dus meer een plant voor veengronden. Ilex glabra, door enkele boomkweekers gekweekt, wordt in Noord-Amerika gebruikt voor de Winterberrythee. De gewone Lijsterbes, Sorbus aucupa- r i a, schijnt ook al voor theeproductie in aan merking te komen maar dan graag met de vasteplant Ulmas F i 1 i p e n d u 1 a, de knol- spiraea, en de in ons land wel in het wild voor komende Epilobium angustifolium, het gewone Wilgenroosje. Van de vaste planten worden verder voor de thee gebruikt: Anthemis nobilis (debekende Roomsche Kamille)Chenopodium ambrosioï- des (de in het wild voorkomende welriekende Ganzevoet, met een vrije scherpen, iets citroen- achtigen geur)Lithospermum offici nale (Glad Parelzaad, eveneens in 't wild voorkomend, ofschoon niet veelvuldig), Mentha soorten (Kruizemunt Mentha crispa, Mint Mentha viridis, Pepermuntplant Mentha piperita. Alle bekende keukenkruiden, bij vaste- plantenkweekers te krijgen), Origanum ma jor an a (Marjolein, ook een keukenkruid), Salvia officinalis (de bekende salie- plant) én T h ij msoorten. Dat we ook thee kunnen maken van lindebloesem weet U natuurlijk, maar misschien niet, dat ook van rozenbottels, vooral van Rugosa, eveneens een geurig aftreksel is te bereiden. En wie vertelt ons nu eens wat het beste thee-surrogaat is?" Door Martine Wittop Koning De allergemakkelijkste manier is de tomaten in haar geheel gaar te maken en dan als groen te te beschouwen. We dompelen daarvoor de gewasschen vruchten eerst een paar minuten in kokend water, zoodat het velletje gemak kelijk loslaat; we nemen dit er af, schikken dan de tomaten in een breede, platte pan (bij oven- gebruik nog liever in een braadslee of in een vuurvasten schotel) en we stuiven er wat fijn zout over. Dan gieten we op den bodem van de pan een scheutje water en we zetten de pan op een zacht vuur (de braadslee of den vuurvasten schotel in een matig warmen oven)Met een dek sel erop worden nu de vruchten gaar gemaakt (15 a 20 minuten); we schikken ze op een scho tel, roeren door het overgebleven vocht een klontje boter en gieten het dan bij wijze van sausje over de tomaten, die we liefst nog even bestrooien met wat fijngesneden peterselie. Een ander eenvoudig tomatengerecht, even eens bedoeld als groente (b.v. bij gehakt en ge kookte aardappelen), bereiden we door de to maten met of zonder, het velletje in dikke plakken te snijden en die laagsgewijs in een pan te leggen met telkens een snuifje fijn zout en een ietsje fijngesneden ui er tusschen. In dé gesloten pan worden de plakjes op een zacht vuur gaar gemaakt (ongeveer een kwartier), ze worden dan met een schuimspaan overge bracht in de dekschaal, terwijl het in de pan achtergebleven vocht vermengd met een klontje boter en gebonden met een ietsje aard appelmeel er over wordt gegoten. Bij dit gerecht kan een schoteltje geraspte kaas de door velen gewenschte smaakverhoo- ging aanbrengen. Tomatenmoes vormt weer een andere moge lijkheid. We snijden daarvoor de ontvelde tomaten in stukken en laten die In een pan met grooten bodem zoo vlug mogelijk tot moes ko ken om ze daarna zonder deksel nog even te laten indampen tot appelmoesdikte. We maken het moes op smaak af met wat zout en mis schien wat peper of wat paprika, we roeren er een klein klontje boter door en we binden het (als 't noodig is) met een tikje aardappelmeel. Tomatenmoes past bijzonder goed bij bruine of witte boonen; ook echter wel bij gekookte aardappelen. In beide gevallen doet dit groen tegerecht prachtig dienst om jus te sparen; im mers door de betrekkelijk groote vochtigheid neemt het het droge van de aardappelen of de peulvruchten weg zonder dat de maaltijd rijkelijk v.an jus voorzien behoeft te zijn. Ten slotte kunnen we de tomaten uithollen, ze voorzien van het een of ander smakelijk vul sel en ze daarmee even gaar laten worden. Ge woonlijk laten we in dat geval het velletje er om; we wasschen dus enkel de tomaten, snij den er een niet te klein kapje af en nemen (met een scherp theelepeltje) het zout en. het sap binnenuit weg. Dan brengen we het intusschen klaargemaakte vulsel in de uitgeholde toma ten, we schikken de vruchten met op elk een klein klontje boter in een pan of bij oven- gebruik in een vuurvasten schotel of een braadslee en we leggen op den bodem het ge zeefde uitholsel, verdund met een scheutje wa ter of bouillon. Op een zacht vuur of in een matigen oven laten we de tomaten gaar wor den, ze af en toe bedruipende met de vloeistof; als ze zacht zijn en het vulsel ook gaar is (ge woonlijk in niet langeren tijd dan uur), brengen we ze uit de pan of uit de braadslee over op een schotel, terwijl we er het achterge bleven sausje overheen gieten. Als vulsel komt bijvoorbeeld gehakt in aan merking, op de gewone wijze aangemaakt en vervolgens rauw in de tomaten gedaan. Verder kunnen we een mengsel maken van 8 middelmatig groote tomaten, 1. melk, - 2 afgestreken eetlepels bloem, 1 afgestreken eet lepel boter, 2 ons kaas, wat zout en peper. We verwarmen op een zacht vuur roerende de boter met de bloem tot een glad geheel; we verdunnen dit geleidelijk met de melk en laten dan de saus even doorkoken tot ze flink gebonden is. Dan mengen we er de in kleine blokjes gesneden kaas door, maken het meng sel op smaak af met zout en peper en verdeelen het over de uitgeholde tomaten, die vervolgens op de reeds beschreven wijze worden gaar ge maakt. Men kan voor dit gerecht het beste vet schapenvleesch nemen, waardoor geen vet of boter van het vetrantsoen behoeft te worden afgenomen. Vet schapenvleesch is bovendien aanmerkelijk goedkooper! Voor vijf personen moet het volgende worden besteld: 1 pond wortelen. 1 pond witte of groene kool. y, pond uien. 2 pond aardappelen. 10 gram 1 afgestreken lepel zout. 1 y, pond vet schapenvleesch. -Het vleesch wordt afgewasschen en in stuk ken van ongeveer een half ons verdeeld en op gezet met 6 d.L. kokend water en het zout. Zoodra het kookt wordt de vlam laag gezet en zoo laat U het 1 y, uur voortkoken. In dien tusschentijd wordt de groente schoon gemaakt, de wortels wprden geschrapt en zoo noodig kleiner gesneden, de uien worden ge snipperd en de kool in reepjes gesneden. Alles wordt nu met de dun geschilde (of goed afge- boende) aardappelen bij het voorgekookte vleesch gevoegd. Er moet zooveel water in de pan zijn, dat alles net half onderstaat. Zoo laat U alles nog veertig minuten door koken, totdat het geheel gaar is. Dit gerecht wordt weer niet gestampt, doch zoo op een schaal opgedaan. Het kooknat kan even gebonden worden met iets aangemengd aardappelmeel of bloem. Het verdient aanbeveling, de aardappelen met de schil te eten, wat in dezen tijd met de jonge aardappelen, die nog maar een heel dun schilletje hebben, geen bezwaar behoeft te zijn. Vlak onder de schil komen juist vitaminen, zou ten en een laag eiwit voor, die verloren gaan, wanneer de schil er dik afgesneden wordt. Bij het dik schillen der aardappelen kan wel een verlies van 30 pCt. optreden; dat is nooit te verantwoorden en in dezen tijd zeker niet. Het mee-eten der schil is een kwestie van gewoonte, waarmee juist nu mooi een begin kan worden gemaakt, omdat het schilletje nu een weinig uitkomenden smaak heeft. Geleidelijk aan wordt het dikker en geleidelijk kunt U er zich dan ook aan wennen. Iets minder radicaal is het schrappen der aardappelen, wat veel minder verlies geeft. Wist U, dat dit heel goed en snel met een metalen pannensponsje gedaan kan worden? Een an dere weg is nog de aardappelen in schil te koken en dan aan tafel af te pellen. Het schilletje gaat er dan veel dunner af, dus is er ook minder verlies aan voedingsstoffen. TT moet misschien met jarenlange gewoonten breken, maar als de gezondheid van het geheele gezin hierdoor bevorderd wordt, is deze ver andering zeker de moeite waard. (Huishoudelijke voorlichting) Hollandsche kaasiederen dag opnieuw kunnen wij gezondheid putten uit onze be roemde goudgele Edammers en groote platte Goudsche kazen en niets lijkt ons natuurlijker dan dat kaas wordt gemaakt van koemelk, want is niet ons land hét rijk der zwart-witte, zwart bonte en roodbonte koebeesten in sappig groene weiden? Voor menig ander volk is het begrip „kaas" evenwel niet zoo eng verbonden met „melk van de koe"; men bezit dikwijls koeien nóch weiden en benut de melk van de diersoort die in het land voorkomt. En, hoewel onze smaak aan dergelijke kaassoorten erg zou moeten wennen, is het toch wel aardig te weten, dat de Arabier met veel genot zijn kaas van kameélenmelk verorbert, terwijl bijvoorbeeld de Laplander zich het leven niet kan voorstellen zonder kaas, die is bereid van de melk der rendieren. In feite doen deze volken echter niet anders dan wij, namelijk de kaasstof en het melkvet zij het dan van de melk van een voor ons wat onge woon dier in een toestand brengen, dat ze te zamen een smakelijk en gezond voedsel vor men en langen tijd voor de consumptie .geschikt blijven. Wonderlijk is het evenwel in dit opzicht met de Chineezen en vele andere bewoners van het Verre Oosten gesteld, want zij maken een soort kaaswaaraan geen druppel melk te pas komt! Chineezen, Japanners en andere Ooster lingen zijn namelijk over het algemeen niet zooals wij op melk en zuivelproducten gesteld, hetgeen, naar wij ontleenen aan het tijdschrift „Voeding", zoowel voor hun gezondheid als voor hun levensduur zeer nadeelig blijkt en waarin slechts langzaam eenige verbetering kan wor den gebracht. Hun „kaas" is dan ook volkomen plantaardig van soyaboonen bereid. Dit wel zeer eigenaardige Oostersche product wordt ongeveer als volgt bereid: de plantaar dige „melk" wordt verkregen door goed ge weekte soyaboonen in tienmaal hun gewicht aan koud water flink te persen en uit te druk ken. De daardoor ontstane dikke, melkachtige vloeistof wordt gefiltreerd, waarna men ze versch kan drinken (zooals in Cochinchina en Assam gebruikelijk is) of er kaas van maken. In het laatste geval vermengt men deze melk met een mineraalzout of een soort zuur, dat de melk stremt tot de zgn. wrongel. Ook kan de melk eerst worden gekookt (zooals in China gebeurt) en daarna met een soort doorzichtig gips behandeld. Men droogt de wrongel en ge bruikt ze versch of bewaart ze in gezouten toe stand. Deze „plantenkaas" is goedkoop en voed zaam dochen hier moeten de lezers die réeds begonnen te denken over een beschuitje met soyaboonenkaas worden teleurgesteld voor blanken allesbehalve smakelijk! Laten we dus na dezen ontdekkingstocht op kaasgebied onze Hollandsche échte kaas dubbel waardeeren, want kameelenkaas moge dan den Arabier in verrukking brengen en soyaboonen kaas den Chinees voor ons gaat er niets boven het bolronde Edammertje en de platronde Goudsche, door middel waarvan Staatsvriendin No 1 ons laat deelen in de gezondheid, die onze sappige, uitgestrekte weiden ons bieden. Niet ten onrechte werd kort geleden door onzen Regeeringscommissaris voor de Bodemproductie nog gewezen op het groote belang voor de voe ding van een juiste aanvulling der akkerbouw- en tuinbouwproducten met melk en zuivelpro ducten en het feit dat de koe in dezen vorm zeer vele malen de hoeveelheid volwaardige vetten, eiwitten enz. kan produceeren dan wanneer zij wordt geslacht. Zóó bezien heeft het afwisselend gebruik van onze vele Holland sche kaassoorten een dubbele beteekenis: niet alleen de aard doch vooral ook de economie van de voeding wordt hiermede in hooge mate ge diend! VAN RIIN'S MOSTERD - UTRECHT VRAAÊT UW WINKELIER OFDROSisT 11CT. P. ZAKJE, GELIJK AAN 1 POND SUIKER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6