Naar een nationale tabaksproductie 1 (hanttavim beschermd BOSCH w De taak van den „Cultuurkring" Cfapjtc*» 1 FIETSLICHT WOENSDAG 2 OCTOBER 1940 Inheemsche teelt noodig en mogelijk Vernieuwing en Verscheidenheid M Duitsche ouderdomszorg en sociale verzekering De Nederl. Unie, de N.S.B. en Duitschland GRANAAT ONTPLOFT Kerkelijk leven ZESTIG-JARIG KLOOSTER-JUBILEUM door m PASTILLES Ie. tegen keelontsteking, l 2 e. tegen verkoudheid, l 3 e. tegen griep. \J Persdienst N.V.V. LET OP HET MERK ROTODYN Artikel van dr. Ley over plannen op dit gebied Arbeider gedood te Tilburg Mijnwerker verongelukt Door kokend water verbrand Bewaarschoolonderwijzeres A (Ned. R.K. Schoolraad) Academische examens Technische Hoogeschool Apothekers-assistent Pater Gabriel Wessels, Ord. Carm. Gouden kloosterfeesten bij de paters Franciscanen Men schrijft ons: Uit de moeilijkheden, welke zich nu al ecnige baanden voordoen bij de aanschaffing van het benoodigde rookmateriaal, in 't bijzonder bij sigaretten en pijptabak, zal de rooker, hoe op timistisch hij uiteraard ook wezen moge een rechtgeaard rooker is immers altijd optimist zich zoo langzamerhand wel hebben gerea liseerd, dat er momenteel hier te lande zooiets *ls schaarschte aan tabaksproducten bestaat. van den juisten omvang van dit ongerief, gevolg van het uitblijven van overzeesche aan voeren en van het vertrek van aanwezige voor raden naar elders, zal hij zich tot voor kort fi°g geen volkomen rekenschap hebben kunnen geven. Nu men echter dezer dagen in de bla den heeft kunnen lezen, dat volgens een be schikking van hoogerhand alle onbewerkte ta bak en tabaksproducten zijn aangewezen als distributie-goederen in den zin van art. 4 der Distributiewet 1939, zal het hem duidelijk zijn geworden, dat die schaarschte een euvel van ernstigen aard is en moet hem wel de vrees be kropen hebben, dat hij zich binnenkort zal Jhoeten gewennen aan een ingrijpende beper king van zijn rookgewoonte. Tot eigen geruststelling zal hij zich vermoe delijk ook hebben afgevraagd, of, nu de aan voer uit normale tijden niet meer mogelijk is, er niet op andere wijze in het nijpend tekort San tabak en tabaksproducten kan worden y°°rzien. Hetzij door import over land uit Z.O. Europa en Azië, hetzij door zelfvoorziening hier lande. Wat de eerste troostreden betreft vreezen wij Voor een groote desillusie: de schaarschte aan transportmiddelen in Oost- en Zuid-Europa maakt een beduidenden tabaksuitvoer uit die streken, zoowel als uit Klein-Azië, in de naaste toekomst vrijwel illusoir; ongeacht nog dé hoo- Prijzen, welke eventueel uit dergeljjken maat regel tengevolge van valuta-kwesties zouden Voortvloeien en die, in figuurlijken zin gespro- pen, aan het geurig product ongetwijfeld een ietwat peperachtigen bijsmaak zouden geven. Geheel anders staat het daarentegen met de biogelijkheid tot het scheppen van een inheem sche tabakscultuur, of, juister gezegd, met de bans om een equivalente uitbreiding te geven san de thans nog slechts minimale tabakscul tuur hier te lande, die, zooals de ervaring uit Vroeger dagen heeft bewezen, zeer wel in staat Is een product voort te brengen, dat zoowel voor be fabricage van sigaren als van pijptabak ge- Schikt is. Het moge theoretisch al juist zijn, dat de tsbaksplant van origine een tropisch gewas is ®u de beste producten in warme gewesten wor- en verkregen, practisch staat evenzeer vast, ,.at tabak ook in koelere klimaten met succes kan worden geteeld. Met name onze vaderland- bodem leent zich zeer wel voor deze cul tuur. De tabaksplant is immers niet veel- mschend: zij vraagt slechts een lichten zand- jft°hd als voedingsbodem en een behoorlijke be mesting, factoren, waaraan ten onzent zonder mtensporige moeite is te voldoen, opraken wij zoo juist van een inheemsche akscultuur op beperkte schaal, dan moet dat *ldus worden verstaan, dat in het laatste de- ennium (1930-'40) de met tabak beteelde op- Pervlakte in ons vaderland circa 50 hectare be-' uroeg, voornamelijk gelegen in den zuidoosthoek de provincie Utrecht, in de omgeving van Eist, Amerongen en Rhenen. Doch het is weieens anders geweest. In vo rige eeuwen, toen de tabakscultuur in Europa Van veel grooter beteekenis was dan tegenwoor- m= en de aanplant zich over een groot deel Van het midden en het westen van ons wereld» b°pl uitstrekte (dat was in de 17e en 18e eeuw), werd ook in ons land een behoorlijk quantum oak verbouwd. *n 1856 bedroeg de uitgestrektheid onzer ta baksvelden ruim 2100 H.A., hetgeen beteekende eetl jaarlijksche opbrengst van 4,2 a 5,25 mil joen K.G. inlandsche tabak. In welk cijfer niet is verdisconteerd de verbouw voor eigen ver bruik, door tal van boeren op de lichte zand gronden van Brabant en van onze oostelijke Provincies gedurende vele jaren toegepast. Het *s hog niet zoo heel lang geleden, dat met name bc Peelboeren, en vooral die onder den rook van Eindhoven, een stukje grond van hun bouw- b afzonderen, om daarop het geurig inlandsch r°okgewas te teelen, dat zij zelf ook geheel Prepareerden. Het gebied van de inheemsche abaksteelt strekte zich destijds behalve over eh zuid-oosthoek van Utrecht, vooral uit over Betuwe, die toenmaals een belangrijk aan- "eei in onze nationale tabaksproductie bijdroeg. Eet jaar- 1856 kan vrijwel als het hoogtepunt Var* den inheemschen tabaksbouw worden aan merkt. Door verschillende oorzaken, vooma- hlelilk de uitbreiding van den overzeeschen "^hvoer, vooral uit Ned.-Indië, waar de tabaks cultuur eerst omstreeks het midden van de JQ- eeuw werd ingevoerd, en de daaruit voort- vl°eiende lage marktprijzen van het inheemsch Product verminderde gaandeweg de teelt in et eigen land. Bedroeg in de jaren 1860"70 bebouwde oppervlak nog gemiddeld 1700 A„ in de periode 18901900 was het nog maar 0 H.A., om in het tijdvak 1910"20 nogmaals een halveering te ondergaan, totdat het na nog ®®ni8e schommelingen sinds 1930 op heden Hechts een bouwoppervlakte van gemiddeld 50 A- bedraagt, d.i. een jaarlijksche opbrengst Van nauwelijks 100 a 150.000 K.G. Ih de Betuwe heeft men sinds lang de tabaks- vinrifUr vaarwel gezegd en heden ten dage ziJ nog slechts toepassing in den bekenden 'b-Oosthoek van Utrecht, het Usschen zijn de laatste jaren pogingen in Sch Werk gesteld om de aloude, helaas zoo ver- WeprotnPeibe tabakscultuur hier te lande schp n'cuw leven in te blazen. De Nederland- b® Heidemaatschappij, wier taak zich "niet Wjer '°t ontginning van woeste gronden, maar en streven mede gericht is op het ontdekken 1and°Penen van hieuwe mogelijkheden voor b°deinen tuinbouw en alom een doeltreffende tal ijPbuhuur te bevorderen, is sinds een zes- Verbe/0" bezig met het nemen van proeven tot hiPr 'ng en uitbreiding van de tabakscultuur H te lande. dic a®r °Pzet was daarbij, de oude tabaksbouwers, die tl'eesta' allen kleine grondgebruikers zijn en hatjri e 'aatste jaren een kommervol bestaan heir>pCa' wederom aan een loonend bedrijf te Been' zooals dat vroeger het geval geweest is. onzen ?nen werd met het zoeken van het voor Pvodu em en klimaat meest geschikte teelt- Ehgsm l" v^rvolgens naar een juiste bemes- hit a °^e' Voor eerstgenoemd doel werden h°odi en uh lal van andere landen de aan-p8e ■'■aden van verschillende variëteiten *aamd °erci en op gehuurde perceelen in den be en tabakshoek van 'Utrecht uitgezaaid. Uit ruim 200 verschillende soorten werd ten slotte een vijftal aangehouden, waarmede gunstige resultaten werden bereikt. Behalve de soortenkeus was van veel belang de juiste be mesting te vinden. Ook daarin is men ge slaagd, zoodat het thans mogelijk is een vrij goede tabak in Nederland te verbouwen, die zoo wel voor de fabricage van sigaren als rook tabak gesóhikt is. Op de zoo juist gehouden najaarsbeurs te Utrecht heeft men in den stand van de Ne- derlandsche Heidemaatschappij eenige leven de exemplaren van deze prachtig uitgegroeide tabaksplanten kunnen zien, die met haar goed ontwikkelde, sappige bladeren een uitstekend figuur maakten. Daarnaast eenige bosschen ge droogde en gepraepareerde bladeren, waaruit een beslist weldadige tabaksgeur 'opsteeg. Kan het experiment van de Ned. Heide maatschappij voor wat het kweeken van een goed gewas en het vinden van een juiste be mesting alzoo geslaagd heeten, er zal, naar wij vreezen, nog wel eenige tijd mee gemoeid zijn, vooraleer de inheemsche tabakscultuur weer op het peil van voorheen is teruggebracht. In de eerste plaats zal bij onze landbouwers, speciaal die op de lichte zandgronden, interes se voor het nieuwe product moeten worden ge wekt. Maar dit is nog niet de moeilijkste op gave. Gezien de huidige tabaksschaarschte en wie weet hoe lang dat „huidige" duren zal? kunnen de vooruitzichten voor een lucra- tieven verbouw van tabak hier te lande zeker als gunstig beschouwd worden. Een perspectief, waarvoor men ten plattelande al evenmin als in de steden ongevoelig is. Verder leert de er varing, de laatste jaren te onzent met het in voeren van nieuwe landbouwproducten opge daan, dat het niet zoo heel moeilijk is onzen voor de eischen des tijds tegenwoordig zeer toe- gankelijken boerenstand voor het beoefenen van een nieuwe of hernieuwde cultuur te winnen. Waar het b.v. doenlijk is gebleken, den verbouw van korrelmaïs hier te lande in het verloop van slechts vier jaren tijds (1936'40) op te voeren van 272 tot 1755 H.A., daar moet het ook mo gelijk zijn in een betrekkelijk kort tijdsbestek door doelmatige soortenkeuze, bemesting en sorteering in ons land weer minstens even veel tabak te verbouwen als een tachtig, ne gentig jaar geleden. Een productie van 4 a 5 millioen K.G. inheemsche tabak per jaar be hoort volstrekt niet tot de niet te verwezenlij ken idealen! Van grooter belang in dezen en hier nade ren wij het zwaartepunt der kwestie is de moeilijkheid om het eigenaardig vooroordeel van de industrieeleri uit deze branche en van het publiek in het algemeen tegen producten van eigen bodem en uit de eigen industrie te over winnen. Deze weinig gefundeerde karaktertrek van ons volk, die zich ook t.a.v. andere in heemsche producten openbaart, zal kost wat kost moeten worden afgelegd, wil men het be oogde doel bereiken. En zulks is toch meer dan ooit noodzakelijk in een tijd als wij thans be leven; waarin „zelfvoorziening" het parool van den dag is. Hoe het zij, waar het gebrek aan behoorlijke tabaksproducten zich in de eerstvolgende tijden steeds nijpender zal doen gevoelen, is het stre ven naar den herbloei van onzen inheemschen tabaksbouw een zaak, die niet alleen de boe ren op de lichte zandgronden aangaat, maar een kwestie, die aller aandacht verdient. Een urgente aangelegenheid, die een oplos sing vraagt in den geest van onze dagen: prompt en snel! De tijd hiervoor is rijp, de wind is gunstig. Over de bijeenkomst van den „Nederland- schen Cultuurkring" ontvingen wij van de Ver. Persbureaux (V.P.B.) welker directeur onder-voor? itter van de te stichten pers kanjer is, onderstaande beschouwing, die het belang van het nieuwe streven in het licht stelt. Zaterdagmiddag JJ. heeft in Den Haag een bijeenkomst plaats gevonden van den Neder- landschen Cultuurkring, waarbij ook de Rijks commissaris en zijn commissarissen generaal aanwezig waren en die, gezien de woorden wel ke er gesproken zijn, van blijvende beteekenis voor het Nederlandsche volk zal blijken te zijn. Ruim driehonderd vertegenwoordigers van de pers, van wetenschap en kunst waren daar bij een en zij hebben bij monde van den leider van den Cultuurkring, prof. dr. C. A. S. Snijder, den weg, tot een open en eerlijke samenwerking met de Duitsche autoriteiten niet alleen, maar met het Duitsche volk gevonden. Dat is van zeer groot belang, want hoe ook de politieke ontwikkeling in Nederland moge zijn het geestelijk leven van het volk blijft toch in alle opzichten het voornaamste, de bron waaruit ie dere verdere ontwikkeling ontspruit. Deze bron was in de afgeloopen maanden vertroebeld en vrijwel volledig tot stagnatie ge komen. Drie oorzaken waren daarvoor aan te wijzen: le. de algemeene matheid en vermoeidheid welke na de schokken en de slagen van den oorlog den Nederlandschen geest en het Neder landsche hart gevangen hielden; 2e. het doodloopende zijspoor waarop onze cultuur de laatste jaren, ja men mag wei zeg gen de laatste decenniën, geraakt was tenge volge van een onmatige overheersching van het individualisme en constructivisme, welke den band met het volk verloren hadden doen gaan en aldus de eenige bron van voortdurende ver nieuwing hadden afgesneden. 3. een te eenzijdige oriënteering op 't Westen, nauw samenhangend met den tweeden factor, welke zich in het bijzonder wreken moest op een oogenblik, dat juist midden-Europa zich met vernieuwde kracht op cultureel gebied deed gelden. De eerste factor moet in den loop van den tijd zijn kracht verliezen; de Nederlandsche Cultuurkring heeft zich thans ten strijde ge gord tegen de beide andere remmende facto ren. De Kring wil opnieuw de krachten welke er in ons volk zelf schuilen tot leven wekken en in plaats van een Nederlandsche cultuur welke vrijwel uitsluitend het doel in zichzelf zocht, wil zij de cultuur opnieuw dienstbaar maken aan de Nederlandsche Volksgemeenschap, wel we tend, dat alleen dit doel opnieuw aan onze cul- tureele uitingen zin richting en bezieling kan geven. En wat den derden factor betreft: het is dui delijk, dat de groote rol. welke de mogendheden van de spil thans in Europa gaan spelen, even- De tabaksvelden van de Nederl. Heide maatschappij in den Zuid-Oosthoek van de provincie Utrecht. (Foto Ned. Heidemij.) zeer als op politiek gebied, hen op cultureel ge bied toonaangevend zal maken en dat een ein de zal moeten komen aan de Westersche oriën. teering van onze cultuur. Het is nu juist de wijze waarop deze her oriënteering van ons beschavingsleven zich zal kunnen voltrekken, welke ons geestdriftig maakt voor het wérk van den Cultuurkring. Na de openlijke en mannelijke en toch begrij pende rede van den Rijkscommissaris zal het wel volkomen duidelijk zijn, dat er geen sprake van zal zijn, dat aan de Nederlandsche bescha ving een Duitsche stempel zal worden opge drukt. Integendeel, opnieuw heeft de Rijkscom missaris het Nederlandsche volk de vrienden hand toegestoken, er duidelijk den nadruk op leggende, dat zulks inhoudt niet anders kan inhouden dan de erkenning van volkomen gelijkberechtigdheid op geestelijk gebied. Alleen een Nederlandsche cultuur, welke zich vrij naar haar eigen aard heeft kunnen ontwikkelen, kan een waardevolle bijdrage vormen tot de rijk geschakeerde geheel dat het op Germaanschen bodem wortelende Europa in de toekomst zal kunnen bieden. De vrije, eigen ontwikkeling van ons bescha vingsleven is ons dus gewaarborgd, al zal het duidelijk zijn, dat deze ontwikkeling gebonden zal zijn aan de grenzen en richtlijnen, welke de nieuwe toestand in Europa zal bepalen en dat die vrijheid niet zal kuunen beduiden stil stand en terugblik op het verleden. Trouwtens, een cultuur, welke zich alleen met het verleden voedt, is dood en bevat niet de kiemen in zich van de vernieuwing, welke het Nederlandsche cultuurleven zoo dringend noodig heeft. Achten wij dus deze open en eerlijke samen werking tusschen de Duitsche en de Neder landsche cultuursferen voor ons land van his torische beteekenis, welke tot verheugenis stemt, toch rijzen er bij herlezen van de rede van Prof. Snijder, enkele' vragen. .Zoo heeft het ons getroffen, dat naar de meening van Prof. Snijder een zoo groot gebied van wel zeer heterogene samenstelling tot den cultuurkring gerekend moet worden. Er is tus schen de verschillende deelen gebieden welke de cultuurkring bestrijkt: wetenschap en kunst, school en opvoeding, volksvoorlichting en pers, een zoo groot principieel en bezien vanuit het standpunt der volksgemeenschap ook zoo groot, functioneel verschil, dat het bedenkelijk lijkt al deze cultuurgebieden, als gelijk van be teekenis, eenvoudig naast elkaar onder een en dezelfde leiding te stellen. De taak van de kunst b.v. welke volstrekt scheppend is, is een geheel andere dan die van de pers, tftelke zuiver vor mend en voorlichtend is. Er zijn ook andere verschillen: de kunst, de wetenschap zal nooit geheel straf georganiseerd kunnen, noch mogen worden, om het scheppend karakter niet te dooden. De pers daarentegen vertegenwoor digt een omvangrijk en ingewikkeld apparaat dat door eigen wetten wordt bestuurd en een geheel andere en veel te zelfstandige behande ling vereischt. Laat ons duidelijk zijn: Wij zijn volstrekt overtuigd van de noodzaak van ordening van ons cultuurleven, van de instelling van een overkoepeling, wélke een gelijke gerichtheid, in dienst der volksgemeenschap waarborgt. Maar wij zijn er evenzeer van overtuigd, dat een be handeling der verschillende cultuurgebieden volgens dezelfde wetten, een opneming der verschillende gebieden in één organisatorisch verband, een volkomen gelijkschakeling dus, doodend zal werken. De rijkheid van ons Neder- landsch cultuurleven eischt een gedifferen tieerde behandeling ook en juist in het be lang der grootere Europeesche eenheid. En, om ons. nu eens tot de pers te bepalen het hemd i s nu eenmaal nader dan de rok willen wij toch opmerken,dat de pers eerder dan welk onderdeel van ons cultuurgebied ook, haar taak in de nieuwe wereld, welke wij opbou wen, heeft begrepen en de consekwenties daar uit, wat haar eigen organisatie betreft, volledig heeft getrokken. Dit èn haar volstrekt eigen aardig karakter en de vrijheid welke zjj behoeft voor het vervullen van haar voorlichtende taak rechtvaardigt o.i. een afzonderlijke en zeer autonome bevoegdheid binnen het kader der geheele ordening. Wij weten wel, dat het hier nog niet anders betreft dan een eerste wapen schouw1 en dat de uiteindelijke vormen, waarin het cultuurleven een omgrenzing zal vinden, zich nog geheel ontwikkelen moeten. Maar juist daarom is het goed dat de fundamenten juist en stevig worden gelegd en dat de vaagheid waartoe te dezen aanzien Prof. Snijder zich in zijn magistrale rede noodzakelijkerwijze be perken moest, geen aanleiding zal geven tot misverstanden en een te haastigen opbouw. De commissaris voor het Nederlandsch Ver bond van Vakvereenigingen heeft met ingang van I October 1940 benoemd tot perschef van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigin gen den heer J. de Haas, journalist te Amster dam. i er ad Liet aaedlt DAT^nvki Verkrijgbaar bij den Erkenden .Rijwielhandel. BERLIJN, 2 Oct. (D.N.B.) De „An- grif" publiceert een hoofdartikel van den Ryksorganisatieleider dr. Ley onder het op schrift: „Het staatssocialisme breekt zich baan." - Dr. Ley spreekt allereerst over de tot den tijd van Bismarck teruggaande grondgedachte der sociale verzekering en ouderdomsverzor ging, die volgens Hitiers uitspraak in „Mein Kampf" in de kinderschoenen moest blijven staan, „omdat werkelijke geestelijke factoren voor dezen strijd ontbraken." Na nauwelijks een half jaar, aldus Ley, heb ik thans den Fiihrer het eerste ontwerp voor de eerste perio de in den grooten socialen" arbeid van Duitsch- land ter beschikking gesteld. Door de opdracht, een veelomvattende ouderdomsverzorging voor het Duitsche volk voor te bereiden, heeft de Pührer een vraagstuk aangesneden, dat tot dusverre in geen enkele kapitalistische volks huishouding ook maar bij benadering geregeld is. Al die volkshuishoudingen hebben de ouder domsverzorging beschouwd ofwel als eigen hulp der „arme menschen", ofwel als aalmoes van den staat aan de bezitloozen. Aan de komende nationaal-socialistische ouderdomsverzorging zal voor het eerst in de sociale geschiedenis de gedachte der volkskameraadschap, van de wederkeerige verplichtingen van volksgenoot en volksgemeenschap ten grondslag liggen. Het Nationaal-socialisme verlangt van iederen volksgenoot den meest noesten ar beid in dienst van het volk, bij het da- gelfjksch werk zoowel als in den wapen- dienst. Daaruit leidt het echter ook af de verplichting der volksgemeenschap, ieder, die slachtoffer wordt van de vervulling van zijn plicht of in den dienst vergrijst, een waardig bestaan te verzekeren. Plicht tot arbeid beteekent recht op verzor ging, wanneer de arbeidskracht taant. Die ver zorging is de dank der volksgemeenschap voor he plichtsbesef bij den arbeid. De aanspraak op verzorging is, in tegenstelling tot het tegen woordige, zeer ingewikkelde, verzekeringsrecht, slechts aan een enkele, overigens zeer belang rijke voorwaarde gebonden: verzorging geniet hij, die zijn plichten als burger van het Groot- Duitsche Rjjk heeft vervuld, onverschillig op welke plaats en in welke sociale positie hij zijn volk gediend heeft. Buitengesloten worden slechts de elementen, die zich buiten de gemeenschap geplaatst heb ben door een houding, die de gemeenschap be nadeelt. De ontwikkeling van liberalen staat tot volks- staat zal ook voor de verzorging gevolgen heb ben. De middelen voor die verzorging zullen dan ook niet meer door de afzonderliijke ver zekerden worden opgebracht: dat zal de taak van de gemeenschap in haar geheel zijn. De volksgemeenschap vraagt niet. zooals de ver zekeringsmaatschappij: „Hoeveel hebt u ge stort?" zij vraagt alleen, of men zijn plicht als Duitscber heeft vervuld. Als dat het geval is, zorgt de gemeenschap voor de middelen. De verzorgde levensavond behoort tot de natuur lijke grondrechten van den Duitscher. Als hij niettemin op zijn ouden dag nog wil werken, zal de volksgemeenschap hem een gunstiger plaats geven. In de eerste plaats echter meet er voor gezorgd worden, dat de oude van dagen, die nog wil werken, tot lichteren arbeid kan overgaan, zonder dat hij daarvoor in stoffelijk opzicht benadeeld wordt. Dezelfde beginselen gelden voor den invalide, onverschillig door welke oorzaken het arbeids vermogen verminderd is. Dat tenslotte ook weduwen en weezen voldoende verzorgd moe ten worden, zij, aldus dr. Ley, hier slechts vol ledigheidshalve vermeld. Volgens deze eerste beginselen moet de verzorging van menschen op leeftijd en in validen tot stand gebracht worden. Tallooze bijzondere punten moeten nog geregeld worden, doch één ding is zeker: het komen de sociale recht zal geen geheime weten schap zijn zooals het tegenwoordige, dat is verbrokkeld in meer dan 170 wetten en ver ordeningen, welke tezamen meer dan 3.000 artikelen tellen. Het zal volgens duidelijke beginselen de verzorging van alle werkenden in toereikende mate verzekeren. In „De Unie", het weekblad van „De Neder landsche Unie", 'wordt er op gewezen, dat „sommige Duitsche bladen niet goed geslaagd zijn in hun streven naar een duidelijk over zicht van den tegenwoordigen politieken toe stand in Nederland." Derhalve wordt in een artikel in „De Unie" deze politieke situatie na der belicht. Allereerst wordt daarbij de nadruk gelegd op het feit, dat de sociaal-economische programma's der verschillende groepeeringen, welke vernieuwing voorstaan, nagenoeg geheel met elkaar overeenstemmen. Was er dus uit sluitend het sociaal-economische vraagstuk en verder niets, dan zouden de moeilijkheden voor volkseenheid niet groot zijn. Wel zijn er enkele groepen, welke neg vasthouden aan de oude economie, en welke het sociale vraagstuk meer zien als plicht tot het verbeteren van econo mische tekortkomingen dan als plicht tot het aaneensmeden van het volk tot één geheel, doch hun beteekenis op dit gebied wordt met den dag geringer. Maar, zoo gaat het artikel verder, de politiek omvat nu eenmaal meer dan dit. Zij is vooral een zaak van geestesgesteldheid, van sfeer. En daarin bestaan groote verschillen. „Daarin ligt ook de algemeene ontstemming over de houding van de N. S.B., waarover het Driemanschap reeds zijn zienswijze gaf. Want ons volk verdtaagt het niet en zal het nimmer verdragen, dat één groep spreekt van machts overname en zich voortdurend te buiten gaat in dreigementen en bedreigingen aan anders denkenden, zooals de N. S. B. dat steeds deed en ook na de oorlogsdagen in nog sterkere mate is gaan doen. Dan komt ons volk op een kook punt, dan verzet het zich, gelijk wij ons hebber verzet. „Wie niet bereid is zijn mede-Nederlanders tegemoet te treden met verdraagzaamheid, ver liest het spel, ook al zou zijn macht nog zoo groot worden. Een dreigende N. S. B. vindt een gesloten front tegenover zich, hoezeer de rest van het volk dan ook onderling verschillend moge denken. Dit is een zuiver binuenlandsche aangelegenheid, die los staat van ons stand punt tegenover Duitschland of het Duitsche Nationaal-Socialisme en geldt louter en alleen de politieke methodes, de manieren van de N.S.B." Met nadruk wijst de schrijver van het artikel er dan echter op, dat het afwijzen van een dreigende N. S. B. allerminst wil zeggen, dat de rest van het Nederlandsche volk geen politieke vernieuwing wil. In verbandwaarmee nog het volgende wordt opgemerkt: „Onze aanhang is reeds zoo groot als nim mer in de geschiedenis in Nederland een poli tieke aanhang is geweest. Wij aarzelden nooit en wij aarzelen ook nu niet; wij overschrijden den drempel tusschen de twee werelden, hoe ook de militaire toestand zich zal ontwikkelen. Doch wij komen in verzet, zoodra deze of gene, wie hij ook zij, met dreigementen ons politieke werk verstoort, want wij blijven vertrouwen op de toezegging van den Rijkscommissaris, dat ons volk zijn eigen weg hierin moet vinden. Dat die weg niet eenvoudig is geven wij toe. Maar ons volk werkt nu eenmaal graag gestadig." Laat men, aldus besluit het artikel, ons volk nog even den tijd laten, laat dreiging en inti midatie achterwege blijven, dan zal binnenkort de volkswil tot vernieuwing, welke reeds jaren lang aan het opkomen was, zich zóó duidelijk afteekenen, dat men datgene zal erkennen, waarvoor „De Nederlandsche Unie" veobt; ook in moeilijke tijden is het Nederlandsche volk in staat, vol werkelijkheidszin zijn eigen weg te vinden. Toen drie arbeiders op de schietbaan aan den Dongenscheweg te Tilburg bezig waren aan het in orde maken van een kogelvanger, is bij het verwijderen van de zich in den vanger bevin dende projectielen een granaat ontploft. De 41-jarige gehuwde rijksarbeiders J. van der Steen, wonende te Tilburg, kreeg een granaat scherf in de hartstreek en werd op slag ge dood. De arbeider F. Dirks kreeg een scheri tegen den bovenarm, waardoor een groote scheurwond ontstond. De derde arbeider kreeg een scherf tegen het bovenbeen. De scherf ket ste tegen de tabaksdoos, welke hjj in den broek zak droeg. De doos werd ingedeukt. De man dankt aan dit ketsen het behoud van zijn been De G. G. en G. D. verleende hulp aan den gewonde, die naar het ziekenhuis werd over gebracht. Het ljjk werd eveneens naar het ziekenhuis getransporteerd. Maandagmiddag omstreeks half twee kwam in de staatsmijn „Emma" te Heerlen de 53- jarige schudgootmeester P. van Leijenhorst uit Amsterdam. bij zyn werkzaamheden in een pij ler op de 410 M. verdieping, in aanraking met de kolensnijmachine, waardoor zijn rechteron- derbeen werd afgekneld en zijn rechterboven- been ernstig werd gewond. Nadat de mynarts ter plaatse de eerste hulp had verleend, werd van L. naar het St. Jozefziekenhuis te Heerlen overgebracht, waar hjj s Dinsdagmiddag om streeks twee uur is overleden. Het slachtoffer was gehuwd en vader van een kind. Een 17-jarige dochter van een landbouwer te Mill is bij het verplaatsen van een waschketel ko kend water uitgegleden en door het heete wa ter zóó verbrand, dat zij is overleden. UTRECHT. Geslaagd: M. H. J. Ahaus, C. M. Carlier, M. A. van Dijk, E. C. M. Heetwinkel, M. P. Jansen, A. C. Laarhoven, G. M. Laffe- ber, allen te Rotterdam; A. J. Stagge, Gronin gen. AMSTERDAM. (Vrije Universiteit). Geslaagd voor het candidaatsexamen rechten C. van Amstel, Huizen (N.H.). Voor het doctoraal examen rechten slaagden S. Bosma, Zaandam, A. J. Hagen, Delft en E. van der Schans, Amsterdam. DELFT. Geslaagd voor het propaedeutisch examen voor civiel-ingenieur: J. C. Kolff, Delft. Geslaagd voor het candidaatsexamen voor werktuigkundig ingenieur: H. Glazenburg, Zaandam. UTRECHT. Geslaagd de dames: A. T. J. La Haye, Tilburg; C. L. J. M. Crijns, Heerlen; D. M. M. Cremers, Nijmegen; L. Teerds, Utrecht en A. van Heijningen, Hilversum. Zaterdag 5 October zal in het Carmelklooster van Boxmeer op plechtige wijze gevierd worden het zestig-jarig professie-jubileum van pater Gabriël Wessels. Pater Gabriël Wessels, geboren te Netterden (Geld.) den 18en Juni 1861, studeerde aan het Bisschoppelijk College te Roermond en Kuilen burg en deed in 1880 zijn intrede in het novi ciaat van O. L. Vr. van den Berg Carmel te Boxmeer. Na het voltooien der philosophische en theologische studies in de kloosters" van Zen deren en Boxmeer, ontving hy in 1885 in de Sint Jan's kathedraal van 's-Hertogenbosch de H. Priesterwijding. Verschillende functies heeft pater Gabriël in den Nederlandschen Carmel bekleed; hij was professor in de philosophic en gedurende vijf jaar Prior van Boxmeer. In 1900 organiseerde hij de plechtigheden bij gelegenheid van het vijfde Eeuwfeest van het H. Bloed van Box meer; niet minder dan twintig groote proces sies, die t'e zamen meer dan 10.000 deelnemers telden, kwamen in dat jaar naar de bedevaarts plaats om het H. Bloed in de Carmelietenkerk te vereeren. In 1902 werd hy als Assistent-Generaal naar Rome geroepen en daar in het cen trum van de Christenheid heeft hy gedu rende 36 jaar zyn beste krachten gegeven in den dienst der orde. De functie van As sistent-Generaal bekleedde hij onafgebro ken tot 1925, terwyl hy sedert 1904 als Postulator tevens belast was met de zorg voor de Heiligverklaringen. Echter niet alleen in het bestuur der Orde, maar ook als professor aan het College, waar de jonge Carmel-candidaten van uiteenloopen- de nationaliteit te zamen kwamen, heeft pater Gabriël veel gewerkt. Zijn veelzydige ontwik keling was door allen erkend: hij doceerde met evenveel gemak Philosophie als Dogmatiek en Liturgie. En toch, naast zijn drukke bezigheden, die hem door het bestuur der Orde en het onder wijs der Carmeljeugd waren opgelegd, vond de nooit-vermoeide pater Gabriël nog tyd en ge legenheid voor het beoefenen van een liefheb- bery-vak. Hij droeg de Ordesgeschiedenis een warm hart toe. Te zamen met pater Zimmerman van de Ongeschoeide Carmelieten, is hy de eerste geweest, die het plan heeft opgevat, weer orde te scheppen in de zoolang verwaarloosde Or desgeschiedenis. Dit was moeilyk 'en pater Ga briël zag de moeilykheden, maar hij ging dezen niet uit den weg. Met moed begon hy en, het moet erkend 'worden, door zyn onversaagden arbeid is hij er in geslaagd, voor zijn volgelin gen den weg te banen. „Beginnen bij het be gin" moet hier wel zijn leuze zijn geweest: oude folianten, die sedert lang onder het stof begra ven waren, werden weer te voorschyn gehaald en bestudeerd. Naast de vele artikelen, welke hij publiceerde in de in 1908 opgerichte Ana- lecta Ordinis Carmelitarum, waarvanhij te vens hoofdredacteur was, bezorgde hij fotogra fische herdrukken van de zoo waardevolle Bi- bliotheca Carmelitana van Cosmas de Villiers en van de Historia Chronologica Priorum Ge- neralium van fr. Marianus Ventimiglia. Aan hem dankt de Carmel verder de uitgave van cje Acten van de Generale Kapittels vanaf het jaar 1318. Alleen hy, die deze Acten ooit in handschrift zag, zal kunnen begrypen met welk een taai geduld en volharding pater Gabriël dit werk ten einde bracht. Zoo heeft pater Gabriël de voornaamste bronnen van de Carmel-geschiedenis voor de studie toegankelijk gemaakt. Aan den opbouw eener Carmelgeschiedenis heeft hij den stopt ©egevep en zyn jongere medebroeders zullen daarop gaarne en dankbaar verder bouwen. Het jaar 1938 bracht pater Gabriël terug naar zyn vaderland, naar het moederklooster in Boxmeer. Moge het den jubilaris gegeven zyn, hier nog vele jaren het stille geluk der zoete rust te ge nieten, die hij voor zijn welbesteed en arbeid zaam leven ten volle heeft verdiend. Donderdag 3 October hoopt de weleerw. pater Wilhadus van den Boezem O. F. M., rustend priester in het klooster der Paters -Francis canen aan den Haagweg te Leiden, den dag te herdenken, waarop hij vijftig jaar geleden zyn intrede in het klooster deed. Pater Marinus Sylvester van den Boezem werd den 31sten December 1871 te Gorcum ge boren, studeerde te Megen en trad den 3den October 1890 te Wychen in het klooster, on der den naam van Wilhadus, een van de ne gentien H.H. Martelaren van Gorcum. In Maart 1897 werd hij priester gewijd te Roermond, waarna zijneerw. assistent was te Venray en Woerden tot October 1899. Daarna volgde zijn 'benoeming tot kapelaan te Amsterdam in de „Oude Boom", waar hij tot 1911 werkzaam was, waarna hy werd over geplaatst naar de „Nieuwe Boom" aan den Ad miraal de Ruyterweg aldaar. In 1917 werd hij verplaatst als kapelaan naar Woerden, waar hy tot Augustus 1939 is werkzaam geweest. Na het hem verleende eervol ontslag trok pater d. Boezem naar Leiden, om van een welverdiende rust te genieten. Niettemin kunnen de kerkbe zoekers den gouden jubilaris iederen dag bij de vervulling van zijn priesterlijke taak volgen en bijna iederen Zondagmorgen vroeg is hij pre sent om den geloovigen de H. Communie uit te reiken. De jubilaris hoopt a.s. Zondag te 9 uur een plechtige Hoogmis van dankzegging op te dra gen, waarna Dinsdag 8 October de plechtighe den van de kroning en vernieuwing der plech tige Professie zullen volgen. In het St. Antoniusklooster der Minderbroe ders Franciscanen te Bleyerheide viert 3 Octo ber de Z.Eerw. Pater Gervasius Notmeijer zyn gouden kloosterfeest. Pater Gervasius werd op 17 November 1871 te Vlaardingen geboren en verbiyft sinds enkele jaren als rustend pries ter in het klooster te Bleijerheide. Dienzelfden dag herdenkt de Z.Eerw. Pater Gondulphus Breukers in het klooster te Opho- ven-Sittard zijn gouden kloosterfeest. Het feest zal 6 October worden gevierd. Dien dag zal de Z.Eerw. Pater Provinciaal Prudentius van Leus den na de plechtige Hoogmis den jubilaris kro nen. Van 1112 uur zal pater Gondulphus re- cepieeren. Hij is geboren te Nederweert op 11 Maart 1868. Na zyn priesterwyding in 1897 was hy achtereenvolgens werkzaam zoowel in de stu diehuizen der orde te Meeren e- - nis in de practische zielzorg te "i Opho- ven. Hier is hij thans nog vicarius van het klooster.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5