Naar een nationale tabaksproductie
1
(hanttavim
beschermd
BOSCH
w
De taak van den
„Cultuurkring"
Cfapjtc*»
1
FIETSLICHT
WOENSDAG 2 OCTOBER 1940
Inheemsche teelt noodig
en mogelijk
Vernieuwing en
Verscheidenheid
M
Duitsche ouderdomszorg en
sociale verzekering
De Nederl. Unie, de N.S.B.
en Duitschland
GRANAAT ONTPLOFT
Kerkelijk leven
ZESTIG-JARIG
KLOOSTER-JUBILEUM
door
m PASTILLES
Ie. tegen keelontsteking,
l 2 e. tegen verkoudheid,
l 3 e. tegen griep. \J
Persdienst N.V.V.
LET OP HET MERK ROTODYN
Artikel van dr. Ley over plannen
op dit gebied
Arbeider gedood te Tilburg
Mijnwerker verongelukt
Door kokend water verbrand
Bewaarschoolonderwijzeres A
(Ned. R.K. Schoolraad)
Academische examens
Technische Hoogeschool
Apothekers-assistent
Pater Gabriel Wessels, Ord. Carm.
Gouden kloosterfeesten bij
de paters Franciscanen
Men schrijft ons:
Uit de moeilijkheden, welke zich nu al ecnige
baanden voordoen bij de aanschaffing van het
benoodigde rookmateriaal, in 't bijzonder bij
sigaretten en pijptabak, zal de rooker, hoe op
timistisch hij uiteraard ook wezen moge een
rechtgeaard rooker is immers altijd optimist
zich zoo langzamerhand wel hebben gerea
liseerd, dat er momenteel hier te lande zooiets
*ls schaarschte aan tabaksproducten bestaat.
van den juisten omvang van dit ongerief,
gevolg van het uitblijven van overzeesche aan
voeren en van het vertrek van aanwezige voor
raden naar elders, zal hij zich tot voor kort
fi°g geen volkomen rekenschap hebben kunnen
geven. Nu men echter dezer dagen in de bla
den heeft kunnen lezen, dat volgens een be
schikking van hoogerhand alle onbewerkte ta
bak en tabaksproducten zijn aangewezen als
distributie-goederen in den zin van art. 4 der
Distributiewet 1939, zal het hem duidelijk zijn
geworden, dat die schaarschte een euvel van
ernstigen aard is en moet hem wel de vrees be
kropen hebben, dat hij zich binnenkort zal
Jhoeten gewennen aan een ingrijpende beper
king van zijn rookgewoonte.
Tot eigen geruststelling zal hij zich vermoe
delijk ook hebben afgevraagd, of, nu de aan
voer uit normale tijden niet meer mogelijk is,
er niet op andere wijze in het nijpend tekort
San tabak en tabaksproducten kan worden
y°°rzien. Hetzij door import over land uit Z.O.
Europa en Azië, hetzij door zelfvoorziening hier
lande.
Wat de eerste troostreden betreft vreezen wij
Voor een groote desillusie: de schaarschte aan
transportmiddelen in Oost- en Zuid-Europa
maakt een beduidenden tabaksuitvoer uit die
streken, zoowel als uit Klein-Azië, in de naaste
toekomst vrijwel illusoir; ongeacht nog dé hoo-
Prijzen, welke eventueel uit dergeljjken maat
regel tengevolge van valuta-kwesties zouden
Voortvloeien en die, in figuurlijken zin gespro-
pen, aan het geurig product ongetwijfeld een
ietwat peperachtigen bijsmaak zouden geven.
Geheel anders staat het daarentegen met de
biogelijkheid tot het scheppen van een inheem
sche tabakscultuur, of, juister gezegd, met de
bans om een equivalente uitbreiding te geven
san de thans nog slechts minimale tabakscul
tuur hier te lande, die, zooals de ervaring uit
Vroeger dagen heeft bewezen, zeer wel in staat
Is een product voort te brengen, dat zoowel voor
be fabricage van sigaren als van pijptabak ge-
Schikt is.
Het moge theoretisch al juist zijn, dat de
tsbaksplant van origine een tropisch gewas is
®u de beste producten in warme gewesten wor-
en verkregen, practisch staat evenzeer vast,
,.at tabak ook in koelere klimaten met succes
kan
worden geteeld. Met name onze vaderland-
bodem leent zich zeer wel voor deze cul
tuur. De tabaksplant is immers niet veel-
mschend: zij vraagt slechts een lichten zand-
jft°hd als voedingsbodem en een behoorlijke be
mesting, factoren, waaraan ten onzent zonder
mtensporige moeite is te voldoen,
opraken wij zoo juist van een inheemsche
akscultuur op beperkte schaal, dan moet dat
*ldus
worden verstaan, dat in het laatste de-
ennium (1930-'40) de met tabak beteelde op-
Pervlakte in ons vaderland circa 50 hectare be-'
uroeg, voornamelijk gelegen in den zuidoosthoek
de provincie Utrecht, in de omgeving van
Eist, Amerongen en Rhenen.
Doch het is weieens anders geweest. In vo
rige eeuwen, toen de tabakscultuur in Europa
Van veel grooter beteekenis was dan tegenwoor-
m= en de aanplant zich over een groot deel
Van het midden en het westen van ons wereld»
b°pl uitstrekte (dat was in de 17e en 18e eeuw),
werd ook in ons land een behoorlijk quantum
oak verbouwd.
*n 1856 bedroeg de uitgestrektheid onzer ta
baksvelden ruim 2100 H.A., hetgeen beteekende
eetl jaarlijksche opbrengst van 4,2 a 5,25 mil
joen K.G. inlandsche tabak. In welk cijfer niet
is verdisconteerd de verbouw voor eigen ver
bruik, door tal van boeren op de lichte zand
gronden van Brabant en van onze oostelijke
Provincies gedurende vele jaren toegepast. Het
*s hog niet zoo heel lang geleden, dat met name
bc Peelboeren, en vooral die onder den rook van
Eindhoven, een stukje grond van hun bouw-
b afzonderen, om daarop het geurig inlandsch
r°okgewas te teelen, dat zij zelf ook geheel
Prepareerden. Het gebied van de inheemsche
abaksteelt strekte zich destijds behalve over
eh zuid-oosthoek van Utrecht, vooral uit over
Betuwe, die toenmaals een belangrijk aan-
"eei in onze nationale tabaksproductie bijdroeg.
Eet jaar- 1856 kan vrijwel als het hoogtepunt
Var* den inheemschen tabaksbouw worden aan
merkt. Door verschillende oorzaken, vooma-
hlelilk de uitbreiding van den overzeeschen
"^hvoer, vooral uit Ned.-Indië, waar de tabaks
cultuur eerst omstreeks het midden van de
JQ-
eeuw werd ingevoerd, en de daaruit voort-
vl°eiende lage marktprijzen van het inheemsch
Product verminderde gaandeweg de teelt in
et eigen land. Bedroeg in de jaren 1860"70
bebouwde oppervlak nog gemiddeld 1700
A„ in de periode 18901900 was het nog maar
0 H.A., om in het tijdvak 1910"20 nogmaals
een halveering te ondergaan, totdat het na nog
®®ni8e schommelingen sinds 1930 op heden
Hechts een bouwoppervlakte van gemiddeld 50
A- bedraagt, d.i. een jaarlijksche opbrengst
Van nauwelijks 100 a 150.000 K.G.
Ih de Betuwe heeft men sinds lang de tabaks-
vinrifUr vaarwel gezegd en heden ten dage
ziJ nog slechts toepassing in den bekenden
'b-Oosthoek van Utrecht,
het Usschen zijn de laatste jaren pogingen in
Sch Werk gesteld om de aloude, helaas zoo ver-
WeprotnPeibe tabakscultuur hier te lande
schp n'cuw leven in te blazen. De Nederland-
b® Heidemaatschappij, wier taak zich "niet
Wjer '°t ontginning van woeste gronden, maar
en streven mede gericht is op het ontdekken
1and°Penen van hieuwe mogelijkheden voor
b°deinen tuinbouw en alom een doeltreffende
tal ijPbuhuur te bevorderen, is sinds een zes-
Verbe/0" bezig met het nemen van proeven tot
hiPr 'ng en uitbreiding van de tabakscultuur
H te lande.
dic a®r °Pzet was daarbij, de oude tabaksbouwers,
die tl'eesta' allen kleine grondgebruikers zijn en
hatjri e 'aatste jaren een kommervol bestaan
heir>pCa' wederom aan een loonend bedrijf te
Been' zooals dat vroeger het geval geweest is.
onzen ?nen werd met het zoeken van het voor
Pvodu em en klimaat meest geschikte teelt-
Ehgsm l" v^rvolgens naar een juiste bemes-
hit a °^e' Voor eerstgenoemd doel werden
h°odi en uh lal van andere landen de
aan-p8e ■'■aden van verschillende variëteiten
*aamd °erci en op gehuurde perceelen in den be
en tabakshoek van 'Utrecht uitgezaaid.
Uit ruim 200 verschillende soorten werd
ten slotte een vijftal aangehouden, waarmede
gunstige resultaten werden bereikt. Behalve de
soortenkeus was van veel belang de juiste be
mesting te vinden. Ook daarin is men ge
slaagd, zoodat het thans mogelijk is een vrij
goede tabak in Nederland te verbouwen, die zoo
wel voor de fabricage van sigaren als rook
tabak gesóhikt is.
Op de zoo juist gehouden najaarsbeurs te
Utrecht heeft men in den stand van de Ne-
derlandsche Heidemaatschappij eenige leven
de exemplaren van deze prachtig uitgegroeide
tabaksplanten kunnen zien, die met haar goed
ontwikkelde, sappige bladeren een uitstekend
figuur maakten. Daarnaast eenige bosschen ge
droogde en gepraepareerde bladeren, waaruit een
beslist weldadige tabaksgeur 'opsteeg.
Kan het experiment van de Ned. Heide
maatschappij voor wat het kweeken van een
goed gewas en het vinden van een juiste be
mesting alzoo geslaagd heeten, er zal, naar wij
vreezen, nog wel eenige tijd mee gemoeid zijn,
vooraleer de inheemsche tabakscultuur weer
op het peil van voorheen is teruggebracht.
In de eerste plaats zal bij onze landbouwers,
speciaal die op de lichte zandgronden, interes
se voor het nieuwe product moeten worden ge
wekt. Maar dit is nog niet de moeilijkste op
gave. Gezien de huidige tabaksschaarschte
en wie weet hoe lang dat „huidige" duren zal?
kunnen de vooruitzichten voor een lucra-
tieven verbouw van tabak hier te lande zeker
als gunstig beschouwd worden. Een perspectief,
waarvoor men ten plattelande al evenmin als in
de steden ongevoelig is. Verder leert de er
varing, de laatste jaren te onzent met het in
voeren van nieuwe landbouwproducten opge
daan, dat het niet zoo heel moeilijk is onzen
voor de eischen des tijds tegenwoordig zeer toe-
gankelijken boerenstand voor het beoefenen
van een nieuwe of hernieuwde cultuur te winnen.
Waar het b.v. doenlijk is gebleken, den verbouw
van korrelmaïs hier te lande in het verloop van
slechts vier jaren tijds (1936'40) op te voeren
van 272 tot 1755 H.A., daar moet het ook mo
gelijk zijn in een betrekkelijk kort tijdsbestek
door doelmatige soortenkeuze, bemesting en
sorteering in ons land weer minstens even
veel tabak te verbouwen als een tachtig, ne
gentig jaar geleden. Een productie van 4 a 5
millioen K.G. inheemsche tabak per jaar be
hoort volstrekt niet tot de niet te verwezenlij
ken idealen!
Van grooter belang in dezen en hier nade
ren wij het zwaartepunt der kwestie is de
moeilijkheid om het eigenaardig vooroordeel van
de industrieeleri uit deze branche en van het
publiek in het algemeen tegen producten van
eigen bodem en uit de eigen industrie te over
winnen. Deze weinig gefundeerde karaktertrek
van ons volk, die zich ook t.a.v. andere in
heemsche producten openbaart, zal kost wat
kost moeten worden afgelegd, wil men het be
oogde doel bereiken. En zulks is toch meer dan
ooit noodzakelijk in een tijd als wij thans be
leven; waarin „zelfvoorziening" het parool van
den dag is.
Hoe het zij, waar het gebrek aan behoorlijke
tabaksproducten zich in de eerstvolgende tijden
steeds nijpender zal doen gevoelen, is het stre
ven naar den herbloei van onzen inheemschen
tabaksbouw een zaak, die niet alleen de boe
ren op de lichte zandgronden aangaat, maar
een kwestie, die aller aandacht verdient.
Een urgente aangelegenheid, die een oplos
sing vraagt in den geest van onze dagen:
prompt en snel!
De tijd hiervoor is rijp, de wind is gunstig.
Over de bijeenkomst van den „Nederland-
schen Cultuurkring" ontvingen wij van de
Ver. Persbureaux (V.P.B.) welker directeur
onder-voor? itter van de te stichten pers
kanjer is, onderstaande beschouwing, die
het belang van het nieuwe streven in het
licht stelt.
Zaterdagmiddag JJ. heeft in Den Haag een
bijeenkomst plaats gevonden van den Neder-
landschen Cultuurkring, waarbij ook de Rijks
commissaris en zijn commissarissen generaal
aanwezig waren en die, gezien de woorden wel
ke er gesproken zijn, van blijvende beteekenis
voor het Nederlandsche volk zal blijken te zijn.
Ruim driehonderd vertegenwoordigers van de
pers, van wetenschap en kunst waren daar bij
een en zij hebben bij monde van den leider van
den Cultuurkring, prof. dr. C. A. S. Snijder,
den weg, tot een open en eerlijke samenwerking
met de Duitsche autoriteiten niet alleen, maar
met het Duitsche volk gevonden. Dat is van
zeer groot belang, want hoe ook de politieke
ontwikkeling in Nederland moge zijn het
geestelijk leven van het volk blijft toch in alle
opzichten het voornaamste, de bron waaruit ie
dere verdere ontwikkeling ontspruit.
Deze bron was in de afgeloopen maanden
vertroebeld en vrijwel volledig tot stagnatie ge
komen. Drie oorzaken waren daarvoor aan te
wijzen:
le. de algemeene matheid en vermoeidheid
welke na de schokken en de slagen van den
oorlog den Nederlandschen geest en het Neder
landsche hart gevangen hielden;
2e. het doodloopende zijspoor waarop onze
cultuur de laatste jaren, ja men mag wei zeg
gen de laatste decenniën, geraakt was tenge
volge van een onmatige overheersching van het
individualisme en constructivisme, welke den
band met het volk verloren hadden doen gaan
en aldus de eenige bron van voortdurende ver
nieuwing hadden afgesneden.
3. een te eenzijdige oriënteering op 't Westen,
nauw samenhangend met den tweeden factor,
welke zich in het bijzonder wreken moest op
een oogenblik, dat juist midden-Europa zich
met vernieuwde kracht op cultureel gebied deed
gelden.
De eerste factor moet in den loop van den
tijd zijn kracht verliezen; de Nederlandsche
Cultuurkring heeft zich thans ten strijde ge
gord tegen de beide andere remmende facto
ren. De Kring wil opnieuw de krachten welke
er in ons volk zelf schuilen tot leven wekken en
in plaats van een Nederlandsche cultuur welke
vrijwel uitsluitend het doel in zichzelf zocht, wil
zij de cultuur opnieuw dienstbaar maken aan
de Nederlandsche Volksgemeenschap, wel we
tend, dat alleen dit doel opnieuw aan onze cul-
tureele uitingen zin richting en bezieling kan
geven.
En wat den derden factor betreft: het is dui
delijk, dat de groote rol. welke de mogendheden
van de spil thans in Europa gaan spelen, even-
De tabaksvelden van de Nederl. Heide maatschappij in den Zuid-Oosthoek van
de provincie Utrecht. (Foto Ned. Heidemij.)
zeer als op politiek gebied, hen op cultureel ge
bied toonaangevend zal maken en dat een ein
de zal moeten komen aan de Westersche oriën.
teering van onze cultuur.
Het is nu juist de wijze waarop deze her
oriënteering van ons beschavingsleven zich zal
kunnen voltrekken, welke ons geestdriftig
maakt voor het wérk van den Cultuurkring.
Na de openlijke en mannelijke en toch begrij
pende rede van den Rijkscommissaris zal het
wel volkomen duidelijk zijn, dat er geen sprake
van zal zijn, dat aan de Nederlandsche bescha
ving een Duitsche stempel zal worden opge
drukt. Integendeel, opnieuw heeft de Rijkscom
missaris het Nederlandsche volk de vrienden
hand toegestoken, er duidelijk den nadruk op
leggende, dat zulks inhoudt niet anders kan
inhouden dan de erkenning van volkomen
gelijkberechtigdheid op geestelijk gebied. Alleen
een Nederlandsche cultuur, welke zich vrij naar
haar eigen aard heeft kunnen ontwikkelen, kan
een waardevolle bijdrage vormen tot de rijk
geschakeerde geheel dat het op Germaanschen
bodem wortelende Europa in de toekomst zal
kunnen bieden.
De vrije, eigen ontwikkeling van ons bescha
vingsleven is ons dus gewaarborgd, al zal het
duidelijk zijn, dat deze ontwikkeling gebonden
zal zijn aan de grenzen en richtlijnen, welke de
nieuwe toestand in Europa zal bepalen en dat
die vrijheid niet zal kuunen beduiden stil
stand en terugblik op het verleden. Trouwtens,
een cultuur, welke zich alleen met het verleden
voedt, is dood en bevat niet de kiemen in zich
van de vernieuwing, welke het Nederlandsche
cultuurleven zoo dringend noodig heeft.
Achten wij dus deze open en eerlijke samen
werking tusschen de Duitsche en de Neder
landsche cultuursferen voor ons land van his
torische beteekenis, welke tot verheugenis stemt,
toch rijzen er bij herlezen van de rede van Prof.
Snijder, enkele' vragen.
.Zoo heeft het ons getroffen, dat naar de
meening van Prof. Snijder een zoo groot gebied
van wel zeer heterogene samenstelling tot den
cultuurkring gerekend moet worden. Er is tus
schen de verschillende deelen gebieden welke de
cultuurkring bestrijkt: wetenschap en kunst,
school en opvoeding, volksvoorlichting en pers,
een zoo groot principieel en bezien vanuit het
standpunt der volksgemeenschap ook zoo
groot, functioneel verschil, dat het bedenkelijk
lijkt al deze cultuurgebieden, als gelijk van be
teekenis, eenvoudig naast elkaar onder een en
dezelfde leiding te stellen. De taak van de kunst
b.v. welke volstrekt scheppend is, is een geheel
andere dan die van de pers, tftelke zuiver vor
mend en voorlichtend is. Er zijn ook andere
verschillen: de kunst, de wetenschap zal
nooit geheel straf georganiseerd kunnen, noch
mogen worden, om het scheppend karakter niet
te dooden. De pers daarentegen vertegenwoor
digt een omvangrijk en ingewikkeld apparaat
dat door eigen wetten wordt bestuurd en een
geheel andere en veel te zelfstandige behande
ling vereischt.
Laat ons duidelijk zijn: Wij zijn volstrekt
overtuigd van de noodzaak van ordening van
ons cultuurleven, van de instelling van een
overkoepeling, wélke een gelijke gerichtheid, in
dienst der volksgemeenschap waarborgt. Maar
wij zijn er evenzeer van overtuigd, dat een be
handeling der verschillende cultuurgebieden
volgens dezelfde wetten, een opneming der
verschillende gebieden in één organisatorisch
verband, een volkomen gelijkschakeling dus,
doodend zal werken. De rijkheid van ons Neder-
landsch cultuurleven eischt een gedifferen
tieerde behandeling ook en juist in het be
lang der grootere Europeesche eenheid.
En, om ons. nu eens tot de pers te bepalen
het hemd i s nu eenmaal nader dan de rok
willen wij toch opmerken,dat de pers eerder
dan welk onderdeel van ons cultuurgebied ook,
haar taak in de nieuwe wereld, welke wij opbou
wen, heeft begrepen en de consekwenties daar
uit, wat haar eigen organisatie betreft, volledig
heeft getrokken. Dit èn haar volstrekt eigen
aardig karakter en de vrijheid welke zjj behoeft
voor het vervullen van haar voorlichtende taak
rechtvaardigt o.i. een afzonderlijke en zeer
autonome bevoegdheid binnen het kader der
geheele ordening. Wij weten wel, dat het hier
nog niet anders betreft dan een eerste wapen
schouw1 en dat de uiteindelijke vormen, waarin
het cultuurleven een omgrenzing zal vinden,
zich nog geheel ontwikkelen moeten. Maar juist
daarom is het goed dat de fundamenten juist
en stevig worden gelegd en dat de vaagheid
waartoe te dezen aanzien Prof. Snijder zich
in zijn magistrale rede noodzakelijkerwijze be
perken moest, geen aanleiding zal geven tot
misverstanden en een te haastigen opbouw.
De commissaris voor het Nederlandsch Ver
bond van Vakvereenigingen heeft met ingang
van I October 1940 benoemd tot perschef van
het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigin
gen den heer J. de Haas, journalist te Amster
dam.
i er ad Liet aaedlt DAT^nvki
Verkrijgbaar bij den Erkenden
.Rijwielhandel.
BERLIJN, 2 Oct. (D.N.B.) De „An-
grif" publiceert een hoofdartikel van den
Ryksorganisatieleider dr. Ley onder het op
schrift: „Het staatssocialisme breekt zich
baan." -
Dr. Ley spreekt allereerst over de tot den
tijd van Bismarck teruggaande grondgedachte
der sociale verzekering en ouderdomsverzor
ging, die volgens Hitiers uitspraak in „Mein
Kampf" in de kinderschoenen moest blijven
staan, „omdat werkelijke geestelijke factoren
voor dezen strijd ontbraken." Na nauwelijks
een half jaar, aldus Ley, heb ik thans den
Fiihrer het eerste ontwerp voor de eerste perio
de in den grooten socialen" arbeid van Duitsch-
land ter beschikking gesteld. Door de opdracht,
een veelomvattende ouderdomsverzorging voor
het Duitsche volk voor te bereiden, heeft de
Pührer een vraagstuk aangesneden, dat tot
dusverre in geen enkele kapitalistische volks
huishouding ook maar bij benadering geregeld
is. Al die volkshuishoudingen hebben de ouder
domsverzorging beschouwd ofwel als eigen hulp
der „arme menschen", ofwel als aalmoes van
den staat aan de bezitloozen. Aan de komende
nationaal-socialistische ouderdomsverzorging zal
voor het eerst in de sociale geschiedenis
de gedachte der volkskameraadschap, van de
wederkeerige verplichtingen van volksgenoot en
volksgemeenschap ten grondslag liggen.
Het Nationaal-socialisme verlangt van
iederen volksgenoot den meest noesten ar
beid in dienst van het volk, bij het da-
gelfjksch werk zoowel als in den wapen-
dienst. Daaruit leidt het echter ook af de
verplichting der volksgemeenschap, ieder,
die slachtoffer wordt van de vervulling van
zijn plicht of in den dienst vergrijst, een
waardig bestaan te verzekeren.
Plicht tot arbeid beteekent recht op verzor
ging, wanneer de arbeidskracht taant. Die ver
zorging is de dank der volksgemeenschap voor
he plichtsbesef bij den arbeid. De aanspraak
op verzorging is, in tegenstelling tot het tegen
woordige, zeer ingewikkelde, verzekeringsrecht,
slechts aan een enkele, overigens zeer belang
rijke voorwaarde gebonden: verzorging geniet
hij, die zijn plichten als burger van het Groot-
Duitsche Rjjk heeft vervuld, onverschillig op
welke plaats en in welke sociale positie hij zijn
volk gediend heeft.
Buitengesloten worden slechts de elementen,
die zich buiten de gemeenschap geplaatst heb
ben door een houding, die de gemeenschap be
nadeelt.
De ontwikkeling van liberalen staat tot volks-
staat zal ook voor de verzorging gevolgen heb
ben. De middelen voor die verzorging zullen
dan ook niet meer door de afzonderliijke ver
zekerden worden opgebracht: dat zal de taak
van de gemeenschap in haar geheel zijn. De
volksgemeenschap vraagt niet. zooals de ver
zekeringsmaatschappij: „Hoeveel hebt u ge
stort?" zij vraagt alleen, of men zijn plicht als
Duitscber heeft vervuld. Als dat het geval is,
zorgt de gemeenschap voor de middelen. De
verzorgde levensavond behoort tot de natuur
lijke grondrechten van den Duitscher. Als hij
niettemin op zijn ouden dag nog wil werken,
zal de volksgemeenschap hem een gunstiger
plaats geven. In de eerste plaats echter meet
er voor gezorgd worden, dat de oude van dagen,
die nog wil werken, tot lichteren arbeid kan
overgaan, zonder dat hij daarvoor in stoffelijk
opzicht benadeeld wordt.
Dezelfde beginselen gelden voor den invalide,
onverschillig door welke oorzaken het arbeids
vermogen verminderd is. Dat tenslotte ook
weduwen en weezen voldoende verzorgd moe
ten worden, zij, aldus dr. Ley, hier slechts vol
ledigheidshalve vermeld.
Volgens deze eerste beginselen moet de
verzorging van menschen op leeftijd en in
validen tot stand gebracht worden. Tallooze
bijzondere punten moeten nog geregeld
worden, doch één ding is zeker: het komen
de sociale recht zal geen geheime weten
schap zijn zooals het tegenwoordige, dat is
verbrokkeld in meer dan 170 wetten en ver
ordeningen, welke tezamen meer dan 3.000
artikelen tellen. Het zal volgens duidelijke
beginselen de verzorging van alle werkenden
in toereikende mate verzekeren.
In „De Unie", het weekblad van „De Neder
landsche Unie", 'wordt er op gewezen, dat
„sommige Duitsche bladen niet goed geslaagd
zijn in hun streven naar een duidelijk over
zicht van den tegenwoordigen politieken toe
stand in Nederland." Derhalve wordt in een
artikel in „De Unie" deze politieke situatie na
der belicht.
Allereerst wordt daarbij de nadruk gelegd op
het feit, dat de sociaal-economische
programma's der verschillende groepeeringen,
welke vernieuwing voorstaan, nagenoeg geheel
met elkaar overeenstemmen. Was er dus uit
sluitend het sociaal-economische vraagstuk en
verder niets, dan zouden de moeilijkheden voor
volkseenheid niet groot zijn. Wel zijn er enkele
groepen, welke neg vasthouden aan de oude
economie, en welke het sociale vraagstuk meer
zien als plicht tot het verbeteren van econo
mische tekortkomingen dan als plicht tot het
aaneensmeden van het volk tot één geheel,
doch hun beteekenis op dit gebied wordt met
den dag geringer.
Maar, zoo gaat het artikel verder, de politiek
omvat nu eenmaal meer dan dit. Zij is vooral
een zaak van geestesgesteldheid, van sfeer. En
daarin bestaan groote verschillen.
„Daarin ligt ook de algemeene ontstemming
over de houding van de N. S.B., waarover het
Driemanschap reeds zijn zienswijze gaf. Want
ons volk verdtaagt het niet en zal het nimmer
verdragen, dat één groep spreekt van machts
overname en zich voortdurend te buiten gaat
in dreigementen en bedreigingen aan anders
denkenden, zooals de N. S. B. dat steeds deed
en ook na de oorlogsdagen in nog sterkere mate
is gaan doen. Dan komt ons volk op een kook
punt, dan verzet het zich, gelijk wij ons hebber
verzet.
„Wie niet bereid is zijn mede-Nederlanders
tegemoet te treden met verdraagzaamheid, ver
liest het spel, ook al zou zijn macht nog zoo
groot worden. Een dreigende N. S. B. vindt een
gesloten front tegenover zich, hoezeer de rest
van het volk dan ook onderling verschillend
moge denken. Dit is een zuiver binuenlandsche
aangelegenheid, die los staat van ons stand
punt tegenover Duitschland of het Duitsche
Nationaal-Socialisme en geldt louter en alleen
de politieke methodes, de manieren van de
N.S.B."
Met nadruk wijst de schrijver van het artikel
er dan echter op, dat het afwijzen van een
dreigende N. S. B. allerminst wil zeggen,
dat de rest van het Nederlandsche volk geen
politieke vernieuwing wil. In verbandwaarmee
nog het volgende wordt opgemerkt:
„Onze aanhang is reeds zoo groot als nim
mer in de geschiedenis in Nederland een poli
tieke aanhang is geweest. Wij aarzelden nooit
en wij aarzelen ook nu niet; wij overschrijden
den drempel tusschen de twee werelden, hoe
ook de militaire toestand zich zal ontwikkelen.
Doch wij komen in verzet, zoodra deze of gene,
wie hij ook zij, met dreigementen ons politieke
werk verstoort, want wij blijven vertrouwen op
de toezegging van den Rijkscommissaris, dat
ons volk zijn eigen weg hierin moet vinden.
Dat die weg niet eenvoudig is geven wij
toe. Maar ons volk werkt nu eenmaal graag
gestadig."
Laat men, aldus besluit het artikel, ons volk
nog even den tijd laten, laat dreiging en inti
midatie achterwege blijven, dan zal binnenkort
de volkswil tot vernieuwing, welke reeds jaren
lang aan het opkomen was, zich zóó duidelijk
afteekenen, dat men datgene zal erkennen,
waarvoor „De Nederlandsche Unie" veobt; ook
in moeilijke tijden is het Nederlandsche volk
in staat, vol werkelijkheidszin zijn eigen weg
te vinden.
Toen drie arbeiders op de schietbaan aan den
Dongenscheweg te Tilburg bezig waren aan het
in orde maken van een kogelvanger, is bij het
verwijderen van de zich in den vanger bevin
dende projectielen een granaat ontploft. De
41-jarige gehuwde rijksarbeiders J. van der
Steen, wonende te Tilburg, kreeg een granaat
scherf in de hartstreek en werd op slag ge
dood. De arbeider F. Dirks kreeg een scheri
tegen den bovenarm, waardoor een groote
scheurwond ontstond. De derde arbeider kreeg
een scherf tegen het bovenbeen. De scherf ket
ste tegen de tabaksdoos, welke hjj in den broek
zak droeg. De doos werd ingedeukt. De man
dankt aan dit ketsen het behoud van zijn been
De G. G. en G. D. verleende hulp aan den
gewonde, die naar het ziekenhuis werd over
gebracht.
Het ljjk werd eveneens naar het ziekenhuis
getransporteerd.
Maandagmiddag omstreeks half twee kwam
in de staatsmijn „Emma" te Heerlen de 53-
jarige schudgootmeester P. van Leijenhorst uit
Amsterdam. bij zyn werkzaamheden in een pij
ler op de 410 M. verdieping, in aanraking met
de kolensnijmachine, waardoor zijn rechteron-
derbeen werd afgekneld en zijn rechterboven-
been ernstig werd gewond. Nadat de mynarts
ter plaatse de eerste hulp had verleend, werd
van L. naar het St. Jozefziekenhuis te Heerlen
overgebracht, waar hjj s Dinsdagmiddag om
streeks twee uur is overleden. Het slachtoffer
was gehuwd en vader van een kind.
Een 17-jarige dochter van een landbouwer te
Mill is bij het verplaatsen van een waschketel ko
kend water uitgegleden en door het heete wa
ter zóó verbrand, dat zij is overleden.
UTRECHT. Geslaagd: M. H. J. Ahaus, C. M.
Carlier, M. A. van Dijk, E. C. M. Heetwinkel,
M. P. Jansen, A. C. Laarhoven, G. M. Laffe-
ber, allen te Rotterdam; A. J. Stagge, Gronin
gen.
AMSTERDAM. (Vrije Universiteit). Geslaagd
voor het candidaatsexamen rechten C. van
Amstel, Huizen (N.H.).
Voor het doctoraal examen rechten slaagden
S. Bosma, Zaandam, A. J. Hagen, Delft en E.
van der Schans, Amsterdam.
DELFT. Geslaagd voor het propaedeutisch
examen voor civiel-ingenieur: J. C. Kolff,
Delft.
Geslaagd voor het candidaatsexamen voor
werktuigkundig ingenieur: H. Glazenburg,
Zaandam.
UTRECHT. Geslaagd de dames: A. T. J. La
Haye, Tilburg; C. L. J. M. Crijns, Heerlen;
D. M. M. Cremers, Nijmegen; L. Teerds,
Utrecht en A. van Heijningen, Hilversum.
Zaterdag 5 October zal in het Carmelklooster
van Boxmeer op plechtige wijze gevierd worden
het zestig-jarig professie-jubileum van pater
Gabriël Wessels.
Pater Gabriël Wessels, geboren te Netterden
(Geld.) den 18en Juni 1861, studeerde aan het
Bisschoppelijk College te Roermond en Kuilen
burg en deed in 1880 zijn intrede in het novi
ciaat van O. L. Vr. van den Berg Carmel te
Boxmeer. Na het voltooien der philosophische
en theologische studies in de kloosters" van Zen
deren en Boxmeer, ontving hy in 1885 in de
Sint Jan's kathedraal van 's-Hertogenbosch de
H. Priesterwijding.
Verschillende functies heeft pater Gabriël in
den Nederlandschen Carmel bekleed; hij was
professor in de philosophic en gedurende vijf
jaar Prior van Boxmeer. In 1900 organiseerde
hij de plechtigheden bij gelegenheid van het
vijfde Eeuwfeest van het H. Bloed van Box
meer; niet minder dan twintig groote proces
sies, die t'e zamen meer dan 10.000 deelnemers
telden, kwamen in dat jaar naar de bedevaarts
plaats om het H. Bloed in de Carmelietenkerk
te vereeren.
In 1902 werd hy als Assistent-Generaal
naar Rome geroepen en daar in het cen
trum van de Christenheid heeft hy gedu
rende 36 jaar zyn beste krachten gegeven
in den dienst der orde. De functie van As
sistent-Generaal bekleedde hij onafgebro
ken tot 1925, terwyl hy sedert 1904 als
Postulator tevens belast was met de zorg
voor de Heiligverklaringen.
Echter niet alleen in het bestuur der Orde,
maar ook als professor aan het College, waar
de jonge Carmel-candidaten van uiteenloopen-
de nationaliteit te zamen kwamen, heeft pater
Gabriël veel gewerkt. Zijn veelzydige ontwik
keling was door allen erkend: hij doceerde met
evenveel gemak Philosophie als Dogmatiek en
Liturgie.
En toch, naast zijn drukke bezigheden, die
hem door het bestuur der Orde en het onder
wijs der Carmeljeugd waren opgelegd, vond de
nooit-vermoeide pater Gabriël nog tyd en ge
legenheid voor het beoefenen van een liefheb-
bery-vak.
Hij droeg de Ordesgeschiedenis een warm
hart toe. Te zamen met pater Zimmerman van
de Ongeschoeide Carmelieten, is hy de eerste
geweest, die het plan heeft opgevat, weer orde
te scheppen in de zoolang verwaarloosde Or
desgeschiedenis. Dit was moeilyk 'en pater Ga
briël zag de moeilykheden, maar hij ging dezen
niet uit den weg. Met moed begon hy en, het
moet erkend 'worden, door zyn onversaagden
arbeid is hij er in geslaagd, voor zijn volgelin
gen den weg te banen. „Beginnen bij het be
gin" moet hier wel zijn leuze zijn geweest: oude
folianten, die sedert lang onder het stof begra
ven waren, werden weer te voorschyn gehaald
en bestudeerd. Naast de vele artikelen, welke
hij publiceerde in de in 1908 opgerichte Ana-
lecta Ordinis Carmelitarum, waarvanhij te
vens hoofdredacteur was, bezorgde hij fotogra
fische herdrukken van de zoo waardevolle Bi-
bliotheca Carmelitana van Cosmas de Villiers
en van de Historia Chronologica Priorum Ge-
neralium van fr. Marianus Ventimiglia. Aan
hem dankt de Carmel verder de uitgave van
cje Acten van de Generale Kapittels vanaf het
jaar 1318.
Alleen hy, die deze Acten ooit in handschrift
zag, zal kunnen begrypen met welk een taai
geduld en volharding pater Gabriël dit werk
ten einde bracht.
Zoo heeft pater Gabriël de voornaamste
bronnen van de Carmel-geschiedenis voor de
studie toegankelijk gemaakt. Aan den opbouw
eener Carmelgeschiedenis heeft hij den stopt
©egevep en zyn jongere medebroeders zullen
daarop gaarne en dankbaar verder bouwen.
Het jaar 1938 bracht pater Gabriël terug
naar zyn vaderland, naar het moederklooster
in Boxmeer.
Moge het den jubilaris gegeven zyn, hier nog
vele jaren het stille geluk der zoete rust te ge
nieten, die hij voor zijn welbesteed en arbeid
zaam leven ten volle heeft verdiend.
Donderdag 3 October hoopt de weleerw. pater
Wilhadus van den Boezem O. F. M., rustend
priester in het klooster der Paters -Francis
canen aan den Haagweg te Leiden, den dag te
herdenken, waarop hij vijftig jaar geleden zyn
intrede in het klooster deed.
Pater Marinus Sylvester van den Boezem
werd den 31sten December 1871 te Gorcum ge
boren, studeerde te Megen en trad den 3den
October 1890 te Wychen in het klooster, on
der den naam van Wilhadus, een van de ne
gentien H.H. Martelaren van Gorcum.
In Maart 1897 werd hij priester gewijd te
Roermond, waarna zijneerw. assistent was te
Venray en Woerden tot October 1899.
Daarna volgde zijn 'benoeming tot kapelaan
te Amsterdam in de „Oude Boom", waar hij
tot 1911 werkzaam was, waarna hy werd over
geplaatst naar de „Nieuwe Boom" aan den Ad
miraal de Ruyterweg aldaar. In 1917 werd hij
verplaatst als kapelaan naar Woerden, waar hy
tot Augustus 1939 is werkzaam geweest. Na het
hem verleende eervol ontslag trok pater d.
Boezem naar Leiden, om van een welverdiende
rust te genieten. Niettemin kunnen de kerkbe
zoekers den gouden jubilaris iederen dag bij de
vervulling van zijn priesterlijke taak volgen en
bijna iederen Zondagmorgen vroeg is hij pre
sent om den geloovigen de H. Communie uit te
reiken.
De jubilaris hoopt a.s. Zondag te 9 uur een
plechtige Hoogmis van dankzegging op te dra
gen, waarna Dinsdag 8 October de plechtighe
den van de kroning en vernieuwing der plech
tige Professie zullen volgen.
In het St. Antoniusklooster der Minderbroe
ders Franciscanen te Bleyerheide viert 3 Octo
ber de Z.Eerw. Pater Gervasius Notmeijer zyn
gouden kloosterfeest. Pater Gervasius werd op
17 November 1871 te Vlaardingen geboren en
verbiyft sinds enkele jaren als rustend pries
ter in het klooster te Bleijerheide.
Dienzelfden dag herdenkt de Z.Eerw. Pater
Gondulphus Breukers in het klooster te Opho-
ven-Sittard zijn gouden kloosterfeest. Het feest
zal 6 October worden gevierd. Dien dag zal de
Z.Eerw. Pater Provinciaal Prudentius van Leus
den na de plechtige Hoogmis den jubilaris kro
nen. Van 1112 uur zal pater Gondulphus re-
cepieeren.
Hij is geboren te Nederweert op 11 Maart
1868. Na zyn priesterwyding in 1897 was hy
achtereenvolgens werkzaam zoowel in de stu
diehuizen der orde te Meeren e- - nis in
de practische zielzorg te "i Opho-
ven. Hier is hij thans nog vicarius van het
klooster.