Den Eeker neemt afscheid van den hof Advertentie" Zoojuist verscheen de tweede druk van het standaardwerk PROF. DR. IGN. KLUG eerste druk: in één jaar 20.000 ex. in ieder huisgezin één exemplaar DE TOORTS HEEMSTEDE HE KATHOLIEKE BIJBEL^ Goederenvervoer wordt centraal geregeld Registratie van hotels, cafés en pensions EEN VERZOEK f 3.90 gebrocheerd 768 blZ. .gebonden f 4.90 verkrijgbaar bij den boekhandel of per girobestelling bij ZONDAG 6 OCTOBER 1940 Het katholieke geloof Ook kruidenierswaren vallen onder de omzetbelasting J3rabantsche brieven Kommerniemeerinverom? KommerniemeerinVerom! SLECHTS ÉÉN GELDEN Bedrijfsorganisatie van over heidswege opgericht Eenheid Reeds thans een tweede druk Uniforme regeling voor de berekening is ingevoerd SLACHTOFFERS VAN DE DUISTERNIS Twee dooden te Groningen Betrokkenen dienen bij Rijks bureau ingeschreven te zijn Beheerders van vijandelijk vermogen „VROUWENPOST" VERBODEN THEODORUS WILHELMUS HENDRIKS Onzen abonné's wordt verzocht hun inkoopen te doen bij de adverteerders in deze courant. De volledige boeken van het Onde en Nieuwe Testament RUIM DRIE DUIZEND BLADZ. MET 4 KAARTEN met een voorrede van Zijne Hoogw. Exceil. den Aartsbisschop van Utrecht uitgegeven in opdracht van het Comité „Voor God", Heemstede Motto a 2e druk 'GIRÓ 221290 Het 5 October verschenen Verordeningenblad bevat een besluit van den secretaris-generaal van het departement van Waterstaat ter uit voering en wijziging van het derde uitvoerings besluit ingevolge de verordening no. 15/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Neder- landsche gebied. Hierin wordt o.m, bepaald: Er wordt een bedrijfsorganisatie opge richt, dic rechtspersoonlijkheid bezit. Deze draagt den naam „Ncderlandsche organisa tie voor het beroepsgoederenvervoer langs den weg" en heeft haar zetel te 's-Graven- hage. De secretaris-generaal van het departement van Waterstaat geeft regelen omtrent de sa menstelling en bevoegdheden van de organen der genoemde bedrijfsorganisatie en neemt de noodzakelijke maatregelen; deze kunnen in de Nederlandsche Staatscourant openbaar ge maakt worden. Voorts wordt het derde uitvoeringsbesluit in gevolge de verordening no. 15/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederland sche gebied o.r.n. als volgt gewijzigd: Par. 2 wordt gelezen: „Degene, aan wien een vergunning in den zin van par. 1 wordt verleend, wordt daarmede lid van de „Nederlandsche organisatie voor het beroepsgoederenvervoer langs den weg" met alle daaruit voortvloeiende rechten en verplichtin gen." (Bij bedoelde par. 1 is bepaald, dat het vervoeren van goederen ten behoeve van der den langs den weg slechts is geoorloofd, indien aan den vervoerder voor het betrokken voertuig een daartoe strekkende vergunning is verleend vanwege den inspecteur-generaal van het Ver keer). Dit besluit treedt in werking op den dag zij ner afkondiging. Door dit besluit wordt in de plaats van de talrijke tot nu toe bestaande organisaties er. vereenigingen op het gebied van het beroeps goederenvervoer een eenheidsorganisa tie met rechtspersoonlijkheid in het leven ge roepen. Het besluit maakt het mogelijk, het goede renvervoer centraal te regelen. Bij de uitgeverij „De Toorts" N.V. te Heem stede is de tweede druk verschenen van „Het katholiek geloof" door pr. dr. Ignatius Klug voor Nederland bewerkt door prof. dr. K. Steur, H. J. van Deursen en H. J. Wachters. Dat dit werk binnen zoo korten tijd een tweede druk noodig was, vindt wel zijn oorsprong in het feit, dat er nog geen wérk van dien aard in onze taal bestond. Klug bevat immers niet alleen een gedegen uiteenzetting van de katholieke I dogmatiek, maar geeft tevens een inzicht in tal van vraagstukken, welke andere onderdeelen der theologie raken, als kwesties betreffende den Canon en de inspiratie van de H. Schrift, het Kerkelijke Recht en de Liturgie. Van bijzonder veel belang zijn de hoofdstukken, die over de handelen. Zoo werd dit boek niet tot een louter- voornaamste momenten der Kerkgeschiedenis apologetische handleiding, maar tot een werk, dat de katholieke waarheid zoowel voor katho liek als niet-katholiek op overtuigende wijze belicht. De Aartsbisschop kon in zijn voorwoord het boek geen betere aanbeveling meegeven dan toen hij schreef, dat het zich niet alleen tot het verstand, maar ook tot het hart richt. Daarbij is het geschreven in een warme, on- schoolsche taal, welke toch altijd op de hoogte van het verheven onderwerp blijft. Ondanks het succes van den eersten druk hebben de bewerkers toch gemeend in den twee den druk enkele wijzigingen en aanvullingen te moeten aanbrengen. Zoo werd het hoofdstuk over de Godsbewijzen geheel opnieuw opgezet. Toegevoegd werden hoofdstukken over de Enge len en over het Mystieke Lichaam. Op veler verzoek werd het Naam- en Zaakregister aan zienlijk uitgebreid en werd een register opge nomen van alle in het werk voorkomende Bij belplaatsen. Ook 'den katholieken zal ^eze laat ste aanvulling welkom zijn. In een Uitvoerige bespreking komen wij nog op dit werk terug. Het Centraal Bureau Kruideniersbedrijf deelt ons mede: Ingevolge de op 1 October j.l. in werking ge treden verordening op de omzetbelasting be draagt deze belasting thans 6 pet. over de mees te artikelen, welke in kruidenierswinkels ver kocht worden en over een gedeelte 4 pet., ter wijl tenslotte sommige artikelen van omzetbe lasting zijn vrijgesteld. Daar het in een winkel in de practijk niet uitvoerbaar zou zijn, over elk der artikelen de omzetbelasting precies te berekenen, is in over leg met het departement van Handel, Nijver heid en Scheepvaart voor de berekening der omzetbelasting aan consumenten een gemid delde vastgesteld van 2 pet., hetwelk dan zal worden berekend over alle artikelen, welke in kruidenierswinkels worden verkocht. In verband hiermede heeft het Centraal Bureau Kruideniersbedrijf, het vertegen woordigend orgaan van de bij den détail- handel in kruidenierswaren betrokken or ganisaties, besloten, van 5 October af over alle verkoopen In kruidenierswinkels 2 pet. omzetbelasting in rekening te- brengen. De uitvoering van dit besluit zal in de prac tijk hierop neerkomen, dat de berekening, naar welke de betaling moet geschieden, zal zijn naar de volgende schaal: Over aankoopen tot 25 cent cent, over aankoopen tot -50 cent 1 cent, over aankoopen tot 75 cent l'/a cent, over aankoopen tot 100 cent 2 cent. De duisternis heeft in den nacht van Vrijdag op Zaterdag te Groningen twee slachtoffers ge- eischt. Aan het Hoendiep ter hoogte van de Rembrandt van Rijnstraat is een meisje te water geraakt. Uit een taschje, dat aan- den kant van het diepe water werd gevonden, kon de politie de identiteit van het meisje vaststellen. Het was de 24-jarige E. T. H., wonende te Groningen. Voorts is bij de Bonte Brug de 22-jarige Gro ninger bokser Klaqs Wagenaar, eveneens door de duisternis misleid, in het Winschoterdiep ge raakt en verdronken. In het 5 October verschenen Verordeningen blad is een beschikking opgenomen van den Se cretaris-Generaal van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart ingevolge de Distributiewet 1939 (Hotel-, Café-, Restau rant- en Pensionbeschikking 1940). Hierin is o.a. bepaald, dat ieder, die het ho tel-, café-, restaurant- of pensionbedrijf uit oefent, verplicht is, zich te doen inschrijven bij het Rijksbureau voor het hotel-, café-, restau rant- en ponsionbedrijf. De secretaris-generaal van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart bepaalt, wat onder het uitoefenen van het hotel-, café-, restaurant- of pension- bedrijf wordt verstaan. Het is voorts een ieder, die niet bij het ge noemde rijksbureau is ingeschreven, na af loop van een door den secretaris-generaal voornoenid vast te stellen termijn verboden, het hotel-, café-, restaurant- of pension- bedrijf uit te oefenen. De inschrijving kan worden geweigerd of al dan niet voor bepaalden tijd worden doorge haald volgens regelen, door den secretaris-ge neraal te stellen. De bij het genoemde rijksbureau ingeschre venen zijn verplicht alle opgaven en inlichtin gen te verstrekken, welke door of vanwege den secretaris-generaal voornoemd in verband met de distributie van goederen en met de uitvoe ring van deze beschikking mochten worden ver langd. Deze beschikking is in werking getreden. Ter toelichting diene, dat deze verordening beoogt, aan het rijksbureau de mogelijkheid te geven, een overzicht, over de genoemde bedrijfs takken te verkrijgen, weshalve den bij het rijksbureau ingeschrevenen de plicht tot het geven van inlichtingen, in het bijzonder ook met betrekking tot de distributie van goederen, wordt opgelegd. Op grond van de verordening van den Rijks commissaris voor het bezette Nederlandsch ge bied betreffende de behandeling van vijandelijk vermogen van 24 Juni 1940 heeft de commis saris-generaal voor Financiën en Economische Zaken centrale beheerders benoemd van alle in het district van de gemeenten Rotterdam, Haarlem, 's-©ravenhage en Amsterdam liggen de onroerende goederen, voorzoover deze als vijandelijk vermogen in den zin van artikel 3 van genoemde verordening zijn aan te merken. Dit geldt slechts inzoover het Departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart het beheer van de onroerende goederen op zich heeft ge nomen en geen speciale beheerder door den Comjnissaris-Generaal is of wordt aangesteld. Het verkoopen en belasten van onroerende goe deren behoeft de goedkeuring van den Commis saris-Generaal. Tot centraal beheerder zijn benoemd: voor Rotterdam de heer Hermann A. Dreesen, Ben- kelsberg 82 b te Rotterdam; voor Haarlem de heer H. R. C. Frauendorf, Wagnerkade 49 te Haarlem-Heemstede; voor 's-Gravenhage de heer A. Lampe, Van der Spiegelstraat 4 te Den Haag en voor Amsterdam de heer Carl. H. Ol- dach, Vogelzangscheweg 48, te Aerdenhout bij Haarlem. Naar „De Standaard" meldt, is het Christe lijk Vrouwenblad „Vrouwenpost" verboden. ULVENHOUT, 3 October 1940 Amico, Den Eeker is weg nou. Veurgoed. We missen lm veul. Zoo besloot ik m'nen brief van verlejen week. Ja, 't is rap in z'n werk gegaan. Maar ons pastoorke vond 't zoo 't beste en deuzen braven mensch, een uit duuzenden, heeft me nog nooit slecht gerajen. Den Eekerweg! We kunnen er nie aan wennen. Zelfs Blek mist 'm. Al 'n paar keer heb ik Trui getrappeerd, dat ze mee vier bor den naar de tafel kwam, als we gongen eten en dan weer één gong verombrengen naar de kast. Dré III? 't Knulleke is er stil van. Hij mist den Eeker bij z'n werk, in z'n vrije uren; bij 't pèèrd, op den groentenauto, in z'n boekhouding, hij mist z'n rechterhand, 't Manneke sprak weinig, gong stillekes zijnen gank. Ge hoorde 'm amper loopen! Veul zat ie boven, in z'n „woonwageltje", veural den lesten tijd. Maar nou ie weg is, den huis is leeg! Dèèr! En 't is telkens opnuuw 't zelfde. Ben ik iets kwijt, ik mot 't nou eigens zoeken. Mot Trui 'nen knut sjet opwinden, dan mist ze dalijk de twee be- reidvèèrdig-uitgestoken armen van den Eeker. Blek mist zijnenaanspraak". Die twee. kosten samen zoo gezellig zitten zwijgen; Blek mee zijnen ruigen, goeien kop op den Eeker s'nen knie; den Eeker mee z'n hand tusschen Bleks ooren. Ja, die twee verstonden malkaar. Wilde percies weten, amico, wat er mee ons aan d'hand is....? Wij hebben, eerlijk horre, wij hebben alle drie alty voor dat schriele Eeker jonk gedaan wat we kósten doen! We mochten 'm geren, waren alty begaan mee deus schichtige kwiebuske, deur Dré III lijk 'n zwerf- hondje van de straat opgeropt. Maar nou ie weg is, nou krijgen we pas in de gaten dat hij óns vertroeteld heeftEn als we 'm verom kosten krijgen, dan, och, dan gong 't weer sjuust eenoer. Net als mee 'nen droogbloeier. Ge gift den knol maar 'n plekske in de zon en de schoonste blommen bloeien uit dieën on- aanzienlijken „eerpel", daar veur 't raam. Gin- nen pot gin handsvolleke èèrd, ginnen slok water vraagt ie. Hij bloeit maar. Zoo stillekes- weg. Hij vraagt niks, hij schenkt. Tot ie, tot iedoodgebloeid is. En nou ik dat zoo zeg, ja, nou begin ik iets meer te begrijpen van die gejaagd-gesproken woorden deur ons pastoorke, daar op dieën torentrap: „Dré, reng 'm naar de Broeders en gaarw!" Ikdenk...., me neer pastoor,vou den droogbloeier.... 'nen pot èèrde gevenen gaauw". Hij zéé om- mers: „"k heb 't manneke nou vier weken bij me g'had, h..ast eiken avond. Ik ken 'm as.... asas dat uurwerk daar. 'k Zie dwars deur de raaikes van jonk z'n zielementje henen." En ja, 't manneke eigens had me ook gevraagd, op z'n kamerke: „baas, help me astembliex." Afijn. Wc hebben 'm prontjes uitgezakt. Den koffer van Dré III, nog van de kostschool, wierd bencjen gehaald en volgetast mee den uitzet, z'n boeken, z'n eigendommekes. Van Trui kreeg ie nog 'n prachtig heiligbeeld. veur op z'n chambrette daar, als herinnering aan de Vrouw. Den Dré mokte 'nen hoek in den koffer vol mee tabak en 'n nuuw pepke, zeggende: „ik ben bang, Eeker, dat ge daar nie rooken meugt. 'k Heb 't de postulanten tenminste nooit zien doen, maar witte'k zal oe 't kunstje leeren, hóe ge dan tóch nou en dan 'n pepke of 'n sigaretje smoren kunt. In den hof, ee, daar zullen ze jou wel aan 't werk zetten, denk ik, daar staat 'n schuurke, waarvan ge de deur van binnen kunt sluiten, als ge 'n touwke aan den klink bindt en dan Den Eeker stond, 'n bietje verlegen, naar den Dré z'n „goeie" raadgevings te lusteren. Schud de z'n sproetenkopke. Zee dan: „Maar Dré, as 't nie mag, dan mag 't toch nie!" „Zoo?" zee den ander fel: „Waarom nie?! 'n Pepke smoren is toch zekers gin zonde!" „Neeë," zee den stipten Eeker: „Maar onge hoorzaamheid wel, Dré. En as 't nou verbojen is veur den nuuweling, nou....!" Wanhopig trok Dré III z'n schouwers omhoog. Zuchtte luidruchtig. Schudde den) kop. Gong op en neer loopen. „Lekker!" pestte Trui 'm. „Dat zit oe nie glad, ee? Duuvël!" Den Eeker kreeg 'n kleur. Knipperde mee z'n oogen. Van Dré III motte afblijven! „Hij meent 't goed, vrouw," zee 't manneke bescheiën. fDen anderen dag brocht ik 'm weg. 't Was gin plazierig wakker-worden. Trui was stil, sprak gin woord. En ik? Och, 'k had ook nie veul te beweren. Dré III gong ook zwijgende zijnen gank. 't Was, 't bleef stil. Mee m'nen wagel was 't veur dieën dag al geregeld. Dré III zou mijn klantjes „mëepikken" en den Hop, den Eeker z'n vader, zou 'm helpen. Den Eeker was, veur 't lest, naar ons kerk. Hij bleef nogal lank weg. Was nog nie verom, als ik thuiskwam uit den akker. Trui zat bij de tafel, net of ze ziek was; d'armen over mal kaar, den kop schuin naar benejen. Stillekes, oudvrouwkesachtig, zat ze te staren. Eigenlijk zat ze mee 't ontbijtgerei op ons te wachten. Is ze nie gewend. Als Trui gereed is, motten allen klaar zijn! „Nie goed, Trui?" vroeg ik. Toen stond ze op, zwijgend, gong naar de mooie kamer. En Tt zag nog sjuust dat ze den punt van' haren schort pakte. Dré III was nog doende mee den wagel. Hij zit weer zonder benzine, mot z'n eigen behelpen mee Bles. Den beest stond al gereed om inge spannen te worden. Nou en dan kantelde 'n struisch herfstblad uit den notenlèèr. Viel mee nen tik op de stilte. Zwijgende gong den Dré vort mee z'n werk, hier in den triesten herfst- wemel, die kil en graauw van den hemel hong. Mee respect keek ik naar den kolossaal gelajen wagel. Dat wierd vandaag 'nen zwaren dag veur 't jonk! Daar kwam den Eeker den erf op. Op z'n Zondagsch, diep in z'n hoeike. Dalijk tikte Dré III beleefd aan z'n pet, zee droog komiek: „Goeienmergen, meneer Hoppenbrouwers." Den Eeker lachte 'ns wittekes, lee z'nen kerkboek op den raamdurpel, pakte Bles bij 't bit, spande 'm in den wagel. Als 't gebeurd was, nam ie den befest nog 'ns aandachtig op, klopte 'm op den sterken nek, streelde 'm tusschen de oogen, mom pelde dan iets, bleef nog efkes, mee z'n hand op Bles z'n neus, gedachtenloos staan stardn. „Ge ziet 'm misschient nooit meer verom, Eeker," zee den Dré hard. Den Eeker schudde den kop. Beet. op z'n lip pen, maar toch'n traantje kost ie nie in houwen. Dan dee den Dré z'n leste poging. Hij vatte mee zijnen sterken knuist den Eeker bij de borst, verfomfaaide z'n vestje en zee: „Sjaak, sodetjuu Eeker, spring op den bok, rij mee naai de klanten en lot ze in den Ouwenbosch naar den Hierengumlerwijd loopen. We komen van den avond zat thuis van plazier, net as mee oew examen, witte nog?" Vaster greep ie den Eeker, schudde 'm: „Allee, blijf hier, doe me dat nie aan!" Dat wierd me te veel. En 'k gong naar binnen. Sjuust als wij zwijgende aan 't maal zatten, pront acht uur, kwam den Hop den erf opge- fietst. 'Nen steuvigen kearel, dieën Roppenbrou- wers.' Kort, breed, pootig. In de kracht van z'n jaren, 't Zou 'nen ouwerwetschen vuursmid kun nen zijn. 'Nen harden tiep om te zien. Kern gezond. „Mergen samen! 'k Zie, den wagel is al gespannen. Rij ik 'm, Dré? Of u?" „Kommeke koffie, Hoppenbrouwers?" vroeg Trui. „Beljot," lachte-n-ie: „Daar word ik thuis nie veul meer mee geplaagd. Die bonnekess Thee kan me gestolen worden." Dan: „Oja, Sjaak, 'k heb hier nog 'n pakske van ons moeder. Wat er in zit, weet ik nie, maar 't is 'n souvenierke aan thuis, ziede." „Dankoewel, vader, veul bedankt," zee den Eeker, verlegen en blij. Enneenen be dank moeder veural, ee! Offewilde gij 't doen veur me, Dré, as ge straks bij ons thuis komt?" „Hoe is 't mee de vrouw, Hop?" vroeg ik. „Goed," zee-t-ie gerekt, 'n bietje verwonderd, of ie bedoelde, waarom zal 't nie goed zijn? „Jaja, goed. Alleenmjatoen keek ie den Eeker verwijtend aan: „Alleen.... ze zit al dagen te simmen. Ik begrijp nie, Sjaak, wa ge begint! Kunde 't nou ergens beter hebben as hier? Afijn, ge mot 't eiges weten, om in de rokken te gaan. Naar wie hedde den aard?!" „Hoor 's hier, Hoppenbrouwers," zee Trui fel: „Roeping is roeping. Dat oew vrouw 't erg vindt, kan 'k begrijpen. Toen ons Pauwke 't klooster in trokWijers kost Trui nie geraken. Weer gong ze weg, naar de mooie kamér. „Die wijven zijn allemaal eender," bromde den Hop. En begost aan z'nen koffie te slurpen. Maar den oogenblik van 't afscheid gong ko men. Dré III had al 'ns naar Bles gekeken, naar de klok dan, hij moest gaan, 't jonk. „Hop penbrouwers," zee-t-ie, heelegaar vreugdeloos, Heden is tot onze groote droefheid, gesterkt door de Genade middelen van de H. Kerk, in den Heer ontslapen de Zeer- eerwaarde Heer Pastoor Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De overledene bereikte den gezegenden ouderdom van 76 jaar en was gedurende 28 jaar Pastoor van de St Jans parochie te Laren (N.H.). Wij verzoeken Priesters en geloovigen den overledene te gedenken bij het H. Misoffer en in hun gebeden. De Metten der overledenen zullen gezongen worden Dins dagavond om 7 uur. Woensdagmorgen om 10 uur zulien de Lauden gezongen worden, daarna zal de plechtige H. Mis van Uitvaart worden opgedragen, waarna onmiddellijk de begrafenis op het St.-Janskerkhof. LAREN N.H., 5 October 1940. Namens de Familie: De executeurs: PASTOOR TH. LOEFS PASTOOR H. J. SMEENK Namens de Parochie: De Kerkmeesters: P. VAN DIJK FR. VAN KESSEL J. KERKHOF J. RUIZENDAAL De Kapelaans: N. G. JANSEN H. J. J. VAN SCHAICK H. B. M. HEININK I I van de Apologetische Vereeni- ging „Petrus Canisius" is com pleet verschenen. Hij bevat: Gedrukt op speciaal sterk Bijbel papier. ELK KATHOLIEK GEZIN BEHOORT THANS IN HET BEZIT VAN HEZEN BIJBEL TE ZIJN, opdat niet als voor heen, de H. Schrift volkomen ten onrechte beschouwd blijft als een uitsluitend Protestantsch bezit! Wij kunnen U dezen Bijbel in 2 uitvoeringen leveren. In linnen buskramband voor 8.50, IN GEHEEL LEHER GEBONDEN. MET GOUD BESTEMPELD EN GOUD OP SNEE 12.50. Waar een bijbel als familiebezit zeer lang mee moet gaan, kunnen wij U de pracht-editie in geheel lederen band bijzonder aanbevelen! Wy maken U de aanschaffing zoo gemakkelijk mogelijk. U kunt desgewenscht betalen met of méér per maand. Verzendkosten worden niet berekend. Wij. zijn echter verplicht vanaf' 1 Oct. '40 5 omzetbelasting in rekening te brengen. Zendt nog heden onderst, bon aan N.V. Boek en Kunsthandel H. NELISSEN, Prinsengracht 627, Amsterdam, Giro 60092, Telefoon 31791. Ondergeteekende wenscht te JlpLPIN Heilige Schrift" in linnen ad 8.50*); ontvangen „De jbwa. v» =- j 8.50*); in leer -V ad 12.50*) plus 5 omzetbelasting. Het versch. bedrag ad /de le maand bet. ad is door mij verz./wordt met 10 et. extra voor rembours by ont vangst der zending; door my betaald. Doorslaan wat niet wordt verlangd). Naam en Beroep Adres: 51 HET KATHOLIEKE GELOOF „we motten naar de klanten, man." Den Hop sprong omhoog, dalyk gereed. „Dan gaan we," zee-t-ie; „Niks dat ons teugenhoudt, horre!" Den Eeker kreeg weer 'n kleur. Den moeilijk sten oogenblik was gekomen. Afscheid nemen van zijnen patroon-kameraad. Ferm stak Dré III zyn hand uit. „Eeker 't goeie! Onthou één ding! Hier staat de poort altijopen veur jou! 'k Heb oeden lesten tijd.... wel 'ns gepestmaar" toen beefde zynen mond: „maar dat was gin meenens. Seluu!" Veur den Eeker iets verom zeggen konst, was den Dré de deur al uit. Sprong op den bok. „Nou, Sjaak," zee den Hop:-„'t ga-d-oew goed. Schrijf maar 'ns rap 'n briefke aan moe ders, ee? Bid maar veul, ze zeggen das goed. Ik heb er nooit veul van gemorken, trouwens. Misschient lusteren ze daarboven naar jou beter dan naar oew vader." Efkes keek den bedeesden Eeker, mee- 'n traantje in z'n oogen, z'n vader aan. „Vader, 'k zal veul bidden veur jullie allemaal. Enne vergit moeder nie te bedanken, astemblief. 'k Zal rap schrijvenas ik mag." „En ge hebt 't gehoord, SjaakAs 't oe daar nie langer bevalt, hier meugde alty verom- komen! Lot oew eigen daar dus niet op oewen kop zitten," zoo vaderde Hoppenbrouwers op zijn manier: „Dat heb ik ook altij ver-verd verrekt." En 'n bietje fier over z'nen vaderlijken spiets, keek ie mij aan, zee: „Zeg de vrouw van me gedag, Dré, 'k mot gaan." In 't deurgat bonsde-n-ie teugen Dré III aan, die nog efkes aan den stijl kwam roepen: „Eeker, ik kom oe 'ns gaauw opzoeken, horre! Ze kennen me daar nog wel!" 't Afscheid van Trui gong zonder woorden. Trui stond mee den schort veur d'r oogen te snotteren, streek den Eeker over z'n pinhaar. Ocherm ze houdt van 't jonk of 't heur eigenste is! Den Eeker had ook nie veul woorden meer, 't wierd 'm te bar. Nog efkes Blek 'n „hand" gegeven, toen gongen wc te samen opweg. Toch moest ie, veur we den inrij deurstapten, nog 's even over den erf kijken. Ochja hy heeft er zooveul gewerkt Onderweg heeft ie weinig meer gesproken. Zooveul te meer gepiekerd. Veurover zat ie in de bus, den kop in d'handen, 't veurhoofd mee diepe rimpels. Nou en dan veegde-n-ie 't zweet vgn z'nen kop. Toch was 't heelegaar nie werm. „Baas?" zee-t-ie heesch, na al dat zwijgen. „Eeker?" ,,'k Ben altij geren op den hof gewist." Ik knikte. „Gij wit, baas ik kan nie anders." „Eeker, oew woonwageltje op zolder blijft zoo staan. Veur jou. Ge wit wat onzen Dré oe gezeed hee „Ikkom.... eri... niemeer.... in verom.. baas, maar..., maar as 't mag blijven i staanik zal er dikkels aan veromdenken." Ik kom er niemeer in verom. Ik.kom er nie meer in verom. Deus zinneke bleef heel den dag in m'nen kop haken. Ik kom er niemeer in verom. Kommernremeerinverom. Kommer niemeerinverom. Zoo tufte de bus: kommernie meerinverom. ,,'t. Blijft staan, Eeker!" Kommerniemeerinverom, kommerniemeerin verom. Hij lachte 'ns. Zwitte weer. Kommernie meerinverom. „Ge kunt nooit vooruit praten, Eeker!" Kommerniemeerinverom, kommerniemeerin verom. „Kweetnie," zee-t-ie. Als ik in den Ouwenbosch veur 't -gebouw van St. Louis stond en de bel weer gongde deur den betegelden gang, dan zoemde dieën oud-beken- dën klank weemoedig deur m'n zielement. Hoe dikkels was ik hier gewist in de jaren van Dré III? Blij, m'n kleine baaske dalijk te zien,...! Den Eeker rilde. Had ie kou nou, 't manneke? „Kou, Eeker?" „Nene.... néeë baas, ik zweet!" Ik fluisterde: „Zeg, willen wezullen we samenhard wegloopen? De bus verom staat klaar, kek, aan 't end van deuze straat!" Kommernieweerinverom, zoo begost de bus weer te tuffen. Wijs lachte 't manneke. Hy begreep alty alles, deuzenKweetnie. Hah! Daar kwam 't broeder-portierke. Zou 't.... neeë, 't was 'nen andere! /.Broeder, wilde 'ns zeggen aan Broeder- Overste asteblief, dat den Dré van Ulvenhout hier is, mee zijnen Eeker?" „Keknou," lachte 't jonge Fraterke: „Zyde gij nou den grootvader van Dré III?" „Kende die nog?" „En of! Wie kent hier Dré III niemeer? Hij maakt 't goed, ee?" „Pront! Steunpilèèr van ons bedrijf." „Keknou! Dan hee Broeder-Overste 't altij goed veur g'had!" „Hoezoo?" Ge verstaat, ik was veul nuuws- gierig. „Die hee alty gezeed: Dré III? Dieën robus- ten smellap? Die brengt 't wijd in de weareld! Da's 'nen tiep naar Gods smaak!" „Da-d-issie!" schoot den Eekfr uit, die toen ineens begost te blozen. ,,'k Gaai dalyk Broeder-Overste waarschou wen, dat guilie er zyt," zee 't Broederke en rap liep ie weg; ge hoorde z'nen toog om de beenen klapperen. - 'k Had mee den Broeder-Overste heel wat te klasjeneeren, ge verstaat! Eri eer ik alles besproken en haarfyn uitgeleed had, den dikken brief van ons pastoorke had laten lezen, afge rekend veurloopig is den Eeker daar op mijn kosten dan waren er gaauw 'n paar uren gepasseerd. We kosten malkaar nie meer. zien van den sigarensmook. „Ge zult Dré III nou nog wel 'ns 'nen keef hier zien, Broeder-Overste!" „Geren, Dré; 'k ben veul nuuwsgierig naaf 't manneke." „Hij kekt jou dwars over oew kalotje, Broe- der!" „Da's toch nie waar....?" 'k Wierd trotsch, dat verstade, „Trui, ze weegt 'n negentig kilo's, pakt ie op mee stoel en al en zet haar zoo boven op de tafel, als ze stout is!" „Stout?" Z'n oogen waren nat van plazier. „Ja, als ze té sterk voelen laat dat dieën reus Das.... zeuventien jaren is!" •Allee, als van vroeger, 't was weer 'n gezellig uurke, daar op zijn kantoor. Veur ik vertrok, wierd den Eeker op 't kan toor gelaten. Broeder-Overste liet ons efketf alleen. „Eeker ik gaan nou vertrekken...." „Jabaas." ,,'k Heb alles góed besproken mee Broeder- Overste enne.... dat zal oe plazier doen: ge krijgt 'n taak in den hof!" ,,'k Zal hard werken,* baas! Ze zullen hief mèugen zien hoe wij 't op oewen hof dejen!" „Eeker, jongen, ik twyfel daar nie aan. Maaf denk om oew eigen. Om oew gezondheid, t Kloosterleven.,., ge kunt 't zoo zwaar makefl als ge eigens wiltEnnegij zyt nie vaO de sterksten, baaske!" „Baas, ik kan oe nooit genogt bedanken veuf wat ge veur my en veur ons thuis...." „Eeker, schei uit! Veur oew thuis dat hebt ge eigens gedaan!" „Sprik daar nie van, baas, astemblief! Toch gy me op de hofstee nam, ha 'k gin hémd aan, en...." „Eeker, ik luister nie, horre! Maar iets an ders! Vinde 't goed da'k oe mee Dré III zoo nou en dan "ns kom opzoeken....? Dré m hee hier wel 'n klein stripke véur, ziede!" flus- terde-n-ik in z'n oor. „Baas," gaf ie ten antwoord, „dat zullen féést- dagen veur me zyn!" Toen liepen, veur 't e'erst< twee dikke tranen over z'n sproeten. „Eeker, we komen rap. We maken wel 'O smoes 1" Ik stak m'n hand toe. 't Manneke pakte z» mee allebei z'n bevende klavierkes, kneep m'n hand wit. Als Ik weer in de bus, huistoe, zat, dan tufte dat vergimde machien: kommerniemeerinverom» kommerniemeerinverom, kommerniemeerinver om. Tot ik er tureluursch van wierd. En toch.... dat stinkmachien had gelyk. Dat vóelde-n-ik! Vol. Veul groeten van Trui, Dré in en als altij gin horke minder van oewen t. A v. DRÉ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6