Den Eeker neemt afscheid van den hof
Advertentie"
Zoojuist verscheen de tweede druk
van het standaardwerk
PROF. DR. IGN. KLUG
eerste druk: in één jaar 20.000 ex.
in ieder huisgezin één exemplaar
DE TOORTS HEEMSTEDE
HE KATHOLIEKE BIJBEL^
Goederenvervoer wordt
centraal geregeld
Registratie van hotels,
cafés en pensions
EEN VERZOEK
f 3.90 gebrocheerd 768 blZ. .gebonden f 4.90
verkrijgbaar bij den boekhandel of per girobestelling bij
ZONDAG 6 OCTOBER 1940
Het katholieke geloof
Ook kruidenierswaren vallen
onder de omzetbelasting
J3rabantsche brieven
Kommerniemeerinverom? KommerniemeerinVerom!
SLECHTS ÉÉN GELDEN
Bedrijfsorganisatie van over
heidswege opgericht
Eenheid
Reeds thans een tweede druk
Uniforme regeling voor de
berekening is ingevoerd
SLACHTOFFERS VAN DE
DUISTERNIS
Twee dooden te Groningen
Betrokkenen dienen bij Rijks
bureau ingeschreven te zijn
Beheerders van vijandelijk
vermogen
„VROUWENPOST"
VERBODEN
THEODORUS WILHELMUS HENDRIKS
Onzen abonné's wordt verzocht hun inkoopen
te doen bij de adverteerders in deze courant.
De volledige boeken van het
Onde en Nieuwe Testament
RUIM DRIE DUIZEND
BLADZ. MET 4 KAARTEN
met een voorrede van Zijne Hoogw. Exceil. den Aartsbisschop van Utrecht
uitgegeven in opdracht van het Comité „Voor God", Heemstede
Motto a
2e druk
'GIRÓ 221290
Het 5 October verschenen Verordeningenblad
bevat een besluit van den secretaris-generaal
van het departement van Waterstaat ter uit
voering en wijziging van het derde uitvoerings
besluit ingevolge de verordening no. 15/1940 van
den Rijkscommissaris voor het bezette Neder-
landsche gebied.
Hierin wordt o.m, bepaald:
Er wordt een bedrijfsorganisatie opge
richt, dic rechtspersoonlijkheid bezit. Deze
draagt den naam „Ncderlandsche organisa
tie voor het beroepsgoederenvervoer langs
den weg" en heeft haar zetel te 's-Graven-
hage.
De secretaris-generaal van het departement
van Waterstaat geeft regelen omtrent de sa
menstelling en bevoegdheden van de organen
der genoemde bedrijfsorganisatie en neemt de
noodzakelijke maatregelen; deze kunnen in de
Nederlandsche Staatscourant openbaar ge
maakt worden.
Voorts wordt het derde uitvoeringsbesluit in
gevolge de verordening no. 15/1940 van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederland
sche gebied o.r.n. als volgt gewijzigd:
Par. 2 wordt gelezen:
„Degene, aan wien een vergunning in den
zin van par. 1 wordt verleend, wordt daarmede
lid van de „Nederlandsche organisatie voor het
beroepsgoederenvervoer langs den weg" met alle
daaruit voortvloeiende rechten en verplichtin
gen." (Bij bedoelde par. 1 is bepaald, dat het
vervoeren van goederen ten behoeve van der
den langs den weg slechts is geoorloofd, indien
aan den vervoerder voor het betrokken voertuig
een daartoe strekkende vergunning is verleend
vanwege den inspecteur-generaal van het Ver
keer).
Dit besluit treedt in werking op den dag zij
ner afkondiging.
Door dit besluit wordt in de plaats van de
talrijke tot nu toe bestaande organisaties er.
vereenigingen op het gebied van het beroeps
goederenvervoer een eenheidsorganisa
tie met rechtspersoonlijkheid in het leven ge
roepen.
Het besluit maakt het mogelijk, het goede
renvervoer centraal te regelen.
Bij de uitgeverij „De Toorts" N.V. te Heem
stede is de tweede druk verschenen van „Het
katholiek geloof" door pr. dr. Ignatius Klug
voor Nederland bewerkt door prof. dr. K. Steur,
H. J. van Deursen en H. J. Wachters.
Dat dit werk binnen zoo korten tijd een tweede
druk noodig was, vindt wel zijn oorsprong in het
feit, dat er nog geen wérk van dien aard in
onze taal bestond. Klug bevat immers niet alleen
een gedegen uiteenzetting van de katholieke
I dogmatiek, maar geeft tevens een inzicht in tal
van vraagstukken, welke andere onderdeelen der
theologie raken, als kwesties betreffende den
Canon en de inspiratie van de H. Schrift, het
Kerkelijke Recht en de Liturgie. Van bijzonder
veel belang zijn de hoofdstukken, die over de
handelen. Zoo werd dit boek niet tot een louter-
voornaamste momenten der Kerkgeschiedenis
apologetische handleiding, maar tot een werk,
dat de katholieke waarheid zoowel voor katho
liek als niet-katholiek op overtuigende wijze
belicht. De Aartsbisschop kon in zijn voorwoord
het boek geen betere aanbeveling meegeven dan
toen hij schreef, dat het zich niet alleen tot
het verstand, maar ook tot het hart richt.
Daarbij is het geschreven in een warme, on-
schoolsche taal, welke toch altijd op de hoogte
van het verheven onderwerp blijft.
Ondanks het succes van den eersten druk
hebben de bewerkers toch gemeend in den twee
den druk enkele wijzigingen en aanvullingen te
moeten aanbrengen. Zoo werd het hoofdstuk
over de Godsbewijzen geheel opnieuw opgezet.
Toegevoegd werden hoofdstukken over de Enge
len en over het Mystieke Lichaam. Op veler
verzoek werd het Naam- en Zaakregister aan
zienlijk uitgebreid en werd een register opge
nomen van alle in het werk voorkomende Bij
belplaatsen. Ook 'den katholieken zal ^eze laat
ste aanvulling welkom zijn. In een Uitvoerige
bespreking komen wij nog op dit werk terug.
Het Centraal Bureau Kruideniersbedrijf deelt
ons mede:
Ingevolge de op 1 October j.l. in werking ge
treden verordening op de omzetbelasting be
draagt deze belasting thans 6 pet. over de mees
te artikelen, welke in kruidenierswinkels ver
kocht worden en over een gedeelte 4 pet., ter
wijl tenslotte sommige artikelen van omzetbe
lasting zijn vrijgesteld.
Daar het in een winkel in de practijk niet
uitvoerbaar zou zijn, over elk der artikelen de
omzetbelasting precies te berekenen, is in over
leg met het departement van Handel, Nijver
heid en Scheepvaart voor de berekening der
omzetbelasting aan consumenten een gemid
delde vastgesteld van 2 pet., hetwelk dan zal
worden berekend over alle artikelen, welke in
kruidenierswinkels worden verkocht.
In verband hiermede heeft het Centraal
Bureau Kruideniersbedrijf, het vertegen
woordigend orgaan van de bij den détail-
handel in kruidenierswaren betrokken or
ganisaties, besloten, van 5 October af over
alle verkoopen In kruidenierswinkels
2 pet. omzetbelasting in rekening te-
brengen.
De uitvoering van dit besluit zal in de prac
tijk hierop neerkomen, dat de berekening, naar
welke de betaling moet geschieden, zal zijn naar
de volgende schaal:
Over aankoopen tot 25 cent cent,
over aankoopen tot -50 cent 1 cent,
over aankoopen tot 75 cent l'/a cent,
over aankoopen tot 100 cent 2 cent.
De duisternis heeft in den nacht van Vrijdag
op Zaterdag te Groningen twee slachtoffers ge-
eischt. Aan het Hoendiep ter hoogte van de
Rembrandt van Rijnstraat is een meisje te water
geraakt. Uit een taschje, dat aan- den kant van
het diepe water werd gevonden, kon de politie
de identiteit van het meisje vaststellen. Het was
de 24-jarige E. T. H., wonende te Groningen.
Voorts is bij de Bonte Brug de 22-jarige Gro
ninger bokser Klaqs Wagenaar, eveneens door
de duisternis misleid, in het Winschoterdiep ge
raakt en verdronken.
In het 5 October verschenen Verordeningen
blad is een beschikking opgenomen van den Se
cretaris-Generaal van het departement van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart ingevolge
de Distributiewet 1939 (Hotel-, Café-, Restau
rant- en Pensionbeschikking 1940).
Hierin is o.a. bepaald, dat ieder, die het ho
tel-, café-, restaurant- of pensionbedrijf uit
oefent, verplicht is, zich te doen inschrijven bij
het Rijksbureau voor het hotel-, café-, restau
rant- en ponsionbedrijf. De secretaris-generaal
van het departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart bepaalt, wat onder het uitoefenen
van het hotel-, café-, restaurant- of pension-
bedrijf wordt verstaan.
Het is voorts een ieder, die niet bij het ge
noemde rijksbureau is ingeschreven, na af
loop van een door den secretaris-generaal
voornoenid vast te stellen termijn verboden,
het hotel-, café-, restaurant- of pension-
bedrijf uit te oefenen.
De inschrijving kan worden geweigerd of al
dan niet voor bepaalden tijd worden doorge
haald volgens regelen, door den secretaris-ge
neraal te stellen.
De bij het genoemde rijksbureau ingeschre
venen zijn verplicht alle opgaven en inlichtin
gen te verstrekken, welke door of vanwege den
secretaris-generaal voornoemd in verband met
de distributie van goederen en met de uitvoe
ring van deze beschikking mochten worden ver
langd.
Deze beschikking is in werking getreden.
Ter toelichting diene, dat deze verordening
beoogt, aan het rijksbureau de mogelijkheid te
geven, een overzicht, over de genoemde bedrijfs
takken te verkrijgen, weshalve den bij het
rijksbureau ingeschrevenen de plicht tot het
geven van inlichtingen, in het bijzonder ook
met betrekking tot de distributie van goederen,
wordt opgelegd.
Op grond van de verordening van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederlandsch ge
bied betreffende de behandeling van vijandelijk
vermogen van 24 Juni 1940 heeft de commis
saris-generaal voor Financiën en Economische
Zaken centrale beheerders benoemd van alle
in het district van de gemeenten Rotterdam,
Haarlem, 's-©ravenhage en Amsterdam liggen
de onroerende goederen, voorzoover deze als
vijandelijk vermogen in den zin van artikel 3
van genoemde verordening zijn aan te merken.
Dit geldt slechts inzoover het Departement van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart het beheer
van de onroerende goederen op zich heeft ge
nomen en geen speciale beheerder door den
Comjnissaris-Generaal is of wordt aangesteld.
Het verkoopen en belasten van onroerende goe
deren behoeft de goedkeuring van den Commis
saris-Generaal.
Tot centraal beheerder zijn benoemd: voor
Rotterdam de heer Hermann A. Dreesen, Ben-
kelsberg 82 b te Rotterdam; voor Haarlem de
heer H. R. C. Frauendorf, Wagnerkade 49 te
Haarlem-Heemstede; voor 's-Gravenhage de
heer A. Lampe, Van der Spiegelstraat 4 te Den
Haag en voor Amsterdam de heer Carl. H. Ol-
dach, Vogelzangscheweg 48, te Aerdenhout bij
Haarlem.
Naar „De Standaard" meldt, is het Christe
lijk Vrouwenblad „Vrouwenpost" verboden.
ULVENHOUT, 3 October 1940
Amico,
Den Eeker is weg nou. Veurgoed. We missen
lm veul. Zoo besloot ik m'nen brief van verlejen
week. Ja, 't is rap in z'n werk gegaan. Maar
ons pastoorke vond 't zoo 't beste en deuzen
braven mensch, een uit duuzenden, heeft me
nog nooit slecht gerajen.
Den Eekerweg! We kunnen er nie aan
wennen. Zelfs Blek mist 'm. Al 'n paar keer
heb ik Trui getrappeerd, dat ze mee vier bor
den naar de tafel kwam, als we gongen eten
en dan weer één gong verombrengen naar de
kast.
Dré III? 't Knulleke is er stil van. Hij mist
den Eeker bij z'n werk, in z'n vrije uren; bij 't
pèèrd, op den groentenauto, in z'n boekhouding,
hij mist z'n rechterhand, 't Manneke sprak
weinig, gong stillekes zijnen gank. Ge hoorde
'm amper loopen! Veul zat ie boven, in z'n
„woonwageltje", veural den lesten tijd. Maar
nou ie weg is, den huis is leeg! Dèèr! En 't
is telkens opnuuw 't zelfde. Ben ik iets kwijt,
ik mot 't nou eigens zoeken. Mot Trui 'nen knut
sjet opwinden, dan mist ze dalijk de twee be-
reidvèèrdig-uitgestoken armen van den Eeker.
Blek mist zijnenaanspraak". Die twee.
kosten samen zoo gezellig zitten zwijgen; Blek
mee zijnen ruigen, goeien kop op den Eeker
s'nen knie; den Eeker mee z'n hand tusschen
Bleks ooren. Ja, die twee verstonden malkaar.
Wilde percies weten, amico, wat er mee ons
aan d'hand is....? Wij hebben, eerlijk horre,
wij hebben alle drie alty voor dat schriele
Eeker jonk gedaan wat we kósten doen! We
mochten 'm geren, waren alty begaan mee deus
schichtige kwiebuske, deur Dré III lijk 'n zwerf-
hondje van de straat opgeropt. Maar nou ie
weg is, nou krijgen we pas in de gaten dat hij
óns vertroeteld heeftEn als we 'm verom
kosten krijgen, dan, och, dan gong 't weer
sjuust eenoer. Net als mee 'nen droogbloeier.
Ge gift den knol maar 'n plekske in de zon en
de schoonste blommen bloeien uit dieën on-
aanzienlijken „eerpel", daar veur 't raam. Gin-
nen pot gin handsvolleke èèrd, ginnen slok
water vraagt ie. Hij bloeit maar. Zoo stillekes-
weg. Hij vraagt niks, hij schenkt. Tot ie, tot
iedoodgebloeid is. En nou ik dat zoo zeg,
ja, nou begin ik iets meer te begrijpen van die
gejaagd-gesproken woorden deur ons pastoorke,
daar op dieën torentrap: „Dré, reng 'm naar
de Broeders en gaarw!" Ikdenk...., me
neer pastoor,vou den droogbloeier.... 'nen
pot èèrde gevenen gaauw". Hij zéé om-
mers: „"k heb 't manneke nou vier weken bij
me g'had, h..ast eiken avond. Ik ken 'm as....
asas dat uurwerk daar. 'k Zie dwars deur
de raaikes van jonk z'n zielementje henen."
En ja, 't manneke eigens had me ook gevraagd,
op z'n kamerke: „baas, help me astembliex."
Afijn. Wc hebben 'm prontjes uitgezakt. Den
koffer van Dré III, nog van de kostschool, wierd
bencjen gehaald en volgetast mee den uitzet,
z'n boeken, z'n eigendommekes. Van Trui kreeg
ie nog 'n prachtig heiligbeeld. veur op z'n
chambrette daar, als herinnering aan de Vrouw.
Den Dré mokte 'nen hoek in den koffer vol mee
tabak en 'n nuuw pepke, zeggende: „ik ben
bang, Eeker, dat ge daar nie rooken meugt. 'k
Heb 't de postulanten tenminste nooit zien
doen, maar witte'k zal oe 't kunstje leeren,
hóe ge dan tóch nou en dan 'n pepke of 'n
sigaretje smoren kunt. In den hof, ee, daar
zullen ze jou wel aan 't werk zetten, denk ik,
daar staat 'n schuurke, waarvan ge de deur
van binnen kunt sluiten, als ge 'n touwke aan
den klink bindt en dan
Den Eeker stond, 'n bietje verlegen, naar den
Dré z'n „goeie" raadgevings te lusteren. Schud
de z'n sproetenkopke. Zee dan: „Maar Dré, as
't nie mag, dan mag 't toch nie!"
„Zoo?" zee den ander fel: „Waarom nie?!
'n Pepke smoren is toch zekers gin zonde!"
„Neeë," zee den stipten Eeker: „Maar onge
hoorzaamheid wel, Dré. En as 't nou verbojen
is veur den nuuweling, nou....!"
Wanhopig trok Dré III z'n schouwers omhoog.
Zuchtte luidruchtig. Schudde den) kop. Gong
op en neer loopen.
„Lekker!" pestte Trui 'm. „Dat zit oe nie glad,
ee? Duuvël!"
Den Eeker kreeg 'n kleur. Knipperde mee z'n
oogen. Van Dré III motte afblijven! „Hij meent
't goed, vrouw," zee 't manneke bescheiën.
fDen anderen dag brocht ik 'm weg. 't Was
gin plazierig wakker-worden. Trui was stil, sprak
gin woord. En ik? Och, 'k had ook nie veul
te beweren. Dré III gong ook zwijgende zijnen
gank. 't Was, 't bleef stil. Mee m'nen wagel was
't veur dieën dag al geregeld. Dré III zou mijn
klantjes „mëepikken" en den Hop, den Eeker
z'n vader, zou 'm helpen.
Den Eeker was, veur 't lest, naar ons kerk.
Hij bleef nogal lank weg. Was nog nie verom,
als ik thuiskwam uit den akker. Trui zat bij
de tafel, net of ze ziek was; d'armen over mal
kaar, den kop schuin naar benejen. Stillekes,
oudvrouwkesachtig, zat ze te staren. Eigenlijk
zat ze mee 't ontbijtgerei op ons te wachten.
Is ze nie gewend. Als Trui gereed is, motten
allen klaar zijn!
„Nie goed, Trui?" vroeg ik. Toen stond ze
op, zwijgend, gong naar de mooie kamer. En Tt
zag nog sjuust dat ze den punt van' haren schort
pakte.
Dré III was nog doende mee den wagel. Hij
zit weer zonder benzine, mot z'n eigen behelpen
mee Bles. Den beest stond al gereed om inge
spannen te worden. Nou en dan kantelde 'n
struisch herfstblad uit den notenlèèr. Viel mee
nen tik op de stilte. Zwijgende gong den Dré
vort mee z'n werk, hier in den triesten herfst-
wemel, die kil en graauw van den hemel hong.
Mee respect keek ik naar den kolossaal gelajen
wagel. Dat wierd vandaag 'nen zwaren dag veur
't jonk!
Daar kwam den Eeker den erf op. Op z'n
Zondagsch, diep in z'n hoeike. Dalijk tikte Dré
III beleefd aan z'n pet, zee droog komiek:
„Goeienmergen, meneer Hoppenbrouwers." Den
Eeker lachte 'ns wittekes, lee z'nen kerkboek op
den raamdurpel, pakte Bles bij 't bit, spande 'm
in den wagel. Als 't gebeurd was, nam ie den
befest nog 'ns aandachtig op, klopte 'm op den
sterken nek, streelde 'm tusschen de oogen, mom
pelde dan iets, bleef nog efkes, mee z'n hand
op Bles z'n neus, gedachtenloos staan stardn.
„Ge ziet 'm misschient nooit meer verom,
Eeker," zee den Dré hard.
Den Eeker schudde den kop. Beet. op z'n lip
pen, maar toch'n traantje kost ie nie in
houwen. Dan dee den Dré z'n leste poging. Hij
vatte mee zijnen sterken knuist den Eeker bij
de borst, verfomfaaide z'n vestje en zee: „Sjaak,
sodetjuu Eeker, spring op den bok, rij mee naai
de klanten en lot ze in den Ouwenbosch naar
den Hierengumlerwijd loopen. We komen van
den avond zat thuis van plazier, net as mee
oew examen, witte nog?"
Vaster greep ie den Eeker, schudde 'm: „Allee,
blijf hier, doe me dat nie aan!"
Dat wierd me te veel. En 'k gong naar binnen.
Sjuust als wij zwijgende aan 't maal zatten,
pront acht uur, kwam den Hop den erf opge-
fietst. 'Nen steuvigen kearel, dieën Roppenbrou-
wers.' Kort, breed, pootig. In de kracht van z'n
jaren, 't Zou 'nen ouwerwetschen vuursmid kun
nen zijn. 'Nen harden tiep om te zien. Kern
gezond. „Mergen samen! 'k Zie, den wagel is
al gespannen. Rij ik 'm, Dré? Of u?"
„Kommeke koffie, Hoppenbrouwers?" vroeg
Trui. „Beljot," lachte-n-ie: „Daar word ik thuis
nie veul meer mee geplaagd. Die bonnekess
Thee kan me gestolen worden."
Dan: „Oja, Sjaak, 'k heb hier nog 'n pakske
van ons moeder. Wat er in zit, weet ik nie,
maar 't is 'n souvenierke aan thuis, ziede."
„Dankoewel, vader, veul bedankt," zee den
Eeker, verlegen en blij. Enneenen be
dank moeder veural, ee! Offewilde gij 't
doen veur me, Dré, as ge straks bij ons thuis
komt?"
„Hoe is 't mee de vrouw, Hop?" vroeg ik.
„Goed," zee-t-ie gerekt, 'n bietje verwonderd,
of ie bedoelde, waarom zal 't nie goed zijn?
„Jaja, goed. Alleenmjatoen keek ie
den Eeker verwijtend aan: „Alleen.... ze zit
al dagen te simmen. Ik begrijp nie, Sjaak, wa
ge begint! Kunde 't nou ergens beter hebben
as hier? Afijn, ge mot 't eiges weten, om in de
rokken te gaan. Naar wie hedde den aard?!"
„Hoor 's hier, Hoppenbrouwers," zee Trui fel:
„Roeping is roeping. Dat oew vrouw 't erg vindt,
kan 'k begrijpen. Toen ons Pauwke 't klooster
in trokWijers kost Trui nie geraken. Weer
gong ze weg, naar de mooie kamér.
„Die wijven zijn allemaal eender," bromde den
Hop. En begost aan z'nen koffie te slurpen.
Maar den oogenblik van 't afscheid gong ko
men. Dré III had al 'ns naar Bles gekeken,
naar de klok dan, hij moest gaan, 't jonk. „Hop
penbrouwers," zee-t-ie, heelegaar vreugdeloos,
Heden is tot onze groote droefheid, gesterkt door de Genade
middelen van de H. Kerk, in den Heer ontslapen de Zeer-
eerwaarde Heer Pastoor
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
De overledene bereikte den gezegenden ouderdom van 76
jaar en was gedurende 28 jaar Pastoor van de St Jans
parochie te Laren (N.H.).
Wij verzoeken Priesters en geloovigen den overledene te
gedenken bij het H. Misoffer en in hun gebeden.
De Metten der overledenen zullen gezongen worden Dins
dagavond om 7 uur. Woensdagmorgen om 10 uur zulien
de Lauden gezongen worden, daarna zal de plechtige H.
Mis van Uitvaart worden opgedragen, waarna onmiddellijk
de begrafenis op het St.-Janskerkhof.
LAREN N.H., 5 October 1940.
Namens de Familie:
De executeurs: PASTOOR TH. LOEFS
PASTOOR H. J. SMEENK
Namens de Parochie:
De Kerkmeesters: P. VAN DIJK
FR. VAN KESSEL
J. KERKHOF
J. RUIZENDAAL
De Kapelaans: N. G. JANSEN
H. J. J. VAN SCHAICK
H. B. M. HEININK
I
I
van de Apologetische Vereeni-
ging „Petrus Canisius" is com
pleet verschenen. Hij bevat:
Gedrukt op speciaal sterk Bijbel
papier.
ELK KATHOLIEK GEZIN
BEHOORT THANS IN HET
BEZIT VAN HEZEN BIJBEL
TE ZIJN, opdat niet als voor
heen, de H. Schrift volkomen
ten onrechte beschouwd blijft als
een uitsluitend Protestantsch
bezit!
Wij kunnen U dezen Bijbel in 2 uitvoeringen leveren. In linnen
buskramband voor 8.50, IN GEHEEL LEHER GEBONDEN.
MET GOUD BESTEMPELD EN GOUD OP SNEE 12.50. Waar
een bijbel als familiebezit zeer lang mee moet gaan, kunnen wij
U de pracht-editie in geheel lederen band bijzonder aanbevelen!
Wy maken U de aanschaffing zoo gemakkelijk mogelijk. U kunt
desgewenscht betalen met
of méér per maand. Verzendkosten worden niet berekend.
Wij. zijn echter verplicht vanaf' 1 Oct. '40 5 omzetbelasting in
rekening te brengen. Zendt nog heden onderst, bon aan N.V. Boek
en Kunsthandel H. NELISSEN, Prinsengracht 627, Amsterdam,
Giro 60092, Telefoon 31791.
Ondergeteekende wenscht te
JlpLPIN Heilige Schrift" in linnen ad 8.50*);
ontvangen „De
jbwa. v» =- j 8.50*); in leer
-V ad 12.50*) plus 5 omzetbelasting.
Het versch. bedrag ad /de le maand bet. ad
is door mij verz./wordt met 10 et. extra voor rembours by ont
vangst der zending; door my betaald. Doorslaan wat niet
wordt verlangd).
Naam en Beroep
Adres:
51
HET KATHOLIEKE
GELOOF
„we motten naar de klanten, man."
Den Hop sprong omhoog, dalyk gereed. „Dan
gaan we," zee-t-ie; „Niks dat ons teugenhoudt,
horre!"
Den Eeker kreeg weer 'n kleur. Den moeilijk
sten oogenblik was gekomen. Afscheid nemen
van zijnen patroon-kameraad. Ferm stak Dré
III zyn hand uit. „Eeker 't goeie! Onthou
één ding! Hier staat de poort altijopen
veur jou! 'k Heb oeden lesten tijd.... wel
'ns gepestmaar" toen beefde zynen mond:
„maar dat was gin meenens. Seluu!"
Veur den Eeker iets verom zeggen konst, was
den Dré de deur al uit. Sprong op den bok.
„Nou, Sjaak," zee den Hop:-„'t ga-d-oew
goed. Schrijf maar 'ns rap 'n briefke aan moe
ders, ee? Bid maar veul, ze zeggen das goed.
Ik heb er nooit veul van gemorken, trouwens.
Misschient lusteren ze daarboven naar jou beter
dan naar oew vader."
Efkes keek den bedeesden Eeker, mee- 'n
traantje in z'n oogen, z'n vader aan. „Vader,
'k zal veul bidden veur jullie allemaal. Enne
vergit moeder nie te bedanken, astemblief. 'k Zal
rap schrijvenas ik mag."
„En ge hebt 't gehoord, SjaakAs 't oe
daar nie langer bevalt, hier meugde alty verom-
komen! Lot oew eigen daar dus niet op oewen
kop zitten," zoo vaderde Hoppenbrouwers op
zijn manier: „Dat heb ik ook altij ver-verd
verrekt." En 'n bietje fier over z'nen vaderlijken
spiets, keek ie mij aan, zee: „Zeg de vrouw van
me gedag, Dré, 'k mot gaan." In 't deurgat
bonsde-n-ie teugen Dré III aan, die nog efkes
aan den stijl kwam roepen: „Eeker, ik kom oe
'ns gaauw opzoeken, horre! Ze kennen me daar
nog wel!"
't Afscheid van Trui gong zonder woorden.
Trui stond mee den schort veur d'r oogen te
snotteren, streek den Eeker over z'n pinhaar.
Ocherm ze houdt van 't jonk of 't heur
eigenste is!
Den Eeker had ook nie veul woorden meer,
't wierd 'm te bar. Nog efkes Blek 'n „hand"
gegeven, toen gongen wc te samen opweg. Toch
moest ie, veur we den inrij deurstapten, nog 's
even over den erf kijken. Ochja hy heeft er
zooveul gewerkt
Onderweg heeft ie weinig meer gesproken.
Zooveul te meer gepiekerd. Veurover zat ie in
de bus, den kop in d'handen, 't veurhoofd mee
diepe rimpels. Nou en dan veegde-n-ie 't zweet
vgn z'nen kop. Toch was 't heelegaar nie werm.
„Baas?" zee-t-ie heesch, na al dat zwijgen.
„Eeker?"
,,'k Ben altij geren op den hof gewist."
Ik knikte.
„Gij wit, baas ik kan nie anders."
„Eeker, oew woonwageltje op zolder blijft zoo
staan. Veur jou. Ge wit wat onzen Dré oe
gezeed hee
„Ikkom.... eri... niemeer.... in
verom.. baas, maar..., maar as 't mag blijven i
staanik zal er dikkels aan veromdenken."
Ik kom er niemeer in verom. Ik.kom er nie
meer in verom. Deus zinneke bleef heel den
dag in m'nen kop haken. Ik kom er niemeer
in verom. Kommernremeerinverom. Kommer
niemeerinverom. Zoo tufte de bus: kommernie
meerinverom.
,,'t. Blijft staan, Eeker!"
Kommerniemeerinverom, kommerniemeerin
verom. Hij lachte 'ns. Zwitte weer. Kommernie
meerinverom.
„Ge kunt nooit vooruit praten, Eeker!"
Kommerniemeerinverom, kommerniemeerin
verom.
„Kweetnie," zee-t-ie.
Als ik in den Ouwenbosch veur 't -gebouw van
St. Louis stond en de bel weer gongde deur den
betegelden gang, dan zoemde dieën oud-beken-
dën klank weemoedig deur m'n zielement. Hoe
dikkels was ik hier gewist in de jaren van Dré
III? Blij, m'n kleine baaske dalijk te zien,...!
Den Eeker rilde. Had ie kou nou, 't manneke?
„Kou, Eeker?"
„Nene.... néeë baas, ik zweet!"
Ik fluisterde: „Zeg, willen wezullen we
samenhard wegloopen? De bus verom staat
klaar, kek, aan 't end van deuze straat!"
Kommernieweerinverom, zoo begost de bus
weer te tuffen.
Wijs lachte 't manneke. Hy begreep alty alles,
deuzenKweetnie.
Hah! Daar kwam 't broeder-portierke.
Zou 't.... neeë, 't was 'nen andere!
/.Broeder, wilde 'ns zeggen aan Broeder-
Overste asteblief, dat den Dré van Ulvenhout
hier is, mee zijnen Eeker?"
„Keknou," lachte 't jonge Fraterke: „Zyde gij
nou den grootvader van Dré III?"
„Kende die nog?"
„En of! Wie kent hier Dré III niemeer? Hij
maakt 't goed, ee?"
„Pront! Steunpilèèr van ons bedrijf."
„Keknou! Dan hee Broeder-Overste 't altij
goed veur g'had!"
„Hoezoo?" Ge verstaat, ik was veul nuuws-
gierig.
„Die hee alty gezeed: Dré III? Dieën robus-
ten smellap? Die brengt 't wijd in de weareld!
Da's 'nen tiep naar Gods smaak!"
„Da-d-issie!" schoot den Eekfr uit, die
toen ineens begost te blozen.
,,'k Gaai dalyk Broeder-Overste waarschou
wen, dat guilie er zyt," zee 't Broederke en rap
liep ie weg; ge hoorde z'nen toog om de beenen
klapperen. -
'k Had mee den Broeder-Overste heel wat
te klasjeneeren, ge verstaat! Eri eer ik alles
besproken en haarfyn uitgeleed had, den dikken
brief van ons pastoorke had laten lezen, afge
rekend veurloopig is den Eeker daar op
mijn kosten dan waren er gaauw 'n paar
uren gepasseerd. We kosten malkaar nie meer.
zien van den sigarensmook.
„Ge zult Dré III nou nog wel 'ns 'nen keef
hier zien, Broeder-Overste!"
„Geren, Dré; 'k ben veul nuuwsgierig naaf
't manneke."
„Hij kekt jou dwars over oew kalotje, Broe-
der!"
„Da's toch nie waar....?"
'k Wierd trotsch, dat verstade, „Trui, ze weegt
'n negentig kilo's, pakt ie op mee stoel en al
en zet haar zoo boven op de tafel, als ze stout
is!"
„Stout?" Z'n oogen waren nat van plazier.
„Ja, als ze té sterk voelen laat dat dieën reus
Das.... zeuventien jaren is!"
•Allee, als van vroeger, 't was weer 'n gezellig
uurke, daar op zijn kantoor.
Veur ik vertrok, wierd den Eeker op 't kan
toor gelaten. Broeder-Overste liet ons efketf
alleen.
„Eeker ik gaan nou vertrekken...."
„Jabaas."
,,'k Heb alles góed besproken mee Broeder-
Overste enne.... dat zal oe plazier doen: ge
krijgt 'n taak in den hof!"
,,'k Zal hard werken,* baas! Ze zullen hief
mèugen zien hoe wij 't op oewen hof dejen!"
„Eeker, jongen, ik twyfel daar nie aan. Maaf
denk om oew eigen. Om oew gezondheid, t
Kloosterleven.,., ge kunt 't zoo zwaar makefl
als ge eigens wiltEnnegij zyt nie vaO
de sterksten, baaske!"
„Baas, ik kan oe nooit genogt bedanken veuf
wat ge veur my en veur ons thuis...."
„Eeker, schei uit! Veur oew thuis dat hebt
ge eigens gedaan!"
„Sprik daar nie van, baas, astemblief! Toch
gy me op de hofstee nam, ha 'k gin hémd
aan, en...."
„Eeker, ik luister nie, horre! Maar iets an
ders! Vinde 't goed da'k oe mee Dré III zoo
nou en dan "ns kom opzoeken....? Dré m hee
hier wel 'n klein stripke véur, ziede!" flus-
terde-n-ik in z'n oor.
„Baas," gaf ie ten antwoord, „dat zullen féést-
dagen veur me zyn!" Toen liepen, veur 't e'erst<
twee dikke tranen over z'n sproeten.
„Eeker, we komen rap. We maken wel 'O
smoes 1"
Ik stak m'n hand toe. 't Manneke pakte z»
mee allebei z'n bevende klavierkes, kneep m'n
hand wit.
Als Ik weer in de bus, huistoe, zat, dan tufte
dat vergimde machien: kommerniemeerinverom»
kommerniemeerinverom, kommerniemeerinver
om. Tot ik er tureluursch van wierd.
En toch.... dat stinkmachien had gelyk.
Dat vóelde-n-ik!
Vol.
Veul groeten van Trui, Dré in en als altij
gin horke minder van oewen
t. A v.
DRÉ