Sinte Ursula
Handelingsbevoegdheid, t.a.v. onder
nemingen en vermogens
De belastingdruk in
ons land
Noodslachtingen
AUTOBUSRAMP EISCHTE DERTIEN
MENSCHENLEVENS
Gooi niets weg alles heeft waarde!
Bevrijdende werking van be
talingen na 31 Augustus
1939
GROENTEN- EN FRUIT-
CONSERVEN
VERORDENINGENBLAD EN
NED. STAATSCOURANT
Vernietigingsverbod
afgekondigd
Aangrijpende uitvaart
te Groningen
ZONDAG 20 OCTOBER 1940
VAN WEEK TOT WEEK
Ook geen vervoer meer
van kroetappelen
Kindje door motor gegrepen
Nieuwste gegevens in een
publicatie verschenen
Beperking inzake bereiding en
handel te verwachten
Ook voor den eierhandel
Caseïne
Het bekend maken van bepaalde
rech tsvoo rschrifte n
Begrafenis mr. P. Viëtor Sibinga
Een regeling is thans afgekondigd
MAATSCHAPPIJ VOOR
DIERENGENEESKUNDE
Bacteriologisch onderzoek van
slachtdieren
Ontheffing mogelijk
Groote ontroering
H. F. Tillema
Promotie tot doctor honoris causa
Harderwijks burgemeester vraagt
eervol
ontslag
Als nummer 594 verscheen in de brochucen-
reeks van het Geert Groote Genootschap een
nieuwe uitgave van het treurspel „Maeghden"
door Joost van den Vondel, ingeleid door prof
B. H. Molkenboer- O.P Het is een getrouwe her
druk van de eerste uitgave, die in den herfst
van 1639 het licht zag bij Abraham de Wees te
Amsterdam; slechts enkele drukfoutpn werden
verwijderd door den tekstverzorger, die zich
overigens bepaalde tot nauwkeurigheid van
wedergave. Noch taalkundige, noch historische
a an te eken in gen werden toegevoegd aan het
drama, dat trouwens bij simpele lectuur ook
geen groote moeilijkheden stelt. Slechts wie er
dieper op in wil gaan, stuit hier en daar op
duistere dingen, b.v. op de merkwaardige fi
guur van Cassianus, die als kerkvader optreedt
en tevens als martelaar. Voor VOndel was deze
Cassianus blijkbaar niet zonder geestelijk be
lang geweest, immers; „hij toonde 't onder
scheid van 't vatten en gelooven." En juist in
den tijd, dat hij zijn treurspel vervaardigde,
hield Vondel zich ernstig bezig met dit ver
schil tusschen de waarheden, die wij zelf met
ons redelijk verstand achterhalen kunnen, en
de waarheden, waartoe wij alleen kunnen
doordringen krachtens Goddelijke openbaring.
„Maeghden" is immers een spel uit Vondels
bekeeringstijd. Dat het ook zoo werd begrepen
door de tijdgenooten, verhaalt Gerard Branot:
„Men vond er zaken in, die veten bedroefden;
des dichters zucht tot de stellingen en gewoon
ten der Roomsche Kerke, en zijne afwijking tot
hare dwalingen, die hij wel haast in andere
zijne dichtwerken ten volle openbaarde."
Met dien Cassianus blijft het tamelijk zon
derling gesteld. De kerkelijke schrijver .van dien
naam, bestrijder van de Semipelagianen en de
Nestorianen, is bekend wegens zijn gesprekken
met de woestijnvaders en zijn berichten over
f„un levenswijze, maar hij stierf omstreeks 435
als abt van een klooster te Marseille; en niet
als martelaar. Ook behoort hij niet tot de
„Grieksche" kerkvaders, al zou hij te Athene
geboren zijn, maar tot de Latijnsche kerkelijke
Schrijvers. Er is echter ook een martelaar Cas
sianus, en die heeft weer twee namen: Cas
sianus van Imola, omdat hij aldaar onder
Diocletianus als christen schoolmeester door
zijn eigen heidensche leerlingen op gruwelijke
wijze met schrijfstiften (puntige ijzeren griffels)
werd doodgemarteld, gelijk Prudentius ver
haalt, en Cassianus van Saben, omdat hij
daar in de negende eeuw een kerk had. Vondel
heeft den schrijver Cassianus, aan wien hij
wellicht in zijn persoonlijk leven als zoeker
naar waarheid de verheldering van een duis
ter punt dankte, verward met den martelaar
Cassianus, doch het is hier de plaats niet om
te onderzoeken, hoe hij daartoe kwam. Die
kans doet zich wel eens voor. Het belang van
Vondels drama ligt niet bij Cassianus, maar
bij de heilige Ursula en haar elfduizend maag
den, wier feest door de H. Kerk op 2i October
(dat is dus Maandag a.s.) gevierd wordt.
2ij is de patrones van Vondels geboortestad
Keulen en nadat de dichter in zijn „Gys-
breght" zijn nieuwe vaderstad, Amsterdam, had
gevierd, wilde hij ook aan zijn geliefd Keulen
een passende hulde brengen door een bloedig
voorval uit de Keulsche geschiedenis op het
tooneel te voeren.
De geleerde pastoor Marius, die zijn geestelijk
leidsman was, had te Keulen gewoond cn was
nu rector van het Amsterdamsche Begijnhof,
dat mede onder bijzondere bescherming der
heilige Ursula stond. Hij had dus wel een spe
ciale belangstelling voor deze heilige en Vondel,
die zich verdiepte in de levens van christen
martelaressen, omdat de heidensche Hfldinne-
brieven van Ovidius zoo'n indruk op hem had
den gemaakt, en misschien ook wel omdat hij
een katholiek martelaarsboek wilde leggen
naast het Doopsgezinde „Offer des Heerend
werd door de oudste Keulsche geschiedenis vau
Sinte Ursula dadelijk geboeid. Doch dit was niet
de stof voor een „Maeghdebrief'- neen, dit was
de stof voor een heel treurspel! De liturgie
noodigde hem als het ware letterlijk uit om
een drama te schrijven, immers hij las in de
Getijden voor een Maagd en Martelares: „Ante
torum hujus Virginis frequentate nobis dulcia
cantica dramatis" (Zingt ons voor het bruidsbed
dezer Maagd de zoete zangen van het drama).
Professor Molkenboer Wijst op deze woorden
uit het Officie, en men kan zich voorstellen,
hoe zij den treurspel-dichter toeklonken: aan
de dulcia cantica dramatis had hij immers zijn
kunstenaarsleven ten volle gewijd! En inderdaad,
hij vierde het „bruidsbed dezer Maagd". Prof.
Molkenboer had het argument mogen gebrui
ken, dat in het spel tot tweemaal toe (vs. 1464
en vs. 1626) de bruid „te prijk" wordt gezet,
zooals dat onder Brabanders in Amsterdam
gebeurde in de 17e eeuw bij de plechtige brui
loftsreceptie.
Direct zag Vondel de twee hoofdspelers; de
reine maagd Ursula, gansch levend in de chris
telijke zielscultuur, en den verdorven tyran
Atilla, aanvoerder van de Hunnen, vertegen
woordiger der anti-christelijke barbaarschheid,
die voor Vondel steeds met staatszucht, tyrannie
en moorddadigheid samenhing. Direct ook zag
hij in deze tegenstelling het conflict: Atilla,
bij het. zien van de heilige Ursula, wordt diep
in zijn woest gem oen aangegrepen door liefde
voor deze „schoone vijandin"; zij echter oiedt
hem weerstand, omdat zij de bruid van Chris
tus wil zijn. Dit wordt de oorzaak van haar
dood, maar
„Zoo triomfeert men overwonnen"
want de barbaarsche staatszucht is een tijde
lijk beginsel, de christen liefde ls een eeuwig
beginsel, en, hoe de schijn ook weze, het
eeuwige beginsel overwint het tijdelijke. Ziedaar
wat VOndel ons wil leeren met dit spel.
Wat nu de geschiedenis der heilige Ursula
betreft, zooals hij die in middeleeuwsche boe
ken vond, met name in de „Openbaringen" dei
heilige Elizabeth von Schöngau, uit de 12e
eeuw, en in de z.g. „Koelhoffsche Chronik" van
1499, ze is rijkelijk doorweven met legende,
zoodat men zelfs twijfelt, of het getal der elf
duizend maagden Undecim M. (illia) niet een
verkeerde lezing is voor „elf martelaressen";
Undecim M. (artyres), al berust zulke twijfel op
een bloote veronderstelling, want de tekst, die
aldus verkeerd gelezen zou zijn. is niet bekend.
Historisch is in elk geval het feit, dat te
Keulen een maagd in het eerste tijdperk van
de groote volksverhuizing, of misschien nog
iets vroeger met haar gezellinnen, hoeveel dit
ei dan ook waren, om wille des gelcofs is om
gebracht. Haar dapper sterven heeft de bar
baarsche volkeren ontroerd en overtuigd, zooals
het zoo dikwijls gebeurde, volgens de woorden,
die Sint Paulinus van Nöla schreef aan Niketas
van Remesiana: „Barbari discunt resonare
Christum corde Romano" (De barbaren leeren
Christus bezingen met het hart van een Room
sche).
Aan den marteldood der heilige Ursula her
innert te Keulen het volkomen betrouwbare
Clematius-inschrift, uitx ongeveer 400, dus
nog vóór de invallen van den Hunnenvorst
Atilla, waarop te lezen staat, dat Clematius
een kerk heeft gebouwd op de plaats, waar de
maagden en martelaressen werden begraven.
De naam Ursula wordt echter in dit opschrift
niet genoemd.
Vondel heeft dus ruim gebruik gemaakt van
legendarische gegevens, die geleidelijk het
Ursula-verhaal verfraaiden en Ursula tot een
Britsche koningsdochter maakten, die naar
Rome voer om een huwelijk met den heiden-
schen vorst Conan te ontgaan, daar door den
Paus ontvangen en rondgeleid werd en toen
met het groote gevolg van elfduizend maagden
naar Keulen vertrok. Een Paus Cyriacus zou
zelfs afstand van de tiaar hebben gedaan en
haar begeleid hebben op de terugreis; haar
minnaar Conan zou bekeerd zijn en den doop
naam Aetherius hebben aangenomen; hij zou
zich bij den maagdenstoet hebben gevoegd en
mede te Keulen zijn gemarteld. Een deel van
deze legendarische gegevens werd bevestigd door
de visioenen eener Rijnlandschs mystieke zus
ter, de heilige Elisabeth van Schöngau, nadat
bij opgravingen op het Ursula-veld ten Noor
den van Keulen in het begin der elfde eeuw
ook mannelijke geraamten waren gevonden.
Historische bewijskracht hebben zulke visioenen
echter niet. Paus Cyriacus heeft niet bestaan.
Dat Vondel ook in ruimer zin de Rijnland-
sche mystiek kende, namelijk die van de 14e en
15e eeuw, blijkt uit zijn geestelijk wijnlied op
de Octobermaand, dat den reizang vormt van 't
derde bedrijf. Hierin treffen altijd de wijze
(roostende regels:
Hij geeft bij beurte zon en regen,
Dan zonneschijn, dan regenvlaegh,
De zonne schijnt niet alle daegh,
Noch juist, wanneer 't ons valt gelegen.
Het water lelt niet eeuwigh vlack.
Het onweer weet zyn tijd, en stonden,
't Staet al aen tijd, en maet gebonden.
Wat voorvalt onder 't hemelsch dack.
Gods roeden, die het lichaem plaegeu,
Zijn bezems, om de ziel te vac gen.
Voor 21 October, den feestdag der heilige
Ursula, hief Vondel zijn „dulce canticum dra
matis" aan als een zinvolle liturgische medi
tatie over de kracht van het Christendom te
midden van het geweld der wereld. Wie in
dezen geest het rijke drama herleest, zal er
versterking in vinden. Een nieuwe uitgave, zelfs
kort na die van dr. Moller uit 1939 (in de Bi
bliotheek der Nederiandsche Letteren), is in dit
jaar van plagen 1940 dan ook heel goed op
haar plaats.
A. v. D.
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van
het departement van Landbouw en Visscherij
deelt ten vervolge op het laatstverschenen pers
bericht inzake appelen mede, dat met ingang
van Maandag 21 October 1940 ook alle vervoer
van kroetappelen verboden is, tenzij het vervoer
gedekt is door een geldig vervoerbewijs, af te
geven door of namens de Nederiandsche Groen
ten- en Fruitcentrale.
In de Kijkduinschestraat te 's-Gravenha ge
is Vrijdagmiddag een 3-jarig jongetje, C. J.
van der H., wonende in die straat, dat nabij
het ouderlijk huis onvoorzichtig den rijweg
overstak, door een motor gegrepen. Het kind
kreeg een schedelbasisfractuur. Het is naar
het Kinderziekenhuis aan de Dr. Van Wely-
laan overgebracht.
Het Verordeningenblad van Zaterdag bevat
con verordening van den Rijkscommissaris voor
het bezette Nederiandsche gebied betreffende dc
handelingsbevoegdheid ten aanzien van onder
nemingen en vermogens.
Daarin wordt het volgende bepaald:
Artikel 1. Ten aanzien van de bevoegdheid tot
het verricht en, zoo in ais buiten rechte, van alle
rechtshandelingen en anderszins, welke samen
hangen met het drijven van een in het Groot-
Duitsche rijk, met inbegrip van het protectoraat
Bohemen en Moravië, of in het gouvernement-
generaal voor hei, bezette Poolsche gebied ge
vestigde onderneming of welke betrekking heb
ben op een vermogen, dat zich geheel of ten
Oeele in bovengenoemde gebieden bevindt, is uit
sluitend het in het betreffende gebied geldende
recht bslissend. Dit geldt meer bepaaldelijk ten
aanzien van de bevoegdheid van hen, die als
bewindvoerder (Treuhaendsr), commissaris of
beheerder door de bevoegde instanties i.r boven
genoemde gebieden met de leiding van onder
nemingen of met het beheer van vermogens zijn
belast.
Artikel 2. (1) Voor zoover schuldenaren,
die hun zetel, woonplaats of verblijfplaats
in het bezette Nederiandsche gebied hebben,
na 31 Augustus 1939 vorderingen, welke tot
een onderneming of tot een vermogen be-
hooren, voor welke onderneming of voor
welk vermogen een persoon, als bedoeld in
den tweeden volzin van artikel 1 is benoemd,
zonder goedkeuring van dezen aan andere
peisonen hebben voldaan, heeft deze vol
doening geen bevrijdende werking. Dit geldt
niet, indien en voor zoover voldoennig voor
10 Mei 1940 op grond van een in kracht van
gewijsde gegaan vonnis, van een gerechte-
l;jke minnelijke schikking of van een ge
homologeerd accoord heeft plaats gevonden.
(2) De secretaris-generaal van het departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheepvaart
kan in bijzondere gevallen.
1) op verzoek van den schuldenaar verdere
uitzonderingen op het in den eersten volzin van
Jid 1 bepaalde toestaan;
2) bepalen, dat, in afwijking in zooverre van
bet bepaalde in den eersten volzin van lid 1,
ook betaling, door den schuldenaar in het tijd
vak van 1 Januari 1938 tot en met 31 Augustus
1939 verricht, geen bevrijdende werking heeft.
Artikel 3. De secretaris-generaal van het de
partement van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart kan bepaalde rechtshandelingen en an
derszins, welke .betrekking hebben op een onder
neming of een vermogen, waarvoor een persoon,
als beaoeld in den tweeaen volzin van artikel 1,
is oenoemd, van onwaarae verklaren, wanneer
cieze na 31 December 1937 zijn verricht aoor of
ten opzichte van personen, .die bij ove.eenkom-
stige toepassing van artikel 1 op het tijdstip,
dat de rechtshandeling of anderszins met be
trekking tot de onderneming of het vermogen
geschiedde, geen handelingsbevoegdheid meer
zouden hebben bezeten.
Artikel 4. Deze verordening treedt heden (19
October) in werking.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft
wederom de nieuwste gegevens op belastingge
bied vereenigd tot een publicatie, die onder den
naam van „Belastingdruk in Nederland 1940-
1941" zoo juist het licht heeft gezien.
De tabellen met gegevens betreffende elke
belasting, die het Rijk, de provincie of de ge
meenten over dit jaar heffen, stellen in staat
voor elk willekeurig inkomen of vermogen na
te gaan, hoeveel belasting hiervoor in elke der
1054 gemeenten'verschuldigd is.
De inleiding somt allereerst op, welke wijzi
gingen in de jaren 1936 tot en met 1940 in de
belastingen gebracht zijn. De laatste wijziging
betreft de verhooging der omzetbelasting op 1
October j.l.
Het aantal gemeenten, waarin geen opcenten
op de gemeentefondsbelasting rechtstreeks wor
den geheven, is gedaald van 26 over 1936-1937
tot 8 over 1940-1941, terwijl het aantal gemeen
ten met het hoogst mogelijke aantal opcenten
in dit tijdvak is gestegen van 664 tot 755.
Verder blijken verscheidene gemeenten, die
zich met betrekking tot deze belasting voor
1936-1937 in de eerste, resp. tweede klasse had
den gerangschikt, voor volgende jaren naar de
tweede, resp. derde klasse te zijn overgegaan.
Het aantal gemeenten, waarin geen opcenten
op de vermogensbelasting worden geheven, die
rechtstreeks aan de gemeente ten goede komen,
is gedaald van 88 over 1936-1937 tot 42 over
1940-1941.
Daarentegen is het aantal gemeenten met
het hoogst mogelijke aantal opcenten op deze
belasting gestegen van 924 tot 963.
In een grafiek wordt over de jaren 1931-1932
tot 1940-1941 verder een vergelijking gemaakt
tusschen den totalen belastingdruk op het in
komen in de verschillende gemeenten. Over
eerstgenoemd jaar blijkt de laagste druk bij
een inkomen van 5000.nog geen 5 pet. van
dit inkomen en de hoogste druk 8 pet. te be
dragen, terwijl over laatstgenoemd jaar de
laagste druk 8 pet. en de hoogste druk zelfs
bijna 11 pet. van hetzelfde inkomen beloopt.
De voor de inkomsten- en de gemeentefonds
belasting geldende progressie blijkt duidelijk
hieruit, dat over 1940-1941 een gehuwde zonder
kinderen bij een inkomen van 800.— bijna
6 pet. en bij een inkomen van 500.000.— ruim
71 pet. van dit inkomen moet betalen, indien
deze inkomens geheel uit vermogen verkregen
worden en het rendement 4 pet. bedraagt.
Tegenover deze sterke progressie valt bij een
aantal andere belastingen en by de landbouw
crisisheffingen een degressie waar te nemen,
waardoor blijkens in 1939 gemaakte uitvoerige
berekeningen voor aile heffingen te zamen
voor de inkomens beneden 3000.van de pro
gressie weinig overblijft en deze eerst voor hoo-
gere inkomens belang krijgt.
Voor nadere bijzonderheden dienaangaande
moge naar de publicatie zelve worden ver
wezen.
Bij besluit van den secretaris-generaal
van het Departement van Landbouw en
Visscherij is bepaald dat ten aanzien van
het bereiden, voorhanden en in voorraad
hebben, verhandelen en vervreemden, af
leveren en vervoeren van conserven van
warmoerijgewassen, landbouwerwten, fruit
en zuidvruchten beperkende regelen in den
zin van artikel 9 van de Landbouwcrisis-
wet worden gesteld.
De secretaris-generaal van het departement
van Landbouw en Visscherij heeft bepaald, dat
ten aanzien van het voorhanden of in voorraad
hebben, opkoopen, inzamelen, vervoeren, ver
handelen, vervreemden en afleveren van eieren
beperkende regelen in den zin van artikel 9 van
de Landbouw-crfsiswet worden gesteld.
De voor de uitvoering dezer besluiten noodige
bepalingen worden in de Nederiandsche Staats
courant bekend gemaakt.
De secretaris-generaal van het departement
van Landbouw en Visscherij heeft bepaald, dat
de beperkende regelen in den zin van artikel 9
van de Landbouwcrisiswet voor melk, kaas,
melkproducten, zoomede melkvet bevattende
producten ook zullen gelden voor caseïne.
den en de conclusies die op grond daarvan voor
de keuring kunnen worden getrokken. Ten slotte
werden eenige vraagstukken omtrent de teenniek
van het onderzoek behandeld. Bij tal van pun
ten stelde spr. vast, dat alleen door systemati
sche onderzoekingen in de laboracoiia der
Uceschkeuringsdiensten het antwoord op de ge-
st»loe vragen gegeven kan worden en dat daar
aan niet alleen in wetenschappelijken maar ook
in maatschappelijken zin groote waarde moet
worden toegekend.
Prof. Van Oyen besloot ziin verhandeling met
een krachtig beroep op de in deze diensten
werkzame dierenartsen om daaraan met groote
toewijzing mede te werken.
Voorts sprak de heer J. H. ten Thije te Utrecht
over „Het onderzoek van het öigestie-apparaat"
terwijl tenslotte werd vertoond de geluidsfilm
van de „Behringwerke" over „de bestrijding van
de steriliteit bij het paard en rund".
In het Verordeningenblad is opgenomen een
verordening van den Rijkscommissaris voor het
bezette Nederiandsche gebied betreffende de
wijze van bekend maken van bepaalde rechts
voorschriften. Hierin wordt het volgende be
paald
Artikel 1. (1) Algemeen rechtsverbindende
voorschriften, welke door de secretarissen-gene
raal van de Nederiandsche departementen van
Algemeen Bestuur worden uitgevaardigd, kun
nen in plaats van in het Verordeningenblad voor
het bezette Nederiandsche gebied in de Neder
iandsche Staatscourant worden afgekondigd.
(2) In het geval van afkondigir^ van niet
algemeen rechtsverbindende voorschriften van
de secretarissen-generaal geschiedt zulks in de
Nederiandsche Staatscourant.
Artikel 2. Worden rechtsvoorschriften als be
doeld in het eerste lid van artikel 1, in het Ver
ordeningenblad voor het bezette Nederiandsche
gebied afgekondigd, dan kunnen deze ter ver
dere bekendmaking ook in het Staatsblad wor
den openbaar gemaakt; de bekendmaking in
het Staatsblad geschiedt niet eerder dan de
afkondiging in het Verordeningenblad.
Velen leven als vijanden van
Christus' Kruis, maar hun
einde is de ondergang.
Epistel
Te 's-Gravenhage is in allen eenvoud op de
begraafplaats Nieuw Eik en Duinen ter aarde
besteld het stoffelijk overschot van mr. P. Vië
tor Sibinga, oud-gemeente-secretaris van Har-
lingen.
Van hun belangstelling gaven blijk o.m. de
heeren A. E. Hannema, burgemeester van Har
lingen, D. Hesselink, oud-burgemees!ter van
Het Bildt en T. JVEellema, oud-raadslid van
Harlingen.
In den stoet kwam mede mr. dr. G. van der
Meulen, oud-secretaris-generaal van het de
partement van Waterstaat
Deze sprak namens de zuster van den gestor
vene.
Namens 'allen, die samengewerkt hebben met
mr. Viëtor Sibinga bracht de heer Hannema,
burgemeester van Harlingen, een laatsten i
groet, waarbij hij er op wees, dat de verstand
houding met de colleges van B. en W. in de
ruim 32 jaren, gedurende welke de thans over- j
ledene gemeente-secretaris van Harlingen is
geweest, steeds uitstekend was.
Ten slotte bracht de heer Bergsma een laat
sten groet namens de ambtenaren, die onder
den heer Viëtor Sibinga hebben gewerkt.
Mr. dr. Van der Meulen dankte voor de be
toonde belangstelling.
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in
oorlogstijd maakt bekend, dat ten aanzien van
noodslachtingen van varkens en rundvee de na
volgende regeling is getroffen:
De burgemeesters zullen bij noodslachtingen
namen de Nederiandsche Veehouderijcentrale
een slachtvergunning verstrekken resp. onthef
fing van het slachtverbod verleenen, op voor
waarde, dat het van noodslachtingen afkomstige
vleesch, zoowel voorwaardelijk als onvoorwaar
delijk goedgekeurd, door dengene, die de nood-
slachting laat verrichten, ter beschikking van
genoemde centrale wordt gesteld.
Aan de plaatselijke toewijzingscommissies, wel
ke uit vertegenwoordigers van slagers en gros
siers zijn gevormd ,is opgedragen den verkoop
van het van noodslachtingen afkomstige vleesch
op normale wijze, d.w.z. tegen inneming van
vleeschbonnen, te bezorgen. Voor wat betreft den
verkoop van voorwaardelijk goedgekeurd vleesch
over de vrij bank, welke verkoop eveneens uitslui
tend tegen vleeschbonnen mag geschieden, moe
ten de toewijzingscommissies gebruik maken van
de diensten van hem, die ook in het verleden
zich met dezen verkoop bezig hebben gehouden.
Voor het van noodslachtingen afkomstige on
voorwaardelijk goedgekeurde vleesch gelden
uiteraard de normale prijzen, welke de slagers
blijkens de ten gemeentehuize goedgekeurde prijs
lijsten in rekening mogen brengen. Ten aanzien
van de prijzen, tegen welke het voorwaardelijk
goedgekeurde vleesch moet worden verkocht, is
aan de plaatselijke toewijzingscommissies opge
dragen deze in overleg met de hooiden der ge
meentelijke keuringsdiensten voor vee en vleesch
vast te stellen.
Bovendien is aan deze plaatselijke toewijzings
commissies opgedragen om in plaatsen, waar
geen vrijbank aanwezig is, zich terzake van de
wijze, waarop de verkoop van het voorwaardelijk
goedgekeurd vleesch dient te gtsciüeüen, te ge-
aragen naar de aanwijzingen -van het hoofd van
uen keuringsdienst voor vee en vleesch.
Na verkoop van het vleesc'n wordt oe opbrengst
daarvan onder aftrek der gemaakte kosten door
de plaatselijke toewijzingscommissie ter hand
gesteld aan dengene, die de noodslachting heeft
laten verrichten.
De aanaaent wordt er op gevestigd, dat deze
regeling beperkt blijit tot oe noodslachtingen, be
doeld in artikel 3 der Vleeschkeurlngswet en der-
naive niet geldt voor de zgn. spoedgevallen. Deze
laatste moeten door de leveranciers op de nor
male wijze ter levering worden opgegeven en
zullen dan zoo nootllg oij voorrang worden af
genomen.
Het spreekt vanzelf, dat bij c.e bovenomschre
ven regeling alle bepalingen van de Vlefrch-
keuringswet volledig van kracht blijven.
Vrijdag en Zaterdag hield de Maatschappij
voor Dierengeneeskunde in het Jaarbeursgebouw
te Utrecht haar negen en tachtigste algemeCne
vergadering. In de bijeenkomst van Vrijdag werd
het tuberculoserapport besproken.
Zaterdag hield pref. C. F. van Oyen te Utrecht
een inleiding over „Richtlijnen voor het bacte
rie logisch onderzoek van slachtdieren".
Na een korte inleiding besprak hij in welke
gevallen deze onderzoekingsmethode bij de keu
ring van slachtdieren moet worden toegepast en
de regels die by de beoordeeling der resultaten
van dit onderzoek in acht genomen moeten wor-
De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van
het departement van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart, maakt het volgende bekend:
Op grond van een besluit, dat 19 October
in het Verordeningenblad is verschenen
(„Oude materialen- en afvalstoffenbesluit"),
is het verboden, oude materialen cn afval
stoffen te vernietigen, weg te werpen (waar
onder is begrepen het in den aschemmer
werpen of aan den reinigingsdienst medege
ven van bedoelde stoffen) dan wel op zoo
danige wijze te bewaren, dat zij hun waarde
als grondstof voor de industrie geheel of ten
deele verliezen.
Onder „oude materialen en afvalstoffen in
den zin van genoemd besluit wordt verstaan;
A. alle geheel of ten deele uit metaal, papier,
karton, linnen, katoen, jute, wol, zijde, kunst-
zyde of andere vezelstoffen, huiden, vellen, leer,
glas, rubber van elk soort, minerale oliën, cel
luloid. hoorn, been, kurk, dieriyk haar, borstels
of veeren bestaande stoffen of voorwerpen wel
ke niet meer overeenkomstig hun oorspronkeiyke
bestemming gebruikt worden,
B. alle andere door den secretaris-generaal
aan te wijzen stoffen of voorwerpen,
De genoemde voorschriften gelden voor alle
afvalstoffen als bovenomschreven, welke uit de
huishouding, alsmede uit industrieele en andere
bedryven en instellingen afkomstig zyn.
Oude materialen en afvalstoffen in bovenbe
doelden zin moeten op de gebruikelijke wijze
worden afgeleverd aan den erkenden vakhandel,
die daarvoor, naar gelang van de waarde, een
zekere vergoeding zal geven. Voor wat betreft
afvalstoffen, afkomstig uit de huishouding, zal
de vergoeding in overeenstemming zyn met het
geen tot nu toe gebruikelijk was.
Ingeval geen handelaar te vinden is, dient
men zich voor nadere aanwijzingen te wen
den tot het Rijksbureau voor Oude Mate
rialen en Afvalstoffen, Faleisstraat 7, 'sGra-
venhage.
Het rijksbureau is bezig, een regeling te
ontwerpen, welke beoogt, den geheelen han
del in afvalstoffen op nieuwe grondslagen te
organiseeren.
In het kader van deze aanstaande rege
ling zal ook voor een regelmatige inzame
ling der afvalstoffen worden zorg gedragen.
Zoodra de bedoelde regeling gereed is, zullen
nadere bijzonderheden alsmede de datum, waar
op zij zal ingaan, worden bekend gemaakt.
Voor byzondere gevallen kan de directeur van
het Rijksbureau aan bedrijven of instellingen
voor een bepaalden termijn of tot wederopzeg
ging toe geheele of gedeeltelijke ontheffing van
de voorschriften van het besluit verleenen. Ver
zoeken tot ontheffing moeten bij het Rijksbureau
worden ingediend.
In verband met het bovenstaande wordt ons
van bevoegde zijde de volgende toelichting ge
geven
Zeer veel waardevol materiaal gaat nog dage
lijks verloren; hoeveel wordt niet weggeworpen
of vernietigd. In dezen tijd, nu de aanvoer van
grondstoffen uit andere landen nagenoeg geheel
stil ligt, mag dit niet meer geschieden.
Oude materialen en afvalstoffen vormen
een kostbare binnenlandsche grondstof, waar
van een stelselmatige inzameling door den
handel ten behoeve van onze eigen Neder
iandsche Industrie een dringende noodzake-
lykheid is geworden.
Iedere Nederlander dient èn uit nationaal be
lang èn uit eigen belang er toe mede te werken,
dat ons land op deze wijze voor zijn grondstof
fen minder afhankehjk van het buitenland wordt.
Ervaringen, die op dit gebied in andere
landen zyn opgedaan, toonen aan, dat In
eigen land inderdaad voor millioenen aan
nuttige grondstoffen kan worden gewonnen
waarmede tevens aan vele menschen werk en
brood wordt verschaft.
Een ieder kan en moet hier zijn bijdrage
leveren voor het gemeenschappelijke doel
In geen geval mag in dezen tijd nog iets
verloren gaan.
Daarom is het begrijpehjk, dat vernietiging
van oude materialen en afvalstoffen tlians
strafbaar is gesteld en wet met een hechtenis
van ten hoogste zes maanden of geldboete
van ten hoogste duizend guiden.
Het was een zeer aangrijpende plechtigheid
Zaterdagmiddag op de Zuiderbegraafplaats te
Groningen.
Negen van de dertien werkverschaffingsar
beiders, die Woensdag, toen zij op weg waren
naar de inpolderingswerkzaamheden in De
Slikken, op zoo tragische wijze om het leven
waren gekomen bij de ontzettende autoramp op
den onbewaakten overweg onder de gemeente
Baflo, werden gezamenlijk naar hun laatste
rustplaats gedragen.
De chauffeur van den verongelukten auto
bus, K. Havers, uit Zwolle, wordt Maandag al
daar begraven. E. Hultjer en U. Versluis wor
den dienzelfden dag op de Zuiderbegraafplaats
te Groningen aan den schoot der aarde toever
trouwd, terwijl Dinsdag het dertiende slacht
offer, J. Funcke, naast zijn kameraden zal wor
den begraven.
Het gemeentebestuur van Groningen, dat den
negen mannen een gemeenschappelijke uitvaart
had bereid, had het zóó geregeld, dat allen van
hun particuliere woningen werden uitgedragen,
uitgezonderd A. J. .Roose, die weduwnaar was
en in het Academisch Ziekenhuis lag opgebaard.
Op en bij de begraafplaats heerschte reeds
uren van te voren een enorme belangstelling
en de duizenden, die hier stonden, ontblootten
eerbiedig het hoofd, toen de droeve stoeten er
arriveerden.
Er waren tal van autoriteiten, onder wie wij
opmerkten den vertegenwoordiger van den
Rijkscommissaris voor Groningen, dr. C. Con-
ring, met enkele andere hooge Duitsche offi
cieren, den Commissaris dar Provincie mr. J.
Linthorst Homan, den burgemeester van Gro
ningen, mr. P. W. J. H. Cort van der Linden
met het voltallige college der wethouders, den
burgemeester van Winssum, mr. K. Bosch, een
vertegenwoordiging uit kringen der Nederiand
sche Spoorwegen, van de Westlandsche Stoom
tram-Maatschappij, van het Waterschap De
Slikken, e.a.
Op de begraafplaats werden verder alleen
verwanten van de slachtoffers toegelaten, als
mede de collega's uit de werkverschaffing. De
politie zorgde voor een strenge afzetting
De kisten der omgekomenen werden, ter-
wyl een groote ontroering zich van de om
standers meester maakte, naast elkaar in
de graven neergelaten, nadat eerbiedig twee
minuten stilte in acht was genomen.
Een schat van bloemstukken en kransen
getuigde van het medeleven der geheele be
volking.
Nadat fraaie kransen namens Rykscommis-
saris Ryksminister Seyss Inquart en namens
den Commissaris der Provincie Groningen, mr.
J. Linthorst Homan, waren neergelegd, trad dr.
Coming naar voren, om namens den Rijkscom
missaris deelneming te betuigen met het leed
diergenen, die door het ontzettende ongeluk
zoo zwaar zijn getroffen. De krans zou een be
wijs zyn van het medeleven aan het graf van
hen, die jaren door den geesel der werkloos
heid zijn aangeraakt en nu zoo wreed werden
weggenomen. Hij zegde namens den Rijkscom
missaris toe, dat voor de nagelaten betrekkin
gen zal worden gezorgd en eindigde met een:
„Rust in vrede".
Vervolgens sprak de Commissaris der Pro
vincie Groningen, mr. J. Linthorst Homan, die
getuigde van den diepen indruk, welke dit
heengaan van vele mannen uit den provincia
len kring op de bevolking der provincie heeft
gemaakt. Deze mannen en hun kameraden heb
ben, toen hun eigenlijke werkkring voor hen
geen mogelijkheden meer bood. zich uit plichts
gevoel tegenover hun gezin en familie inge
spannen om ieder naar eigen kracht goed werk
zaam te zijn bij het inpolderingswerk. De be
volking, die ziet, wat in de laatste jaren door
dezen grooten arbeid van zeer velen is ver
richt, heeft bewondering voor hun volharding
er. heeft deze groote werken steeds als hun werk
gezien, omdat zij er hun stempel op drukten.
De bevolking eert de nagedachtenis van
hen, die hier werden getroffen, en zij is den
Rykscommissaris dankbaar, dat ook hij
deze nagedachtenis eerde. Zij biedt den na
bestaanden der gevallenen troost en zij zal
haar plicht vervullen, door deze nabestaan
den steeds met kracht en. waar mogelijk
met hulp, te omringen.
Hierna voerden nog het woord de burge
meester van Groningen, mr. P. J. H. Cort
van der Linden, A. Kwast, rijksinspecteur der
werkverschaffing in de provincie Groningen,
c-en vertegenwoordiger van het Waterschap „De
Slikken", de heer P. F. Broekman namens het
N.V.V. en de Groninger vakbeweging en ds. H.
W. te Winkel, Ned. Hervormd predikant.
Een zoon van een der slachtoffers, W. de Jong,
dankte namens alle nabestaanden voor onder
vonden belangstelling en medeleven.
Zaterdag 9 November om 3 uur zal in de
senaatskamer van het universiteitsgebouw te
Groningen dcor en ten overstaan van den se
naat dezer universiteit de promotic nonoris
causa plaats vinden, waarbij aan H. F. Tillema
te Bloemendaal degraad in de geneeskunde
zal worden toegekend.
Bij deze gelegenheid zal als promotor xurv-
geeren de hoogleeraar G. Tapsenberg.
De burgemeester van Harderwijk, de heer J.
de Jong Srakes, die thans met ziekteverlof is,
heeft eervol ontslag gevraagd uit deze functie.