WIE KRIJGEN
KINDERBIJSLAG?
Gestorvenen zijn teruggekomen
3.
4.
JA!
EEN BOEK MET EEUWIGHEIDSWAARDE!
UITGEVERIJ PAX 's-GRAVENHAGE
de
P eheimzinnige
STICHTING „WINTERHULP
NEDERLAND"
90
ALLERZIELEN
ZATERDAG 2 NOVEMBER 1940
Rijksmarkbetalingsmiddelen
in ons land
menschen verschijnen jaarlijks voor Gods rechterstoer
EEN NIEUW WERK VAli MGR. DR. ROBERT KLIMSCH
„WIJ ZIJN ONSTERFELIJK"
DE DOODEN LEVEN EN VRAGEN ONZE BELANGSTELLING
90
Kerkdijk leven
Nadere voorschriften
uitgevaardigd
De samenstelling van het
eerecomité
Alleen in reis- en grensverkeer
is invoer er van toegestaan
Aanbestedingen in Overijsel
UIT DE STAATSCOURANT
Onderwijs
Ziektewet
BINNENKORT VERSCHIJNT:
voor Nederland bewerk! door
PATER HYACINTH HERMANS O.P.
Getuigenissen van oud-christelijke schrijvers als:
Têrtullianus, Auguslinus, Evodius, Thomas van Aquino, enz.,
van geleerden als:
Immanuel Kant, Goethe, Wieland, Driesch, Dr. Kenunerich, enz.
bevestigen onomstootelijk, dat
DE DOOO GEEN DOOD, MAAR EEN BRUG TOT LEVEN IS!
ER IS flOG NOOIT IEMAND VAN OVER HET GRAF TERUGGEKOMEN
„TOT IETS BETERS ZIJN GEBOREN"
Voor iederen priester, religieus en leek een kostbaar bezit.
Verzekert U tijdig van een exemplaar
Bij verschijnen verkrijgbaar in den boekhandel en bij
TELEFOON 39893C
MARCONISTRAAT 3
GIRO: 94266
EEN ONVERBETERLIJK
JONGMENSCH
Lijk opgehaald
Gestruikeld
Benoeming
Bij de Jezuïeten
Father J. Padberg
Zijn zilveren priesterjubileum
De waarnemende secretaris-generaal, wnd.
hoofd van het departement van Sociale Zaken,
heeft het volgende bepaald:
Artikel 1.
1. In loondienst zijnde personen, dip niet in
dienst zijn van een onderneming en die, indien
zij wel in dienst van een onöereming waren,
op grond van artikel 2 der Kinderbijslagwet als
arbeider zouden worden aangemerkt, worden
voor de toepassing van de Kinderbijslagwet als
arbeider beschouwd in de volgende gevallen:
a. Indien zij in loondienst werkzaam zijn aan
Inrichtingen, staande onder beheer van een na
tuurlijke of een rechtspersoon:
b. indien zij in loondienst werkzaam zijn bij
personen, die een vrij beroep uitoefenen, zooals
advocaten, procureurs, zaakwaarnemers, genees-
heeren, notarissen, architecten, accountants, ten
behoeve van de uitoefening van dat beroep;
c. indien zij in loondienst werkzaam zijn bij
rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen
of stichtingen;
d. indien zij in loondienst werkzaam zijn als
tuinman, boschwachter of in een soortgelijke
betrekking;
e. indien zij in loondienst werkzaam zijn voor
de verzorging van dieren of voor de bediening
van rijtuigen, motorrijtuigen, vliegtuigen en
pleziervaartuigen
f. indien zij in loondienst werkzaam zijn bij
in aanbouw, aanleg, onderhoud, herstelling of
slooping zijnde bouw-, water- of grondwerken,
uitgevoerd in eigen beheer.
2. In afwijking van het bepaalde in het vo
rige lid worden voor de toepassing van de Kin
derbijslagwet echter niet als arbeider be
schouwd
a. Personen, die uitsluitend of in hoofdzaak
belast zijn met het verrichten in de huishou
ding van private personen van huiselijke of per
soonlijke diensten;
b. personen, voor wie een regeling inzake de
toekenning van Kinderbijslag geldt, als bedoeld
in artikel 5 der Kinderbijslagwet, welke als bij
zondere regeling is erkend.
Artikel 2.
1. Een regeling inzake de toekenning van
kinderbijslag, getroffen voor personen, als be
doeld in artikel 1. eerste lid, onder a. en c., kan
door den secretaris-generaal van het depatement
van Sociale Zaken als bijzondere regeling wor
den erkend, indien naar zijn oordeel door de
afzonderlijke voorziening de belangen dezer per
sonen niet worden geschaad.
2. Personen, als bedoeld in artikel 1, eerste
lid, onder a. en c., voor wie in de daarbedoelde
dienstverhouding een regeling inzake de toe
kenning van kinderbijslag is getroffen, welke als
bijzondere regeling is erkend, worden, voor zoo
veel die dienst verhouding betreft, niet als ar
beider in den zin der Kinderbijslagwet aange
merkt.
Wij vernemen, dat in het eere-comité van de
stichting .Winterhulp Nederland" de volgende
heeren zitting hebben:
Voorzitter: jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje,
secretaris-generaal, wnd. hoofd van de depar
tementen van Algemeene Zaken en Buitenland-
sche Zaken.
Voorts mr. dr. K. J. Frederiks, secretaris
generaal, wnd. hoofd van het departement van
Binnenlandsche Zaken; ir. R. A. Verwey, wnd.
secretaris-generaal, wnd. hoofd van het depar
tement van Sociale Zaken; jhr. mr dr. L. H.
N. Bosch ridder von Rosenthal commissaris
der provincie Utrecht; mr. P. A V. baron van
Harinxma thoe Slooten, commissaris der pro
vincie Friesland; mr. S. baron van Heemstra,
commissaris der provincie Gelderland; jhr. mr.
P. H. A. van Karnebeek, minister van Staat,
commissaris der provincie Zuidholland; mr. J.
Linthorst Hom an, commissaris der provincie
Groningen; mr. P. Dieleman, wnd. commissa
ris, der provincie Zeeland; mr. dr. A baron
Röell, commissaris der provincie Noordholland;
jhr. mr. dr. A. B. C. M. van Rijckevorsel, com
missaris der provincie Noordbrabant; mr. dr.
W. G. A. van Sonsbeeck, commissaris der pro
vincie Limburg; mr. E. A. baron van Voorst
tot Voorst, commissaris der provincie Overijs
sel; mr. dr. R. H. baron de Vos van Steenwijk.
commissaris der provincie Drenthe; J. M. van
Bommel van Vloten, secretaris v. d. Coöp. Sui
kerfabriek en raffinaderij „Dinteloord" lid van
Gedeputeerde Staten der provincie Zeeland;
Jhr. mr. E. J. B. M. van Bónninghausen, b:ir-
gemeester van Hilversum; mr. J. L. Bouma,
burgemeester van Emmen; majoor J. N. Breu-
nese, commandant van den opbouw dienst; K.
Brok, lid van Gedeputeerde Staten der pro
vincie Drenthe, Assen; Gottfr. H. Crone voor
zitter van de Kamer van Koophandel en Fa
brieken voor Amsterdam, te Amsterdam; E. H.
Ebels, lid van Gedeputeerde Staten der pro
vincie Groningen, te Nieuw-Beerta; mr. Chr.
P. van Eeghen, directeur van de Nederlandsch-
Indische Handelsbank N.V., Amsterdam; G. C
Endert, directeur v. d. N.V. de Rotterdamsche
Droogdok Mij., te Rotterdam; dr. F. H. Fen-
tener van Vlissingen, voorzitter van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken voor Utrecht, te
Utrecht; J. Gelderman, lid van de eerste kamer
der Sta ten-Generaal, te Oldenzaal; ir. Geurt
de Haas, directeur van de Nederlandsche
zoutindustrie te Boekelo; mr. P. M. C. J. Ha
mer, te 's-Gravenhage; P. P. van Heeswijk,
directeur van Dikema en Chabot's handel mij.
te Rotterdam; dr. E. Heldring, president v. d.
Nederlandsche Handel-Mij., lid v. d. Eerste Ka
mer, te Amsterdam; H. G. Hey, directeur van
het rijksbureau voor de distributie van textiel
producten; mr. J. Kars, voorzitter van de ver-
eeniging „De Nederlandsche Dagbladpers"; J.
Landman, penningmeester van de Nederland
sche Metaalwerkersbond; A. L. M. van der
Lande, industrieel te Geldrop; A. J. Loerakker
lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Haarlem; mr. K. P. v. d. Mandele, voorzitter
v. d. Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Rotterdam, Rotterdam; H. D. Louwes, voorzit
ter van het Nederlandsch Landbouw Comité;
Ph. Mees, firmant van R. Mees en Zoonen, te
Rotterdam; mr. D. F. Pont, directeur v. d. Ne
derlandsche Houtbond, Hillegom; dr. F. E.
Posthuma, voorzitter van het Centraal Insti
tuut tot Bevordering van het normale han
delsverkeer tusschen Nederland en andere lan
den te 's-Gravenhage; mr. dr. L. F. H. Regout.
industrieel te Meerssen; jhr. mr. G. A. M. J.
Ruys de Beerenbrouck, lid van de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal; mr. B. J. M. van
Spaendonck, directeur van het Rijksbureau voor
wol en lompen te Tilburg; mr. D. U. Stikker,
directeur v. d. Heinekens' Bierbrouwerij Mij..
te Amsterdam; G. W. Stroinck, oud-burgemees
ter van Steenwijkerwold; mr. M. M. Rost van
Tonningen, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te 's-Gravenhage; mr. A. J.
van Vessem, lid van de Eerste Kamer der Sta
ten-Generaal te Utrecht; A. N. Versluys, di
recteur der Amsterdamsche Droogdok Mi.i.; J.
E. Vogt, lid van Gedeputeerde Staten der pro
vincie Overijssel, te Zwolle; ir. J. Th Westhoff,
directeur van den Rijksdienst der werkverrui
ming; dr. H. G. W. van der Wielen; Jan van
Zutphen, leider van „Zonnestraal", te Hil
versum.
Het betalingsverkeer tusschen het Duit-
sche Rijk en Nederland is ten aanzien van
het reis- en grensverkeer met ingang van
1 November vergemakkelijkt. Naast de gul
den kunnen rijksmarken, „Rentenbankschei-
ne" en Duitsch kleingeld in beperkte mate
in Nederland ingevoerd worden.
De Nederlandsche bankinstellingen en open
bare kassen zijn aangewezen deze betalingsmid
delen tot een vasten koers van R.M. 133 100
gld. vrij van lasten te wisselen en haar aan de
Nederlandsche Bank in te leveren.
Hotels, kooplieden, neringdoenden en der
gelijke personen kunnen de genoemde Rijks
markbetalingsmiddelen zonder meer in be
taling nemen, omdat zij in de gelegenheid
zijn, deze betalingsmiddelen onmiddellijk bij
iedere bankinstelling weer voor guldens te
wisselen. Voor 't accepteeren van rijksmark
betalingsmiddelen bestaan dus met ingang
van 1 November geen enkele bezwaren meer.
Er wordt uitdrukkelijk op gewezen, dat de
invoer van Rijksmarkbetalingsmiddelen in Ne
derland alleen in het reis- en grensverkeer is
toegestaan. Het zenden van Rijksmarkbetalings
middelen naar Nederland in brieven of pakket
ten is verboden.
De hoofdingenieur-directeur van den Rijks,
waterstaat in de directie Overijsel en Drenthe
heeft te Zwolle aanbesteed het maken van twee
weggedeelten van weg nr. 36 van het Rijkswe
genplan in de gemeenten Ambt-Hardenberg en
Ommen. Laagste inschrijver D. Blankenvoort te
Bloemendaal voor f 307.800.
Voorts werd aanbesteed het maken van een
aarden baan en het aanbrengen van verhardin
gen op zes vakken van weg nr. 34 van het Rijks
wegenplan in de gemeenten Zwollerkerspel,
Dalfsen en Ommen, met bijkomende werken.
Het laagst werd ingeschreven door de maat
schappij Wegenbouw te Utrecht voor f 214285
Met ingang van 1 Januari 1941 is benoemd
tot directeur van en leeraar in. vasten dienst
aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Heeren
veen: dr. H. Ferwerda.
De benoeming van dr. B. Gemser, hoogleeraar
aan de universiteit te Pretoria, tot gewoon
hoogleeraar aan de rijksuniversiteit te Gronin
gen, is ingetrokken, aangezien dr. Gemser dit
ambt in afzienbaren tijd niet zal kunnen aan
vaarden.
Met ingang van 9 November 1940 is voor den
tijd van zes jaren herbenoemd als lid van het
bestuur van het fonds, bedoeld in artikel 125
der Ziektewet, mr. B. C. Slotemaker, te Was
senaar.
Aan mr. dr. F. Donker Curtius is met ingang
van 15 September 1940 eervol ontslag verleend
als lid van het dagelijksch bestuur van de Ver-
eeniging Het Nederlandsche Roode Kruis; met
ingang van dien datum is als zoodanig voor den
tijd van vijf jaren benoemd de kolonel van
deft generalen staf H. H. Thoden van Velzen.
,1
Uit het verschijnen van afgestorvenen die vrijwillig en mei Gods toe
stemming tot ons komen leeren wij, hoe wij zelf onzen toestand in hei
leven na den dood bepalen.
Mei de bewering:
wordt in dit standaardwerk met een overvloed van opzienbarende
- en positieve feiten voor goed afgerekend.
dit indrukwekkende doch ook troostende boek leert ons, cyn
met Schiller te spreken, dat wij
Een meesterwerk van grooie
aciueele waarde, een boek zooals
er geen tweede in onze moderne
Nederlandsche literatuur ie vin
den is.
INGENAAID
Luxueus uitgegeven, typografisch
uitstekend verzorgd en gedrukt
met duidelijke leiier op houtvrij
papier, telt hei 300 bladzijden.
Groot formaat.
GEBONDEN
Een jeugdige schelm, die door den psycholoog,
die hem onderzocht, geschetst werd als een ty
pisch psychopatische persoonlijkheid, stond
voor de rechtbank terecht wegens diefstal. Se
dert 1933 was hij maar een haar maanden in
vrijheid geweest en steeds misbruikte' hij die
vrijheid om nieuwe misdrijven te plegen. De
laatste maal was hij door de rechtbank te Alk
maar tot negen maanden gevangenisstraf ver
oordeeld, waarbij, om nog eens te probeeren
hem op het rechte pad te brengen, vier maan
den voorwaardelijk werden opgelegd met de be
paling, dat hij na het ondergaan der straf zou
worden opgenomen in de landkolonie „Konings-
lust", onder toezicht van de R. K. Reclassee-
ringsvereeniging. Toen hij op 19 Augustus ech
ter de gevangenis verliet, was er niemand, die
zich over hem ontfermde, zoodat hij met zijn
uitgaanskas van ƒ6.od straat stond: Hij
kocht een kaartje naar Amsterdam en slenterde
daar een paar dagen rond. Toen werd de ver
leiding hem weer te sterk Hij stal een nieuwe
fiets, die zonder slot geparkeerd stond.
De Officier van Justitie eischte zes maanden
gevangenisstraf en in verband met de psycho
patische persoonlijkheid van verdachte, diens
ter beschikkingstelling van de regeering.
Uitspraak 15 November
De Rotterdamschce politie heeft uit de Schie
nabij de Aelbrachtkade het lijk opgevischt van
den 59-jarigen J. C. P. Theunis, zonder vaste
woonplaats, te Rotterdam vertoevende. Men
vermoedt, dat de man ten gevolge van de duis
ternis te water geraakt en verdronken is.
Donderdagavond is de 69-jarige A. Brouwer,
te Zwartsluis, tengevolge van de duisternis oyer
een hekje gestruikeld. Hij is aan de bekomen
verwondingen overleden.
Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft be
noemd tot pastoor der kerk van den H. Ignatius
te Rotterdam den zeeréerw. pater P. J. A. Bos.
Droeve dag van Allerzielen,
Droeve dag, vooral dit jaar,
Die, na zooveel maanden oorlog,
Ons herinnert aan die schaar',
Die tot nu aan alle fronten
Is gevallen in den strijd,
Dien de wereld heeft ontketend
Om 't geluk in nieuwen tijd
Iederwaar hij ook vandaan kwam,
Die zijn offer heeft gebracht,
Moge thans in vrede rusten
In Gods aarde, stil en zacht.
Laat ons ook vooral gedenken
Allen van ons eigen land,
Die om ons ten offer vielen
Aan den feilen oorlogsbrand.
Laat ons hogen dat zij allen
Schouwen in het Eeuwig Licht,
En God hun genadig weze,
Daar zij stierven voor hun plicht.
Laat ons bidden voor de onzen
Maar vergeet degenen niet
Die een Christen, na hun heengaan,
Niet meer als een vijand ziet.
Laat ons bidden dat hun offer
Niet vergeefs mag zijn gebracht;
Zij het vriend of vroegeren vijand
Bidt nu allen toe: rust zacht!
HERMAN KRAMER
Father J. Padberg, die thans te Mill-Hill
werkzaam is als consultor van den Algemeen
Overste der St. Joseph's Congregatie, heeft 31
October j.l. zijn zilveren priesterfeest gevierd.
Father Joseph Padberg werd in 1892 geboren
te Heerenveen, maakte zijn lagere studies in
Culemborg en zijn hoogere studies in Roosen
daal en Mill-Hill.
Als sub-diaken werd hij na zijn theologische
studies tot leeraar aan het St. Josephs Studie
huis te Tilburg benoemd en in 1915 werd hij tot
priester gewijd. Tot 1937 bleef father Padberg te
Tilburg, waar hij zes jaar als directeur de leiding
had van het St. Joseph Studiehuis, waarna
hij een jaar aan het hoofd stond van huize Vrij
land te Arnhem. In 1938 werd hij benoemd tot
consultor van den Algemeen Overste.
In „Mill-Hill", de annalen der St. Joseph's
Congregatie, troffen wij een artikel over father
Padberg aan, geschreven door een oud-leerling,
waaraan wij het volgende ontleenen:
„Het gekke is, dat iemand als de jubilaris,
die geenszins populariteit zoekt, niettemin zoo
populair onder de studenten werd en bleef. „Po
pulair" is eigenlijk 't juiste woord niet. Daartoe
gingen de genegenheid en erkentelijkheid voor
hem te diep. Hij bleef een magneet en zijn
aanwezigheid vooral was het, die voor de jaar-
lijksche reünie in Tilburg zooveel deelnemers
trok en die er een volkomen geslaagd feest van
maakte.
Daar beleefde men een van de zeldzame gele
genheden, dat zijn masker even werd afgenomen.
De leeraar en directeur van het Studiehuis
geloofde namelijk in de sancta indifferentia, de
heilige onverschilligheid. Maar hij was slechts
gedeeltelijk onverschillig. Hij zou niet iamen-
teeren over minder vroolijke omstandigheden,
over een hem opgedragen taak, over een beslis
sing van zijn oversten. Maar hij was ook altijd
positief. Hij zou in zoo'n geval zijn schouders
ophalen, na overwogen te hebben, dat de wil
zijner overheid de wil van God is, tegen zich
zelf zeggen: „Vooruit joch, 't is nu eenmaal
niet anders", en dan met allen ijver en geestdrift
het werk aanpakken, alsof het zijn mpoiste hob
by was.
Het was geen lauwe onverschiligheid, die hem
alle werk deed aanvaarden en daarmee uit
Integendeel, er zat altijd ambitie en geestdrift
achter.
Evenmin was hij onverschillig in dezen zin,
dat hij geen waarde hechtte aan de houding
van anderen tegenover hemzelf en zijn werk,
al deed hij wel alsof. En daarom zal hem thans
ook de wetenschap verblijden, dat overal ter
wereld nu weer blijde herinneringen worden
opgehaald aan zijn energieke lessen in Latijn,
Nederlandsch en Geschiedenis; aan de manier,
waarop hij litteratuur doceerde, een manier, die
bezieling opwekte en ons in de juiste stemming
het rijk der taai-schoonheid binnenleidde; aan
de kunst-avonden, die hij geestdriftig organi
seerde en leidde en waarbij opmerkelijke staal
tjes van voordracht en declamatie te bewonde
ren waren.
Herinneringen, die nu in Nieuw Zeeland en
op de Philippijnen en in Afrika tot uiting ko
men in een eerbiedigen gelukwensch aan aen
hoogeerw. consultor der St. Joseph's Congrega
tie ofzou het een hartelijk Proficiat voor
Padje" worden?"
door A. Hruschlca V IJ 2 H li
18
(Nadruk verboden)
Intusschen kwam Lydia de trap af, nog steeds
langzaam, met afgemeten stappen, als een auto
maat. Met de brandende kaars in de hand, in
haar zwarte japon, bleek als een doode. zonder
uitdrukking in de wijdstarende oogen, bood zij
een huiveringwekkend, spookachtig schouwspel.
Naarmate zij dichter bij de twee mannen
kwam, kon Hempel het onnatuurlijke van haar
voorkomen scherper waarnemen. Hij zag, dat
kleine zweetdruppels op haar voorhoofd parel
den en dat haar trekken als versteend waren.
Onder aan de trap gekomen, ging zij links;
uit die richting kwam nog steeds een kille,
scherpe tocht. v
Hempel beduidde Rosner door een teeken, dat
hij ter plaatse moest blijven, terwijl hijzelf Lydia
onhoorbaar nasloop. Zij ging naar den achter
kant van 't huis. waar een deurtje-toegang tot
den tuin der vil'a verleende. Dat deurtje stond
wijd open; Hempel wist nu, waar de tocht van
daan kwam en door dat deurtje, hetwelk zij
van buiten sloot, verliet mevrouw Holzmann 't
huis.
Hempel had dit voorzien, en ook, dat hij haar
op dien weg niet kon volgen. Om die reden was
hij dan ook reeds, toen zij naar het deuhtje
ging, teruggeijld naar de voordeur. Den sleutel
van die deur liet men des nachts altijd in het
slot. De deur openen en om 't huis heen loopen,
was voor Silas 't werk van een oogenblik. Langs
het kiezelplein en den straatweg was de tuin
slechts door een traliehek afgesloten. Daarin
was een poortje aangebracht, waardoor men op
den openbaren weg kwam. Dat poortje was al
tijd op slot en werd slechts dan opengemaakt, op
dat de arbeiders niet door 't huis behoefden te
komen.
't Leed voor Silas Hempel geen twijfel, dat zij
alleen door dat poortje gekomen kon zijn, en dat
zij het weer zou gebruiken om zich te verwij
deren.
Hij keek dus niet meer om naar den tuin, die
bedolven lag onder de sneeuw, en waar mevrouw
Holzmann hem toch opgesloten zou hebben,
maar liep den straatweg op, langs het traliehek,
om haar dicht bij het poortje op te wachten.
Maar dit plan moest hij opgeven. Want toen
hij langs 't hek was gekomen en juist den hoek
wilde omslaan, sprong hij verschrikt achteruit
en verborg zich in de schaduw v$m een stuk
metselwerk, dat twee gedeelten van 't hek
scheidde.
Dicht bij het tuinpoortje stond een gesloten
auto; de lantarens waren afgezet, zoodat Hem
pel 't was een donkere nacht het nummer
niet kon lezen. In de schaduw van den auto
stond onbeweeglijk een zwarte gedaante.
Geen wonder, dat Silas in het eerste oogenblik
schrok en dekking zocht. Maar eenige seconden
later kwam hij weer behoedzaam naar voren en
liep het stuk metselwerk voorbij, om de zwarte
gedaante, die natuurlijk op mevrouw Holzmann
wachtte, van meer nabij te kunnen bekijken, 't
Was donker in het rond, want de eerste straat
lantaarn bevond zich op vrij grooten afstand;
en daar de nieuwe straat nog niet voldoende
volgebouwd was, waren er ook geen huizen in de
onmiddellijke nabijheid.
Maar het oog gewent zich allengs en zelfs vrij
spoedig aan 't donker, en zoo had Silas nog kun
nen vaststellen, dat de zwarte gedaante een man
was. Op hetzelfde oogenblik werd 't hekpoortje
geopend. Lydia kwam er door, nog altijd met de
brandende kaars in de hand. De op haar wach
tende man greep snel naar de kaars en blies ze
uit.
Gedurende een seconde niet langer was
't licht van de kaars op den man gevallen, die
ze uitblies. Maar die seconde was voldoende ge
weest om Silas Hempel twee dingen volkomen
duidelijk te doen zien: een door de zon gebruind,
gladgeschoren gezicht, met scherp belijnde trek
ken, 'n haviksneus, zeer felle oogen; en het fon
kelen van een briljant, welken hij aan een vin
ger droeg'. Maar reeds na verloop van een se
conde was alles weer in bijna volslagen duister
nis gehuld. Het portier van den auto werd toe
geslagen en deze verdween in de richting van de
stad.
Hempel stond daar als aan den grond gena
geld en keek vreeselijk opgewonden den auto na.
Wat had hij gezien?!.... Nauwelijks durfde hij
zichzelf op die vraag een antwoord geven, nog
minder gevolgtrekkingen maken, maar zijn brein
werkte met koortsige spanning.
De man, dien hij gezien had, was de moorde
naar van Holzmann; dat leed geen twijfel. Ja,
dat was het gezicht, dat „men nooit vergeten
kon, als men het eenmaal had gezienTrou
wens, hij had het dadelijk geweten: 't was de
zelfde man met den kostbaren briljant aan den
vinger, dien Rosner in de loods had betrapt.
En nu was ook het bewijs geleverd, dat Hem
pel gelijk had, toen hij vermoedde, dat die man
in de loods iets gezocht, maar niet gevonden
had.
Maar ditmaal was hij niet zelf gekomen, maar
had mevrouw Holzmann gezonden, en wel naar
het huis, omdat het gezochte zich blijkbaar niet
in de loods bevond, zooals hij aanvankelijk had
gedacht.
Silas had vergeten, dat hij de villa had ver
laten op zijn sokken en nu reeds een poos in de
sneeuw stond. Maar de kilte, die hij voelde, her
innerde hem plotseling daaraan, en hij spoedde
zich naar binnen.
XIII.
Rosner wachtte den detective reeds met on
geduld.
„Wel?" vroeg hij, toen Hempel nauwelijks de
voordeur had gesloten en met hem de kamer
binnentrad. U bent immers mevrouw nageslo
pen? Dan hebt u haar natuurlijk gevraagd, wat
zij hier in 't hartje van den nacht kwam doen,
waarom zij..».
„Neen, ik heb haar niet aangesproken," viel
Hempel den concierge droog in de rede, „want
zij werd aan het tuinpoortje opgewacht door een
heer in een auto."
„Opgewacht? Om 's hemels wil, door wien?"
„Door den moordenaar van haar echtgenoot,
op wiens bevel zij op een zoo vreemde manier
haar eigen huis binnendrong, om er te halen
wat hij onlangs zelf tevergeefs in de loods had
gezocht."
Rosner keek den detective aan, alsof deze
Chineesch had gesproken. Eerst na een poosje
stotterde hij angstig:
„Zeg dat, als 't u belieft, nog eens. Ik heb 't
zeker niet goed verstaan."
Silas herhaalze dijn woorden en zei vervol
gens:
„Ik zal je later alles breedvoerig vertellen,
maar eerst moet ik iets warms in m'n lijf heb
ben. Ik klappertand van kou. Kun je mij niet 'n
grog bezorgen?"
„Natuurlijk, mijnheer Hempel. Onmiddellijk.
Gaat u intusschen op de sofa zitten met de
deken om uw beenen."
Hü haalde zijn spiritustoestel, zette water op
en nam een flesch rhum uit een kastje in den
muur. Daarbij bleef hij het hoofd schudden en
keek peinzend voor zich uit. Nog altijd begreep
hij niets van 't gehoorde.
Silas had intusschen een glaasje met rhum
gevuld en ledigde het in één teug. Dat ver
kwikte hem. Al spoedig gaf hij den conciergf
een breedvoerig relaas van hetgeen hij had waar
genomen. i
Maar nog begreep Rosner er niets van.
„Onze mevrouw ende moordenaar? Ja,
maar zij kent hem dan?"
„Waarschijnlijk. Anders zou zij toch geen op
drachten van hem aannemen."
„Maar wat zocht ze dan eigenlijk?"
„Als we dat wisten, zouden' we zeker van alles
op de hoogte zijn. Jammer genoeg, verkeeran wij
op dat punt tot nu toe in volslagen onzekerheid.
Denk eens goed na, Rosner. Je bent hier al zoo
lang in huis: Wien behoort eigenlijk het kastje
daar boven in de kamer en waarvoor werd het
gebruikt?"
„Om zoo te zeggen, voor niets, 't Is afkomstig
van mijnheer Holzmann's grootvader; daarom
liet mijn meester, die trouwens veel van anti
quiteiten houdt, het meubeltje in de slaapkamer
plaatsen, 't Is wat men noemt een familiestuk."
„Misschien heeft de heer Holzmann documen
ten of andere dingen van waarde in dat kastje
bewaard?"
„Zoo ja, dan enkel in den allerlaatsten tijd;
want vroeger dat weet ik zeker werd het
meubel nooit door mijnheer gebruikt. Er werd
toen, als ik mij zoo mag uitdrukken, niets dan
rommel in geborgen: herinneringen aan reizen,
brieven, portretten, enz. Mevrouw Holzmann had
haar man herhaaldelijk voorgesteld, aan dien
rommel een andere plaats te geven en het kastje
nuttiger te gebruiken; maar hij had liever, dat
alles zóó bleef als dat in den tijn van zijn over
grootvader was. Mevrouw moet dan ook niet
hebben gevonden wat zij zocht, want beiden heb
ben we diepe teleurstelling op haar gezicht ge
lezen." (Wordt vervolgd)