WIE KRIJGEN KINDERBIJSLAG? Gestorvenen zijn teruggekomen 3. 4. JA! EEN BOEK MET EEUWIGHEIDSWAARDE! UITGEVERIJ PAX 's-GRAVENHAGE de P eheimzinnige STICHTING „WINTERHULP NEDERLAND" 90 ALLERZIELEN ZATERDAG 2 NOVEMBER 1940 Rijksmarkbetalingsmiddelen in ons land menschen verschijnen jaarlijks voor Gods rechterstoer EEN NIEUW WERK VAli MGR. DR. ROBERT KLIMSCH „WIJ ZIJN ONSTERFELIJK" DE DOODEN LEVEN EN VRAGEN ONZE BELANGSTELLING 90 Kerkdijk leven Nadere voorschriften uitgevaardigd De samenstelling van het eerecomité Alleen in reis- en grensverkeer is invoer er van toegestaan Aanbestedingen in Overijsel UIT DE STAATSCOURANT Onderwijs Ziektewet BINNENKORT VERSCHIJNT: voor Nederland bewerk! door PATER HYACINTH HERMANS O.P. Getuigenissen van oud-christelijke schrijvers als: Têrtullianus, Auguslinus, Evodius, Thomas van Aquino, enz., van geleerden als: Immanuel Kant, Goethe, Wieland, Driesch, Dr. Kenunerich, enz. bevestigen onomstootelijk, dat DE DOOO GEEN DOOD, MAAR EEN BRUG TOT LEVEN IS! ER IS flOG NOOIT IEMAND VAN OVER HET GRAF TERUGGEKOMEN „TOT IETS BETERS ZIJN GEBOREN" Voor iederen priester, religieus en leek een kostbaar bezit. Verzekert U tijdig van een exemplaar Bij verschijnen verkrijgbaar in den boekhandel en bij TELEFOON 39893C MARCONISTRAAT 3 GIRO: 94266 EEN ONVERBETERLIJK JONGMENSCH Lijk opgehaald Gestruikeld Benoeming Bij de Jezuïeten Father J. Padberg Zijn zilveren priesterjubileum De waarnemende secretaris-generaal, wnd. hoofd van het departement van Sociale Zaken, heeft het volgende bepaald: Artikel 1. 1. In loondienst zijnde personen, dip niet in dienst zijn van een onderneming en die, indien zij wel in dienst van een onöereming waren, op grond van artikel 2 der Kinderbijslagwet als arbeider zouden worden aangemerkt, worden voor de toepassing van de Kinderbijslagwet als arbeider beschouwd in de volgende gevallen: a. Indien zij in loondienst werkzaam zijn aan Inrichtingen, staande onder beheer van een na tuurlijke of een rechtspersoon: b. indien zij in loondienst werkzaam zijn bij personen, die een vrij beroep uitoefenen, zooals advocaten, procureurs, zaakwaarnemers, genees- heeren, notarissen, architecten, accountants, ten behoeve van de uitoefening van dat beroep; c. indien zij in loondienst werkzaam zijn bij rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen of stichtingen; d. indien zij in loondienst werkzaam zijn als tuinman, boschwachter of in een soortgelijke betrekking; e. indien zij in loondienst werkzaam zijn voor de verzorging van dieren of voor de bediening van rijtuigen, motorrijtuigen, vliegtuigen en pleziervaartuigen f. indien zij in loondienst werkzaam zijn bij in aanbouw, aanleg, onderhoud, herstelling of slooping zijnde bouw-, water- of grondwerken, uitgevoerd in eigen beheer. 2. In afwijking van het bepaalde in het vo rige lid worden voor de toepassing van de Kin derbijslagwet echter niet als arbeider be schouwd a. Personen, die uitsluitend of in hoofdzaak belast zijn met het verrichten in de huishou ding van private personen van huiselijke of per soonlijke diensten; b. personen, voor wie een regeling inzake de toekenning van Kinderbijslag geldt, als bedoeld in artikel 5 der Kinderbijslagwet, welke als bij zondere regeling is erkend. Artikel 2. 1. Een regeling inzake de toekenning van kinderbijslag, getroffen voor personen, als be doeld in artikel 1. eerste lid, onder a. en c., kan door den secretaris-generaal van het depatement van Sociale Zaken als bijzondere regeling wor den erkend, indien naar zijn oordeel door de afzonderlijke voorziening de belangen dezer per sonen niet worden geschaad. 2. Personen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a. en c., voor wie in de daarbedoelde dienstverhouding een regeling inzake de toe kenning van kinderbijslag is getroffen, welke als bijzondere regeling is erkend, worden, voor zoo veel die dienst verhouding betreft, niet als ar beider in den zin der Kinderbijslagwet aange merkt. Wij vernemen, dat in het eere-comité van de stichting .Winterhulp Nederland" de volgende heeren zitting hebben: Voorzitter: jhr. mr. A. M. Snouck Hurgronje, secretaris-generaal, wnd. hoofd van de depar tementen van Algemeene Zaken en Buitenland- sche Zaken. Voorts mr. dr. K. J. Frederiks, secretaris generaal, wnd. hoofd van het departement van Binnenlandsche Zaken; ir. R. A. Verwey, wnd. secretaris-generaal, wnd. hoofd van het depar tement van Sociale Zaken; jhr. mr dr. L. H. N. Bosch ridder von Rosenthal commissaris der provincie Utrecht; mr. P. A V. baron van Harinxma thoe Slooten, commissaris der pro vincie Friesland; mr. S. baron van Heemstra, commissaris der provincie Gelderland; jhr. mr. P. H. A. van Karnebeek, minister van Staat, commissaris der provincie Zuidholland; mr. J. Linthorst Hom an, commissaris der provincie Groningen; mr. P. Dieleman, wnd. commissa ris, der provincie Zeeland; mr. dr. A baron Röell, commissaris der provincie Noordholland; jhr. mr. dr. A. B. C. M. van Rijckevorsel, com missaris der provincie Noordbrabant; mr. dr. W. G. A. van Sonsbeeck, commissaris der pro vincie Limburg; mr. E. A. baron van Voorst tot Voorst, commissaris der provincie Overijs sel; mr. dr. R. H. baron de Vos van Steenwijk. commissaris der provincie Drenthe; J. M. van Bommel van Vloten, secretaris v. d. Coöp. Sui kerfabriek en raffinaderij „Dinteloord" lid van Gedeputeerde Staten der provincie Zeeland; Jhr. mr. E. J. B. M. van Bónninghausen, b:ir- gemeester van Hilversum; mr. J. L. Bouma, burgemeester van Emmen; majoor J. N. Breu- nese, commandant van den opbouw dienst; K. Brok, lid van Gedeputeerde Staten der pro vincie Drenthe, Assen; Gottfr. H. Crone voor zitter van de Kamer van Koophandel en Fa brieken voor Amsterdam, te Amsterdam; E. H. Ebels, lid van Gedeputeerde Staten der pro vincie Groningen, te Nieuw-Beerta; mr. Chr. P. van Eeghen, directeur van de Nederlandsch- Indische Handelsbank N.V., Amsterdam; G. C Endert, directeur v. d. N.V. de Rotterdamsche Droogdok Mij., te Rotterdam; dr. F. H. Fen- tener van Vlissingen, voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Utrecht, te Utrecht; J. Gelderman, lid van de eerste kamer der Sta ten-Generaal, te Oldenzaal; ir. Geurt de Haas, directeur van de Nederlandsche zoutindustrie te Boekelo; mr. P. M. C. J. Ha mer, te 's-Gravenhage; P. P. van Heeswijk, directeur van Dikema en Chabot's handel mij. te Rotterdam; dr. E. Heldring, president v. d. Nederlandsche Handel-Mij., lid v. d. Eerste Ka mer, te Amsterdam; H. G. Hey, directeur van het rijksbureau voor de distributie van textiel producten; mr. J. Kars, voorzitter van de ver- eeniging „De Nederlandsche Dagbladpers"; J. Landman, penningmeester van de Nederland sche Metaalwerkersbond; A. L. M. van der Lande, industrieel te Geldrop; A. J. Loerakker lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Haarlem; mr. K. P. v. d. Mandele, voorzitter v. d. Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam, Rotterdam; H. D. Louwes, voorzit ter van het Nederlandsch Landbouw Comité; Ph. Mees, firmant van R. Mees en Zoonen, te Rotterdam; mr. D. F. Pont, directeur v. d. Ne derlandsche Houtbond, Hillegom; dr. F. E. Posthuma, voorzitter van het Centraal Insti tuut tot Bevordering van het normale han delsverkeer tusschen Nederland en andere lan den te 's-Gravenhage; mr. dr. L. F. H. Regout. industrieel te Meerssen; jhr. mr. G. A. M. J. Ruys de Beerenbrouck, lid van de Tweede Ka mer der Staten-Generaal; mr. B. J. M. van Spaendonck, directeur van het Rijksbureau voor wol en lompen te Tilburg; mr. D. U. Stikker, directeur v. d. Heinekens' Bierbrouwerij Mij.. te Amsterdam; G. W. Stroinck, oud-burgemees ter van Steenwijkerwold; mr. M. M. Rost van Tonningen, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal te 's-Gravenhage; mr. A. J. van Vessem, lid van de Eerste Kamer der Sta ten-Generaal te Utrecht; A. N. Versluys, di recteur der Amsterdamsche Droogdok Mi.i.; J. E. Vogt, lid van Gedeputeerde Staten der pro vincie Overijssel, te Zwolle; ir. J. Th Westhoff, directeur van den Rijksdienst der werkverrui ming; dr. H. G. W. van der Wielen; Jan van Zutphen, leider van „Zonnestraal", te Hil versum. Het betalingsverkeer tusschen het Duit- sche Rijk en Nederland is ten aanzien van het reis- en grensverkeer met ingang van 1 November vergemakkelijkt. Naast de gul den kunnen rijksmarken, „Rentenbankschei- ne" en Duitsch kleingeld in beperkte mate in Nederland ingevoerd worden. De Nederlandsche bankinstellingen en open bare kassen zijn aangewezen deze betalingsmid delen tot een vasten koers van R.M. 133 100 gld. vrij van lasten te wisselen en haar aan de Nederlandsche Bank in te leveren. Hotels, kooplieden, neringdoenden en der gelijke personen kunnen de genoemde Rijks markbetalingsmiddelen zonder meer in be taling nemen, omdat zij in de gelegenheid zijn, deze betalingsmiddelen onmiddellijk bij iedere bankinstelling weer voor guldens te wisselen. Voor 't accepteeren van rijksmark betalingsmiddelen bestaan dus met ingang van 1 November geen enkele bezwaren meer. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen, dat de invoer van Rijksmarkbetalingsmiddelen in Ne derland alleen in het reis- en grensverkeer is toegestaan. Het zenden van Rijksmarkbetalings middelen naar Nederland in brieven of pakket ten is verboden. De hoofdingenieur-directeur van den Rijks, waterstaat in de directie Overijsel en Drenthe heeft te Zwolle aanbesteed het maken van twee weggedeelten van weg nr. 36 van het Rijkswe genplan in de gemeenten Ambt-Hardenberg en Ommen. Laagste inschrijver D. Blankenvoort te Bloemendaal voor f 307.800. Voorts werd aanbesteed het maken van een aarden baan en het aanbrengen van verhardin gen op zes vakken van weg nr. 34 van het Rijks wegenplan in de gemeenten Zwollerkerspel, Dalfsen en Ommen, met bijkomende werken. Het laagst werd ingeschreven door de maat schappij Wegenbouw te Utrecht voor f 214285 Met ingang van 1 Januari 1941 is benoemd tot directeur van en leeraar in. vasten dienst aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Heeren veen: dr. H. Ferwerda. De benoeming van dr. B. Gemser, hoogleeraar aan de universiteit te Pretoria, tot gewoon hoogleeraar aan de rijksuniversiteit te Gronin gen, is ingetrokken, aangezien dr. Gemser dit ambt in afzienbaren tijd niet zal kunnen aan vaarden. Met ingang van 9 November 1940 is voor den tijd van zes jaren herbenoemd als lid van het bestuur van het fonds, bedoeld in artikel 125 der Ziektewet, mr. B. C. Slotemaker, te Was senaar. Aan mr. dr. F. Donker Curtius is met ingang van 15 September 1940 eervol ontslag verleend als lid van het dagelijksch bestuur van de Ver- eeniging Het Nederlandsche Roode Kruis; met ingang van dien datum is als zoodanig voor den tijd van vijf jaren benoemd de kolonel van deft generalen staf H. H. Thoden van Velzen. ,1 Uit het verschijnen van afgestorvenen die vrijwillig en mei Gods toe stemming tot ons komen leeren wij, hoe wij zelf onzen toestand in hei leven na den dood bepalen. Mei de bewering: wordt in dit standaardwerk met een overvloed van opzienbarende - en positieve feiten voor goed afgerekend. dit indrukwekkende doch ook troostende boek leert ons, cyn met Schiller te spreken, dat wij Een meesterwerk van grooie aciueele waarde, een boek zooals er geen tweede in onze moderne Nederlandsche literatuur ie vin den is. INGENAAID Luxueus uitgegeven, typografisch uitstekend verzorgd en gedrukt met duidelijke leiier op houtvrij papier, telt hei 300 bladzijden. Groot formaat. GEBONDEN Een jeugdige schelm, die door den psycholoog, die hem onderzocht, geschetst werd als een ty pisch psychopatische persoonlijkheid, stond voor de rechtbank terecht wegens diefstal. Se dert 1933 was hij maar een haar maanden in vrijheid geweest en steeds misbruikte' hij die vrijheid om nieuwe misdrijven te plegen. De laatste maal was hij door de rechtbank te Alk maar tot negen maanden gevangenisstraf ver oordeeld, waarbij, om nog eens te probeeren hem op het rechte pad te brengen, vier maan den voorwaardelijk werden opgelegd met de be paling, dat hij na het ondergaan der straf zou worden opgenomen in de landkolonie „Konings- lust", onder toezicht van de R. K. Reclassee- ringsvereeniging. Toen hij op 19 Augustus ech ter de gevangenis verliet, was er niemand, die zich over hem ontfermde, zoodat hij met zijn uitgaanskas van ƒ6.od straat stond: Hij kocht een kaartje naar Amsterdam en slenterde daar een paar dagen rond. Toen werd de ver leiding hem weer te sterk Hij stal een nieuwe fiets, die zonder slot geparkeerd stond. De Officier van Justitie eischte zes maanden gevangenisstraf en in verband met de psycho patische persoonlijkheid van verdachte, diens ter beschikkingstelling van de regeering. Uitspraak 15 November De Rotterdamschce politie heeft uit de Schie nabij de Aelbrachtkade het lijk opgevischt van den 59-jarigen J. C. P. Theunis, zonder vaste woonplaats, te Rotterdam vertoevende. Men vermoedt, dat de man ten gevolge van de duis ternis te water geraakt en verdronken is. Donderdagavond is de 69-jarige A. Brouwer, te Zwartsluis, tengevolge van de duisternis oyer een hekje gestruikeld. Hij is aan de bekomen verwondingen overleden. Z. H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft be noemd tot pastoor der kerk van den H. Ignatius te Rotterdam den zeeréerw. pater P. J. A. Bos. Droeve dag van Allerzielen, Droeve dag, vooral dit jaar, Die, na zooveel maanden oorlog, Ons herinnert aan die schaar', Die tot nu aan alle fronten Is gevallen in den strijd, Dien de wereld heeft ontketend Om 't geluk in nieuwen tijd Iederwaar hij ook vandaan kwam, Die zijn offer heeft gebracht, Moge thans in vrede rusten In Gods aarde, stil en zacht. Laat ons ook vooral gedenken Allen van ons eigen land, Die om ons ten offer vielen Aan den feilen oorlogsbrand. Laat ons hogen dat zij allen Schouwen in het Eeuwig Licht, En God hun genadig weze, Daar zij stierven voor hun plicht. Laat ons bidden voor de onzen Maar vergeet degenen niet Die een Christen, na hun heengaan, Niet meer als een vijand ziet. Laat ons bidden dat hun offer Niet vergeefs mag zijn gebracht; Zij het vriend of vroegeren vijand Bidt nu allen toe: rust zacht! HERMAN KRAMER Father J. Padberg, die thans te Mill-Hill werkzaam is als consultor van den Algemeen Overste der St. Joseph's Congregatie, heeft 31 October j.l. zijn zilveren priesterfeest gevierd. Father Joseph Padberg werd in 1892 geboren te Heerenveen, maakte zijn lagere studies in Culemborg en zijn hoogere studies in Roosen daal en Mill-Hill. Als sub-diaken werd hij na zijn theologische studies tot leeraar aan het St. Josephs Studie huis te Tilburg benoemd en in 1915 werd hij tot priester gewijd. Tot 1937 bleef father Padberg te Tilburg, waar hij zes jaar als directeur de leiding had van het St. Joseph Studiehuis, waarna hij een jaar aan het hoofd stond van huize Vrij land te Arnhem. In 1938 werd hij benoemd tot consultor van den Algemeen Overste. In „Mill-Hill", de annalen der St. Joseph's Congregatie, troffen wij een artikel over father Padberg aan, geschreven door een oud-leerling, waaraan wij het volgende ontleenen: „Het gekke is, dat iemand als de jubilaris, die geenszins populariteit zoekt, niettemin zoo populair onder de studenten werd en bleef. „Po pulair" is eigenlijk 't juiste woord niet. Daartoe gingen de genegenheid en erkentelijkheid voor hem te diep. Hij bleef een magneet en zijn aanwezigheid vooral was het, die voor de jaar- lijksche reünie in Tilburg zooveel deelnemers trok en die er een volkomen geslaagd feest van maakte. Daar beleefde men een van de zeldzame gele genheden, dat zijn masker even werd afgenomen. De leeraar en directeur van het Studiehuis geloofde namelijk in de sancta indifferentia, de heilige onverschilligheid. Maar hij was slechts gedeeltelijk onverschillig. Hij zou niet iamen- teeren over minder vroolijke omstandigheden, over een hem opgedragen taak, over een beslis sing van zijn oversten. Maar hij was ook altijd positief. Hij zou in zoo'n geval zijn schouders ophalen, na overwogen te hebben, dat de wil zijner overheid de wil van God is, tegen zich zelf zeggen: „Vooruit joch, 't is nu eenmaal niet anders", en dan met allen ijver en geestdrift het werk aanpakken, alsof het zijn mpoiste hob by was. Het was geen lauwe onverschiligheid, die hem alle werk deed aanvaarden en daarmee uit Integendeel, er zat altijd ambitie en geestdrift achter. Evenmin was hij onverschillig in dezen zin, dat hij geen waarde hechtte aan de houding van anderen tegenover hemzelf en zijn werk, al deed hij wel alsof. En daarom zal hem thans ook de wetenschap verblijden, dat overal ter wereld nu weer blijde herinneringen worden opgehaald aan zijn energieke lessen in Latijn, Nederlandsch en Geschiedenis; aan de manier, waarop hij litteratuur doceerde, een manier, die bezieling opwekte en ons in de juiste stemming het rijk der taai-schoonheid binnenleidde; aan de kunst-avonden, die hij geestdriftig organi seerde en leidde en waarbij opmerkelijke staal tjes van voordracht en declamatie te bewonde ren waren. Herinneringen, die nu in Nieuw Zeeland en op de Philippijnen en in Afrika tot uiting ko men in een eerbiedigen gelukwensch aan aen hoogeerw. consultor der St. Joseph's Congrega tie ofzou het een hartelijk Proficiat voor Padje" worden?" door A. Hruschlca V IJ 2 H li 18 (Nadruk verboden) Intusschen kwam Lydia de trap af, nog steeds langzaam, met afgemeten stappen, als een auto maat. Met de brandende kaars in de hand, in haar zwarte japon, bleek als een doode. zonder uitdrukking in de wijdstarende oogen, bood zij een huiveringwekkend, spookachtig schouwspel. Naarmate zij dichter bij de twee mannen kwam, kon Hempel het onnatuurlijke van haar voorkomen scherper waarnemen. Hij zag, dat kleine zweetdruppels op haar voorhoofd parel den en dat haar trekken als versteend waren. Onder aan de trap gekomen, ging zij links; uit die richting kwam nog steeds een kille, scherpe tocht. v Hempel beduidde Rosner door een teeken, dat hij ter plaatse moest blijven, terwijl hijzelf Lydia onhoorbaar nasloop. Zij ging naar den achter kant van 't huis. waar een deurtje-toegang tot den tuin der vil'a verleende. Dat deurtje stond wijd open; Hempel wist nu, waar de tocht van daan kwam en door dat deurtje, hetwelk zij van buiten sloot, verliet mevrouw Holzmann 't huis. Hempel had dit voorzien, en ook, dat hij haar op dien weg niet kon volgen. Om die reden was hij dan ook reeds, toen zij naar het deuhtje ging, teruggeijld naar de voordeur. Den sleutel van die deur liet men des nachts altijd in het slot. De deur openen en om 't huis heen loopen, was voor Silas 't werk van een oogenblik. Langs het kiezelplein en den straatweg was de tuin slechts door een traliehek afgesloten. Daarin was een poortje aangebracht, waardoor men op den openbaren weg kwam. Dat poortje was al tijd op slot en werd slechts dan opengemaakt, op dat de arbeiders niet door 't huis behoefden te komen. 't Leed voor Silas Hempel geen twijfel, dat zij alleen door dat poortje gekomen kon zijn, en dat zij het weer zou gebruiken om zich te verwij deren. Hij keek dus niet meer om naar den tuin, die bedolven lag onder de sneeuw, en waar mevrouw Holzmann hem toch opgesloten zou hebben, maar liep den straatweg op, langs het traliehek, om haar dicht bij het poortje op te wachten. Maar dit plan moest hij opgeven. Want toen hij langs 't hek was gekomen en juist den hoek wilde omslaan, sprong hij verschrikt achteruit en verborg zich in de schaduw v$m een stuk metselwerk, dat twee gedeelten van 't hek scheidde. Dicht bij het tuinpoortje stond een gesloten auto; de lantarens waren afgezet, zoodat Hem pel 't was een donkere nacht het nummer niet kon lezen. In de schaduw van den auto stond onbeweeglijk een zwarte gedaante. Geen wonder, dat Silas in het eerste oogenblik schrok en dekking zocht. Maar eenige seconden later kwam hij weer behoedzaam naar voren en liep het stuk metselwerk voorbij, om de zwarte gedaante, die natuurlijk op mevrouw Holzmann wachtte, van meer nabij te kunnen bekijken, 't Was donker in het rond, want de eerste straat lantaarn bevond zich op vrij grooten afstand; en daar de nieuwe straat nog niet voldoende volgebouwd was, waren er ook geen huizen in de onmiddellijke nabijheid. Maar het oog gewent zich allengs en zelfs vrij spoedig aan 't donker, en zoo had Silas nog kun nen vaststellen, dat de zwarte gedaante een man was. Op hetzelfde oogenblik werd 't hekpoortje geopend. Lydia kwam er door, nog altijd met de brandende kaars in de hand. De op haar wach tende man greep snel naar de kaars en blies ze uit. Gedurende een seconde niet langer was 't licht van de kaars op den man gevallen, die ze uitblies. Maar die seconde was voldoende ge weest om Silas Hempel twee dingen volkomen duidelijk te doen zien: een door de zon gebruind, gladgeschoren gezicht, met scherp belijnde trek ken, 'n haviksneus, zeer felle oogen; en het fon kelen van een briljant, welken hij aan een vin ger droeg'. Maar reeds na verloop van een se conde was alles weer in bijna volslagen duister nis gehuld. Het portier van den auto werd toe geslagen en deze verdween in de richting van de stad. Hempel stond daar als aan den grond gena geld en keek vreeselijk opgewonden den auto na. Wat had hij gezien?!.... Nauwelijks durfde hij zichzelf op die vraag een antwoord geven, nog minder gevolgtrekkingen maken, maar zijn brein werkte met koortsige spanning. De man, dien hij gezien had, was de moorde naar van Holzmann; dat leed geen twijfel. Ja, dat was het gezicht, dat „men nooit vergeten kon, als men het eenmaal had gezienTrou wens, hij had het dadelijk geweten: 't was de zelfde man met den kostbaren briljant aan den vinger, dien Rosner in de loods had betrapt. En nu was ook het bewijs geleverd, dat Hem pel gelijk had, toen hij vermoedde, dat die man in de loods iets gezocht, maar niet gevonden had. Maar ditmaal was hij niet zelf gekomen, maar had mevrouw Holzmann gezonden, en wel naar het huis, omdat het gezochte zich blijkbaar niet in de loods bevond, zooals hij aanvankelijk had gedacht. Silas had vergeten, dat hij de villa had ver laten op zijn sokken en nu reeds een poos in de sneeuw stond. Maar de kilte, die hij voelde, her innerde hem plotseling daaraan, en hij spoedde zich naar binnen. XIII. Rosner wachtte den detective reeds met on geduld. „Wel?" vroeg hij, toen Hempel nauwelijks de voordeur had gesloten en met hem de kamer binnentrad. U bent immers mevrouw nageslo pen? Dan hebt u haar natuurlijk gevraagd, wat zij hier in 't hartje van den nacht kwam doen, waarom zij..». „Neen, ik heb haar niet aangesproken," viel Hempel den concierge droog in de rede, „want zij werd aan het tuinpoortje opgewacht door een heer in een auto." „Opgewacht? Om 's hemels wil, door wien?" „Door den moordenaar van haar echtgenoot, op wiens bevel zij op een zoo vreemde manier haar eigen huis binnendrong, om er te halen wat hij onlangs zelf tevergeefs in de loods had gezocht." Rosner keek den detective aan, alsof deze Chineesch had gesproken. Eerst na een poosje stotterde hij angstig: „Zeg dat, als 't u belieft, nog eens. Ik heb 't zeker niet goed verstaan." Silas herhaalze dijn woorden en zei vervol gens: „Ik zal je later alles breedvoerig vertellen, maar eerst moet ik iets warms in m'n lijf heb ben. Ik klappertand van kou. Kun je mij niet 'n grog bezorgen?" „Natuurlijk, mijnheer Hempel. Onmiddellijk. Gaat u intusschen op de sofa zitten met de deken om uw beenen." Hü haalde zijn spiritustoestel, zette water op en nam een flesch rhum uit een kastje in den muur. Daarbij bleef hij het hoofd schudden en keek peinzend voor zich uit. Nog altijd begreep hij niets van 't gehoorde. Silas had intusschen een glaasje met rhum gevuld en ledigde het in één teug. Dat ver kwikte hem. Al spoedig gaf hij den conciergf een breedvoerig relaas van hetgeen hij had waar genomen. i Maar nog begreep Rosner er niets van. „Onze mevrouw ende moordenaar? Ja, maar zij kent hem dan?" „Waarschijnlijk. Anders zou zij toch geen op drachten van hem aannemen." „Maar wat zocht ze dan eigenlijk?" „Als we dat wisten, zouden' we zeker van alles op de hoogte zijn. Jammer genoeg, verkeeran wij op dat punt tot nu toe in volslagen onzekerheid. Denk eens goed na, Rosner. Je bent hier al zoo lang in huis: Wien behoort eigenlijk het kastje daar boven in de kamer en waarvoor werd het gebruikt?" „Om zoo te zeggen, voor niets, 't Is afkomstig van mijnheer Holzmann's grootvader; daarom liet mijn meester, die trouwens veel van anti quiteiten houdt, het meubeltje in de slaapkamer plaatsen, 't Is wat men noemt een familiestuk." „Misschien heeft de heer Holzmann documen ten of andere dingen van waarde in dat kastje bewaard?" „Zoo ja, dan enkel in den allerlaatsten tijd; want vroeger dat weet ik zeker werd het meubel nooit door mijnheer gebruikt. Er werd toen, als ik mij zoo mag uitdrukken, niets dan rommel in geborgen: herinneringen aan reizen, brieven, portretten, enz. Mevrouw Holzmann had haar man herhaaldelijk voorgesteld, aan dien rommel een andere plaats te geven en het kastje nuttiger te gebruiken; maar hij had liever, dat alles zóó bleef als dat in den tijn van zijn over grootvader was. Mevrouw moet dan ook niet hebben gevonden wat zij zocht, want beiden heb ben we diepe teleurstelling op haar gezicht ge lezen." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6