LEVENSVREUGD COORNHERT-HERDENKING TE GOUDA xowAag in 19 November weer peulvruchten VOORRADEN KAAS Sint Hubertus Record-aantal geredden in October Steuntrekker bezat zes duizend gulden ZONDAG 3 NOVEMBER 1940 Redevoeringen Van Prof. Becker en prof De Vooys KINDERZEGELS 1940 Voorloopig alleen groene erwten en spliterwten en wellicht capucijners Twee nieuwe reddingbooten van de N.Z.H.RM. VAN WEEK TOT WEEK In allerlei huisraad verborgen TROMMELREVOLVER NIET INGELEVERD Zitting van het Feldgericht te Almelo Verkoop van 2 Dec. tot 7 Januari PERIKELEN DER TEXTIEL DISTRIBUTIE De leeftijdsgrenzen 3 en 15 jaar VAN DER HOOGT-PRIJS TOEGEKEND Aan mevrouw Clara Eggink Verdronken Een grooter gedeelte wordt vrijgegeven SMOKKELAARS STAAN TERECHT Wegens frauduleus invoeren van fototoestellen UIT DE STAATSCOURANT Hooger onderwijs iiiiiiiiiiiiiiim Kom over d'aarde, gezegende tijd, Die 't einde zult zijn van den haat en den nijd; Kom over allen, doordring ieder weer Met 't ware begrip van geluk en van eer. Breng ons.den Staat, die de werkers weer eert; Schep ons een Rijk, waar de arbeid regeert, Waar niets-doen een smaad is en zwoegen een deugd; Schenk ons gezondheid en kennis en vreugd! Zing ons het lied weer van 't werk en den plicht, Geef ons weer vreugd, die in arbeid ligt! Maak onze handen en harten weer sterk; Leg weer voldoening en trots in ons werk! Geef elk zijn deel aan de schoonheid der aard'! Toon ons de schatten, door d'eeuwen vergaard; Dring in een hart, dat van dankbaarheid trilt Als het leven weer wordt zooals God 't heeft gewild. HERMAN KRAMER. zijn bewonderde voorbeelden zorgvuldig te ver talen. Zijn beste proza, dat 'n proza-kunst is, draagt overal zijn persoonlijk merk. De „zedekunst, dat is wellevenskunste" is in het Noorden het eer ste nieuwe prozawerk van zeer bijzondere be- teekenis geweest. Het was een vroege geestelijke overwinning, die bewees hoe de renaissance ook hier zou triomfeeren. Het proza van Hooft, van Vondel is er een voortzetting van. Coornhert beperkte zijn studie en zijn na volgingen niet tot de Latijnsche prozaïsten, hij vertaalde ook de helft van Boccacio's JDecame- rone" en waagde zich zelfs aan een bewerking van Homerus' „Odyssee", die lang onopgemerkt bleef, maar waarvan de eigenaardige verdienste onlangs door een nieuwe uitgave in het licht ge steld en geëerd is. Levenslang heeft Coornhert de moedertaal niet alleen gehanteerd, maar ook liefdevol be studeerd. Ook dat is een renaissance-verschijn- sel. Het is bekend, dat hij in zijn ballingschap een begin gemaakt heeft met het samenstellen van een Nederlandsche grammatica, een werk, dat bleef liggen, totdat Spieghel hetzelfde plan volbracht in zijn ,,Twe-spraack" .Zorg voor de taal blijkt ook uit zijn streven, om „haar kleed, dat van zelfs rijkelijk was ende cierlijk, van onnutte lappen ende vuyle brodderijen te zuy- veren" door een zoo zuiver mogelijk Neder- landsch te schrijven, ontdaan van stadhuis woorden en van rederijkers-klatergoud. Jezus sprak ioi hen: Wal ziji ge bevreesd, kleingeloovigen? Toen siond Hij op, gebood de winden en hei meer, en er onisiond een grooie kalmte. Evangelie De Secretaris-Generaal, wnd. hoofd van het departement van Landbouw en Vis- scherij, deelt mede, dat met ingang van 4 November 1940 tot en met 18 November d.a.v. de verkoop en aflevering aan den consument voor alle soorten groene en grauwe erwten en, spliterwten, capucijners. witte boonen, bruine en andere soorten ge- klurde boonen, zijn verboden, Op 19 November 1940 begint de distributie van peulvruchten. Het rantsoen zal bedragen kg. voor nader vast te stellen perioden en zal woor den verstrekt op nader aan te wijzen-bonnen van het algemeen distributieboekje. Aanvankelijk zullen slechts groene erwten en spliterwten en wellicht ook capucijners be schikbaar worden gesteld. Hoewel het gedurende de maand October rua- Jg weer was, zijn de reddingbooten der N. Z. H. R. M. toch herhaalde malen in actie geweest om te trachten opvarenden van vaartuigen en vliegtuigen, welke voor of op onze kust in nood verkeerden, te redden. Zestien maal voeren de reddingbooten uit: de motorreddingboot „Arthur" (Schevenmgen) 5 maal, de „Neeltje Jacoba" (iJmuiden) en ,.Doms Rijkers" (Den Helder), 4 maal, de „President Steyn" (Egmond aan Zee), „Joan Hodshon (De Cocksdorp) en „Insulinde" (Oostmahom) een maal. In totaal werden 31 man behouden aan wal gebracht. Het totaal aantal geredden over het jaar 1940 is thans gestegen tot 152, hetgeen een record be- teekent, aangezien sedert de oprichting der N. Z. H. R. M. in 1824 het aantal geredden op 1 November nog nimmer hooger is gewefst dan 149. Verschillende der in October 1940 gemaakte tochten eischten zeer veel van het uithoudings vermogen der bemanningen. Op een der toch ten van de motorreddingboot „Dorus Rijkers" beeft de bemanning in groot levensgevaar ver keerd. De te Alkmaar in aanbouw zijnde motor- strand reddingbooten naderen hun voltooiing. De N. Z. H. R. M. hoopt beide booten in den aan vang van 1941 in dienst te kunnen stellen. Het zijn de „C.Z.Z. Dudok de Wit", welke te Zand- voort, en de „Johan de Witt", welke voorloopig te Hindeloopen zal worden gestationneerd. Op deze beide stations komt dan de roeireddingboot te vervallen. Na Allerheiligen en Allerzielen komt daai ineens Sint Hubertus, patroon van de Jagers en beschermer tegen dolle honden; hij deelt zijn Hubertusbrood uit en verdwijnt in het kerkelijk jaar, terwijl hij jachthoed en weitasch verwisselt voor mijter en staf. Achter hem wer velen de laatste bladen van de boomen. Als hit voorbij is, wordt het spoedig koud. Hij is een heilige-voor-bij-den-haard. Men vertelt over hem op lange winteravonden en de kinderen Zitten met groot-open oogen, want is het niet, of werkelijk opnieuw het hert voorbijschoot met het heilig kruis temidden van de gewei-takken? Dit heerlijk onverwachte houdt den slaap op afstand. Hier staat de jager der Ardennen, de hog grimmige Hubertus, een natuurmensch •haar met al de goedheid van degenen, die dooi Veer en wind op buit uitgaan; en daar staat tegenover hem het weerloos dier, op ranke Pooten rillend van de lange vlucht. Maar de jager verstijft in zijn gebaar van aanval, want vlak op het hoofd van het hert, stralend in de November-schemering, verheft zich het kruis Van Jezus Christus, onzen Heer „En toen?" vragen de kinderen. En toen! Het is, om zoo te zeggen, de tragiek *an wonderen, dat er daarna wéér iets gebeu- fen moet. Doch zijn de wonderen ons niet ge- Keven om den wille van het alledaagsche, opdat dit goed en schoon zoude zijn? Het is zoo moei- hjk te redetwisten over de bedoeling van Gods Vonderen. Ze bloeien tusschen de scheppings- Saven door als heerlijke grilligheden, ze staan 'h het woud der gebeurtenissen als prachtvolle kleurrijke bloemen, waar men langs komt vol bewondering. Echter het boschpad voert verder, en eerst aan het einde straalt voor ons de klaarlichte hemeldag. Hubertus ging naar huis. Hoe komt iemand thuis, die uitgegaan was om een hert te jagen eh die het hert niet meebrengt, doch inplaats daarvan het zonderlingste jachtverhaal, dat °°it verteld werd? Hij Weet bij voorbaat, dat hij biet geloofd zal worden! Zelfs de kerkgeschie denis gelooft hem niet heelemaal en heeft het verhaal over het hert naar den schat der „le- Benden" verwezen met alle wijze scepsis, die den historicus siert, doch kan men een verhaal ®en grooter eer aandoen? Heel de dichterlijk heid van die laat-Merovingische eeuw, waarin Hubertus leefde, voorzaat van Karei ende ^legast, schijnt nu gevangen in dit heilig jacht- verhaal, met daaromheen het oude r-uischen dbr Ardennen wouden en het duister van de biaand November en den prikkelenden geur van bajaarsbladeren. Hubertus kwam dus thuis, en werd een ander biensch. Men wordt een ander mensch, wanneer •ben niet meer geloofd wordt. Eerst dan gaat bten zichzelf ten volle hechten aan de waar- beid. Men wordt dan eenzaam met de waar heid. Dit was precies, wat Sint Hubertus deed, de Ia8er, nadat hij het wonderbaar hert had ge- zien. Hij w'erd eenzaam met he waarheid. Wei h^d hij altijd de waarheid gekend, maar nu ze ach door een teeken Gods in de natuur aar. hem geopenbaard had, werd zij voor hem een bieuwe werkelijkheid, en hij zag alles anders, bis keek hij niet meer met de oogen, die het Wildspoor zagen, doch uitsluitend met de oogen, *he het kruis hadden gezien. Hij zag de wereld voortaan anders dan zijn 'IJhgenooten. Tot dusver had hij met hen mce- Kekeken, dezelfde dingen op dezelfde wijze ge waardeerd, geenszins onmenschelijk of bar- baarsch, geenszins heidensch of boosaardig, Want hij was een behoorlijk mensch-van-z(jn- l'ljd, een christen uit de „betere standen" in het beschaafde Lotharingsche land maa* k°tharius moest nog geboren worden hij was een man van de wereld met behoorlijke prin- ClPes, die goed leefde in dubbel opzicht, zoodat hij zichzelf te goed kon doen zonder de anderen le schaden. Hulpvaardig, waar het pas gaf, öacht hij aan zijn genoegens, wanneer de tijd hem daarvoor vrij liet. Hij was een degelijk ftlan, een goede Limburger, geen heilige, maar Iemand, die oprecht verlangde, dat het goed 2011 gaan in staat en maatschappij en die daar lehs voor over nad. Zoo waren ook de meesten °bi hem heen. Hij leefde in hun rhythme mee; bij danste den levensdans op de cadans van gemeenzame bewegingen, en liet zich leiden ö°°r hetgeen de meerderheid voor volgzaam llJeld, het maatschappelijk-goede, dat geen biinachting verdient. Maar nu had hij het kruis gezien. Lambertus Was toen bisscüop van Maastricht, en juist lambertus was de man om Sint Hubertus te begrijpen, want Lambertus was een man, die Vermoord zou worden, omdat hij de waarheid anders zag dan zijn tüdgenooten. Twintig jaar 'ahg heeft de vroegere jager Hubertus onder be rechtstreeksche leiding van Sint Lambertus Maastricht geleefd. Er is ons uit die jaren ^ts bekend dan dat hij deugdzaam leefde. De geschiedenis van de deugd wordt voor een öeel gemaakt door den spot der waarnemers Verder heeft' zij niet veel geschiedenis. Zij groeit behoedzaam onderhouden als een plant, die •Pen eerst opmerkt, wanneer zij plotseling in bloei schiet. Toen sint Lambertus vermoord was, volgde ®'ht Hubertus hem op. Het was op dit oogen- biik gevaarlijk, bisschop te worden, immers het Was gevaarlijk, in de rechten te treden, voor Welker verdediging Sint Lambertus gestorven Was- Hubertus schuwde dit gevaar niet. Hij was krachtige Ardennenjager. Het „verlangen r<aar het marteldom", dat Rosweyde hem toe- scbryft, hield juist den moed in van den ouden Ja8er, die, niet van plan voor tijdelijke pre noties te wijken, vasthield aan zijn onveran derlijke beginselen. Hij werd bisschop met den Oitdagenden moed van iemand, die het kruis Bezien heeft. Vermoordde men ook hem, dan hij „voor de rechtvaardigheid zijn leven ten ste geven" en Hubertus was diep overtuigd, öat hien het leven niet beter kon besteden dan «00. Met uitdagende plechtigheid liet hij het ge ënte van Sint Lambertus vervoeren van Maastricht naar Luik en het daar op grooteche wijze ter aarde bestellen, als wilde hij wel eens Zien, wat men daarop doen zou, doch men deed niets. Tegenover de onverschrokkenheid trekt de macht zich gewoonlijk terug. Mer. konkelde, men lasterde, men schimpte, men verdraaide woorden en waarheden, men zocht Hubertus' invloed te breken maar men raakte hem niet met een vinger aan. Op deze tactiek was de jager niet berekend. Moedige menschen vragen moed tegenover zich, geen verdachtmaking. Hubertus ging weg uit Maastricht en vestigde zijn zetel te Luik. Hij kende het land en de bosschen. Hij wist, hoe afgelegen men kan wonen in de donkere Ardennen. Waar hij voorheen gejaagd had naar Wild, joeg hij nu naar zielen, de verste gehuch ten voorbij, door het boschdonker, naar de hutten van de eenzamen. Sluipmoordenaars vreesde hij niet. Hij was alleen, maar hij was sterk en hij was gewapend met de waarheid, die sterker is dan staal of schietgeweer. Hij predikte aan de verafwonende „pagani" de laatste heidenen dier vroeg-gekerstende land streek dat God de „Heer en Meester der na tuur" is. Dit was zijn openbaring. Hij was natuur mensch en geloovige. Hij verstond zijn geloof, als hij las in het boek der natuur. Daar had het zich aan hem vertoond, temidden van de masten en het struikstruweel. Hij predikte den God, die de berken wit, en rilde maakte, en beuken donker en roodbruin en de kastanjes, zwaar van zwijnenvoeder, met vijfvingerige blaren als een menschenhand, aan dunne, taaie polsen, den God, die achter alle veelvormigheid waakt als een Vader van iedere ziel, en die voor elke ziel uit de onnoemelijke veelheid van de vormen een symphonie samenstelt, waarmede Hij haar lokt. Het kan de symphonie zijn van een hertengewei met een kruis, het kan een andere zijn. Hubertus kende de kruiden en wist, welke ge neeskracht ze hebben. Wanneer hij rondtrok door het uitgestrekte bisdom Luik, genas hij niet alleen de zielen, maar hij hielp ook in den nood der lichamen. Hij kende het tegengif tegen hondsdolheid, omdat hij de planten en dieren en menschen verstond als schepselen Gods. Hij werd oud. Krachtige grijsaard, wien een lange voetreis niet vermoeide, toog hij in 727 voor een kerk wijding naar Brabant. Hier werd hij ziek in het vroegst van de lente; hij overleed op 30 Mei. De feestdag van de meeste heiligen wordt door de katholieke kerk gevierd op hun aard- schen sterfdag, die de dag is van hun geboorte voor het eeuwig leven. Maar Sint Hubertus vie ren wij den dag na Allerheiligen en Allerzielen, terwijl de bosschen donker worden van Novem ber. Hebben wij op Allerheiligen aan den hemel gedacht en op Allerzielen aan den dood, dan voert Sint Hubertus onze gedachten terug naar de aarde en de natuur om ons 1e zeggen, dat ook zij een waarheid spreken, die wij riet ver geten mogen, en waarnaar wij tnet meer vrucht kunnen luisteren dan naar zooveel gesprekken van den tijd, die henengaat. Al wordt het aonker in het bosch, daarom dient men de bocmen nog niet weg te hakken, zooals de dwazen be- geeren te doen; misschien is het alleen maar zoo donker, opdat de stralenkrans rond het kruis helderder stralen zou voor Sint Hubertus. De „Heer en Meester der natuur" kent de verborgen redenen der dingen en Hij is betrouwbaar. Vertrouw op God, zegt Sint Hubertus, en hij zegent brood. Hij zal de ziel beschermen tegen alle dolle honden van de wereld. A. v. D. Op het politiebureau aan de Pieter Aertz- straat te Amsterdam bevindt zich een 66-jarige man, die zeven jaar lang steun getrokken had, terwijl hij over een vrij behoorlijk kapitaaltje beschikte. Deze man had steun aangevraagd als armlastige, doch bij ambtenaren van den steun rees allengs het vermoeden, dat de man over eenig geld beschikte. Dit vermoeden be stond reeds lang, doch steeds waren geen vol doende bewijzen aanwezig. Dezer dagen is de man echter naar het po litiebureau gebracht. Bij een huiszoeking, welke tezelfdertijd gehouden werd, kwam vast te staan, dat hier inderdaad van eenig kapitaal sprake was. In een gat, dat in den muur gehakt was, vond men geld, evenals in de bekleeding van de canapé, in een bloempot en in ander huis raad. Ruim zesduizend gulden aan geld had de man op deze wijze verborgen gehouden. Het kapitaal, dat hij in zijn woning verborgen had, moet omstreeks negenduizend gulden bedragen hebben, temeer daar de man toegaf, met wed den eenig geld verloren te hebben. Voor het Duitsche Feldgericht, dat zitting hield in het paleis van Justitie te Almelo, heeft zich te verantwoorden gehad de 76-jarige in woner van Almelo A. J. van der H„ wien ten laste was gelegd, dat hij in de maand Mei in strijd met de desbetreffende verordeningen een trommelrevolver met munitie niet heeft inge leverd doch in het kanaal heeft gegooid. Op desbetreffende vragen van den president, Majoor Gabius, deelde verdachte mede, dat hij vroeger in dienst is geweest bij een chemische fabriek te Almelo en thans leeft van zijn pen sioen en de ouderdomsrente. Het huisje, dat hij bewoont is zijn eigendom. Verdachte ver klaarde den Roomsch-Katholieken godsdienst te belijden en niet te behooren tot eenige poli tieke richting. Hij had zich nimmer met poU- tiek ingelaten en was den Duitschers niet vij andig gezind. „Ik leef met niemand in vijand schap", aldus verklaarde verdachte, die .werd bijgestaan door een tolk. De president ging hierna over tot de behan deling van het feit, waarvoor van der H. zich had te verantwoorden. Reeds jaren had verdachte de trommelre volver en ook eeniga munitie in zijn bezit. De veer van het wapen was kapot waardoor het onbruikbaar was. De president merkte op, dat verdachte des tijds heeft verklaard, dat hij het wapen neg niet zoo heel lang geleden had geprobeerd waarop verdachte verklaarde, dat dit al vel* In gebouw „Concordia" te Gouda hield de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde Zaterdag haar jaarlijksche vergadering. De voorzitter der maatschappij, mr. M. Nii- hoff, hioid een openingsrede. Daarna sprak prof. dr. B. Becker over „Coornhert in den spiegel der wellevenskunste". In 1586 verscheen Coornhert's „Zedekunst, dat is wellevenskunste". de eerste ethica in de Nederlandsche taal. De schrijver die zijn werk opdroeg aan H. L. Spie ghel, verschool zich achter het pseudoniem Thi- roplusios Laoscardi, een graeciseering van Dieryck Volckhartsz. Alvorens met behulp van dezen „spiegel zijner gedachten" zooals Coorn hert zijn werk in de opdracht aan Spieghel noemt, de gedachtenwereld van den schrij ver te schetsen, gaf spreker eerst enkele bij zonderheden over het werk zelf. Spr. wijst eerst op den tastbaren invloed van den bijbel. On danks het feit dat Coornhert in de opdracht aan Spieghel opmerkt, dat hij om „zonderlinghe oorzaken" met opzet heeft vermeden zijn bewe ringen met de H. Schrift te staven, is de bijbel- sche gedachte aan zijn werk toch geenszins vreemd gebleven. Een tweede belangrijke bron van de wellevenskunste vormen de klassieke .schrijvers. Lr 1927 echter uitte Zijderveld de meening, dat de invloed der klassieken op Coornhert sterk is overschat en dat een ge dachte of zinsnede overeenkomende met uit spraken uit de klassieken geenszins van recht streeksche overname behoeft te getuigen. Zijdervelds opvatting werd bestreden in een proefschrift van S. van der Meer (1934), die van ruim driehonderd plaatsen in de „Wellevens kunste" den klassieken oorsprong aanwees. Bij nader onderzoek is het spreker echter gebleken, dat vele van deze plaatsen door Coornhert zijn overgenomen uit de „Apophthegmata" van Eras mus, wat dus wijst in de richting van Zijder velds opvatting. Van meer belang echter zijn de aanhalingen die Coornhert heeft gebruikt, maar niet als zoodanig vermeld. Ook hier heeft Van der Meer parallelen weten te trekken met Cicero, Seneca, Boethius en Aristoteles. Spr. voegde aan de klassieken als leermeesters van Coornhert de kerkvaders en de middel- eeuwsche scholastieke schrijvers toe, inzonder heid Augustus, Petrus Lombardus, en vooral Thomas van Aquino. Het is spr. gebleken, dat Coornhert, om de eerste twee boeken van zijn zedekunst te hebben kunnen schrijven, de „Summa Theologiae" van Thomas gekend moet hebben, terwijl ook in de andere vier boeken van het werk zeker veel van hem terug te vin den zal zijn. In het tweede gedeelte van zijn voordracht toonde spr. Coornhert in den „spiegel zijner ge dachte" als katholiek, christen stoïcijn, perfec- tist en verdediger van de godsdienstige vrijheid. Het feit dat het werk is opgedragen aan Spie ghel, een trouw zoon van de Katholieke Kerk, en dat de schrijver zelf, ondanks zijn critiek op deze kerk, haar nooit heeft verlaten, zijn volgens spr. punten waarmee bij onderzoek van Coorn hert's werk meer dan tot nog toe rekening dient te worden gehouden. Wat de leer betreft zag Coornhert minder gebreken in het katholicisme dan in het calvinisme, terwijl ook zijn denkbeel den over den vrijen wil, de erfzonde en het perfectisme, meer overeenkomst vertoonen met de katholieke leer, dan met die der protestant- sche kerken en secten. Het meest oorspronkelijke in Coornhert is zijn jaren geleden was. Als mijn dochter niet had gezegd, dat ze in de krant had gelezen, dat de wapens moesten worden ingeleverd en wanneex niet aan deze vordering werd voldaan er strenge straffen zouden worden gegeven, bad het ding, aldus verdachte, nog steeds op de zelfde plaats in de kast gelegen. Niemand wist dat ik een wapen had en om aan de straf te ontkomen heb ik het, nadat mijn dochter zeidf. dat de wapens moesten worden ingeleverd, in het kanaal gegooid. Mijn dochter had mij dit aangeraden. De president vroeg verdachte nog wat hij met het wapen wilde doen. Verdachte; Ik had er heelemaal geen belang bij. Ik zou er ook niet aan gedacht hebben, als mijn dochter er niet over had gesproken. Als getuige werd vervolgens gehoord L. uit Almelo, die verklaarde, dat verdachte aan hem had verteld, dat hij een revolver in het kanaal had gegooid. Getuige had het weer aan een ander verteld. Op een desbetreffende vraag van den pre sident deelde getuige mede, dat verdachte in zijn omgeving gunstig bekend stond en voor zoover getuige wist nimmer aan politiek heeft gedaan. De openbare aanklager achtte ver dachte schuldig, doch vond dit een mild geval, daar verdachte geen kwade bedoelingen heeft gehad. Hij heeft het wapen in het kanaal ge gooid om de straf te ontloopen. De openbare aanklager wees er op, dat in andere gevallen gevangenisstraf, ja zelfs d« doodstraf kan worden opgelegd. Mede rekening houdende met verdachtes leeftijd vorderde de openbare aanklager 30 gulden boete. Na raadkamer deed het Feldgericht bij mon de van den president uitspraak en veroordeel de verdachte, rekening houdende met de om standigheden tot 15 gulden boete, die verdachte in drie termijnen mag voldoen. perfectisme; Hij was overtuigd dat de mensch met God's genade in staat is de geboden vol komen te onderhouden. Welleven definieert Coornhert als gehoorzaamheid aan God hier op aarde. Het spreekt dus vanzelf dat zijn perfec- tieleer een der grondslagen vormt van de wel levenskunste: perfectistische gedachten komen er veelvuldig voor, vooral in de hoofdstukken over gelijkmoedigheid, lijdzaamheid- en stand vastigheid. Tenslote komt Coornhert ais verdediger der godsdienstige vrijheid ter sprake. Hij heen altijd streng onderscheid gemaakt tusschen bepaalde denkbeelden en de dragers er van. De denk- neeloen, die hij verkeerd achtte, heeft hij be streden, daartoe aangezet door zijn geweten. De menschelijke waardigheid van zijn tegenstanders heeft hij daarbij echter altijd geëerbiedigd. Ket terij wil hij bestreden zien, maar iedere vervol ging der ketters keurt hij af. In de zedekunst kan men Coornhert als tegenstander van geloofsvervolging leeren ken nen, n.l. in het hoofdstuk over de waarheid, waar als hoofdargument tegen het „ketterdoo- den" de onoverwinnelijke macht der waarheid wordt gesteld. t In de Groote Kerk sprak prof. De Vooys, die omtrent de religieuze mentaliteit van Coorn hert een meening huldigt, welke de dichter zelf geenszins zou onderschreven hebben. Aan de rede van prof. De Vooys is het volgende ont leend Eerst in het midden van de negentiende eeuw heeft Coornhert de waardeering gevonden, waarop hij de voile aanspraak heeft. Mej. Tous- saint teekent zijn figuur in haar Leicester-ro- man. Prof. Fruin en Busken Huet eerden hem als strijder voor de verdraagzaamheid en ge wetensvrijheid; Jan ten Brink en dr. Morrees maakten in monografieën zijn leven en werken in breeder kring bekend. Maar ook in het bui tenland werd zijn beteekenis zelfs in het kader van het West-Europeesche geestesleven erkend Reeds in 1886 had Carl Lorentzen in eén Jenaër dissertatie Coornhert geteekend als „der Vor- laufer der Remonstranten, ein Vorkampfer der Gewissenfreiheit", maar vooral de bekende Duit sche geleerde Wilhelm Dilthey verleende hem een eereplaats in zijn standaardwerk „Weltan schauung und Analyse des Menschen seit Re naissance und Reformation" (1914). Voor allen moet hier genoemd worden de Russische hoog leeraar dr. Bruno Becker, nu onze landgenoot, die in 1913 naar Nederland kwam voor een Coornhert-studie, waarvoor hij Nederlandsch leerde en waaraan hij een groot deel van zijn leven wijdde. Na een reeks belangrijke bijdra gen legde hij in 1928 door zijn bronnenpubli catie den grondslag voor elke verdere studie, ter wijl hij nu een degelijke Coornhert-uitgave voorbereidt. Wïe een grondige studie wil ma ken van Coornhert's theologisch-filosofische denkbeelden zal bij prof. Becker voorlichting moeten zoeken. Met enkele woorden is de gees tesrichting van Coornhert niet te kenschetser Negatief is het standpunt van dezen geharnasten strijder duidelijk: het calvinistische dogma van de praedestinatie, de leer van de erfzonde heeft hij hartstochtelijk verworpen. De mensch is volgens hem van nature goed. Becker heeft hem gekarakteriseerd als den apostel van de volmaakbaarheid. Niet minder krachtig is zijn protest tegen gewetensdrang en kettervervol ging, waarvan hij niet alleen de katholieke kerk, maar ook de calvinistische ijveraars beschuldigt. In geen enkele van de bestaande keiken of sekten vond hij de volle waarheid, aldus prof. De Vooys, zoodat hij levenslang buiten elke geor ganiseerde geloofsgemeenschap bleef, ais brak hij niet openlijk met de Katholieke Kerk. Een „voorlooper van de remonstranten" is hij alleen geweest, in zooverre hij de praedestinatie verwierp en verdraagzaamheid predikte. „Een protestant in merg en gebeente" kan men hem noemen, als men let op zijn onverschrokken kri tiek op overgeleverde leer en verouderde cere moniën, want met de leerstellingen van de pro- testantsche sekten kon hij zich niet vereenigen. Toch is Coornhert een baanbreker, een voor looper geweest. In een tijd van bloedige gods dienstoorlogen, van vervolging van andersden kenden, hief hij de vaan van menschelijkheid en verdraagzaamheid, zocht hij eendracht en vrede, door te zoeken naar de „Moralische Grundlage aller Konfessionen", tnet inbegrip van de wijsheid, die reeds voor het christen dom verkondigd werd. Maar de leer krijgt voor hem eerst waarde, wanneer het leven er mee in overeenstemming is. De zinspreuk van zijn vriend Spieghel „Deugd verheugt" heeft voor hem eerste waarde, wanneer het leven er mee in overeenstemming is. Ook zonder in naam christen te zijn, kan men de wet van Christus volgen. De kern van zijn levenswijsheid heeft hij dan ook, zonder toelichting van bijbelteksten, neergelegd in- zijn .zedekunst dat is wel levenskunst". Coornhert heeft niet de eerzucht gehad, een groot dichter te worden. Aan talent ontbrak het hem niet, muzikaal begaafd en gevoelig voor rhythme heeft hij menigmaal verzen ge schreven, waarvan door vorm en inhoud een eigenaardige bekoring uitgaat. Maar zijn beste krachten heeft hij gewijd aan het proza. In zijn eerste Haarlemsche periode was de kennisma king met den zwierigen volzin van Cicero, de bondigheid met verrassende tegenstellingen in den stijl van Seneca voor hem een openbaring Terwijl humanisten als Erasmus hun bewon dering toonden door zelf klassiek Latijn te gaan schrijven, wilde Coornhert echter in de moe dertaal met zijn voorbeelden wedijveren, eer typisch renaissance-verschijnsel. Hy begon meti De detaillisten, 'die peulvruchten verkoopen, kunnen zich in de week van 4 tot en met 8 November a.s. op de voor hen aangewezen da gen tot de plaatselijke distributiediensten wen den ter verkrijging van voorschottoewijzingen. Deze toewijzingen moeten zij onmiddellijk bij hun leveranciers inleveren, teneinde gedurende den spertijd de daarop vermelde hoeveelheden peulvruchten te ontvangen. De grossiers moeten, zoodra zij de toewijzin gen van hun afnemers in hun bezit nebben, de peulvruchten bij de groot-grossiers bestellen voor een aantal rantsoenen, overeenkomende net de door hen ontvangen toewijzingen. Zoo als vermeld, is 1 rantsoen ié kg. De toewijzingen, welke de grossiers ontvangen hebben, moeten zij niet naar den groot-gros- sier doorzenden, doch tot nadere aankondiging bewaren; zij kunnen deze derhalve voorloopig ook niet tegen verzameltoewijzingen bij de dis tributiediensten inwisselen. Van 2 December tot en met 6 Januari zal weder worden verkocht een serie weldadigheids postzegels ten bate van den arbeid voor het bescherming- en hulpbehoevende kind. Tegelij kertijd zullen, evenals andere jaren, prentbrief kaarten worden uitgegeven met hetzelfde doel. Bij den verkoop van onder de distributie val lende textielgoederen blijken in sommige geval len moeilijkheden te zijn ontstaan als het be trof een kind, dat vóór 5 Augustus 1940 neg geen drie jaar oud was, doch vóór 1 Februari 1941 drie jaar oud is of wordt. Veel winkeliers meenen namelijk, dat voor zoo'n kind dan niet meer vrij kan worden gekocht en men verwijst de ouders naar den plaatselijken distributie- dienst, om daar een textielkaart voor hun kind aan te vragen. Dit is, naar in het vakblad De Manufacturen- handel wordt opgemerkt, een misvatting. De leeftijdsgrens ligt immers op 5 Augustus 1940, en naar dien toestand wordt men in zijn aankoop tot 1 Februari 3941 beoordeeld. Voor een kind, dat dus bijv. op 1 November van dit jaar 3 jaar werd, kunnen tot 1 Februari 1941 kleeding en benoodigdheden vrij worden ge kócht, met uitzondering van de op punten ge waardeerde stoffen en weefsels aan het stuk en garens. Een jongeman, die op 1 November 15 jaar werd, wordt nog niet voor „vol" aangezien, want hij koopt tot 1 Februari 1941 nog op zijn ,jon- genskaart". In de jaarlijksche vergadering van de Maat schappij der Nederlandsche letterkunde, onder voorzitterschap van mr. M. Nijhoff, is gestemd over de toekenning van den jaarlijks uitgeloof den prijs van aanmoediging, genaamd „Lucie B. en C. W. van der Hoogtprijs". Deze prijs is voor dit jaar toegekend aan me vrouw Clara Eggink voor haar verzenbundel „Het Schiereiland". Vrydagavond om negen uur ir de 24-jarige stucadoor V. K., wonende op het Hooge Noorden te Utrecht, waarschijnlijk misleid door de duisternis, in de Vecht geloopen en verdronken Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd deelt het volgende mede: In verband met de op 28 Augustus 1940 ge troffen kaasregeling werd aan houders van voor raden kaas, grooter dan 500 kg., de verplichting cpgelegd, deze niet te verhandelen of af te le veren dan met toestemming der Nederlandsche Zuivelcentrale, afdeeling Zuivel, te 's-Graven- hage. Inmiddels heeft genoemde centrale een ge deelte van 15 pet., met een minimum van 500 kg., voor het verhandelen en afleveren vrijge geven. Dit gedeelte wordt met ingang van Maan dag 4 November 1940 met 10 pet. tot 25 pet. verhoogd, zoodat dan nog 75 pet. (vermin derd met indroog op den totalen oorspron- kelijken vooraadj van den op 28 Augustus 1940 aanwezigen voorraad geblokkeerd blijft. Uiteraard mag de aflevering uitsluitend ge schieden tegen toewijzingen op grond der be palingen van de Kaasdistributiebesehikkmg 1940 1. Voor de Zutphensche rechtbank werd een smokkelaffaire behandeld, waarbij een der lei ders van de smokkelbende, welke zich bezig hield met het frauduleus invoeren, van loto- toestellen uit Duitschland, de hoofdpersoon was. Het was de 25-jarige H. J., te P„ vroeger woonachtig te Winterswijk, doch thans ge vestigd te Aarle-Rixtel (N.B.). Hij heeft van September 1937 tot Februari 1939 voor 23.000 Mark aan fototoestellen over de grens laten „rengen. Eerst stond een van zijn helpers, de 58-jarige A. J. O. uit Aalten terecht, die de toestellen met zijn vrachtauto, geladen mei waschgoed, regelmatig uit Ibcholt (Duitsch land) naar Winterswijk bracht en daarvoor 29 gulden per toestel ontving. Voor dit feit heeft hij in Duitschland een zware straf ondergaan. De rijks-advocaat, mr. C. de Kempenaer Jr, wilde daarmede rekening houden en vroeg een. •voorwaardelijke straf met een langen proef tijd. De officier van justitie eischte drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaaivl In de zaak tegen den leider der bende, di« ontkende, werden vijf getuigen gehoord. Uit de verklaringen van de getuigen bleek, dat in de gevangenis van Bocholt en München, waa® andere bendeleden hun straffen uitzitten, deze Te P. op een foto als leider der bende hadden aangewezen. Een zesde getuige, woonachtig te Winterswijk, bleef, na herhaalde waar schuwingen Van den president om den eed afi te leggen weigerachtig. Hü werd daarop in/ gijzeling gesteld. De rijksadvocaat noemde Te P. bet echt* type van een grensbewoner, die anderen voofl zich laat smokkelen om op die manier buiten schot te blijven. De officier van justitie requireerde een ge vangenisstraf van negen maanden. Verdatfite hield vol onschuldig te zijn. De rechtbank sal 14 November uitspraak doen. Dr. G. M. van der Plank, thans buitengewoon hoogleeraar, is benoemd» tot gewoon hoogleeraar in de faculteit der veeartsenijkunde aan de rijksuniversiteit te Utrecht om onderwijs te geven in de gezondheidsleer van de huisdieren en in de zootechniek. Ir. G. A. Nanninga, thans hoofdassistent, is benoemd tot lector (met afzonderlijk onderwijs- vak) in de afdeeling weg- en waterbouwkunde aan de technische hoogeschool te Delft, om onderwijs te geven in de waterbouwkunde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5