LEVENSVREUGD
COORNHERT-HERDENKING TE GOUDA
xowAag
in
19 November weer
peulvruchten
VOORRADEN KAAS
Sint Hubertus
Record-aantal geredden
in October
Steuntrekker bezat zes
duizend gulden
ZONDAG 3 NOVEMBER 1940
Redevoeringen Van Prof.
Becker en prof De Vooys
KINDERZEGELS 1940
Voorloopig alleen groene erwten
en spliterwten en wellicht
capucijners
Twee nieuwe reddingbooten van
de N.Z.H.RM.
VAN WEEK TOT WEEK
In allerlei huisraad verborgen
TROMMELREVOLVER
NIET INGELEVERD
Zitting van het Feldgericht
te Almelo
Verkoop van 2 Dec. tot 7 Januari
PERIKELEN DER TEXTIEL
DISTRIBUTIE
De leeftijdsgrenzen 3 en 15 jaar
VAN DER HOOGT-PRIJS
TOEGEKEND
Aan mevrouw Clara Eggink
Verdronken
Een grooter gedeelte wordt
vrijgegeven
SMOKKELAARS STAAN
TERECHT
Wegens frauduleus invoeren
van fototoestellen
UIT DE STAATSCOURANT
Hooger onderwijs
iiiiiiiiiiiiiiim
Kom over d'aarde, gezegende tijd,
Die 't einde zult zijn van den haat en den nijd;
Kom over allen, doordring ieder weer
Met 't ware begrip van geluk en van eer.
Breng ons.den Staat, die de werkers weer eert;
Schep ons een Rijk, waar de arbeid regeert,
Waar niets-doen een smaad is en zwoegen een deugd;
Schenk ons gezondheid en kennis en vreugd!
Zing ons het lied weer van 't werk en den plicht,
Geef ons weer vreugd, die in arbeid ligt!
Maak onze handen en harten weer sterk;
Leg weer voldoening en trots in ons werk!
Geef elk zijn deel aan de schoonheid der aard'!
Toon ons de schatten, door d'eeuwen vergaard;
Dring in een hart, dat van dankbaarheid trilt
Als het leven weer wordt zooals God 't heeft gewild.
HERMAN KRAMER.
zijn bewonderde voorbeelden zorgvuldig te ver
talen.
Zijn beste proza, dat 'n proza-kunst is, draagt
overal zijn persoonlijk merk. De „zedekunst, dat
is wellevenskunste" is in het Noorden het eer
ste nieuwe prozawerk van zeer bijzondere be-
teekenis geweest. Het was een vroege geestelijke
overwinning, die bewees hoe de renaissance ook
hier zou triomfeeren. Het proza van Hooft, van
Vondel is er een voortzetting van.
Coornhert beperkte zijn studie en zijn na
volgingen niet tot de Latijnsche prozaïsten, hij
vertaalde ook de helft van Boccacio's JDecame-
rone" en waagde zich zelfs aan een bewerking
van Homerus' „Odyssee", die lang onopgemerkt
bleef, maar waarvan de eigenaardige verdienste
onlangs door een nieuwe uitgave in het licht ge
steld en geëerd is.
Levenslang heeft Coornhert de moedertaal
niet alleen gehanteerd, maar ook liefdevol be
studeerd. Ook dat is een renaissance-verschijn-
sel. Het is bekend, dat hij in zijn ballingschap
een begin gemaakt heeft met het samenstellen
van een Nederlandsche grammatica, een werk,
dat bleef liggen, totdat Spieghel hetzelfde plan
volbracht in zijn ,,Twe-spraack" .Zorg voor de
taal blijkt ook uit zijn streven, om „haar kleed,
dat van zelfs rijkelijk was ende cierlijk, van
onnutte lappen ende vuyle brodderijen te zuy-
veren" door een zoo zuiver mogelijk Neder-
landsch te schrijven, ontdaan van stadhuis
woorden en van rederijkers-klatergoud.
Jezus sprak ioi hen: Wal ziji
ge bevreesd, kleingeloovigen?
Toen siond Hij op, gebood de
winden en hei meer, en er
onisiond een grooie kalmte.
Evangelie
De Secretaris-Generaal, wnd. hoofd van
het departement van Landbouw en Vis-
scherij, deelt mede, dat met ingang van 4
November 1940 tot en met 18 November
d.a.v. de verkoop en aflevering aan den
consument voor alle soorten groene en
grauwe erwten en, spliterwten, capucijners.
witte boonen, bruine en andere soorten ge-
klurde boonen, zijn verboden,
Op 19 November 1940 begint de distributie van
peulvruchten. Het rantsoen zal bedragen kg.
voor nader vast te stellen perioden en zal woor
den verstrekt op nader aan te wijzen-bonnen
van het algemeen distributieboekje.
Aanvankelijk zullen slechts groene erwten en
spliterwten en wellicht ook capucijners be
schikbaar worden gesteld.
Hoewel het gedurende de maand October rua-
Jg weer was, zijn de reddingbooten der N. Z. H.
R. M. toch herhaalde malen in actie geweest
om te trachten opvarenden van vaartuigen en
vliegtuigen, welke voor of op onze kust in nood
verkeerden, te redden.
Zestien maal voeren de reddingbooten uit: de
motorreddingboot „Arthur" (Schevenmgen) 5
maal, de „Neeltje Jacoba" (iJmuiden) en ,.Doms
Rijkers" (Den Helder), 4 maal, de „President
Steyn" (Egmond aan Zee), „Joan Hodshon (De
Cocksdorp) en „Insulinde" (Oostmahom) een
maal.
In totaal werden 31 man behouden aan wal
gebracht.
Het totaal aantal geredden over het jaar 1940
is thans gestegen tot 152, hetgeen een record be-
teekent, aangezien sedert de oprichting der N.
Z. H. R. M. in 1824 het aantal geredden op 1
November nog nimmer hooger is gewefst dan
149.
Verschillende der in October 1940 gemaakte
tochten eischten zeer veel van het uithoudings
vermogen der bemanningen. Op een der toch
ten van de motorreddingboot „Dorus Rijkers"
beeft de bemanning in groot levensgevaar ver
keerd.
De te Alkmaar in aanbouw zijnde motor-
strand reddingbooten naderen hun voltooiing. De
N. Z. H. R. M. hoopt beide booten in den aan
vang van 1941 in dienst te kunnen stellen. Het
zijn de „C.Z.Z. Dudok de Wit", welke te Zand-
voort, en de „Johan de Witt", welke voorloopig te
Hindeloopen zal worden gestationneerd. Op deze
beide stations komt dan de roeireddingboot te
vervallen.
Na Allerheiligen en Allerzielen komt daai
ineens Sint Hubertus, patroon van de Jagers
en beschermer tegen dolle honden; hij deelt
zijn Hubertusbrood uit en verdwijnt in het
kerkelijk jaar, terwijl hij jachthoed en weitasch
verwisselt voor mijter en staf. Achter hem wer
velen de laatste bladen van de boomen. Als hit
voorbij is, wordt het spoedig koud. Hij is een
heilige-voor-bij-den-haard. Men vertelt over
hem op lange winteravonden en de kinderen
Zitten met groot-open oogen, want is het niet,
of werkelijk opnieuw het hert voorbijschoot met
het heilig kruis temidden van de gewei-takken?
Dit heerlijk onverwachte houdt den slaap op
afstand. Hier staat de jager der Ardennen, de
hog grimmige Hubertus, een natuurmensch
•haar met al de goedheid van degenen, die dooi
Veer en wind op buit uitgaan; en daar staat
tegenover hem het weerloos dier, op ranke
Pooten rillend van de lange vlucht. Maar de
jager verstijft in zijn gebaar van aanval, want
vlak op het hoofd van het hert, stralend in de
November-schemering, verheft zich het kruis
Van Jezus Christus, onzen Heer
„En toen?" vragen de kinderen.
En toen! Het is, om zoo te zeggen, de tragiek
*an wonderen, dat er daarna wéér iets gebeu-
fen moet. Doch zijn de wonderen ons niet ge-
Keven om den wille van het alledaagsche, opdat
dit goed en schoon zoude zijn? Het is zoo moei-
hjk te redetwisten over de bedoeling van Gods
Vonderen. Ze bloeien tusschen de scheppings-
Saven door als heerlijke grilligheden, ze staan
'h het woud der gebeurtenissen als prachtvolle
kleurrijke bloemen, waar men langs komt vol
bewondering. Echter het boschpad voert verder,
en eerst aan het einde straalt voor ons de
klaarlichte hemeldag.
Hubertus ging naar huis. Hoe komt iemand
thuis, die uitgegaan was om een hert te jagen
eh die het hert niet meebrengt, doch inplaats
daarvan het zonderlingste jachtverhaal, dat
°°it verteld werd? Hij Weet bij voorbaat, dat hij
biet geloofd zal worden! Zelfs de kerkgeschie
denis gelooft hem niet heelemaal en heeft het
verhaal over het hert naar den schat der „le-
Benden" verwezen met alle wijze scepsis, die
den historicus siert, doch kan men een verhaal
®en grooter eer aandoen? Heel de dichterlijk
heid van die laat-Merovingische eeuw, waarin
Hubertus leefde, voorzaat van Karei ende
^legast, schijnt nu gevangen in dit heilig jacht-
verhaal, met daaromheen het oude r-uischen
dbr Ardennen wouden en het duister van de
biaand November en den prikkelenden geur van
bajaarsbladeren.
Hubertus kwam dus thuis, en werd een ander
biensch. Men wordt een ander mensch, wanneer
•ben niet meer geloofd wordt. Eerst dan gaat
bten zichzelf ten volle hechten aan de waar-
beid. Men wordt dan eenzaam met de waar
heid.
Dit was precies, wat Sint Hubertus deed, de
Ia8er, nadat hij het wonderbaar hert had ge-
zien. Hij w'erd eenzaam met he waarheid. Wei
h^d hij altijd de waarheid gekend, maar nu ze
ach door een teeken Gods in de natuur aar.
hem geopenbaard had, werd zij voor hem een
bieuwe werkelijkheid, en hij zag alles anders,
bis keek hij niet meer met de oogen, die het
Wildspoor zagen, doch uitsluitend met de oogen,
*he het kruis hadden gezien.
Hij zag de wereld voortaan anders dan zijn
'IJhgenooten. Tot dusver had hij met hen mce-
Kekeken, dezelfde dingen op dezelfde wijze ge
waardeerd, geenszins onmenschelijk of bar-
baarsch, geenszins heidensch of boosaardig,
Want hij was een behoorlijk mensch-van-z(jn-
l'ljd, een christen uit de „betere standen" in
het beschaafde Lotharingsche land maa*
k°tharius moest nog geboren worden hij was
een man van de wereld met behoorlijke prin-
ClPes, die goed leefde in dubbel opzicht, zoodat
hij zichzelf te goed kon doen zonder de anderen
le schaden. Hulpvaardig, waar het pas gaf,
öacht hij aan zijn genoegens, wanneer de tijd
hem daarvoor vrij liet. Hij was een degelijk
ftlan, een goede Limburger, geen heilige, maar
Iemand, die oprecht verlangde, dat het goed
2011 gaan in staat en maatschappij en die daar
lehs voor over nad. Zoo waren ook de meesten
°bi hem heen. Hij leefde in hun rhythme mee;
bij danste den levensdans op de cadans van
gemeenzame bewegingen, en liet zich leiden
ö°°r hetgeen de meerderheid voor volgzaam
llJeld, het maatschappelijk-goede, dat geen
biinachting verdient.
Maar nu had hij het kruis gezien. Lambertus
Was toen bisscüop van Maastricht, en juist
lambertus was de man om Sint Hubertus te
begrijpen, want Lambertus was een man, die
Vermoord zou worden, omdat hij de waarheid
anders zag dan zijn tüdgenooten. Twintig jaar
'ahg heeft de vroegere jager Hubertus onder
be rechtstreeksche leiding van Sint Lambertus
Maastricht geleefd. Er is ons uit die jaren
^ts bekend dan dat hij deugdzaam leefde.
De geschiedenis van de deugd wordt voor een
öeel gemaakt door den spot der waarnemers
Verder heeft' zij niet veel geschiedenis. Zij groeit
behoedzaam onderhouden als een plant, die
•Pen eerst opmerkt, wanneer zij plotseling in
bloei schiet.
Toen sint Lambertus vermoord was, volgde
®'ht Hubertus hem op. Het was op dit oogen-
biik gevaarlijk, bisschop te worden, immers het
Was gevaarlijk, in de rechten te treden, voor
Welker verdediging Sint Lambertus gestorven
Was- Hubertus schuwde dit gevaar niet. Hij was
krachtige Ardennenjager. Het „verlangen
r<aar het marteldom", dat Rosweyde hem toe-
scbryft,
hield juist den moed in van den ouden
Ja8er, die, niet van plan voor tijdelijke pre
noties te wijken, vasthield aan zijn onveran
derlijke beginselen. Hij werd bisschop met den
Oitdagenden moed van iemand, die het kruis
Bezien heeft. Vermoordde men ook hem, dan
hij „voor de rechtvaardigheid zijn leven ten
ste geven" en Hubertus was diep overtuigd,
öat hien het leven niet beter kon besteden dan
«00.
Met uitdagende plechtigheid liet hij het ge
ënte van Sint Lambertus vervoeren van
Maastricht naar Luik en het daar op grooteche
wijze ter aarde bestellen, als wilde hij wel eens
Zien, wat men daarop doen zou, doch men deed
niets. Tegenover de onverschrokkenheid trekt
de macht zich gewoonlijk terug. Mer. konkelde,
men lasterde, men schimpte, men verdraaide
woorden en waarheden, men zocht Hubertus'
invloed te breken maar men raakte hem niet
met een vinger aan.
Op deze tactiek was de jager niet berekend.
Moedige menschen vragen moed tegenover zich,
geen verdachtmaking. Hubertus ging weg uit
Maastricht en vestigde zijn zetel te Luik.
Hij kende het land en de bosschen. Hij wist,
hoe afgelegen men kan wonen in de donkere
Ardennen. Waar hij voorheen gejaagd had naar
Wild, joeg hij nu naar zielen, de verste gehuch
ten voorbij, door het boschdonker, naar de
hutten van de eenzamen. Sluipmoordenaars
vreesde hij niet. Hij was alleen, maar hij was
sterk en hij was gewapend met de waarheid,
die sterker is dan staal of schietgeweer. Hij
predikte aan de verafwonende „pagani" de
laatste heidenen dier vroeg-gekerstende land
streek dat God de „Heer en Meester der na
tuur" is.
Dit was zijn openbaring. Hij was natuur
mensch en geloovige. Hij verstond zijn geloof,
als hij las in het boek der natuur. Daar had
het zich aan hem vertoond, temidden van de
masten en het struikstruweel. Hij predikte den
God, die de berken wit, en rilde maakte, en
beuken donker en roodbruin en de kastanjes,
zwaar van zwijnenvoeder, met vijfvingerige
blaren als een menschenhand, aan dunne, taaie
polsen, den God, die achter alle veelvormigheid
waakt als een Vader van iedere ziel, en die voor
elke ziel uit de onnoemelijke veelheid van de
vormen een symphonie samenstelt, waarmede
Hij haar lokt. Het kan de symphonie zijn van
een hertengewei met een kruis, het kan een
andere zijn.
Hubertus kende de kruiden en wist, welke ge
neeskracht ze hebben. Wanneer hij rondtrok
door het uitgestrekte bisdom Luik, genas hij
niet alleen de zielen, maar hij hielp ook in den
nood der lichamen. Hij kende het tegengif tegen
hondsdolheid, omdat hij de planten en dieren
en menschen verstond als schepselen Gods.
Hij werd oud.
Krachtige grijsaard, wien een lange voetreis
niet vermoeide, toog hij in 727 voor een kerk
wijding naar Brabant. Hier werd hij ziek in het
vroegst van de lente; hij overleed op 30 Mei.
De feestdag van de meeste heiligen wordt
door de katholieke kerk gevierd op hun aard-
schen sterfdag, die de dag is van hun geboorte
voor het eeuwig leven. Maar Sint Hubertus vie
ren wij den dag na Allerheiligen en Allerzielen,
terwijl de bosschen donker worden van Novem
ber.
Hebben wij op Allerheiligen aan den hemel
gedacht en op Allerzielen aan den dood, dan
voert Sint Hubertus onze gedachten terug naar
de aarde en de natuur om ons 1e zeggen, dat
ook zij een waarheid spreken, die wij riet ver
geten mogen, en waarnaar wij tnet meer vrucht
kunnen luisteren dan naar zooveel gesprekken
van den tijd, die henengaat. Al wordt het aonker
in het bosch, daarom dient men de bocmen
nog niet weg te hakken, zooals de dwazen be-
geeren te doen; misschien is het alleen maar
zoo donker, opdat de stralenkrans rond het kruis
helderder stralen zou voor Sint Hubertus. De
„Heer en Meester der natuur" kent de verborgen
redenen der dingen en Hij is betrouwbaar.
Vertrouw op God, zegt Sint Hubertus, en hij
zegent brood. Hij zal de ziel beschermen tegen
alle dolle honden van de wereld.
A. v. D.
Op het politiebureau aan de Pieter Aertz-
straat te Amsterdam bevindt zich een 66-jarige
man, die zeven jaar lang steun getrokken had,
terwijl hij over een vrij behoorlijk kapitaaltje
beschikte. Deze man had steun aangevraagd
als armlastige, doch bij ambtenaren van den
steun rees allengs het vermoeden, dat de man
over eenig geld beschikte. Dit vermoeden be
stond reeds lang, doch steeds waren geen vol
doende bewijzen aanwezig.
Dezer dagen is de man echter naar het po
litiebureau gebracht. Bij een huiszoeking, welke
tezelfdertijd gehouden werd, kwam vast te staan,
dat hier inderdaad van eenig kapitaal sprake
was. In een gat, dat in den muur gehakt was,
vond men geld, evenals in de bekleeding van
de canapé, in een bloempot en in ander huis
raad. Ruim zesduizend gulden aan geld had de
man op deze wijze verborgen gehouden. Het
kapitaal, dat hij in zijn woning verborgen had,
moet omstreeks negenduizend gulden bedragen
hebben, temeer daar de man toegaf, met wed
den eenig geld verloren te hebben.
Voor het Duitsche Feldgericht, dat zitting
hield in het paleis van Justitie te Almelo, heeft
zich te verantwoorden gehad de 76-jarige in
woner van Almelo A. J. van der H„ wien ten
laste was gelegd, dat hij in de maand Mei in
strijd met de desbetreffende verordeningen een
trommelrevolver met munitie niet heeft inge
leverd doch in het kanaal heeft gegooid.
Op desbetreffende vragen van den president,
Majoor Gabius, deelde verdachte mede, dat hij
vroeger in dienst is geweest bij een chemische
fabriek te Almelo en thans leeft van zijn pen
sioen en de ouderdomsrente. Het huisje, dat
hij bewoont is zijn eigendom. Verdachte ver
klaarde den Roomsch-Katholieken godsdienst
te belijden en niet te behooren tot eenige poli
tieke richting. Hij had zich nimmer met poU-
tiek ingelaten en was den Duitschers niet vij
andig gezind. „Ik leef met niemand in vijand
schap", aldus verklaarde verdachte, die .werd
bijgestaan door een tolk.
De president ging hierna over tot de behan
deling van het feit, waarvoor van der H. zich
had te verantwoorden.
Reeds jaren had verdachte de trommelre
volver en ook eeniga munitie in zijn bezit. De
veer van het wapen was kapot waardoor het
onbruikbaar was.
De president merkte op, dat verdachte des
tijds heeft verklaard, dat hij het wapen neg
niet zoo heel lang geleden had geprobeerd
waarop verdachte verklaarde, dat dit al vel*
In gebouw „Concordia" te Gouda hield de
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde
Zaterdag haar jaarlijksche vergadering.
De voorzitter der maatschappij, mr. M. Nii-
hoff, hioid een openingsrede. Daarna sprak
prof. dr. B. Becker over „Coornhert in den
spiegel der wellevenskunste". In 1586 verscheen
Coornhert's „Zedekunst, dat is wellevenskunste".
de eerste ethica in de Nederlandsche taal. De
schrijver die zijn werk opdroeg aan H. L. Spie
ghel, verschool zich achter het pseudoniem Thi-
roplusios Laoscardi, een graeciseering van
Dieryck Volckhartsz. Alvorens met behulp van
dezen „spiegel zijner gedachten" zooals Coorn
hert zijn werk in de opdracht aan Spieghel
noemt, de gedachtenwereld van den schrij
ver te schetsen, gaf spreker eerst enkele bij
zonderheden over het werk zelf. Spr. wijst eerst
op den tastbaren invloed van den bijbel. On
danks het feit dat Coornhert in de opdracht
aan Spieghel opmerkt, dat hij om „zonderlinghe
oorzaken" met opzet heeft vermeden zijn bewe
ringen met de H. Schrift te staven, is de bijbel-
sche gedachte aan zijn werk toch geenszins
vreemd gebleven. Een tweede belangrijke bron
van de wellevenskunste vormen de klassieke
.schrijvers. Lr 1927 echter uitte Zijderveld de
meening, dat de invloed der klassieken op
Coornhert sterk is overschat en dat een ge
dachte of zinsnede overeenkomende met uit
spraken uit de klassieken geenszins van recht
streeksche overname behoeft te getuigen.
Zijdervelds opvatting werd bestreden in een
proefschrift van S. van der Meer (1934), die van
ruim driehonderd plaatsen in de „Wellevens
kunste" den klassieken oorsprong aanwees. Bij
nader onderzoek is het spreker echter gebleken,
dat vele van deze plaatsen door Coornhert zijn
overgenomen uit de „Apophthegmata" van Eras
mus, wat dus wijst in de richting van Zijder
velds opvatting. Van meer belang echter zijn de
aanhalingen die Coornhert heeft gebruikt, maar
niet als zoodanig vermeld. Ook hier heeft Van
der Meer parallelen weten te trekken met Cicero,
Seneca, Boethius en Aristoteles.
Spr. voegde aan de klassieken als leermeesters
van Coornhert de kerkvaders en de middel-
eeuwsche scholastieke schrijvers toe, inzonder
heid Augustus, Petrus Lombardus, en vooral
Thomas van Aquino. Het is spr. gebleken, dat
Coornhert, om de eerste twee boeken van zijn
zedekunst te hebben kunnen schrijven, de
„Summa Theologiae" van Thomas gekend moet
hebben, terwijl ook in de andere vier boeken
van het werk zeker veel van hem terug te vin
den zal zijn.
In het tweede gedeelte van zijn voordracht
toonde spr. Coornhert in den „spiegel zijner ge
dachte" als katholiek, christen stoïcijn, perfec-
tist en verdediger van de godsdienstige vrijheid.
Het feit dat het werk is opgedragen aan Spie
ghel, een trouw zoon van de Katholieke Kerk,
en dat de schrijver zelf, ondanks zijn critiek op
deze kerk, haar nooit heeft verlaten, zijn volgens
spr. punten waarmee bij onderzoek van Coorn
hert's werk meer dan tot nog toe rekening dient
te worden gehouden. Wat de leer betreft zag
Coornhert minder gebreken in het katholicisme
dan in het calvinisme, terwijl ook zijn denkbeel
den over den vrijen wil, de erfzonde en het
perfectisme, meer overeenkomst vertoonen met
de katholieke leer, dan met die der protestant-
sche kerken en secten.
Het meest oorspronkelijke in Coornhert is zijn
jaren geleden was. Als mijn dochter niet had
gezegd, dat ze in de krant had gelezen, dat de
wapens moesten worden ingeleverd en wanneex
niet aan deze vordering werd voldaan er
strenge straffen zouden worden gegeven, bad
het ding, aldus verdachte, nog steeds op de
zelfde plaats in de kast gelegen. Niemand wist
dat ik een wapen had en om aan de straf te
ontkomen heb ik het, nadat mijn dochter zeidf.
dat de wapens moesten worden ingeleverd, in
het kanaal gegooid. Mijn dochter had mij dit
aangeraden.
De president vroeg verdachte nog wat hij
met het wapen wilde doen.
Verdachte; Ik had er heelemaal geen belang
bij. Ik zou er ook niet aan gedacht hebben, als
mijn dochter er niet over had gesproken.
Als getuige werd vervolgens gehoord L. uit
Almelo, die verklaarde, dat verdachte aan hem
had verteld, dat hij een revolver in het kanaal
had gegooid. Getuige had het weer aan een
ander verteld.
Op een desbetreffende vraag van den pre
sident deelde getuige mede, dat verdachte in
zijn omgeving gunstig bekend stond en voor
zoover getuige wist nimmer aan politiek heeft
gedaan. De openbare aanklager achtte ver
dachte schuldig, doch vond dit een mild geval,
daar verdachte geen kwade bedoelingen heeft
gehad. Hij heeft het wapen in het kanaal ge
gooid om de straf te ontloopen.
De openbare aanklager wees er op, dat in
andere gevallen gevangenisstraf, ja zelfs d«
doodstraf kan worden opgelegd. Mede rekening
houdende met verdachtes leeftijd vorderde de
openbare aanklager 30 gulden boete.
Na raadkamer deed het Feldgericht bij mon
de van den president uitspraak en veroordeel
de verdachte, rekening houdende met de om
standigheden tot 15 gulden boete, die verdachte
in drie termijnen mag voldoen.
perfectisme; Hij was overtuigd dat de mensch
met God's genade in staat is de geboden vol
komen te onderhouden. Welleven definieert
Coornhert als gehoorzaamheid aan God hier op
aarde. Het spreekt dus vanzelf dat zijn perfec-
tieleer een der grondslagen vormt van de wel
levenskunste: perfectistische gedachten komen
er veelvuldig voor, vooral in de hoofdstukken
over gelijkmoedigheid, lijdzaamheid- en stand
vastigheid.
Tenslote komt Coornhert ais verdediger der
godsdienstige vrijheid ter sprake. Hij heen altijd
streng onderscheid gemaakt tusschen bepaalde
denkbeelden en de dragers er van. De denk-
neeloen, die hij verkeerd achtte, heeft hij be
streden, daartoe aangezet door zijn geweten. De
menschelijke waardigheid van zijn tegenstanders
heeft hij daarbij echter altijd geëerbiedigd. Ket
terij wil hij bestreden zien, maar iedere vervol
ging der ketters keurt hij af.
In de zedekunst kan men Coornhert als
tegenstander van geloofsvervolging leeren ken
nen, n.l. in het hoofdstuk over de waarheid,
waar als hoofdargument tegen het „ketterdoo-
den" de onoverwinnelijke macht der waarheid
wordt gesteld.
t
In de Groote Kerk sprak prof. De Vooys, die
omtrent de religieuze mentaliteit van Coorn
hert een meening huldigt, welke de dichter zelf
geenszins zou onderschreven hebben. Aan de
rede van prof. De Vooys is het volgende ont
leend
Eerst in het midden van de negentiende eeuw
heeft Coornhert de waardeering gevonden,
waarop hij de voile aanspraak heeft. Mej. Tous-
saint teekent zijn figuur in haar Leicester-ro-
man. Prof. Fruin en Busken Huet eerden hem
als strijder voor de verdraagzaamheid en ge
wetensvrijheid; Jan ten Brink en dr. Morrees
maakten in monografieën zijn leven en werken
in breeder kring bekend. Maar ook in het bui
tenland werd zijn beteekenis zelfs in het kader
van het West-Europeesche geestesleven erkend
Reeds in 1886 had Carl Lorentzen in eén Jenaër
dissertatie Coornhert geteekend als „der Vor-
laufer der Remonstranten, ein Vorkampfer der
Gewissenfreiheit", maar vooral de bekende Duit
sche geleerde Wilhelm Dilthey verleende hem
een eereplaats in zijn standaardwerk „Weltan
schauung und Analyse des Menschen seit Re
naissance und Reformation" (1914). Voor allen
moet hier genoemd worden de Russische hoog
leeraar dr. Bruno Becker, nu onze landgenoot,
die in 1913 naar Nederland kwam voor een
Coornhert-studie, waarvoor hij Nederlandsch
leerde en waaraan hij een groot deel van zijn
leven wijdde. Na een reeks belangrijke bijdra
gen legde hij in 1928 door zijn bronnenpubli
catie den grondslag voor elke verdere studie, ter
wijl hij nu een degelijke Coornhert-uitgave
voorbereidt. Wïe een grondige studie wil ma
ken van Coornhert's theologisch-filosofische
denkbeelden zal bij prof. Becker voorlichting
moeten zoeken. Met enkele woorden is de gees
tesrichting van Coornhert niet te kenschetser
Negatief is het standpunt van dezen geharnasten
strijder duidelijk: het calvinistische dogma van
de praedestinatie, de leer van de erfzonde heeft
hij hartstochtelijk verworpen. De mensch is
volgens hem van nature goed. Becker heeft
hem gekarakteriseerd als den apostel van de
volmaakbaarheid. Niet minder krachtig is zijn
protest tegen gewetensdrang en kettervervol
ging, waarvan hij niet alleen de katholieke kerk,
maar ook de calvinistische ijveraars beschuldigt.
In geen enkele van de bestaande keiken of
sekten vond hij de volle waarheid, aldus prof. De
Vooys, zoodat hij levenslang buiten elke geor
ganiseerde geloofsgemeenschap bleef, ais brak
hij niet openlijk met de Katholieke Kerk.
Een „voorlooper van de remonstranten" is hij
alleen geweest, in zooverre hij de praedestinatie
verwierp en verdraagzaamheid predikte. „Een
protestant in merg en gebeente" kan men hem
noemen, als men let op zijn onverschrokken kri
tiek op overgeleverde leer en verouderde cere
moniën, want met de leerstellingen van de pro-
testantsche sekten kon hij zich niet vereenigen.
Toch is Coornhert een baanbreker, een voor
looper geweest. In een tijd van bloedige gods
dienstoorlogen, van vervolging van andersden
kenden, hief hij de vaan van menschelijkheid
en verdraagzaamheid, zocht hij eendracht en
vrede, door te zoeken naar de „Moralische
Grundlage aller Konfessionen", tnet inbegrip
van de wijsheid, die reeds voor het christen
dom verkondigd werd. Maar de leer krijgt voor
hem eerst waarde, wanneer het leven er mee in
overeenstemming is. De zinspreuk van zijn
vriend Spieghel „Deugd verheugt" heeft voor
hem eerste waarde, wanneer het leven er mee
in overeenstemming is.
Ook zonder in naam christen te zijn, kan
men de wet van Christus volgen. De kern van
zijn levenswijsheid heeft hij dan ook, zonder
toelichting van bijbelteksten, neergelegd in- zijn
.zedekunst dat is wel levenskunst".
Coornhert heeft niet de eerzucht gehad, een
groot dichter te worden. Aan talent ontbrak
het hem niet, muzikaal begaafd en gevoelig
voor rhythme heeft hij menigmaal verzen ge
schreven, waarvan door vorm en inhoud een
eigenaardige bekoring uitgaat. Maar zijn beste
krachten heeft hij gewijd aan het proza. In zijn
eerste Haarlemsche periode was de kennisma
king met den zwierigen volzin van Cicero, de
bondigheid met verrassende tegenstellingen in
den stijl van Seneca voor hem een openbaring
Terwijl humanisten als Erasmus hun bewon
dering toonden door zelf klassiek Latijn te gaan
schrijven, wilde Coornhert echter in de moe
dertaal met zijn voorbeelden wedijveren, eer
typisch renaissance-verschijnsel. Hy begon meti
De detaillisten, 'die peulvruchten verkoopen,
kunnen zich in de week van 4 tot en met 8
November a.s. op de voor hen aangewezen da
gen tot de plaatselijke distributiediensten wen
den ter verkrijging van voorschottoewijzingen.
Deze toewijzingen moeten zij onmiddellijk bij
hun leveranciers inleveren, teneinde gedurende
den spertijd de daarop vermelde hoeveelheden
peulvruchten te ontvangen.
De grossiers moeten, zoodra zij de toewijzin
gen van hun afnemers in hun bezit nebben, de
peulvruchten bij de groot-grossiers bestellen
voor een aantal rantsoenen, overeenkomende
net de door hen ontvangen toewijzingen. Zoo
als vermeld, is 1 rantsoen ié kg.
De toewijzingen, welke de grossiers ontvangen
hebben, moeten zij niet naar den groot-gros-
sier doorzenden, doch tot nadere aankondiging
bewaren; zij kunnen deze derhalve voorloopig
ook niet tegen verzameltoewijzingen bij de dis
tributiediensten inwisselen.
Van 2 December tot en met 6 Januari zal
weder worden verkocht een serie weldadigheids
postzegels ten bate van den arbeid voor het
bescherming- en hulpbehoevende kind. Tegelij
kertijd zullen, evenals andere jaren, prentbrief
kaarten worden uitgegeven met hetzelfde doel.
Bij den verkoop van onder de distributie val
lende textielgoederen blijken in sommige geval
len moeilijkheden te zijn ontstaan als het be
trof een kind, dat vóór 5 Augustus 1940 neg
geen drie jaar oud was, doch vóór 1 Februari
1941 drie jaar oud is of wordt. Veel winkeliers
meenen namelijk, dat voor zoo'n kind dan niet
meer vrij kan worden gekocht en men verwijst
de ouders naar den plaatselijken distributie-
dienst, om daar een textielkaart voor hun kind
aan te vragen.
Dit is, naar in het vakblad De Manufacturen-
handel wordt opgemerkt, een misvatting.
De leeftijdsgrens ligt immers op 5 Augustus
1940, en naar dien toestand wordt men in zijn
aankoop tot 1 Februari 3941 beoordeeld. Voor
een kind, dat dus bijv. op 1 November van dit
jaar 3 jaar werd, kunnen tot 1 Februari 1941
kleeding en benoodigdheden vrij worden ge
kócht, met uitzondering van de op punten ge
waardeerde stoffen en weefsels aan het stuk en
garens.
Een jongeman, die op 1 November 15 jaar
werd, wordt nog niet voor „vol" aangezien, want
hij koopt tot 1 Februari 1941 nog op zijn ,jon-
genskaart".
In de jaarlijksche vergadering van de Maat
schappij der Nederlandsche letterkunde, onder
voorzitterschap van mr. M. Nijhoff, is gestemd
over de toekenning van den jaarlijks uitgeloof
den prijs van aanmoediging, genaamd „Lucie B.
en C. W. van der Hoogtprijs".
Deze prijs is voor dit jaar toegekend aan me
vrouw Clara Eggink voor haar verzenbundel
„Het Schiereiland".
Vrydagavond om negen uur ir de 24-jarige
stucadoor V. K., wonende op het Hooge Noorden
te Utrecht, waarschijnlijk misleid door de
duisternis, in de Vecht geloopen en verdronken
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening
in Oorlogstijd deelt het volgende mede:
In verband met de op 28 Augustus 1940 ge
troffen kaasregeling werd aan houders van voor
raden kaas, grooter dan 500 kg., de verplichting
cpgelegd, deze niet te verhandelen of af te le
veren dan met toestemming der Nederlandsche
Zuivelcentrale, afdeeling Zuivel, te 's-Graven-
hage.
Inmiddels heeft genoemde centrale een ge
deelte van 15 pet., met een minimum van 500
kg., voor het verhandelen en afleveren vrijge
geven.
Dit gedeelte wordt met ingang van Maan
dag 4 November 1940 met 10 pet. tot 25 pet.
verhoogd, zoodat dan nog 75 pet. (vermin
derd met indroog op den totalen oorspron-
kelijken vooraadj van den op 28 Augustus
1940 aanwezigen voorraad geblokkeerd blijft.
Uiteraard mag de aflevering uitsluitend ge
schieden tegen toewijzingen op grond der be
palingen van de Kaasdistributiebesehikkmg
1940 1.
Voor de Zutphensche rechtbank werd een
smokkelaffaire behandeld, waarbij een der lei
ders van de smokkelbende, welke zich bezig
hield met het frauduleus invoeren, van loto-
toestellen uit Duitschland, de hoofdpersoon
was. Het was de 25-jarige H. J., te P„ vroeger
woonachtig te Winterswijk, doch thans ge
vestigd te Aarle-Rixtel (N.B.). Hij heeft van
September 1937 tot Februari 1939 voor 23.000
Mark aan fototoestellen over de grens laten
„rengen. Eerst stond een van zijn helpers, de
58-jarige A. J. O. uit Aalten terecht, die de
toestellen met zijn vrachtauto, geladen mei
waschgoed, regelmatig uit Ibcholt (Duitsch
land) naar Winterswijk bracht en daarvoor 29
gulden per toestel ontving. Voor dit feit heeft
hij in Duitschland een zware straf ondergaan.
De rijks-advocaat, mr. C. de Kempenaer Jr,
wilde daarmede rekening houden en vroeg een.
•voorwaardelijke straf met een langen proef
tijd.
De officier van justitie eischte drie maanden
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaaivl
In de zaak tegen den leider der bende, di«
ontkende, werden vijf getuigen gehoord. Uit
de verklaringen van de getuigen bleek, dat in
de gevangenis van Bocholt en München, waa®
andere bendeleden hun straffen uitzitten, deze
Te P. op een foto als leider der bende hadden
aangewezen. Een zesde getuige, woonachtig te
Winterswijk, bleef, na herhaalde waar
schuwingen Van den president om den eed afi
te leggen weigerachtig. Hü werd daarop in/
gijzeling gesteld.
De rijksadvocaat noemde Te P. bet echt*
type van een grensbewoner, die anderen voofl
zich laat smokkelen om op die manier buiten
schot te blijven.
De officier van justitie requireerde een ge
vangenisstraf van negen maanden. Verdatfite
hield vol onschuldig te zijn. De rechtbank sal
14 November uitspraak doen.
Dr. G. M. van der Plank, thans buitengewoon
hoogleeraar, is benoemd» tot gewoon hoogleeraar
in de faculteit der veeartsenijkunde aan de
rijksuniversiteit te Utrecht om onderwijs te
geven in de gezondheidsleer van de huisdieren
en in de zootechniek.
Ir. G. A. Nanninga, thans hoofdassistent, is
benoemd tot lector (met afzonderlijk onderwijs-
vak) in de afdeeling weg- en waterbouwkunde
aan de technische hoogeschool te Delft, om
onderwijs te geven in de waterbouwkunde.