Triphon en Respicius HOOG WATER IN BRABANT POST EN DUISTERNIS SLACHT GEEN SCHAPEN! CENTRALISATIE IN DE PRIJSREGELING TEXTIELDISTRIBUTIE JUBILEUM UITGAVE BOA Ondergeteekende wenscht franco te ontvangen ZONDAG 10 NOVEMBER 1940 HOUTBLOKJES VOOR GASGENERATOREN Betaalmiddelen en effecten Aardappelen mag men niet verwerken VAN WEEK TOT WEEK Reorganisatie van de water schappen noodzakelijk Wèl avondbestelling Ook hiervoor distributie- maatregelen Anders is men in overtreding Bepalingen afgekondigd aangaan de den invoer in Nederland In uw harien heersche de vrede van Chrisius,- wani daar toe zijl gij lol één Lichaam ge roepen. Epistel Een gemachtigde voor de prijzen zal worden benoemd Beperking van den verkoop van dekens en lakens ogoooooooooooooooooooooooog<50oooooooooooooooo SLECHTS f 2.50 INPLAATS VAN f 4.50 NIEUW BOEK VAN A. J. CRONIN „KALE IB O S COOP OP ZAAL „K" BEIDE BOEKEN TE ZAMEN I OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOÓ Niet erkende textielhandelaren Nijverheidsonderwijs Mairassen Tenzij men is aangesloten bij dc Meelcentrale Ontheffing voor georganiseerde aardappelmeelfabrieken Meer veiligheid in de duisternis! Het is moeilijk, oude documenten te lezen in den geest, waarin zij geschreven werden. De genen, die ze opstelden, richtten zich tot de verbeelding van hun tijdgenooten en deze ver beelding ontleende haar materiaal aan allef- hande werkelijkheden, die ons vreemd geworden zijn. Hierdoor was de eerste reactie van de oor spronkelijke lezers vaak heel anders dan de onze. Dingen waardoor zij werden gesticht omdat ze zich afspeelden in een wereld, die hun van nabij bekend was, zullen ons vandaag veel eer verschrikken of ontzetten, omdat wij ons in die wereld bijna niet meer kunnen verplaat sen. Zoo is de geschiedenis van de heiligen Triphon en Respicius, wier feestdag door de Katholieke Kerk gevierd wordt op 10 November, in onze oogen veeleer een sombere griezelge schiedenis dan een stichtelijk exempel. Maar hoe zouden Bithynische christenen tijdens de ïegeering van keizer Decius (249 tot 251 onzer jaartelling) reageeren op de geschiedenis van een dapperen geloovige, die bij het moderne bombardement eener grootstad de beoefening der naastenliefde hooger stelde dan het per soonlijke lijfsbehoud? Voor hen zou het zwaar ste accent in zulk een verhaai niet vallen op het feit, dat er naastenliefde is in de wereld, taaar op het feit, dat er bombardementen zijn in de w"ereld. Zoo is het voor hedendaagsche lezers gesteld biet Ge historie van Sint Triphon en Sint Respicius. Niet zoozeer het feit, dat zij stand vastig bleven in het katholieke geloof, maakt indruk als wel het feit, dat zij werden opge offerd aan een afschuwelijke wreedheid. Hun hiartelaarsacte verhaalt over juridische toestan den, die slechts aan de overzijde van onze ideeën over het recht en de menschelijkheid kunnen bestaan. Wij gelooven onze oogen niet Wanneer wij lezen, hoe dit alles verteld wordt. Zonder sociale verontwaardiging, als iets ge woons. Het heele verhaal klinkt niet aanne melijk meer, omdat het zoo zonder opwinding allerlei dingen bevat, waartegen het eenvou digst rechtsgevoel met kracht in opstand komt. Wij zouden willen, dat de Christenen uit naam Van het Evangelie in opstand 'waren gekomen tegen een rechtspleging, die niets dan grove Willekeur en dierlijke wreedheid vertoont. Maar Zij onderwierpen zich daar zwijgend aan, en stierven als schapen op de slachtbank, ziels gelukkig, dat zij hun leven mochten offeren Voor Jezus Christus. En juist op deze wijze heb ben zij de rechtvaardigheid doen zegevieren. Triphon en Respicius waren uit Phrygië af komstig, maar in Bithynië opgevoed door hun Ouders, waarschijnlijk christenen, hoewel wij niet met zekerheid weten, wie deze ouders ge weest zijn, noch ook, of Triphon en Respicius dezelfde ouders hadden en dus broeders warer naar het vleesch, gelijk zij het bleken naar den Beest en worden zouden in de heerlijkheid. Zij Broeiden in Bithynië op en waren voorbeeldige christenen. Meer is er niet van hen bekend tot op het oogenblik, dat hun proces begint. Als christenen werden zij aangeklaagd bij Aquilius, den landvoogd van Bithynië, die hen te Nicea, zijn residentie, gevangen liet zetten en hen voor zijn rechterstoel 'daagde. Zij be kenden, dat zij christenen waren. Zij beweer den, dat rij christenen wenschten te blijven De wetten van keizer Decius beschouwden de belijdenis van den christengodsdienst als een misdaad tegen den Staat en den keizer. Aqui lius, de landvoogd, had deze wetten uit te voe ten. Het zou dus van zijn standpunt normaal Zijn geweest, hadde hij Triphon en Respicius, desnoods na een scherpe poging om hen tot andere gedachten te brengen, in het openbaar laten terechtstellen. Wij zouden dan de beide christen Bithyniërs als martelaren beschouwen, maar Aquilius zou in onze oogen een ambte- haar zijn van de Romeinsche staatsmacht, die deed 'Wat hem in de gegeven omstandigheden Was voorgeschreven. Doch deze Aquilius was niet tevreden met de Uitvoering van de keizerlijke bevelen; hij had Zijn eigen methoden van rechtspleging. De kwellingen, waaraan hij Triphon en Respicius onderwerpen liet, tarten eenvoudigweg alle be schrijving. Men griezelt, als men ervan hoort. Op den dag, waarop de beide heiligen gemar teld werden, den eersten Februari van het jaar 251, was het. te Nicea steenkoud. Het vroor, dat het kraakte. Van deze omstandigheid maakte de proconsul gebruik om de martelaars nóg meer te laten lijden. Hij gelastte, dat de Pijniging zou plaats hebben in de buitenlucht; de twee christenen, moesten geheel ontkleed zijn; hun ledematen moesten worden uitgerekt Op de pijnbank; in dien toestand moesten zij Begeeseld worden. Deze behandeling duurde drie volle uren. De acten teekenen aan, dat Triphon en Respicius geen klacht lieten hoo- ren in al dien tijd. Ondervraagd, of ze nu van plan waren, Christus af te zweren, antwoord den ze, dat ze trouw bleven aan hun geloof. Daarop ging de landvoogd op jacht. Hij be moeide zich niet meer met het proces. Zijn pleizier ging vóór. Maar hij gebood, dat de beide christenen onderwijl naakt tentoongesteld zouden blijven op het plein, in de hevige vorst. Urenlang liet hij hen wachten. De acten Verhalen, dat hun voeten Weldra kapotvroren; «zij kregen zulke barsten in de voeten, dat zij niet meer gaan noch staan konden, tenzij met zeer groote smart." Teruggekomen van de jacht zette Aquilius zijn folteringen voort. Hij liet door de voeten Van de beide christenen groote spijkers slaan; daaraan werden touwen bevestigd en zoo moes ten de beulen de twee naakte mannen door de straten sleepen; daarna werden ze gegeeseld, toen met ijzeren krabbers bewerkt en vervol gens met brandende toortsen geschroeid. Wat er van hun lichamen overbleef na die bewerking werd tegen den avond onthoofd. De martelaarsacten herhalen, dat er geen klacht over de lippen van Triphon en Respicius kwam. „God versterkte hen zoodanig, daj men hen geen de minste klacht hoorde uiten, noch het geringste bewijs Van ongeduld geven." Zij lieten met hun lichamen spelen, alsof dit Wreede spel in het geheel geen belang had en hun persoonlijk niet aanging: daar komt het op neer. Door een kracht Gods kon de men- 8chelijke geest zich klaarblijkelijk zoo concen- treeren op liefde en aanbidding, dat de geweld dadige afbraak van het stoffelijk omhulsel dooi de ziel slechts wordt ervaren als een middel ter bevrijding. Wij kunnen dit misschien weten schappelijk aanvaarden, maar het is ons toch over het algemeen niet' gegeven, ons in dien bijzonderen toestand te verplaatsen. Wij heb ben ul'en gekend, waarin de tijd ongemerkt" voorbij snelde, waarin het zielsgeluk om liefde of scheppenden arbeid ons ongevoelig maakte voor de buitenwereld, wij hebben verrukkingen of angsten gekend, die ons de pijn deden ver geten, en verhalen gehoord over zieken, die in bepaalde omstandigheden bijvoorbeeld tijdens een bombardement onverwacht opstonden van het ziekbed en bewijzen aflegden van een groote lichaamskracht, welke hun door geeh geneesheer meer werd toegekend. Maar de vol strekte onderwerping van het lichaam aan de ziel, waarover deze martelaarsacte verhaalt, is een wonder voor ons, want er blijkt uit, dat er in den geest van Triphon en Respicius dingen omgingen, die sterker waren dan hetgeen er gebeurde met hun geteisterde lichamen. Wat is tegenover deze geweldige geestkracht het onrecht, dat Aquilius hun aandeed? Het ging hun als onopgemerkt voorbij. Zij vroegen niet, of de proconsul het recht had, de voor geschreven pijniging toe te passen op een wijze, die met zijn ambt noch opdracht strookte; zij protesteerden niet tégen de dierlijke wreedheid hun aangedaan. Het was hun waarschijnlijk te moede, of door de martelingen, hun aangedaan, de loutere geestverrukking van de ziel, die naar bévrTjding haakte, moeizaam werd weggekapt uit de weerbarstige stof van het lichaam, zooals de vorm van een schoon beeld moeizaam wordt weggekapt uit marmer in de werkplaats van den beeldhouwer. Zóózeer was datgene, wat in hun ziel ge beurde, alles voor hen gewordep, dat de gebeur tenissen in het lichaam niet meer meetelder.. En hierin zijn ze ons als heiligen ten voorbeeld gesteld door de Kerk, die hun houding tegen over het aardsche lijden erkent als de houding van den idealen christen. Zij werden niet ter zijde gesteld als interessante wetenschappelijke gevallen, maar ze werden temidden van de gemeenschap der heiligen geplaatst als voor beelden voor ons. Wie erover mediteert, verbaast zich, en vraagt zich af, of de Kerk ons hierdoor niet overschat. Aan het voorbeeld van Triphon en Respicius laat zij ons zien, hoe groote geestkracht er in ons kan worden ontwikkeld, wanneer wij ons maar aan de werking der genade onderwerpen. Ieder, heiligenleven illustreert op bijzondere wijze een of andere geloofswaarheid. De mar telaarsacte van Triphon en Respicius verhel dert voor ons de waarheid, dat de genade: een kracht Gods is; iets uit de eeuwigheid, dat ons veel sterker maakt dan alles in den tijd. A. v. D. (Van onzen Brabantschen redacteur) In Brabant staat het water weer zoo- hoog, -dat het akkers en weiden overstroomt, dat landwegen onbegaanbaar zijn geworden en dat de slooten en beken het niet kunnen verwerken. Deze ellende komt bijna ieder jaar terug. Telkens als in het najaar de periode der stormen en slagregens begint- krijgt Brabant last van het water. Het doet wel een beetje vreemd aan, dat deze provincie zoo spoedig last kan hebben van water en het moet voor een buitenstaander .nog vreemder wezen, dat het niet Noord-Westelijke zeekleigronden zijit of de rivierkleipolders, die den overlast van het water te dragen hebben, maar dat het de hbogere. gebieden zijn, waar de overstroomingen het eerst plaats hebben en waar de waterafvoeren het eerst buiten de oevers treden. Het moet iemand, die in de lage landen woont, niet erg onaangenaam in de ooren klinken, als hij hóórt, dat het water 19 meter boven N. A. P. staat, zooals de peilschaal aan de Duivelsbrug te Ginniken dezer dagen aan wees. Als daar, midden in het Brabantsche land, de waterstand zoo hoog is, dat er over stroomingen komen, hoe mOet het dan wel niet gesteld zijn in de polders van het Noord-Westen, die toch veel lager liggen? In deze polders echter valt het nogal mee. Het waterbezwaar is daar niet zoo groot, wat echter niet uitsluit, dat de waterlast daar gering zou zijn Integen deel, de uitgaven, die men daar te doen heeft om het waterbezwaar te keeren, drukken als een last op elk boerenbedrijf en Op elke HA. grond. Deze polders hebben waterkeerende dij ken en- hebben watermachines om het peil in den polder op de vereischte hoogte te houden Deze dijken en andere kunstwerken, deze water machines vragen veel onderhoud, waarvan de lasten alleen op den polder drukken, terwijl zij zoo zwaar en van zoo groote capaciteit moeten zijn om water van bovengelegen gebieden te keeren, die echter aan de önderhoudslasten niet meebetalen. De polders dragen ^le lasten; het water bezwaar dragen de hooger gelegen gebieden. De Mark is buiten haar oevers. Het heeft een paar dagen geregend en reeds kan de rivier het water niet meer verzetten. Het Overstroomt akkers en weilanden en tuin derijen en het laat zelfs de stad Breda niet ongemoeid, in welke stad de bouwput voor een nieuwe brug ondergeloopen is, zoodat het werk moest worden'stilgelegd. Voor een deel is dit overtollige water afkomstig uit België, uit de Antwerpsche Kempen, waar gedurende de laatste jaren veel grond ontboscht en ontgonnen is. De waterloopen daar werden verbeterd, schoongemaakt en verbreed, zoodat men daai geen last meer heeft van het water. Doch alles1 stroomt naar ons land, waar de waterloozingen op dergelijke hoeveelheden niet berekend zijn en waar dit water overstroomingen veroorzaakt Er zijn in den loop der jaren reeds verschil lende plannen gemaakt om dezen toestand te verbeteren; het plan van de commissie Van Rijckevorsel is aangenomen, maar met de uit voering ervan moet men nog steeds beginnen. Er is veel gepraat en er is weinig gewerkt. Ook in het Oosten van Brabant is de toe stand onhoudbaar. Over het algemeen is de waterstaatstoestand van Oost Brabant zeer slecht. De landbouwconsulent voor dit gebied, d'r.' ir. J. Deckers te St. Oedenrode, heeft in 1927 zijn proefschrift aan dit Onderwerp gewijd en aangetoond hoe slecht deze toestand is en hoe nadeelig uit landbouwkundig en economisch oogpunt gezien. Er is sindsdien wel iets, doch nog niet veel verbeterd en wat verbeterd werd is vaak niet afdoende geweest. Soms maakten de uitgevoerde werken den toestand zij het slechts tijdelijk slechter, omdat men langs den stroom van boven naar heneden werkte waardoor bovenstrooms de landerijen wel wer den ontwaterd, maar waardoor de rivieren be nedenstrooms het meerdere water niet 'konden verzetten. Wat met de rivier de Aa gebeurde rond om Helmond, is nog ernstiger. Er kunnen misschien wel sterker, dOch moeilijk wel sprekender bewijzen te vinden zijn om aan te toonen, dat het huidige waterschaps wezen niet voldpet aan de eischen, welke de bodemverzorging thans en niet alleen in dezen oorlogstijd stelt aan de beheer- sching van het grond- en hemelwater. Men 'weet wel, wat men doen moet in een be paald stroomgebied, maar de samenhang Ontbreekt. Men let wel op de belangen van het waterschap, maar men gaat niet. na, hoe zwaar elks belang gewogen mag worden binnen het geheel van het algemeen belang. En als men dit al doet, als men een behoor lijken opzet maakt, stoot men bij de uitvoe ring van het werk op de macht van een of ander potentaat of potentaatje, dat de uitvoering zoodanig verhinderen kan, dat het resultaat van het geheele werk ongedaan wordt gemaakt. Ongeveer twintig jaren geleden is opgericht het waterschap: „Het Stroomgebied van de Aa", waarvan een der eerste werken zou zijn het verbeteren van den waterstaatstoestand rondom Helmond. Men groef een afvoerkanaal van de Aa bij sluis 9 naar de Zuid-Willems vaart. Door den Stipdonkschen spuiduiker kon het overtollige- water afvloeien naar het kanaal. Deze duiker werkte goed en maakte een goede bodemverzorging in het omliggende gebied mo gelijk. Door dezen duiker echter kwam het zure en veenhoudende water uit de Peel in het ka naal en nu was dit kanaalwater ongeschikt ge worden voor een Helmondsche fabriek, n.l, voor de P. F. van Vlissingen en Co.'s Katoenfabriie- ken N.V. Deze fabriek gebruikte voor haar werk kanaalwater, doch producten gingen in kwaliteit achteruit, als dit water zuur en veen- houdend was. Hieruit ontstond een bekende kwestie, waarvan de oplossing niet eenvoudig was. Werkte de duiker niet, dan benadeelde men honderden boeren; werkte de duiker wel. dan was Van Vlissingen gedwongen te sluiten en kwamen honderden arbeiders op straat. Nu is het zeker waar, dat de landbouw èn de bo demverzorging het voornaamste zijn en dat de belangen vat! de boeren zwaarder wegen dan die van de industrie, dat men niet honderden boeren mag opofferen aan één fabriek, doch dit gaat alleen op, als men te beslissen krijgt over het vestigen van nieuwe industrieën. Als be- stuurderen te kiezen krijgen tusschen een nieuwe fabriek, die de bodemverzorging bena deelt en deze goede bodemverzorging, moeten zij opturen voor' het laatste, zeker in Brabant, dat in wezen, agrarisch is en waar zoo groote landhonger heerscht. In Helmond echter be stonden de fabrieken van Van Vlissingen vóór het waterschap van de Aa. Zij gaven in norma len tijd aan meer dan duizend menschen werk en het waterschap had bij het opstellen van zijn plannen rekening moeten houden met de belangen van deze industrie. Dat het dit niet gedaan heeft is een fout geweest. Het gaat niet aan duizend menschen op straat te brengen om wille van het uitvoeren van het waterstaats werk: Zeker niet, als een andere oplossing voor het waterbezwaar mogelijk is. Deze andere oplos sing is nu gekozen. De Aa wordt om Helmond heen geleid en genormaliseerd, waardoor zoo wel de belangen- der boeren als die van Van Vlissingen worden behartigd. De bodemverzor ging van 'n gebied van 80.000 h.a. is dan verze kerd. Het werk is grootsch aangepakt en thans zou de water-ellende niet behoeven te bestaan, indien er geen prestigie-kwestie gerezen was tus schen de spoorwegen en het waterschap over een duiker onder de spoorlijn van Helmond naar Deurne. Om deze prestige-kwestie kon het werk geen voortgang 'vinden; bijna alles, wat tot nu toe is uitgevoerd, is waardeloos door het ontbreken van dezen duiker. Om deze reden tieeft Helmond weer waterbezwaar, moet de Stipdonksche duiker weer in werking treden en zal de industrie weer last ondervinden. En als de duiker niet werkt kan De Wlt's deken industrie niet draaien, waardoor evenzeer werk loosheid ontstaat. Er staan reeds akkers met knolgroen en met ingezaaide winterrogge onder water. En dit alles, omdat een potentaat het werk, dat de goede bodemverzorging van tien duizenden h.a. mogelijk maakt, kan beletten. Uit deze voorbeelden in Oost en West Brabant blijkt, dat er met de inrichting der waterschap pen wat veranderen moet. In het Oosten blijkt de noodzaak, dat' een waterschap een lichaam als de spoorwegen of welk ander dan. ook moet kunnen dwingen bepaalde werken toe te laten; maar ook blijkt, dat de instantie, welke voor de v^iterbeheersching moet zorgen, zoo danig moet zijn, dat zij de belangen van allen tegen elkaar kan afwegen. In het Westen blijkt de noodzaak, dat de taak der bodemverzorging, waaronder ook de waterbeheersching valt, In handen moet komen van bekwame deskundigen en dat zij onttrokken moet worden aan den in- In tegenspraak met een vorig bericht melden wij dat de directeuren der postkantoren aan wijzing hebben ontvangen, om, waar dit slechts eenigszins mogelijk is, de avondbestelling te doen b 1 ij v e n uitvoeren, zoo noodig met ;n- dienststelling van extra-personeel. vloed van allerlei politieke instanties en com missies. Eenige maanden geleden heeft burge meester P. J. Jansen te Hoeven, een man, die zooals men, dat noemt „alles weet van waterschappen", gepleit voor de, reorganisatie van deze lichamen, voor het instellen van bo dem verzorgingscommissies en voor het benoe men van een of meer bodemverzorgingscommis- sarissen, die los van eiken politieken invloed hun taak zouden kunnen vervullen. De overlast, die Brabant thans weer van het water onder vindt, toont wel aan, dat zijn pleidooi te rech ter tijd is gekomen en dat een reorganisatie op dit terrein niet overbodig is. Nu is de tijd daar voor rijp. En misschien is nu ook de tijd gekomen, waarin het mogelijk is in gemeen overleg het waterbezwaar internationaal te bespre ken en te komen tot de oprichting van een internationaal waterschap of rivierschap of hoe men dat noemen wil. Hierdoor is onaf hankelijk van de politiek de bodemverzor ging van het geheele stroomgebied van een bepaalde rivier mogelijk en ondervindt niet meer zooals thans in West Brabant het lager gelegen land in den eenen staat overlast van de werken, die in het stroom gebied van dezelfde rivier in een anderen staat worden uitgevoerd. Eerst op deze wijze zal het mogelijk zijn het water volle dig te beheerschen en elkeen, naar recht en billijkheid de lasten ran deze waterbeheer sching te doen dragen. De secretaris-generaal, waarnemend hoofd van het departement van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, maakt bekend, onder verwijzing naar zijn publicatie van 10 Augustus j.l., dat de directeur van het Rijksbureau voor Hout de bij voornoemde publicatie verleende dispensatie met ingang van 9 November 1940 intrekt ten aanzien van het verkoopen en afleveren van houtblokjes voor gasgeneratoren met uitzondering van het verkoopen en afleveren: le. door de N.V. Bataafsche Import Maat schappij, de Standaard Amerikaansche Petro leum Compagnie N.V., de N.V. Petroleum Maat schappij The Texas Company, de N.V. Veree- nigde Petroleum Maatschappij en Purfina- Sinclair „Sinfina", alle te 's Gravenhage, of haar gemachtigde aan den houder van een motor rijtuig, dat is uitgerust met een 'houtgasgenera tor; 2e. door den gebruiksgerechtigde van een bosch of een houtopstand of diens gemachtigde, voor zoover hij rechtstreeks verkoopt en aflevert aan den houder van een motorrijtuig, dat is uitgerust met een houtgasgenerator, die met dit voertuig de blokjes afhaalt uit het bosch of van den houtopstand, waar zij zijn vervaardigd, doch uit sluitend voorzoover de blokjes zijn bestemd voor verbruik in dien generator; 3e. door den vervaardiger van de blokjes aan de genoemde maatschappijen. Derhalve zijn van dien datum af de verkoop en afleyering van houtblokjes aan houders van een motorrijtuig, dat is uitgerust met een gas generator, geoorloofd aan de bovengenoemde maatschappijen en aan den gebruiksgerechtigde Van een bosch of een houtopstand of diens ge machtigde, voorzoover deze voldoet aan de on der 2e vermelde voorwaarden. De gebruiksge rechtigde of diens gemachtigde mag behalve aan den houder van een motorrijtuig, als bovenbe doeld, slechts verkoopen en afleveren aan ge noemde maatschappijen en de overige vervaar digers uitsluitend aan die maatschappijen. Binnenkort zullen nadere bepalingen ten aan zien van de vervaardiging, den koop, den ver koop, de aflevering en het verbruik van hout blokjes voor gasgeneratoren worden bekend ge maakt. Bij besluit van den secretaris-generaal, waar nemend hoofd van het departement van Land bouw en Visscherij, is bepaald, dat het slach ten en doen slachten van schapen verboden is. Dit verbod geldt niet ten aanzien van scha pen, waarvoor door of vanwege de Stichting Nederlandsche Veehouderij-centrale een slaciit- vergunning is verleend. Dit besluit geldt voor het tijdvak, aan vangende rr.et ingang van 9 November 1940 en eindigende met ingang van 1 Januari 1942. Het kan worden aangehaald als „Slachtverbod 1940 schapen". In het Verordeningenblad is opgenomen een besluit van den secretaris-generaal van het departement van Financiën btreffende den in voer van binnenlandsche en buitenlandsche betaalmiddelen en effecten. Hierin wordt het volgei^e bepaald: Artikel 1. (1) De invoer van binnenlandsche betaalmiddelen en van buitenlandsche betaal middelen, uitgedrukt in rijksmark, rentenmark, in het protectoraat Bohemen en Mbravië uitge geven Kronen en in Zloty, met inbegrip var niet meer gangbare betaalmiddelen van dezelf de soort, is slechts met vergunning van het Deviezeninstituut geoorloofd. (2) Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op den invoer van binnenlandsche en in rijksmark en rentenmark uitgedrukte be taalmiddelen, voor zoover de invoer geschiedt uit het gebied van het Duitsche rijk en wel in het reisverkeer tot ten hoogste zevenhonderd vijftig gulden of duizend rijksmark bij iedere grensoverschrijding, in het grensverkeer tot ten hoogste vijf en zeventig gulden of honderd rijksmark per dag, ten hoogste echter zeven honderd vijftig gulden of duizend rijksmark per maand. Artikel 2. (1) De invoer van buitenlandsche effecten, uitgegeven door een natuurlijken of rechtspersoon, die zijn woonplaats binnen het gebied van het Duitsche rijk heeft of aldaar gevestigd is, is slechts met vergunning van het Deviezeninstituut geoorloofd. (2). Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing op den invoer van de daar bedoelde, effecten uit het gebied van het Duitsche rijk, voor zoover de uitvoer uit het Duitsche rijk overeenkomstig de aldaar geldende voorschrif ten toegelaten is dan wel met vergunning plaats vindt. Artikel 3. (1). Ingezetenen zijn verplicht, fran de ontvangst van waarden, ais bedoeld in de artikelen 1 en 2, die hun uit het buitenland toe gezonden of door een uit het buitenland bin nenkomenden persoon overhandigd zijn en waqr- van zij weten Of redelijkerwijze moeten aanne men, dat zij in strijd met de bepalingen van de artikelen 1 en 2 zijn ingevoerd, tinnen drie dagen bij het Deviezeninstituut aangifte te doen. (2). Het Deviezeninstituut bepaalt, op welke wijze met uit het buitenland in strijd met de bepalingen van de artikelen 1 en 2 ingevoerde waarden zal worden gehandeld. Artikel 4. Het Deviezeninstituut kan uitzon deringen op de beperkende bepalingen van da artikelen 1 en 2 vaststellen. Artikel 5. Dit besluit treedt heden (9 Novem ber 1940) in werking. Naar het A.N.P. meldt, kan binnenkort de afkondiging van een besluit worden tege moet gezien waarbij de functie van gemach tigde voor de prijzen in het leven wordt geroepen. Met dezen maatregel wordt beoogd, de rege ling en de handhaving van de prijzen te cen- t ra liseeren. De gemachtigde voor de prijzen zal zeer- uitgebreide bevoegdheden krijgen. Hij zal belast zijn met de coördinatie van de maat regelen op het gebied van de prijsvorming, wel ke door de departementen zullen worden uit gevaardigd, en te dien einde de noodige richt lijnen vaststellen. Zijn bemoeiingen zullen zich uitstrekken tot de prijzen van roerende en onroerende goederen, tot diensten, huren, pachten, ver- voerstarieven en renten. Verder zal zijn taak bestaan in een uitbrei ding en verscherping van. de prijscontrole, wel ke, zooals wij dezer dagen reeds meldden, spoe dig kan worden verwacht. Daarnevens krijgt de gemachtigde nog bepaalde bevoegdheden ter aanzien van de berechting van overtredingen der prijsvoorschriften. Het zou in het voornemen liggen, een Ned er - landschen hoofdambtenaar tot gemachtigd! voor de prijzen te benoemen. Het jongste nummer van „De Manufacturier"- vermeldt uitvoerige nieuwe distributiemaatrege len, waarvan de volgende het belangrijkst zijn: De verkoop van wollen en halfwollen dekens, alsmede van katoenen beddelakens op de tex- tielkaart is verboden. Deze artikelen mogen door de detaillisten alleen worden afgeleverd op spe ciale vergunningen. Evenals dweilen zijn katoenen dekens, welke niet meer dan 10 pet. katoen bevatten en voor de rest van afvalstoffen zijn vervaardigd, vrij gesteld van puntenwaardeering. Dit artikel zal door den fabrikant gemerkt worden met K.A. en bij den verkoop kenbaar zijn als een vrijge steld product met de vermelding van het num mer der vergunning van het Rijks Textielbureau. Glasgordijnen (vitrages) indien geheel ver vaardigd uit kunstzijde en/of celwol, zijn vrij gesteld voor den verkoop zonder punten. Het artikel dweilen is voor den verkoop zon der punten aan den consument vrijgegeven. By gelegenheid van de verschijning van DEN 25aten DBU w van dit wereldberoemde doktersboek van A. J. Cronin wordt in een beperkte oplage een jubileumeditie uitgebracht. De prijs van deze speciale uitgave met nieuwe bandteekening en om slag in kleuren bedraagt Is de oplage van deze jubileum-editie uitverkocht, dan wordt de prijs weer belangrijk hooger. Tegelijk bieden wy U aan een Ook in dezen prachtigen roman toont de gevierde, talentvoile schrijver ons weer het groote wonder van den arts, die als redder der zieken en als helper der 'natuur verlossend in het leven staat. Voor dit boek, eveneens in prachtband, geldt ook de exceptioneel lage prys van 2.50. Zend nog heden onderstaanden bon'aan N.V. Boek- en Kunst handel H NELISSEN, Prinsengracht 627. A'dam Giro 60092. Telef. 31791. s Het verschuldigde ad de le termijn ad is door my verzonden j wordt door mij met 10 ct. extra als rembours op de zending betaald Doorslaan wat niet wordt verlangd. NAAM EN BEROEP: ADRES: 69 Voor den verkoop van dweilen door kleine win keliers en venters cn in het algemeen door niet- textielhandelaren is geen erkenning of vergun ning van het Rijksbureau noodig. Ei- zijn textielproducten, welke in het alge meen niet door erkende textielhandelaren wor den verkocht, zooals: rijwielh^idelaren (voor fietstaschjes, handbeschermers e.d.) horloge winkels (armbanden e.d.), electriciteitswinkels 'isolatieband), carrosseriebouwers (bekleeding), lampekappenwinkels, kappers- en parfumerie zaken (haarnetjes e.d.), galanteriezaken (voor theemutsen en kinderwagens enz.), tokohouders 'kleine bazars e.d.), speelgoedwinkels enz., han delaren in verbandmiddelen enz. Deze handelaren zijn niet verplicht een be- drijfsvergunning aan te vragen bij het Rijks bureau en behoeven aldaar niet ingeschreven te zijn. Zij moeten zich echter beperken tot den verkoop van die vrijgestelde artikelen, welke zij ook vóór 10 Mei 1940 hebben verkocht. Huishoudscholen, industriescholen en naai cursussen moeten aanvragen voor textielproduc ten richten tot de Hoofdinspectie, die volgens de gestelde richtlijnen zal aangeven, hoe de voor ziening zal plaats vinden. Men mag voor dit doel geen speciale vergunning aanvragen of ver- leenen Kapokmatrassen zullen slechts op speciale vergunning verkrijgbaar warden gesteld in de volgende gevallen. le. voor personen, die in het huwelijk treden; 2e. aan geëvacueerden en door het oorlogs geweld getroffenen; 3e. in bijzondere gevallen ter beoordeeling van het; Rijksbureau van de Distributie van Textiel- goederen door den handel. Voor het derde geval dient de aanvrage vergezeld te gaan van een doktersattest, gecontroleerd door den vertrou wens-arts. In gevallen, die niet ondergebracht kunnen worden bij die welke genoemd zijn onder 1 en 2 kan men, indien aanschaffing inderdaad nood zakelijk is, b.v. door slijtage of noodzakelijke uitbreiding, een speciale vergunning ontvangen voor een wolvlok-vlasbaard-zeegras-, zgn. ge zondheidsmatras of veeren matras. Als sierkleedjes mogen verkocht worden alle kunstzijden, katoenen en linnen kleedjes, waarvan de oppervlakte beneden 1 vierkanten meter ligt. Alle schorten, zooals bretel- en bandschorten, dienster- of serveerschorten, halfschorten, kun nen, indien zij gemaakt zijn van kunstzijde, op de helft worden gewaardeerd van de waardee ring van katoenen schorten. Zeiljoppers, oliejassen en oliejekkers kunnen worden gewaardeerd als sportjas, dus 37 punten voor mannen, 32 punten voor vrouwen en 25 punten voor jongens en meisjes. Met ingang van 9 November 1940 is in de Nederlandsche Staatscourant een verwerkings verbod voor aardappelen afgekondigd voor hen. die niet aangesloten zijn bij de Nederlandsche Aardappelmeelcentrale. Eveneens wordt een verbod uitgevaardigd van verwerking van aardappelmeel tot puddingpoe ders, custard, «eoxydeerd aardappelmeel, stijf-, sel, sago. vlokxen bestemd voor menschelijke consumptie en ouwel, welk verbod geldt voor hen. die geen vergunning van de Ned. Meel centrale hebben. Bij beschikking van den secretaris-generaai van het departement van Landbouw en Vis scherij wordt ontheffing, verleend van het ver werkingsverbod voor aardappelen voor wat be treft het bewerken, doen bewerken, verwerken en doen verwerken van aardappelen tot aard appelmeel door aardappelmeelfabrieken, die als georganiseerden zijn toegelaten tot de Stichting Nederlandsche Aardappelmeelcentrale, gevestigd te Veendam. met dien verstande, dat de fa brieken verplicht zün, te voldoen aan de door de evengenoemde Centrale zoo noodig te stel len voorwaarden en de door elk van de fabrie ken bewerkte of verwerkte hoeveelheid aard appelen niet meer mag bedragen dan de aan die fabriek ingevolge een overeenkomst van koop en verkoop of eenige coöperariecontract dan wel door haar aandeelhouders geleverde oi te, leveren hoeveelheid aardappelen van den oogst 1940 verminderd met een door die stich ting te bepalen hoeveelheid. Er gaat geen dag voor bij of men leest var. ongevallen, veroorzaakt door de duisternis. Vooral in steden en dorpen roet kanalen ol grachten, worden niet alleen voetgangers door de duisternis misleid, maar ook wielrijders er, automobilisten bedreigt eenzelfde gevaar. Bo vendien zijn aanrijdingen en ernstige valpar tijen niet te voorkomen. Daarom is het toe te juichen, dat de „Rijks inspectie voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen" thans voor de beveiliging van het verkeer op den openbaren weg geduren de den tijd, dat de normale verlichtirg verbo den is, een aantal voorschriften heeftt. vastge steld, met^de bedoeling zoo spoedig mogelijk leiding te geven aan de vaak onjuiste opvat tingen, die er omtrent deze kwestie bestaan en vooral ook om orde te scheppen in den be sta an den on bevredigenden toestand op dit ge bied. De bedoeling is m. om vóór 1 December a.s. alle min of meer geïmproviseerde constructies van richtlijnen en geleidelichten, die hier en daar voor de veiligheid waren aangebracht, bui ten bedrijf te stellen en deze te vervangen door het standaardmodel of de door de Rijks inspectie Luchtbescherming goedgekeurde richt- of geleidelichten. De Philips' Laboratoria hebben nu een prac- tische lamp, te gebruiken als richt- of geleide- licht, geconstrueerd, die het goedkeuringsmerk I. L. B. No. 410 draagt. Deze lamp, die uiterlijk den vorm heeft van een normale gloeilamp, is geheel grijs bespoten, met uitzondering van een ring van 1 c.M. hoogte, waardoor het licht kan uittreden. In elke lantaarn of armatuur kan de lamp worden aangebracht, eventueel ook met de huls naar beneden; de bovenbedoelde ring moet ech ter in ieder geval een horizontalen stand heb ben. Bij georuik als geleidelicht, in het bijzon der ten dienste vgn het voetgangersverkeer, be- hooren deze lampen aan den kant van den rij weg te worden geplaatst, waarbij een minimale hoogte van 1.75 M. en een maximale hoogte van 4 M. kan worden toegelaten. Als richt- lamp, in het bijzonder ten dienste van het rij dend verkeer, moeten zij ten minste op een hoogte van 4 M. en midden boven den rijweg worden aangebracht. Met toestemming van den burgemeester ter plaatse, kunnen ook ziekeninrichtingen, ge stichten. industrieën, etc. deze lampen op doel matige wijze gebruiken als richt- en geleide lichten op binnenplaatsen en terreinen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 5