HeinricH George
in Den Haag
DE PR0P-CLUB GAAT WEER OP REIS
Nolleke op z'n best
Een nieuwe Maashaven
Brabantsche brieven
ZONDAG 10 NOVEMBER 1940
Maastricht krijgt eindelijk
zijn haven aan het
Julianakanaal
KERKWIJDING TE TIEL
Inlichtingen betreffende
distributiemaatregelen
MACHINIST DOOR
STROOM GEDOOD
Engelsche bommen op
ons land
Wijziging A.N.P.-uitzendingen
OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT
VAN LANDBOUW EN VISSCHERU
Brooddistributie
OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT
VAN LANDBOUW EN VISSCHERU
Aardappelmeel en stroop
OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT
VAN LANDBOUW EN VISSCHERU
Verplichte opgave van voorraden caseïne
OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT
VAN LANDBOUW EN VISSCHERU
Verhooging varkensprijzen
CENTRALE KEUKENS
Proefneming in Rotterdam
Oud-prof. mr. A. S. de Blécourt
overleden
Nieuwe militaire distributiebons
Wij komen om Nederland het
Duitsche hart te toonen
STROOP MAG NIET
WORDEN VERVOERD
Zonder vergunning der Meel
centrale
„PEER GYNT"
Een tooneel-evenement in
Den Haag
Plaatsvervangende inspecteurs van
de volksgezondheid
(Van onzen Limburgschen correspondent)
De principieele beslissing inzake het aan
leggen eener haven voor Maastricht, achter
de keersluis van het Julianakanaal bij Borg
haren, is gevallen. Men heeft het alreeds in
het dezer dagen gepubliceerde raadsverslag
kunnen lezen. Het wordt een haven van aan
vankelijk bescheiden allure: een binnen-
havenarm, aansluitende op de kanaalmon
ding. lang een duizendtal meters, breed 50
meter, met industrie- en overlaadterrein er
omheen ter diepte van 300 meter. Heel het
complex der haven zal 54 h.a. omvatten,
Waarvan 42 nog in particulier bezit zijn en
12 aan den Rijkswaterstaat behooren.
De gemeente legt straks voor eigen rekening
deze haven aan. Men heeft zich tenslotte ge
ien ikt in het onvermijdelijke; de vroeger voor
deze haven gevoerde actie ging uit van de op
vatting dat het Rijk deze moest laten graven.
Toen evenwel, vooral door het totstandkomen
der grootsche overlaadgelegenheid te Stein voor
de Staatsmijnen, de kans op een kolenhaven
naast deze en Born teloor ging, begon men een
bescheidener plan te overwegen. „Een spoorweg
zonder station," volgens het woord van een spre
ker op een propagandavergadering, mocht het
toch niet worden. Dan maar op kleiner schaal,
zonder dure installaties en kostbaar spoorraccor-
dement.
Voordat uitvoering van het nieuwe plan ver
zekerd was, heeft men nog wel eens gepoogd ten
Zuiden van de stad, nabij het z.g. „watergat"
Heugem. iets te ontwerpen, doch dit vond weinig
instemming. Wel begrijpelijk, de betreffende ter
reinen lagen niet achter eenige keersluis, doch
direct aan de rivier, wat immers, niettegen
staande de kanalisatie van het Maaspand, peil-
verschillen van een paar meter mogelijk laat.
De kosten der haven worden begroot op een
kleine 2 millioen gulden. Hoe een zoo weinig
welvarende gemeente dat aandurft? Er bestaat
immers ook nog iets als werkloozen en werkver
ruiming. Graaft men den binnenhavenarm met
handkracht uit, en niet met excavateurs e.d.,
en nivelleert men de terreinen op dezelfde ma
nier, dan schuilen 1.1 millioen gulden loonen in
dit bedrag. Daaraan draagt de gemeente maar
een miniem gedeelte bij. Kosten van terreinen
enz. begroot men op 716.000, waarin echter het
Rijk voor 350.000 deelneemt. Men neemt dus
aan, dat de uitgaven voor de gemeente niet
meer dan ƒ377.000 bedragen zullen. Hiervoor
verkrijgt ze evenwel nog 40 h.a. industrieterrein.
Pro memorie dienen we evenwel te vermelden,
dat de gemeente een jaar of tien geleden voor
1 millioen deelnam in uitgaven (verbouwing
Maasbruggen, overname terreinen), die verband
houden met den aanleg eener haven. Kamt ze
er nu ook al goedkoop vanaf, groote financieele
offers heeft het toch gekost. Het Rijk mag ook
wel wat doen; het heeft een eereschuld te ver
effenen. Men leze daaromtrent nog maar eens de
brochure „Om een overlaadhaven", in 1935 door
de Kamer van Koophandel uitgegeven.
Het .behoeft wel geen betoog, dat 1.100.000
loonen wijzen op een flink werkobject. Dat kan
Maastricht gebruiken, niet alleen omdat het nog
steeds te zorgen heeft voor ruim drieduizend
werkloozen, doch ook omdat de vooruitzichten
voor de industrie onzeker zijn. Naar schatting
zullen een 400-tal arbeiders gedurende drie jaar
aan den slag kunnen blijven.
De consecratie van de indertijd door brand
verwoeste en thans herbouwde St. Dominicus-
kerk te Tiel zal, naar wij van officieele zijde
vernemen, geshieden Dinsdag 19 dezer. De plech
tigheden zullen te 9.30 uur beginnen, de gezon
gen H. Mis omstreeks 12 uur.
Wij maakten reeds melding van een rond
schrijven van den secretaris-generaal van Bin-
nenlandsche Zaken aan de burgemeesters,
waarin hun werd verzocht hen, die inlichtingen
inzake overheidsmaatregelen op economisch ge
bied wenschen, in eerste instantie te verwijzen
naar de daarvoor in aanmerking komende Ka
mer van Koophandel.
Van bevoegde zijde wordt ter vermijding "an
misverstand er op gewezen,dat voor publiek
en detaillisten terzake van distributiemaatrege
len uiteraard niet in de eerste plaats de Kamers
van Koophandel, doch de plaatselijke distri
butiekantoren en voor zoover noodig het cen
traal distributiekantoor te Den Haag de aan
gewezen instanties zijn, waar vragen en klach
ten dienen te worden voorgebracht.
Op het stationsemplacement te Eindhoven is
de machinist Wessels, wonende te Nijmegen,
die de stoomfluit van de locomotief wilde re-
pareeren. op den tender van de locomotief onge
lukkigerwijs in aanraking gekomen met het
hoogspanningsnet, tengevolge waarvan hij vrij
wel onmiddellijk overleed.
In den nacht van Vrijdag op Zaterdag is we
der een aantal aanvallen van Engelsche vliegers
op een aantal plaatsen in ons land gepleegd,
meldt het A.N.P. In het geheel zijn 15 woon
huizen beschadigd. Ook zijn op verschillende
plaatsen weer brandplaatjes gevonden. Personen
hebben geen letsel bekomen.
In verband met het feit, dat van Zondag 10
November af drie zenders besphikbaar zijn, zijn
ce uitzendingen van het Algemeen Nederlandsch
Persbureau als volg# gewijzigd:
17.15—17.30:
Hilversum 1 en 2: Zondag: Wekelijksche ge-'
dachtenwisseling.
Werkdagen: Nieuws-, economische en beurs
berichten.
Kootwijk: Zondag geen A.N.P.-uitzending.
Werkdagen: dagelijks, behalve Vrijdag, gelijk
Hilversum 1 en 2.
19.00—19.15:
Hilversum 1: Zendag: Nieuwsberichten.
Werkdagen: Maandag: Economische vragen
van den dag en nieuwsberichten.
Dinsdag: Vragen van den dag en nieuws
berichten.
Woensdag: Economische vragen van den dag
en nieuwsberichten.
Donderdag: Vragen van den dag en nieuws
berichten.
Vrijdag: Economische vragen van den dag
en nieuwsberichten.
Zaterdag: Vragen van den dag en nieuws
berichten.
Hilversum 2: Zondag: Nieuwsberichten (als
Hilversum 1).
Werkdagen: Maandag: Friesch praatje en
nieuwsberichten.
Dinsdag: Vragen van den dag en nieuws
berichten (gelijk Hilversum 1).
Woensdag: Brabantsch praatje on nieuws
berichten. -
DonderdagPersoverzicht voor binnen- en
buitenland en nieuwsberichten
Vrijdag: Economische vragen van den dag
en nieuwsberichten (gelijk Hilversum 1)..
Zaterdag: Groningsch praatje en nieuwsbe
richten.
Kootwijk: Zondag en werkdagen gelijk Hil
versum 1.
Kortegolfzender (Programma met ingang van
10 November)
13.3013.45 Radio-Omroep Ver.: gramofoon-
platen; 13.4514.00 ANP nieuwsberichten in de
Engelsche taal; 14.0014.15 ROV gramofoon-
platen; 14.1514.30 ANP nieuwsberichten Ne
derlandsch; 14.3014.35 ROV Maleische gramo-
foonplaten: 14.35—14.45 ANP Nieuwsberichten
Maleisch; 14.4515.00 ANP tweede serie nieuws
berichten Engelsch; 15.0015.20 ROV eigen pro
gramma; 15.2015.35 ANP dagoverzicht; 15.35
16.00 ROV eigen programma; 16.0016.15 VPRO
wisselend met ANP Europeeseh overzicht; 16.15
16.30 ANP tweede serie nieuwsberichten Ne
derlandsch; 16.30—16.50 AÏTP derde serie
nieuwsberichten Engelsch; 16.5017.30 ROV
gramofoonmuziek; 17.3017.45 ANP vierde serie
nieuwsberichten Engelsch.
De Secretaris-Generaal, waarnemend hoofd van het departement van
Landbouw en Visscherij, maakt het volgende bekend met betrekking tot
de inlevering van broodbonnen door broodbakkers ter verkrijging van
toewijzingen voor meel of bloem.
Tot dusverre gold bij bovenbedoelde inlevering, dat 720 broodbonnen
rfecht gaven op een toewijzing voor 50 kg. meel of blogm. In den vervolge
zullen de distributiediensten echter een toewijzing voor 50 kg. meel of
bloem afgeven tegen inlevering van 700 broodbonnen.. In verband hier
mede behooren de bakkers in den vervolge de broodbonnen niet meer in
te leveren in veelvouden van 720 stuks, doch in veelvouden van 700 stuks.
Voor het geval, de inlevering in zakjes geschiedt, moet dus voortaan ieder
zakje 700 bonnen inhouden. Bij gebruik van opplak vellen moeten op elk
vel voortaan hetzij 200, hetzij 100 bonnen worden geplakt.
Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op de bonnen
van de bloemkaart. Deze bonnen moeten dus niet meer worden ingeleverd
in veelvouden van 1440 stuks, doch van 1400 stuks. Bij inlevering in zakjes
moet dus voortaan ieder zakje 1400 bonnen van de bloemkaart inhouden,
terwijl bij inlevering op opplakvellen op elk vel voortaan 200 bonnen mcr
ten worden geplakt.
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt het
volgende bekend:
Bewerken en verwerken van aardappelmeel.
In den vervolge zal het bewerken verwerken van aardappelmeel
tot puddingpoeders, custard, geoxydeerd aardappelmeel, oplosbaar aard
appelmeel, verpakt aardappelmeel, stijfsel, sago, vlokken bestemd voor
merischelijke consumptie en ouwel slechts zijn toegestaan indien daartoe
door de Nederlandsche Meelcentrale te 's-Gravenhage, Riouwstraat 176,
vergunning is verleend.
De Nederlandsche Meelcentrale kan aan het verleenen van een ver
gunning voorwaarden verbinden.
Afleveren en vervoeren van glucosestroop, massee, zwarte stroop enz.
In den vervolge zal het afleveren en vervoeren van glucosestroop,
massee, rietsuikerstroop, bietsuikerstroop, huishoudelijke en keukenstroop,
kandijstroop, zwarte stroop en kunsthoning slechts zijn toegestaan op door
de Nederlandsche Meelcentrale te 's-Gravenhage, Riouwstraat 176, te ver
strekken geleidebiljetten.
Het afleveren" en vervoeren van de genoemde producten voor huis
houdelijk gebruik, met uitzondering van glucosestroop en massee, is in
normale hoeveelheden toegestaan zonder geleidebiljet.
Het Rijksbureau V.V.O. maakt bekend, dat op grond van het Crisis-
zuivelbesluit 1940 (caseïne) ieder, die op Zaterdag 9 November 1940 te
24 uur een netto-'noeveelheid van meer dan in totaal 250 kg. lebkseine
en/of gewone zuureaseïne en/of textielcaseïne in voorraad of voorhanden
heeft hetzi.i in eigen huis, bedrijf pakhuis enz., hetzij in entrepot, veem
enz verplicht is van deze voorraden vóór 14 November 1940 opgave te
doen' aan de Nederlandsche Zuivelcentrale, afdeeling Zuivel-Melkproduc-
ten. Laan van Meerdervoort 84, te 's-Gravenhage.
De formulieren, waarop de opgave moet worden gedaan, dienen te
worden aangevraagd bij genoemde centrale.
Mét. het door de Zuivelcentrale aan belanghebbenden ter invulling te
zenden formulier ontvangen zij een afschrift van bedoeld besluit, alsmede
een toelichtende verklaring hierop.
Er wordt aan herinnerd, dat degene, die aan de verplichting tot op
gave niet voldoet, strafbaar is.
Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt be
kend dat de prijzen voor de aan de Nederlandschp Veehoudenjeentrale te
le\rer'en varkens met ingang van Maandag 11 November 1940 met 4 cent
per kg geslacht gewicht zullen worden verhoogd. Deze verhooging geldt
uitsluitend voor de varkens met een geslacht gewicht van 90 kg. of minder,
alsmede voor zeugen. Voor varkens met een geslacht gewicht van 91 Kg.
of meer blijven de prijzen ongewijzigd.
In afwachting van de totstandkoming van een definitieve regeling te
dezer zake mogen de prijzen van varkensvleesch en vleeschwaren niet
verhoogd worden boven die, welke voor 16 September 3.1. gegolden hebben.
Zooals wij eenige weken geleden reeds meld
den, zullen evenals in 1917—1919 in verschillende
plaatsen van ons land centrale keukens worden
opgericht.
Bij wijze van proef zal binnenkort te Rotter
dam op het Groote Visscherijplein een keuken
worden geopend, van waar uit aan 4000 personen
dagelijks een warme maaltijd zal kunnen wor
den verstrekt. Met de ervaringen in deze proef-
keuken zal rekening worden gehouden bij den
bouw van een vijftigtal keukens, die in andere
plaatsen van ons land zullen verrijzen. Indien
de omstandigheden daartoe aanleiding geven,
zal dit aantal nog worden uitgebreid.
Hoewel het aanschaffen van levensmiddelen
en grondstoffen voor de keukens centraal en in
het groot zal geschieden, zullen de belangen
van den normalen handel in deze goederen niet
uit het oog worden verloren. Het Rijksbureau
voor de Voedselvoorziening zal hiervoor, in over
leg met de betreffende centrales, een regeling
treffen.
Te Den Haag is in den ouderdom van 67 jaar
overleden prof. mr. A. S. de Blécourt, oud-
hoogleeraar in het oud-vaderlandsch recht te
Leiden.
Met terugwerkende kracht tot 21 October zjjn
nieuwe militaire distributiebons uitgegeven.
9
(Van onzen Haagschen redacteur)
Wij zijn niet naar Nederland gekomen om
dat wij hier versche broodjes krijgen en mis
schien wat meer boter of omdat wij hier ons
hart kunnen ophalen aan de Hollandsche
jenever, maar om Nederland het Duitsche
hart te toonen
Aldus sprak ncuu.en George,, die in verband
met de première van zijn film De Postmeester
in de Residentie vertoefde, in een korte toe
spraak tot de vertegenwoordigers der Nederland
sche pers, die daartoe gisteren (Zaterdagoch
tend) op uitnoodiging van de U.F.A. iii het
Asta-theater bijeen waren gekomen.
Heinrich George, deelde de heer Opitz van de
U.F.A. mede, is een tooneelspeler in hart en ziel.
Reeds voor den grqoten wereldoorlog van 1914
was hij aan het tooneel verbonden, toen hij voor
de verdediging van zijn vaderland werd opge
roepen. Dat hij aan de verdediging naar best
vermogen meewerkte blijkt wel uit het feit, dat
zijn commandant, die later een boek over den
oorlog schreef, hem speciaal vermeldde om de
wijze, waarop hij een bepaalde opdracht had
uitgevoerd en aan deze vermelding de opmerking
toevoegde:. „Feldwebel George zal het nog ver
in zijn leven brengen." Feldwebel George hééft
het inderdaad ver in zijn leven gebracht. Hij is
een van Duitschlands grootste artisten gewor
den. Een blijspelspeler, doch met ongewoon dra
matisch talent. Hij is Staatsschauspieler en in
tendant van het Schiller-theater te Berlijn ge
worden.
In de film heeft hij het eerst de aandacht op
zich gevestigd door een betrekkelijk onderge
schikte rol, die hij in de Metropolis vervulde,
waar hij als Werkmeister optrad. Vele voortref
felijke films zijn cp dit debuut gevolgd. Mee-
rendeels Duitsche. Evenals vele andere Duitsche,
spelers heeft ook hij eenigen tijd gemeend in
Amerika het geluk en de carrière te vinder-
Hij is teruggekeerd naar zijn vaderland en oogs';
daar zijn triomfen.
Daarbij heeft hij zich niet tot Duitschland
bepaald. Hij heeft zich heel in het bijzonder
voor de toenadering van alle Noordscho volken
geïnteresseerd. Hij heeft de Scandinavischs lan
den afgereisd, heeft voorstellingen gegeven in
ae verschillende Scandinavische steden en den
dank geoogst van den Zweèdschen en den Deen-
schen koning.
Hij is aldus besloot de heer Opitz zijl»
relaas gelukkig getrouwd en heeft twee
zoontjes, waarvan hij* het oudste den naam
heeft gegeven van zijn lievelingsrolGötz. Hij
heeft zich in het .bijzonder roem verworven
door de vertolking van den Götz von Berli-
chingen.
Intusschen waren de persvertegenwoordigers
aan den heer George voorgesteld en deze, in
alle gemoedelijkheid een kop koffie meedrin
kend, richtte zich met enkele woorden tot de
aanwezigen.
Vroeger zeide hij bestond het aan
trekkelijke van het tooneelspelersleven in
het vagebondeerend karakter, dat het had.
Men trok er op uit, als zigeuner, en men
zag iets van de wereld. In dezen tijd is
dat karakter niet gehee) verloren gegaan,
het is echter door het verstand gevormd.
Het reizen en trekken heeft een doel. Wij
trekken de wereld niet door voor ons ge
noegen. Wij komen niet naar Nederland
om er het goede, dat dit land biedt, te ge
nieten, doch om toenadering te brengen,
om hier het Duitsche hart uit de Duitsche
kunst te laten spreken. Cultureele banden
zijn aan geen grenzen gebonden en het
is om die banden te leggen, dat wij vele
grenzen overschrijden. De rails die ons hier
brengen zijn de rails» van den geest.
Verder keuvelend deelde de lieer George nog
een en ander mede over zijn werk, o.m. over
een nieuwe film," die hij in voorbereiding heeft
en die getiteld zal zijn: Geld, Geld, Geld. Deze
film behandelt het thema van een eenvoudig,
geheel in het primitieve leven opgaanden ar
beider in de bergen, die plotseling in het mo
derne mondaine leven komt. Die in slaapwagens
en restauratiewagens wordt vervoerd, die palei
zen binnentreedt, wereldreizen maakt en ont
dekt, dat in deze groote wereld alles, maar
dan ook alles draait om het geld. De film zal
'uitbeelden, hoe al die belevenissen op hem in
werken.
Heinrich George, die dezer dagen nog in
Amsterdam en Rotterdam vertoeft, keert Maan
dag weer naar Duitschland terug, naar Frank
furt, waar hij op moet treden.
Vagebonden-leven in dezen tijd.
De Nederlandsche Staatscourant van 9 No
vember bevat een beschikking, waarbij is be
paald, dat het afleveren aan en het vervoeren
naar wederverkoopers van stroop in den ver
volge slechts kan plaats vinden onder dekking
van door de Nederlandsche Meelcentrale af te
geven bescheiden.
iKan onzen Haagschen redacteur)
Peer Gynt de man, die om alle moei
lijkheden van het leven heenging, die zich
met den moed van een bergenkind in het
eene avontuur na het andere stort, maar
dié, als er consequenties getrokken moeten
worden, vlucht als een lafaard; Peer Gynt,
„bedoeld als een blinkende knoop op het
kleed van de wereld, doch een man gewor
den, die noch voor den hemel, noch voor de
hel deugt, een middenmensch, wiens Geloof,
wiens Hoop en wiens Liefde alleen konden
voortleven in een vrouw, sterker dan hij, die
hem stervend in den hemel kon dragen
Peer Gynt, Ibsens onsterfelijke werk is door
het Nederlandsch Tooneel in Den Haag op
gevoerd en deze opvoering, waaraan het
Utrechtsch Stedjslijk Orchest medewerkte,'is
tot een waar tooneelevenement in de Resi
den tie geworden
Het stuit wëru opgevoerd in de groote zaal
van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschap
pen. En deze zaal, die zéér veel menschen kan
bevatten, liep zóó gehéél vol, dat er zelfs pro
gramma's te kort kwamen en wij alleen door
een vriendelijken dienst er een konden bemach
tigen. En deze groote belangstelling was ten
volle verdiend. De opvoering die van kwart voor
twee tot over zessen duurde, werd een onver
deeld succes.
Aan deze voorstelling werkten velen mede.
Niet alleen het grootste deel van-Het Neder
landsch Tooneel, onder de regie van Louis Saal-
born, doch ook, wij noemden het reeds, het
Utrechtsch Stedelijk Orchest, onder leiding van
L. M. G. Arntzenius, een koor, samengesteld uit
de leden van de R.K.O.V., gedirigeerd door Theo
van der Bijl, een balletgroep onder leiding van
Ivonne Georgi, en de sopraan Corrie Bijster,
terwijl voor het décor een bijzonder projectie
procédé van een Weenschen ingenieur werd toe
gepast, waarmee buitengewoon mooie resultaten
werden verkregen.
Door de medewerking van al deze krachten
tezamen versmolten de meesterwerken van Ibsen
en Grieg tot één geheel van zeldzaam indruk
wekkende schoonheid, die het Haagsch publiek
tot ware ovaties aan medespelenden, in het bij
zonder aan den vertolker van Peer, Johan
Sehmitz, brachten.
Op de mérites van deze voorstelling komen wij
nog nader terug. Wij mogen met de conclusie
volstaan, dat goed tooneel, tooneel van een for
maat als dit, dezen middag opnieuw bewezen
heeft een zeer talrijk publiek te kunnen boeien.
Volgens besluit van den secretaris-generaal
van het departement van Sociale Zaken zal het
staatstoezicht op de volksgezondheid voortaan
mede kunnen worden opgedragen aan plaats
vervangende inspecteurs van de volksgezond
heid.
Ulvenhout, 7 November 1940
Amico,
Lesten Zondag, daags na den Allerzielen, was
t weerke wat ge neemt „halen en brengen".
*n Zonneke, 'n kledderbui, 'n sturmvlaag, afijn
„zoowa-d-afkrabsel van den blok," zou on
zen slachter zeggen; 'n soortement van distri-
butlegehakt.
Den een kwam de „Gouwen Koei" binnenge-
kuierd mee de houding van 'nen millioennair, die
op vacantie was aan de Rivièra; den ander
kwam binnengestormd, mee al z'n «handen aan
den hoed. Maar en da's 't veumaamste
heel de propclub gerokte present. Om kwart
veur drieën mankeerde-n-er ginnen eenen meer.
Den Jaan keek opgetogen. Beweerde: „Man
nen, 'k heb 'r vandaag veul zin in" en grèèt
blonken z'n donkere oogen naar den kaartenstok,
dien den Fielp zat te „verslijten", deur 'm ver
strooid te buigen, te.... knejen!
„Hoe is 't thuis Jaan?" vroeg ik, want z'n
Tonia, z'n tweede vrouw ge wit is altij
sukkelend.
„Broerd," zee den Jaan opgewekt. „Toon is
stijf van den rimmeltiek. Ochja," zee-t-ie te-
vrejen: „Ochja kan nie anders, ee, meS zo'n
wipselturig weer!"
„Lee z' in bed?"
„Jaja," zee-t-ie 'n bietje verwonderd. „Tuur-
Hjk! Zieke menschen zijn daar 't beste besteed."
Opgeruimd zette-n-ie z'nen snor overènd
„Zoude nie 's geven, Fielp?"
Den Fielp douwde diepzinnig z'n tong teugen
z'n wang. Zweeg. Keek den Jaan bedroefd aan.
Zweeg en kneejde.
„Verstade me nie?" vroeg den Jaan.
,,'k Staai complex," docht den Fielp hardop,
den Janus aankijkende zonder *m te zien.
De zon kroop weg. 'Nen wolk, zwart lijk den
nacht, donkerde over 't durp of Ulvenhout on
der 'nen grooten hoed wierd gezet, 'n Sturmvlaag
suisde over den weg. Leste blaren en dooie tak
ken flierden dwars langs ons raam. Dan wierd
de deur opengesmeten 'n lawijt of daar tien
krijgsmannen binnenkwamen op twintig gekop-
spijkerde zolen. Nolleke.'t „Wonderkind". Ge
wit wel; dat dwergkeareltje, dat vrijgezellen
rentenierke van 'n jaar of zestig! 't Waaide
compleet binnen, mee 't dooie hout, uit 't zwie
pend geboomt. Wat gong die alikriek tekeer.
„Is me da nondekees 'n weer?! Te gemeen
om 'r 'nen hond deur te jagen!" Dan gaf ie
mee z'n korte beentjes teugen de deur 'nen trap,
die glansrijk opwoog teugen den sturm. De deur
viel mee 'nen smak in den klink, dat 't glas
werk in den toog stond te rinkelen. „Die zit,"
stelde Nolleke toen tevrejen vast. En ze zat zóó,
dat z'n kwaje bui meteen wegzakte.
In plazierige, stille spanning hadden we de
plegchtige incomste van Nolleke aanschouwd.
Maar nou gongen aller oogen naar Kee. Dat zij
zoo onbeschoft mee „haar" deur zou laten om
springen en dan nog wel van den kant van 't
Nolleke Gommers, dat ze haat als 'n steen
puist, allee, dat was nie aan te nemen! Lang
zaam, berekenend, wit van woede, kwam Kee,
lijk 'n kwaje kat mee 'nen dikken stèèrt, van
achter den toog vandaan. Alleen 't onbesuisde
Nolleke vrijgezel, rentenier, dus onafhanke
lijk en brutaal als 'nen ekster alleen Nolleke
had niks in de gaten. Kwam deur den duister
van de gelagkamer naar ons tafeltje, mee den
jas wijd-nonchalant open, de knuistekes par
mantig in de broekzakken, den bolhoed schuins-
achterover. In den kop 'n grootemannensigaar,
veuruitgestoken lijk 'nen boegspriet, waarachter
't fregat-Nol kwam aangedreven deur den
blaauwen smoornevel van de Koei, met Kee in
z'n zogwater.
Wij genoten.
„Middag! Mannen!" zoo groette Nolleke
joviaal.
„Middag! Man!" zee den Blaauwe.
„Meneer Gommers!" zee den Fielp droevig.
„Allee! Gommeke!" groette/ik vrindelijk ('k
Mag 't wel, deus overmoedig krieleke!).
„Goeienmiddag, den Nol!' zee den Jaan seer-
jeus, die op 'nen „boegspriet" loerde. Toen keek
Nolleke 'ns om. Hij voelde, hij móest voelen
'n'nwel 'n soortement van windstilte
achter 'm, dunkt me. Kee! De struische Kee.
Nolleke komt mee den „top" van zijnen hoed
nie boven Kee d'ren schorteband uit.
„Dag! Meneer!! Gommers!!!" stiet Kee uit
haren hijgenden boezem. Meteen zwaaide ze
heur hand naar achteren, om Nolleke 'n flèèr
om z'nen kop te geven, genogt om 'm te mollen.
Maar Nolleke dook. Foutloos! Onder ons tafeltje
ènden ermen Jaan vong Kee d'r oplababber
op, dat z'n rechteroor drie dagen lang heeft ge
suizeld „of er 'n bie in zat te zoemen,'* ver-
klèèrde-n-ie. En nóg nóg stikt ie nou en dan
den top van z'nen pink in 't oor en schudt de
zaak daarbinnen 'ns op! Afijn, Nolleke mokte
't goed mee zwaargeringde boegsprieten en ci-
troentjes-mèt, terwijl Kee 'r eigen óók nie liet
kennen aan 'n,oor"-lam! Zoodat den Jaan,
fel op gratis sigaren en 'n pierenverschrikkerske-
veur-noppes Tonia houdt 'm bar strak nóg
nie te klagen had. Wat ie dan ook alleen maar
dee, als z'n sigaar óp en z'n glaske léég was...!
ja 't wierd leutig in „de Koei". Na die
sturmvlaag, waarmee Nolleke zoo luidruchtig
was binnengewaaid, bleven de lochten donker.
'Nen stagen, vetten regen droop loodrecht op
den zwartblinker.den steenWég, die wegschemer-
de achter de beslagèn ramen van „de Gouwen".
Rossen gloei wemelde deur de herberg; de ko
lomkachel trok mee den Westersturm als'n lier.
En den stagen regen kledderde zonder ophou
wen teugen „ons" bewasemde raam, zoodat ge
onwillekeurig nou en dan 'ns gezellig in oew
handen wreef, oewen rug schurkend als 'n luie
poes-bij-'t-vuur.
„We zullen nog 'n outje hop 't vuur doen,"
zee den Fielp wij machinisten in „de Koei"
altij eigens en hij scherlde van den vloer 'nen
brok dennestam, dien ie mee twee handen moest
torsen. Ge kost den hars, die hel vlamde deur
den klef f en duister, hooren branden; den har-
tigen terpentijngeur kringelde-n-om oewen kop.
Droevig staarde den Fielp in 't levendige vuur.
Zijnen grooten, bleeken bakkerskop, waarop gin
horke tieren kan, leek deurschijnend als 'nen
brandenden feestlampion.
„Hij-hee-d-ietsfluisterde den Blaauwe
mee 'n schuin oog naar dên Fielp: „Hij zit mee
'h ei in z'ngewitwel! Ik had trouwens
ook al zooiets gedocht, want als den bakker zoo
droevig de weareld inkekt, dan broéit er meestal
'n plazierig plan binnen die driehonderd pond
vleesch. ,,'k Zal 's polsen," bromde Nolleke. En
hij glee mee 'n schuiverke van zijnen stoel, gong
parmantig naast den Fielp staan, ook mee z'n
handen in z'n zakken, den dreutel. Maar den
Fielp zag 't Nolleke nie. Nolleke gong op den
Fielp z'n voeten staan, maar den Fielp gaf taal
noch teeken, tuurde in de spettervlam van d'n
den. Nolleke friemelde z'n eigen tusschen de
kolomkachel en den Fielp, gong op z'n teentjes
staan en probeerde ook in 't vuur te kijken,
maar dat lukte nie. Toen tilde den Fielp 't Nol
leke onverwachts op, nam 'm als 'n klein jonk
op den erm en bleef zwijgen en staren.
„Zeg nou 's pappa?!" riep den Blaauwe, klap.
pend mee z'n tong, naar den Nol. Maar Nolleke
gaf 'm gin asem. Commandeerde mee z'n zware
basstem: „Kee, twee ouwe klaren en rap!
v'rekte tooverheks!"
„Mee suiker, Fielp?" vroeg Kee.
„Houd recept, ja!" gaf ie te verstaan.
„En gij, menèèr Gommers?" vroëg Kee toen
lievekes: „Gij mee 'nen tutter?" fopspeen).
„Ikke puur, serpent," baste Nolleke en om dat
„serpent" kracht bij te zetten, kletste-n-ie drif
tig op den Fielp z'nen kalen kop.
„Has ge da nog 's doet," waarschouwde den
Fielp triestig: „dan nuuk 'k oe in 't vuur, Nol.
Gepoft valde misschient nog wel mee."
„Hèèè menèèèr Gom-merszoo fleem
de Kee: „Doe 't nögges, astemblief?"
Verstampt, die Kee is zoo gebeten op dat Nol
leke, amico op staanden voet had ze van ons
gezellige „Koeike" !n krimmetorium willen ma
ken.
Om alle ongelukken te voorkomen, liet d'n
Fielp 't Nolleke los, dat in de dennenblokken
om'de kachel viel. Maar nou zat 't 'm tot hier!
Woedend nam ie 'n stuk dennestam op en wilde
dat naar den toog gooien. Maar den Fielp was
m véur! Sloeg z'n ermke neer,
„En nou d'r uit en nooit meer binnen," siste
Kee.
„Nol bleft ier," mokte den Fielp uit: „Gij zette
'm haan tot zelfmoord, Kee!"
Kee zweeg. Want mee den bakker, president
van alle Ulvenhoutsche vereenigingen, die in
de Gouwen Koei veul vergaderen, mokt Kee
gin ruzie!
„En nou haan tafel," vaderde den Fielp; „Ier
Nol, tusschen den Dré en mij en oew gemak
ouwen, ee! Santjes!" zoo klonk ie toen mee
zijnen klare teugen dien van Nolleke.
„Proost," klonk Nol. ,,'k Bentoen beet
ie den kop van z'nen borrel: ,,'k Ben in staat
om hier heel deus tent af te breken." Hij dronk
nóg 's. „As gij er nie tusschen was gekomen,
Fielp," blufte-n-ie: „dan, dan.... dan was hier
ginnen poot aan 'nen stoel heel gebleven!"
Den Fielp keek seerjeus omlaag, naar 't snoe
vende Nolleke, knikte en zee mee veul respect
in z'n stem: „Wéét ik, Nol. Wéét ik. 'k Stong
hop m'n beenen te beven, 't Is goed hafge-
loopen!"
Deus ontzag dee Nolleke zoo'n deugd, dat ie
mee z'n knuisten op de tafel timmerde en Kee
commandeerde „om as den hier-en-gunderwijd,
sodetjuu, 'n rondje te serveeren aan deuze ta
fel, omdat de menschen zoo van hum geschrok
ken waren."
„Ja," fluisterde den Blaauwe toen over de
tafel, zóó of Nol 't nie hooren mocht. „Ja, die
driftige mannen weten op zoo'hen oogenblik
nie wat ze doen. En dan zijn ze zoo sterk as
'nen leeuw." Toen kregen we allemaal nog 'nen
zwaargeringden flambouw van twaalf centen.
Als den Blaauwe had aangepaft, dan knipte-
n-ie 'n oogske naar mij en vroeg: „Hedde gij
nog ergens trek in, Dré?"
„We hebben nou alles, Tiest
Dan moesten we maar gaan proppen,' vond
den Blaauwe: ,,'k ben trouwens ook over m'nen
eersten schrik henen." Aller oogen gongen naar
den Fielp. Maar de kaarten kwamen nog nie
veur den dag. Inteugendeel, hij stak ze in den
broekszak. Voelde toen, triestig turend over den
weg, in zijnen binnenzak en sprak: „Jongens!"
Keek ons allemaal, een veur een, bedoeïd aan,
legde 'n schrift op tafel en zee: „de kwepsie
is deuze
„Ik heb 't gevóeld," zee den Blaauwe. „Heel
den middag al."
„Cchirre," schrok den Jaan: „volgende week
is ze misschient weer beter."
Zielsbedroefd staarde den Fielp naar den
Jaan. Zee dan: „ik ben er toch hook nog, Janus
van den Euvel. Ziek hof gezond, hik smoes
jou de deur wel huit." Dan, verwijtend: „da zou
toch den heersten keer nie zijn, wel?"
„Fielp," riep den Jaan opgelucht: „ik ver
trouw op jou!"
„Dan zullen we straks nog heven huitmaken,
hof Tonia beter mot worren, hóff.... 't bed
mot ouwen," „treurde" den Fielp: „da's 'n kwep
sie van tiktak."
„Fielp, ik laat den tactiek geren aan jou over;
Toontje vertrouwt jou honderd parten meer,
dan mij!"
„Zoo oor 't hook," vond den Fielp„hin 'n goei
uwelijk vertrouwt de vrouw den gë-aaidsten
ladelichter beter dan d'ren heigen mensch. Da
schijnt zoo beschikt te zijn deur Onzenlieven
eer hom de Veurzitters reden van bestaan te
geven." (alg. instemming). J
„Kek 's, broeders van 't Propverbond," zoo
klasjeneerde den bakker wijers: „de kwepsie is
deus, we borsten hin de centen" (klap op
den boek) „henden Hanvèrs is pot
dicht
Veul gepeins. Ons buskede Jolly Jo
kersden Leeren EmmerNolleke z'n
Angeliek.ons leutig logementdie goei-
koope frangskessodepetat, wat hadden we
daar dikkels veul leut g'had!
„Den Haag!" riep Nol.
„Den Aagtwijfelde den Fielp: „den
AagHeb 'r hovër geprakizeerd; den
Aag
Hij keek ons allemaal weer 'ris aan.
„Is er iets teugen den Haag, Fielp?" vroeg ik.
„Jja.èn neeë," zee-t-ie.
„Da's tenminste 'n antwoord mee twéé hand
vatten," gaf ik 'm verom.
,,'k Bedoel.... Dréden Aag is zoo....
deftig.... veur ons."
„Gif niks," kwam den Blaauwe er tusschen
,,'k ben mee den Dré al 's in den Haag gewist,
witte nog, Dré
„Dat vergeet ik nooit, Tiest!" lachte-n-ik.
„Witte nog, Dré, toen 'k daar 'n paar sneekes
terve mee 'n hèring bestelde den kastelein En
gelsch begost te kaaieren en op 't end 't adres
boek brochtFielp, jonk, daar motten we
naar toe!"
„Beljot," dee ik er bij: „laten we daar 's 'n
ander soort Nederlanders gaan bezichtigen; wij
zijn dan 's echt op den vrimde!"
„Ik gaai mee," kuchte Nolleke: „tel oewen
kaartpot maar op, ik doei er m'n deel dan bij!"
Kee moest de lampen opsteken, wjj dejen
eigens de blinden veur en toen wierd den boek
opengedaan, de kas bekeken. Die viel veul mee,
want mee dieën oorlog zijn we al lank overtijd
mee ons jaarlijksche snoepreis.
Wat den, Jaan betreft, da's zóó geregeld:
Janus gaat mee 'nen ring van Tonia naar den
Haag, om 'n advies veur den rimmeltiek. Want.
„daar motten zoo veul elderzienden wonen, sla-
perts. Den Jaan gong hal weken gebukt honder
Tonia's klachten, ge wit heigens Toontje oe
herg fijngevoelig jouwen Janus his haangeleed!
Keb 'r 'ns hover geprakizeerd, geprakizééérd,
nou moest 'r dan maar 'ns 'n reis naar den Aag
haan gewaagd worren! Opende... dat den waar
zegger thuis is, handers zou Janus wel 'ns 'n
paar nachten hover motten blijven, want Janus
gaat hop de bonnefooi. Maar 'k wéét, has 't
veur z'n Tonia his, ziet den Jaan nieverana
teugenhop!"
Ge bent veurzitter, of ge bent 't nie, maar
den Fielp is 't! Of ziede gij kans, amico, om zoo
prontjes 'n „convocatie" bij malkaar te lie
genJa, wij hebben 'nen puiken presi
dent!
„En als 't nou heel erg plazierig is daar," vond
den Blaauwe uit: „dan kunde ook nog altij oew
stamkaart 'n paar dagen verliezen."
„Nou zfjn we meteen hop 't champieter van
den bonnekesrómmel," zee den Fielp. „Kek 's,
keb zóó gedocht g'had
Afijn, amico, dat zijn distributiegeheimen. Ge
zult 'r wel achter komen op ons reis. Maar als
ge 'nen bakker, 'nen worstmaker en 'nen boer
in' de club hebt, dan zou 't wel 'n schande zijn,
als ge onderweuge iets te kort kwaamt! Waar
of nie? Als we 'r nog 'nen kastelein tusschen had
den, dan waren we op reis gegaan mee 'nen
keukenwagen, dunkt me.
Allee, we hebben veur heetere vuurkes ge
staan; we redden ons eigen wel. Ge hoort er
van. Misschient sturen we 'n aangezichtskortje.
Zoo nie, dan motte maar denken dat we....
nouja, dat we den slapert nie thuis getroffen
hebben
Kom, ik schei er af. Veul groeten van Trui,
Dré III en als altij gin horke minder van oewen
t. a v.
DRÉ