HeinricH George in Den Haag DE PR0P-CLUB GAAT WEER OP REIS Nolleke op z'n best Een nieuwe Maashaven Brabantsche brieven ZONDAG 10 NOVEMBER 1940 Maastricht krijgt eindelijk zijn haven aan het Julianakanaal KERKWIJDING TE TIEL Inlichtingen betreffende distributiemaatregelen MACHINIST DOOR STROOM GEDOOD Engelsche bommen op ons land Wijziging A.N.P.-uitzendingen OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERU Brooddistributie OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERU Aardappelmeel en stroop OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERU Verplichte opgave van voorraden caseïne OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERU Verhooging varkensprijzen CENTRALE KEUKENS Proefneming in Rotterdam Oud-prof. mr. A. S. de Blécourt overleden Nieuwe militaire distributiebons Wij komen om Nederland het Duitsche hart te toonen STROOP MAG NIET WORDEN VERVOERD Zonder vergunning der Meel centrale „PEER GYNT" Een tooneel-evenement in Den Haag Plaatsvervangende inspecteurs van de volksgezondheid (Van onzen Limburgschen correspondent) De principieele beslissing inzake het aan leggen eener haven voor Maastricht, achter de keersluis van het Julianakanaal bij Borg haren, is gevallen. Men heeft het alreeds in het dezer dagen gepubliceerde raadsverslag kunnen lezen. Het wordt een haven van aan vankelijk bescheiden allure: een binnen- havenarm, aansluitende op de kanaalmon ding. lang een duizendtal meters, breed 50 meter, met industrie- en overlaadterrein er omheen ter diepte van 300 meter. Heel het complex der haven zal 54 h.a. omvatten, Waarvan 42 nog in particulier bezit zijn en 12 aan den Rijkswaterstaat behooren. De gemeente legt straks voor eigen rekening deze haven aan. Men heeft zich tenslotte ge ien ikt in het onvermijdelijke; de vroeger voor deze haven gevoerde actie ging uit van de op vatting dat het Rijk deze moest laten graven. Toen evenwel, vooral door het totstandkomen der grootsche overlaadgelegenheid te Stein voor de Staatsmijnen, de kans op een kolenhaven naast deze en Born teloor ging, begon men een bescheidener plan te overwegen. „Een spoorweg zonder station," volgens het woord van een spre ker op een propagandavergadering, mocht het toch niet worden. Dan maar op kleiner schaal, zonder dure installaties en kostbaar spoorraccor- dement. Voordat uitvoering van het nieuwe plan ver zekerd was, heeft men nog wel eens gepoogd ten Zuiden van de stad, nabij het z.g. „watergat" Heugem. iets te ontwerpen, doch dit vond weinig instemming. Wel begrijpelijk, de betreffende ter reinen lagen niet achter eenige keersluis, doch direct aan de rivier, wat immers, niettegen staande de kanalisatie van het Maaspand, peil- verschillen van een paar meter mogelijk laat. De kosten der haven worden begroot op een kleine 2 millioen gulden. Hoe een zoo weinig welvarende gemeente dat aandurft? Er bestaat immers ook nog iets als werkloozen en werkver ruiming. Graaft men den binnenhavenarm met handkracht uit, en niet met excavateurs e.d., en nivelleert men de terreinen op dezelfde ma nier, dan schuilen 1.1 millioen gulden loonen in dit bedrag. Daaraan draagt de gemeente maar een miniem gedeelte bij. Kosten van terreinen enz. begroot men op 716.000, waarin echter het Rijk voor 350.000 deelneemt. Men neemt dus aan, dat de uitgaven voor de gemeente niet meer dan ƒ377.000 bedragen zullen. Hiervoor verkrijgt ze evenwel nog 40 h.a. industrieterrein. Pro memorie dienen we evenwel te vermelden, dat de gemeente een jaar of tien geleden voor 1 millioen deelnam in uitgaven (verbouwing Maasbruggen, overname terreinen), die verband houden met den aanleg eener haven. Kamt ze er nu ook al goedkoop vanaf, groote financieele offers heeft het toch gekost. Het Rijk mag ook wel wat doen; het heeft een eereschuld te ver effenen. Men leze daaromtrent nog maar eens de brochure „Om een overlaadhaven", in 1935 door de Kamer van Koophandel uitgegeven. Het .behoeft wel geen betoog, dat 1.100.000 loonen wijzen op een flink werkobject. Dat kan Maastricht gebruiken, niet alleen omdat het nog steeds te zorgen heeft voor ruim drieduizend werkloozen, doch ook omdat de vooruitzichten voor de industrie onzeker zijn. Naar schatting zullen een 400-tal arbeiders gedurende drie jaar aan den slag kunnen blijven. De consecratie van de indertijd door brand verwoeste en thans herbouwde St. Dominicus- kerk te Tiel zal, naar wij van officieele zijde vernemen, geshieden Dinsdag 19 dezer. De plech tigheden zullen te 9.30 uur beginnen, de gezon gen H. Mis omstreeks 12 uur. Wij maakten reeds melding van een rond schrijven van den secretaris-generaal van Bin- nenlandsche Zaken aan de burgemeesters, waarin hun werd verzocht hen, die inlichtingen inzake overheidsmaatregelen op economisch ge bied wenschen, in eerste instantie te verwijzen naar de daarvoor in aanmerking komende Ka mer van Koophandel. Van bevoegde zijde wordt ter vermijding "an misverstand er op gewezen,dat voor publiek en detaillisten terzake van distributiemaatrege len uiteraard niet in de eerste plaats de Kamers van Koophandel, doch de plaatselijke distri butiekantoren en voor zoover noodig het cen traal distributiekantoor te Den Haag de aan gewezen instanties zijn, waar vragen en klach ten dienen te worden voorgebracht. Op het stationsemplacement te Eindhoven is de machinist Wessels, wonende te Nijmegen, die de stoomfluit van de locomotief wilde re- pareeren. op den tender van de locomotief onge lukkigerwijs in aanraking gekomen met het hoogspanningsnet, tengevolge waarvan hij vrij wel onmiddellijk overleed. In den nacht van Vrijdag op Zaterdag is we der een aantal aanvallen van Engelsche vliegers op een aantal plaatsen in ons land gepleegd, meldt het A.N.P. In het geheel zijn 15 woon huizen beschadigd. Ook zijn op verschillende plaatsen weer brandplaatjes gevonden. Personen hebben geen letsel bekomen. In verband met het feit, dat van Zondag 10 November af drie zenders besphikbaar zijn, zijn ce uitzendingen van het Algemeen Nederlandsch Persbureau als volg# gewijzigd: 17.15—17.30: Hilversum 1 en 2: Zondag: Wekelijksche ge-' dachtenwisseling. Werkdagen: Nieuws-, economische en beurs berichten. Kootwijk: Zondag geen A.N.P.-uitzending. Werkdagen: dagelijks, behalve Vrijdag, gelijk Hilversum 1 en 2. 19.00—19.15: Hilversum 1: Zendag: Nieuwsberichten. Werkdagen: Maandag: Economische vragen van den dag en nieuwsberichten. Dinsdag: Vragen van den dag en nieuws berichten. Woensdag: Economische vragen van den dag en nieuwsberichten. Donderdag: Vragen van den dag en nieuws berichten. Vrijdag: Economische vragen van den dag en nieuwsberichten. Zaterdag: Vragen van den dag en nieuws berichten. Hilversum 2: Zondag: Nieuwsberichten (als Hilversum 1). Werkdagen: Maandag: Friesch praatje en nieuwsberichten. Dinsdag: Vragen van den dag en nieuws berichten (gelijk Hilversum 1). Woensdag: Brabantsch praatje on nieuws berichten. - DonderdagPersoverzicht voor binnen- en buitenland en nieuwsberichten Vrijdag: Economische vragen van den dag en nieuwsberichten (gelijk Hilversum 1).. Zaterdag: Groningsch praatje en nieuwsbe richten. Kootwijk: Zondag en werkdagen gelijk Hil versum 1. Kortegolfzender (Programma met ingang van 10 November) 13.3013.45 Radio-Omroep Ver.: gramofoon- platen; 13.4514.00 ANP nieuwsberichten in de Engelsche taal; 14.0014.15 ROV gramofoon- platen; 14.1514.30 ANP nieuwsberichten Ne derlandsch; 14.3014.35 ROV Maleische gramo- foonplaten: 14.35—14.45 ANP Nieuwsberichten Maleisch; 14.4515.00 ANP tweede serie nieuws berichten Engelsch; 15.0015.20 ROV eigen pro gramma; 15.2015.35 ANP dagoverzicht; 15.35 16.00 ROV eigen programma; 16.0016.15 VPRO wisselend met ANP Europeeseh overzicht; 16.15 16.30 ANP tweede serie nieuwsberichten Ne derlandsch; 16.30—16.50 AÏTP derde serie nieuwsberichten Engelsch; 16.5017.30 ROV gramofoonmuziek; 17.3017.45 ANP vierde serie nieuwsberichten Engelsch. De Secretaris-Generaal, waarnemend hoofd van het departement van Landbouw en Visscherij, maakt het volgende bekend met betrekking tot de inlevering van broodbonnen door broodbakkers ter verkrijging van toewijzingen voor meel of bloem. Tot dusverre gold bij bovenbedoelde inlevering, dat 720 broodbonnen rfecht gaven op een toewijzing voor 50 kg. meel of blogm. In den vervolge zullen de distributiediensten echter een toewijzing voor 50 kg. meel of bloem afgeven tegen inlevering van 700 broodbonnen.. In verband hier mede behooren de bakkers in den vervolge de broodbonnen niet meer in te leveren in veelvouden van 720 stuks, doch in veelvouden van 700 stuks. Voor het geval, de inlevering in zakjes geschiedt, moet dus voortaan ieder zakje 700 bonnen inhouden. Bij gebruik van opplak vellen moeten op elk vel voortaan hetzij 200, hetzij 100 bonnen worden geplakt. Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op de bonnen van de bloemkaart. Deze bonnen moeten dus niet meer worden ingeleverd in veelvouden van 1440 stuks, doch van 1400 stuks. Bij inlevering in zakjes moet dus voortaan ieder zakje 1400 bonnen van de bloemkaart inhouden, terwijl bij inlevering op opplakvellen op elk vel voortaan 200 bonnen mcr ten worden geplakt. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt het volgende bekend: Bewerken en verwerken van aardappelmeel. In den vervolge zal het bewerken verwerken van aardappelmeel tot puddingpoeders, custard, geoxydeerd aardappelmeel, oplosbaar aard appelmeel, verpakt aardappelmeel, stijfsel, sago, vlokken bestemd voor merischelijke consumptie en ouwel slechts zijn toegestaan indien daartoe door de Nederlandsche Meelcentrale te 's-Gravenhage, Riouwstraat 176, vergunning is verleend. De Nederlandsche Meelcentrale kan aan het verleenen van een ver gunning voorwaarden verbinden. Afleveren en vervoeren van glucosestroop, massee, zwarte stroop enz. In den vervolge zal het afleveren en vervoeren van glucosestroop, massee, rietsuikerstroop, bietsuikerstroop, huishoudelijke en keukenstroop, kandijstroop, zwarte stroop en kunsthoning slechts zijn toegestaan op door de Nederlandsche Meelcentrale te 's-Gravenhage, Riouwstraat 176, te ver strekken geleidebiljetten. Het afleveren" en vervoeren van de genoemde producten voor huis houdelijk gebruik, met uitzondering van glucosestroop en massee, is in normale hoeveelheden toegestaan zonder geleidebiljet. Het Rijksbureau V.V.O. maakt bekend, dat op grond van het Crisis- zuivelbesluit 1940 (caseïne) ieder, die op Zaterdag 9 November 1940 te 24 uur een netto-'noeveelheid van meer dan in totaal 250 kg. lebkseine en/of gewone zuureaseïne en/of textielcaseïne in voorraad of voorhanden heeft hetzi.i in eigen huis, bedrijf pakhuis enz., hetzij in entrepot, veem enz verplicht is van deze voorraden vóór 14 November 1940 opgave te doen' aan de Nederlandsche Zuivelcentrale, afdeeling Zuivel-Melkproduc- ten. Laan van Meerdervoort 84, te 's-Gravenhage. De formulieren, waarop de opgave moet worden gedaan, dienen te worden aangevraagd bij genoemde centrale. Mét. het door de Zuivelcentrale aan belanghebbenden ter invulling te zenden formulier ontvangen zij een afschrift van bedoeld besluit, alsmede een toelichtende verklaring hierop. Er wordt aan herinnerd, dat degene, die aan de verplichting tot op gave niet voldoet, strafbaar is. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt be kend dat de prijzen voor de aan de Nederlandschp Veehoudenjeentrale te le\rer'en varkens met ingang van Maandag 11 November 1940 met 4 cent per kg geslacht gewicht zullen worden verhoogd. Deze verhooging geldt uitsluitend voor de varkens met een geslacht gewicht van 90 kg. of minder, alsmede voor zeugen. Voor varkens met een geslacht gewicht van 91 Kg. of meer blijven de prijzen ongewijzigd. In afwachting van de totstandkoming van een definitieve regeling te dezer zake mogen de prijzen van varkensvleesch en vleeschwaren niet verhoogd worden boven die, welke voor 16 September 3.1. gegolden hebben. Zooals wij eenige weken geleden reeds meld den, zullen evenals in 1917—1919 in verschillende plaatsen van ons land centrale keukens worden opgericht. Bij wijze van proef zal binnenkort te Rotter dam op het Groote Visscherijplein een keuken worden geopend, van waar uit aan 4000 personen dagelijks een warme maaltijd zal kunnen wor den verstrekt. Met de ervaringen in deze proef- keuken zal rekening worden gehouden bij den bouw van een vijftigtal keukens, die in andere plaatsen van ons land zullen verrijzen. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zal dit aantal nog worden uitgebreid. Hoewel het aanschaffen van levensmiddelen en grondstoffen voor de keukens centraal en in het groot zal geschieden, zullen de belangen van den normalen handel in deze goederen niet uit het oog worden verloren. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening zal hiervoor, in over leg met de betreffende centrales, een regeling treffen. Te Den Haag is in den ouderdom van 67 jaar overleden prof. mr. A. S. de Blécourt, oud- hoogleeraar in het oud-vaderlandsch recht te Leiden. Met terugwerkende kracht tot 21 October zjjn nieuwe militaire distributiebons uitgegeven. 9 (Van onzen Haagschen redacteur) Wij zijn niet naar Nederland gekomen om dat wij hier versche broodjes krijgen en mis schien wat meer boter of omdat wij hier ons hart kunnen ophalen aan de Hollandsche jenever, maar om Nederland het Duitsche hart te toonen Aldus sprak ncuu.en George,, die in verband met de première van zijn film De Postmeester in de Residentie vertoefde, in een korte toe spraak tot de vertegenwoordigers der Nederland sche pers, die daartoe gisteren (Zaterdagoch tend) op uitnoodiging van de U.F.A. iii het Asta-theater bijeen waren gekomen. Heinrich George, deelde de heer Opitz van de U.F.A. mede, is een tooneelspeler in hart en ziel. Reeds voor den grqoten wereldoorlog van 1914 was hij aan het tooneel verbonden, toen hij voor de verdediging van zijn vaderland werd opge roepen. Dat hij aan de verdediging naar best vermogen meewerkte blijkt wel uit het feit, dat zijn commandant, die later een boek over den oorlog schreef, hem speciaal vermeldde om de wijze, waarop hij een bepaalde opdracht had uitgevoerd en aan deze vermelding de opmerking toevoegde:. „Feldwebel George zal het nog ver in zijn leven brengen." Feldwebel George hééft het inderdaad ver in zijn leven gebracht. Hij is een van Duitschlands grootste artisten gewor den. Een blijspelspeler, doch met ongewoon dra matisch talent. Hij is Staatsschauspieler en in tendant van het Schiller-theater te Berlijn ge worden. In de film heeft hij het eerst de aandacht op zich gevestigd door een betrekkelijk onderge schikte rol, die hij in de Metropolis vervulde, waar hij als Werkmeister optrad. Vele voortref felijke films zijn cp dit debuut gevolgd. Mee- rendeels Duitsche. Evenals vele andere Duitsche, spelers heeft ook hij eenigen tijd gemeend in Amerika het geluk en de carrière te vinder- Hij is teruggekeerd naar zijn vaderland en oogs'; daar zijn triomfen. Daarbij heeft hij zich niet tot Duitschland bepaald. Hij heeft zich heel in het bijzonder voor de toenadering van alle Noordscho volken geïnteresseerd. Hij heeft de Scandinavischs lan den afgereisd, heeft voorstellingen gegeven in ae verschillende Scandinavische steden en den dank geoogst van den Zweèdschen en den Deen- schen koning. Hij is aldus besloot de heer Opitz zijl» relaas gelukkig getrouwd en heeft twee zoontjes, waarvan hij* het oudste den naam heeft gegeven van zijn lievelingsrolGötz. Hij heeft zich in het .bijzonder roem verworven door de vertolking van den Götz von Berli- chingen. Intusschen waren de persvertegenwoordigers aan den heer George voorgesteld en deze, in alle gemoedelijkheid een kop koffie meedrin kend, richtte zich met enkele woorden tot de aanwezigen. Vroeger zeide hij bestond het aan trekkelijke van het tooneelspelersleven in het vagebondeerend karakter, dat het had. Men trok er op uit, als zigeuner, en men zag iets van de wereld. In dezen tijd is dat karakter niet gehee) verloren gegaan, het is echter door het verstand gevormd. Het reizen en trekken heeft een doel. Wij trekken de wereld niet door voor ons ge noegen. Wij komen niet naar Nederland om er het goede, dat dit land biedt, te ge nieten, doch om toenadering te brengen, om hier het Duitsche hart uit de Duitsche kunst te laten spreken. Cultureele banden zijn aan geen grenzen gebonden en het is om die banden te leggen, dat wij vele grenzen overschrijden. De rails die ons hier brengen zijn de rails» van den geest. Verder keuvelend deelde de lieer George nog een en ander mede over zijn werk, o.m. over een nieuwe film," die hij in voorbereiding heeft en die getiteld zal zijn: Geld, Geld, Geld. Deze film behandelt het thema van een eenvoudig, geheel in het primitieve leven opgaanden ar beider in de bergen, die plotseling in het mo derne mondaine leven komt. Die in slaapwagens en restauratiewagens wordt vervoerd, die palei zen binnentreedt, wereldreizen maakt en ont dekt, dat in deze groote wereld alles, maar dan ook alles draait om het geld. De film zal 'uitbeelden, hoe al die belevenissen op hem in werken. Heinrich George, die dezer dagen nog in Amsterdam en Rotterdam vertoeft, keert Maan dag weer naar Duitschland terug, naar Frank furt, waar hij op moet treden. Vagebonden-leven in dezen tijd. De Nederlandsche Staatscourant van 9 No vember bevat een beschikking, waarbij is be paald, dat het afleveren aan en het vervoeren naar wederverkoopers van stroop in den ver volge slechts kan plaats vinden onder dekking van door de Nederlandsche Meelcentrale af te geven bescheiden. iKan onzen Haagschen redacteur) Peer Gynt de man, die om alle moei lijkheden van het leven heenging, die zich met den moed van een bergenkind in het eene avontuur na het andere stort, maar dié, als er consequenties getrokken moeten worden, vlucht als een lafaard; Peer Gynt, „bedoeld als een blinkende knoop op het kleed van de wereld, doch een man gewor den, die noch voor den hemel, noch voor de hel deugt, een middenmensch, wiens Geloof, wiens Hoop en wiens Liefde alleen konden voortleven in een vrouw, sterker dan hij, die hem stervend in den hemel kon dragen Peer Gynt, Ibsens onsterfelijke werk is door het Nederlandsch Tooneel in Den Haag op gevoerd en deze opvoering, waaraan het Utrechtsch Stedjslijk Orchest medewerkte,'is tot een waar tooneelevenement in de Resi den tie geworden Het stuit wëru opgevoerd in de groote zaal van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschap pen. En deze zaal, die zéér veel menschen kan bevatten, liep zóó gehéél vol, dat er zelfs pro gramma's te kort kwamen en wij alleen door een vriendelijken dienst er een konden bemach tigen. En deze groote belangstelling was ten volle verdiend. De opvoering die van kwart voor twee tot over zessen duurde, werd een onver deeld succes. Aan deze voorstelling werkten velen mede. Niet alleen het grootste deel van-Het Neder landsch Tooneel, onder de regie van Louis Saal- born, doch ook, wij noemden het reeds, het Utrechtsch Stedelijk Orchest, onder leiding van L. M. G. Arntzenius, een koor, samengesteld uit de leden van de R.K.O.V., gedirigeerd door Theo van der Bijl, een balletgroep onder leiding van Ivonne Georgi, en de sopraan Corrie Bijster, terwijl voor het décor een bijzonder projectie procédé van een Weenschen ingenieur werd toe gepast, waarmee buitengewoon mooie resultaten werden verkregen. Door de medewerking van al deze krachten tezamen versmolten de meesterwerken van Ibsen en Grieg tot één geheel van zeldzaam indruk wekkende schoonheid, die het Haagsch publiek tot ware ovaties aan medespelenden, in het bij zonder aan den vertolker van Peer, Johan Sehmitz, brachten. Op de mérites van deze voorstelling komen wij nog nader terug. Wij mogen met de conclusie volstaan, dat goed tooneel, tooneel van een for maat als dit, dezen middag opnieuw bewezen heeft een zeer talrijk publiek te kunnen boeien. Volgens besluit van den secretaris-generaal van het departement van Sociale Zaken zal het staatstoezicht op de volksgezondheid voortaan mede kunnen worden opgedragen aan plaats vervangende inspecteurs van de volksgezond heid. Ulvenhout, 7 November 1940 Amico, Lesten Zondag, daags na den Allerzielen, was t weerke wat ge neemt „halen en brengen". *n Zonneke, 'n kledderbui, 'n sturmvlaag, afijn „zoowa-d-afkrabsel van den blok," zou on zen slachter zeggen; 'n soortement van distri- butlegehakt. Den een kwam de „Gouwen Koei" binnenge- kuierd mee de houding van 'nen millioennair, die op vacantie was aan de Rivièra; den ander kwam binnengestormd, mee al z'n «handen aan den hoed. Maar en da's 't veumaamste heel de propclub gerokte present. Om kwart veur drieën mankeerde-n-er ginnen eenen meer. Den Jaan keek opgetogen. Beweerde: „Man nen, 'k heb 'r vandaag veul zin in" en grèèt blonken z'n donkere oogen naar den kaartenstok, dien den Fielp zat te „verslijten", deur 'm ver strooid te buigen, te.... knejen! „Hoe is 't thuis Jaan?" vroeg ik, want z'n Tonia, z'n tweede vrouw ge wit is altij sukkelend. „Broerd," zee den Jaan opgewekt. „Toon is stijf van den rimmeltiek. Ochja," zee-t-ie te- vrejen: „Ochja kan nie anders, ee, meS zo'n wipselturig weer!" „Lee z' in bed?" „Jaja," zee-t-ie 'n bietje verwonderd. „Tuur- Hjk! Zieke menschen zijn daar 't beste besteed." Opgeruimd zette-n-ie z'nen snor overènd „Zoude nie 's geven, Fielp?" Den Fielp douwde diepzinnig z'n tong teugen z'n wang. Zweeg. Keek den Jaan bedroefd aan. Zweeg en kneejde. „Verstade me nie?" vroeg den Jaan. ,,'k Staai complex," docht den Fielp hardop, den Janus aankijkende zonder *m te zien. De zon kroop weg. 'Nen wolk, zwart lijk den nacht, donkerde over 't durp of Ulvenhout on der 'nen grooten hoed wierd gezet, 'n Sturmvlaag suisde over den weg. Leste blaren en dooie tak ken flierden dwars langs ons raam. Dan wierd de deur opengesmeten 'n lawijt of daar tien krijgsmannen binnenkwamen op twintig gekop- spijkerde zolen. Nolleke.'t „Wonderkind". Ge wit wel; dat dwergkeareltje, dat vrijgezellen rentenierke van 'n jaar of zestig! 't Waaide compleet binnen, mee 't dooie hout, uit 't zwie pend geboomt. Wat gong die alikriek tekeer. „Is me da nondekees 'n weer?! Te gemeen om 'r 'nen hond deur te jagen!" Dan gaf ie mee z'n korte beentjes teugen de deur 'nen trap, die glansrijk opwoog teugen den sturm. De deur viel mee 'nen smak in den klink, dat 't glas werk in den toog stond te rinkelen. „Die zit," stelde Nolleke toen tevrejen vast. En ze zat zóó, dat z'n kwaje bui meteen wegzakte. In plazierige, stille spanning hadden we de plegchtige incomste van Nolleke aanschouwd. Maar nou gongen aller oogen naar Kee. Dat zij zoo onbeschoft mee „haar" deur zou laten om springen en dan nog wel van den kant van 't Nolleke Gommers, dat ze haat als 'n steen puist, allee, dat was nie aan te nemen! Lang zaam, berekenend, wit van woede, kwam Kee, lijk 'n kwaje kat mee 'nen dikken stèèrt, van achter den toog vandaan. Alleen 't onbesuisde Nolleke vrijgezel, rentenier, dus onafhanke lijk en brutaal als 'nen ekster alleen Nolleke had niks in de gaten. Kwam deur den duister van de gelagkamer naar ons tafeltje, mee den jas wijd-nonchalant open, de knuistekes par mantig in de broekzakken, den bolhoed schuins- achterover. In den kop 'n grootemannensigaar, veuruitgestoken lijk 'nen boegspriet, waarachter 't fregat-Nol kwam aangedreven deur den blaauwen smoornevel van de Koei, met Kee in z'n zogwater. Wij genoten. „Middag! Mannen!" zoo groette Nolleke joviaal. „Middag! Man!" zee den Blaauwe. „Meneer Gommers!" zee den Fielp droevig. „Allee! Gommeke!" groette/ik vrindelijk ('k Mag 't wel, deus overmoedig krieleke!). „Goeienmiddag, den Nol!' zee den Jaan seer- jeus, die op 'nen „boegspriet" loerde. Toen keek Nolleke 'ns om. Hij voelde, hij móest voelen 'n'nwel 'n soortement van windstilte achter 'm, dunkt me. Kee! De struische Kee. Nolleke komt mee den „top" van zijnen hoed nie boven Kee d'ren schorteband uit. „Dag! Meneer!! Gommers!!!" stiet Kee uit haren hijgenden boezem. Meteen zwaaide ze heur hand naar achteren, om Nolleke 'n flèèr om z'nen kop te geven, genogt om 'm te mollen. Maar Nolleke dook. Foutloos! Onder ons tafeltje ènden ermen Jaan vong Kee d'r oplababber op, dat z'n rechteroor drie dagen lang heeft ge suizeld „of er 'n bie in zat te zoemen,'* ver- klèèrde-n-ie. En nóg nóg stikt ie nou en dan den top van z'nen pink in 't oor en schudt de zaak daarbinnen 'ns op! Afijn, Nolleke mokte 't goed mee zwaargeringde boegsprieten en ci- troentjes-mèt, terwijl Kee 'r eigen óók nie liet kennen aan 'n,oor"-lam! Zoodat den Jaan, fel op gratis sigaren en 'n pierenverschrikkerske- veur-noppes Tonia houdt 'm bar strak nóg nie te klagen had. Wat ie dan ook alleen maar dee, als z'n sigaar óp en z'n glaske léég was...! ja 't wierd leutig in „de Koei". Na die sturmvlaag, waarmee Nolleke zoo luidruchtig was binnengewaaid, bleven de lochten donker. 'Nen stagen, vetten regen droop loodrecht op den zwartblinker.den steenWég, die wegschemer- de achter de beslagèn ramen van „de Gouwen". Rossen gloei wemelde deur de herberg; de ko lomkachel trok mee den Westersturm als'n lier. En den stagen regen kledderde zonder ophou wen teugen „ons" bewasemde raam, zoodat ge onwillekeurig nou en dan 'ns gezellig in oew handen wreef, oewen rug schurkend als 'n luie poes-bij-'t-vuur. „We zullen nog 'n outje hop 't vuur doen," zee den Fielp wij machinisten in „de Koei" altij eigens en hij scherlde van den vloer 'nen brok dennestam, dien ie mee twee handen moest torsen. Ge kost den hars, die hel vlamde deur den klef f en duister, hooren branden; den har- tigen terpentijngeur kringelde-n-om oewen kop. Droevig staarde den Fielp in 't levendige vuur. Zijnen grooten, bleeken bakkerskop, waarop gin horke tieren kan, leek deurschijnend als 'nen brandenden feestlampion. „Hij-hee-d-ietsfluisterde den Blaauwe mee 'n schuin oog naar dên Fielp: „Hij zit mee 'h ei in z'ngewitwel! Ik had trouwens ook al zooiets gedocht, want als den bakker zoo droevig de weareld inkekt, dan broéit er meestal 'n plazierig plan binnen die driehonderd pond vleesch. ,,'k Zal 's polsen," bromde Nolleke. En hij glee mee 'n schuiverke van zijnen stoel, gong parmantig naast den Fielp staan, ook mee z'n handen in z'n zakken, den dreutel. Maar den Fielp zag 't Nolleke nie. Nolleke gong op den Fielp z'n voeten staan, maar den Fielp gaf taal noch teeken, tuurde in de spettervlam van d'n den. Nolleke friemelde z'n eigen tusschen de kolomkachel en den Fielp, gong op z'n teentjes staan en probeerde ook in 't vuur te kijken, maar dat lukte nie. Toen tilde den Fielp 't Nol leke onverwachts op, nam 'm als 'n klein jonk op den erm en bleef zwijgen en staren. „Zeg nou 's pappa?!" riep den Blaauwe, klap. pend mee z'n tong, naar den Nol. Maar Nolleke gaf 'm gin asem. Commandeerde mee z'n zware basstem: „Kee, twee ouwe klaren en rap! v'rekte tooverheks!" „Mee suiker, Fielp?" vroeg Kee. „Houd recept, ja!" gaf ie te verstaan. „En gij, menèèr Gommers?" vroëg Kee toen lievekes: „Gij mee 'nen tutter?" fopspeen). „Ikke puur, serpent," baste Nolleke en om dat „serpent" kracht bij te zetten, kletste-n-ie drif tig op den Fielp z'nen kalen kop. „Has ge da nog 's doet," waarschouwde den Fielp triestig: „dan nuuk 'k oe in 't vuur, Nol. Gepoft valde misschient nog wel mee." „Hèèè menèèèr Gom-merszoo fleem de Kee: „Doe 't nögges, astemblief?" Verstampt, die Kee is zoo gebeten op dat Nol leke, amico op staanden voet had ze van ons gezellige „Koeike" !n krimmetorium willen ma ken. Om alle ongelukken te voorkomen, liet d'n Fielp 't Nolleke los, dat in de dennenblokken om'de kachel viel. Maar nou zat 't 'm tot hier! Woedend nam ie 'n stuk dennestam op en wilde dat naar den toog gooien. Maar den Fielp was m véur! Sloeg z'n ermke neer, „En nou d'r uit en nooit meer binnen," siste Kee. „Nol bleft ier," mokte den Fielp uit: „Gij zette 'm haan tot zelfmoord, Kee!" Kee zweeg. Want mee den bakker, president van alle Ulvenhoutsche vereenigingen, die in de Gouwen Koei veul vergaderen, mokt Kee gin ruzie! „En nou haan tafel," vaderde den Fielp; „Ier Nol, tusschen den Dré en mij en oew gemak ouwen, ee! Santjes!" zoo klonk ie toen mee zijnen klare teugen dien van Nolleke. „Proost," klonk Nol. ,,'k Bentoen beet ie den kop van z'nen borrel: ,,'k Ben in staat om hier heel deus tent af te breken." Hij dronk nóg 's. „As gij er nie tusschen was gekomen, Fielp," blufte-n-ie: „dan, dan.... dan was hier ginnen poot aan 'nen stoel heel gebleven!" Den Fielp keek seerjeus omlaag, naar 't snoe vende Nolleke, knikte en zee mee veul respect in z'n stem: „Wéét ik, Nol. Wéét ik. 'k Stong hop m'n beenen te beven, 't Is goed hafge- loopen!" Deus ontzag dee Nolleke zoo'n deugd, dat ie mee z'n knuisten op de tafel timmerde en Kee commandeerde „om as den hier-en-gunderwijd, sodetjuu, 'n rondje te serveeren aan deuze ta fel, omdat de menschen zoo van hum geschrok ken waren." „Ja," fluisterde den Blaauwe toen over de tafel, zóó of Nol 't nie hooren mocht. „Ja, die driftige mannen weten op zoo'hen oogenblik nie wat ze doen. En dan zijn ze zoo sterk as 'nen leeuw." Toen kregen we allemaal nog 'nen zwaargeringden flambouw van twaalf centen. Als den Blaauwe had aangepaft, dan knipte- n-ie 'n oogske naar mij en vroeg: „Hedde gij nog ergens trek in, Dré?" „We hebben nou alles, Tiest Dan moesten we maar gaan proppen,' vond den Blaauwe: ,,'k ben trouwens ook over m'nen eersten schrik henen." Aller oogen gongen naar den Fielp. Maar de kaarten kwamen nog nie veur den dag. Inteugendeel, hij stak ze in den broekszak. Voelde toen, triestig turend over den weg, in zijnen binnenzak en sprak: „Jongens!" Keek ons allemaal, een veur een, bedoeïd aan, legde 'n schrift op tafel en zee: „de kwepsie is deuze „Ik heb 't gevóeld," zee den Blaauwe. „Heel den middag al." „Cchirre," schrok den Jaan: „volgende week is ze misschient weer beter." Zielsbedroefd staarde den Fielp naar den Jaan. Zee dan: „ik ben er toch hook nog, Janus van den Euvel. Ziek hof gezond, hik smoes jou de deur wel huit." Dan, verwijtend: „da zou toch den heersten keer nie zijn, wel?" „Fielp," riep den Jaan opgelucht: „ik ver trouw op jou!" „Dan zullen we straks nog heven huitmaken, hof Tonia beter mot worren, hóff.... 't bed mot ouwen," „treurde" den Fielp: „da's 'n kwep sie van tiktak." „Fielp, ik laat den tactiek geren aan jou over; Toontje vertrouwt jou honderd parten meer, dan mij!" „Zoo oor 't hook," vond den Fielp„hin 'n goei uwelijk vertrouwt de vrouw den gë-aaidsten ladelichter beter dan d'ren heigen mensch. Da schijnt zoo beschikt te zijn deur Onzenlieven eer hom de Veurzitters reden van bestaan te geven." (alg. instemming). J „Kek 's, broeders van 't Propverbond," zoo klasjeneerde den bakker wijers: „de kwepsie is deus, we borsten hin de centen" (klap op den boek) „henden Hanvèrs is pot dicht Veul gepeins. Ons buskede Jolly Jo kersden Leeren EmmerNolleke z'n Angeliek.ons leutig logementdie goei- koope frangskessodepetat, wat hadden we daar dikkels veul leut g'had! „Den Haag!" riep Nol. „Den Aagtwijfelde den Fielp: „den AagHeb 'r hovër geprakizeerd; den Aag Hij keek ons allemaal weer 'ris aan. „Is er iets teugen den Haag, Fielp?" vroeg ik. „Jja.èn neeë," zee-t-ie. „Da's tenminste 'n antwoord mee twéé hand vatten," gaf ik 'm verom. ,,'k Bedoel.... Dréden Aag is zoo.... deftig.... veur ons." „Gif niks," kwam den Blaauwe er tusschen ,,'k ben mee den Dré al 's in den Haag gewist, witte nog, Dré „Dat vergeet ik nooit, Tiest!" lachte-n-ik. „Witte nog, Dré, toen 'k daar 'n paar sneekes terve mee 'n hèring bestelde den kastelein En gelsch begost te kaaieren en op 't end 't adres boek brochtFielp, jonk, daar motten we naar toe!" „Beljot," dee ik er bij: „laten we daar 's 'n ander soort Nederlanders gaan bezichtigen; wij zijn dan 's echt op den vrimde!" „Ik gaai mee," kuchte Nolleke: „tel oewen kaartpot maar op, ik doei er m'n deel dan bij!" Kee moest de lampen opsteken, wjj dejen eigens de blinden veur en toen wierd den boek opengedaan, de kas bekeken. Die viel veul mee, want mee dieën oorlog zijn we al lank overtijd mee ons jaarlijksche snoepreis. Wat den, Jaan betreft, da's zóó geregeld: Janus gaat mee 'nen ring van Tonia naar den Haag, om 'n advies veur den rimmeltiek. Want. „daar motten zoo veul elderzienden wonen, sla- perts. Den Jaan gong hal weken gebukt honder Tonia's klachten, ge wit heigens Toontje oe herg fijngevoelig jouwen Janus his haangeleed! Keb 'r 'ns hover geprakizeerd, geprakizééérd, nou moest 'r dan maar 'ns 'n reis naar den Aag haan gewaagd worren! Opende... dat den waar zegger thuis is, handers zou Janus wel 'ns 'n paar nachten hover motten blijven, want Janus gaat hop de bonnefooi. Maar 'k wéét, has 't veur z'n Tonia his, ziet den Jaan nieverana teugenhop!" Ge bent veurzitter, of ge bent 't nie, maar den Fielp is 't! Of ziede gij kans, amico, om zoo prontjes 'n „convocatie" bij malkaar te lie genJa, wij hebben 'nen puiken presi dent! „En als 't nou heel erg plazierig is daar," vond den Blaauwe uit: „dan kunde ook nog altij oew stamkaart 'n paar dagen verliezen." „Nou zfjn we meteen hop 't champieter van den bonnekesrómmel," zee den Fielp. „Kek 's, keb zóó gedocht g'had Afijn, amico, dat zijn distributiegeheimen. Ge zult 'r wel achter komen op ons reis. Maar als ge 'nen bakker, 'nen worstmaker en 'nen boer in' de club hebt, dan zou 't wel 'n schande zijn, als ge onderweuge iets te kort kwaamt! Waar of nie? Als we 'r nog 'nen kastelein tusschen had den, dan waren we op reis gegaan mee 'nen keukenwagen, dunkt me. Allee, we hebben veur heetere vuurkes ge staan; we redden ons eigen wel. Ge hoort er van. Misschient sturen we 'n aangezichtskortje. Zoo nie, dan motte maar denken dat we.... nouja, dat we den slapert nie thuis getroffen hebben Kom, ik schei er af. Veul groeten van Trui, Dré III en als altij gin horke minder van oewen t. a v. DRÉ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6