Misdaad door drank
OVER NIEUWE POEZIE
Laatste Nieuws
Stedebouw en Europeesche
ontwikkeling
STAD
Verschillende Britsche
schepen vernietigd
Aanvallen der Grieken
afgeslagen
Een Verzen-nummer
Antonescoe bij den
Koning-Keizer
Bommenwerpers startten
voor Engeland
VRIJDAG 15 NOVEMBER 1940
Friesche jongeman stak dol
driftig met mes in 't rond
Bullitt's ontslag geweigerd
Een voorname vraag is: waar
moet niet gebouwd
worden
DE KUNSTIJSBAAN
BIJNA GEREED
Duitsch weermachtsbericht
VAN DIEFJE TOT DIEF
Praktijk-examens
Ital. weermachtsbericht
Schepen op drift te Rotterdam
Twee mailbooten door vlieg
tuigen getorpedeerd
ENGELSGHE ACTIVITEIT
IN DE LUCHT
Duitsche industrieelen
in ons land
AMSTERDAM
BRAND IN EEN GROOTE
GARAGE
„Als een dolleman heeft hij in dronken
schap met een mes gestoken en dat er
geen docden gevallen zijn, is louter toeval,
omdat het mes op het borstbeen van een
der getroffenen afstuitte."
Met deze tirade qualificeerde de officier van
Justitie een ernstige steekpartij, die in den
avond van 16 September jX te Purmerend
plaats vond.
In het beklaagdenbankje in de Haarlemsche
rechtszaal had een zware boerenjongen van 21
jaar, een stoere Fries, die sinds kort in de
Beemster werkt, plaats genomen. Hem was in
eerste instantie poging tot doodslag ten laste
gelegd, omdat hü twee Purmerenders opzette
lijk van het leven zou hebben willen berooven
In tweede instantie werd hem het toebrengen
van zwaar lichamelijk letsel ten laste gelegd,
omdat hij den een in den rug en den arm en
den ander in de tbrst stak.
Get. H. D. vertelde, dat er kermis gevierd
was en dat hij, toen hij met een vriend buiten
kwam, plotseling werd aangevallen door ver
dachte. Hij constateerde een hevig bloedverlies
door een messteek
Pres.: Heeft hij gezegdr Ik steek je kapot?
Get.; Zoo maar ineens kwam hij op me &f,
ze zeiden later, dat hü een verkeerde voor
had; ik heb nooit een woord met hem gewis
seld en ik ken hem alleen van gezicht.
Verd.: Ik verkeerde in staat van dronken
schap, ik moet gevochten hebben, want er
droop bloed uit mijn duim. Van de heele ge
schiedenis kwam ik eerst later op de hoogte.
Pres.; De drank is geen excuus. Doe je je
niet erger voor dan je geweest bent? Weet
je wat voor mes je gebruikte?
Verd.: Nee edelachtbare. Ik had geen mes
bij me.
De getuige diende een eisch tot schadever
goeding in van f 68.90 omdat zijn pak, schoe
nen, overhemd en ondergoed vernield waren
De jas was als stuk van overtuiging aanwezig
en duidelijk bleek, welke enorme „japen" verd
toebracht.
De andere getroffene, de 20-jarige rijwiel
hersteller J. G. D., verklaarde ook, dat hij niets
met verd. gehad had. Eerst later bemerkte hij
dat hij met een mes gestoken had. Deze ge
tuige had een schade van f 17.
Pres.; Verdachte, als je iets lager gestoken
had, zou het hart getroffen zijn!
Een 39-jarige groentenhandelaar had he?
gevecht gezien, maar het was zoo donker, dat
hij de feiten niet kon reconstrueeren. Hij had
verdachte naar huis gebracht.
De officier van Justitie achtte poging tot
doodslag bewezen. Hier is opzet met mogelijk-
heidsbewustzijn aanwezig. Als een dolleman
heeft hy gestoken en buiten weten van ver
dachte is de zaak nog goed afgeloopen. Ik houd
niet van die messenstekerij en wie het mes
gebruikt, ziet de gevangenisdeuren voor zich
opengaan. Ik zal rekening houden met het feit
dat verdachte niet ongunstig bekend staat en
dat hij door de dronkenschap zijn daden wel
licht niet goed bewust was, maar een gevoe
lige straf is noodzakelijk. Spr. eischte een ge
vangenisstraf van 8 maanden met aftrek van
voorarrest en toewijzing van de civiele vor
dering.
De verdediger, mr. A. Bruch, verwachtte dat
de officier zijn eisch zou grondvesten op de
eware mishandeling. Eenige bedoeling om
iemand te mishandelen was bij verdachte niet
aanwezig en pleiter bestreed dan ook op juri
dische gronden het requisitoir. Bij de strafmaat
dient de rechtbank er mee rekening te hou
den, dat de drank alleen de oorzaak van het
geval is en dat de straf dus tegelijkertijd een
steun moet zijn.
Het was voor verdachte moeilijk om zich
door het leven te slaan, het begon aardig te
gelukken en door één avond van dronkenschap
hij ontmoette eenige Friesche vrienden
dreigt zijn toekomst nu voor goed kapot te
gaan.
Verd. vroeg een voorwaardelijke straf en be
loofde een nieuw leven te zullen beginnen,
zonder drank en zonder mes.
De rechtbank zal 28 November uitspraak
doen.
(Bericht reeds geplaatst in een
deel onzer vorige oplaag
Het ziet er niet goed uit voor de twee kna
pen, die gistermorgen voor de Haarlemsche
Rechtbank terecht stonden. De een is 22 jaar,
en heeft reeds zijn strafregister, en de ander
is 24 en heeft allerlei vervelende diefstallen op
zijn rekening staan. In Juni 1939 toog het twee
tal naar de Haarlemmermeer en verbrak een
vensterruit van een kleedhuis, toebehoorende
aan de Amstedamsche sportclub „Olympia."
Ze stalen een aantal shirts en een racefiets en
maakten voor het gestolene geld. Zij bekenden,
zoodat de zaak spoedig bekeken was. De off.
van justitie had rapporten ingewonnen en die
wgren niet onverdeeld gunstig. Na deze ge
beurtenis waren zij in Amsterdam nog twee
maal voor diefstal veroordeeld. De Haarlem
sche politierechter heeft met een hunner nog
een appeltje te schillen. De ander heeft in
diensttijd weer wat "uitgehaald. Het spreekt van
zelf, dat er weinig reden tot clementie was en
daarom eischte de off. van justitie voor ieder
8 maanden gevangenisstraf.
De rechtbank zal 28 November uitspraak doen.
Het 44e practijk-examen in boekhouden,
Handelscorrespondentie en stenografie, afge
nomen vanwege de vereeniging „Het Neder-
landsche Handels-Instituut", zal gehouden
worden op 6, 7 en 8 Januari 1941 in de plaat
sen in het prospectus genoemd. Ook zullen op
die data worden afgenomen de Leeraars-exa
mens in handelscorrespondentie en stenografie,
alsmede de ex. privaat-docent boekhouden (vak-
leeraar), fabrieksboekhouden, hoofdcorrespon
dent, rekening-oourant-boekhouden en voor
bereidend practijk-examen in talen en boek
houden. Het prospectus is gratis verkrijgbaar
bij de bekende boekhandelaren en aan het se
cretariaat te Haarlem, Kleverparkweg 142. De
inschrijving voor alle examens is geopend tot
en met den 21sten December 1940.
Wie dit bord
voor zich ziet
moet x t r o
voorzichtig
zijn, want hij
■adert 'n voor-
rangsweg (óók
het verkeer
van links latea
v6pr3aan.fr
BERLIJN, 14 Nov. (D.N.B.) Het op
perbevel van de weermacht maakt bekend:
Een onderzeeboot heeft vijf bewapende
vijandelijke koopvaardijschepen met in
totaal 28.840 b. r. ton tot zinken gebracht.
Ondanks het zeer ongunstige weer heeft het
luchtwapen ook in den nacht van 12 op 13
November zijn vergeldingsaanvallen met sterke
krachten voortgezet. Talrijke branden en ont
ploffingen ontstonden, vooral in de verkeers-
werken in het Noord-Westen van Londen, in
de West-India docks, in een groote gasfabriek
e andere voor de oorlogvoering belangrijke
doelen der stad. Ook Liverpool en Coventry
waren het doel van succesvolle bomaanvallen
Gisteren deder, gevechtsvliegtuigen aanvallen
op Londen en op andere voor de oorlogvoering
belangrijke doelen in Zuid- en Midden-Enge-
land en bestookten vooral vliegvelden, spoor
wegtrajecten en een wapenfabriek bij Bir-.
mingham met bommen.
In het zeegebied van Kinnaird-Head
werden twee aanvallen ondernomen op
een eonvooi dat door een kruiser en andere
oorlogsvaartuigen krachtig werd beschermd.
Bij den eersten aanval werd een koopvaar
dijschip van 6.000 b. r. ton tot zinken ge
bracht, een ander schip werd zwaar be
schadigd. Bij een tweeden aanval kreeg een
blijkbaar met ontplofbare stoffen of muni
tie geladen vrachtschip van 8.000 b. r. ton
een voltreffer, welke het schip tot ontplof
fing bracht en volkomen vernietigde. Op
360 kilometer ten Westen van Ierland
bracht een Duitsche bommenwerper een
Britsch vrachtschip van 6.000 b. r. ton tot
zinken.
De nachtelijke vluchten van Britsche vlieg
tuigen naar het gebied van het Duitsche rijk
Waren zonder noemenswaardig gevolg. Slechts
bij een pletterij beschadigde een in de omgeving
ingeslagen bom verschillende gebouwen door
scherven. Een poging om de rijkshoofdstad aan
te vallen mislukte. Hevig luchtdoelgeschutvuur
dwong de enkele vliegtuigen die tot aan de
grens der versperring van Berlijn doordrongen,
terug te keeren, nadat zij in de randgebieden
van de stad hun bommen eerder dan het voor
nemen was hadden uitgeworpen. Hier en in
eenige andere plaatsen ontstonden verschillende
dakbranden, welke echter door het krachtige
optreden van den veiligheids- en nulpdienst
en van den eigen veiligheidsdienst binnen zeer
korten tijd gebluscht konden worden.
In den nacht van 12 op 13 November werd
een Britsch bombardementsvliegtuig door
het luchtdoelgeschut neergehaald. In de
luchtgevechten van gisteren verloor de
vijand twee vliegtuigen. Drie Duitsche toe
stellen worden vermist.
geladen. Door het binnenkomende water is het
scheepje gezonken en tengevolge van het ruwe
weer heeft men nog geen pogingen in het werk
kunnen stellen, het vaartuig te lichten.
Enkele van de op drift geraakte schepen zijn
onder de Maasbruggen door de rivier op gedre
ven. Zoowel de havendienst als de rivierpolitie
is uitgevaren, om de vluchtelingen op te sporen
en ze te bestemder plaatse terug te brengen.
Tengevolge van den stormachtigen wind
zijn Donderdagmorgen vroeg in de Rotter -
damsche havens eenige binnenschepen op
drift geslagen, terwijl een scheepje, 21 ton,
metende, aan de Boompjes te Rotterdam is
gezonken.
Dit was het scheepje „Vriendschap", schipper
Vroom, dat den vorigen avond met puin was
ERGEliS IN ITALIë, 14 Nov. (Stefani).
Het 160e weermachtsbericht luidt:
In Epirus hebben onze plaatselijke acties,
gesteund door bombardementen van de
luchtmacht, zich in het gebied van Kalibaki
gunstig ontwikkeld. Eenige vijandelijke aan
vallen in het gebied van Korciano werden
volkomen afgeslagen met medewerking van
de luchtmacht, die vijandelijke troepen in
het gebied van het Prespameer bestookte.
Onze luchtmacht bombardeerde de luchtha
vens Papas, bij Argostoli, en Preveza, waarbij
militaire doelen werden getroffen, terwijl zij
bovendien vijandelijke colonnes met mitrailleur-
vuur bestookte. Vijandelijke vliegtuigen wier
oen bommen op Vaiona, waarbij zes personen
gedood en 30 gewond werden, en op Durazza,
waar geen schade werd aangericht en geen
slachtoffers vielen. Twee vliegtuigen van het
type Blenheim werden in de omgeving van
Panteliaria door onze jachtvliegtuigen neer
gehaald. Een ander vliegtuig van hetzelfde type
werd ter hoogte van Cagliari neergeschoten.
In het Oostelijk deel van de Middelland-
sche Zee hebben onze zee-verkenningsvlieg
tuigen, die door vijandelijke jagers werden
aangevallen, twee Jiiervan neergehaald en
waarschijnlijk nog twee andere. Onze tor
pedovliegtuigen, opgestegen voor een aanval
op een vijandelijk eonvooi, eveneens in het
Oostelijk deel der Middellandsche Zee. tor
pedeerden twee mailbooten, waarvan er een,
zooals later door een van onze zee-verken
ningsvliegtuigen werd gecontroleerd, gezon
ken is.
Een andere vliegtuigformatie bestookte een
kruiser in de haven van Alexandrië in Egypte,
welke vlootbasis in den nacht het doel was
van andere met succes ondernomen luchtacties.
De spoorwegen van Foeka naar El Daba en
Maaten Bagoesh waren eveneens het doel van
een luchtaanval, die branden veroorzaakte. Het
kamp van Maat en Bagoesh werd met mitrail
leurs beschoten: een vijandelijk bombarde
mentsvliegtuig geraakte in brand en drie andere
werden ernstig beschadigd. Al onze vliegtuigen,
welke aan bovengenoemde acties deelnamen,
zijn op hun bases teruggekeerd ondanks den
vijandelijken luchtafweer, die overal zeer hevig
W£&.
Vijandelijke vliegtuigen hebben bommen ge
worpen op Bardia, Derna en Benghazi, waarbij
lichte schade aangericht en een Mohammedaan
gewond werd.
In Oost-Afrika deden zich schermutselingen
voor tusschen patrouilles, die voor ons gunstig
verliepen, o.a. nabij Lakitaoeng (Rudolfmeer) en
Joebdo (ten Zuiden van Mega). De vijand heeft
gisteren onze stellingen te Gallabat zonder suc
ces mét artillerie beschoten. Luchtaanvallen op
Assab en Diredaoea veroorzaakten zeer geringe
schade en geen slachtoffers. Vijandelijke vlieg
tuigen ondernamen een aanval op Crotone,
waar de bommen in zee vieien en op Tarente,
waar onder de burgerbevolking een doode en
drie gewonden vielen en onder de militairen 2
dooden en 9 gewonden, terwijl eenige schade
aan woonhuizen werd veroorzaakt. Twee vij
andelijke vliegtuigen werden waarschijnlijk
neergehaald.
Kort na het Marsman-nummer van „Crite
rium" gaf de redactie van hetzelfde letterkun
dige maandblad (uitgave van J. M. Meulenhoff
te Amsterdam) een speciaal poëzienummer uit,
waarin men nieuwe verzen vindt van een vijf
tiental dichters der jongere school. De trouw
en de regelmaat, waarmede deze jonge dichters
gezamenlijk manifesteeren, maakt zeker indruk
op het publiek. Wie zich in Nederland voor de
fraaie letteren interesseert, wéét, dat deze
jonge school bestaat, en hij kan meteen weten,
hoe in het algemeen haar houding is ten op
zichte der actueele tijdsproblemen. Zij zingt
daar boven uit. Het heeft zelfs eemgermate
den schijn, dat zij de vlucht neemt m het
dichterschap, en van sommige kanten wordt
haar zoo iets verweten, als ware het de taak
van dichters, de bezigheid van strategen, poli
tici en economen zingend te begeleiden of op
te vroolijken. Wat ons betreft, wü zien m deze
poëtische afzijdigheid niet zulk een ongunstig
tijdsverschijnsel. Veeleer integendeel!
Wie de geschiedenis van onze vaderlandsche
letterkunde kent, kan waarnemen, hoe om
streeks 1600, na de Geuzenlyriek en de Marte
laarsliederen, plotseling een „belanglooze" poë
zie wordt geschreven, die deels uit een reli
gieuze, deels uit een erotische gezindheid voort
komt. Terwijl de. tachtigjarige oorlog nog volop
woedt, bloeit in Holland ineens een eigenaardige
Cupido-cultus, waaraan groote dichters als Caul
van Mander, Daniël Heinsius, P. C. Hooft en
zelfs de weinig „erotisch" gestemde Joost van
den Vondel deelnemen, tezamen met bekwame
rederijkers en minder bekende liederdichters.
Over tijdsproblemen schijnen zij zich niet druk
te maken op dat oogenblik. Zij zingen maar.
En wanneer zij deze „vlucht in de erotiek" niet
genomen hadden, zouden zij wellicht nooit in
staat gekomen zijn tot het uitbeelden van hun
tijd op de volmaakte en volledige "ftijze, waar
op zij het achteraf deden.
Het is heelemaal niet zoo verbijsterend, dat
er juist nu een verzamelbundel verscheen,
waarin de dichters zich afwenden van de we
reld en zich wenden tot de muze.
Zelfs de sociaal-gerichte dichter Eduard
Hoornik, die zoo vaak zijn inspiratie put uit
de ontroering over concrete gebeurtenissen,
welke hij ervoer als journalist in Amsterdam,
en die ook in dit boekje een sonnet heeft, dat
zijn indruk weergeeft van een „Bombardement"
verdiepte zich geleidelijk in een minder „ac
tueele", meer specifiek-poëtische problematiek
en vond aldus de gelegenheid, zijn gevoelswe
reld te zuiveren door haar voorloopig te ver
soberen. Dit kwam zijn verstechniek ten goede.
In het milieu, waarin hij zich beweegt, blijft
hij een der meest opmerkelijke figuren, dank
zij vooral het melancholische grondgevoel,
waarmede hij de aardsche verschijnselen waar
neemt. Zijn werk neigt vaak naar het elegische.
De klacht over het ouder worden van mensch
en natuur klinkt er herhaaldelijk in door en
geeft er een ietwat slepende welluidendheid
aan. Hij erkent in het dichterschap een zekere
zwakte van het gemoed, een al te Open ont
vankelijkheid voor indrukken, een pijnlijke
weerloosheid tegenover de buitenwereld, en
geeft zich daaraan gewonnen zonder verzet.
Deze gehoorzaamheid jegens de Muze doet wel
dadig aan na den goedkoop-Nietzscheaanschen
heldenmoed van jonge lieden uit den burger
stand, die het lierdicht aanwendden als een
middel tot allerindividueelste grootspraak be
treffende heelal en maatschappij. Hoornik is
te diep getroffen door de vergankelijkheid om
zich over het tijdelijke al te zeer op te win
den. Er is een zenuw in zijn werk, die naar
het onvergankelijke tast.
Volstrekt-erotisch, en hierin bijna drastisch,
is de nieuwe poëzie van Bertus Aafjes, zan
geriger dichter dan de meer teekenachtige
Hoornik, doch minder gemoedsvaste gestalte.
Men voelt, dat er bij Aafjes een breuk zal
komen. Deze al te nonchalante erotiek slaat
eerdaags om in een doodelijke vermoeidheid.
Haar plastiek is soms zoo onomwonden, dat
men zich afvraagt, of hier de goede smaak
niet wordt beleedigd terwille van een schui
mende bravour. Immers het is geen voorrecht
voor de fantasie, te worden binnengedreven in
vertrekken, die krachtens hetgeen zich er af
speelt, arcanisch moeten blijven, en dus nooit
arcadisch kunnen worden. Wie de schoonheid
van het lichamelijke wenscht te huldigen, mag
dit onderscheid niet verwaarloozen, op straffe
van het gevaar, dat hij onsmakelijkheden neer
schrijft. Er wordt in dezen bundel meer belang
stelling gevraagd voor beslapen matrassen dan
de verbeelding van aesthetisch-voelende men-
schen kan opbrengen, en speciaal het gedicht
„Echtscheiding" van Eddy Evenhuis lijdt in
dit opzicht aan een schrille mededeelzaamheid,
die men desnoods „eerlijk" noemen kan (al
achten wij dit woord hierdoor misbruikt) maar
die niet dichterlijk meer is.
Gij kunt heel wat poëzie uit de vroege Re
naissance bijeenbrengen, die uiterst vrijmoedig
over het erotische, zelfs over het sexueele,
spreekt, maar zij maakt met haar plastiek een
voorbehoud, dat opgelegd wordt door een al
leszins verantwoorde pudeur, een soort sacrale
schaamte. De vormen van het lichaam ver
heerlijkend, houdt haar artistiek besef een
strenge vormliefde hoog, en wendt zich af van
het deformeerende, hoe dit er ook uitziet. Het
„oog des geestes" wenscht het niet te zien.
Het volks-gezegde, dat iemand „in zijn hemd
staat", berust op een afschuw, dien men eer
biedigen moet, zeker wanneer men zich voor
neemt, charmante situaties te schetsen. Dit
alles zal duidelijk genoeg zijn om te waarbor
gen, dat de onderhavige bundel met grooten
ijver buiten de muren van meisjespensionaten
moet worden gehouden!
Een deel der hier bijeengebrachte poëzie is
even schaamteloos-galant als de opgepoetste
vuiligheid van den pruikentijd. Dit wijst op een
moreele zwakte, waartegen de poëzie in haai
eigen belang weerstand moet bieden, wil zij
niet spoedig vervallen in goedkoope flauwiteit
of in fletse pomographie. Van het een en het
ander is meer dan een dreigement in dit boekje
waarneembaar.
Gerrit Achterberg is een serieus, verstild
temperament, met groote dichterlijkheid, die
ROME, 14 Nov. (Stefani) De Koning-
Keizer heeft hedenmiddag in het Quirinaal
het Roemeensche staatshoofd, generaal Anto
nescoe en den Roemeenschen minister van
Buitenlandsche Zaken, Stoerdza, ontvangen, die
hem, na een onderhoud, de personen uit hun
gevolg voorstelden en vervolgens met den Ko
ning het noenmaal gebruikten.
De storm dreef Donderdagnacht 'n kabelballon,
die in Engeland losgeslagen was, over ons land.
De sleepende kabel heeft 'n bovengrondsche eiec-
trische leiding beschadigd. Overigens was er in
de lucht eenige activiteit van Engelsche vlie
gers, die ook eenige bommen wierpen. Evenwel
valt er geen schade van beteekenis te vermel
den.
Ongeveer dertig vertegenwoordigers van de
Duitsche metaalnijverheid zijn voor een studie
reis en voor gedachtenwisseling met Neder-
landsche industrieelen m ons land aangekomen.
Tijdens deze reis zullen zij trachten de mogelijk
heden van nauwere samenwerking met het Ne-
derlandsche bedrijfsleven te bespreken. Ook is
er sprake van een bevruchting van den corpo
ratieven opbouw van het Nederlandsche be
drijfsleven met Duitsche gedachten.
(Gedeeltelijk gecorrigeerd)
BERLIJN, 14 Nov. (D.NJB.). De eene es
cadrille lichte bommenwerpers na de andere
is vanmiddag ondanks het stormachtige
weer met bestemming Zuid-Engeland gestart.
Eveneens was 'n reeks Duitsche jagers onder
weg, om met een eventueel opduikenden
tegenstander terstond den strijd aan te bin
den. Volgens tot dusver ontvangen berich
ten zijn evenwel nergens Engelsche jagers
ter verdediging opgestegen, zoodat geen
luchtgevechten gehouden zijn.
NEW-YORK, 14 Nov. (D.N.B.C Ambassadeur
Bullitt heeft vandaag bekend gemaakt, dat pre
sident Roosevelt zijn verzoek om ontslag als
ambassadeur in Frankrijk afgewezen heeft.
echter verstrikt wordt in een spraakgebruik,
dat, nu reeds duister, spoedig verward zal zijn,
wanneer de kunstenaar zich niet met al zijn
vermogens op den eenvoud toelegt.
„Knappe" nieuwelingen als C. Buddingh
en Max Dendermonde, die onder invloed
van Engelman, Vestdijk, Hoornik en Aafjes een
gaaf en welluidend Nederlandsch vers schrij
ven, een vers „dat er zijn mag", ontroeren ons
nog weinig, omdat hun knapheid een maximum
van vormkracht besteedt aan een minimum van
gevoel. Met dit soort vaardige technici her
neemt de wet haar rechten, dat de dichtkunst
een vormkunst is, doch het poëtische sentiment
dreigt leeg te loopen in al te gereede rederijkerij.
Men moet afwachten, wat uit deze jongeren
groeit. Komt er in hun leven een groote dich
terlijke schok, dan maakt hun vaardigheid hen
bereid, dien op te vangen. Dit is het voordeel
van de knapgerijmde dichtoefeningen, die zij
publiceeren, doch waarin zij hun persoonlijk
heid nog uiterst vaag uitdrukken. Er wordt
door de jongere school weer „aan poëzie ge
daan", d.w.z. er wordt technisch geëxperimen
teerd met tamelijk algemeene gevoelsgegevens.
Dit vermeerdert in korten tijd Eet aantal poe-
zie-publicisten, die aan den gouden schat der
ontroering hoogstens wat glans bijdragen, maar
al beteekenen zij niet dadelijk veel, hun toeleg
op het glanzende is heilzaam na een tijdperk,
waarin wij de edelste metalen maar al te vaak
in erts-gedaante kregen voorgezet.
Jac. van Hattum is een rijkgenuanceerde
dichternatuur, die telkens verrast door nieuwe
aspecten, nu weer door het gevoelige gedicht
„Een Zomer", dat, eenvoudig van woordkeus
en balladesk van klank, heel zuiver en precies
de sentimenten uitdrukt, die het tot aanleiding
had: een zoon komt het bericht zijner echt
scheiding vertellen aan zijn moeder, die een
gescheiden vrouw is:
Hoe keek zij mij begrijpend aan
en wist op eenmaal al mijn leed,
omdat slechts eenzamen verstaan....
Hoewel de echtscheiding naar haar wezen
een anti-poëtisch motief is, in tegenstelling
tot liefde en dood, die het karakter der onont-
koomlijkheid voeren, is ze als feit nogal ver
tegenwoordigd in dit verzenboek, welks mede
werkers zich al te gemakkelijk onderworpen
belijden aan het onbestendige.
Ziedaar meteen de wezenlijke zwakte der
moderne poëzie aangeduid. Men kan het leven
dubbelzijdig verheerlijken; als „grillig" leven
en als „eeuwig" leven; daartusschen ligt de
melancholie, als de derde mogelijkheid voor
een dichter.
Hier is vrijwel alle kracht gezet op het gril
lige en alle terugslag komt terecht in de me
lancholie, ook bij L. Th. Lehmann, A. Mar ja',
Adriaan Morriën en E. den Tex, die zonder
veel nieuws te openbaren aan deze verzame
ling medewerkten. Het bestendige beteekent te
weinig voor deze poëten, of ze ontveinzen het
zich. Doch waar geen eeuwigheid is, daar heeft
de atmosfeer geen voldoende verversching.
Hier is dit het geval. Men kan woorden gebrui
ken als „bekoorlijk", „welluidend", „weemoe
dig", „gevoelig", maar deze poëzie is niet
„aangrijpend" en hierdoor te weinig stuw-
krachtig.
Het is, of men ademt in een terecht vergeten
hoek van de achttiende eeuw, wanneer mer
deze verzen achter elkander leest. Het is hiei
broos, en spinragfijn. Maar.... het moet niet
gaan waaien 1
In het bouwkundig tijdschrift „De 8 en Op
bouw" schrijft architect M. Stam over de nieu
we problemen van den stedebouw, in verband
met de ontwikkeling der Europeesche economie.
Zeer terecht wordt aangedrongen op het
maken van streekplannen en zelfs op het maken
van een plan voor het geheele land, d. w. z. een
plan, dat alle streekplannen omvat.
In dit verband vestigt Stam de aandacht op
een opmerking van Ir. Bakker Schut, die er op
wijst, dat bij zoo'n groot plan voor geheel Ne
derland het woord „stedebouw" eigenlijk niet
meer bruikbaar is.
Een dergelijk plan zal weinig hebben uit
te staan met de „steden" en met het
„bouwen". Het zal veeleer juist hebben aan
te geven waar geen „steden" moeten komen
en waar niet „gebouwd" moet worden.
De taak van den bouwende, de stedc-
bouwku'ndigen, de architecten en vooral ook
van de raadgevers, de economen en allen,
die leiding geven, moet nu eindelijk opnieuw
maar nu in waarheid geheel opnieuw
gesteld en bekeken worden; en daarbij moet
alles op een hooger en ruimer plan worden
gebracht.
Zoo zal het noodzakelijk zijn, den opbouw
van Rotterdam niet te bezienslechts
van Rotterdam uit. De wederopbouw van
Rotterdam is een belangrijke taak, die onze
generatie op zich heeft genomen.
Onze generatie zal niet herbouwen, niet
het vroegere opnieuw, en ook niet een nieuwe
stad, waarvan de vorm gebaseerd is op de
taak, die Rotterdam gedurende de laatste
decennia had te vervullen.
Ook het stedebouwkundig probleem van Rot
terdam zal nieuw gesteld moeten worden
zooals dit met alle plaatsen in Midden- en West-
Europa het geval zal moeten zijn.
Opnieuw zal de vraag gesteld moeten worden,
welke rol een bepaald gewest, een bepaalde
streek of een bepaalde stad in West-Europa
vervult. En dit niet slechts als stad binnen de
eigen landsgrenzen, maar als plaats in het groote
huishouden van het gedeeltelijk zeer dicht be
volkte en door 300.000.000 menschen bewoonde
West-Europa.
Welke rol zal een stad of streek vervullen?
Al te vaak wordt deze bepaald door de gren
zen met hun belemmerende toltarieven. Al te
vaak ging het beperkte nationale belang boven
het werkelijke, daarboven uitgaande belang van
een grootere gemeenschap. En wanneer dan een
einde zou komen aan een ontwikkeling van
steden en streken, die toevallig, ongebreideld en
zonder leiding is; wanneer er werkelijk voor
iedere stad en voor iedere streek net antwoord
zou komen op de vraag, welke taak haar is toe
bedeeld, dan zou een grooter planmatig werken
komen in de plaats van de willekeurig chaotische
ontwikkeling van voordien.
In de laatste kwarteeuw begonnen enkele
steden in Europa gegevens te verzamelen be
treffende hun eigen inwoners: over de behoef
ten aan woningen, winkels, aan scholen, aan ont
spanningsgelegenheden, sportterreinen en aan
honderden andere dingen. Velen minachten dit
analytisch werk, maar deze analyse diende
slechts om begrip en inzicht te verkrijgen be
treffende de opgaven, die er te vervullen waren,
sinds de industrialiseering een geweldige uit
breiding mee had gebracht. Dit analytisch werk
dit verwerken van statistische gegevens om
trent alles, wat er in de steden, in de streken
en in de groote centra van werken en produ-
ceere'n plaats vond het is een groot en be-
Een voorname vraag is: waar moet niet
langrijk stuk werk geweest. Het heeft ons een
beteren kijk en een dieper inzicht gegeven. "Wij
hebben daardoor oen omvang van de mensche-
lijke behoeften beter leeren kennen, wij hebben
ook de beteekenis leeren begrijpen, die de
eene streek vaak heeft voor het bestaan van
meerdere andere streken, zelfs voor heele ge
bieden.
Een groote tafek wacht thans den economist.
Hij moet de gegevens van 'n werelddeel bijeen
brengen, cijfers van rijkdommen, van de aan
wezige arbeidskracht en productie, cijfers ook
van de behoeften. Vervolgens zal hij met een
werkelijk wijden en verzienden blik de moge
lijkheden moeten afwegen, richtlijnen moeten
ontwerpen en een organisatie moeten opbouwen
voor heel een werelddeel, waarin het produ-
ceeren en het consumeeren, waarin het werken,
het wonen en de ontspanning harmonisch saam-
gebracht zullen zijn.
Aldus zou volgens een groot plan in Europa
het economisch leven georganiseerd moeten wor
den. Niet langer mag de elkander benadeelende
en schade brengende concurrentie hierbij uit
gangspunt zijn. Veeleer moeten het karakter
van het land, de natuurlijke rijkdommen aan
grondstoffen, de aanwezigheid van energieën
en van arbeidskrachten, beslissend zijn voor de
rol, die het betreffende land in het wereldhuis
houden zal hebben te vervullen.
Dit groote plan, dat onvermijdelijk moet wor
den opgesteld deze werkelijk groote taak voor
economen van formaat zal straks hét groote
feit, hèt belangrijke gebeuren moeten zijn van
de eerste helft der twintigste eeuw.
En welke taak is voor de „lage landen" in het
groote complex West-Europa weggelegd?
Wat is de taak, die deze lage streken, oevers
aan de belangrijke waterwegen, havens aan de
groote zeewegen, hebben te vervullen?
Eerst als we die taak voor ons zien. zullen we
kunnen beseffen, wat wij van onze steden moe
ten maken. We zullen de bevolkingsprognose
gaan uitwerken opdat net niet meer nooazaKe-
lijk zij op waarschijnlijkheden te bouwen sn
ontwerpen te maken voor een onbekende toe
komst, waarvan men niets kent en waar men
nauwelijks den vorm van kan bevroeden.
De tijd, waarin wij thans leven (en dit geldt
voor het overgroote deel van Europa) is van
zeer groote beteekenis voor den stedebouwkun-
dige, omdat de basis, het uitgangspunt van
zijn werk. geheel anders moet worden.
Steeds was het één uit het andere gegroeid
en het bestaande was een bepalend gegeven,
dat voor belangrijke punten het komende »eeds
vastlegde.
Thans evenwel zal het mogelijk worden (en
Is het dus noodig), ieder ding opnieuw zijn
plaats en zijn waarde toe te kennen. Met veei
omstandigheden moes: n '--rieden rekening
worden gehouden, en het resultaat was steeds:
een compromis.
Thans moeten de vragen opnieuw worden
gesteld voor geheel Europa. Onze steden
met een oude city. die voor ruim hondera
jaren de stad was: met industrieën, nog vrij
ongeregeld langs oevers en spoorlijnen ver
strooid; met groote woonwijken uit den tijd
der speculatieve revolutiebouwerij, die (hoe
wel ten deele nog niet zeer oud) tnans
reeds als krotten bestempeld kunnen wor
den* met voorsteden en villa-wijken tot op
40 a 50 kilometer afstands en met volks
tuintjes op overgeschoten, ongebruikt lig
gende terreinen tusschen spoorweg-empla
cementen en fabrieksterreinen onze ste
den, zoo vol met onopgeloste problemen,
toonen de noodzakelijkheid, dat wij in 't
besef van de groote omvorming, die zich
moet voltrekken in menig opzicht afstand
moeten doen van het bestaande, van wat
sinds lang als gegeven aanwezig was.
Wanneer men het organisme aer stad en dia
stad in samenhang met de haar verzorgende om
geving beschouwt en dit heele gebied geplaatst
ziet temidden van een menschengemeenschap
in een nog grooter gebied dan blijft toch
uiteindelijk de noodzaak bestaan dat men het
algemeen belang als de leiding-gevende ge
dachte gaat beschouwen. En ongetwijfeld zal
het algemeen belang op den voorgrond moeten
staan: het belang van de gemeenschap van de
geheele bevolking zal het zwaarst moeten we
gen, terwijl de belangen van den enkeling zich
daarbij zullen hebben aan te passen.
Gedurende vele jaren werd iedere steds-
bouwkundige wijziging bijkans onmogelijk ge
maakt door de privé-belangen van den eigenaar,
waarbij niets werd ontzien. Zelden slechts was
het mogelijk de ligging van industrieterrein^^.
en van de woonwijken door sociale factoren
(als bijv. de volksgezondheid) te doen bepalen.
Bijna steeds waren het de grondprijzen, d'?
dwingenden invloed uitoefenden en die niet zel
den de minst deugdelijke wijk tot arbeiders
woonwijk deden worden.
Vandaag springt de wenschelijkheid m het
oog om de arbeiders-woonwijken op enkele kilo
meters afstands van de werven en de industrie
terreinen te stichten. Echte arbeiders-woon
wijken, die we zullen wenschen, met ruime stra
ten, met groen, met speelplaatsen en met sport
terreinen.
Sommigen zullen behoefte hebben bloemen
en planten te telen. Allen echter in kleine tuin
dorp-huisjes onder te brengen, elk met een
eigen stukje grond, zou in vele gevallen te veel
plaats verlangen en voor de verzorging met gas,
electriciteit, rioleering, bestrating en verlichting
te groote afstanden noodzakelijk maken
In ons zoo dicht bevolkte Nederland zal het
noodzakelijk zijn, onmiddellijk, naast alle plan
nen voor nieuwe uitbreidingen voor villa
buurten, voor tuindorpen zoowel als voor in
dustriewijken, klaar en duidelijk een plan op te
stellen van alle die stukken, waar niet gebouwd
zal worden. Nauwkeurig projecteerde men tot
dusver het wegennet; steeds omvangrijk'"'
groeide een geheel net van autostraten maar
het zal noodig zijn de huizen van bepaalds
plaatsen weg te houden en plekken in ons land
te reserveeren voor ontspanningsgebied. Mot
een groot technisch kunnen slaagde men er in
den Wièringermeerpolder droog te leggen (pt1
binnenkort zullen nieuwe groote landaanwin
sten te verwachten zijn). Men schiep hier nieu
we landbouwgebieden, terrein voor een inten
sieve industrie ter productie van landbouwge
wassen, maar een vraag blijft: waar scheppen
we voor het dichtbevolkte land en voor dc
groote steden een ontspanningsgebied?
Stellig zullen snelle verkeersmiddelen het
straks mogelijk maken de bevolking over een
grooteren afstand te vervoeren en den Neder
lander mede te doen genieten van de Arden
nen, van de Rijnstreek, van den Harz en van
den Taunus. Maar voor den vrijen dag? Voof
den vrijen Zondag? Voor een uit-je van één o'
twee dagen?
Langs een lang en smal strand verdringen
zich de duizenden bezoekers. Ze zitten of liggen
in groepjes dicht opeen, en genieten niet veel
meer natuur dan in de groote stad, die zti
trachten te ontvluchten.
Het duingebied, een oorspronkelijk heerlijk
natuurgebied, dient de groote steden als drink-
waterreseivoi-'. -Slnd-dmn wir -r •-
en ging de plantengroei er hard achteruit. Het
duingebied verloor door die water-onttrekkin?
zijn weerstandsvermogen, en het is van dit ge
zichtspunt uit begrijpelijk, dat de duingebieden
als ontspanningsgebieden niet toegankelijx zijn
en niet of nauwelijks meegeteld kunnen worden.
Er blijft dus de behoefte, en de vraag naaf
ontspanningsgebieden op niet te grooten af
stand moet worden beantwoord. Misschien z°u
aan de drinkwaterbehoefte op andere wijze vol
daan kunneft worden: misschien kunnen heel®
gebieden voor ontspanning bestemd worden,
door aanplanting en bebosscning daartoe ge
schikt gemaakt. Ook zijn er nog uitgebreide
ilasgri-iFd-nv deer tv peering zcu men er wei
land of akkerland van kunnen maken, maar bet
zal zeker, gezien in grooter verband, juister zijn
ze tot ontspanningsgebied te bestemmen.
Al deze dingen, dit geheele regelend optreden
in het belang van de gemeenschap; al dit door
voeren van maatregelen, die ui* een sterk men-
schelijke behoefte geooren worden, zouden mo
gelijk kunnen worden, omdat ze correspon-
deeren met het algemeen belang
De werkzaamheden aan de nieuwe overdekt®
kunstijsbaan in de Apollo-hal te Amsterdam
hebben de laatste weken nogal hinder onder
vonden van de slechte weersomstandigheden,
die het omvangrijke graafwerk vertraagden. P®
verduisteringsbepalingen maakten het teven5
onmogelijk om het werk te bespoedigen.
De laatste hand wordt aan het buitenwerk
gelegd. Als alles volgens het vastgestelde werk
programma verloopt, zal de baan in den looï'
van de volgende week open gaan.
Donderdagmorgen is brand uitgebroken in c®
groote garage in Zuid. Vermoedelijk door kor*
sluiting vatte een groote vachtauto vlam. W-
het oog op 't groote gevaar van uitbreiding,
de brandweer, die snel gealarmeerd was, met v®^
materieel aanwezig. Drie motorspuiten waI^t
uitgerukt, n.l. die van de Nieuwe Achtergrach
de Honthorststraat en den Amstelveenschewe^
benevens de ladderwagen van de Honthorststra
en een personeels- en gereedschapswagen. De
ding beruste bij den plaatsvervangend comm®"
dant. den heer J. B. Schuitemaker.
In den beginne leek het dat de brand zi
flink zou uitbreiden, doch door t krachtig °P
treden van de brandweer kon ernstige scha®\
voorkomen worden. Wel werd de auto, waarijj
de brand ontstaan was, zwaar beschadigd
twee andere wagens geblakerd, doch dank e
het feit, dat de garage van beton is, bleef
schade beperkt. Reeds vrij spoedig kon een gr
gedeelte van het bluschmateriaal inrukken.