Misdaad door drank OVER NIEUWE POEZIE Laatste Nieuws Stedebouw en Europeesche ontwikkeling STAD Verschillende Britsche schepen vernietigd Aanvallen der Grieken afgeslagen Een Verzen-nummer Antonescoe bij den Koning-Keizer Bommenwerpers startten voor Engeland VRIJDAG 15 NOVEMBER 1940 Friesche jongeman stak dol driftig met mes in 't rond Bullitt's ontslag geweigerd Een voorname vraag is: waar moet niet gebouwd worden DE KUNSTIJSBAAN BIJNA GEREED Duitsch weermachtsbericht VAN DIEFJE TOT DIEF Praktijk-examens Ital. weermachtsbericht Schepen op drift te Rotterdam Twee mailbooten door vlieg tuigen getorpedeerd ENGELSGHE ACTIVITEIT IN DE LUCHT Duitsche industrieelen in ons land AMSTERDAM BRAND IN EEN GROOTE GARAGE „Als een dolleman heeft hij in dronken schap met een mes gestoken en dat er geen docden gevallen zijn, is louter toeval, omdat het mes op het borstbeen van een der getroffenen afstuitte." Met deze tirade qualificeerde de officier van Justitie een ernstige steekpartij, die in den avond van 16 September jX te Purmerend plaats vond. In het beklaagdenbankje in de Haarlemsche rechtszaal had een zware boerenjongen van 21 jaar, een stoere Fries, die sinds kort in de Beemster werkt, plaats genomen. Hem was in eerste instantie poging tot doodslag ten laste gelegd, omdat hü twee Purmerenders opzette lijk van het leven zou hebben willen berooven In tweede instantie werd hem het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten laste gelegd, omdat hij den een in den rug en den arm en den ander in de tbrst stak. Get. H. D. vertelde, dat er kermis gevierd was en dat hij, toen hij met een vriend buiten kwam, plotseling werd aangevallen door ver dachte. Hij constateerde een hevig bloedverlies door een messteek Pres.: Heeft hij gezegdr Ik steek je kapot? Get.; Zoo maar ineens kwam hij op me &f, ze zeiden later, dat hü een verkeerde voor had; ik heb nooit een woord met hem gewis seld en ik ken hem alleen van gezicht. Verd.: Ik verkeerde in staat van dronken schap, ik moet gevochten hebben, want er droop bloed uit mijn duim. Van de heele ge schiedenis kwam ik eerst later op de hoogte. Pres.; De drank is geen excuus. Doe je je niet erger voor dan je geweest bent? Weet je wat voor mes je gebruikte? Verd.: Nee edelachtbare. Ik had geen mes bij me. De getuige diende een eisch tot schadever goeding in van f 68.90 omdat zijn pak, schoe nen, overhemd en ondergoed vernield waren De jas was als stuk van overtuiging aanwezig en duidelijk bleek, welke enorme „japen" verd toebracht. De andere getroffene, de 20-jarige rijwiel hersteller J. G. D., verklaarde ook, dat hij niets met verd. gehad had. Eerst later bemerkte hij dat hij met een mes gestoken had. Deze ge tuige had een schade van f 17. Pres.; Verdachte, als je iets lager gestoken had, zou het hart getroffen zijn! Een 39-jarige groentenhandelaar had he? gevecht gezien, maar het was zoo donker, dat hij de feiten niet kon reconstrueeren. Hij had verdachte naar huis gebracht. De officier van Justitie achtte poging tot doodslag bewezen. Hier is opzet met mogelijk- heidsbewustzijn aanwezig. Als een dolleman heeft hy gestoken en buiten weten van ver dachte is de zaak nog goed afgeloopen. Ik houd niet van die messenstekerij en wie het mes gebruikt, ziet de gevangenisdeuren voor zich opengaan. Ik zal rekening houden met het feit dat verdachte niet ongunstig bekend staat en dat hij door de dronkenschap zijn daden wel licht niet goed bewust was, maar een gevoe lige straf is noodzakelijk. Spr. eischte een ge vangenisstraf van 8 maanden met aftrek van voorarrest en toewijzing van de civiele vor dering. De verdediger, mr. A. Bruch, verwachtte dat de officier zijn eisch zou grondvesten op de eware mishandeling. Eenige bedoeling om iemand te mishandelen was bij verdachte niet aanwezig en pleiter bestreed dan ook op juri dische gronden het requisitoir. Bij de strafmaat dient de rechtbank er mee rekening te hou den, dat de drank alleen de oorzaak van het geval is en dat de straf dus tegelijkertijd een steun moet zijn. Het was voor verdachte moeilijk om zich door het leven te slaan, het begon aardig te gelukken en door één avond van dronkenschap hij ontmoette eenige Friesche vrienden dreigt zijn toekomst nu voor goed kapot te gaan. Verd. vroeg een voorwaardelijke straf en be loofde een nieuw leven te zullen beginnen, zonder drank en zonder mes. De rechtbank zal 28 November uitspraak doen. (Bericht reeds geplaatst in een deel onzer vorige oplaag Het ziet er niet goed uit voor de twee kna pen, die gistermorgen voor de Haarlemsche Rechtbank terecht stonden. De een is 22 jaar, en heeft reeds zijn strafregister, en de ander is 24 en heeft allerlei vervelende diefstallen op zijn rekening staan. In Juni 1939 toog het twee tal naar de Haarlemmermeer en verbrak een vensterruit van een kleedhuis, toebehoorende aan de Amstedamsche sportclub „Olympia." Ze stalen een aantal shirts en een racefiets en maakten voor het gestolene geld. Zij bekenden, zoodat de zaak spoedig bekeken was. De off. van justitie had rapporten ingewonnen en die wgren niet onverdeeld gunstig. Na deze ge beurtenis waren zij in Amsterdam nog twee maal voor diefstal veroordeeld. De Haarlem sche politierechter heeft met een hunner nog een appeltje te schillen. De ander heeft in diensttijd weer wat "uitgehaald. Het spreekt van zelf, dat er weinig reden tot clementie was en daarom eischte de off. van justitie voor ieder 8 maanden gevangenisstraf. De rechtbank zal 28 November uitspraak doen. Het 44e practijk-examen in boekhouden, Handelscorrespondentie en stenografie, afge nomen vanwege de vereeniging „Het Neder- landsche Handels-Instituut", zal gehouden worden op 6, 7 en 8 Januari 1941 in de plaat sen in het prospectus genoemd. Ook zullen op die data worden afgenomen de Leeraars-exa mens in handelscorrespondentie en stenografie, alsmede de ex. privaat-docent boekhouden (vak- leeraar), fabrieksboekhouden, hoofdcorrespon dent, rekening-oourant-boekhouden en voor bereidend practijk-examen in talen en boek houden. Het prospectus is gratis verkrijgbaar bij de bekende boekhandelaren en aan het se cretariaat te Haarlem, Kleverparkweg 142. De inschrijving voor alle examens is geopend tot en met den 21sten December 1940. Wie dit bord voor zich ziet moet x t r o voorzichtig zijn, want hij ■adert 'n voor- rangsweg (óók het verkeer van links latea v6pr3aan.fr BERLIJN, 14 Nov. (D.N.B.) Het op perbevel van de weermacht maakt bekend: Een onderzeeboot heeft vijf bewapende vijandelijke koopvaardijschepen met in totaal 28.840 b. r. ton tot zinken gebracht. Ondanks het zeer ongunstige weer heeft het luchtwapen ook in den nacht van 12 op 13 November zijn vergeldingsaanvallen met sterke krachten voortgezet. Talrijke branden en ont ploffingen ontstonden, vooral in de verkeers- werken in het Noord-Westen van Londen, in de West-India docks, in een groote gasfabriek e andere voor de oorlogvoering belangrijke doelen der stad. Ook Liverpool en Coventry waren het doel van succesvolle bomaanvallen Gisteren deder, gevechtsvliegtuigen aanvallen op Londen en op andere voor de oorlogvoering belangrijke doelen in Zuid- en Midden-Enge- land en bestookten vooral vliegvelden, spoor wegtrajecten en een wapenfabriek bij Bir-. mingham met bommen. In het zeegebied van Kinnaird-Head werden twee aanvallen ondernomen op een eonvooi dat door een kruiser en andere oorlogsvaartuigen krachtig werd beschermd. Bij den eersten aanval werd een koopvaar dijschip van 6.000 b. r. ton tot zinken ge bracht, een ander schip werd zwaar be schadigd. Bij een tweeden aanval kreeg een blijkbaar met ontplofbare stoffen of muni tie geladen vrachtschip van 8.000 b. r. ton een voltreffer, welke het schip tot ontplof fing bracht en volkomen vernietigde. Op 360 kilometer ten Westen van Ierland bracht een Duitsche bommenwerper een Britsch vrachtschip van 6.000 b. r. ton tot zinken. De nachtelijke vluchten van Britsche vlieg tuigen naar het gebied van het Duitsche rijk Waren zonder noemenswaardig gevolg. Slechts bij een pletterij beschadigde een in de omgeving ingeslagen bom verschillende gebouwen door scherven. Een poging om de rijkshoofdstad aan te vallen mislukte. Hevig luchtdoelgeschutvuur dwong de enkele vliegtuigen die tot aan de grens der versperring van Berlijn doordrongen, terug te keeren, nadat zij in de randgebieden van de stad hun bommen eerder dan het voor nemen was hadden uitgeworpen. Hier en in eenige andere plaatsen ontstonden verschillende dakbranden, welke echter door het krachtige optreden van den veiligheids- en nulpdienst en van den eigen veiligheidsdienst binnen zeer korten tijd gebluscht konden worden. In den nacht van 12 op 13 November werd een Britsch bombardementsvliegtuig door het luchtdoelgeschut neergehaald. In de luchtgevechten van gisteren verloor de vijand twee vliegtuigen. Drie Duitsche toe stellen worden vermist. geladen. Door het binnenkomende water is het scheepje gezonken en tengevolge van het ruwe weer heeft men nog geen pogingen in het werk kunnen stellen, het vaartuig te lichten. Enkele van de op drift geraakte schepen zijn onder de Maasbruggen door de rivier op gedre ven. Zoowel de havendienst als de rivierpolitie is uitgevaren, om de vluchtelingen op te sporen en ze te bestemder plaatse terug te brengen. Tengevolge van den stormachtigen wind zijn Donderdagmorgen vroeg in de Rotter - damsche havens eenige binnenschepen op drift geslagen, terwijl een scheepje, 21 ton, metende, aan de Boompjes te Rotterdam is gezonken. Dit was het scheepje „Vriendschap", schipper Vroom, dat den vorigen avond met puin was ERGEliS IN ITALIë, 14 Nov. (Stefani). Het 160e weermachtsbericht luidt: In Epirus hebben onze plaatselijke acties, gesteund door bombardementen van de luchtmacht, zich in het gebied van Kalibaki gunstig ontwikkeld. Eenige vijandelijke aan vallen in het gebied van Korciano werden volkomen afgeslagen met medewerking van de luchtmacht, die vijandelijke troepen in het gebied van het Prespameer bestookte. Onze luchtmacht bombardeerde de luchtha vens Papas, bij Argostoli, en Preveza, waarbij militaire doelen werden getroffen, terwijl zij bovendien vijandelijke colonnes met mitrailleur- vuur bestookte. Vijandelijke vliegtuigen wier oen bommen op Vaiona, waarbij zes personen gedood en 30 gewond werden, en op Durazza, waar geen schade werd aangericht en geen slachtoffers vielen. Twee vliegtuigen van het type Blenheim werden in de omgeving van Panteliaria door onze jachtvliegtuigen neer gehaald. Een ander vliegtuig van hetzelfde type werd ter hoogte van Cagliari neergeschoten. In het Oostelijk deel van de Middelland- sche Zee hebben onze zee-verkenningsvlieg tuigen, die door vijandelijke jagers werden aangevallen, twee Jiiervan neergehaald en waarschijnlijk nog twee andere. Onze tor pedovliegtuigen, opgestegen voor een aanval op een vijandelijk eonvooi, eveneens in het Oostelijk deel der Middellandsche Zee. tor pedeerden twee mailbooten, waarvan er een, zooals later door een van onze zee-verken ningsvliegtuigen werd gecontroleerd, gezon ken is. Een andere vliegtuigformatie bestookte een kruiser in de haven van Alexandrië in Egypte, welke vlootbasis in den nacht het doel was van andere met succes ondernomen luchtacties. De spoorwegen van Foeka naar El Daba en Maaten Bagoesh waren eveneens het doel van een luchtaanval, die branden veroorzaakte. Het kamp van Maat en Bagoesh werd met mitrail leurs beschoten: een vijandelijk bombarde mentsvliegtuig geraakte in brand en drie andere werden ernstig beschadigd. Al onze vliegtuigen, welke aan bovengenoemde acties deelnamen, zijn op hun bases teruggekeerd ondanks den vijandelijken luchtafweer, die overal zeer hevig W£&. Vijandelijke vliegtuigen hebben bommen ge worpen op Bardia, Derna en Benghazi, waarbij lichte schade aangericht en een Mohammedaan gewond werd. In Oost-Afrika deden zich schermutselingen voor tusschen patrouilles, die voor ons gunstig verliepen, o.a. nabij Lakitaoeng (Rudolfmeer) en Joebdo (ten Zuiden van Mega). De vijand heeft gisteren onze stellingen te Gallabat zonder suc ces mét artillerie beschoten. Luchtaanvallen op Assab en Diredaoea veroorzaakten zeer geringe schade en geen slachtoffers. Vijandelijke vlieg tuigen ondernamen een aanval op Crotone, waar de bommen in zee vieien en op Tarente, waar onder de burgerbevolking een doode en drie gewonden vielen en onder de militairen 2 dooden en 9 gewonden, terwijl eenige schade aan woonhuizen werd veroorzaakt. Twee vij andelijke vliegtuigen werden waarschijnlijk neergehaald. Kort na het Marsman-nummer van „Crite rium" gaf de redactie van hetzelfde letterkun dige maandblad (uitgave van J. M. Meulenhoff te Amsterdam) een speciaal poëzienummer uit, waarin men nieuwe verzen vindt van een vijf tiental dichters der jongere school. De trouw en de regelmaat, waarmede deze jonge dichters gezamenlijk manifesteeren, maakt zeker indruk op het publiek. Wie zich in Nederland voor de fraaie letteren interesseert, wéét, dat deze jonge school bestaat, en hij kan meteen weten, hoe in het algemeen haar houding is ten op zichte der actueele tijdsproblemen. Zij zingt daar boven uit. Het heeft zelfs eemgermate den schijn, dat zij de vlucht neemt m het dichterschap, en van sommige kanten wordt haar zoo iets verweten, als ware het de taak van dichters, de bezigheid van strategen, poli tici en economen zingend te begeleiden of op te vroolijken. Wat ons betreft, wü zien m deze poëtische afzijdigheid niet zulk een ongunstig tijdsverschijnsel. Veeleer integendeel! Wie de geschiedenis van onze vaderlandsche letterkunde kent, kan waarnemen, hoe om streeks 1600, na de Geuzenlyriek en de Marte laarsliederen, plotseling een „belanglooze" poë zie wordt geschreven, die deels uit een reli gieuze, deels uit een erotische gezindheid voort komt. Terwijl de. tachtigjarige oorlog nog volop woedt, bloeit in Holland ineens een eigenaardige Cupido-cultus, waaraan groote dichters als Caul van Mander, Daniël Heinsius, P. C. Hooft en zelfs de weinig „erotisch" gestemde Joost van den Vondel deelnemen, tezamen met bekwame rederijkers en minder bekende liederdichters. Over tijdsproblemen schijnen zij zich niet druk te maken op dat oogenblik. Zij zingen maar. En wanneer zij deze „vlucht in de erotiek" niet genomen hadden, zouden zij wellicht nooit in staat gekomen zijn tot het uitbeelden van hun tijd op de volmaakte en volledige "ftijze, waar op zij het achteraf deden. Het is heelemaal niet zoo verbijsterend, dat er juist nu een verzamelbundel verscheen, waarin de dichters zich afwenden van de we reld en zich wenden tot de muze. Zelfs de sociaal-gerichte dichter Eduard Hoornik, die zoo vaak zijn inspiratie put uit de ontroering over concrete gebeurtenissen, welke hij ervoer als journalist in Amsterdam, en die ook in dit boekje een sonnet heeft, dat zijn indruk weergeeft van een „Bombardement" verdiepte zich geleidelijk in een minder „ac tueele", meer specifiek-poëtische problematiek en vond aldus de gelegenheid, zijn gevoelswe reld te zuiveren door haar voorloopig te ver soberen. Dit kwam zijn verstechniek ten goede. In het milieu, waarin hij zich beweegt, blijft hij een der meest opmerkelijke figuren, dank zij vooral het melancholische grondgevoel, waarmede hij de aardsche verschijnselen waar neemt. Zijn werk neigt vaak naar het elegische. De klacht over het ouder worden van mensch en natuur klinkt er herhaaldelijk in door en geeft er een ietwat slepende welluidendheid aan. Hij erkent in het dichterschap een zekere zwakte van het gemoed, een al te Open ont vankelijkheid voor indrukken, een pijnlijke weerloosheid tegenover de buitenwereld, en geeft zich daaraan gewonnen zonder verzet. Deze gehoorzaamheid jegens de Muze doet wel dadig aan na den goedkoop-Nietzscheaanschen heldenmoed van jonge lieden uit den burger stand, die het lierdicht aanwendden als een middel tot allerindividueelste grootspraak be treffende heelal en maatschappij. Hoornik is te diep getroffen door de vergankelijkheid om zich over het tijdelijke al te zeer op te win den. Er is een zenuw in zijn werk, die naar het onvergankelijke tast. Volstrekt-erotisch, en hierin bijna drastisch, is de nieuwe poëzie van Bertus Aafjes, zan geriger dichter dan de meer teekenachtige Hoornik, doch minder gemoedsvaste gestalte. Men voelt, dat er bij Aafjes een breuk zal komen. Deze al te nonchalante erotiek slaat eerdaags om in een doodelijke vermoeidheid. Haar plastiek is soms zoo onomwonden, dat men zich afvraagt, of hier de goede smaak niet wordt beleedigd terwille van een schui mende bravour. Immers het is geen voorrecht voor de fantasie, te worden binnengedreven in vertrekken, die krachtens hetgeen zich er af speelt, arcanisch moeten blijven, en dus nooit arcadisch kunnen worden. Wie de schoonheid van het lichamelijke wenscht te huldigen, mag dit onderscheid niet verwaarloozen, op straffe van het gevaar, dat hij onsmakelijkheden neer schrijft. Er wordt in dezen bundel meer belang stelling gevraagd voor beslapen matrassen dan de verbeelding van aesthetisch-voelende men- schen kan opbrengen, en speciaal het gedicht „Echtscheiding" van Eddy Evenhuis lijdt in dit opzicht aan een schrille mededeelzaamheid, die men desnoods „eerlijk" noemen kan (al achten wij dit woord hierdoor misbruikt) maar die niet dichterlijk meer is. Gij kunt heel wat poëzie uit de vroege Re naissance bijeenbrengen, die uiterst vrijmoedig over het erotische, zelfs over het sexueele, spreekt, maar zij maakt met haar plastiek een voorbehoud, dat opgelegd wordt door een al leszins verantwoorde pudeur, een soort sacrale schaamte. De vormen van het lichaam ver heerlijkend, houdt haar artistiek besef een strenge vormliefde hoog, en wendt zich af van het deformeerende, hoe dit er ook uitziet. Het „oog des geestes" wenscht het niet te zien. Het volks-gezegde, dat iemand „in zijn hemd staat", berust op een afschuw, dien men eer biedigen moet, zeker wanneer men zich voor neemt, charmante situaties te schetsen. Dit alles zal duidelijk genoeg zijn om te waarbor gen, dat de onderhavige bundel met grooten ijver buiten de muren van meisjespensionaten moet worden gehouden! Een deel der hier bijeengebrachte poëzie is even schaamteloos-galant als de opgepoetste vuiligheid van den pruikentijd. Dit wijst op een moreele zwakte, waartegen de poëzie in haai eigen belang weerstand moet bieden, wil zij niet spoedig vervallen in goedkoope flauwiteit of in fletse pomographie. Van het een en het ander is meer dan een dreigement in dit boekje waarneembaar. Gerrit Achterberg is een serieus, verstild temperament, met groote dichterlijkheid, die ROME, 14 Nov. (Stefani) De Koning- Keizer heeft hedenmiddag in het Quirinaal het Roemeensche staatshoofd, generaal Anto nescoe en den Roemeenschen minister van Buitenlandsche Zaken, Stoerdza, ontvangen, die hem, na een onderhoud, de personen uit hun gevolg voorstelden en vervolgens met den Ko ning het noenmaal gebruikten. De storm dreef Donderdagnacht 'n kabelballon, die in Engeland losgeslagen was, over ons land. De sleepende kabel heeft 'n bovengrondsche eiec- trische leiding beschadigd. Overigens was er in de lucht eenige activiteit van Engelsche vlie gers, die ook eenige bommen wierpen. Evenwel valt er geen schade van beteekenis te vermel den. Ongeveer dertig vertegenwoordigers van de Duitsche metaalnijverheid zijn voor een studie reis en voor gedachtenwisseling met Neder- landsche industrieelen m ons land aangekomen. Tijdens deze reis zullen zij trachten de mogelijk heden van nauwere samenwerking met het Ne- derlandsche bedrijfsleven te bespreken. Ook is er sprake van een bevruchting van den corpo ratieven opbouw van het Nederlandsche be drijfsleven met Duitsche gedachten. (Gedeeltelijk gecorrigeerd) BERLIJN, 14 Nov. (D.NJB.). De eene es cadrille lichte bommenwerpers na de andere is vanmiddag ondanks het stormachtige weer met bestemming Zuid-Engeland gestart. Eveneens was 'n reeks Duitsche jagers onder weg, om met een eventueel opduikenden tegenstander terstond den strijd aan te bin den. Volgens tot dusver ontvangen berich ten zijn evenwel nergens Engelsche jagers ter verdediging opgestegen, zoodat geen luchtgevechten gehouden zijn. NEW-YORK, 14 Nov. (D.N.B.C Ambassadeur Bullitt heeft vandaag bekend gemaakt, dat pre sident Roosevelt zijn verzoek om ontslag als ambassadeur in Frankrijk afgewezen heeft. echter verstrikt wordt in een spraakgebruik, dat, nu reeds duister, spoedig verward zal zijn, wanneer de kunstenaar zich niet met al zijn vermogens op den eenvoud toelegt. „Knappe" nieuwelingen als C. Buddingh en Max Dendermonde, die onder invloed van Engelman, Vestdijk, Hoornik en Aafjes een gaaf en welluidend Nederlandsch vers schrij ven, een vers „dat er zijn mag", ontroeren ons nog weinig, omdat hun knapheid een maximum van vormkracht besteedt aan een minimum van gevoel. Met dit soort vaardige technici her neemt de wet haar rechten, dat de dichtkunst een vormkunst is, doch het poëtische sentiment dreigt leeg te loopen in al te gereede rederijkerij. Men moet afwachten, wat uit deze jongeren groeit. Komt er in hun leven een groote dich terlijke schok, dan maakt hun vaardigheid hen bereid, dien op te vangen. Dit is het voordeel van de knapgerijmde dichtoefeningen, die zij publiceeren, doch waarin zij hun persoonlijk heid nog uiterst vaag uitdrukken. Er wordt door de jongere school weer „aan poëzie ge daan", d.w.z. er wordt technisch geëxperimen teerd met tamelijk algemeene gevoelsgegevens. Dit vermeerdert in korten tijd Eet aantal poe- zie-publicisten, die aan den gouden schat der ontroering hoogstens wat glans bijdragen, maar al beteekenen zij niet dadelijk veel, hun toeleg op het glanzende is heilzaam na een tijdperk, waarin wij de edelste metalen maar al te vaak in erts-gedaante kregen voorgezet. Jac. van Hattum is een rijkgenuanceerde dichternatuur, die telkens verrast door nieuwe aspecten, nu weer door het gevoelige gedicht „Een Zomer", dat, eenvoudig van woordkeus en balladesk van klank, heel zuiver en precies de sentimenten uitdrukt, die het tot aanleiding had: een zoon komt het bericht zijner echt scheiding vertellen aan zijn moeder, die een gescheiden vrouw is: Hoe keek zij mij begrijpend aan en wist op eenmaal al mijn leed, omdat slechts eenzamen verstaan.... Hoewel de echtscheiding naar haar wezen een anti-poëtisch motief is, in tegenstelling tot liefde en dood, die het karakter der onont- koomlijkheid voeren, is ze als feit nogal ver tegenwoordigd in dit verzenboek, welks mede werkers zich al te gemakkelijk onderworpen belijden aan het onbestendige. Ziedaar meteen de wezenlijke zwakte der moderne poëzie aangeduid. Men kan het leven dubbelzijdig verheerlijken; als „grillig" leven en als „eeuwig" leven; daartusschen ligt de melancholie, als de derde mogelijkheid voor een dichter. Hier is vrijwel alle kracht gezet op het gril lige en alle terugslag komt terecht in de me lancholie, ook bij L. Th. Lehmann, A. Mar ja', Adriaan Morriën en E. den Tex, die zonder veel nieuws te openbaren aan deze verzame ling medewerkten. Het bestendige beteekent te weinig voor deze poëten, of ze ontveinzen het zich. Doch waar geen eeuwigheid is, daar heeft de atmosfeer geen voldoende verversching. Hier is dit het geval. Men kan woorden gebrui ken als „bekoorlijk", „welluidend", „weemoe dig", „gevoelig", maar deze poëzie is niet „aangrijpend" en hierdoor te weinig stuw- krachtig. Het is, of men ademt in een terecht vergeten hoek van de achttiende eeuw, wanneer mer deze verzen achter elkander leest. Het is hiei broos, en spinragfijn. Maar.... het moet niet gaan waaien 1 In het bouwkundig tijdschrift „De 8 en Op bouw" schrijft architect M. Stam over de nieu we problemen van den stedebouw, in verband met de ontwikkeling der Europeesche economie. Zeer terecht wordt aangedrongen op het maken van streekplannen en zelfs op het maken van een plan voor het geheele land, d. w. z. een plan, dat alle streekplannen omvat. In dit verband vestigt Stam de aandacht op een opmerking van Ir. Bakker Schut, die er op wijst, dat bij zoo'n groot plan voor geheel Ne derland het woord „stedebouw" eigenlijk niet meer bruikbaar is. Een dergelijk plan zal weinig hebben uit te staan met de „steden" en met het „bouwen". Het zal veeleer juist hebben aan te geven waar geen „steden" moeten komen en waar niet „gebouwd" moet worden. De taak van den bouwende, de stedc- bouwku'ndigen, de architecten en vooral ook van de raadgevers, de economen en allen, die leiding geven, moet nu eindelijk opnieuw maar nu in waarheid geheel opnieuw gesteld en bekeken worden; en daarbij moet alles op een hooger en ruimer plan worden gebracht. Zoo zal het noodzakelijk zijn, den opbouw van Rotterdam niet te bezienslechts van Rotterdam uit. De wederopbouw van Rotterdam is een belangrijke taak, die onze generatie op zich heeft genomen. Onze generatie zal niet herbouwen, niet het vroegere opnieuw, en ook niet een nieuwe stad, waarvan de vorm gebaseerd is op de taak, die Rotterdam gedurende de laatste decennia had te vervullen. Ook het stedebouwkundig probleem van Rot terdam zal nieuw gesteld moeten worden zooals dit met alle plaatsen in Midden- en West- Europa het geval zal moeten zijn. Opnieuw zal de vraag gesteld moeten worden, welke rol een bepaald gewest, een bepaalde streek of een bepaalde stad in West-Europa vervult. En dit niet slechts als stad binnen de eigen landsgrenzen, maar als plaats in het groote huishouden van het gedeeltelijk zeer dicht be volkte en door 300.000.000 menschen bewoonde West-Europa. Welke rol zal een stad of streek vervullen? Al te vaak wordt deze bepaald door de gren zen met hun belemmerende toltarieven. Al te vaak ging het beperkte nationale belang boven het werkelijke, daarboven uitgaande belang van een grootere gemeenschap. En wanneer dan een einde zou komen aan een ontwikkeling van steden en streken, die toevallig, ongebreideld en zonder leiding is; wanneer er werkelijk voor iedere stad en voor iedere streek net antwoord zou komen op de vraag, welke taak haar is toe bedeeld, dan zou een grooter planmatig werken komen in de plaats van de willekeurig chaotische ontwikkeling van voordien. In de laatste kwarteeuw begonnen enkele steden in Europa gegevens te verzamelen be treffende hun eigen inwoners: over de behoef ten aan woningen, winkels, aan scholen, aan ont spanningsgelegenheden, sportterreinen en aan honderden andere dingen. Velen minachten dit analytisch werk, maar deze analyse diende slechts om begrip en inzicht te verkrijgen be treffende de opgaven, die er te vervullen waren, sinds de industrialiseering een geweldige uit breiding mee had gebracht. Dit analytisch werk dit verwerken van statistische gegevens om trent alles, wat er in de steden, in de streken en in de groote centra van werken en produ- ceere'n plaats vond het is een groot en be- Een voorname vraag is: waar moet niet langrijk stuk werk geweest. Het heeft ons een beteren kijk en een dieper inzicht gegeven. "Wij hebben daardoor oen omvang van de mensche- lijke behoeften beter leeren kennen, wij hebben ook de beteekenis leeren begrijpen, die de eene streek vaak heeft voor het bestaan van meerdere andere streken, zelfs voor heele ge bieden. Een groote tafek wacht thans den economist. Hij moet de gegevens van 'n werelddeel bijeen brengen, cijfers van rijkdommen, van de aan wezige arbeidskracht en productie, cijfers ook van de behoeften. Vervolgens zal hij met een werkelijk wijden en verzienden blik de moge lijkheden moeten afwegen, richtlijnen moeten ontwerpen en een organisatie moeten opbouwen voor heel een werelddeel, waarin het produ- ceeren en het consumeeren, waarin het werken, het wonen en de ontspanning harmonisch saam- gebracht zullen zijn. Aldus zou volgens een groot plan in Europa het economisch leven georganiseerd moeten wor den. Niet langer mag de elkander benadeelende en schade brengende concurrentie hierbij uit gangspunt zijn. Veeleer moeten het karakter van het land, de natuurlijke rijkdommen aan grondstoffen, de aanwezigheid van energieën en van arbeidskrachten, beslissend zijn voor de rol, die het betreffende land in het wereldhuis houden zal hebben te vervullen. Dit groote plan, dat onvermijdelijk moet wor den opgesteld deze werkelijk groote taak voor economen van formaat zal straks hét groote feit, hèt belangrijke gebeuren moeten zijn van de eerste helft der twintigste eeuw. En welke taak is voor de „lage landen" in het groote complex West-Europa weggelegd? Wat is de taak, die deze lage streken, oevers aan de belangrijke waterwegen, havens aan de groote zeewegen, hebben te vervullen? Eerst als we die taak voor ons zien. zullen we kunnen beseffen, wat wij van onze steden moe ten maken. We zullen de bevolkingsprognose gaan uitwerken opdat net niet meer nooazaKe- lijk zij op waarschijnlijkheden te bouwen sn ontwerpen te maken voor een onbekende toe komst, waarvan men niets kent en waar men nauwelijks den vorm van kan bevroeden. De tijd, waarin wij thans leven (en dit geldt voor het overgroote deel van Europa) is van zeer groote beteekenis voor den stedebouwkun- dige, omdat de basis, het uitgangspunt van zijn werk. geheel anders moet worden. Steeds was het één uit het andere gegroeid en het bestaande was een bepalend gegeven, dat voor belangrijke punten het komende »eeds vastlegde. Thans evenwel zal het mogelijk worden (en Is het dus noodig), ieder ding opnieuw zijn plaats en zijn waarde toe te kennen. Met veei omstandigheden moes: n '--rieden rekening worden gehouden, en het resultaat was steeds: een compromis. Thans moeten de vragen opnieuw worden gesteld voor geheel Europa. Onze steden met een oude city. die voor ruim hondera jaren de stad was: met industrieën, nog vrij ongeregeld langs oevers en spoorlijnen ver strooid; met groote woonwijken uit den tijd der speculatieve revolutiebouwerij, die (hoe wel ten deele nog niet zeer oud) tnans reeds als krotten bestempeld kunnen wor den* met voorsteden en villa-wijken tot op 40 a 50 kilometer afstands en met volks tuintjes op overgeschoten, ongebruikt lig gende terreinen tusschen spoorweg-empla cementen en fabrieksterreinen onze ste den, zoo vol met onopgeloste problemen, toonen de noodzakelijkheid, dat wij in 't besef van de groote omvorming, die zich moet voltrekken in menig opzicht afstand moeten doen van het bestaande, van wat sinds lang als gegeven aanwezig was. Wanneer men het organisme aer stad en dia stad in samenhang met de haar verzorgende om geving beschouwt en dit heele gebied geplaatst ziet temidden van een menschengemeenschap in een nog grooter gebied dan blijft toch uiteindelijk de noodzaak bestaan dat men het algemeen belang als de leiding-gevende ge dachte gaat beschouwen. En ongetwijfeld zal het algemeen belang op den voorgrond moeten staan: het belang van de gemeenschap van de geheele bevolking zal het zwaarst moeten we gen, terwijl de belangen van den enkeling zich daarbij zullen hebben aan te passen. Gedurende vele jaren werd iedere steds- bouwkundige wijziging bijkans onmogelijk ge maakt door de privé-belangen van den eigenaar, waarbij niets werd ontzien. Zelden slechts was het mogelijk de ligging van industrieterrein^^. en van de woonwijken door sociale factoren (als bijv. de volksgezondheid) te doen bepalen. Bijna steeds waren het de grondprijzen, d'? dwingenden invloed uitoefenden en die niet zel den de minst deugdelijke wijk tot arbeiders woonwijk deden worden. Vandaag springt de wenschelijkheid m het oog om de arbeiders-woonwijken op enkele kilo meters afstands van de werven en de industrie terreinen te stichten. Echte arbeiders-woon wijken, die we zullen wenschen, met ruime stra ten, met groen, met speelplaatsen en met sport terreinen. Sommigen zullen behoefte hebben bloemen en planten te telen. Allen echter in kleine tuin dorp-huisjes onder te brengen, elk met een eigen stukje grond, zou in vele gevallen te veel plaats verlangen en voor de verzorging met gas, electriciteit, rioleering, bestrating en verlichting te groote afstanden noodzakelijk maken In ons zoo dicht bevolkte Nederland zal het noodzakelijk zijn, onmiddellijk, naast alle plan nen voor nieuwe uitbreidingen voor villa buurten, voor tuindorpen zoowel als voor in dustriewijken, klaar en duidelijk een plan op te stellen van alle die stukken, waar niet gebouwd zal worden. Nauwkeurig projecteerde men tot dusver het wegennet; steeds omvangrijk'"' groeide een geheel net van autostraten maar het zal noodig zijn de huizen van bepaalds plaatsen weg te houden en plekken in ons land te reserveeren voor ontspanningsgebied. Mot een groot technisch kunnen slaagde men er in den Wièringermeerpolder droog te leggen (pt1 binnenkort zullen nieuwe groote landaanwin sten te verwachten zijn). Men schiep hier nieu we landbouwgebieden, terrein voor een inten sieve industrie ter productie van landbouwge wassen, maar een vraag blijft: waar scheppen we voor het dichtbevolkte land en voor dc groote steden een ontspanningsgebied? Stellig zullen snelle verkeersmiddelen het straks mogelijk maken de bevolking over een grooteren afstand te vervoeren en den Neder lander mede te doen genieten van de Arden nen, van de Rijnstreek, van den Harz en van den Taunus. Maar voor den vrijen dag? Voof den vrijen Zondag? Voor een uit-je van één o' twee dagen? Langs een lang en smal strand verdringen zich de duizenden bezoekers. Ze zitten of liggen in groepjes dicht opeen, en genieten niet veel meer natuur dan in de groote stad, die zti trachten te ontvluchten. Het duingebied, een oorspronkelijk heerlijk natuurgebied, dient de groote steden als drink- waterreseivoi-'. -Slnd-dmn wir -r •- en ging de plantengroei er hard achteruit. Het duingebied verloor door die water-onttrekkin? zijn weerstandsvermogen, en het is van dit ge zichtspunt uit begrijpelijk, dat de duingebieden als ontspanningsgebieden niet toegankelijx zijn en niet of nauwelijks meegeteld kunnen worden. Er blijft dus de behoefte, en de vraag naaf ontspanningsgebieden op niet te grooten af stand moet worden beantwoord. Misschien z°u aan de drinkwaterbehoefte op andere wijze vol daan kunneft worden: misschien kunnen heel® gebieden voor ontspanning bestemd worden, door aanplanting en bebosscning daartoe ge schikt gemaakt. Ook zijn er nog uitgebreide ilasgri-iFd-nv deer tv peering zcu men er wei land of akkerland van kunnen maken, maar bet zal zeker, gezien in grooter verband, juister zijn ze tot ontspanningsgebied te bestemmen. Al deze dingen, dit geheele regelend optreden in het belang van de gemeenschap; al dit door voeren van maatregelen, die ui* een sterk men- schelijke behoefte geooren worden, zouden mo gelijk kunnen worden, omdat ze correspon- deeren met het algemeen belang De werkzaamheden aan de nieuwe overdekt® kunstijsbaan in de Apollo-hal te Amsterdam hebben de laatste weken nogal hinder onder vonden van de slechte weersomstandigheden, die het omvangrijke graafwerk vertraagden. P® verduisteringsbepalingen maakten het teven5 onmogelijk om het werk te bespoedigen. De laatste hand wordt aan het buitenwerk gelegd. Als alles volgens het vastgestelde werk programma verloopt, zal de baan in den looï' van de volgende week open gaan. Donderdagmorgen is brand uitgebroken in c® groote garage in Zuid. Vermoedelijk door kor* sluiting vatte een groote vachtauto vlam. W- het oog op 't groote gevaar van uitbreiding, de brandweer, die snel gealarmeerd was, met v®^ materieel aanwezig. Drie motorspuiten waI^t uitgerukt, n.l. die van de Nieuwe Achtergrach de Honthorststraat en den Amstelveenschewe^ benevens de ladderwagen van de Honthorststra en een personeels- en gereedschapswagen. De ding beruste bij den plaatsvervangend comm®" dant. den heer J. B. Schuitemaker. In den beginne leek het dat de brand zi flink zou uitbreiden, doch door t krachtig °P treden van de brandweer kon ernstige scha®\ voorkomen worden. Wel werd de auto, waarijj de brand ontstaan was, zwaar beschadigd twee andere wagens geblakerd, doch dank e het feit, dat de garage van beton is, bleef schade beperkt. Reeds vrij spoedig kon een gr gedeelte van het bluschmateriaal inrukken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 4