DE PROPCLUB NAAR DEN HAAG STtllNT lh\ Nolleke en den Fielp op hun best De vee-kwaliteit van belang voor den landbouw mm ZONDAG 17 NOVEMBER 1940 TOEPASSING VAN DE KINDERBIJSLAGWET Vitamine A Brabantsche brieven December zullen de aanvraag' formulieren worden uitgereikt Eenige wijzigingen der wet VERSCHE VISCHAANVOER WAS SCHAARSCH Hooge prijzen besteed Weert krijgt zijn tuindorp je Er zullen negentig woningen worden gebouwd Melkcontröle kan worden ver beterd en uitgebreid MEDISCHE KRONIEK OFFICIEELS PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERLI. Varkens- en varkensvleeschpiijzen. OFFICIEELS PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT VAN LANDBOUW EN VISSCHERLI. Athletiekrecords erkend Varkens. IN 'T WATER GEL00PEN..*« De waarnemend secretaris-generaal, hoofd van het departement van Sociale Zaken, heeft bepaald dat elk kinderbijslagfonds vóór 5 Decem ber 1940 aan de werkgevers, die 1 Januari 1941 voor de uitvoering der kinderbijslagverzekering bij hem aangesloten zullen zijn, een voldoend aantal aanvraagformulieren ter verkijging van een kinderbijslagboekje moet doen toekomen. Dit kinderbijslagboekje bestaat uit een omslag en vier driemaandelijksche kinderbijslaglijsten. De geldigheidsduur van het boekje loopt van 1 Januari tot en met 31 December 1941. Aan iederen arbeider, die hier te lande zijn woonplaats heeft en wiens gezin op 1 October 1940 meer dan twee kinderen beneden den leef tijd van vijftien jaar telde, moet op zijn verzoek op 5 December door zijn werkgever een aanvraag formulier uitgereikt worden. De abeider moet dit formulier binnen drie da gen na ontvangst volledig ingevuld en ondertee kend inzenden bij het kinderbijslagfonds, dat het formulier heeft verstrekt. Het fonds moet dan per 1 Januari 1941 of zoo spoedig mogelijk daarna aan den arbeider de kinderbijslaglijst over het loopende kwartaal doen toekomen. Vóór den aanvang van het volgende kalender kwartaal wordt door het kinderbijslagfonds aan den arbeider het aangevraagde kinderbijslagboek je uitgereikt. De uitbetaling van den kinderbijslag zal tel kens zoo spoedig mogelijk na afloop van een kalenderkwartaal geschieden. In de Staatscourtnt van 15 Nov. is opgeno men een bepaling van den wnd. secretaris-ge neraal, wnd. hoofd aan het departement van Sociale Zaken, krachtens welke de artikelen 2, 7. 24. 25, 59, 67, 68. 70 en 71 worden gewijzigd. Art. 2 moet thans als volgt gelezen worden: „Onder arbeider wordt in deze wet verstaan de arbeider, die in dienst is van eene onderne ming, uitgezonderd degene: a. die niet, bij wijze van beroep, tegen loon arbeid verricht, wanneer hü alleen in buitenge wone gevallen tegen loon arbeid van korten duur verricht: b. wiens loon uitsluitend bestaat in onderricht." Aan art. 7 wordt een derde lid toegevoegd: ..3. Degene, die als leider of lid van een orkest optreedt, wordt voor zoover het bestuur dei- Rijksverzekeringsbank niet heeft beslist, dat de leider van het orkest zelfstandig een verzeke- ringsplichtig bedrijf in den zin der Ongevallen wet 1921 uitoefent, voor de toepassing van deze wet geacht dezen arbeid te verrichten in dienst van den exploitant, in wiens onderneming of namens wien het orkest optreedt. Hetgeen voor het verrichten van dien arbeid wordt genoten, wordt als loon in den zin van deze wet be schouwd. Hetgeen voor den gezamenlijk verrich ten arbeid wo-dt genoten, wordt voor zoover niet blijkt van een andere verdeeling, geacht door ieder dergenen, die den arbeid hebben verricht, voor een gelijk deel te zijn genoten." Artikel 24, tweede lid, der Kinderbijslagwet wordt nu gelezen als volgt: „2. Voor het recht op kinderbijslag tijdens een kalenderjaar is beslissend de samenstelling van het gezin van den arbeider op den lsten October van het daaraan voorafgegane kalenderjaar". Blijkens een andere bepaling van den wnd. se cretaris-generaal zijn eveneens met ingang van 15 November 1940 de artikelen 24. 25, 26 en 27, tweede en derde lid. in werking getreden. Voorts is bepaald dat art. 23. 27, eerste en vierde lid en 28 met ingang van 1 Januari 1941 van kracht zullen worden. meeste schepen waren niet groot. Aan de markt waren een paar honderd kisten wijting. Tong en tarbot was slechts zeer schaars ver tegenwoordigd. Doordat de markt de geheele week van versche visch uit zee verstoken was. viel de aangebrachte visch als het ware op een gloeiende plaat. Zeer hooge prijzen werden besteed. De fijnvisch, o.a. tong en tarbot, be reikte een recordprijs en ging van f 3.50 tot f 5.50 per kilo. Wijting liep op tot f 22 per kist van 40 kilo. Snoekbaars noteerde Vrijdag f 1.301.40 per kilo, welke noteering nog niet voorkwam. Door het ruwe weer hebben ook de garnalen- visschers Zaterdag niet kunnen uitvaren. Al leen Vrijdag en Zaterdag hebben zij de gar- nalenvisscherij kunnen uitoefenen. De week- aanvoeren waren dan ook gering. Aan le vende garnalen werd 560 kilo aangevoerd. De levende garnalen deden f 14 per man. Aan ge kookte garnalen werd naar Amsterdam en el ders 910 kilogram verzonden tegen den vast- gestelden prijs. Ook de afgeloopen week is in het geheel geen versche visch uit Denemarken aangevoerd. De handel was geheel op zoetwa- tervisch aangewezen. Aan de markt waren 10 motorloggers, 15 kot ters en 27 schokkers met een totale besom ming van f 3461. Een drietal Texelsche kotters maakte nog een mooie besomming van f 200 tot f 355 per vaartuig. Voor het eerste sinds Maandag j.l. was Zater dagmorgen te Scheveningen wederom aanvoer van versche visch uit zee. De vangsten der Eindelijk zijn de plannen voor den bouw van een tuindorpje t"e Weert in zoover gevorderd stadium, dat met de voorbereidende werkzaam heden begonnen is. Er zullen 90 arbeiderswo ningen met tuintjes komen aan Nieuwstraat en Spoorstraat met drie straten. Was fiet aanvankelijk de bedoeling van B. en W., den bouw der arbeiderswoningen in ver band met de onbewoonbaarverklaring van wo ningen aan den Hoogensteenweg van ge meentewege ter hand te nemen, in een der laat ste raadsvergaderingen werd er van af gezien, omdat een particuliere bouwonderneming grond heeft overgenomen ter grootte van 2.72.75 H.A. en daarop volgens afspraak met de gemeente 90 woningen zal doen bouwen. De gronden, die noodig zijn voor den aanleg van drie nieuwe straten, worden wederom eigendom van de ge meente. Het plan omvat genoemde arbeiderswoningen, die aan voor- en achterzijde een tuintje zullen bezitten, wat het aanzien van dit tuindorpje zeer zal verfraaien. De Spoorstraat wordt aanzien lijk verbreed, terwijl er twee dwarsstraten ko men, die zullen uitkomen in een derde straat die evenwijdig komt te liggen met de Nieuw straat. De zijstraten zullen een lengte krijgen van ongeveer 80 meter. In het ontwerp van de nieu we straten zijn breede trottoirs met boombe planting. Voorts zullen er vier plantsoenen wor den aangelegd, waardoor dit stadsdeel een der fraaiste zal worden in de gemeente. Daar in dit stadsdeel weinig zaken liggen, zullen aan de zijde van de Wïlhelminastraat vier winkelhuizen gebouwd worden. De overige buizen worden gebouwd in z.g. open bebouwing, d.w.z. met vrij van elkander staande huizen blokken van drie tot vier woningen. Zooals in den raad uitdrukkelijk werd ge- eischt, zal in deze woningen een douche-inrich ting worden aangebracht. „Het Nederlandsche Rundvee-Stamboek" heeft te Utrecht zijn 70ste algemeene vergadering ge houden. In zijn openingswoord memoreerde de voor zitter, de heer J. L. Nysingh, de bij de verdedi ging van het vaderland gevallen leden der ver- eeniging, terwijl hij zijn deernis uitsprak met hen, die tengevolge van het oorlogsgeweld ge wond werden, of have en goed verloren. Voorts memoreerde hij het overlijden van de heeren P. Stapel Czn. en H. Tromp van Holst, die zich beiden voor het landbouwleven in het algemeen en de rundveefokkerij in het bijzonder zeer verdienstelijk hebben gemaakt. Spr. mocht tot zijn genoegen constateeren, dat de stamboekrundveefokkerij zich ook in de te genwoordige, moeilijke omstandigheden zeer goed handhaaft. Hij wekte de leden op ook verder de rundveefokkerij te blijven beoefenen, niet alleen omdat dit een bedrijfsbelang is, maar ook omdat het landsbelang dit vordert. De geschokte welvaart, aldus spr., zal slechts door noesten arbeid kunnen worden hersteld. Wij moeten daarbij streven naar een hoogwaardig product. Dat geldt ook in hooge mate voor de rundvee fokkerij. De plaats, welke onze landbouw in het toekomstige ruilverkeer zal kunnen innemen, hangt voor een niet gering gedeelte af van de kwaliteitsproducten, welke hij kan aanbieden, meende spr. Uit het door den directeur der vereeniging, den heer ir. H. Wibbens, uitgebrachte jaarver slag over 1939 bleek, dat het ledenaantal in dat jaar met 435 was gestegen tot 9464. In 1939 werden voor inspectie 3745 stieren en 17804 koeien aangeboden, waarvan er resp. 1491 en 7793 konden worden ingeschreven. Voor het keur-stamboek waren die cijfers 1109 en 376. Het aantal in het jongveeregister geboekte kalveren bedroeg in 1939 29.857. De vergadering keurde de rekening over het jaar 1.939 en de begrooting voor 1941, ongewij zigd goed. De contributie voor 1941 werd op 4 vastgesteld. Tot lid van de financieele commissie werd be noemd de heer A. L. Bakhuis te Olst. Ten slotte hield de hoofdinspecteur der ver eeniging, de heer ir. W. de Jong, een korte in leiding over enkele actueele punten betreffende de Nedrlandsche rund veefokkerij. Hij wees er op, dat uit de gegevens van de Nederlandsche Veehouderij Centrale over de ja ren 1938 en 1939 blijkt, dat bij de geldende be palingen voor het aanhouden van stieren ruim 40 pet. der in Nederland dienst doende stieren gefokt wordt door leden van het Nederlandsche Rundvee Stamboek. Deze regeling geeft hier door eenerzijds een belangrijken steun aan het stamboekwerk, doch legt anderzijds aan de stam boekleden de moreele verplichting op te zorgen voor fokstieren, waarvan men goed producee- rende en langdurig bruikbare melkkoeien kan fokken. Hij wees in dit verband op het groote belang van een goed uitgevoerde melkcontröle. waarnaar hij bezig is in opdracht van de regee ring een onderzoek in te stellen. Op een drietal punten is dit melkonderzoek nog voor uitbrei ding en verbetering vatbaar. Als zoodanig noem de spr. meer uitbreiding der melkcontröle, meer algemeene en meer systematische verwerking der verkregen gegevens, meer uniformiteit der toegepaste methode van controle, speciaal voor wat de leden van het Nederlandsche Rundvee- Stamboek betreft. De vergadering gaf blijk, met de strekking van het betoog van den heer De Jong in te stem men. Het is thans een zeer verbreide meening, dat gebrek aan vitamine A een oogziekte, n.l. xerophthalmie, veroorzaakt en den weerstand tegen infecties van allerlei aard belangrijk ver mindert. Deze meening is eigenlijk onnauwkeu rig. De zaak ligt zoo, dat de vitamine A noo dig is voor de vorming van goede epitheliën, speciaal van de slijmvliezen. Epithelium betee- kent deklaag; zoo spreken wij dan over epithe liën als de buitenste laag van de huid, van het oogslijmvlies, van het mondslijmvlies, van de buitenste laag (eigenlijk de binnenste laag) van de luchtwegen en de ingewanden, nieren en blaas. Wanneer er nu een tekort aan vita mine A is, dan worden deze epitheliën slecht gevoed, gaan daardoor in kwaliteit achteruit (dit heet atrophie). Daarna treedt er een wer kelijke verandering van de structuur op, vooral daarin bestaande, dat zij hard en droog worden. Dat is dan de oorzaak, dat zij vatbaar voor infectie worden, zooals longontstekingen en blaas- en nierontstekingen. Het meest op den voorgrond tredende gevolg van gebrek aan deze vitamine is een oogziekte, de xerophthalmie. Deze naam beteekent: ver harding der oogen. De afwijking begint met ver harding van het huidvlies en gaat voort op het hoornvlies. Het wordt eerst hard en wordt daar na week, dan nog geïnfecteerd. Gaat de ziekte nu nog verder voort, dan komt er een gat in het hoornvlies en blindheid is het gevolg. In Nederlandsch Indië is de helft van alle verblin dingen hieraan te wijten. In Nederland komt deze ziekte zoo goed als nooit voor. In den vorigen oorlog is er wel een epidemie van deze ziekte in Denemarken voor gekomen, omdat men daar toen zooveel zuivel naar Duitschland uitvoerde, dat het resteerende niet meer genoeg vitamine A bevatte. Deze vita mine komt nl. uitsluitend voor in dierlijk voed sel, vooral melk en boter, eieren, lever en vooral levertraan. Over andere bronnen van vitamine A zal ik later nog spreken. Men zal zich nu afvragen of de vitamine A in een land als Nederland de moeite van de vermelding wel waard is. Er komt immers nooit een ernstige ziekte als gevolg van een gebrek daaraan voor. Maar het is met de vitamine zoo gesteld, dat geringe tekorten daaraan geringe afwijkingen aan het menschelijk lichaam ver oorzaken, die toch weer ernstig genoeg zijn om de volle en bloeiende gezondheid een weinig te doen kwijnen. En daar nu de geleerden op het gebied van de voeding er naar streven om de menschen volkomen gezond te maken of te hou den, moet er ook op minder ernstige afwijkingen De secretaris-eeneraal, waarnemend hoofd van het departement van Landbouw en Visscnerij, maakt bekend, dat de in het detailprijzenbesluit 1940 vleesch en vleeschwaren neergelegde prijsregeling met ingang van 18 November a.s in zooverre zal worden gewijzigd, dat daarin tevens prijzen voor varkens vleesch en -vleeschwaren worden vastgesteld. De prijzen voor de met ingang van genoemden datum aan de Neder landsche veehouderijcentrale te leveren varkens luiden als volgt: prijzen per kg netto geslacht gewicht in centen, kwaliteit van 61100 kg zeugen a 90 88 b 89 86 c 88 84 Bijzonderheden zullen spoedig worden medegedeeld. Uit het voor gaande moet niet de slotsom worden getrokken, dat. ook de rundvee- en rundvleeschprijzen zullen worden verhoogd, daar zulks niet in het voor nemen ligt. Naar wij vernemen heeft de recordcommissie der Nederlandsche Athletiek Unie de volgende records erkend: Heeren: 200 M. horden in 25.4 sec. door A. fWellerdieck op 25 Aug. te Amsterdam. Juniores: 100 M. hardloopen in 11.1 sec. door A. Sprée op 14 Juli 1940 te 's-Gravenhage; 300 M. hardloopen in 37.8 sec. door A. Martini op 25 Aug. te Amsterdam; 800 M. in 2 min. 6.4 sec. door J. Evers op 25 Aug. te Amsterdam; 4 X 100 M. in 45.1 sec. door „Vlug en Lenig" op 14 Juli te 's-Gravenhage; Verspringen: 6.30 M. door A. Spree op 1 Sept. te 's-Gravenhage; Hoog springen 1.725 M. door G. C. v. Balen Blanken op 25 Aug. te Hoorn. Het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd maakt het volgende bekend: Binnenkort komt een regeling tot uitvoering, welke den varkenshou ders de gelegenheid zal bieden om boven het aantal varkens, dat zij tot nu toe konden mesten, nog extra-varkens tot slachtrijpheid te mesten Voor deze regeling kunnen uitsluitend in aanmerking komen de georgani- seerden, die voorheen, daartoe gerechtigd door een varkenstoewijzing, regelmatig varkens heoben gemest. Daarbij zal zooveel mogelijk met de belangen van het kleinbedrijf rekening gehouden worden en wel in dien zin, dat in geval het aantal aanvragen het beschikbare aantal overtreft, in de eerste plaats in aan merking komen zij, die volgens de Juni-inventarisatie 1940 een land- of tuinbouwbedrijf van ten hoogste 8 H.A exploiteeren. Indien men van deze regeling gebruik wenscht te maken, verbindt men zich contractueel tot het na een zekeren termijn rechtstreeks aan de Nederlandsche Vce- houderijcentrale leveren van een bepaald aantal varkens met een gewicht van 95105 kg. Door het aangaan van dit contract komt men dan gedu rende den termijn, voor welken het contract geldt, in aanmerking voor de toewijzing van een hoeveelheid varkens-krachtvoeder boven de hoeveel heid, waarop men ingevolge de gewone regeling recht heeft En wel m dien zin, dat de varkenshouder voor elk varken, waarvoor hij contracteert, per 4 weken 50 kg. krachtvoer extra kan ontvangen, waaraan dan echter de beperkende bepaling is verbonden, dat het totaal per varken te ver strekken krachtvoer ten hoogste 200 kg. kan bedragen Het contract geldt dus voor een termijn van maximaal 4 X 4 16 weken. Het extra-kracht voeder wordt echter uitsluitend toegewezen, indien uit de 4-wekelijks in te dienen registratiekaarten blijkt, dat de betreffende varkenshouder ge durende den geheelen termijn tenminste een bepaald aantal varkens boven 40 kg. aanhoudt. Dit aantal is meerendëels (d.w,z. ingeval de huidige var kenstoewijzing 3 of meer bedraagt) gelijk aan 35 van de thans geldende varkenstoewijzing plus het aantal, waarvoor men gecontracteerd heeft. Aangezien men volgens de huidige regeling ten hoogste voor 20 van de varkenstoewijzing krachtvoeder kan ontvangen, beteekent dit dus, dat men in staat moet zijn nog een zeker aantal (n.l. 15 van de varkens toewijzing) varkens op ruwvoeder of afvallen te' houden, wil men voor de onderhavige speciale regeling in aanmerking komen Heeft men dus b.v. reeds een varkens-toewijzing van 10 varkens en contracteert men voor 4 varkens, da,n dient men gedurende den termijn, waarover het con tract loopt (maximaal 4 perioden elk van 4 weken), steeds 35 van 10—4 (alle breuken worden naar boven afgerond) plus 4 8 varkens in voor raad te houden, degenen, aan wie thans varkens-toewijzingen van 1 of 2 varken(s) zijn verleend, ontvangen bij de huidige regeling meer kracht voeder dan door 20 van de varkens-tóéwijzing wordt bepaald In ver band hiermede dienen voor deze gevallen ook ten aanzien van de onder havige regeling aparte voorwaarden te gelden. Dienaangaande is het vol gende bepaald: a. Varkenshouders met een toewijzing van 1 varken dienen voort durend 200 van hun toewijzing (dus: 2 stuks) plus het aantal varkens, waarvoor gecontracteerd is, aan te houden om extra krachtvoeder te kun nen ontvangen b. varkenshouders met een toewijzing van 2 varkens dienen voort durend 100 van hun toewijzing (dus: 2 stuks) plus het aantal varkens, waarvoor gecontracteerd is, aan te houden om extra-krachtvoeder te kun nen ontvangen. Voor de hoogere varkens-toewijzingen geldt, dat de betreffende ge organiseerd en gehouden zijn, gedurende de totale contractperiode 35 van de thans geldende varkens-toewijzing (de breuken naar boven afge rond) plus het aantal varkens, waarvoor gecontracteerd is, aan te houden. In het bijzonder wordt er nog de aandacht op gevestigd, dat men voor allé varkens, waarvoor gecontracteerd is, extra-krachtvoeder ontvangt In ge val derhalve voor b.v. 3 varkens gecontracteerd wordt, bedraagt het extra rantsoen voor elke période van 4 weken telkens 3 X 50 150 kg., terwijl de totale hoeveelheid extra-krachtvoeder in dit geval maximaal (indien men n.l. voor de maximale periode van 4 X 4 16 weken contracteert) 4 X 150 kg 600 kg. kan bedragen. De prijs, welke voor deze contract-varkens wordt uitbetaald, zal naar gelang van de kwaliteit 0,88, 0,89 en 0,90 per kg geslacht bedragen (of dienovereenkomstige, door de veehouderijcentrale vast te stellen prij zen per kg. levend). Deze prijzen zullen eveneens gelden voor de overige varkens, welke door de Centrale worden overgenomen Van onderscheid tusschen de prijzen, welke eenerzijds voor de contractvarkens en ander zijds voor de gewone" varkens gelden, is dus geen sprake. De eerste periode, gedurende welke ingevolge deze regeling extra- krachtvoeder verstrekt zal worden, is 9 December 1940—6 Januari 1941, terwijl de contract-varkens van omstreeks 6 Januari 1941 af aan de Cen trale geleverd kunnen worden. Voorloopig is vastgesteld, dat deze gelegen heid tot omstreeks eind Juli zal blijven bestaan Zij, die voor deze regeling in aanmerking willen komen, kunnen hiervoor van 18 November 1940 af aanvraagformulieren bij de plaatselijke bureauhouders verkrijgen Men make hiermede spoed, aangezien in de eerste plaats met hen, die hun aanvragen vóór 23 November hebben ingediend, contracten worden afge sloten. Men zor^e er dus voor, dat het aanvraagformulier, ingevuld en onderteekend, vóór dien datum weder in handen van den bureauhouder is gekomen. gelet worden. Dit is vooral van belang in dezen tijd. Vroeger, toen de gemeenschappen klein waren en het voedsel van dichtbij betrokken werd, bleef er een vaste traditie van voeding. Thans is het mogelijk door algemeene maat regelen de voeding te veranderen en thans is het dus ook meer dan vroeger van groot belang, dat de maatregelen op het gebied van de voe ding geleid worden door een juist en nauwkeu rig inzicht, waardoor de gevaren voor de ge zondheid lang te voren worden onderkend. Nu bestaat er ik heb daar korten tijd geleden nog over geschreven een betrekkelijk geringe afwijking, n.l. de nachtblindheid, die het gevolg is van een gebrek aan vitamine A. Ook deze nachtblindheid, waardoor men in het schemerdonker slecht ziet, bestaat weer in vele graden en men heeft nu deze nachtblindheid gemeten, bij schoolkinderen in Amerika en ook in Nederland, om na te gaan of de voorziening met vitamine A voldoende was. Het bleek in Amsterdam b.v. dat een tiende van de armste kinderen niet voldoënde vitamine A kreeg, al thans in het voorjaar. Het is met fraaie dier proeven zeer waarschijnlijk gemaakt, dat het vitamine A noodig is voor de vorming van het staafjesrood (of het gezichtspurper), de kleur stof in het netvlies van het oog, die noodzake lijk is voor het zien in de schemering. Zooals gezegd, komt de vitamine A alleen in dierlijk voedsel voor. Maar wel komt er iö plantaardig voedsel een stof voor, carotine ge naamd, die in het lichaam van mensch en dier in deze vitamine veranderd wordt. Dit is een gele stof, die vooral in wortelen, maar ook in gras en andere groene planten voorkomt. De koeien veranderen dit carotine in hun lichaam in vitamine A en scheiden dit met de melk weer uit. Het gewone hooi, dat in de zon gedroogd wordt, bevat echter heel weinig van het caro tine, zoodat de wintermeik en de hooiboter ook weer weinig vitamine A bevat. Koeien ech ter, die met kunstmatig gedroogd hooi, met kuil- gras en winterwortelen worden gevoed, maken daaruit weer veel meer vitamine A. Men zou kunnen meenen, dat de mensch nu ook aan zijn behoefte aan vitamine A kan vol doen, door het eten van plantaardige produc ten, waarin carotine voorkomt. Maar dat is een hachelijke zaak. Wel weet men thans zeker, dat dat carotine niet in alle omstandigheden zon der meer in vitamine A wordt veranderd. En dat is een van de sterkste argumenten voor het gebruik van melk, boter en eieren. De be hoefte aan. vitamine A wordt geschat op 2000 tot 4000 zoogenaamde internationale eenheden. Goede zomermelk bevat 1.4 eenheid per gram, dus b.v. 700 eenheden per halve liter; boter bevat 37 eenheden per gram, dus b.v. 925 een heden per 25 gram; runderlever hoogstens 400 eenheden per gram; boerenkool, worteltjes, spi nazie, postelein, raapstelen, sla en andijvie be vatten een behoorlijke hoeveelheid carotine, ter wijl koolvruchten weinig daarvan bevatten. Eigenlijk zijn er ook weer twee soorten caro tine, maar het zou mij te ver voeren, daarop in te gaan. Wel moet ik nog even vermelden dat lever traan 600—1250 eenheden per gram bevat en heilbotlevertraan zelfs 20-360 duizend. Men ziet hieruit, dat levertraan een voortreffelijke bezorger is van vitamine A, hoewel het oor spronkelijk gebruikt wordt om zijn gehalte aan vitamine D (tegen rachitis of Engelsche ziekte). Ook heeft de vitamine A een belangrijke be- teekenis voor den groei, zoodat het geen wonder is, dat de deskundigen in hun voorschriften en vermaningen ter dege rekening houden met de behoefte aan deze vitamine voor den mensch. Dr. TH. H. SCHLICHTING ULVENHOUT, 14 November 1940. Amico, Den Pielp had gezeed: „Kek 's, jongens, ongerlijen doen we nie, has we veur hons leut hop stap gaan. Hons vrouwvolk eft hunaniem den strijdkreet aan; „gin man, gin bon", we zullen dus heigens fourageeren. Broodbonnekes ek genogt, we oeven dus ginnen kurf brooien mee te sjouwen. Lot nou 's ooren, gullie!" „Ik heb tien worstjes van 'nen kilo opzij ge leed," zee den Blaauwe: „as ge wilt doe 'k er nog 'n pond of vijf zult bij." „Da kan." rekende den Pielp uit: „lot 't maar haanreiken in de bakkerij, hom 'n huur hof vyf, dan ben ik daar heigens. Gij, Dré?" „Ja, wat wilde hebben, Pielp? Boter, 'nen homp spek, ham?" „Amm!" gongde-n-ie: „Blaauwe, lot dieën zult maar thuis." „Enne gij, Janus?" vroeg den Pielp mee veul twijfel: ,,'nen buil pijnappels, misschient „Kek 's," zee den Jaan gerokt: „Tonia en ik zijn "maar mee ons tweekes, bonnekes kan 'k dus nie missen, 'k Weet ze trouwens nie te vinden ook. Maar in den kelder heb "k 'nen kèès gevonden, vetten Goudaschen kèès is da-d-iets?" „Wa weegt le?" „Pond of twaalf." „Alf vijf naar de bakkerij mee da dink," zee den Pielp. „En gijNolleke? Wa brengde gij mee in t uisouwen?" „Ik heb m'n eigen bonnen en pampieren," zee *t vrijgezelleke fier: „en niks anders noodig. Maar 'k wil m'n eigen nie laten kennen, dusIs to goeie kist sigaren, ouw moksel, wellekom?" „to Kist van onderd?" „Oewie!" „Alf vijf ter bakkerije." Den Joost gong nie mee. Die vond aan den Haag weinig aan, beweerde-n-ie, hij gong dan maar liever op z'n eentje de kanten van Til burg uit. Op de fiets. „Is 't in Tilburg zoo plazierig, Joost" in formeerde den Pielp wantrouwig, mee toege knepen oogskes, „Plazierig, plazierig" beet den Joost af: „plazierig! In den Haag ben 'k wel honderd keer gewist, veur m'nen vroegeren feaas." „Ja," zee den Blaauwe langzaam: „da's waar. Hij is al honderd keeren in den Haag ge wist en pas duuzend keeren in de Kruiken stad 1), ee? Joosje?" En den Blaauwe knipte 'n oogske. „Eh.... gij.... ebt daarmisschient.... 'n goeihadreskevroeg den bakker aan den Joost. Den Joost dronk tos. „Z'n toffels staan daar achter de kachel," insinueerde den Blaauwe. „Noujaazee den Fielp bedroefd: „da's zooveul as Winter-ulp." Maar den Joost liet niks los. Wenschte ons goeie reis en veul plazier. Wij wenschten hum gin haar minder. Alleen stelde den Jaan nog veur, als ie den Joost soms van dienst kost zijn, om ook zijnen ring mee te nemen naar dieën Haagschen slapert „Ik heb gin rimmeltiek," weerde den Joost af. „Neeë," zee den Fielp mismoedig: „maar die elderzienden slapen ook veur liefdeshaange- legenedens hen zulk soort kwalen." „Och, borst gullie!" zoo viel den Joost deur de mand. „Da's dus „in plek van kaarten," jubelde Nolleke. Zaterdagmiddag gongen we van Ulvenhout. Den Pielp had 'n groot, oud valies opgesnord en daarin onzen leeftocht gepakt, 't Dink woog ruim vijftig pond. Daarom had ie 'n rijtuig be steld, 'nen open landauwer, daar was niks an ders op 't durp te krijgen. En toen we zoo, als 'n verdwaalde feestcommissie, die van den Zomer heuren optocht verloren had, deur 't durp rejen, mee Nolleke op den bok, stond, als we langs den Jaan z'n huis kwamen, z'n Tonia veur 't raam. „Lieve krippot," schrok den Jaan: „m'nen hartelap! Kek ze wenken!" „Ze wit toch waar ge naar toe gaat," zee den Blaauwe droog, die achterover in 't gerij hong als Lord Motregen. „Eeren," zee den Pielp: „groet gullie nou hallegaar zoo beleefd meugelijk, mee 'n seerjeus moelwerk! Gij, Jaan, gij doet sjoertjes! Goed zoo! Nou nog 'n kus-andje! Eel goed, Jaan, eel goed; Tonia knapt zienderhoogen hop, nóg heen, 't kost niks!" Nolleke op den bok zat stillekes te vloeken op „de" wijven! „Zwijg, Nol," vaderde den Fielp; „gij ebt gin verstajum van 'n gelukkig uwelijk!" Toen was Tonia uit 't zicht en Lord Mot regen beweerde toen: „As wij in den Haag gin goeie kennis teugenkomen, ben ik 'n boon!" „Die lol zulde nie hebben, Blaauwe," zee den Jaan fel: „astemblief!" En hij toonde ons To- nia's stamkaart Wij zagen zwijgend naar deus staaltje van deurzicht. Den Fielp knikte bewonderend en prijzend. Eindelijk zee-t-ie, mee ontzag: „Jaan, keb jou has champetter haltij te laag haange- slagen g'had!" Plazierig hobbelden wij in ons open gerij deur den Zaterdagmiddag, 't Was droog, koud, veul winderig. Nolleke kroop hoe langer hoe dieper in z'nen kraag en in z'nen bolhoed. Hield z'n eigen op temperatuur mee „grootemannen woorden". 't Was 'n reis mee hindernissen. Op den Zwa luw moesten we drie kwartier wachten. Den trein was vol, Nolleke zat in 't gangpad, op ons valies. Als we 'n kwartier gewacht hadden, liet Nolleke, kwaad als 'n spin, z'n eigen uit den trein zakken. „Hij wou dan wel 's van die Rooie Pet vernemen, of die soms docht, dat hier 'nen vollen trein vergeten schoolkinders stond, sodetjuu!" Na weer 'n kwartier stapte den Pielp uit; die gong Nolleke zoeken. En nog 'n kwartier later rejen we weg zonder Goliath en David. (Res pectievelijk 300 en 75 pond zwaar). Wij keken malkaar 'ns aan. De perrons van den Zwaluw lagen al in den duister. „Wanouw?!" vroeg den Jaan benepen. De Blaauwe zag 'ns naar 't zwarte valies, krabde aan z'n neus en zee: „leeftocht hebben we genogt, maar den stoet is wél gaauw ont bonden!" „En dieën meelzak kuiert mee ons centen weg," klaagde den Jaan. Dikker wemelde den schemer over 't leege winterlandschap, daar benejen ons. Links, ik ree vooruit, stond den bonten avondhemel in lichterlaaie, 'n Zon als 'n wagelwiel zoo groot zonk weg in den donkeren mos van 't lage, natte land. Den Jaan zat veurovergebogen; te tellen de afgesleten, blinkende figuurkes van 't ijzerbeslag op den bojem van ons spoorwageltje. Den Blaauwe, de ruiten, grijze pet achterover op z'n rosse stekels, zat tevrejen te luisteren naar den spoorwagelpolitiek, die naast ons op de bank wierd bedreven. Toen struikelde 'nen conducteur over ons zwarte valies ons coupé-ke binnen. „Zeg, chef," vroeg ik: „hebt ge onderweuge in den trein misschient 'n paar reizigers ontmoet, 'nen soor tement van reus en 'n heel klein manneke, die op 't nippertje in den Zwaluw zijn ingestapt?" Onderwijle knipte-n-ie de kortjes. Toen vroeg ie: „Ge bedoelt de heeren Beeckers en Gommers uit Ulvenhout „Ehje.... ja?" stotterde-n-ik, want deu- zen kortjescoupeur was naar mijnen zin veul te góed op de hoogte. Den Blaauwe schoof ook 'n bietje bij. En den Jaan keek naar den con ducteur of Tonia was binnengestapt, zonder stamkaart. „Hou maar op," zee den conducteur toen: „Dat duo zit in 'n eerste-klas-coupé en ik heb de grootste last om aan m'n centen te komen. Ze motten bijbetalen, ziede, van Zwaluwe tot Dordt." Den Jaan klèèrde op: 't kapitaal was terecht! „En as ze nie bijbetalen," vroeg Lord Mot regen: „wa dan „Dan krijgen ze in Dordt d'r tweede verbaal," zee 113 (dat stond op z'nen kraag) in allen gemoedsrust. „D'rd'rd'r twééde.... verbaal vroeg ik: „Waar hebben ze dan 't éerste op- geloopen?" „Ze? Dieën groote nie, die is as getuige op genomen. Maar da kleine kulleke Arnoldus Gommers, is nie? die is verbaliseerd veur huisvredebreuk en beleediging; misschient ook veur poging tot zware mishandeling." „Wa ge doet, doe 't goed," zee den Blaauwe content. „Maar wat heeft Arnoldus dan toch allemaal uitgevoerd in dat kertierke?" vroeg ik. „Bij den chef op den Zwaluw de deur open- getrapt," zee 113. „Toen den chef gevraagd of Zijnedele zoo beleefd zou willen zijn aan hem, Arnoldus Gommers, 't seinstokske af te geven. Dan kost meneer van Rooipettum mee z'n luien donder in 't wèrme kantoor blijven zitten. En als de chef zijnen seinstaf nie afstond dan had Arnoldus gedreigd den chef tot poeier te verwer ken. Anders niks," zee 113. „En nou zit meneer Gommers eerste klas te reizen op 'n derde-klas biljet en wil nie bijbetalen, terwijl den ander z'n eigen beroept op „hovermacht!" Maar in Dordt hebben we 'n half uur den tijd," zee 113. „Ik mot zeggen," stelde Lord Motregen vast: ,,'t begin van ons uitstapke is belange nie kwaad." Ik gaf den conducteur 'n sigaar, die toen 'n deur wijer gong mee z'n tang. 't Was onder- tusschen straf donker geworden, de gloeiende sigarenpunten flierden lijk vuurvliegkes deur 't donkere wageltje. Dordrecht. Onzen trein liep binnen langs 't eerste perron, dus vlakbij de wachtkamers, kan toren, tourniquets, ge wit. Wij stapten in leutige spanning uit; na 'n half uur zouwen we, in den electriek, wijer rei zen. Maar wat we zagen.... ginnen Fielp! Gin nen Arnoldus! 't Perron liep leeg: ginnen Pielp, gin Nolleke! ,,'t Is da ze eerste klas hebben gerezen," zee den Blaauwe; „anders zou 'k bang zijn dat ze deur den bojem waren gezakt." Nommer 113 zagen we wél. Die liep, mee z'n pampieren in de hand den Pielp en Nol huilie toeslagbiljetten te zoeken. „Waar zijn ze nou?" vroeg ik 'm. „Weet ik 't?zee-t-ie lastig: ,,'k Ben twee keer den trein langs gewist, 'k heb heel de statie afgezocht, maar niks, niks is er van die krengen te zien." „Man, ga naar huis," raaide-n-ik 'm aan, daar staat oewen koffie koud te worden!" „Jamaar, die pampieren. 'k Heb ze al uitge scheurd en ze zijn genommerdHoe mot dat nou?" vroeg ie ongelukkig. „Ja, tja.... tjah.... ik ben nie aan 't spoor. Nooit gewist! Maar ge zult 'r op d'een of andere manier toen froot aan motten draaien!" ,,'k Zal ze schrijven," zee-t-ie: ,,'k kan 't adres wel in den Zwaluw krijgen!" - „Doe dat! Zeg ze thuis gedag!" „Van 't zelfde!" Opgelucht trok 113 Dordt in. „As 't zoo deurgaat," zee den Jaan: „dan zul len wij ook naar Ulvenhout motten schrijven." „Waarom?" „Om 'n postwisseltje." Afijn, amico, we gongen in de wachtkamer, buiten bezwaar van den proppot, 'n stukske drin ken en besloten om in elk geval maar deur te rijen naar Den Haag. „Logement hebben we al- tij," zee den Blaauwe: „Ge hoeft niks anders te doen dan om twaalf uur op straat te blijven, dan komt er vaneigens 'nen champetter onder dak aanbiejen! En frèten hebben we in over daad, ik sjouw m'n eigen nog 'nen dubbelen breuk aan die doodskist." Teugen vertrektijd zochten we onzen trein op, die veuruit stond, 'n end veurbij den ingank. En, als we daar passeerden, dan zagen we den Pielp, boven 't volk uit, dat 't perron op moest. Maar.... maa.... ma.... maar wat droeg ie toch onder z'nen jasHij knipte oogskes, we moesten zwijgen. We gongen bezijen staan. Hij liet twee afgestempelde kortjes knippen. D'n conducteur zocht naar nommer twee. Toen zee den Fielp: „ja, da's hin horde, chef. Da kort je his van m'nen jongen," toen wees ie op z'nen erm, onder zijnen jas: ,,'k mot mee 'm naar den dokter, hih den Aag, ziede." Den conducteur knipte, 'n Ouw moederke hield dalijk den Pielp aan. „Wat heeft 't jochie, mijn heer?" „Dedededede kou hop z'n water," zee den Pielp, die nog meer belangstelling gong trekken. „Heete krompressen op z'n buikie legge," adviseerde 'n menirke-mee-'n-sikske-dat- omhoog-krulde„Zoo heet als de stakker fer- drage ken." „Nou, eet zal ie 't genogt krijgen," verzekerde den bakker grimmig-overtuigd: „Harnold his nog nie jarig!" Mee 'nen heelen optocht van belangstellenden kwamen we aan den trein. Net wou den Pielp z'n zieke jongske den wagel in salamanderen, als 't Sikske den bakker aan den mouw trok en troostte: „Hoe heeter, hoe beter, daan be houdt u 't ventje wel." „Zou 't?" vroeg den Fielp verbeten: „Dar'S to pak van m'n art, want has 'k deuzen hoog- happel haf most geven, kreeg 'k de smart nie weggezópen!" En toenbens! Daar smakte-n-ie Arnoldus 't treinbalcon op, dat Nolleke, vertelde-n-ie later, toen ie weer „bij" was, docht: dat ie toen spoorwegramp beleefde. Toen, amico, toen.... rejen.... we.. Dordt.. pasuit! En Lord Motregen stelde nogmaals vast, dat 't belange gin kwaai begin was van ons uitstapke. „Maar vertel me nou 'ns, Pielp, hoe gullie uit Dordt 't perron opkwaamt en waarom nie mand Nolleke mocht zien?" vroeg ik ter hoogte van Zwijndrecht. „Kek 's," lee den Pielp uit; „Vèur den trein stopte, waren wij er hal huit. Hop 'n kiepen- drafke smeerden we 'm deur den huitgank, we lieten ons kortjes hafstempelen en toen zijn we haan den hoverkant van de statie hiets gaan gebruiken. Toen zee Nolleke, Fielp zee-t-ie, we zijn er nou wel huit, maar nog nie hin! Want, zee-t-ie, dieën 113 mee z'n toeslagbiljetjes waar van ie.nie haf kan komen, zal hons sigglement wel hopgeven haan de lui van de Statie Toen docht ik," gong den Fielp wijers: ,,'t sig glement zal wel luien zoo homtrent: twee per sonen van de".... toen keek ie zoo 's mee wei nig achting naar Arnoldus „twee personen van delaten we openmannelijke kun ne, waarvan éen welgeschapen en d'n ander 'nen treurwilg-wijd-onderdemaat. Ik docht nou, has 'k die halikriek wegstop honder m'nen jas, dan klopt .'t sigglement nie en dan kuier 'k rustig naar den trein. Want na da verbaal op den Zwaluwoh, dat wéten gullie nog nie!" „Jawel! We weten alles!" „Hoezoo?" vroeg Nolleke trotseh. ,,'t Schandaal was heel den trein deur," zee den Blaauwe mee veul afkeuring in z'n stem- „Jaja, Arnoldus, wij slaan wel 'n prachtig figuur, ievers waar wij komen mee jou! Foei toch! „Nou Pielp," zee ik: „heel dieën Carnaval mee Nolleke was onnoodig gewist, want 113 snakte naar z'n woning en z'n bakske koffie." „Dan eeft ie vast 'n gelukkig uwelijk," peinsde den Fielp droevig: „wa 'k 'm van arte gun- Wijers zijn we zonder ongelukken in De» Haag „haangeharriveerd", volgens den bakker en we hebben daar wezenlijk de schoone slaap ster gesproken! Daarover den volgenden keer. Ditte mot 'k oe wél zeggen: Tonia heeft rimmeltiek, zee de helderziende: de dokter hebben 't allemaal aan 't verkeerde end vast* Tonia heeftafijn, volgende week, 't is veur ingewikkeld. Maar nou schei 'k er af. Veul groeten van Trui, Dré III en als al™ gin horke minder van oewen t. a v. DRtf 1) „Kruikenstad" is in Brabant den bijnaarb voor Tilburg. Wat 't beteekentVraag da maar 'ns aan 'nen echten Brabander! Maa* mee bier heeft 't niks te maken, horre! D,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6