Welke schade wordt vergoed?
N.S.B., Duitschland en
het Nederlandsche volk
woestijnhavik
Radiorede van prof. dr. G. A. Snijder
RANTSOENEERING EN
GEZINSGROOTTE
VRIJDAG 6 DECEMBER 1940
VERBETERING WATERWEG
GENT-TERNEUZEN
Kerkelijk leven
De normen, welke worden
aangelegd
De hoegrootheid der bijdragen
Benoeming Scheidsgerecht
voorzitters
Bestuur van R.K. Werkliedenver
bond bepleit verbetering van
eenige distributiebepalingen
W interkleeding
Brandstoffen
Margarine en boter
PETROLEUMPRIJZEN
Gevolmachtigde bezocht Arne-
muiden en Ellewoutsdijk
UIT DE STAATSCOURANT
P.T.T.
Centrale Levensmiddelen-
Distributieraad
Landbouwonderwijs
Ontslag militairen dienst
Burgemeesters
Ned. Unie acht NS.B. een belem
mering voor beter begrip van
Nederland en Duitschland
voor elkaar
-De.
door ALBERT M. TREYNOR
Hij verklaart woorden van den
Rijkscommissaris
KIND DOODGEREDEN
Broeder Sigismundus f
Geen audiëntie
Er zijn ten aanzien van onze publicatie over
oorlogsschade nog eenige begrippen, welke
nadere omschrijving behoeven. In verband hier
mede laten wij eenige toelichtingen volgen,
welke van officieele zijde zijn verstrekt.
In de eerste plaats komt de groep van goe
deren, voor welker beschadiging of vernieling
uitkeering wordt verleend.
Slechts de materieele schade aan onroeren
de goederen en aan zoodanige roerende goede
ren, die tot een bedrijf of een beroep dienen
alsmede schade aan huisraad, door oorlogsge
weld toegebracht, wordt in beginsel voor ver
goeding in aannmerking gebracht. Het begrip
oorlogsgeweld kan in dezen ruim worden geno
men. Plunderschade, voor zoover deze aanwezig
is, valt er onder. Ook zal bij de toepassing van
het besluit rekening worden gehouden met het
feit, dat ons land nog dagelijks in velerlei vor
men aan de gevolgen van den oorlog is bloot
gesteld. De in het besluit vervatte vergoedings
regeling, beperkt zich tot goederen, toebehoo-
rende aan Nederlanders of Nederlandsche
rechtspersonen. In verband met de waardee
ring der schade worden verschillende catego
rieën goederen onderscheiden; onroerende goe
deren, bedrijfsuitrustingen, bedrijfs- en handels
voorraden en huisraad. Bij de vaststelling der
schade is zooveel mogelijk aansluiting gezocht
aan de gewone verzekeringsbeginselen. De
maatstaven voor de waardeering der schade
dienen echter ook in overeenstemming te zijn
met de van Overheidswege gevoerde prijs-
Pblitiek.
In verband met de groote geldbedragen, die
bij uitkeering in omloop zullen worden ge
bracht, dreigt deze politiek te worden Onder
mijnd, indien het streven naar prijsverhooging
fa het besluit zelf geen begrenzing zou vinden.
Mede in verband daarmede is bepaald, dat de
Waardeering der schade aan goederen geleden,
°ok voor zoover de schade nè. 9 Mei is ontstaan,
°P basis van de verkoopwaarde dier goederen op
9 Mei dient te geschieden.
Dit beginsel houdt in, dat, in geval van voor
herstel in aanmerking komende schaden reke-
hing mag worden gehouden met de kosten, die
voor het herstel zouden noodig zijn geweest Op
9 Mei, met dien verstande, dat de werkelijke
bosten van herstel een maximum vormen.
Voor de waardeering der schade aan bedrijfs-
rustingen geldt de aanschaffingsprijs op 9
Mei, onder aftrek van de afschrijvingsbedragen,
Welke in verband met den ouderdom van het
goed overeenkomstig goed handelsgebruik moet
worden geacht te zijn toegepast. De schade aan
bedrijfs- en handelsvoorraden wordt vastgesteld
°P basis van den inkoopprijs. Voor de vaststel
ling van de schade aan de hiervoor genoemde
categorieën goederen wordt als uitgangspunt
genomen een individueel onderzoek van geval
tot geval naar den omvang der werkelijk ge
leden schade. Hierin vinden de Schade-enquête-
commissiën in de eerste plaats haar taak; zij
baseeren zich daarbij op de opgaven en inlich
tingen van betrokkenen, die, zoo noodig door
deskundigen en accountantsrapporten, op haar
betrouwbaarheid zullen worden getoetst.
Voor de waardeering van schade aan onroe
rend goed geldt nog in het bijzonder het vol
gende. Hij die schade heeft geleden zal als regel
den grond hebben behouden. De vergoeding zal
derhalve worden vastgesteld in verband met de
waarde van het geheel en de waarde van den
grond. De naar den datum van 9 Mei te waar-
deeren waarde van den grond zal ook de basis
vormen van de vergoeding, die ingeval van ont-
eigening door den Algemeen Gemachtigde voor
den Wederopbouw zal worden vastgesteld. In
onteïgeningsgevallen zullen een tweetal commis
sies voor de regeling der schadevergoedingen bij
onteigening, gevestigd resp. te Rotterdam op
het bureau van de Schade-enquête-commissie
voor onteigeningen binnen de gemeente Rotter
dam en te Arnhem op de directie van 's Rijks
belastingen aldaar van de eventueele be
zwaren van belanghebbenden tegen de waar
deering van den grond kennis nemen. Van de
waardeering zal aan belanghebbende mededee-
ling worden gedaan. Ten aanzien van overge
bleven fundamenten zal met de omstandigheid,
of deze al dan niet bij den herbouw zullen kun-
hen worden benut, bij de toekenning der bij
drage in de geleden schade rekening worden
gehouden.
Hoezeer van den Staat niet gevergd kan wor
den een volledige vergoeding der door het oor
logsgeweld veroorzaakte materieele schade, kan
desniettemin worden gezegd, dat de van over
heidswege te verleenen bijdragen in de schade
aoo hoog mogelijk zijn opgevoerd. Tot f50.000
wordt op basis der waarde per 9 Mei 1940 een
bijdrage verleend tot het volle bedrag. Van het
Naar wij vernemen, hebben de Ned. Spoor
wegen tien scheidsgerecht voorzitters benoemd
voor het tijdvak van 1 Januari 1941 tot en met
31 December 1942, t.w. de heeren ir. A. A. Boon,
mr. A. van der Deure, W. Graadt van Roggen,
C. W. F. Baron Mackay, ir. P. Montijn, prof.
dr. W. P. J. Pompe, M. A. Reinalda, prof. mr.
H. M. Taverne, mr. A. J. van Vessem en B. J.
<J. Wijkamp.
i
meerdere wordt 90 pCt. vergoed. Tenslotte be
paalt artikel 8, dat in bijzondere gevallen bij
dragen kunnen worden toegekend, in afwijking
van de voorafgaande regelen. Het is de bedoe
ling, dat hierbij zoowel kan worden afgeweken
van de begrenzing der voor vergoeding in aan
merking komende schaden, van de regelen voor
de waardeering daarvan en van de bijdragen-
regeling. Dit voorbehoud is o.m. gemaakt om te
kunnen voorzien in bijzondere omstandigheden
waarin het volgen der regelen in het besluit
neergelegd, niet tot een resultaat zou voeren
dat voor die bijzondere omstandigheden noodig
moet worden geoordeeld.
Het bestuur van het R.K. Werklieden
verbond heeft aan den secretaris-generaal,
waarnemend hoofd van het departement van
Handel, Nijverheid en Scheepvaart een adres
gericht waarin het als zijn meening te ken
nen geeft dat bij de thans van kracht zijnde
distributie- en rantsoeneeringsmaatregelen
tot nu toe te weinig rekening is gehouden
met den factor der gezinsgrootte.
Deze factor dient zich z.i. bij de treffen maat
regelen op twee wijzen te doen gelden:
1. direct, doordat in aanmerking wordt geno
men, dat een groot gezin speciale behoeften
met zich brengt;
2. indirect, doordat bij de bepaling van de
koopkracht voldoende de „zwaardere financiëele
moeilijkheden der kinderrijke gezinnen tot hun
recht komen.
Deze twee overwegingen zijn nu zoo zegt
het bestuur bij de uitwerking van verschil
lende distributiemaatregelen volkomen verwaar
loosd, resp. onvoldoende in acht genomen.
Ter illustratie van de verwaarloozing van de
eerste overweging wijst het op de regelingen
inzake de toewijzing van winterbovenkleeding en
van brandstoffen, terwijl het onvoldoende in
acht nemen van de tweede overweging z.i. in
de boter- resp. margarine-distributie tot uiting
komt.
Het bestuur geeft dan uitvoerig zijn bezwaren
in dezen te kennen en verzoekt met aandrang,
alsnog zoo spoedig mogelijk een aanvullenden
maatregel tot stand te brengen, opdat de ge
zinnen van vier of meer leden gelegenheid krij
gen tot aanschaffing van meer dan één jas of
mantel.
Wat de distributie van brandstoffen betreft,
acht het, rekening houdend met het feit, dat
dc toe te passen methode administratief niet
te ingewikkeld mag zijn en dat een eventueele
correctie moet aansluiten bij de reeds in wer
king zijnde regeling, een verbetering volgens on
derstaande richtlijnen wenschelijk en uitvoer
baar:
1. De gezinnen van 7 of meer leden, een huis
bewonend van 3 of 4 vertrekken, krijgen een
toeslagkaart van 5 eenheden, zoodat zij in plaats
van de 16 eenheden van thans, 21 eenheden ont
vangen.
2. De gezinnen van 7 of meer leden, en een
huis bewonend van 6 of meer vertrekken, krijgen
eveneens een toeslagkaart van 5 eenheden, der
halve in totaal 26 in plaats van 21 eenheden.
Het Verbondsbestuur meent met recht er met
klem op te moeten aandringen, dat voor da
door hem genoemde groepen van gezinnen een
toeslagregeling in den aangegeven zin in het
leven wordt geroepen, zoo mogelijk met hand
having van de reeds toegewezen hoeveelheden,
zoo noodig, indien onverhoopt de brandstoffen-
positie van ons land daar aanleiding toe zou
geven, door verlaging van de toewijzingen over
de geheele linie met één eenheid, ten einde
zoodoende tenminste een rechtvaardiger ver
deeling te verkrijgen.
Extra zwaar worden de groote gezinnen be
last, zegt het adres, doordat in normalen tijd
bij gelijke inkomens in kinderrijke gezinnen
de margarine een grootere rol speelt bij het
spijsvet-verbruik dan de boter.
Aan deze verzwarende omstandigheid komt
naar de meening van het Verbondsbestuur de
reeds ingevoerde verschuiving naar boven van
de margarine/boter-grens bij stijging van het
aantal gezinsleden onvoldoende tegemoet.
Speciaal in de boven-gemiddelde gezinnen (5
leden en meer) is de stijging van f 100 per lid
te gering. Hier zou een progressieve schaal moe
ten worden toegepast, zoodat met het stijgende
aantal gezinsleden de inkomensgrens zich met
grootere sprongen verplaatst b.v. volgens vol
gend schema:
Aantal gezinsledral
1
2
3
4
5
6
7
Margarine/botergens
bij inkomen van:
1000.—
1100.—
1200.—
1300.—
1400.—
1600.—
1800.—
8
9
1«
enz.
2100.-
2400.-
2700.-
Daarmee wordt bereikt, dat de margarine -
voorraad meer gelijkmatig wordt gereserveerd
voor de groepen, die het minst draagkrachtig
zijn, hetzij uit hoofde van hun absolute inkom
stenbedrag, hetzij uit hoofde van de bijzondere
gezinslasten.
Mocht de margarine-voorraad niet toereikend
zijn om in de regeling de hier voorgestelde wij
ziging aan te brengen, dan zou althans een
rechtvaardiger verdeeling bereikt worden door,
met invoering van de gewijzigde schaal, de
inkomstengrens over de geheele linie met een
bepaald bedrag omlaag te brengen.
Naast het bijzondere probleem der groote ge
zinnen blijft ook op te lossen de kwestie van de
zeer verschillende offers, die door de boterver-
bruikende gezinnen al naargelang hun inkomen
moeten worden gebracht.
Deze moeilijkheid is volgens het Verbonds
bestuur alleen op te lossen door het toepassen
van prijsdifferentiatie inzake boter, dus een
reductie-regeling in den geest, zooals die, welke
tijdelijk gegolden heeft voor de houders van
vetkaarten die boter kochten, maar nu voor de
groep (gedwongen) boterverbruikers, die bene
den een bepaalde inkomengrens blijven.
Om er voor te zorgen, dat de opbrengst voor
de producenten gelijk blijft, zal daarmee, volgens
adressant, gepaard moeten gaan een verdere
prijsverhooging voor de hoogere inkomens-groe
pen.
Volgens den Brusselschen correspondent
van het Handelsblad is er een accoord be
reikt tusschen België en Nederland over de
moderniseering van den waterweg Gent
Terneuzen.
In een onderhoud met Belgische journalisten
tenminste heeft ir. E. A. Cauterman, de zeer
actieve provinciale commissaris voor den weder
opbouw van Oost-Vlaanderen, o.m. medegedeeld,
dat de Gentsche haven, volgens de plannen van
hoofdingenieur Mallens, zal worden vergroot;
dat het geheele kanaal van Gent tot Terneuzen
van 8.75 M. zal worden uitgediept eerst tot 10,
daarna tot 12 M„ terwijl de bodembreedte van 24
op 54 M. zal worden gebracht. Te Terneuzen
komen een groote nieuwe zeehaven en nieuwe
sluizen voor groote zeeschepen. „Indien de
kwestie Gent-Terneuzen" zoo sprak de heer
Cauterman „die een eenvoudige en gemak
kelijk op te lossen kwestie was, niet ware ge
koppeld geweest aan andere kwesties; die niet
eenvoudig en gemakkelijk waren op te lossen,
zou dit plan denkelijk niet in kartons zijn blij
ven liggen. Doch nu wordt het stellig een vol
dongen feit." Hij voegde er overigens nog aan
toe, dat van Nederlandsche zijde geen bezwaar
meer werd gemaakt tegen deze plannen, ge
steld al dat ze ooit werden gemaakt.
De secretaris-generaal, wnd. hoofd van het
departement van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart, deelt mede, dat met ingang van 5 De
cember j.l. de „prjjzenbeschikking petroleum no.
1" in werking is getreden.
Volgens deze beschikking is het aan verkoo-
pers van petroleum verboden petroleum en détail
te koop aan te bieden of te verkoopen tegen
hoogere prijzen dan die, welke zij sedert 19
Augustus 1940 in rekening brengen, vermeerderd
met 4 J4 cent per liter, met dien verstande, dat
de prijs nimmer hooger mag zijn dan 18% cent
per liter.
Derhalve wordt de prijs in de zone, waarin
deze 13J4 cent per liter bedroeg, thans 18 cent;
in de zone, waarin de prijs 13% cent per liter
bedroeg, thans 18% cent; in de zone waarin de
prijs 14 cent per liter bedroeg, thans 18% cent.
De gevolmachtigde voor de provincie Zeeland,
dr W. Müncher, heeft een bezoek gebracht aan
Arnemuiden, waar hij ziqh door den burgemees
ter uitvoerig deed inlichten over de toestanden
in de gemeente en speciaal over de arbeidsvoor
waarden der visschers. Dr. Müncher bezichtigde
vervolgens enkele garnalenpellerijen en een
mosselfabriek, waar Zeeuwsche mosselen de
eerste bewerking ondergaan voor de bereiding
van vitaminen. Ook Ellewoutsdijk heeft de ge
volmachtigde bezocht en ook daar heeft hij zich
door den burgemeester laten inlichten.
Aangewezen zijn als beheerder van het bij-
post-, telegraaf- en telefoonkantoor te Am
sterdam-West resp. directeur van het Post- en
Telegraafkantoor te Hoogeveen de hoofdcom
miezen der PT.T. G. van Weeten en F. J. H.
de Beer, zulks met bepaling, dat deze aan
wijzingen worden geacht te zijn ingegaan op
16 October 1940 hesp. 16 November 1940
Opgeheven is de Centrale Levensmiddelen-
distributieraad. ingesteld bij beschikking van
den toenmaligen Minister van Economische
vpken van 14 December 1939, zulks met dank
betuiging aan den voorzitter en de leden van
den raad voor de bewezen ens ten.
Voor het tijdvak van 1 Januari 1940 tot 1
Januari 1941 is weder benoemd tot assistent
aa.n de Lnndbouwbocvsehool te Wageningen
dr. R. D. Crommelin aldaar.
Te rekenen van 18 September 1940 is aan den
majoor-intendant J. T. Smeets, op nonactiviteit
van het dienstvak der intendance, op het daar
toe door hem gedaan verzoek, een eervol ont
slag verleend uit den militairen dienst, zulks
met toekenning van wachtgeld.
Mr. G. A. F. baron van Lijnden is met 16 De
cember 1940 tot burgemeester van de gemeente
Elburg benoemd.
G. J. J. van den Heuvel is met 20 Januari 1941
opnieuw tot burgemeester van de gemeente
Akersloot benoemd.
In het Jongste nummer van het weekblad
van De Nederlandsche Unie wordt de positie
van de N. S. B. met betrekking tot een Ne-
derlandsch-Duitsche toenadering besproken.
Dit artikel bewijst meteen nog eens overduide
lijk, 'dat de meening van sommige bladen, dat
De Nederlandsche Unie zou „afglijden" naar
de N. S. B., van allen redelijken grond ontbloot
is en dat op dit punt aan een bepaalde uitla
ting in een vorig nummer van „De Unie" door
sommigen een wel geheel onjuiste conclusie is
verbonden. Het artikel luidt aldus:
„Het doet er voor de N. S. B. niet toe,
waaróm gij het niet met haar eens zijt: reeds
het feit, dat gij het er niet mee eens zijt
zegt voldoende: gij zijt een reactionnair,
iemand, die naar het politieke systeem van
voor 10 Mei terug verlangt en gij toont u
een „kapitalist" en geen „socialist". Geleid
door de leuze: wie niet voor mij is, is tegen
mij, stopt de N. S. B. den behoudzuchtigen
conservatief in één hokje met den, aan een
geestelijke en maatschappelijke revolutie bou
wenden vernieuwer, die echter desondanks
géén plaats in de N. S. B. begeert, omdat
hij zich nu eenmaal moeilijk kan vereenigen
met den on-Nederlandschen aard van deze
beweging, omdat hij afkeerig is van haar ge
heele sfeer en mentaliteit.
„Men leze echter eens in kalm beraad de
woorden welke de Beauftragte voor Zuid-Hol
land, dr. Schwebel, in een rede onlangs uit
sprak: ,De kameraadschap met de N. S. B. is
de eerste. Maar daarboven uit gaat dat wij het
7 Nadruk verboden
Hij lachte tegen zijn metgezel en gaf hem
een knipoogje, alsof hun geheime plannen niet
geschikt waren om er met een vrouw over te
praten, zelfs al behoorde deze vrouw tot de fa
milie en bovendien gaf hij den Gouverneur een
stoot tusschen de ribben met zijn revolver.
„Je kunt niet meegaan," verklaarde de Gou
verneur en hij zei het zoo ernstig dat het leek,
alsof hij daar ten volle van overtuigd was. ,Het
is absoluut onmogelijk, dat je meegaat."
„Ik wil weten, waar u naar toe gaat!'* hield
het meisje aan.
„We gaan de stad in," zei Darwin nog eens.
Het meisje scheen door hem heen te kijken en
zag er buitengewoon verstandig uit. Misschien
zou ze zich wel herinneren, dat Daud ibn Da-
reyn ook rood haar had.
Darwin's greep werd steviger en hij dwong
den Gouverneur met hem mee naar de deur
te loopen.
„Er is iets in de stad, dat ik hem wil laten
zien." Hij opende de deur, bleef staan en maak
te een deftige buiging.
vertrouwen van het geheele Nederlandsche volk
zullen winnen. Wij gaan den weg van de zake
lijke noodzakelijkheid. Zelfs wanneer wij hier
bij de N. S. B. zouden raken."
„Met groote waardeering maken wg, aldus
„De Unie" gewag van deze woorden, die den
toestand duidelijk schilderen. Voor de Duitsche
overheid is de N. S. B. blijkbaar nummer één,
maar zij heeft geen monopoliepositie. Integen
deel, de Duitschers wenschen blijkens de woor
den van dr. Schwebel een goede verstandhou
ding met de geheele Nederlandsche bevolking."
„Er zijn omstandigheden, die een beter be
grip van Duitschland voor onzen toestand noo-
deloos in den weg staan. Eén daarvan is, dat
de Duitsche autoiteiten door de N. S. B. dik
wijls eenzijdig, soms geheel onjuist, over de Ne
derlandsche toestanden worden ingelicht. Men
vergeet te licht, dat de politieke situatie hier
te lande een geheel eigen karakter draagt, ze
ker een geheel ander karakter, dan in Duitsch
land bij de opkomst van het nationaal-socia-
lisme.
„De nood en de schande van „Versailles" en
de dreiging van een bolsjewistische revolutie
dat waren twee zeer belangrijke elementen bij
de opkomst van het Duitsche nationaal-socia-
lisme. Nederland heeft echter nóch een Ver
sailles, nóch een bolsjewistisch gevaar ooit ge
kend. In de ontwrichte Duitsche toestanden
van na den oorlog kregen ontbindende krach
ten en op wanorde beluste individuen dermate
hun kans. dat de naar orde, eerherstel en we
deropbouw verlangende bergers tot het oprich
ten van eigen weerkorpsen overgingen.
„In Nederland echter bleef de mogelijkheid
voor gezonden, evenwichtigen opbouw steeds
bestaan en maakte een, zonder aanziens des
persoons ingrijpend politie-apparaat, iedere
weerafdeeling'van een politieke partij of bewe
ging tot een volkomen overbodige instelling.
„Een diepgaand verschil bestaat' er tusschen
den politieken toestand in Nederland en in
Duitschland. En wanneer nu vooraanstaande
N. S. B.'ers den Duitschers diets willen maken,
dat er geheel analoge toestanden zouden be
staan, schuilt daarin wij willen het hier
eerlijk en openlijk uitspreken een groot ge
vaar voor een goed begrip tusschen Nederland
en Duitschland.
Prof. dr. G. A. S. Snijder, voorzitter van den
Nederlandschen Kuituur Kring, heeft Dinsdag
avond een rede voor de Nederlandsche radio
zenders gehouden. Aan deze rede ontleenen wij
het volgende:
Spr. wilde daarbij niet in de eerste plaats
wijzen op de boven verwachting groote uitbrei
ding van den kring van medewerkers, noch ook
op de versterking van den persoonlijken band
tusschen de leiding en de medewerkers. Binnen
kort hoopte hij daar nader op terug te komen
en uitgewerkte plannen voor een nauwer per
soonlijk contact onderling voor te leggen. Dat
alles heeft wel veel tijd in beslag genomen,
maar toch nog geen zichtbare resultaten gehad
Spr. zou echter vooral op een, naar zijn mee
ning, voor het Nederlandsche kultuurleven zeer
belangrijk resultaat willen wijzen, waaraan de
Kuituur Kring allesbehalve vreemd is: de split
sing van het vroegere departement van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen in twee depar
tementen, elk onder een eigen secretaris-gene
raal. Dit resultaat acht spr. belangrijk, omdat
daardoor eerst de mogelijkheid geschapen wordt,
aan vele takken van de Nederlandsche kuituur
meer zorg en aandacht te besteden, dan tot nu
toe het geval was.
Het is voor ons, leden van den Nederland-
schen Kuituur Kring zoo belangrijk, aldus spr.,
omdat de beide nieuwe secretarissen-generaal,
als bestuurslid en als een der eerste medewer
kers tot onzen kring behooren, zoodat wij ne
overtuiging kunnen hebben, dat bij hun beleid
de beginselen van den Kuituur Kring niet te kort
zullen komen.
Wij zullen verder gaan, zooals wij begonnen
zijn, wij zullen voorbereidend blijven werken,
en wel thans in de nauwste voeling met die
regeeringsorganen, die ten slotte de beslissingen
moeten nemen en de noodige maatregelen ten
uitvoer leggen. Daarmede komt ook voor ons
een reeks van nieuwe vraagstukken aan de
orde.
De nieuwe secretarissen-generaal hebben, al
dus spr., reeds op voortreffelijke wijze enkele
algemeene lijnen aangewezen en wij kunnen ons
daarmede volkomen vereenigen. En bijzondere
vraagstukken aan te snijden, lijkt mij niet juist
Immers, in dit stadium van voorbereiding zou
ik daardoor in het beste geval een voorbarige
discussie ontketenen.
Een ding wil ik echter wel zeggen: Wij zul-,
len ons zeker niet laten haasten, want ik blijf
by mijn overtuiging, dat een behoorlijke voor
bereiding de eenige waarborg voor een goede
oplossing der problemen.
Dat wil niet zeggen dat wij onder een behoor
lijke voorbereiding een poging, verstaan
het iedereen naar den zin te maken. Dat *al
wel niet gelukken en het heeft ook geen zin,
want een compromis bevredigt ten slotte nie
mand ten volle.
Dat wil echter zeggen, dat vele groepen, zelfs
personen, die verwachten, dat hun speciaal
probleem morgen of op zijn allerlaatst overmor
gen aan de orde zal zyn eenig geduld zullen
moeten oefenen.
Wij moeten ons voorbereiden de volgorde
ik zou haast zeggen; de organische volgorde
van den opbouw zelf te bepalen niet uit voor
keur of zelfs uit willekeur, maar om de simpele
reden, dat wij nooit het geheel dit het oog wil
len en mogen verliezen.
Bedenkt vooral één ding: Wij, leden van den
Nederlandschen Kuituur Kring, behoeven ons
niet meer te haasten, want om d'e woorden van
den rijkscommissaris te gebruiken, „Wij hebben
de richting van den weg by het begin van onzen
marsch reeds gekozen". Dat is in September ge
schied.
Toen hebben wij tot uiting gebracht, dat wij
voor ons Nederlandsche volk streven naar een
eervolle plaats aan de zijde van het Duitsche
volk, dat wij bereid waren in eerlijke kameraad
schap samen te werken aan een groote toekomst,
een toekomst, die daar zal, aldus spr., nu wel
niemand meer aan twijfelen voor het Duit
sche volk groot zal zijn, een toekomst die voor
ons eigen volk groot kan zijn.
Of dit inderdaad ook het geval zal zijn, het
ligt aan ons, aan het Nederlandsche volk zelf.
De rijkscommissaris heeft het onlangs in Maas
tricht nog eens weer gezegd: De beslissing is
onze taak.
Maar daarmede is geenszins gezegd, dat het
Duitsche volk deze beslissing, hoe die ook uit
valt, zonder meer zal aanvaarden, of zelfs kan
accepteeren. Want zoo voegde de rijkscom
missaris daaraan onmiddellijk toe: „Toestanden,
die opnieuw tot een lOen Mei zouden kunnen
leiden, kan en zal het Duitsche volk hier niet
dulden."
Wat wil dit zeggen? Het lijkt u misschien
vreemd, dat ik hier de woorden van den rijks
commissaris ga verklaren en toch schijnt dat
noodig te zyn, getuige de zonderlinge conclusies,
die een deel van de pers uit zijn vroeger gespro
ken woorden getrokken heeft.
Welnu, dit beteekent, Nederlanders, voor
zoover gij u er niet toe beperkt, slechts te
luisteren naar wat u aangnaam is en uit uw
eigen kringetje wilt treden en even wilt na-
denkey dat wy de keus hebben, of
als kameraden van Duitschland het einde
van den strijcbte beleven, of wel afwachtend,
maar dan uit eigen wil als fijanden van het
Duitsche volk nog bij het eind van den stryd
terzyde te staan
Het Duitsche volk heeft cms die kameraad
schap aangeboden Ik weet, het is hard als over
wonnene dit aanbod te aanvaarden, ik weet ook,
dat het voor den overwinnaar gemakkelyker
valt. Maar dat neemt niet weg, dat het zelfs
voor een overwinnaar een ongewoon aanbod is.
Wie meent, dat dr. Seyss Inquart hier staat als
gouverneur van een onderworpen gebied, weet
nog niet, wat dat beteekent. Laat hij de Rijn
landers, die de Fransche bezetting meemaakten,
of desnoods de Polen maar eens om inlichtingen
.'ragen. Dat ziet er anders uit.
Neen, de rijkscommissaris is veeleer een ge
zant van den Fuehrer van het Duitsche volk,
die met ons volk als geheel over den vrede
spreekt en onderhandelt
Het klinkt u misschien zonderling in de
ooren, wanneer ik u zeg, dat de vredesonder
handelingen op het oogenblik in vollen gang
zijn. Maar er zijn meer dingen fn dezen tyd,
die, gemeten aan den normalen gang van za
ken in de laatste paar eeuwen, „zonderling"
zijn.
Deze heele oorlog is „zonderling", is een ge
beuren, zooals het misschien iedere 500 of 1000
jaar plaats grijpt en deze „vrede", die mid
den onder het krijgsbedrijf, midden in den
eindstrijd al voor onze oogen (en zonder
maandenlange genoegelyke conferenties) wordt
opgebouwd, is minstens even „zonderling", even
zeer „op zichzelf staand". De dingen, die ge
beuren, zijn zoo groot en zoo eenvoudig, dat
wij, gewend als wy nog zijn aan ingewikkeld
heid en gecompliceerdheid, gewend als wy zijn,
kortzichtig naar kleinigheden te zoeken,
nauwelijks In staat zijn den afstand te winnen
om de dingen in hun grootheid en eenvoud te
herkennen
Het is ook moeilyk.
Maar dat ontslaat ons niet van den plicht
er naar te zoeken, om de gebeurtenissen in
hun ware verhouding te zien. Laten wij dan
by het begin beginnen by ons zelf.
Wy moeten eerst weer weten, wat wy aan
onszelf hebben, wij moeten het bewustzijn her
winnen, dat wij in wezen Germaansch zijn, al
dus spr.
Voor de overgroote meerderheid van ons
volk achtte spr. dat in den grond van de
zaak heelemaal niet moeilijk, omdat zij in het
diepst van haar hart wel weet, dat het be-
wustzyn, dat zij echte Nederlanders zijn, haar
de juiste plaats wyst, waar zij thuis behoort.
Ook dat is weer een zeer simpele waarheid,
dat velen haar juist om haar groote eenvou
digheid en vanzelfsprekendheid over het hoofd
zien. Als wij echter eenmaal dat bewustzijn
herwonnen hebben, dan is al het andere even
eenvoudig. Dan begrijpen wij (zooals de Scan-
dinaviërs en, daarvan ben ik overtuigd, zooals
ten slotte, na oneindig veel meer ellende en
"ijden dan wy, het Engelsche volk het zal in
zien, alleen daardoor reeds, dat onze plaats
aan de zyde van het Duitsche volk is Dat
inzicht zal het winnen, omdat het het ruimst
is en omdat het een logische voortzeting van
een eeuwenlange ontwikkeling is, aldus spr.
Het komt er nu op aan. zoo besloot sor., dat
het Nederlandsche en het Duitsche broeder
volk weer den weg tot elkaar vinden. Daar ligt
de keus, waarvoor wij thans staan. En wie ons
Nederlandsche volk met opzet of door onver
stand er toe brengt te volharden in een bevro
ren starheid en stijfkoppigheid, draag; tegen
over zijp eigen volk een zeer groote verant
woordelijkheid, want laat .hy wel bedenken,
dat wy nu staan tegenover de „vredesvoor
waarden". Ook deze zijn weer ongehoord in
haar eenvoud, want in den grond van de zaak
kan ik ze samenvatten in enkele woorden:
„Zullen wij als goede kameraden samenwer
ken, ja of neen."
Dat is de vraag, die de Rijkscommissaris ons
telkens weer stelt en het is zaak, dat wy dit
verstaan.
Een vraag, die een keus behelst. En wan
neer Ik u verzekred heb, dat wij, van den Ne
derlandschen Kuituur Kring, en vele anderen
met ons in het land hier „geen haast" meer
hebben, omdat wij al gekozen hebben, dan wil
ik daar alleen nog aan toevoegen, dat zy, die
nog steeds niet hebben willen of kunnen kie
zen, wel haast hebben.
Wie dan thans kiest, dient daarby niet te
vergeten, dat het niet om zyn persoonlyke nei-
ginkjes of voorkeurtjes gaat, maar dat hy ver-
antwoordelyk is tegenover ons Nederlandsche
volk, niet alleen nu, maar ook en vooral in de
toekomst.
Donderdagmiddag is het 3-jarig dochtertje
Tineke van den garagehouder H. te Niezijl, ge
meente Grypskerk, bij het oversteken van den
weg door een vrachtauto gegrepen Het kindje
werd op slag gedood. De politie stelt een onder
zoek in.
Op 64-jarigen leef tyd is in het Moederhuis
van de Congregatie der Broeders van de On
bevlekte Ontvangenis van Maria te Maastricht
overleden de eerw. Broeder Sigismundus. Ge
durende 36 jaren was hy werkzaam by net öy-
zonder onderwijs te Nijmegen, daarna 5 jaren
te Venlo. Een paar Jaren geleden moest ny we
gens een slepende ziekte rust nemen in het
moederhuis.
Z. H. Exc. de Bisschop van Breda zal Zondag
en Woensdag van de volgende week geen
audiëntie verleenen.
„Goeden avond, Juffrouw Guennell. Ik hoop
nog eens het genoegen hebben, u te ont
moeten."'
Hij bleef zijn helm in zyn hand houden en
hield den arm van den Gouverneur stevig om
klemd. Toen li wen zy het gebouw uit, de drie
steenen treden af en dwars over het open veld.
Hy keek nog eens over zijn schouder. De deur
was weer open gegaan ,en in het roode lamp
licht zag hij het silhouet van het meisje, dat de
beide mannen nastaarde. De twee mannen
wandelden voort, zij aan zij, in de schaduw van
de gebouwen.
De schildwacht by' de poort hoorde hen ko
men. Hij begon te roepen, maar zweeg plotse
ling. Toen hij zag, wie er aankwam ging hy
in de houding staan en salueerde.
Arm in arm liepen Darwin en Gouverneur
Guennell door de poort van Indergoul.
HOOFDSTUK IV
Er was een karavaan op weg. Tweehonderd
kameelen en vijftig menschen, paarden en gei
ten en gevogelte in kooien, tenten en bagage en
blikken met water, een groote kafila bewoog
zich voort in de hitte van den namiddag, en
kwam moeizaam vooruit over het gerimpelde
zand van de el-khala, de woestyn, waar geen
wetten gelden.
Verkenners klommen op de duintoppen en
keken links en rechts uit tot aan de golvende
lijnen van den horizon. Ver vooruit reden twee
oude verkenners en keken scherp in het rond in
de van warmte trillende lucht. Een ryke kara
vaan kan nooit weten, wat er achter den vol
genden duintop wacht.
Imbarak, de Touareg prins, vormde de achter
hoede en dreef de kameelen op, die achter wil
den blijven.
De karavaan as al den geheelen nacht on
derweg. Men had in de vroege morgenuren een
oogenblik haltgehouden en toen was het weer
in een stuk doorgegaan, tot in den namiddag
de gevreesde kufi, de warmste uren van den
dag. Nu naderde al weer het uur van de Ghrai-
bat-es-Shems, het ondergaan van de zon.
De afmattende hitte ten spyt was Imbarak
van hoofd tot de voeten in zijn zware zijden
gewaad gewikkeld. Zijn gezicht was voor het
grootste deel onder den blauwzijden doek
verborgen. Waakzaam liet hij zijn oogen rusten
op de ondergaande zon. Geen oogenblik verloor
hij den zuid-westelijken hemel uit het oog. Van
tyd tot tyd overschaduwde hy zijn voorhoofd
met zijn uitgestrekte hand en keek nog oplet
tender uit. Nu en dan ging hy in de stygbeu-
gels overeind staan, om over de silhouetten van
de verste duinen heen te kunnen kijken. Tel
kens weer liet hij zich in het zadel terugvallen
en schudde het hoofd.
Jad, die het toezicht had over de kameelen,
kwam voor een oogenblik naast Imbarak ryden.
Het was een zwerveling, deze Jad; een man
met een dikken nek en een rood, pokdalig ge
zicht. Oorspronkelijk kwam hy van de Ramania,
een altyd maar oorlogvoerenden stam. Zyn volk
had hem vervloekt, vertelde hij altyd lachend
en had hem uit den stam verstooten. Maar hy
vertelde nooit, waarom dat was gebeurd. Het
moest wel een ernstige zaak zyn, want zulke
gewone dingen als een moord konden in den
stam altijd wel weer goedgemaakt worden met
geld. Maar hoe rijk Jad ook was, hij kon nooit
naar zijn stamverwanten terugkeeren. Toch
voelde hy zich best op zijn gemak, hoewel hij
geen thuis had en geen familie. Hij was een
wereldburger.
„Dit gedeelte van het land wordt veel te
druk bezocht," merkte hij op. „Sporen, overal
sporen."
„Des te beter," zei Imbarak. „Voordat Daud
ïbn Dareyn ons heeft ingehaald, zijn zijn spo
ren zoo goed vermengd met de andere, dat
zelfs jy, mijn broeder, ze niet meer terug zou
kunnen vinden."
Hij slaakte een zwaren zucht.
„Als hij ons tenminste nog inhaalt
De opzichter van de kameelen keek niet ach
terom, maar keek loom omhoog naar de don
kere wolken aan den hemel.
„Er zyn nog pas eën nacht en een dag ver
streken." merkte hij op. „Daud ibn Dareyn zal
eerst een omweg maken, om eventueele achter
volgers op een dwaalspoor te grengen. eer hy
naar het noorden komt. Wees geduldig. Gun
hem den tijd, dien hij noodig heeft."
„Het is nu tijd," mompelde Imgarak. „Hij
heeft mij zijn woord gegeven, dat hij vanavond
bij ons zou zijn." Voor een oogenblik keek hij
.niet meer naar den horizon en zag zyn kame
raad aan. „Kyk eens naar het zuiden, Jad, kyk
eens, of je nog niets ziet komen."
De Tebu hield zijn kameel staande'. Voor
hem was het uitkijken een soort van ceremonie.
Hij kon net zoo scherp in de verte zien als een
adelaar. Gewone mannen letten vol bewonde
ring op zijn gezicht, als hij langs den horizon
staarde. Een paar nachten geleden had hij nog
onder den sterrenhemel gelegen en de manen
van Jupiter geteld.
„Als hij moet komen, dan komt hy ook," zei
hij wijsgeerig.
„Toch
Hij draaide zich om in het zadel en bleef
roerloos zitten. De pupillen van zijn oogen wer
den grooter en schenen een vurigen gloed uit te
stralen. In zijn voerhoofd kwamen rimpels en
om zijn mond teekenden zich trekken af, alsof
het ingespannen kijken hem pyn deed.
Imbarak keek met een mengeling van nieuws
gierigheid en eerbied naar zijn metgezel. Hy
bleef zitten, terwijl de ander aandachtig den
horizon afzocht.
Eindeiyk was Jad klaar met zijn inspectie en
ontspanden zijn trekken zich weer.
„Er is niets te zien," zei hij, „daarom heb ik
ook niets kunnen ontdekken."
De Touareg en de Tebu reden naast elkander
voort, zy waren erfvijanden want er was een
oude, diep ingewortelde haat tusschen de beide
stammen. Maar deze twee mannen hadden hun
haatgevoelens weten te overwinnen, want zij
deelden leed en vreugde, aten hetzelfde voedsel
en deelden den laatsten dronk; zy hadden zy
aan zij gevochten en het was niet onwaar-
schynlijk, dat zij in hetzelfde uur den dood zou
den vinden. Geen van beiden had vrouw of
kinderen, ze kenden geen wet en geen .vader
land. Hun leider was Daud ibn Dareyn en nie
mand anders. En toch zou ieder valine twee
vurig ontkend hebben, dat de ander zijn vriend
was. t
Van de zon was alleen nog maar een smalle
roode streep te zien boven de duinen in het
westen. Jad en Imbarak waren een beetje by
de karavaan achter gebleven, om geen last te
hebben van de stofwolken. Er was geen wind.
Ze hoorden niets dan het doffe, zachte geluid
van de hoeven van hun kameelen in het zand.
De zon was verdwenen, maar de zandduinen
straalden nog de hitte uit, die zij den geheelen
dag hadden opgevangen. De schemering komt
langzaam in de heldere, droge atmosfeer van
de woestijn. Jad schommelde heen en weer in
het zadel en floot een deuntje dat slechts een
zich telkens weer herhalende variatie van vyf
noten was. Imbarak hield nog maar steeds zijn
blikken op den horizon gevestigd.
„Ginds!" riep hij uit. „Het is nog heel ver en
toch beweegt zich daar iets! Kyk ook eens,
Jad!''
Jad hield zyn rydier weer staande.
„Waar?"
De zwartzijden mouw van den Touareg viel
terug en een lange bruine vinger wees naar een
punt aan de zuid-westeiyke horizon.
(Wordt vervolgd).