De dooden leven Met Pastoor naar den Eeker raCHMWMDES KEESINGS HISTORISCH ARCHIEF v ■^oofomso: DE 3 MOOISTE BOEKEN JEZUS LOURDES Belangrijk object voor werkverechaffing Verlengd Sint Nicolaas-aanbod ZONDAG 15 DECEMBER 1940 Kerkelijk leven Brabantsche brieven Roerloos lag 't manneke tusschen 't blanke dek BON BUR.v.d.NEDERL. EUCHAR. BOND „GEITEN Dagbladreclame is niet te vervangen Verhooging van dijken en water- vrij maken van den Biesbosch BRANDSTICHTING Benoemingen Bij de Paters Redemptoristen Brand bij benzine-tappen Jongetje ernstig gewond Beoordeelingen X nffcW Aan KEESINGS HISTORISCH archief JUUn V.K.P. Ruysdaelsiraai 71 Amsterdam Zuid Verzoeke nadere kennismaking mei Uw uitgave. Verkrijgbaar in 3 uitvoeringen: *25.-, f 12.50 f8.-. Naam:Adres:Woonplaats: GEEN SPRAKE VAN I Nieuwe verkoop mogelijkheden. O C3 O CD m C3 OIOIO VERKRIJGBAAR op het De werkenvan Pater van Dijk •rr Ing. f3.50 Geb. f 4.50 Naar Ged. Staten van Zuidholland on langs hebben medegedeeld is vanwege het Rijk de medewerking der provincie ingeroe pen voor de uitvoering van een plan tot het watervrij maken van het grootste ge deelte van den Biesbosch, het gebied van de Donge en dat van het Oude Maasje. De to tale oppervlakte van deze gebieden is onge veer 16000 ha. De uitvoering van deze wer ken en hetgeen daarmee in verband staat, zou een belangrijke werkverruiming mee brengen. Naar aanleiding hiervan schrijven Gedepu teerde Staten van Zuidholland thans aan de Provinciale Staten Voor alles zij er op gewezen, dat de plannen nog niet tot een definitieven vorm zijn geko men. Het vraagstuk, op welke waterstanden in een verre toekomst, nadat nog velerlei werken zijn uitgevoerd, moet worden gerekend daar bij tevens voorop stellende, dat de risico voor het optreden van calamiteiten zoo gering mo gelijk zal mogen zijn is zeer ingewikkeld. Om vangrijke studiën en mogelijk ook nog waarne mingen zijn daarvoor noodig. Dat in den afge- loopen zomer reeds een bescheiden begin is ge maakt, waarbij van voorloopige r tgevens is uit gegaan, komt, omdat het toen noodzakelijk werd geacht, ten spoedigste met enkele werkver- schaffingswerken aan te vangen. Het geheele vraagstuk wordt thans echter opnieuw bestu deerd. Niet alleen worden de vereischte hoogten nog nader bepaald, doch ook de uitvoerings methoden zullen volledig nader onder de oogen worden gezien. Tr> den nacht is in de gemeente Eygelshoven bfj Kerkrade op twee plaatsen een stroomijt in brand gestoken. De vuurzee was tot in verren De Hoogeerw. Pater Provinciaal van de Con gregatie van den Allerheiligsten Verlosser te Wittem heeft verplaatst: Pater N. Grond C.S.S.R van Rotterdam naar Roosendaal; Pater Chr. Hafkenscheid, C.S.S.R. van Roo sendaal naar Rotterdam; Pater W. Veeger C.S.S.R. oud-majoor-aalmoe- zenier. van (Retraitehuis) Zenderen naar Rot terdam en Pater H. Donicie van (Retraitehuis) Noord- wijkerhout naar Amsterdam. omtrek zichtbaar. Aan blusschen viel niet te denken. De brandstichter heeft zich vrijwillig bij de politie gemeld; hij is in arrest gesteld. De schade voor de landbouwers is groot. Te Nederhorst den Berg was Zaterdagmorgen W. R., een zoon van een garagehouder, bezig benzine over te pompen op het terrein van de zuivelfabiek van den heer B. Fenneman, toen plotseling een knal weerklonk. De benzine had vlam gevat. Daardoor geraakte ook het huis van den heer F. in brand, doch spoedig kon het hevige vuur gebluscht worden. Een 5-jarig jon getje J. Vossepoel, dat in de buurt vertoefde, liep zeer ernstige brandwonden op. Nadat een dokter de eerste hulp had verleend is het knaapje in hopelonzen toestand naar een ziekenhuis te Hil versum overgebracht. Mgr. dr. Robert KVmisch: „D'e Doo den leven", voor Nederland be werkt door P. Hyacinth Hermans, O.P. Uitgeverij: Pax, Den Haag. Het werk van Mgr. Klimjsch. herzien door Bruno Grabinski en voor Nederland bewerkt door pater Hyacinth Hermans O.P.. vraagt de aandacht voor een, ik mag wel zeggen, bij het volk zeer geliefd onderwerp. Hamlet, juist in de afgeloopen weken op initiatief van Carel Briels opgevoerd in 't Centraal Theater te Am sterdam. heeft ons weer herinnerd aan het angstwekkend en schokkend feit, dat de doo den soms cp een of andere wijze de afsluiting tusschen tijd en eeuwigheid verbreken, hetzij om den mensciien iets te zeggen, hetzij om den menschen iets te vragen. Het volledige mysterie des doods zal ons pas hiernamaals geopenbaard worden en het is dus best te begrijpen, dat de vraagzieke geest van der. mensch altiid weer opnieuw getrokken wordt naar de geheimen van gene zijde, waar de zielen verblijven van hen, die o.ns hier zoo nabij waren. De ang6t en hui vering, waarmede do mensch met deze ver schijningen en verschijnselen in contact treedt, mogen op het eerste gezicht vreèmd schijnen, om redenen die wij niet kunnen bevroeden is de reactie zoo hevig en aangrijpend, dat de H. Don Bosco na de verschijning van zijn vriend overeenkomstig de gemaakte afspraak zeide: ik zou zooiets iedereen afraden. Men kan dit feit breedvoerig verhaald vinden in 't werk van Hugo Wast; „Don Bosco en zijn tijd". Het ligt voor de hand, dat er op dit gebied heel wat sensationeele verhalen de ronde doen. waarbij de faam vrij spel had. Ik herinner hier aan de befaamde Bretonsche spookgeschiedenissen en aan de verhalen die ieder in zijn jeugd van een oude naaister, een oude dienstbode, een groot moeder of hofjesbewoonster gehoord heeft en met geboeide aandacht gevolgd. Volgens Dickens had iedere eerzame familie in zijn tijd. fat soenshalve, een eigen spoologesch edenisspiri- istische kringen hebben de belangstelling tot In het ziekelijke doen stijgen. Jarenlang heeft het publiek zich tevreden moeten stellen met een minimum van voor lichting. Grondige stuaie van 't vraagstuk, voor zoover het proiane geestverschijningen betrof, was uiteraard moeilijk en onvolledig. Het pu bliek was te bijgelcovig en rechtzinnige weten schappelijke kringen waren te sceptisch. De Katholieke Kerk 'gaf algemeene normen aan en stelde een praciische gedragsnjn vast. Men kan zeggen dat feitelijk pas de laatste jaren, dank zy een systematisch onderzoek, het vraagstuk scherper omlijnd voor ons staat. Een kapitale publicatie in ons land was het boek van den zeereerw. heer v. Deursen, die den stand van 't vraagstuk met de bestaande hypothesen en mo gelijke oplossingen breedvoerig behandelde. Dit is een zeer interessant werk Een welkome aanvulling op dit boek is het werk van Mgr. Klimisch, dat echter geheel on afhankelijk van Van Deursen's boek kan ge lezen worden. Hoewel het in hoofdzaak uiterst interessant feitenmateriaal bespreekt omtrent de verschijning van heiligen, houdt de schrijver zich dok bezig met feiten die men vroeger kort en goed zou verwezen hebben naar de tra- ditioneele familie-spookgeschiedenissen, van zielen die niet tot rust bunnen komen, van verbannen geesten. Het boek wemelt van be langwekkend feitenmateriaal over de door gees ten nagelaten sporen in den vorm van vuur- duimen, ingebrand in boeken die zij aanraak ten en dergelijke teekenen meer. Velen van die oude spookgeschiedenissen zijn blijkbaar niet zoo dwaas geweest als we later gedacht heb ben, Men vindt zelfs in dit werk hoofdstukken waarvan de titels luiden: „Gestorven huiseigenares verschijnt na vijf en twintig jaar''. „Huiveringwekkende spokerij in een pasto rie". ,,Een oude vrek verschijnt". „Een doode zichtbaar in een spiegel". „Jong meisje, dat zich voor den trein werpt, verschijnt herhaaldelijk". Men moet hieruit echter niet besluiten, dat men te doen heeft met een griezel-boek vol spookgeschiedenissen. Het is een door en door serieus werk, dat naast een ontzaglijk feiten materiaal leidende inzichten en dogmatische uiteenzettingen geeft. Het is onmogelijk een samenvatting van dit interessante werk te geven, maar ik kan ieder een aanraden kennis te nemen van belangwek kende en boeiende hoofdstukken als de vol gende: Het verschijnen van heiligen; Heiligen ver schijnen om hun dood en verheerlijking aan te kondigen; Heiligen verschijnen om te troosten en te vermanen; Heiligen waarschuwen voor den dood; Heiligen onderhouden soms het ver keer met hun vrienden; Verschijningen uit het Vagevuur; Ervaringen van heiligen omtrent het vagevuur, etc. etc. Het feitenznateriaal. hier opgehoopt, laat niet na diepen indruk te maken. Het stemt tot diep nadenken en in menig geval, dat men vroeger verwierp als vrome legende, zal men voor het aantal voorvallen moeten wijken. Het boek komt uitstekend op tijd in een pe riode, dat de oorlog ons meer dan ooit ver trouwd maakt met den dood. Het troost en 't stemt ernstig. Pater Hyacinth, die zich vooral deed kennen als een populair en vlot oorspronkelijk schrij ver, openbaart zich hier als een uitstekend ver taler. Wjj mogen hem dubbel dankbaar zijn. Het boek opent met een interessant konter feitsel van den boek-band. waarin ten jare 1670 in Hall (Tirol) de veschijning dep ziel van den vicaris Christophorus Wallbach, ge storven 5 Mei 1605. den duim van zijn vuur- hand drukte tot de 81e bladzijde toe. De uitgever zorgde voor een voorname editie. H. DE GREEVE. pr. Ulvenhout, 12 December 1940 Amico, De avonden zijn lank deus tij; den boer wit er nie goed raad mee. „Den boer," ik bedoei veural m'n baaske. Zoo nen jongen gast, zoo'nen struischen knuppel neeft van moeiheio gm weet. Den zwaren zomerarbeid, den oogst, den zwaren najaarsrooi. pioeg en inzaai, speelt zoo 'nen tiep onder de pomp van zijnen nakenden bast. En als ie na den middag thuisn/dt van z'nen klantenrondgank duuzend keeren is ie dan toch van z'nen wagei gesprongen weer ingestegen, overal neeft ie z'n prevlementje gemaakt aan de leuren en daar tien twintig keeren van ae deur naar zijnen wagei gewist neel den dag 't peera getoomd deur ae drukke stad, maar ais ie thuisrijdt zoo nen kwiedam, dan zit er nog gin norke aan 'm scneei Veural zoonen goffert valt der. winteravond van Advent lank Vroeger, veriejen jaar nog b.v., aan gong dat oeter. Dan had ie zijnen Eeker, gong daar mee 'ns naar stad, ze bouwden 't Staileke. ze bekeken de Staliekes in de schoon-verlichte Kerstetaiages. ze gonger. samen op uuiliën koop, stapten 'ns nen cinema binnen, dan waren die mannekes. na den straffen arbeio var t afge loopen tij. gelukkig mee aen Wimei Tja, da 's anders nou; aan den korten werkdag at ginnen plaziengen avond, alleen maar 'nen en- deloozen nacht. Te lank veur zoo'nen bewege- lijken, krachtigen knots, die lijk 'nen jongen leeuw mee den kop de spijlen van de kooi zou willen openbuigen. Daarbij: plannen kan ie me maken Den oor log zet alles vast. De ziekte van z'nen Eeker, waarover ik oe veertien dagen gelejen schreef, zit 'm hoog in de keel; en zoo, alles bijeen, m n baaske wit mee de lange avonden slecht raad! Aan de muziek doet ie weinig, den lesten tijd En ik Kan 't begrijpen. De krantHij is ginnen krantlezer. Heeft te weinig „zit" in z'n gewitwel. 't Is 'n keareltje van de daad! Ge wit! Naar t bouwen van 'n Staileke staat zijnen kop nie; ook daarbij mist ie weer veul z'nen Eeker, maar toch ook 't plazierig veuruitzicht van 'nen feestelijken Kerst. Ja, die ziekte van z'n Eekerske verdonkert z'n dagen nog meer De berichten zijn nog nie goed, ziede. Moeder Hop penbrouwers was sjuust weer verom van den Ouwenbosch enne,'t mensch was veul triest thuisgekomen," zee Dré III. „Ehopa?" „Oem. Dré?" „Gade Zonaag nog 'ns mee? Den Eeker vroeg 't me, lesten Zondag." „Heeft ;e naar me gevraagd g'had.... „Ja! Hijehhfj vraagt naar iedereen ook naar meneer pastoor Naar de vrouw, naar den meester Hij piekert veul, daar op z'n kamerke, boven in de III Coninghen. Als ie koorts heeft, zee broeder Marcus, dan is te doende op Ulvenhout Dan roskamt ie Bles en loopt 't zweet langs z'n gezicht. Dar zwaait ie mee z'n armen, praat mee 't pèèrd en zegt: Stil, Bles. hort, onzen baas, Dré III, gaat mee oe rijen ge mot er dus prontjes uitzien, Bieske! Ook is ie dikkels in den akker, als ie ijlt En broeder Marcus beweert, dat den Eeker dan in 't weergaren is mee den kloosterhof en onzen hof. Vooral mee broeder Marcus en Trui is ;e dikkels in de wéér. Veur Trui wil ie 'n pijp stop pen en veur broeder Marcus wil ie soms 'n.war me stoof klaarzetten. Lest sprak ie mee iemand, die den broeder nie kost thuiswijzen. Ja, juf frouw, zee-t-ie toen, ik wist wel dat gij in den Hemel waart. Ik heb oe ommers eigens wegge- brocht. 'k Mocht nie op 't kerkhof, maar 'k ben bij oe gebleven, horre. Achter de spijlen stond ik. Wat zijde nou mooi! En hebt ge nooit meer kou? En gin honger ook al nie? 'k Zou geren bij oe komen, juffrouw, maar ge woont zoo hoog! Neeë, madame Delhomme is kwaad op me. Omda 'k die lamp gebroken heb. Maar ik was toen zoo.... zoo ziek, ee. Van de kou. En zoo. 'k Had nie weg motten gaan van Ulven hout. Als nou den Vic weer maar komt. dieën schilder uit 't bosch. Die brengt me wel verom bij Dré III. Ah. da 's 'nen ruiter! Stil Bles, on zen patroon gaat mee oe rijen, ge mot er dus pront jes opstaan, beest! En dan begost den Eeker weer te borstelen, tot»'t zweet aan z'n haren hong. Dan klimt ie weer, honderden tre- jen op! Valt dan, mee 'nen schrikkelijken krijt, dien ge over heel den kloosterakker hooren kunt, weer naar de eerde. Dan is 't op z'n ergst, zee broeder Marcus. Dan baait ie in z'n zweet en ligt ie 'n uur te hijgen. Soms gaat ie weer da- lijk overnuuw klimmen, zeggende: „ik mót daar boven zijn, ze hebben den Eeker geroepen!" Op 'n ander moment, zee den broeder, is den Eeker aan 't tobben over „ons thuis". Ze motten dieën wagei uit! Al mot ik m'n eigen kapot werken. En dan vraag ik aan den baas of ie 'n plekske veur me in 't klooster wit. Op 'nen berg, dicht bij Onzenlievenheer, n wit klooster, waar ik m'n eigen woonwageltje mag timmeren, maar nou mee 'n écht raam, om naar den hemel te kunnen kijken. Ik gaai. En dan klimt ie weer," zee Dré III. „Halve nachten aan 'n stuk. Als ze die koorts gin baas worden, opaangstig en bedroefd keek m'n baaske me aan: „dan..., dan werkt den Eeker z'n eigen dood in z'n zware jjldroomen....!" Trui zweeg al dieën tijd, dat den Dré weer vertelde. Zweeg, stopte kousen, vcegae nou en dan mee 'nen kous 'n traan of 'nen crup uit 'r neus weg. Trui is stillekes geworden Ze loopt den huis rond, of ons Eekerske hier ziek ligt, zoo stillekes is ze. „Dré, 'k gaai Zondag mee. En „En watte, opa?" „Nikseh.... neeë. Niks nog." *k Gong den anderen dag 'ns naar ons pas- toorke. Ik docht: hij mot 't toch ook weten! Is altij veul begaan gewist mee den Eeker, heeft 'm veurbereid veur 't postulaat. Hij was er sterk veur dat 't jonk weggong'k gaai mee deu- zen zielenkenner 'ns praten. 't Was lekker warm op z n kamer. Z'n hooge ramen waren mat beslagen, den kouwen winter regen streepte langs 't doffe glas. Ik kost m'n akkerland maar amper zien. Zwart schimde 't deur de doffe ramen. Boven den kim lichtte 't van den kleurloozen waterhemel in de duiste re kamer van meneer pastoor. Hel glommen de glanslichten van koperen en glazer. dingen op den kamerduister. 'Nen triesten Advent- middag. Ons pastoorke zat weer aan zij.ien grooten rolbureau, maar ik zag niks anders van 'm, dan z'n witte gezicht en z'n witte krullen. De rest van 'm gong verloren in den zwarten dag. „Vertel 's, DréSjegaar Asteblief." Dan stopte-n-ie zijnen das wat vaster om den nek, gong op z'n gemak zitten, leunend teu gen den hoogen rug van zijnen stoer En ik vertelde. Van den zieken Eeker. "an zijn ijldroomen. Zware koortsen. Afijn, alles. Mijnheer Pastoor luisterde. Zweeg, maar luis terde Mee den aandacht van 'nen dokter. Dus ik vertelde, zoo sjecuur meugelijk! t Dee me deugd, deus luisteren van 'nen seerjeuzen mensch, als hij is. Als ik alles en alles verteld had, bleef ie nog even zwijgen. Sloeg z'n armen over malkaar, boog den kop, peinsde. Dan keek ie me aan. En zee; „Dré, ik ben gin dokter, dat witte, maar maar 'k wou, da 'k 't manneke 'ns zien kost. Misschien'ns mee m praten „Maar dat kan, meneer pastoor! Zondagmid dag spannen we de sjees Toen zweeg ik maar. Want nou luisterde hij nie, docht me. Weer had ie 't witte kopke ge bogen op de borst, peinsde. Dan zee-t-ie: „Dré.. ik kankan 't mis hebben, vaneigens, méér. maar witte.... ik geloofik geloooff „Ja, meneer pastoor, wat dunkt jou??" „Ik geloof, Dré, as we 't keareltje vervoeren kosten. „Ja, meneer pastoor? Ja?" „Dat ie dan bij jouw thuis...." Toen keek ie me aan, 'n vaag glimmerke in de ouwe oogen: „dat ie dan bij z'nen Dré III.Trui en zoo rapper zou beter worden, dan daar bij broeder Marcus, hoe goed dieën mensch ook veur 'm zal zijn." „Zou ievaart (heimwee) hebben, denkte?" „Vaneigens! 't Hoeft nie z'n ziekte te zijn. maar daar is in 't manneke z'n leven véul ver anderd. As we nou dat alvast van 'm afne men.... verstade? Dan.... dan verlochten we 't jonk al direct." „Meneer pastoor, ik vóel 't, ge hebt de zaak aan 't goeie end vast!. Rijde mee, Zondag?" „Geren! 'k Wil 'm geren zien en als 't kan, spreken." Als ik 't Dré III vertelde, klèèrde-n-ie weer heelegaar op. „Da's goeie!" zee-t-ie heesch. „Sodemêkajer, da's plazierig! 'k Zal 'm werm toestoppen, opa, ons pastoorke, goed inbakeren! Da's goeie Trui beweerde da 'k nou, veur 't eerst van m'n leven, 'ns 'nen verstandigen zet had ge daan, deur meneer pastoor in den erm te nemen. Ik liet 't zoo en Zondagmiddag rejen we mee z'n drieën, pastoorke, Dré III en ik, in de sjees naar den Ouwenbosch. 't Was 'n vlot toerke. 'n Winterzonneke scheen binnen in ons gerij, pastoorke zat dik in de reis dekens verdoken zooiets kunde Trui over laten! 't wageltje rolde over den betonnen weg, langs de bosschen, dat 't 'n genot was „Goeie spullen," prees ons pastoorke: „Zoo had den wij 't vroeger bij ons thuis ook, Dré! Va ders trots!" Ik knikte lachend. Zee niks. Liet 'm betijen in z'n herinneringen, zoo bar oud. Dan begost ie te vertellen En wat is vandaag plazieriger te hooren, amico, dan over dieën ouwen tyd, waarop al zooveul gesmaald is. Zoo op afgege ven, deur nuuwlichters, die ondertusschen de weareld onbewoonbaar maakten. En dat slaat dan nog nie eens op den oorlog. Ik heb nog maar 't oog op de dames en de heeren, de deftigheid, die in de plek der menschelijkheid kwam. De deftigheid, die heuren komaf, uit dieën ouwen tijd verloochende, want stel oe veur dat ze vandaag wisten, dat oew vader, oew grootvader in dieën ouwen tijd ge wérkt had den veur 'n eerlijk stuk brood! Daar was in de Moderne Weareld (jaja, hoofd- UITSLUITEND GELDIG VAN 16 DEC. TOT 31 DECEMBER 1940 Bij volledig abonnement ojf de luxe uitgave 100 pCt. KORTING op KEESINGS HISTORISCH ARCHIEF (Jaargangen 19181935 beknopt) met pracht band, index en 40 buitentekstplaten. 50 pCt. KORTING op de jaargangen 1935—1937 (ingebonden) 25 pCt. KORTING op de jaargangen 19371940 10 pCt. KORTING op den jaargang 1940—1941 (dus alléén den loopenden jaargang) IS EEN ONMISBARE SCHAKEL TUSSCHEN UW KRANT EN UW HERSENCAPACITEIT Prof. Huib Luns, Hoogleeraar Technische Hoogeschool, Delft: Een paar weken groote drukte en wij zijn „achter", een maand vacantie in het buitenland en wij zijn „eruit", Keesing brengt ons weer „bij" en volkomen „erin". J. Bemelmans, Directeur R.K.H.B.S. voor Meisjes, Roermond: deel ik U gaarne mede, dat ik met deze uitgave ten zeerste sympathiseer. Voor hen, die van de histoire contemporaine op de hoogte willen blijven, is ze onmisbaar. HkIosasCA X -v' r&Cxisfö VRCvwtó. Prima bouillon. Géén surrogaat. Onbeperkt houdbaar. uit één klloblik a f 6.50. Vraagt Uw winkelter BENCO's HANDELSONDERNEMING AMSTERDAM Postbus 286. tel. 55902 Giro 228915 Verzending franco door geheel Nederland. Een advertentie behoeft geen kapitalen" te kotten Plaata maar sens een Omroeper Rubrlceerlng en gelijkvormige zetwijze Billijk ham I 3»1atarlef 1 G5E30OGD WELKE WIJ U THANS KUNNEN AANBIEDEN ZIJN van den grooten Vlaamschen priester-schrijver CYRIEL VERSCHAEVE. Een prachtig door leefd mannelijk boek, waaraan alle sentimentaliteit vreemd is Een boek, dat den rustigen lezer diep in het ontzaglijk geheim van Christus' menschwording en de bodemlooze diepte van de roote liefde van den Godmensch doet schouwen. St. Jozef is ..ier niet de goede oude man, maar de fiere, rein-verüefde Jood uit Davids Koninklijken stam, die als een ridder de be scherming van Haar, zijn Bruid op zich nam. Het is, zooals de enthousiaste bespreking in de Maasbode, waaruit wij citeer den besluit, „een prachtboek dat men voor geen geld ongelezen zou hebben gelatenGezien de prachtige uitvoering, den grooten omvang bijna 600 blz en den waardigen band is de prijs zeer billijk n.ï. slechts 6.50. Df||U|k van Mgr. Dr. Jan Olav Smit, den eminenten SaVlflKsi kenner van 't antieke en hedendaagsche Rome. Boeiend vlot en in den goeden zin des woords populair ge schreven. Wie Rome bezocht leeft weer mede in de heerlijke herinneringen aan de prachtige Heilige Stad. Wie Rome nog niet bezocht leert het door dit boek door en door kennen. Dit zeer royaal uitgevoerde boekwerk op groot formaat bevat een schat aan sublieme foto's en kost gebonden in een fraaien stempelband slechts 5.Z5. door Dr. Jos. Hartman. Nederl. bewerk, door de Benedictijnen van Egmond. Een prachtig* royaal boek over de geschiedenis en beteekenis van net miraculeuze Lourdes. Het hoek munt uit door een over vloed van prachtige foto s in koperdiepdruk zoowel als in fraaie kleuren. In luxueus verzorgden band slechts 4.50. Deze hoeken zijn desgewenscht betaalbaar met ƒ1.of meer per maand Franco toezending. Onderstaanden bon in te zenden aan V BOEK- EN KUNSTHANDEL H. NELISSEN, PRINSENv_rR. 27, AMSTERDAM, GIRO 60092, TELEFOON 31791. Ondergeteekende wenscht te ontvangen Het verschuldigde ad I de le maandelijksche termijn ad is door mjj verzonden/ wordt met 10 ets. extra voor rembours bij ontvangst zending door my letaald Doorslaan wat niet wordt verlangd. NAAM ADRES 81 diè zijn er thans voor den actieven zakenman. Het pu bliek moet, tengevolge van allerlei omstandigheden, wel anders koopen. Dit levert nieuwe verkoop-mogelijk heden. Laat juist thaas weten waarmee U het publiek kunt helpen. Nu opbouwen met couranten reclame. VER. KATH. PERS, N.Z. Voorburgwal 65-73 Amsterdam Begijnhof 36, Amsterdam-C De Maagdelijke Apostel en de H. Eucharistie 1-25 Sint Paulus en de H. Eucharistie L35 Maria en de H. Eucharistie 6.65 Franco per post - Giro 103939 3IOIOIOIOIOIOIO EEN NIEUWE HERMAN DE MAN roman van Moederliefde en Moederleed I letters!) toch gin grooter schande dan.... werken. Genogt. Plazierig rejen we naar den Ouwenbosch, over de witgewaaide wegels, mee 'n zonncke in den brik. 't Duurde nogal evenkes veur broeder Marcus van „de III Coninghen" 't seêkevan den kloos terhof, opendee. Den dokter was sjuust boven! Dat treft, flitse deur m'nen kop. Nou kost me neer pastoor 'ns mee den dokter praten. Kosten deuze mannen, den een die den Eeker z'n zwakke lichaam kende den ander, die z'n teere ziele- mentje kende, alles 'ns wikken en wegen! En zoo kost ik 't alderbeste advies ter weareld krij gen veur ons Eekerske! Dat trof. En ik vezelde meneer pastoor m'n gedacht in 't oor. Hij glim lachte. Knikte. „Sjuust mijn gedacht," fluister- de-n-ie verom. Van broeder Marcus vernamen we al dalijk. dat de koorts veul aan 't wijken was. Dré III veegde toen z'n veurhoofd af; ik was trouwens ook 'n heel stuk geruster. Eerst mocht Dré III naar boven gaan. Ondertusschen zaten wij gevieren zachtjes te praten in 't werme hui- zeke van broeder Marcus: de dokter, pastoor, Marcus en ik. 't Moeilijke was, zee den dokter: er was aan den Eeker z'n lijden ginnen naam te gever- Vast stond: 'n algeheele verzwakking. Organen allegaar gezond, maar den pols te onregelmatig en te rap. Tenslotte, zoo docht ie, kost gespro ken worden van 'nen zenuwcrisis, hoewel 'n der gelijke inzinking op deuzen leeftijd....? „Dokter," zee ik: „deus achttienjarig keareltje is al zoooud." Toen zagen z'n veulwetende doktersoogen me lank aan. Dan knikte-n-ie: „ik begrijp oe. We krijgen 'm er wel bovenop, maar Toen zee meneer pastoor „Maar we motten van 't ouwe manneke 'nen jongen gast zien te maken. Wat zoude T van zeggen, dokter, ik heb zóó gedocht, as we...." En meneer pastoor begost te praten mee den dokter, sjuust in de richting als ik 't zoo eeren had. Broeder Marcus stookte als 'nen duuvel, ik luisterde naar de twee mannen, daar aan de tafel en naar elk geruchtje boven. Dan kwam den Dré benejen. Strak, droef stond z'nen jongen, sterken kop. De lippen vast op malkaar, de neus breed. En opvretend z'n verdriet. Wij keken allemaal 'tis naar in n baaske, maar zwegen. Dan zag ie naar den dok ter. „We krijgen 'm er wel bovenop," zee deuzen mensch toen. Maar den Dré schudde den kop. Dan wierd 't hum te machtig. Twee tranen sprongen in z'n oogen. 'n Oogenblikske later snikte den reus als 'n klein kind. Dan gong méneer pastoor naar boven. 't Wierd stil in 't huizeke. Den avond viel over den akker, 't Klokske van de kloosterkapel klepelde met hamerkes op den Zondag. We luisterden naar malkaar. Donkerden weg, in t> werme steêke. En 'k vroeg me af of deuze sui zelende stemming van den eenzamen, ommuur den kloosterakker misschien te machtig was gewist veur 't open, teere zieltje van onzen Eeker. Dan kwam meneer pastoor benejen. Seerjeus, peinzend, zachtekes. „Ja," zee-t-ie: ,,'t manneke is buiten koorts. Maar bros as 'nen rietsteel in 't najaar." „Hebt ge 'm gezegdvroeg Dré UI. „Ja, Dré, 't Is goed," zee-t-ie, en toen viel te in slaap. Toch mot ik 'm evenkes zien," zee ik: „lest is dat ook al misgeloopen." 'k Bén gaan zien 'n Ros sputterlichtje -scheen deur 't witte ka merke. Dat was wel dat was 't eigenste licht- potje uit z'n woonwageltje bij ons thuis, en 't eigenste heilig beeld Roerloos lag 't manneke, oud van lijden, tus schen 't blanke dek. Z'n sproeffenkopke was nog maar 'nen vuist klein. Schuins, lijk 'n moeie blom, hong 't kopke aan den dunnen hals. Of we 'm de Kerstdagen bij ons hebben....? Vol. Veul groeten van Trui, Dré III en als alto gin horke minder van oewen t. k v. DR3

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1940 | | pagina 6