De dooden leven
Met Pastoor naar den Eeker
raCHMWMDES
KEESINGS
HISTORISCH ARCHIEF
v
■^oofomso:
DE 3 MOOISTE BOEKEN
JEZUS
LOURDES
Belangrijk object voor
werkverechaffing
Verlengd Sint Nicolaas-aanbod
ZONDAG 15 DECEMBER 1940
Kerkelijk leven
Brabantsche brieven
Roerloos lag 't manneke
tusschen 't blanke dek
BON
BUR.v.d.NEDERL.
EUCHAR. BOND
„GEITEN
Dagbladreclame is
niet te vervangen
Verhooging van dijken en water-
vrij maken van den Biesbosch
BRANDSTICHTING
Benoemingen
Bij de Paters Redemptoristen
Brand bij benzine-tappen
Jongetje ernstig gewond
Beoordeelingen
X
nffcW Aan KEESINGS HISTORISCH archief
JUUn V.K.P. Ruysdaelsiraai 71 Amsterdam Zuid
Verzoeke nadere kennismaking mei Uw uitgave. Verkrijgbaar in 3 uitvoeringen: *25.-, f 12.50 f8.-.
Naam:Adres:Woonplaats:
GEEN SPRAKE VAN I
Nieuwe verkoop
mogelijkheden.
O C3 O CD m C3 OIOIO
VERKRIJGBAAR
op het
De werkenvan Pater van Dijk
•rr
Ing. f3.50
Geb. f 4.50
Naar Ged. Staten van Zuidholland on
langs hebben medegedeeld is vanwege het
Rijk de medewerking der provincie ingeroe
pen voor de uitvoering van een plan tot
het watervrij maken van het grootste ge
deelte van den Biesbosch, het gebied van de
Donge en dat van het Oude Maasje. De to
tale oppervlakte van deze gebieden is onge
veer 16000 ha. De uitvoering van deze wer
ken en hetgeen daarmee in verband staat,
zou een belangrijke werkverruiming mee
brengen.
Naar aanleiding hiervan schrijven Gedepu
teerde Staten van Zuidholland thans aan de
Provinciale Staten
Voor alles zij er op gewezen, dat de plannen
nog niet tot een definitieven vorm zijn geko
men. Het vraagstuk, op welke waterstanden in
een verre toekomst, nadat nog velerlei werken
zijn uitgevoerd, moet worden gerekend daar
bij tevens voorop stellende, dat de risico voor
het optreden van calamiteiten zoo gering mo
gelijk zal mogen zijn is zeer ingewikkeld. Om
vangrijke studiën en mogelijk ook nog waarne
mingen zijn daarvoor noodig. Dat in den afge-
loopen zomer reeds een bescheiden begin is ge
maakt, waarbij van voorloopige r tgevens is uit
gegaan, komt, omdat het toen noodzakelijk werd
geacht, ten spoedigste met enkele werkver-
schaffingswerken aan te vangen. Het geheele
vraagstuk wordt thans echter opnieuw bestu
deerd. Niet alleen worden de vereischte hoogten
nog nader bepaald, doch ook de uitvoerings
methoden zullen volledig nader onder de oogen
worden gezien.
Tr> den nacht is in de gemeente Eygelshoven
bfj Kerkrade op twee plaatsen een stroomijt
in brand gestoken. De vuurzee was tot in verren
De Hoogeerw. Pater Provinciaal van de Con
gregatie van den Allerheiligsten Verlosser te
Wittem heeft verplaatst:
Pater N. Grond C.S.S.R van Rotterdam naar
Roosendaal;
Pater Chr. Hafkenscheid, C.S.S.R. van Roo
sendaal naar Rotterdam;
Pater W. Veeger C.S.S.R. oud-majoor-aalmoe-
zenier. van (Retraitehuis) Zenderen naar Rot
terdam en
Pater H. Donicie van (Retraitehuis) Noord-
wijkerhout naar Amsterdam.
omtrek zichtbaar. Aan blusschen viel niet te
denken.
De brandstichter heeft zich vrijwillig bij de
politie gemeld; hij is in arrest gesteld.
De schade voor de landbouwers is groot.
Te Nederhorst den Berg was Zaterdagmorgen
W. R., een zoon van een garagehouder, bezig
benzine over te pompen op het terrein van de
zuivelfabiek van den heer B. Fenneman, toen
plotseling een knal weerklonk. De benzine had
vlam gevat. Daardoor geraakte ook het huis
van den heer F. in brand, doch spoedig kon het
hevige vuur gebluscht worden. Een 5-jarig jon
getje J. Vossepoel, dat in de buurt vertoefde, liep
zeer ernstige brandwonden op. Nadat een dokter
de eerste hulp had verleend is het knaapje in
hopelonzen toestand naar een ziekenhuis te Hil
versum overgebracht.
Mgr. dr. Robert KVmisch: „D'e Doo
den leven", voor Nederland be
werkt door P. Hyacinth Hermans,
O.P. Uitgeverij: Pax, Den Haag.
Het werk van Mgr. Klimjsch. herzien door
Bruno Grabinski en voor Nederland bewerkt
door pater Hyacinth Hermans O.P.. vraagt de
aandacht voor een, ik mag wel zeggen, bij het
volk zeer geliefd onderwerp. Hamlet, juist in
de afgeloopen weken op initiatief van Carel
Briels opgevoerd in 't Centraal Theater te Am
sterdam. heeft ons weer herinnerd aan het
angstwekkend en schokkend feit, dat de doo
den soms cp een of andere wijze de afsluiting
tusschen tijd en eeuwigheid verbreken, hetzij
om den mensciien iets te zeggen, hetzij om den
menschen iets te vragen. Het volledige mysterie
des doods zal ons pas hiernamaals geopenbaard
worden en het is dus best te begrijpen, dat de
vraagzieke geest van der. mensch altiid weer
opnieuw getrokken wordt naar de geheimen van
gene zijde, waar de zielen verblijven van hen,
die o.ns hier zoo nabij waren. De ang6t en hui
vering, waarmede do mensch met deze ver
schijningen en verschijnselen in contact treedt,
mogen op het eerste gezicht vreèmd schijnen,
om redenen die wij niet kunnen bevroeden is
de reactie zoo hevig en aangrijpend, dat de
H. Don Bosco na de verschijning van zijn
vriend overeenkomstig de gemaakte afspraak
zeide: ik zou zooiets iedereen afraden. Men kan
dit feit breedvoerig verhaald vinden in 't werk
van Hugo Wast; „Don Bosco en zijn tijd". Het
ligt voor de hand, dat er op dit gebied heel wat
sensationeele verhalen de ronde doen. waarbij
de faam vrij spel had. Ik herinner hier aan de
befaamde Bretonsche spookgeschiedenissen en
aan de verhalen die ieder in zijn jeugd van een
oude naaister, een oude dienstbode, een groot
moeder of hofjesbewoonster gehoord heeft en
met geboeide aandacht gevolgd. Volgens Dickens
had iedere eerzame familie in zijn tijd. fat
soenshalve, een eigen spoologesch edenisspiri-
istische kringen hebben de belangstelling tot
In het ziekelijke doen stijgen.
Jarenlang heeft het publiek zich tevreden
moeten stellen met een minimum van voor
lichting. Grondige stuaie van 't vraagstuk, voor
zoover het proiane geestverschijningen betrof,
was uiteraard moeilijk en onvolledig. Het pu
bliek was te bijgelcovig en rechtzinnige weten
schappelijke kringen waren te sceptisch. De
Katholieke Kerk 'gaf algemeene normen aan en
stelde een praciische gedragsnjn vast. Men kan
zeggen dat feitelijk pas de laatste jaren, dank
zy een systematisch onderzoek, het vraagstuk
scherper omlijnd voor ons staat. Een kapitale
publicatie in ons land was het boek van den
zeereerw. heer v. Deursen, die den stand van 't
vraagstuk met de bestaande hypothesen en mo
gelijke oplossingen breedvoerig behandelde. Dit
is een zeer interessant werk
Een welkome aanvulling op dit boek is het
werk van Mgr. Klimisch, dat echter geheel on
afhankelijk van Van Deursen's boek kan ge
lezen worden. Hoewel het in hoofdzaak uiterst
interessant feitenmateriaal bespreekt omtrent
de verschijning van heiligen, houdt de schrijver
zich dok bezig met feiten die men vroeger
kort en goed zou verwezen hebben naar de tra-
ditioneele familie-spookgeschiedenissen, van
zielen die niet tot rust bunnen komen, van
verbannen geesten. Het boek wemelt van be
langwekkend feitenmateriaal over de door gees
ten nagelaten sporen in den vorm van vuur-
duimen, ingebrand in boeken die zij aanraak
ten en dergelijke teekenen meer. Velen van die
oude spookgeschiedenissen zijn blijkbaar niet
zoo dwaas geweest als we later gedacht heb
ben,
Men vindt zelfs in dit werk hoofdstukken
waarvan de titels luiden:
„Gestorven huiseigenares verschijnt na vijf
en twintig jaar''.
„Huiveringwekkende spokerij in een pasto
rie".
,,Een oude vrek verschijnt".
„Een doode zichtbaar in een spiegel".
„Jong meisje, dat zich voor den trein werpt,
verschijnt herhaaldelijk".
Men moet hieruit echter niet besluiten, dat
men te doen heeft met een griezel-boek vol
spookgeschiedenissen. Het is een door en door
serieus werk, dat naast een ontzaglijk feiten
materiaal leidende inzichten en dogmatische
uiteenzettingen geeft.
Het is onmogelijk een samenvatting van dit
interessante werk te geven, maar ik kan ieder
een aanraden kennis te nemen van belangwek
kende en boeiende hoofdstukken als de vol
gende:
Het verschijnen van heiligen; Heiligen ver
schijnen om hun dood en verheerlijking aan te
kondigen; Heiligen verschijnen om te troosten
en te vermanen; Heiligen waarschuwen voor
den dood; Heiligen onderhouden soms het ver
keer met hun vrienden; Verschijningen uit het
Vagevuur; Ervaringen van heiligen omtrent het
vagevuur, etc. etc.
Het feitenznateriaal. hier opgehoopt, laat niet
na diepen indruk te maken. Het stemt tot diep
nadenken en in menig geval, dat men vroeger
verwierp als vrome legende, zal men voor het
aantal voorvallen moeten wijken.
Het boek komt uitstekend op tijd in een pe
riode, dat de oorlog ons meer dan ooit ver
trouwd maakt met den dood. Het troost en 't
stemt ernstig.
Pater Hyacinth, die zich vooral deed kennen
als een populair en vlot oorspronkelijk schrij
ver, openbaart zich hier als een uitstekend ver
taler. Wjj mogen hem dubbel dankbaar zijn.
Het boek opent met een interessant konter
feitsel van den boek-band. waarin ten jare
1670 in Hall (Tirol) de veschijning dep ziel
van den vicaris Christophorus Wallbach, ge
storven 5 Mei 1605. den duim van zijn vuur-
hand drukte tot de 81e bladzijde toe.
De uitgever zorgde voor een voorname editie.
H. DE GREEVE. pr.
Ulvenhout, 12 December 1940
Amico,
De avonden zijn lank deus tij; den boer wit
er nie goed raad mee. „Den boer," ik bedoei
veural m'n baaske. Zoo nen jongen gast, zoo'nen
struischen knuppel neeft van moeiheio gm weet.
Den zwaren zomerarbeid, den oogst, den
zwaren najaarsrooi. pioeg en inzaai, speelt zoo
'nen tiep onder de pomp van zijnen nakenden
bast. En als ie na den middag thuisn/dt van
z'nen klantenrondgank duuzend keeren is ie
dan toch van z'nen wagei gesprongen weer
ingestegen, overal neeft ie z'n prevlementje
gemaakt aan de leuren en daar tien twintig
keeren van ae deur naar zijnen wagei gewist
neel den dag 't peera getoomd deur ae drukke
stad, maar ais ie thuisrijdt zoo nen kwiedam,
dan zit er nog gin norke aan 'm scneei Veural
zoonen goffert valt der. winteravond van Advent
lank Vroeger, veriejen jaar nog b.v., aan gong
dat oeter. Dan had ie zijnen Eeker, gong daar
mee 'ns naar stad, ze bouwden 't Staileke. ze
bekeken de Staliekes in de schoon-verlichte
Kerstetaiages. ze gonger. samen op uuiliën koop,
stapten 'ns nen cinema binnen, dan waren die
mannekes. na den straffen arbeio var t afge
loopen tij. gelukkig mee aen Wimei Tja,
da 's anders nou; aan den korten werkdag at
ginnen plaziengen avond, alleen maar 'nen en-
deloozen nacht. Te lank veur zoo'nen bewege-
lijken, krachtigen knots, die lijk 'nen jongen
leeuw mee den kop de spijlen van de kooi zou
willen openbuigen.
Daarbij: plannen kan ie me maken Den oor
log zet alles vast. De ziekte van z'nen Eeker,
waarover ik oe veertien dagen gelejen schreef,
zit 'm hoog in de keel; en zoo, alles bijeen, m n
baaske wit mee de lange avonden slecht raad!
Aan de muziek doet ie weinig, den lesten tijd
En ik Kan 't begrijpen. De krantHij is
ginnen krantlezer. Heeft te weinig „zit" in z'n
gewitwel. 't Is 'n keareltje van de daad! Ge
wit!
Naar t bouwen van 'n Staileke staat zijnen
kop nie; ook daarbij mist ie weer veul z'nen
Eeker, maar toch ook 't plazierig veuruitzicht
van 'nen feestelijken Kerst. Ja, die ziekte van
z'n Eekerske verdonkert z'n dagen nog meer De
berichten zijn nog nie goed, ziede. Moeder Hop
penbrouwers was sjuust weer verom van den
Ouwenbosch enne,'t mensch was veul triest
thuisgekomen," zee Dré III.
„Ehopa?"
„Oem. Dré?"
„Gade Zonaag nog 'ns mee? Den Eeker vroeg
't me, lesten Zondag."
„Heeft ;e naar me gevraagd g'had....
„Ja! Hijehhfj vraagt naar iedereen
ook naar meneer pastoor Naar de vrouw,
naar den meester Hij piekert veul, daar op z'n
kamerke, boven in de III Coninghen. Als ie
koorts heeft, zee broeder Marcus, dan is te
doende op Ulvenhout Dan roskamt ie Bles en
loopt 't zweet langs z'n gezicht. Dar zwaait ie
mee z'n armen, praat mee 't pèèrd en zegt:
Stil, Bles. hort, onzen baas, Dré III, gaat mee
oe rijen ge mot er dus prontjes uitzien, Bieske!
Ook is ie dikkels in den akker, als ie ijlt En
broeder Marcus beweert, dat den Eeker dan in
't weergaren is mee den kloosterhof en onzen
hof. Vooral mee broeder Marcus en Trui is ;e
dikkels in de wéér. Veur Trui wil ie 'n pijp stop
pen en veur broeder Marcus wil ie soms 'n.war
me stoof klaarzetten. Lest sprak ie mee iemand,
die den broeder nie kost thuiswijzen. Ja, juf
frouw, zee-t-ie toen, ik wist wel dat gij in den
Hemel waart. Ik heb oe ommers eigens wegge-
brocht. 'k Mocht nie op 't kerkhof, maar 'k ben
bij oe gebleven, horre. Achter de spijlen stond
ik. Wat zijde nou mooi! En hebt ge nooit meer
kou? En gin honger ook al nie? 'k Zou geren
bij oe komen, juffrouw, maar ge woont zoo
hoog! Neeë, madame Delhomme is kwaad op
me. Omda 'k die lamp gebroken heb. Maar ik
was toen zoo.... zoo ziek, ee. Van de kou. En
zoo. 'k Had nie weg motten gaan van Ulven
hout. Als nou den Vic weer maar komt. dieën
schilder uit 't bosch. Die brengt me wel verom
bij Dré III. Ah. da 's 'nen ruiter! Stil Bles, on
zen patroon gaat mee oe rijen, ge mot er dus
pront jes opstaan, beest! En dan begost den
Eeker weer te borstelen, tot»'t zweet aan z'n
haren hong. Dan klimt ie weer, honderden tre-
jen op! Valt dan, mee 'nen schrikkelijken krijt,
dien ge over heel den kloosterakker hooren kunt,
weer naar de eerde. Dan is 't op z'n ergst, zee
broeder Marcus. Dan baait ie in z'n zweet en
ligt ie 'n uur te hijgen. Soms gaat ie weer da-
lijk overnuuw klimmen, zeggende: „ik mót daar
boven zijn, ze hebben den Eeker geroepen!" Op
'n ander moment, zee den broeder, is den Eeker
aan 't tobben over „ons thuis". Ze motten
dieën wagei uit! Al mot ik m'n eigen kapot
werken. En dan vraag ik aan den baas of ie 'n
plekske veur me in 't klooster wit. Op 'nen berg,
dicht bij Onzenlievenheer, n wit klooster, waar
ik m'n eigen woonwageltje mag timmeren, maar
nou mee 'n écht raam, om naar den hemel te
kunnen kijken. Ik gaai. En dan klimt ie weer,"
zee Dré III. „Halve nachten aan 'n stuk. Als ze
die koorts gin baas worden, opaangstig
en bedroefd keek m'n baaske me aan: „dan...,
dan werkt den Eeker z'n eigen dood in z'n zware
jjldroomen....!"
Trui zweeg al dieën tijd, dat den Dré weer
vertelde. Zweeg, stopte kousen, vcegae nou en
dan mee 'nen kous 'n traan of 'nen crup uit 'r
neus weg. Trui is stillekes geworden Ze loopt
den huis rond, of ons Eekerske hier ziek ligt,
zoo stillekes is ze.
„Dré, 'k gaai Zondag mee. En
„En watte, opa?"
„Nikseh.... neeë. Niks nog."
*k Gong den anderen dag 'ns naar ons pas-
toorke. Ik docht: hij mot 't toch ook weten! Is
altij veul begaan gewist mee den Eeker, heeft
'm veurbereid veur 't postulaat. Hij was er sterk
veur dat 't jonk weggong'k gaai mee deu-
zen zielenkenner 'ns praten.
't Was lekker warm op z n kamer. Z'n hooge
ramen waren mat beslagen, den kouwen winter
regen streepte langs 't doffe glas. Ik kost m'n
akkerland maar amper zien. Zwart schimde 't
deur de doffe ramen. Boven den kim lichtte
't van den kleurloozen waterhemel in de duiste
re kamer van meneer pastoor. Hel glommen
de glanslichten van koperen en glazer. dingen
op den kamerduister. 'Nen triesten Advent-
middag. Ons pastoorke zat weer aan zij.ien
grooten rolbureau, maar ik zag niks anders van
'm, dan z'n witte gezicht en z'n witte krullen.
De rest van 'm gong verloren in den zwarten
dag.
„Vertel 's, DréSjegaar Asteblief."
Dan stopte-n-ie zijnen das wat vaster om
den nek, gong op z'n gemak zitten, leunend teu
gen den hoogen rug van zijnen stoer
En ik vertelde. Van den zieken Eeker. "an
zijn ijldroomen. Zware koortsen. Afijn, alles.
Mijnheer Pastoor luisterde. Zweeg, maar luis
terde Mee den aandacht van 'nen dokter. Dus
ik vertelde, zoo sjecuur meugelijk! t Dee me
deugd, deus luisteren van 'nen seerjeuzen
mensch, als hij is.
Als ik alles en alles verteld had, bleef ie nog
even zwijgen. Sloeg z'n armen over malkaar,
boog den kop, peinsde. Dan keek ie me aan. En
zee; „Dré, ik ben gin dokter, dat witte, maar
maar 'k wou, da 'k 't manneke 'ns zien kost.
Misschien'ns mee m praten
„Maar dat kan, meneer pastoor! Zondagmid
dag spannen we de sjees
Toen zweeg ik maar. Want nou luisterde hij
nie, docht me. Weer had ie 't witte kopke ge
bogen op de borst, peinsde. Dan zee-t-ie: „Dré..
ik kankan 't mis hebben, vaneigens, méér.
maar witte.... ik geloofik geloooff
„Ja, meneer pastoor, wat dunkt jou??"
„Ik geloof, Dré, as we 't keareltje vervoeren
kosten.
„Ja, meneer pastoor? Ja?"
„Dat ie dan bij jouw thuis...." Toen keek
ie me aan, 'n vaag glimmerke in de ouwe oogen:
„dat ie dan bij z'nen Dré III.Trui en zoo
rapper zou beter worden, dan daar bij broeder
Marcus, hoe goed dieën mensch ook veur 'm
zal zijn."
„Zou ievaart (heimwee) hebben, denkte?"
„Vaneigens! 't Hoeft nie z'n ziekte te zijn.
maar daar is in 't manneke z'n leven véul ver
anderd. As we nou dat alvast van 'm afne
men.... verstade? Dan.... dan verlochten we
't jonk al direct."
„Meneer pastoor, ik vóel 't, ge hebt de zaak
aan 't goeie end vast!. Rijde mee, Zondag?"
„Geren! 'k Wil 'm geren zien en als 't kan,
spreken."
Als ik 't Dré III vertelde, klèèrde-n-ie weer
heelegaar op. „Da's goeie!" zee-t-ie heesch.
„Sodemêkajer, da's plazierig! 'k Zal 'm werm
toestoppen, opa, ons pastoorke, goed inbakeren!
Da's goeie
Trui beweerde da 'k nou, veur 't eerst van
m'n leven, 'ns 'nen verstandigen zet had ge
daan, deur meneer pastoor in den erm te nemen.
Ik liet 't zoo en Zondagmiddag rejen we mee
z'n drieën, pastoorke, Dré III en ik, in de sjees
naar den Ouwenbosch.
't Was 'n vlot toerke. 'n Winterzonneke scheen
binnen in ons gerij, pastoorke zat dik in de reis
dekens verdoken zooiets kunde Trui over
laten! 't wageltje rolde over den betonnen
weg, langs de bosschen, dat 't 'n genot was
„Goeie spullen," prees ons pastoorke: „Zoo had
den wij 't vroeger bij ons thuis ook, Dré! Va
ders trots!"
Ik knikte lachend. Zee niks. Liet 'm betijen
in z'n herinneringen, zoo bar oud. Dan begost
ie te vertellen En wat is vandaag plazieriger
te hooren, amico, dan over dieën ouwen tyd,
waarop al zooveul gesmaald is. Zoo op afgege
ven, deur nuuwlichters, die ondertusschen de
weareld onbewoonbaar maakten. En dat slaat
dan nog nie eens op den oorlog. Ik heb nog
maar 't oog op de dames en de heeren, de
deftigheid, die in de plek der menschelijkheid
kwam. De deftigheid, die heuren komaf, uit
dieën ouwen tijd verloochende, want stel oe veur
dat ze vandaag wisten, dat oew vader, oew
grootvader in dieën ouwen tijd ge wérkt had
den veur 'n eerlijk stuk brood!
Daar was in de Moderne Weareld (jaja, hoofd-
UITSLUITEND GELDIG VAN 16 DEC. TOT 31 DECEMBER 1940
Bij volledig abonnement ojf de luxe uitgave
100 pCt. KORTING op KEESINGS HISTORISCH ARCHIEF
(Jaargangen 19181935 beknopt) met pracht
band, index en 40 buitentekstplaten.
50 pCt. KORTING op de jaargangen 1935—1937 (ingebonden)
25 pCt. KORTING op de jaargangen 19371940
10 pCt. KORTING op den jaargang 1940—1941 (dus alléén den
loopenden jaargang)
IS EEN ONMISBARE SCHAKEL TUSSCHEN UW
KRANT EN UW HERSENCAPACITEIT
Prof. Huib Luns, Hoogleeraar Technische Hoogeschool, Delft:
Een paar weken groote drukte en wij zijn „achter", een
maand vacantie in het buitenland en wij zijn „eruit",
Keesing brengt ons weer „bij" en volkomen „erin".
J. Bemelmans, Directeur R.K.H.B.S. voor Meisjes, Roermond:
deel ik U gaarne mede, dat ik met deze uitgave ten zeerste
sympathiseer. Voor hen, die van de histoire contemporaine op de
hoogte willen blijven, is ze onmisbaar.
HkIosasCA X -v' r&Cxisfö
VRCvwtó.
Prima bouillon.
Géén surrogaat.
Onbeperkt houdbaar.
uit één klloblik a f 6.50.
Vraagt Uw winkelter
BENCO's
HANDELSONDERNEMING
AMSTERDAM
Postbus 286. tel. 55902
Giro 228915
Verzending franco
door geheel Nederland.
Een advertentie behoeft geen
kapitalen" te kotten Plaata maar
sens een Omroeper Rubrlceerlng en
gelijkvormige zetwijze Billijk ham I
3»1atarlef 1
G5E30OGD
WELKE WIJ U THANS KUNNEN AANBIEDEN ZIJN
van den grooten Vlaamschen priester-schrijver
CYRIEL VERSCHAEVE. Een prachtig door
leefd mannelijk boek, waaraan alle sentimentaliteit vreemd is
Een boek, dat den rustigen lezer diep in het ontzaglijk geheim
van Christus' menschwording en de bodemlooze diepte van de
roote liefde van den Godmensch doet schouwen. St. Jozef is
..ier niet de goede oude man, maar de fiere, rein-verüefde
Jood uit Davids Koninklijken stam, die als een ridder de be
scherming van Haar, zijn Bruid op zich nam. Het is, zooals de
enthousiaste bespreking in de Maasbode, waaruit wij citeer
den besluit, „een prachtboek dat men voor geen geld ongelezen
zou hebben gelatenGezien de prachtige uitvoering, den
grooten omvang bijna 600 blz en den waardigen band is
de prijs zeer billijk n.ï. slechts 6.50.
Df||U|k van Mgr. Dr. Jan Olav Smit, den eminenten
SaVlflKsi kenner van 't antieke en hedendaagsche Rome.
Boeiend vlot en in den goeden zin des woords populair ge
schreven. Wie Rome bezocht leeft weer mede in de heerlijke
herinneringen aan de prachtige Heilige Stad. Wie Rome nog
niet bezocht leert het door dit boek door en door kennen. Dit
zeer royaal uitgevoerde boekwerk op groot formaat bevat een
schat aan sublieme foto's en kost gebonden in een fraaien
stempelband slechts 5.Z5.
door Dr. Jos. Hartman. Nederl. bewerk,
door de Benedictijnen van Egmond. Een
prachtig* royaal boek over de geschiedenis en beteekenis van
net miraculeuze Lourdes. Het hoek munt uit door een over
vloed van prachtige foto s in koperdiepdruk zoowel als in fraaie
kleuren. In luxueus verzorgden band slechts 4.50.
Deze hoeken zijn desgewenscht betaalbaar met ƒ1.of meer per
maand Franco toezending. Onderstaanden bon in te zenden aan
V BOEK- EN KUNSTHANDEL H. NELISSEN, PRINSENv_rR.
27, AMSTERDAM, GIRO 60092, TELEFOON 31791.
Ondergeteekende wenscht te ontvangen
Het verschuldigde ad I de le maandelijksche
termijn ad is door mjj verzonden/ wordt
met 10 ets. extra voor rembours bij ontvangst zending door my
letaald Doorslaan wat niet wordt verlangd.
NAAM ADRES 81
diè zijn er thans voor den
actieven zakenman. Het pu
bliek moet, tengevolge van
allerlei omstandigheden, wel
anders koopen. Dit levert
nieuwe verkoop-mogelijk
heden. Laat juist thaas weten
waarmee U het publiek kunt
helpen.
Nu opbouwen met couranten
reclame.
VER. KATH. PERS,
N.Z. Voorburgwal 65-73
Amsterdam
Begijnhof 36, Amsterdam-C
De Maagdelijke Apostel
en de H. Eucharistie 1-25
Sint Paulus en de
H. Eucharistie
L35
Maria en de
H. Eucharistie 6.65
Franco per post - Giro 103939
3IOIOIOIOIOIOIO
EEN NIEUWE
HERMAN DE MAN
roman van Moederliefde en Moederleed
I
letters!) toch gin grooter schande dan....
werken.
Genogt.
Plazierig rejen we naar den Ouwenbosch, over
de witgewaaide wegels, mee 'n zonncke in den
brik.
't Duurde nogal evenkes veur broeder Marcus
van „de III Coninghen" 't seêkevan den kloos
terhof, opendee. Den dokter was sjuust boven!
Dat treft, flitse deur m'nen kop. Nou kost me
neer pastoor 'ns mee den dokter praten. Kosten
deuze mannen, den een die den Eeker z'n zwakke
lichaam kende den ander, die z'n teere ziele-
mentje kende, alles 'ns wikken en wegen! En
zoo kost ik 't alderbeste advies ter weareld krij
gen veur ons Eekerske! Dat trof. En ik vezelde
meneer pastoor m'n gedacht in 't oor. Hij glim
lachte. Knikte. „Sjuust mijn gedacht," fluister-
de-n-ie verom.
Van broeder Marcus vernamen we al dalijk.
dat de koorts veul aan 't wijken was.
Dré III veegde toen z'n veurhoofd af; ik was
trouwens ook 'n heel stuk geruster. Eerst mocht
Dré III naar boven gaan. Ondertusschen zaten
wij gevieren zachtjes te praten in 't werme hui-
zeke van broeder Marcus: de dokter, pastoor,
Marcus en ik.
't Moeilijke was, zee den dokter: er was aan
den Eeker z'n lijden ginnen naam te gever-
Vast stond: 'n algeheele verzwakking. Organen
allegaar gezond, maar den pols te onregelmatig
en te rap. Tenslotte, zoo docht ie, kost gespro
ken worden van 'nen zenuwcrisis, hoewel 'n der
gelijke inzinking op deuzen leeftijd....?
„Dokter," zee ik: „deus achttienjarig keareltje
is al zoooud." Toen zagen z'n veulwetende
doktersoogen me lank aan. Dan knikte-n-ie:
„ik begrijp oe. We krijgen 'm er wel bovenop,
maar
Toen zee meneer pastoor „Maar we motten
van 't ouwe manneke 'nen jongen gast zien te
maken. Wat zoude T van zeggen, dokter, ik
heb zóó gedocht, as we...."
En meneer pastoor begost te praten mee den
dokter, sjuust in de richting als ik 't zoo eeren
had. Broeder Marcus stookte als 'nen duuvel,
ik luisterde naar de twee mannen, daar aan
de tafel en naar elk geruchtje boven.
Dan kwam den Dré benejen. Strak, droef
stond z'nen jongen, sterken kop. De lippen vast
op malkaar, de neus breed. En opvretend z'n
verdriet. Wij keken allemaal 'tis naar in n
baaske, maar zwegen. Dan zag ie naar den dok
ter. „We krijgen 'm er wel bovenop," zee deuzen
mensch toen. Maar den Dré schudde den kop.
Dan wierd 't hum te machtig. Twee tranen
sprongen in z'n oogen. 'n Oogenblikske later
snikte den reus als 'n klein kind.
Dan gong méneer pastoor naar boven.
't Wierd stil in 't huizeke. Den avond viel
over den akker, 't Klokske van de kloosterkapel
klepelde met hamerkes op den Zondag. We
luisterden naar malkaar. Donkerden weg, in t>
werme steêke. En 'k vroeg me af of deuze sui
zelende stemming van den eenzamen, ommuur
den kloosterakker misschien te machtig was
gewist veur 't open, teere zieltje van onzen
Eeker.
Dan kwam meneer pastoor benejen. Seerjeus,
peinzend, zachtekes. „Ja," zee-t-ie: ,,'t manneke
is buiten koorts. Maar bros as 'nen rietsteel
in 't najaar."
„Hebt ge 'm gezegdvroeg Dré UI.
„Ja, Dré, 't Is goed," zee-t-ie, en toen viel te
in slaap.
Toch mot ik 'm evenkes zien," zee ik: „lest
is dat ook al misgeloopen." 'k Bén gaan zien
'n Ros sputterlichtje -scheen deur 't witte ka
merke. Dat was wel dat was 't eigenste licht-
potje uit z'n woonwageltje bij ons thuis, en 't
eigenste heilig beeld
Roerloos lag 't manneke, oud van lijden, tus
schen 't blanke dek. Z'n sproeffenkopke was nog
maar 'nen vuist klein. Schuins, lijk 'n moeie
blom, hong 't kopke aan den dunnen hals. Of
we 'm de Kerstdagen bij ons hebben....?
Vol.
Veul groeten van Trui, Dré III en als alto
gin horke minder van oewen
t. k v.
DR3