Reddingswezen aan onze kust
Het schaarschteprobleem in de
textielindustrie
w
WOENSDAG 8 JANUARI 1941
Hoe de opvattingen zich
wijzigden
SCHIPBREUK EN STRAND
VONDERIJ
m
Belangrijke onderzoekingen
Verwerken van grondstoffen
en garens is sterk
beperkt
HERBEVOORRADING
OP PUNTEN
Kerkelijk leven
RECTOR S. BRAAKMAN f
HET NEDERLANDSGHE
TREKPAARD
Voorj'aars- en premiekeuring
te Leeuwarden
LOONBELASTING
Het kweeken van bloembollen
1»
■M
De romanprijsvraag van het
Thymfonds
WIJ LUISTEREN NAAR.
Donderdag 9 Januari
Een leven gewijd aan het jeugd'
werk, de kinderbescherming
in het bijzonder
Vertaling van klassieke opera's
in het Spaansch
MM
[ra®
Telkens weer als wij vernemen van
scheepsrampen, waarbij moedige redders
Dorus Rijkers-figuren met het grootste
gevaar voor eigen leven bemanntngen-in-
doodsnood veilig aan wal brengen, denken
wij onwillekeurig terug aan den in dft op
zicht allerminst „goeden, ouden tijd", toen
er van een reddingswezen nog geen sprake
was en de kustbewoners er op dft gebied
denkbeelden op na hielden, die ons nu doen
gruwen.
In de ruwe tijden van laten we zeg
gen duizend jaar geleden was het stran
den van een schip een buitenkansje
voor den heer van de kuststrook,
die een barbaarsch strandrecht uit
oefende. Wanneer een vaartuig strandde
en de bemanning hiervan sterker was dan
de ter plaatse aanwezige onderdanen van
den heer, bracht het belang der kustbewo
ners mee, dat geen enkele opvarende er le
vend afkwam. En het schijnt niet aan twij
fel onderhevig, dat zij eerder een handje
hielpen om de schipbreukelingen te doen
verdwijnen dan om ze te redden.
In die primitieve tijden beschouwde men
bovendien en vaak niet ten onrechte
lederen vreemdeling als een natuurlijken
vijand, terwijl verder velen in een stran
ding de straffende hand Gods zagen, zoo
dat men zich wel wachtfe Zijn wü te
dwarsboomen. Zoó is 't te begrijpen, dat het
redden van drenkelingen vaak als iets zee
afkeurenswaardigs werd beschouwd, en het
bergen en zich toeëigenen van goederen uit
gestrande vaartuigen een des te begeerlijker
werk.
Zoodra het Staatsgezag zich sterk ge-
genoeg voelde, om op het standrecht der hoe
ren toezicht te gaan uitoefenen werden van
overheidswege voorschriften gegeven. In 1529
vaardigde Karei V een placaat uit, waarin de
stranvonderij geregeld werd: maar het redden
van menschen werd daarbij nauwelijks genoemd
Op deze hoogst onvoldoende wijze bleven
de zaken gecrdend, ook toen de groote uit
breiding van het zeventiende-euwsche han
delsverkeer andere voorzieningen eischte en
elke storm veel slachtoffers maakte. Be
rucht zijn in dit opzicht de jaren 1635 en
1660, toen op Terel resp. 35 en 120 sche
pen strandden. In 1683 verongelukten al
daar 6 groote Hollandsche oorlogsschepen,
waarbij 900 man omkwamen, terwijl ook veel
koopvaardijschepen ten onder gingen. Der
gelijke rampen hadden wel tengevolge, dat
het placaat van 1529 werd vernieuwd, d.w.z.
nogmaals werd uitgevaardigd, maar verbe
tering in den toestand bleef uit tot bet mid
den der 18e eeuw.
In een ordonnantie, gegeven door de Staten
van Holland en West-Friesland in 1725, werd
nog eens uitdrukkelijk vastgesteld, dat het aan
een ieder verboden was om zonder verlof van
een schipper, stuurman, of bij hun afwezig
heid van het scheepsvolk van een gestrand
vaartuig aan boord te komen of ergens de
handen aan te slaan, zooals aan ankers of toe-
behooren, in welken toestand het schip zich
ook mocht bevinden, „op poene van met de
doodt gestraft te worden"; eveneens werd
vastgesteld, dat het niet geoorloofd was „eenigh
letsel of nadeel toe te brengen aan Persoon of
Goederen, hetzij door dreygementen, feytelyck-
heeden of ge weidt; ook dit werd met den dood
gestraft, terwijl op mindere vergrijpen „slechts"
geeseling of brandmerking stond, üit een en
ander blijkt duidelijk, hoezeer menschelijke
hebzucht de gevolgen van een door de natuur
veroorzaakte ramp verergerde. Vaak genoeg
geschiedde het ook, dat baatzucht dergelijke
rampen uitlokte, b.v. doordat misleidende lich
ten geplaatst werden of doordat onbetrouw
bare loodsen de schepen opzettelijk lieten ver
ongelukken. Niet alleen menschelijke wreed
heid, maar ook menschelijke onkunde verer
gerde het lot van gestrande en aan land ge
spoelde schipbreukelingen. Wilde men de le
vensgeesten van een drenkeling opwekken,
dan wist men aanvankelijk geen beter middel
dan hem aan de beenen op te hangen, met het
hoofd naar beneden.
Ook paste men braakmiddelen, aderlating of
prikkeling van de keel toe!
Eerst in de tweede helft van de 18e eeuw
werd in een en ander een grondige verbetering
gebracht. Merkwaardig is, dat zoowel particu
lieren als de Staat zich bijna gelijktijdig zijn
gaan bezig houden met het lot der schipbreuke
lingen; bovendien treedt de laatste krachtiger
op tegen de strandvonderij.
In 1767 werd te Amsterdam opgericht de
„Maatschappij tot Behoudenis van Drinkelin-
gen", die zich ten doel stelde op allé wijzen
mede te werken tot het redden en bijbrengen
van drenkelingen. Onder gewijzigden naam
bestaat deze organisatie nog heden ten dage
als „Maatschappij tot Redding van Drenke
lingen".
De kwestie der strandvonderij en der behan
deling van schipbreukelingen werd in handen
gesteld van de Commissie 't Hoen. Deze consta
teerde als oorzaken voor den slechten toestand
deze omstandigheden: le. dat het Placaat van
Karei V totaal verouderd was; 2e. dat de uit-
De reddingboot gaat uit (Naar
een houtsnede van J. Aarts)
voering van de ordonnantie veel te wenschen
overliet (tentmeesters en strandvonders ver
waarloosden hun plicht); 3e. dat overtreders
nooit gestraft werden, zoodat „veele Ingezee-
tenen een gewoonte en kostwinninge maakten
van de strandvonderij"; 4e. dat materiaal en
hulpmiddelen, zoowel om drenkelingen te red
den als om goederen te bergen, ontbraken.
De commissie wilde een geheel nieuw plakaat
uitvaardigen, dat om te beginnen de kust van
Hoek van Holland tot Den Helder toe zou ver-
deelen in districten. Voor net strandtoezicht
zou elk district, alsook elk der voornaamste
Noordelijke eilanden, een „generalen strand
vonder" hebben, naast wien ook particuliere
strandvonders, zouden optreden. Hun taak be
stond hierin „van het begin van het jaar tot
het einde langs de stranden te patrouilleeren en
rapport uit te brengen aan het districtshoofd,
tegen een modicq tractement".
Tenslotte stelde de commissie voor, „t«n
kosten van den Lande te doen maaken een Boot
en een Wagen, ter vervoeringe van de Boot",
voor de redding van manschappen en goederen
bij het stranden van een vaartuig.
Ook moest worden voorzien in gelegenheden,
om geborgen goederen op te slaan en om dren
kelingen weer bij te brengen.
Reeds den 12en Januari 1769 kwam de Ordon
nantie van de Commissie 't HOen af.
Iedereen werd hierin verplicht, bij afwezigheid
van ambtenaren der Staten zelf aan schipbreu
kelingen voor een korten tijd onderhoud, ver
kwikking en huisvesting te verleenen. In deze
ordonnantie werd tevens de aanstelling geregeld
van generale strandvonders op Oostvoorne.
Scheveningen, Zandvoort, Egmond-aan-Zee,
Texel, Vlieland en andere eilanden.
Ongetwijfeld wijzen vooral de bepalingen be
treffende de redding van schipbreukelingen op
een sterk veranderde mentaliteit.
Ook de voortschrijdende techniek echter
maakte het mogelijk, de kansen van den ge-
stranden zeeman te verbeteren. In Zweden tref
fen we reeds particuliere, goede booten aan, de
voorloopers van de meest speciale reddingbooten.
Frankrijk en Engeland betwisten elkaar de eer,
deze speciale booten, „onzinkbaar" en ^elf-
richtend", te hebben uitgevonden. Henry Great-
head, een scheepsbouwmeester, bouwde naar
deze modellen de eerste „onzinkbare" redding
boot, die echter nog niet waterloozend was.
Lodewijk Napoleon interesseerde zich zeer
voor het reddingswezen, wat ons niet verwon
deren kan. als we bedenken, hoe ijverig hij zich
geweerd heeft bij de Leidsche ramp en bij over
stroomingen. De koning heeft het plan gehaa
12 reddingbooten te laten maken, maar om de
kosten heeft men het bij 6 gelaten. Het waren
booten van het type-Greathead.
Niet alleen door deze practische maatregelen
toonde Lodewijk Napoleon zijn belangstelling
voor de goede zaak, ook op wetgevend gebied
achtte hij reorganisatie noodig. Weinige maan
den vóór de inlijving werd bij Besluit vastge
steld, hoe het reddingswezen moest worden in
gericht, terwijl hij ook een „Instructie voor de
Stuurlieden en het Bootsvolk der reddingboots"
gaf.
Er moesten vijf „reddingboots" zijn met bij-
behoorende wagens, welke gestationneerd wer
den op Schouwen, bij Terheiden, te Petten, op
Texel en op Terschelling. Het oppertoezicht
over die booten zou komen onder de schouten
en gemeentebesturen van de dorpen, waar de
boot thuis hoorde.
Voor eiken geredden drenkeling, „om het even
van welke rang of sexe die zoude mogen zijn"
werd een premie betaald van 150 aan de
gezamenlijke bootsgezellen, welke premie onder
elkaar verdeeld moest worden; de stuurman
zou een dubbele portie krijgen.
Tijdens de inlijvingsperiode en gedurende de
eerste regeeringsjaren van Willem I, zoo lezen
wij in „De Reddingboot", het gedenkboek der
Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaat
schappij, waaraan wij veel in dit artikel ont-
leenen, is er niets te bemerken van wijzigingen
der bovengenoemde regelingen. De redding
bleef dus een tak van staatszorg. Doch weldra
brak de overtuiging zich baan, dat de Staat
niet de aangewezen leider op dit gebied was en
dat voor dit meer ethisch werk de particulier
op zijn plaats was. Bovendien eischten zóóveel
aangelegenheden de aandacht der regeering na
den val van Napoleon, dat de staat zich wel
moest terugtrekken en zijn taak moest beperken
tot het aanmoedigen en steunen van particu
lier initiatief.
Daar kWam nog hij, dat de gouvernements
booten weinig geschikt bleken voor onze kusten
en zelden of nimmer gebruikt werden. Zij wer
den tenslotte publiek verkocht, zoodat de red
dingen toch weer geschiedden met booten, toe-
behoorende aan particulieren.
Zoo zag men in, dat men ook hier te lande
particuliere maatschappijen moest krijgen, te
meer daar ook financieel? overwegingen den
Staat dwongen, zich terug te trekken, waar
anderen de taak over kono'en nemen.
In ons land werd op den llen November 1824
te Amsterdam opgericht de „Noord- en Zuid-
Hollandsche Reddingmaatschappij" en negen
dagen daarna kwam te Rotterdam tót stand
de „Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Red
ding van Schipbreukelingen".
Op de veemarkt te Leeuwarden is vanwege
de vereeniging „Het Nederlandsche Trekpaard"
de voorjaarskeuring van hengsten, met premie-
keuring, gehouden.
De jury bestond uit de heeren P. M. Diede
ren te Greatheide-Sittard, W. J. L. de Groot
te Kruiningen en Aug. A. Schutter te Bergen
op Zoom.
De eerste prijs, een premie van 45, werd
toegekend aan „Egbert" van Wiersma te Pieter
zijl en R. Schuiling te Hallum; 2e prijs, een
premie van 30, aan „Karei" van Y. K. Osinga
te Tzum; 3e prijs, een premie van 25, aan
„Odin van Dierkensteen" van J. A. Bouma te
Oudeschoot. Goedgekeurd werd „Paul" van de
firma F. Dekker Pzn. te Axel.
By J. Noorduijn en Zoon N.V. te Gorinchem
is verschenen een uitgave „Loonbelasting" door
P. Karmelk, administrateur by het departement
van Financiën.
Het is uitgegeven als supplement in de reeks
„De Belastingwetgeving", doch het is ook als
afzonderlijk boekje verkrijgbaar.
,,'t Losse Hoes" door brand totaal verwoest. Het bekende Bondshotel ,,'t Lösse Hoes"
op den Holterberg te Holten, welke bij de toeristen bekend stond om zijn speciaal
Overijselsch interieur, is Zaterdag j.l. door brand totaal verwoest. Tevens verbrandde
totaal de in een apart gebouw ondergebrachte verzameling opgezette dieren, vogels
etc. De foto geeft een overzicht van de ruïne
(foto Hakeboom)
De bloembollencultuur en alles wat daarmede
verband houdt hebben ons land tot ver buiten
de grenzen van Europa reeds jaren her een
bij zonderen roem verschaft. Meer dan honderd
jaar geleden ontdekten de Hollandsche kwee
kers, dat de geestgronden langs de kust zich
byzonde'r goed leenden voor het verbouwen van
bloembollen en sedertdien heeft zich daar een
heel aparte tak van kweeken ontwikkeld, wel
ke geworden is tot een monument van het
prestatievermogen der Nederlandsche tuinders.
Terecht, hoewel veelal overdreven, verbond
men in het buitenland de tulp aan het land
schap der beide Hollanden.
Uiteraard bepaalde deze cultuur, vooral toen
zij meer en meer tot bloei kwam, zich niet al
leen tot de practyk. Er ontstond een uitgebreid
gedocumenteerde wetenschap van het bollen-
kweeken en al is in de afgeloopen crisisjaren
bloembollen zyn nu eenmaal een luxe-artikel
de opbrengst der bollen sterk gedaald, waar
door verschillende kweekers in moeilyke om
standigheden kwamen, de energie om nieuwe
fraaiere gewassen op de markt te brengen, is
er niet minder om geworden. Integendeel,
met nog meer zorg dan vroeger, den oorlog ten
spyt, gaat men voort met het kweeken en het
wetenschappeiyk onderzoek.
Dr. W. E. de Mol, die op het gebied der ver
edeling van sierplanten een grooten naam
heeft verworven en belangrijke bijdragen heeft
geleverd voor de wetenschappeiyke zijde van
het bollenkweeken heeft in Hillegom, waar een
brceiproevenbedrijf gevestigd is, een belang-
ryke bydrage daartoe verleend met zyn nieuwe
zaailingen van hyacinthen.
Dit broeiproefbedryf is daarom van byzonde-
waarde, omdat de hyacint tot nog toe vele ge
heimen heeft. De kweeker heeft als het ware
de hyacint nog niet in de hand. De resultaten
van de onderzoekingen van dr. De Mol kunnen
dan ook zeer belangryk zijn. Dr. De Mol heeft
uit zyn nieuwe hyacinten-zaailingen een keuze
gedaan en deze eerst in den kouden grond op
gekweekt. Nu in begin Januari, als de eerste
knopjes te voorschijn komen, worden de bol
len, en wel voor lederen zaailing op verschil
lende tydstippen, in de warmte gebracht.
Het betreft hier bollensoorten. waarvan de
kleur, vorm en grootte der bloemen aan de
goede eischen voldoen. Het onderzoek moet
echter uitwüzen, dat zij ook vroegtijdig en snel
tot bloei gebracht kunnen worden. Bij de keuze
der zaailingen heeft dr. de Mol zich bepaald tot
variëteiten, welke in ouderdom en kenmerken
sterk uiteenloopen. Hij koos de volgende soor
ten, die alle een bekenden klank in de bollen-
wereld hebben: Albertine, baronesse van Tuyll,
Bird of Paradise, City of Haarlem, Correggio.
General Pelissier, Grand Monargue, La Gran-
dr. Thomas Hagg, fürst Bismarck. Garibaldi,
desse, rtnnocence, Madame Kruger. Mimi, mr.
Dames, Perie Brilliante, Queen of the Pinks,
Queen of the Whites. Sunrise, Totilla, Willem
Barendsz en Lord Balfour.
Men ziet, ook in de bollenwercld zUn talrijke
historische namen vastgelegd. Van elf dezer
soorten is het aantal chromosomen bekend, al
is het lang niet by alle soorten hetzelfde. Dit
chromosomengetal is voor de eigenschappen der
bloemen zeer belangryk. Vooral omdat de hya
cint by vermeerdering van dit getal niets in
boet van zijn groote vruchtbaarheid Dr. de
Mol tracht door veredeling de verfijnde kleur
nuances, welke thans reeds ziln bereikt, te
doen samengaan met volmaakte bloemenvor-
men.
M
f<-v
m w
fluisvrouwniet altijd licht is uw taak". Onder dezen titel is door den cineast
J. Beets Jr. te Amsterdam een film vervaardigd in opdracht van de Neder
landsche Vereeniging van Huisvrouwen. Tijdens de opname van het onderwerp:
Boterbesparing. (foto Pax-Holland)
De grondstofschaarschte voor de textielproducten
baart menigeen groote zorg, daarvan kan iedere
textielkaartbezitter meepraten. Maar het zijr
niet alleen de winkelier en zyn klant die de
narigheid ondervinden, ook de fabrikant is ge
houden aan de onvermydelijke regels die door de
verantwoordelijke instanties nu eenmaal moeten
worden gesteld.
Teneinde een inzicht te geven in het samen
stel van bepalingen in de textielindustrie ont-
leenen wij aan een artikel van Drs. A. J. Win-
termans in „'t Getouw" de volgende byzonder-
heden:
Het ligt voor de hand, dat de instellingen,
die de regeling van de distributie van textiel
producten tot taak hebben, beginnen met een
verbod, de beschikbare grondstoffen te ver
werken in artikelen, die voor de volkshuishou
ding van gering belang zyn. Practisch is men
omgekeerd te werk gegaan en heeft men be
paald in welke artikelen de grondstoffen wèl
verwerkt mogen worden: wol mag slechts ver
werkt worden in kleedingstoffen en dekens;
katoen in artikelen, die voor de industrie van
belang zyn, in kleedingstoffen, huishoudgoed
dekens e.d.; kunstzyde en linnen in artikelen,
waarvoor vanwege het Rykstextielbureau toe
stemming is verleend, welke toestemming afhan
kelijk is van de gebruikswaarde der te vervaar
digen artikelen.
De handel in grondstoffen is aan sterke ban
den gelegd: het koopen en verkoopen van wol
en van lompen is slechts toegestaan, indien men
daartoe een bepaalde vergunning heeft ontvan
gen.
Het verwerken van grondstoffen en garens is
sterk beperkt. Behalve, dat men deze slechts tei
vervaardiging van noodzakelijke artikelen mag
verwerken gelden de volgende verwerkingshoe-
veelheden:
Ruwe wol: mag-in 't geheel niet worden ver
werkt, dan met speciale vergunning; indien deze
vergunning is verleend, mag niet meer dan IC
pet. ruwe wol verwerkt worden in de te spinnen
garens, tenzij by die speciale vergunning anders
is vastgesteld.
„Kunstwol", wolafvallen en celvezel: in klee
dingstoffen en dekens mag per 4 weken ten hoog
ste 65 pet. resp. 55 pet. verwerkt worden van de
hoeveelheid garens, die gemiddeld per 4 weken
in het basisjaar (Juli '38/39) in kleedingstoffen,
resp. dekens werd verwerkt.
Fabrieken, die zelf niet spinnen, kunnen deze
hoeveelheid door derden laten spinnen. Van de
voorradige wollen garens mag per 4 weken maxi
maal 10 pet. verwerkt worden, mits men in totaal
aan wollen garens in kleedingstoffen niet meer
verwerkt dan 75 pet. van de hoeveelheid, die ge
middeld per 4 weken van het basisjaar daarin
werd verwerkt.
Katoenen garens, gemengde garens (vallende
onder de Katoenbeschikking) en garens van ka-
toenafval: per 4 weken mag hiervan verwerkt
worden 50 pet. van de hoeveelheid, die gemid
deld per 4 weken verwerkt werd in de periode
van 1 October '39 t/m 13 April '40, tenzy in deze
periode gemiddeld per 4 weken meer is verwerkt
dan gemiddeld per 4 weken van het jaar 1 Juli
'38/39. Men mag de katoenen garens ook ver
vangen door kunstzyden garens, waardoor echter
het katoenquotum zooveel inkrimpt als dat van
kunstzyde toeneemt.
Kunstzyden garens: de verwerking hiervan is
gequoteerd op 100 pet. van het basisjaar Juli
*38/39. De garens die men ter vervanging van
katoenen garens verwerkt, vallen hier buiten.
Het groote verschil van de thans geldende
quoteering en die van vóór 1 Dec. '40 is hierin
gelegen, dat de verwerking van kunstzyden ga
rens en garens van kunstzijde-afval nu ook is
beperkt. Voor 1 December werden vele artikelen,
waarin geen katoenen garens en katoenen afval-
garens meer verwerkt mochten worden, uit
kunstzyde en kunstzyde-afvallen vervaardigd.
Verder kon men artikelen, waarin slechts een
beperkte hoeveelheid katoen of wol mocht wor
den verwerkt voor het overige deel vervaardigen
uit kunstzijde.
Thans is echter bepaald, dat ter vervanging
van katoen of andere grondstoffen slechts dan
kunstzyde verwerkt mag worden, indien het ar
tikel ook uit katoen of uit die andere grond-
fen (b.v. wol) vervaard'gd mag worden.
Verder stelt het Rijkstextielbureau als eisch,
dat door vervanging van katoen of wol door
kunstzyde een artikel van behoorlijke kwaliteit
ontstaat. Bovendien kan men door deze vervan
ging de productie niet opvoeren boven de toe
gestane hoeveelheden, daar men in deze artike
len aan katoen of wol en kunstzyde tezamen
niet meer ipag verwerken dan 50 pet. van de
hoeveelheid katoen of wol, die daarin in het ba
sisjaar werd verwerkt. Een gevolg van deze
regeling is b.v., dat pluche en handweefstoffen
artikelen waarin geen katoenen garens of ka.
toenen afvalgarens meer verwerkt mogen wor
den, en die men sinds dit verbod vervaardigde
van kunstzyde garens en garens van kunstzijde-
afval thans in 't geheel niet meer vervaardigd
kunnen worden. Een ander gevolg is, dat in de
kens en kleedingstoffen niet meer kunstzyde ver
werkt mag wrorden dan 50 pet. van alle grond
stoffen tezamen, die daarin in 't basisjaar werd
verwerkt. Men kan dus niet meer het wol
quotum in dekens verwerken en daarnaast de
kens gaan maken geheel of ten deele uit kunst
zijde wel in plaats daarvan uit kunstzijde.
De productie van verschillende artikelen is dus
met ingang van 1 Dec. '40 weer sterk ingekrom
pen.
De aflevering van textielgoederen door fabri
kanten aan den handel is ook verder beperkt:
aan wollen weefsels mag per afnemer niet meer
worden afgeleverd dan per 4 weken 40 pet. van
de hoeveelheid, die deze afnemer gemiddeld per
4 weken van het basisjaar (Juli '38/39) heeft
afgenomen. Voor kunstzyden en linnen weefsels
geldt als afleveringsquotum 50 pet. van het ba
sisjaar (7 Juli '39/40), waarvan 40 pet. bestemd
is voor geregelde afnemers, 10 pet. voor niet-
geregelde afnemers, die in het bezit zyn van een
speciale vergunning. Voor katoenen weefsels geldt
hetzelfde basisjaar, doch het afleveringsquotum
bedraagt slechts 25 pet., waar 20 pet. voor gere
geld en 5 pet. voor niet-geregeide afnemers is
bestemd.
In dit verband mag er wel op gewezen wor
den, dat de mogelykheid niet is uitgesloten, dat
de fabrikant niet eens deze hoeveelheden kan
afleveren, daar zyn verwerkingsquota voor
grondstoffen daartoe niet toereikend zijn. In dit
geval moet de fabrikant de hoeveelheid, die hy
nog voor Nederland kan vervaardigen, naar even
redigheid over zijn afnemers verdeelen.
Al deze bepalingen beteekenen echter slechts
een verdere beperking van de verwerkings- en
afleveringshoeveelheid de beperking zelf be
stond reeds.
Het groote novum in de distributie van tex
tielproducten vormen echter de voorschriften be
treffende de herbevoorrading van winkeliers,
grossiers en confectionneurs. Met ingang van 1
December 1940 is het n.l. aan fabrikanten ver
boden, textielgoederen, die in den kleinhandel
slechts met inname van textielpunten of tegen
een „speciale vergunning" verkocht mogen wor
den, te verkoopen of af te leveren zonder daar
voor puntencoupures te incasseeren. Deze pun-
tencoupures worden door de plaatseiyke distri
butiekantoren verstrekt aan kleinhandelaren, te
gen inlevering van door hen ingenomen punten
van de textielkaart. De coupures hebben een
waarde van 10, 100, 400, 2000 en 10.000 punten.
Losse textielpunten mogen door den fabrikant
niet worden aangenomen. De geldigheidsduur is
onbeperkt.
Daar grossiers en confectionneurs hun coupures
weer van den detailhandel moeten ontvangen en
zy deze tegen andere moeten inwisselen, waar
voor eenige ttidspeling noodig is, kunnen zij tot
uiteriyk 28 Jan. '41 voorschot opnemen.
Voordat levering door den fabrikant kan plaats
hebben, moet in coupures worden ingezonden het
dubbele aantal punten waarop de te leveren goe
deren in den detailhandel zyn gewaardeerd. Men
krygt voor de ingezamelde punten dus slechts de
helft van de goederen terug, waarvoor de punten
zy'n ingenomen. Indien dit een blyvende maatre
gel zou zyn, zou men terecht de volgende rede
neering kunnen opzetten: Ik heb nu ingezameld
b.v. 50.000 punten; ik wissel deze in tegen cou
pures ter waarde van 50.000 punten en ontvang
tegen inlevering daarvan van groothandel of fa
brikant goederen ter waarde van 25.000 punten;
indien deze weer zijn ingewisseld kan ik slechts
een nieuwen voorraad krijgen ter waarde van
12.500 punten enz. De omzetten zouden steeds
dalen en ulteindeiyk geheel verdwynen.
Van verschillende zijden hoorden wy deze re
deneering, doch het ligt voor de hand en wordt
officieel ook medegedeeld, dat het. niet de bedoe
ling is, de voorraden van den handel telkens met
50 pet. in te krimpen. Daar winkeliers echter
reeds gedurende geruimen tijd punten hebben in
genomen, beschikken zij over vrij groote voorra
den. Het is nu de bedoeling deze voorraden te
ruimen, zoodat zh in de juiste verhouding ko
men tot de hoeveelheden textielgoederen, welke
voor verdeeling beschikbaar zyn. Zoodra deze
verhouding bereikt is en het aantal punten, dat
in omloop is dus overeenkomt met de hoeveel
heid goederen, die omgezet worden, kan het per
centage, dat tegen inlevering van punten uitge
leverd mag worden desnoods weer op 100 worden
gebracht. Wil men daarna de distributie nog be
perken, dan kan Bit op twee manieren worden
bereikt, n.l. door verlaging van dit percentage,
b.v. op 80 of door verlaging van het aantal pun
ten, dat aan consumenten ter besteding verstrekt
wordt. Hetzelfde kan bereikt worden door wyzi-
ging der puntenwaardeering.
Dat de moeilykheden voor den textielhandel
door deze maatregelen zijn toegenomen, behoeft
geen betoog, doch men zal moeten erkennen, dat
de voorschriften ter herbevoorrading een logisch
uitvloeisel zyn van het puntenstelsel. De moei
lijkheden, die hieruit voortvloeien zullen even
als reeds zoovele andere na verloop van tyd wel
worden qpgelost.
Naar wy vernemen zal als jury voor den
roman-prysvraag van het Thymfonds, waar
over wy dezer dagen een en ander mededeelden,
fungeeren de redactie-raad en de directie van
het fonds.
De redactie-raad bestaat uit pater M. Mole
naar M.S.C., Frans van Oldenburg Ermke en
Bernard Verhoeven.
HILVERSUM I, 415 M.
Nederlandsch programma
KRO
8.00 Wy beginnen uen dag. 8.30 Nieuws
berichten ANP. 8.45 Gramofoonmuziek.
10.00 R. K. Zang vereeniging ..St.. Caecilia
en de R. K. Oratorium vereeniging te Haar
lem (opn.). 10.30 Rococo-octet. 1100 Rot-
terdamsch Phllhanrsonisch orkest (opn.)
11.30 Godsdienstig halfuurtje. 12.00 Gra
mofoonmuziek. 12.15 KRO-orkest. 12.45
Nieuws- en economische berichten ANP.
1.00 KRO-koor (opn.). 1.15 KRO-orkekst.
2.00 Orgel en cello. j 45 Rotterdamsch Ka
tholiek Mannenkoor (opn.). 3.00 Zepparonl-
kwartet. 3.30 Zang- ec orkestopnamen. 4.00
Zepparoni-kwarte-t. 4.30 Ziekenpraatje. 4.45
Gramofoonmuziek. 5.15 Nieuws-. economi
sche en beursberichten ANP. 5.SO Causerie
„Vorming van de rijpere Jeugd". 5 45 Re
portage 6.00 Cabaretprogramma. 6 45 Ac-
tueele reportage of gramofoonmuziek. 7.00
Vragen van den dag (ANP). 7.15 Gramo
foonmuziek. 7.30 Berichten (Engelsch). 7.45
Gramofoonmuziek. 8.00 Nieuwsberichten
ANP. 8.15 Gramofoonmuziek. 8.30 Berichten
(Engelsch). 8.45 Gramofoonmuziek. 9.55
Wij sluiten den dag. 10.0010.15 Nieuws
berichten ANP. sluiting.
HILVERSUM II. 301 M.
AVRO
8.00 Gramofóorimuziek. 8.30 Nieuwsbe
richten ANP. 8.45 Gramofoonmuziek. 9.15
AVRO-Musette-ensemble (opn.). 9.45 Gra
mofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15
Gramofoonmuziek. 10.30 Orgelspel. 10.55
Declamatie. 11.15 AVRO-Strijkorkest. 12.00
Berichten. eventueel Gramofoonmuziek
1215 Gramofoonmuziek. 12.45 Nieuws- en
economische berichten ANP. 1.00 AVRO-
Amusementsorkest en gramofoonmuziek.
2.00 Reportage. 2.15 Philharmonisch kwar
tet. 3.00 Causerie „Nuttig en noodig 3.10
„La Bohème", opera (opn.). 4.55 Gramo
foonmuziek. 5.15 Nieuws-, economische en
beursberichten ANP. 5.30 Omroeporkest en
solisten. (6.006.15 Causerie „Sport, licha
melijke opvoeding en de Omroep')' 6.45
Actueele reportage of gramofoonmuziek
7.00—7.15 Persoverzicht voor binnen- en
buitenland (ANP), sluiting.
Tn den leeftyd van bijna vijftig jaar is in
het R. K. Ziekenhuis te Lutjebroek, waar
hy werd verpleegd, overleden de Zeereerw.
Heer S. Braakman, sedert 1939 rector van
het R. K. Jongensweeshuis en het gesticht
„de Voorzienigheid" te Amsterdam.
Het hoofdterrein van de werkzaamheid van
wylen rector Braakman, die in 1918 de H. Pries
terwijding ontving, heeft in Den Haag gelegen
en in het byzonder de jeugd gegolden. Het
jeugdwerk in al zyn geledingen was hem dier
baar en hij kende het als geen ander. Als rector
van „Groenstein" heeft hy onnocme' -veel
voor de aan hem toevertrouwde jeugd gedaan,
daarby den geest in het huis modemiseerend en
op alle mogelijke wijzen het lot der misdeelde
kinderen verbeterend.
Lichameiyk zwak, was hy geestelyk onver
moeid. Niet altyd wist men de vlucht zijner
idealen by te houden, omdat hy eigeniyk zoo
eenvoudig was. Voor de kinderen in het byzon
der was hem niets te veel. Ook naar verbetering
van de opleiding der religieuzen heeft hy krach
tig gestreefd.
Rector Braakman was vele jaren geesteiijk
adviseur van den D.H.V.B. Ook de Kinderbe
scherming had zyn byzondere belangstelling:
de overledene was voorzitter van Noord- en
Zuid-Holland van het Katholiek Verbond van
Voogdyvereenigingen en de nauwgezette en toe
gewijde redacteur van .Richtlynen", het maand
schrift der Katholieke Kinderbescherming.
Rector Braakman heeft op zyn terrein pio
nierswerk verricht. Algemeen vond hij waar
deering en vriendschap om zyn oprecht sympa
thieken, fyngevoeligen geest. Voor de jeugd was
hy een vader in den besten zin des woords.
Ongeveer een jaar na zyn benoeming tot
priester-directeur van de Congregatie der Arme
Zusters van het Goddelyk Kind en rector van
de Voorzienigheid en het Weeshuis te Amster
dam, werd zijn gezondheid zwakker. Hij vertrok
naar familie, om rust te nemen; een plotselinge
verergering in zyn toestand maakte opname in
het R. K. Ziekenhuis te Lutjebroek noodzakelyk,
waar hij thans, na voorzien te zijn van de
laatste H.H. Sacramenten, is overleden.
Het Spaansche ministerie van Binnenland-
sche Zaken loofde kortelings een prijs van 4000
peseta's uit voor een vertaling van klassieke
opera's. De bekroonde werken ziln „II Matri-
monio Segreto" van Cimaresa en de vertaling
van Tannhëuser. De vertalers van Figaro en der
Rosenkavaller kregen een eervolle vermelding.
inierhulp Nederland,
Voor hel volk, door hel volk.
Geen gunsi maar eereplichi.
Volbreng de eereplichi van hel
volk, door hel volk.