Reddingswezen aan onze kust Het schaarschteprobleem in de textielindustrie w WOENSDAG 8 JANUARI 1941 Hoe de opvattingen zich wijzigden SCHIPBREUK EN STRAND VONDERIJ m Belangrijke onderzoekingen Verwerken van grondstoffen en garens is sterk beperkt HERBEVOORRADING OP PUNTEN Kerkelijk leven RECTOR S. BRAAKMAN f HET NEDERLANDSGHE TREKPAARD Voorj'aars- en premiekeuring te Leeuwarden LOONBELASTING Het kweeken van bloembollen 1» ■M De romanprijsvraag van het Thymfonds WIJ LUISTEREN NAAR. Donderdag 9 Januari Een leven gewijd aan het jeugd' werk, de kinderbescherming in het bijzonder Vertaling van klassieke opera's in het Spaansch MM [ra® Telkens weer als wij vernemen van scheepsrampen, waarbij moedige redders Dorus Rijkers-figuren met het grootste gevaar voor eigen leven bemanntngen-in- doodsnood veilig aan wal brengen, denken wij onwillekeurig terug aan den in dft op zicht allerminst „goeden, ouden tijd", toen er van een reddingswezen nog geen sprake was en de kustbewoners er op dft gebied denkbeelden op na hielden, die ons nu doen gruwen. In de ruwe tijden van laten we zeg gen duizend jaar geleden was het stran den van een schip een buitenkansje voor den heer van de kuststrook, die een barbaarsch strandrecht uit oefende. Wanneer een vaartuig strandde en de bemanning hiervan sterker was dan de ter plaatse aanwezige onderdanen van den heer, bracht het belang der kustbewo ners mee, dat geen enkele opvarende er le vend afkwam. En het schijnt niet aan twij fel onderhevig, dat zij eerder een handje hielpen om de schipbreukelingen te doen verdwijnen dan om ze te redden. In die primitieve tijden beschouwde men bovendien en vaak niet ten onrechte lederen vreemdeling als een natuurlijken vijand, terwijl verder velen in een stran ding de straffende hand Gods zagen, zoo dat men zich wel wachtfe Zijn wü te dwarsboomen. Zoó is 't te begrijpen, dat het redden van drenkelingen vaak als iets zee afkeurenswaardigs werd beschouwd, en het bergen en zich toeëigenen van goederen uit gestrande vaartuigen een des te begeerlijker werk. Zoodra het Staatsgezag zich sterk ge- genoeg voelde, om op het standrecht der hoe ren toezicht te gaan uitoefenen werden van overheidswege voorschriften gegeven. In 1529 vaardigde Karei V een placaat uit, waarin de stranvonderij geregeld werd: maar het redden van menschen werd daarbij nauwelijks genoemd Op deze hoogst onvoldoende wijze bleven de zaken gecrdend, ook toen de groote uit breiding van het zeventiende-euwsche han delsverkeer andere voorzieningen eischte en elke storm veel slachtoffers maakte. Be rucht zijn in dit opzicht de jaren 1635 en 1660, toen op Terel resp. 35 en 120 sche pen strandden. In 1683 verongelukten al daar 6 groote Hollandsche oorlogsschepen, waarbij 900 man omkwamen, terwijl ook veel koopvaardijschepen ten onder gingen. Der gelijke rampen hadden wel tengevolge, dat het placaat van 1529 werd vernieuwd, d.w.z. nogmaals werd uitgevaardigd, maar verbe tering in den toestand bleef uit tot bet mid den der 18e eeuw. In een ordonnantie, gegeven door de Staten van Holland en West-Friesland in 1725, werd nog eens uitdrukkelijk vastgesteld, dat het aan een ieder verboden was om zonder verlof van een schipper, stuurman, of bij hun afwezig heid van het scheepsvolk van een gestrand vaartuig aan boord te komen of ergens de handen aan te slaan, zooals aan ankers of toe- behooren, in welken toestand het schip zich ook mocht bevinden, „op poene van met de doodt gestraft te worden"; eveneens werd vastgesteld, dat het niet geoorloofd was „eenigh letsel of nadeel toe te brengen aan Persoon of Goederen, hetzij door dreygementen, feytelyck- heeden of ge weidt; ook dit werd met den dood gestraft, terwijl op mindere vergrijpen „slechts" geeseling of brandmerking stond, üit een en ander blijkt duidelijk, hoezeer menschelijke hebzucht de gevolgen van een door de natuur veroorzaakte ramp verergerde. Vaak genoeg geschiedde het ook, dat baatzucht dergelijke rampen uitlokte, b.v. doordat misleidende lich ten geplaatst werden of doordat onbetrouw bare loodsen de schepen opzettelijk lieten ver ongelukken. Niet alleen menschelijke wreed heid, maar ook menschelijke onkunde verer gerde het lot van gestrande en aan land ge spoelde schipbreukelingen. Wilde men de le vensgeesten van een drenkeling opwekken, dan wist men aanvankelijk geen beter middel dan hem aan de beenen op te hangen, met het hoofd naar beneden. Ook paste men braakmiddelen, aderlating of prikkeling van de keel toe! Eerst in de tweede helft van de 18e eeuw werd in een en ander een grondige verbetering gebracht. Merkwaardig is, dat zoowel particu lieren als de Staat zich bijna gelijktijdig zijn gaan bezig houden met het lot der schipbreuke lingen; bovendien treedt de laatste krachtiger op tegen de strandvonderij. In 1767 werd te Amsterdam opgericht de „Maatschappij tot Behoudenis van Drinkelin- gen", die zich ten doel stelde op allé wijzen mede te werken tot het redden en bijbrengen van drenkelingen. Onder gewijzigden naam bestaat deze organisatie nog heden ten dage als „Maatschappij tot Redding van Drenke lingen". De kwestie der strandvonderij en der behan deling van schipbreukelingen werd in handen gesteld van de Commissie 't Hoen. Deze consta teerde als oorzaken voor den slechten toestand deze omstandigheden: le. dat het Placaat van Karei V totaal verouderd was; 2e. dat de uit- De reddingboot gaat uit (Naar een houtsnede van J. Aarts) voering van de ordonnantie veel te wenschen overliet (tentmeesters en strandvonders ver waarloosden hun plicht); 3e. dat overtreders nooit gestraft werden, zoodat „veele Ingezee- tenen een gewoonte en kostwinninge maakten van de strandvonderij"; 4e. dat materiaal en hulpmiddelen, zoowel om drenkelingen te red den als om goederen te bergen, ontbraken. De commissie wilde een geheel nieuw plakaat uitvaardigen, dat om te beginnen de kust van Hoek van Holland tot Den Helder toe zou ver- deelen in districten. Voor net strandtoezicht zou elk district, alsook elk der voornaamste Noordelijke eilanden, een „generalen strand vonder" hebben, naast wien ook particuliere strandvonders, zouden optreden. Hun taak be stond hierin „van het begin van het jaar tot het einde langs de stranden te patrouilleeren en rapport uit te brengen aan het districtshoofd, tegen een modicq tractement". Tenslotte stelde de commissie voor, „t«n kosten van den Lande te doen maaken een Boot en een Wagen, ter vervoeringe van de Boot", voor de redding van manschappen en goederen bij het stranden van een vaartuig. Ook moest worden voorzien in gelegenheden, om geborgen goederen op te slaan en om dren kelingen weer bij te brengen. Reeds den 12en Januari 1769 kwam de Ordon nantie van de Commissie 't HOen af. Iedereen werd hierin verplicht, bij afwezigheid van ambtenaren der Staten zelf aan schipbreu kelingen voor een korten tijd onderhoud, ver kwikking en huisvesting te verleenen. In deze ordonnantie werd tevens de aanstelling geregeld van generale strandvonders op Oostvoorne. Scheveningen, Zandvoort, Egmond-aan-Zee, Texel, Vlieland en andere eilanden. Ongetwijfeld wijzen vooral de bepalingen be treffende de redding van schipbreukelingen op een sterk veranderde mentaliteit. Ook de voortschrijdende techniek echter maakte het mogelijk, de kansen van den ge- stranden zeeman te verbeteren. In Zweden tref fen we reeds particuliere, goede booten aan, de voorloopers van de meest speciale reddingbooten. Frankrijk en Engeland betwisten elkaar de eer, deze speciale booten, „onzinkbaar" en ^elf- richtend", te hebben uitgevonden. Henry Great- head, een scheepsbouwmeester, bouwde naar deze modellen de eerste „onzinkbare" redding boot, die echter nog niet waterloozend was. Lodewijk Napoleon interesseerde zich zeer voor het reddingswezen, wat ons niet verwon deren kan. als we bedenken, hoe ijverig hij zich geweerd heeft bij de Leidsche ramp en bij over stroomingen. De koning heeft het plan gehaa 12 reddingbooten te laten maken, maar om de kosten heeft men het bij 6 gelaten. Het waren booten van het type-Greathead. Niet alleen door deze practische maatregelen toonde Lodewijk Napoleon zijn belangstelling voor de goede zaak, ook op wetgevend gebied achtte hij reorganisatie noodig. Weinige maan den vóór de inlijving werd bij Besluit vastge steld, hoe het reddingswezen moest worden in gericht, terwijl hij ook een „Instructie voor de Stuurlieden en het Bootsvolk der reddingboots" gaf. Er moesten vijf „reddingboots" zijn met bij- behoorende wagens, welke gestationneerd wer den op Schouwen, bij Terheiden, te Petten, op Texel en op Terschelling. Het oppertoezicht over die booten zou komen onder de schouten en gemeentebesturen van de dorpen, waar de boot thuis hoorde. Voor eiken geredden drenkeling, „om het even van welke rang of sexe die zoude mogen zijn" werd een premie betaald van 150 aan de gezamenlijke bootsgezellen, welke premie onder elkaar verdeeld moest worden; de stuurman zou een dubbele portie krijgen. Tijdens de inlijvingsperiode en gedurende de eerste regeeringsjaren van Willem I, zoo lezen wij in „De Reddingboot", het gedenkboek der Noord- en Zuid-Hollandsche Reddingmaat schappij, waaraan wij veel in dit artikel ont- leenen, is er niets te bemerken van wijzigingen der bovengenoemde regelingen. De redding bleef dus een tak van staatszorg. Doch weldra brak de overtuiging zich baan, dat de Staat niet de aangewezen leider op dit gebied was en dat voor dit meer ethisch werk de particulier op zijn plaats was. Bovendien eischten zóóveel aangelegenheden de aandacht der regeering na den val van Napoleon, dat de staat zich wel moest terugtrekken en zijn taak moest beperken tot het aanmoedigen en steunen van particu lier initiatief. Daar kWam nog hij, dat de gouvernements booten weinig geschikt bleken voor onze kusten en zelden of nimmer gebruikt werden. Zij wer den tenslotte publiek verkocht, zoodat de red dingen toch weer geschiedden met booten, toe- behoorende aan particulieren. Zoo zag men in, dat men ook hier te lande particuliere maatschappijen moest krijgen, te meer daar ook financieel? overwegingen den Staat dwongen, zich terug te trekken, waar anderen de taak over kono'en nemen. In ons land werd op den llen November 1824 te Amsterdam opgericht de „Noord- en Zuid- Hollandsche Reddingmaatschappij" en negen dagen daarna kwam te Rotterdam tót stand de „Zuid-Hollandsche Maatschappij tot Red ding van Schipbreukelingen". Op de veemarkt te Leeuwarden is vanwege de vereeniging „Het Nederlandsche Trekpaard" de voorjaarskeuring van hengsten, met premie- keuring, gehouden. De jury bestond uit de heeren P. M. Diede ren te Greatheide-Sittard, W. J. L. de Groot te Kruiningen en Aug. A. Schutter te Bergen op Zoom. De eerste prijs, een premie van 45, werd toegekend aan „Egbert" van Wiersma te Pieter zijl en R. Schuiling te Hallum; 2e prijs, een premie van 30, aan „Karei" van Y. K. Osinga te Tzum; 3e prijs, een premie van 25, aan „Odin van Dierkensteen" van J. A. Bouma te Oudeschoot. Goedgekeurd werd „Paul" van de firma F. Dekker Pzn. te Axel. By J. Noorduijn en Zoon N.V. te Gorinchem is verschenen een uitgave „Loonbelasting" door P. Karmelk, administrateur by het departement van Financiën. Het is uitgegeven als supplement in de reeks „De Belastingwetgeving", doch het is ook als afzonderlijk boekje verkrijgbaar. ,,'t Losse Hoes" door brand totaal verwoest. Het bekende Bondshotel ,,'t Lösse Hoes" op den Holterberg te Holten, welke bij de toeristen bekend stond om zijn speciaal Overijselsch interieur, is Zaterdag j.l. door brand totaal verwoest. Tevens verbrandde totaal de in een apart gebouw ondergebrachte verzameling opgezette dieren, vogels etc. De foto geeft een overzicht van de ruïne (foto Hakeboom) De bloembollencultuur en alles wat daarmede verband houdt hebben ons land tot ver buiten de grenzen van Europa reeds jaren her een bij zonderen roem verschaft. Meer dan honderd jaar geleden ontdekten de Hollandsche kwee kers, dat de geestgronden langs de kust zich byzonde'r goed leenden voor het verbouwen van bloembollen en sedertdien heeft zich daar een heel aparte tak van kweeken ontwikkeld, wel ke geworden is tot een monument van het prestatievermogen der Nederlandsche tuinders. Terecht, hoewel veelal overdreven, verbond men in het buitenland de tulp aan het land schap der beide Hollanden. Uiteraard bepaalde deze cultuur, vooral toen zij meer en meer tot bloei kwam, zich niet al leen tot de practyk. Er ontstond een uitgebreid gedocumenteerde wetenschap van het bollen- kweeken en al is in de afgeloopen crisisjaren bloembollen zyn nu eenmaal een luxe-artikel de opbrengst der bollen sterk gedaald, waar door verschillende kweekers in moeilyke om standigheden kwamen, de energie om nieuwe fraaiere gewassen op de markt te brengen, is er niet minder om geworden. Integendeel, met nog meer zorg dan vroeger, den oorlog ten spyt, gaat men voort met het kweeken en het wetenschappeiyk onderzoek. Dr. W. E. de Mol, die op het gebied der ver edeling van sierplanten een grooten naam heeft verworven en belangrijke bijdragen heeft geleverd voor de wetenschappeiyke zijde van het bollenkweeken heeft in Hillegom, waar een brceiproevenbedrijf gevestigd is, een belang- ryke bydrage daartoe verleend met zyn nieuwe zaailingen van hyacinthen. Dit broeiproefbedryf is daarom van byzonde- waarde, omdat de hyacint tot nog toe vele ge heimen heeft. De kweeker heeft als het ware de hyacint nog niet in de hand. De resultaten van de onderzoekingen van dr. De Mol kunnen dan ook zeer belangryk zijn. Dr. De Mol heeft uit zyn nieuwe hyacinten-zaailingen een keuze gedaan en deze eerst in den kouden grond op gekweekt. Nu in begin Januari, als de eerste knopjes te voorschijn komen, worden de bol len, en wel voor lederen zaailing op verschil lende tydstippen, in de warmte gebracht. Het betreft hier bollensoorten. waarvan de kleur, vorm en grootte der bloemen aan de goede eischen voldoen. Het onderzoek moet echter uitwüzen, dat zij ook vroegtijdig en snel tot bloei gebracht kunnen worden. Bij de keuze der zaailingen heeft dr. de Mol zich bepaald tot variëteiten, welke in ouderdom en kenmerken sterk uiteenloopen. Hij koos de volgende soor ten, die alle een bekenden klank in de bollen- wereld hebben: Albertine, baronesse van Tuyll, Bird of Paradise, City of Haarlem, Correggio. General Pelissier, Grand Monargue, La Gran- dr. Thomas Hagg, fürst Bismarck. Garibaldi, desse, rtnnocence, Madame Kruger. Mimi, mr. Dames, Perie Brilliante, Queen of the Pinks, Queen of the Whites. Sunrise, Totilla, Willem Barendsz en Lord Balfour. Men ziet, ook in de bollenwercld zUn talrijke historische namen vastgelegd. Van elf dezer soorten is het aantal chromosomen bekend, al is het lang niet by alle soorten hetzelfde. Dit chromosomengetal is voor de eigenschappen der bloemen zeer belangryk. Vooral omdat de hya cint by vermeerdering van dit getal niets in boet van zijn groote vruchtbaarheid Dr. de Mol tracht door veredeling de verfijnde kleur nuances, welke thans reeds ziln bereikt, te doen samengaan met volmaakte bloemenvor- men. M f<-v m w fluisvrouwniet altijd licht is uw taak". Onder dezen titel is door den cineast J. Beets Jr. te Amsterdam een film vervaardigd in opdracht van de Neder landsche Vereeniging van Huisvrouwen. Tijdens de opname van het onderwerp: Boterbesparing. (foto Pax-Holland) De grondstofschaarschte voor de textielproducten baart menigeen groote zorg, daarvan kan iedere textielkaartbezitter meepraten. Maar het zijr niet alleen de winkelier en zyn klant die de narigheid ondervinden, ook de fabrikant is ge houden aan de onvermydelijke regels die door de verantwoordelijke instanties nu eenmaal moeten worden gesteld. Teneinde een inzicht te geven in het samen stel van bepalingen in de textielindustrie ont- leenen wij aan een artikel van Drs. A. J. Win- termans in „'t Getouw" de volgende byzonder- heden: Het ligt voor de hand, dat de instellingen, die de regeling van de distributie van textiel producten tot taak hebben, beginnen met een verbod, de beschikbare grondstoffen te ver werken in artikelen, die voor de volkshuishou ding van gering belang zyn. Practisch is men omgekeerd te werk gegaan en heeft men be paald in welke artikelen de grondstoffen wèl verwerkt mogen worden: wol mag slechts ver werkt worden in kleedingstoffen en dekens; katoen in artikelen, die voor de industrie van belang zyn, in kleedingstoffen, huishoudgoed dekens e.d.; kunstzyde en linnen in artikelen, waarvoor vanwege het Rykstextielbureau toe stemming is verleend, welke toestemming afhan kelijk is van de gebruikswaarde der te vervaar digen artikelen. De handel in grondstoffen is aan sterke ban den gelegd: het koopen en verkoopen van wol en van lompen is slechts toegestaan, indien men daartoe een bepaalde vergunning heeft ontvan gen. Het verwerken van grondstoffen en garens is sterk beperkt. Behalve, dat men deze slechts tei vervaardiging van noodzakelijke artikelen mag verwerken gelden de volgende verwerkingshoe- veelheden: Ruwe wol: mag-in 't geheel niet worden ver werkt, dan met speciale vergunning; indien deze vergunning is verleend, mag niet meer dan IC pet. ruwe wol verwerkt worden in de te spinnen garens, tenzij by die speciale vergunning anders is vastgesteld. „Kunstwol", wolafvallen en celvezel: in klee dingstoffen en dekens mag per 4 weken ten hoog ste 65 pet. resp. 55 pet. verwerkt worden van de hoeveelheid garens, die gemiddeld per 4 weken in het basisjaar (Juli '38/39) in kleedingstoffen, resp. dekens werd verwerkt. Fabrieken, die zelf niet spinnen, kunnen deze hoeveelheid door derden laten spinnen. Van de voorradige wollen garens mag per 4 weken maxi maal 10 pet. verwerkt worden, mits men in totaal aan wollen garens in kleedingstoffen niet meer verwerkt dan 75 pet. van de hoeveelheid, die ge middeld per 4 weken van het basisjaar daarin werd verwerkt. Katoenen garens, gemengde garens (vallende onder de Katoenbeschikking) en garens van ka- toenafval: per 4 weken mag hiervan verwerkt worden 50 pet. van de hoeveelheid, die gemid deld per 4 weken verwerkt werd in de periode van 1 October '39 t/m 13 April '40, tenzy in deze periode gemiddeld per 4 weken meer is verwerkt dan gemiddeld per 4 weken van het jaar 1 Juli '38/39. Men mag de katoenen garens ook ver vangen door kunstzyden garens, waardoor echter het katoenquotum zooveel inkrimpt als dat van kunstzyde toeneemt. Kunstzyden garens: de verwerking hiervan is gequoteerd op 100 pet. van het basisjaar Juli *38/39. De garens die men ter vervanging van katoenen garens verwerkt, vallen hier buiten. Het groote verschil van de thans geldende quoteering en die van vóór 1 Dec. '40 is hierin gelegen, dat de verwerking van kunstzyden ga rens en garens van kunstzijde-afval nu ook is beperkt. Voor 1 December werden vele artikelen, waarin geen katoenen garens en katoenen afval- garens meer verwerkt mochten worden, uit kunstzyde en kunstzyde-afvallen vervaardigd. Verder kon men artikelen, waarin slechts een beperkte hoeveelheid katoen of wol mocht wor den verwerkt voor het overige deel vervaardigen uit kunstzijde. Thans is echter bepaald, dat ter vervanging van katoen of andere grondstoffen slechts dan kunstzyde verwerkt mag worden, indien het ar tikel ook uit katoen of uit die andere grond- fen (b.v. wol) vervaard'gd mag worden. Verder stelt het Rijkstextielbureau als eisch, dat door vervanging van katoen of wol door kunstzyde een artikel van behoorlijke kwaliteit ontstaat. Bovendien kan men door deze vervan ging de productie niet opvoeren boven de toe gestane hoeveelheden, daar men in deze artike len aan katoen of wol en kunstzyde tezamen niet meer ipag verwerken dan 50 pet. van de hoeveelheid katoen of wol, die daarin in het ba sisjaar werd verwerkt. Een gevolg van deze regeling is b.v., dat pluche en handweefstoffen artikelen waarin geen katoenen garens of ka. toenen afvalgarens meer verwerkt mogen wor den, en die men sinds dit verbod vervaardigde van kunstzyde garens en garens van kunstzijde- afval thans in 't geheel niet meer vervaardigd kunnen worden. Een ander gevolg is, dat in de kens en kleedingstoffen niet meer kunstzyde ver werkt mag wrorden dan 50 pet. van alle grond stoffen tezamen, die daarin in 't basisjaar werd verwerkt. Men kan dus niet meer het wol quotum in dekens verwerken en daarnaast de kens gaan maken geheel of ten deele uit kunst zijde wel in plaats daarvan uit kunstzijde. De productie van verschillende artikelen is dus met ingang van 1 Dec. '40 weer sterk ingekrom pen. De aflevering van textielgoederen door fabri kanten aan den handel is ook verder beperkt: aan wollen weefsels mag per afnemer niet meer worden afgeleverd dan per 4 weken 40 pet. van de hoeveelheid, die deze afnemer gemiddeld per 4 weken van het basisjaar (Juli '38/39) heeft afgenomen. Voor kunstzyden en linnen weefsels geldt als afleveringsquotum 50 pet. van het ba sisjaar (7 Juli '39/40), waarvan 40 pet. bestemd is voor geregelde afnemers, 10 pet. voor niet- geregelde afnemers, die in het bezit zyn van een speciale vergunning. Voor katoenen weefsels geldt hetzelfde basisjaar, doch het afleveringsquotum bedraagt slechts 25 pet., waar 20 pet. voor gere geld en 5 pet. voor niet-geregeide afnemers is bestemd. In dit verband mag er wel op gewezen wor den, dat de mogelykheid niet is uitgesloten, dat de fabrikant niet eens deze hoeveelheden kan afleveren, daar zyn verwerkingsquota voor grondstoffen daartoe niet toereikend zijn. In dit geval moet de fabrikant de hoeveelheid, die hy nog voor Nederland kan vervaardigen, naar even redigheid over zijn afnemers verdeelen. Al deze bepalingen beteekenen echter slechts een verdere beperking van de verwerkings- en afleveringshoeveelheid de beperking zelf be stond reeds. Het groote novum in de distributie van tex tielproducten vormen echter de voorschriften be treffende de herbevoorrading van winkeliers, grossiers en confectionneurs. Met ingang van 1 December 1940 is het n.l. aan fabrikanten ver boden, textielgoederen, die in den kleinhandel slechts met inname van textielpunten of tegen een „speciale vergunning" verkocht mogen wor den, te verkoopen of af te leveren zonder daar voor puntencoupures te incasseeren. Deze pun- tencoupures worden door de plaatseiyke distri butiekantoren verstrekt aan kleinhandelaren, te gen inlevering van door hen ingenomen punten van de textielkaart. De coupures hebben een waarde van 10, 100, 400, 2000 en 10.000 punten. Losse textielpunten mogen door den fabrikant niet worden aangenomen. De geldigheidsduur is onbeperkt. Daar grossiers en confectionneurs hun coupures weer van den detailhandel moeten ontvangen en zy deze tegen andere moeten inwisselen, waar voor eenige ttidspeling noodig is, kunnen zij tot uiteriyk 28 Jan. '41 voorschot opnemen. Voordat levering door den fabrikant kan plaats hebben, moet in coupures worden ingezonden het dubbele aantal punten waarop de te leveren goe deren in den detailhandel zyn gewaardeerd. Men krygt voor de ingezamelde punten dus slechts de helft van de goederen terug, waarvoor de punten zy'n ingenomen. Indien dit een blyvende maatre gel zou zyn, zou men terecht de volgende rede neering kunnen opzetten: Ik heb nu ingezameld b.v. 50.000 punten; ik wissel deze in tegen cou pures ter waarde van 50.000 punten en ontvang tegen inlevering daarvan van groothandel of fa brikant goederen ter waarde van 25.000 punten; indien deze weer zijn ingewisseld kan ik slechts een nieuwen voorraad krijgen ter waarde van 12.500 punten enz. De omzetten zouden steeds dalen en ulteindeiyk geheel verdwynen. Van verschillende zijden hoorden wy deze re deneering, doch het ligt voor de hand en wordt officieel ook medegedeeld, dat het. niet de bedoe ling is, de voorraden van den handel telkens met 50 pet. in te krimpen. Daar winkeliers echter reeds gedurende geruimen tijd punten hebben in genomen, beschikken zij over vrij groote voorra den. Het is nu de bedoeling deze voorraden te ruimen, zoodat zh in de juiste verhouding ko men tot de hoeveelheden textielgoederen, welke voor verdeeling beschikbaar zyn. Zoodra deze verhouding bereikt is en het aantal punten, dat in omloop is dus overeenkomt met de hoeveel heid goederen, die omgezet worden, kan het per centage, dat tegen inlevering van punten uitge leverd mag worden desnoods weer op 100 worden gebracht. Wil men daarna de distributie nog be perken, dan kan Bit op twee manieren worden bereikt, n.l. door verlaging van dit percentage, b.v. op 80 of door verlaging van het aantal pun ten, dat aan consumenten ter besteding verstrekt wordt. Hetzelfde kan bereikt worden door wyzi- ging der puntenwaardeering. Dat de moeilykheden voor den textielhandel door deze maatregelen zijn toegenomen, behoeft geen betoog, doch men zal moeten erkennen, dat de voorschriften ter herbevoorrading een logisch uitvloeisel zyn van het puntenstelsel. De moei lijkheden, die hieruit voortvloeien zullen even als reeds zoovele andere na verloop van tyd wel worden qpgelost. Naar wy vernemen zal als jury voor den roman-prysvraag van het Thymfonds, waar over wy dezer dagen een en ander mededeelden, fungeeren de redactie-raad en de directie van het fonds. De redactie-raad bestaat uit pater M. Mole naar M.S.C., Frans van Oldenburg Ermke en Bernard Verhoeven. HILVERSUM I, 415 M. Nederlandsch programma KRO 8.00 Wy beginnen uen dag. 8.30 Nieuws berichten ANP. 8.45 Gramofoonmuziek. 10.00 R. K. Zang vereeniging ..St.. Caecilia en de R. K. Oratorium vereeniging te Haar lem (opn.). 10.30 Rococo-octet. 1100 Rot- terdamsch Phllhanrsonisch orkest (opn.) 11.30 Godsdienstig halfuurtje. 12.00 Gra mofoonmuziek. 12.15 KRO-orkest. 12.45 Nieuws- en economische berichten ANP. 1.00 KRO-koor (opn.). 1.15 KRO-orkekst. 2.00 Orgel en cello. j 45 Rotterdamsch Ka tholiek Mannenkoor (opn.). 3.00 Zepparonl- kwartet. 3.30 Zang- ec orkestopnamen. 4.00 Zepparoni-kwarte-t. 4.30 Ziekenpraatje. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.15 Nieuws-. economi sche en beursberichten ANP. 5.SO Causerie „Vorming van de rijpere Jeugd". 5 45 Re portage 6.00 Cabaretprogramma. 6 45 Ac- tueele reportage of gramofoonmuziek. 7.00 Vragen van den dag (ANP). 7.15 Gramo foonmuziek. 7.30 Berichten (Engelsch). 7.45 Gramofoonmuziek. 8.00 Nieuwsberichten ANP. 8.15 Gramofoonmuziek. 8.30 Berichten (Engelsch). 8.45 Gramofoonmuziek. 9.55 Wij sluiten den dag. 10.0010.15 Nieuws berichten ANP. sluiting. HILVERSUM II. 301 M. AVRO 8.00 Gramofóorimuziek. 8.30 Nieuwsbe richten ANP. 8.45 Gramofoonmuziek. 9.15 AVRO-Musette-ensemble (opn.). 9.45 Gra mofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Orgelspel. 10.55 Declamatie. 11.15 AVRO-Strijkorkest. 12.00 Berichten. eventueel Gramofoonmuziek 1215 Gramofoonmuziek. 12.45 Nieuws- en economische berichten ANP. 1.00 AVRO- Amusementsorkest en gramofoonmuziek. 2.00 Reportage. 2.15 Philharmonisch kwar tet. 3.00 Causerie „Nuttig en noodig 3.10 „La Bohème", opera (opn.). 4.55 Gramo foonmuziek. 5.15 Nieuws-, economische en beursberichten ANP. 5.30 Omroeporkest en solisten. (6.006.15 Causerie „Sport, licha melijke opvoeding en de Omroep')' 6.45 Actueele reportage of gramofoonmuziek 7.00—7.15 Persoverzicht voor binnen- en buitenland (ANP), sluiting. Tn den leeftyd van bijna vijftig jaar is in het R. K. Ziekenhuis te Lutjebroek, waar hy werd verpleegd, overleden de Zeereerw. Heer S. Braakman, sedert 1939 rector van het R. K. Jongensweeshuis en het gesticht „de Voorzienigheid" te Amsterdam. Het hoofdterrein van de werkzaamheid van wylen rector Braakman, die in 1918 de H. Pries terwijding ontving, heeft in Den Haag gelegen en in het byzonder de jeugd gegolden. Het jeugdwerk in al zyn geledingen was hem dier baar en hij kende het als geen ander. Als rector van „Groenstein" heeft hy onnocme' -veel voor de aan hem toevertrouwde jeugd gedaan, daarby den geest in het huis modemiseerend en op alle mogelijke wijzen het lot der misdeelde kinderen verbeterend. Lichameiyk zwak, was hy geestelyk onver moeid. Niet altyd wist men de vlucht zijner idealen by te houden, omdat hy eigeniyk zoo eenvoudig was. Voor de kinderen in het byzon der was hem niets te veel. Ook naar verbetering van de opleiding der religieuzen heeft hy krach tig gestreefd. Rector Braakman was vele jaren geesteiijk adviseur van den D.H.V.B. Ook de Kinderbe scherming had zyn byzondere belangstelling: de overledene was voorzitter van Noord- en Zuid-Holland van het Katholiek Verbond van Voogdyvereenigingen en de nauwgezette en toe gewijde redacteur van .Richtlynen", het maand schrift der Katholieke Kinderbescherming. Rector Braakman heeft op zyn terrein pio nierswerk verricht. Algemeen vond hij waar deering en vriendschap om zyn oprecht sympa thieken, fyngevoeligen geest. Voor de jeugd was hy een vader in den besten zin des woords. Ongeveer een jaar na zyn benoeming tot priester-directeur van de Congregatie der Arme Zusters van het Goddelyk Kind en rector van de Voorzienigheid en het Weeshuis te Amster dam, werd zijn gezondheid zwakker. Hij vertrok naar familie, om rust te nemen; een plotselinge verergering in zyn toestand maakte opname in het R. K. Ziekenhuis te Lutjebroek noodzakelyk, waar hij thans, na voorzien te zijn van de laatste H.H. Sacramenten, is overleden. Het Spaansche ministerie van Binnenland- sche Zaken loofde kortelings een prijs van 4000 peseta's uit voor een vertaling van klassieke opera's. De bekroonde werken ziln „II Matri- monio Segreto" van Cimaresa en de vertaling van Tannhëuser. De vertalers van Figaro en der Rosenkavaller kregen een eervolle vermelding. inierhulp Nederland, Voor hel volk, door hel volk. Geen gunsi maar eereplichi. Volbreng de eereplichi van hel volk, door hel volk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 5