Rotterdam, stad der uitersten Friesche Elfmerentocht had foutievcn start Alweer eenen Vic in 't Boschhuis Veiligheid en gezondheid VAN DER SCHEER WINT DE 500 METER ZONDAG 12 JANUARI 1941 Bijzonder groote deelneming Als zijnen opa dat ns wist Een „wandeling" langs café's Friesche Maatschappij van Landbouw Bezwaren van plattelands- bedrijven besproken MEDISCHE KRONIEK SCHAATSEN De wedstrijd Foutieve start Verwarring bij de finish Nederlandsche kampioenschappen verreden te Bergen DUIVENSPORT Nederlandsche duivenhouders 'Van onzen correspondent) De eentonigheid, waarom Rotterdam vroeger bi) de niot-Rotterdammers berucht was, werd met één slag weggevaagd. Rotterdam is heden ten dage een stad van uitersten. Het is vol con trasten op elk gebied. Deze uitersten en con trasten vormen een soort weerspiegeling van den huidigen tijd. „Grosz war die Zeit und gewaltig die Geister", zei Leopold Ranke van de Hervorming. Met een kleine variatie zouden we van Rotterdam kunnen zeggen, dat de tijd er grootsch is en de uitingen ervan bijna won derbaarlijk. Zoo vele Rotterdammers na de catastrofe door het verlies van alles, wat hun dierbaar was. menschen zonder verleden werden. Rotter dam werd er een stad door met een verleden dat in zijn betrekkelijk korte spanne tijds een beele reeks voorbije eeuwen overschaduwde. En dit merkwaardige verleden bereidt thans een uiterst bont heden voor. Rotterdam is een stad geworden met schrille tegenstellingen en Amerikaansche verhoudingen Dit was heel sterk in de maanden, toen meer dan 20.000 puinruimers aan het werk waren en overal schuilgelegenheden inrichtten, die veel weg hadden van Wild West-blokhuizen. Vermoe delijk oefende het feit. dat vele puinruimers trouwe bezoekers waren van bioscopen, waar de pa arden-opera's ofwel Wild West- alias cow boy-films werden gedraaid, eenigen invloed uit. F.r werd een wonderlijke romantiek botgevierd, die zich o.a. uitte in heel bloemrijke namen voor de hutten. d> uit van alles en nog wat werden opgebcuwd. Er bloeide ook een cowboy-achtige humor. Op een ..blokhut", die door het er rond liggende afval en vuil bijna niet te bereiken was, had men b.v. een bord gespijkerd met „Werkster gevraagd". Een andere blokhut was „Villa Werklust" gedocpt en op weer een an dere stond -aangegeven, dat daar de „puin- duivels" huisden. Elders woonden weer de ,.puin- swingers". Zelfs de vrachtauto's, waarmee het puin werd vervoerd, droegen dergelijke roman tische titels. Een heette b.v. ,.Quo Vadis?". Er werd langzaam maar zeker orde in de „Wild West" gebracht. De blokhutten verdwe nen stuk voor stuk. Er staan er thans, nog slechts enkele, voor de werklui, die de oude fundamenten verwijderen. Sommige er van ver heffen zich naast een enkel, gespaard gebleven, hoogst modern gebouw, zooals den wolkenkrab ber van de Incasso-Bank. Toen de ..Wild West" door de beschaving ver drongen werd, herkreeg Rotterdam een ander oord van contrasten in het café- en restaurant bedrijf. We hebben daarover reeds geschreven, teen echter in meer officieelen zin. Naast het deftige bedrijf bestaat echter nog iets, dat weer levendig aan de „Wild West" denken doet Neem b.v. Atlanta. Dit is het eenige café. dat op de oude plaats heropend werd. De voorloopige inrichting met hoogst eenvoudige tafeltjes en stoelen en witgekalkte muren is nu op de hoogte der concurreerende zaken ge bracht, maar dit neemt niet weg. dat het café als het ware in een puinhoop is ondergebracht Het gedeelte immers, waar vroeger Rotter dams beste hotel was. is dusdanig toegetakeld, dat het zoo goed als zeker niet meer te her stellen valt De betonnen steunpalen van het hotel zijn hier en daar tot op de bewapening verbrand of gehavend en het ziet er naar uit, dat de chaos der bovenverdiepingen, den be- faamden daktuin inbegrepen, een restauratie on mogelijk zal maken, zcodat men eventueel toch tot nieuwbouw zal moeten besluiten. De meeste bezoekers van het café realiseeren zich nauwe lijks wat er in den meest letterlijken zin van het woord boven hun hoofd hangt. Overigens spreekt het vanzelf, dat het hi%r niet om een zwaard van Damocles gaat. De bouwpolitie zou anders geen verlof hebben gegeven, het café te heropenen. Is Atlanta derhalve een merkwaardig g»val, evenzoo is het gesteld met verschillende kleine, karakteristieke zaken, die tot de attracties van de binnenstad behoorden. Een daarvan, „De Pijp", vroeger op de Gelderschekade. heeft zich in een zijstraat van den Nieuwen Binnenweg gevestigd. Men kon daar vroeger mosselen eten en dan had de kellner liever, dat men de scha len op den grond wierp, omdat hij dan den vuilen boel 's avonds gemakkelijker kon oprui menHet is nog precies eender Dergelijke „attracties" „doen" het nu eenmaal. Het artistencafè van Charlie Stock voorheen op de Kruiskade, werd in een modem winkel huis op het Mathenesserplein ondergebracht, met een moderne, lichte betimmering. Het is opeens ijselijk „netjes" geworden en het zal nog wel eenigen tijd duren, vooraleer de wanden even beiookt en beslagen zijn als vroeger. Verschillenden populairen café's is het op deze manier vergaan. Men kent ze nauwelijks terug. In nun nieuwe gedaante vormen ze een sterk contrast met den ouden toestand. Er blijkt overigens uit, dat gezelligheid niet alleen iets is van den binnenhuisarchitect, maar ook van bewoning en inleven. Dit constateert men ook in de café's, die in voormalige woonhuizen werden ondergebracht. Zoo b.v. in de bodega, geopend door den eige naar van het Victoria Hotel aan de Willems- kade. dat afbrandde en eens een bekend ver zamelpunt voor buitenla'ndsche zeelui, voorna melijk kapiteins en stuurlieden, was. Men kon er zoowel op z'n Engelsch als op z'n Italiaanse!) eten. De bodega ziet er aardig uit, maar de sfeer moet nog gekweekt worden. Meer sfeer, inmiddels vermoedelijk om het merkwaardige van de situatie, zat in het café, dat achter een arooten winkel op den Nieuwen Binnenweg was ingericht. En een interessante sfeer hangt er in de z.g. caféhouders-tent op de Veemarkt, een soort gemeenschappelijke onder neming van de bezitters der café's in de om geving van de Veemarkt, die boeren en buitenlui veel bezochten. Overigens staat het vast. dat Rotterdam nog steeds een tekort aan café's en eetgelegenheden heeft. In de pas geopende cafetaria op Dijkzigt is nauwelijks een plaats te krijgen. Gedurende de drukke uren staan de menschen in de rij, om te worden toegelaten en er hun hapje te kunnen consumepren. Zelfs de kleine tentjes tusscben het puin en ook de poffertjeskramen, die hier en daar zijn neergezet, hebben over gebrek aan drukte niet te klagen. Énkele van de tentjes vonden een onderkomen in een stuk ruïne, waarvan een ge deelte zoo te maken bleek, dat het voldoende beschutting bood, terwijl voor instorting geen gevaar bestond. Meestal is het een verdieping gelijkvloersch. welke voor een dergelijk doel in aanmerking komt. Rotterdam is een stad van uitersten en con trasten en ais zoodanig een bezoek werkelijk waard. We zijn er dan ook van overtuigd, dat in het aanstaande voorjaar vele Nederlanders, in dien er reisgelegenheid is, de merkwaardigheden van de Maasstad zullen komen bezichtigen. Dan zullen ze te midden van veel afbraak en gesloop o.a. de nieuwe, schitterende installaties van den Maastunnel kunnen bewonderen. Maar dan zullen ze een der grootste merk waardigheden van het moment niet in haar besten vorm aanschouwen. De Rotterdammers kunnen in deze barre winterweken naar de Ri- vièra, en wel in de prachtige Rivièra-hal van de nieuwe Diergaarde in Blijdorp. Daar heerscht een subtropische warmte, is alles groen en speelt zelfs een orkestje, het eenige in heel de stad... Dezer dagen is te Leeuwarden een bestuurs vergadering van de Friesche Maatschappij van Landbouw gehouden. Bij het begin der verga dering wees de voorzitter in een korte toespraak op de taak, die ten aanzien van den huidigen toestand de Friesche Maatschappij van Land bouw dient te vervullen. De verplichte veelevering vormde, zooals voor de hand ligt, het belangrijkste onderwerp dezer vergadering. Verslag werd uitgebracht van het-, geen reeds gedaan is om te trachten dc zeer ernstige bezwaren, die uit de verplichte vee lei ering* voortvloeien, zoo mogelijk te beperken. Als voorloopig resultaat is bereikt, dat een lager minimum-gewichtsgrens is vastgesteld, terwijl de gelegenheid is geopend, bedrijven, die in staat zijn meer vee te leveren, zwaarder verplichtingen op te leggen ter verlichting van de aan andere bedrijven opgelegde verplichtingen. Nadrukkelijk werd er op gewezen, dat Friesland als gewest, waar veefokkerij en melkwinning zeer sterk overheerschen, niet in staat is, thans binnen korten tijd op groote schaal vee voor de vleesch- roerziening te leveren. Besloten werd met kracht te blijven werken voor een regeling, waarbij de -beste resultaten voor de voedselvoorziening te verwachten zijn, terwijl de bezwaren voor de veehouderij zooveel mogelijk worden beperkt. Medegedeeld werd, dat het Landbouwcomité er op aandringt, de distributie van kunstmest stoffen aan te passen aan de bedrijfsbehoeften, o.a. aan de verbouwde gewassen Kennis werd genomen van een rapport ever den toestand, waarin de kleine boerenbedrijven van ca, 5 tot 10 H.A. verkeeren tengevolge van de maatregelen, die op landbouwgebied getrof fen zijn. De aanbevolen middelen ter verbetering dezer bedrijven hadden in het algemeen de in stemming der vergadering. i Blijkens een schrijven van het Landbouw comité heeft de distributie van brandstoffen op het platteland de aandacht van het Centraal Distributiekantoor en overweegt dit kantoor, wat gedaan kan worden, om de nadeelen der thans geldende regeling voor de plattelandsbevolking zooveel mogelijk te ondervangen. Besloten werd nogmaals op de urgentie van deze aangelegen heid te wijzen, waarbij in het bijzonder gewezen dient te worden op woningen, die niet over gas en electriciteit beschikken en die gelegen zijn in streken, waar in het algemeen geen brandhout beschikbaar is. Ook werd besloten er op aan te dringen, dat het graven van turf zooveel mo gelijk zal worden uitgebreid. Voorts werden de moeilijkheden, die het ge volg zijn van het tekort aan paarden, bespro ken. Opgemerkt werd, dat degenen, die een of meer paarden hebben moeten afstaan en ge noodzaakt zijn deze thans te vervangen, ernstig gedupeerd zijn, doordat de prijzen intus- schen belangrijk gestegen zijn. Teneinde de in het komönde seizoen te verwachten bezwaren zooveel mogelijk te ondervangen, zullen de be drijven elkaar onderling zooveel mogelijk be- h'ulpzaam dienen te zijn, terwijl ook op groote schaal uitwisseling van paarden tusschen bouw en weidebedrijven in het tijdvak met de groot ste seizoendrukte zal dienen te geschieden. Gewezen werd op de verzwaring der lasten in hei bijzonder van de veehouderij door de sterke stijging der veevoederprijzen door verhoogde heffingen, waarbij nog komt, dat sinds 1 Januari 1941 omzetbelasting verschuldigd is van vrijwel alle producten van de veehouderij. Besloten werd, hierover een schrijven tot hst Landbouwcomité te richten en er daarin op aan te dringen, zoo spoedig mogelijk stappen te doen, teneinde de noodzakelijke compensatie de zer verhoogde lasten te verkrijgen. Besloten wérd, als lid van de Peulvruchten- studiecombinatie toe te treden. Slechts zelden leest men in de geschiedenis boeken over de groote vrees, die de Franschen beving kort vóór het uitbreken van'de groote revolutie. Zij voelden of begrepen dat er groote veranderingen op til waren en de zeer velen, die aan hun vaste gewoonte van leven gehecht wa ren, werden zeer bevreesd en uitten die vrees ook door allerlei buitengewone daden. De krachtige en vaak alles overheerschende drift van de menschen, om zonder vrees te le ven, heeft soms eigenaardige gevolgen: zij zoe ken de veiligheid en vinden die ook vaak door een reeeks van maatregelen als vooreerst 'n vaste betrekking, door pensioenfondsen en verzekerin gen en door kinderbeperking. Maar ziet, na korten tijd zijn zij dan zoo gewend aan een leven zonder risico, dat de veranderingen in de maatschappij hen met de grootste vrees ver vullen, en duren die veranderingen of die drei gingen van verandering eenigen tijd voort, dan kunnen zulke menschen vaak hun Werkzaam heden niet meer voortzetten en komen bij den psychiater terecht. Nu denke men niet, dat het maar fantasie is: men kan statistisch nauw keurig nagaan, uit welke kringen de meeste dezer patiënten komen. Het lijkt er op, alsof hun aanpassingsvermogen verdwenen is: in de betrekking en in de routine voldoen zij en ne men zoo min mogelijk verantwoordelijkheid op zich, maar 'n verandering, 'n nieuwe situatie slaat hen uit het lood. Daarentegen zijn de menschen, die een min of meer zelfstandige positie heb ben, van een geheel ander gehalte. Ja, men verbaast zich zelfs, als men weet, hoe zulke menschen aan den kost komen: sommigen heb ben een nieuwen werkkring uitgevonden en weten daarin te slagen. Zoo zijn er b.v. men schen, die hun geheele leven los medewerker zijn van dagbladen en tijdschriften; zoo zijn in het bijzonder schilders en andere artisten. Natuurlijk is het waar, dat een al te groote onzekerheid eveneens gevaren oplevert; maar een feit is het, dat de meeste neurosen (de meeste zenuwen) voorkomen onder hen, die een routine-bestaan hebben. Het is duidelijk, dat dit een enorme sociale of maatschappelijke beteekenis heeft. En dat is een acuut gevaar. Vooral in deze tijden van nood hebben tallooze menschen alles er voor over, om zich economisch en sociaal veilig te stellen; dit is zoo van zelf sprekend, dat daar tegen eenvoudig niets te doen is. Het gevaar is echter, dat het een mode wordt, of om het an ders te zeggen: dat men van den nood een deugd maakt. Dit gevaar bedreigt .alle landen, de overwinnende, de overwonnen en de bezette landen. Eerst was er de werkloosheid, die ten kaste van ailes of bijna alles moest worden op geheven. Na den vrede wordep de troepen en de oorlogsindustrie voor een groot deel gede mobiliseerd en weer zal er een groote streving zijn, om voor allen het bestaan veilig te stellen en de risico's zooveel mogelijk uit te bannen. Er is een groot verschil tusschen deze geeste lijke hygiëne en de'lichamelijke hygiëne. Het is betrekkelijk eenvoudig om -de bevolking tegen pokken te latten inenten, tegen diphterie enz., om lijders aan bepaalde besmettelijke ziekten af te zonderen; en het is zelfs eenvoudig, om onze voortreffelijke Warenwet door te voeren, zoodat wij onvervalscht eten krijgen. Maar om algemeene maatregelen te treffen, die den mensch veerkrachtig, ondernemingsge zind en blijmoedig houden, is niet zoo een voudig. Het welslagen van zulke maatregelen hangt veel meer van de houding van het volk zelf af dan het welslagen van de meeste zoo even genoemde maatregelen voor de lichame lijke hygiëne. Als enkele goede deskundigen morgen adviseeren dat het drinkwater op een bepaalde wijze verbeterd moet worden, dan ge beurt dat terstond. Maar wanneer wijze be stuurders den menschen meer zelfstandigheid en ondernemingslust willen geven, gaat dat niet zoo gemakkelijk. Daarbij komt, dat elk bestuur uit zijn aard geneigd is om te regelen en te dwingen en niet om regelingen af te schaffen,. Dat neemt niet weg, dat waarlijk goede be stuurders er rekening mee houden, ddt de dy namiek der menschen niet' te loor gaat. Reeds bij de jeugd kan men zien dat een te sterk streven naar veiligheid groote gevaren op levert. De ouders en opvoeders, dié de jeugd al te zeer behoeden voor kwaad, voor gevaren, voor verkoudheid, voor slechte vrienden en voor hon derd andere dingen, beleven daarvan op den duur weinig genoegen. Kinderen met een krach tig temperament worden daardoor opstandig en wraakzuchtig; kinderen met een zwakker tem perament verliezen alle initiatief. Om een enkel voorbeeld te noemen: het is bijna altijd of mis schien zelfs steeds noodzakelijk de ouders van kinderen, die bedwateren, te vermanen hun kind meer den vrijen teugel te laten. Vele van die kwalen komen voort uit de zucht om de kinderen op zeer vroegen leeftijd zindelijk te maken. Ik wil daarmee niets zeggen tegen een strenge opvoeding, maar men moet weten in welke pun ten men streng moet zijn. Chesterton heeft eens een pleidooi gehouden over de opvoedkundige waarde van de negatieve moraal. Hij bedoelt daarmede, dat men de positieve ontwikkeling vrij laat, maar alleen tegen het zedelijk kwaad te keer gaat, dus b.v. tegen luiheid, wraakzucht enz. Nu, de moraal is algemeen- en kan op ieder een warden toegepast. Maar een massa andere dingen als zindelijkheid, accuratesse, bedaard heid hangen van het temperament af. In die punten kan men wel eenigszins remmen, maar niet dwingend besturen, want tegen de natuur kan men niet ingaan. Tracht men echter het kind geheel en al volgens een bepaald schema te vormen en te corsetteeren, dan blijft de ware ontplooiing van de krachten en talenten der kinderen uit, of uit zich op een ongezonde en protesteerende wijze. Bij volwassenen is het eenigszins andere. Uit verlangen naar veiligheid zoeken zij zelf een be paald schema, een routine, met het gevolg dat zij dan elke verandering vreezen; ófwel zij wor den door de min of meer groote nooden van het maatschappelijk bestel gedwongen hun zelf standigheid en initiatief prijs te geven, met het gevolg dat daaruit wrok ontstaat en de uitin gen daarvan, als verzet, sabotage, lijntrek ken en in het gunstigste geval een doode rou tine en vermijding van elke verantwoordelijk heid. Zulke menschen kunnen dan weer geen goede opvoeders zijn voor het volgend geslacht. Dit is het groote gevaar, dat thans de vol keren van West-Europa bedreigt. Nu weet ik wel, dat het corporatieve stelsel juist een orga nisatie van de vrijheid is en dat een goed op gezet en uitgevoerd corporatief stelsel vrijheid laat voor initiatief, maar wij begrijpen natuur lijk allen, dat het meer om de zaak dan om het woord gaat. Deze problemen kunnen door het staatsbestuur alleen niet opgelost worden: even noodzakelijk als de leiding door het bestuur zijn le ven en kracht en durf en moed bij het volk, althans bij een belangrijk deel van het volk. Dat is iets, wat wij allen moeten overwe gen, niet alleen voor ons eigen leven, maar ook voor de opvoeding van onze kinderen. Zonder een behoorlijke mate van zelfstan digheid voor een groot deel van het volk, is ook geen sociale gezindheid mogelijk. Zoolang soldaten voor oefening marcheeren, heeft de sociale gezindheid, broederschap, kameraad schap niets te' beteekenen. Maar wanneer zij strijden en iedereen gevaar loopt en zijn eigen taak te vervullen heeft, dan eerst kan blijken of zij trouwe kameraden zijn. De zelfstandig heid in den goeden zin van het woord (natuur lijk niet de vrijheid om anderen uit te buiten) is de noodzakelijke voorwaarde voor sociale ge bondenheid en vrije daden van kameraadschap en naastenliefde. Het is te hopen, dat de soldaten van Europa, die thans zulk een geweldigen strijd uitvechten, zelfstandig en fier uit den strijd komen en zich zullen verzetten tegen de doodelijke uniformi teit van het kapitalisme. Daarop heb -ik een niet gering vertrouwen. Dr. TH. H. SCHLICHTING Onder gunstige omstandigheden zijn Zaterdag morgen de duizenden deelnemers aan den Frieschen Elfmerentocht over een afstand van 80 K.M. uit Sneek en Langweer gestart. Voor den toertocht met als startplaats Sneek hadden zich 5820 deelnemers opgegeven, terwijl voor den wedstrijd met als startplaats Langweer het aan tal deelnemers de 1000 overschreed. In den nacht te voren waren alle hotels en pensions bezet; de café's en restaurants maak ten eveneens goede zaken. Hoewel men aanvankelijk gedacht had, den start eerst om 9 uur te doen geschieden, heeft men dit tijdstip vervroegd, zoodat iedere deel nemer, die in het bezit kwam van zijn deelne merskaart, terstond den 80 K.M.-tocht kon be ginnen. Het was een aantrekkelijk schouwspel, deze duizenden welgemoed op weg te zjen gaan, om op karakteristieke wijze kennis te maken met de Friesche meren in wintersche kleedij. De organisatie bleek uitstekend in orde. De Sneeker bevolking werkte in goede harmonie sa men met de V.V.V. alsmede de leden van den Opbouwdienst, het ambtenarencorps en de ge meentelijke politie, om dezen tocht zoo goed mogelijk te doen slagen. Overal langs het traject stonden richting-aanwijzers en waren hulpvaar dige handen gereed om de deelnemers van dienst te zijn. Het ijs verkeerde in goede conditie. Om 12.05 uur kwam een groep van omstreeks 25 personen, die om 9.15 uur te Sneek voor den toertocht gestart waren, bij het laatste controle- station aan. De eerste tien aankomende waren: 1. D. Hoeksema. Sneek; 2. K. Hooman; Hooge- schild; 3. W. Kok, Ferwoude; 4. S. Sterkenburg, Poeldijk; 5. W. J. Duivensteyn, Poeldijk; 6'. J. van de Veen, Harich; 7. H. J. van de Veen, Harich; 8. A. v. d. Zijpp, Harich; 9. Hoeksema Jr., Sneek; 10. J. Sikma, Heerenveen. Als eerste paar aan den stok kwam binnen mej. T. Elzinga, Bolsward, met haar broer, den heer D. Elzinga, Bolsward. Allen waren vol lof over de uitstekende orga nisatie van den tocht en den prachtigen toestand van het ijs. In den wedstrijd, welke van Lang weert uitging en daar ook eindigde, passeerden Sneek te 12.14 uur als eerste en tweede de heeren P. v. d. Duym van Warga en Lou Gèveke van Leeuwar den, voorts om 12.15 uur W. Kooisga van Warga, 12.16 uur K. Schipper, K. v. d. Hem, W. Lep- pinga, 12.-17 uur Boersma uit Oudkerk, 12.18 uur H. de' Vries uit Giethoorn en J. B. Dijkstra uit Heerenveen. Als eerste dames te 12.40 uur Corrie Geveke, Leeuwarden, 12.43 uur Corrie en Nellie v. Gooi, Hommerts, en 12.44 uur mej. S. Koopmans, Harich., Van de jongeren, die meereden, te 12.46 uur de 14-jarige jongen N. Hoekstra uit Langweert en fojn 13.22 uur een tienjarige rijder K. Bosga van Echten, die, voor hij in Langweert kon starten, reeds 30 K.M. gere den had om van zijn woonplaats Langweert te bereiken,. Uit dezen stand viel ten opzichte van den wed strijd weinig op te maken, daar inmiddels uit Langweert bericht was ontvangen, dat er een foutieve start had plaats gehad. Het bleek, dat deze groote moeilijkheden had opgeleverd. Er zou worden afgereden van den Schars- terrijn, waarover een plank was gelegd om den start aan te geven.. Toen er reeds velen op het ijs waren, gaf de rijkspolitie, met het oog op de veiligheid, bevel, den start van het land te doen houden. Direct ontstond er een hevig gedrang om de beste plaatsen en vóór het startschot viel, vertrokken verscheidene rijders. Door roe pen probeerde men hen daarop opmerk zaam te maken, maar de geheele groep van ongeveer 250 personen reed weg. Direct heeft de burgemeester van Lang weert getracht, op den eersten contrólepost te Follega deze rijders op te houden, maar deze post was onvoldoende bezet, om dit te kunnen bereiken en er werd dan ook door gereden. De volgende groep startte 17 min. later. Bij de finish te Langweert was de belangstel ling zeer groot, doch er ontstond groote ver warring, toen de eerste wedstrijdrijders aan kwamen, daar men niet meer wist, wie in do eerste en wie in de tweede groep gestart waren. In de kopgroepen lagen o.m. de heeren W. Beeksma uit Huizum, A. Adema uit Franeker (winnaar van den Elfstedentocht in 1940), W. Heeringa uit Grouw. C. v. d. Zee, die allen vrij wel gelijk aankwamen te 12.53 uur. Volgens de officieuze gegevens was Lou Geveke uit Leeu warden de eerst aankomende van de eerste groep te 12.40 uur. De eerste dame, die aan kwam, was msj. Corrie Geveke uit Leeuwarden te 13.07 uur. De rijders waren over de organisatie op de ba nen zeer tevreden, doch volgens hen haperde er hier en daar nog wel eens iets aan de leiding van den wedstrijd. De heer Adema verklaarde, dat het ijs dit maal veel beter was dan bij den laatsten Elf stedentocht In verband met de ongeregeldheden bij den start is een juist opgeven der winnaars onmogelijk. Het groote bezwaar van dezen wedstrijd was, dat er te veel personen meereden, die beter in de toerklasse hadden kunnen starten. Boven dien reden velen aan den stok ljetgeen bij een wedstrijd niet geoorloofd is, en waren er te veel kinderen op het ijs. De Nederlandsche kampioenschappen in het hardrijden zijn Zaterdagmorgen op de banen van de IJsclub „Bergen" begonnen. De plotseling ingevallen dooi was oorzaak, dat er reeds bij het begin water op het ij? stond. Ondanks dezen tegenslag werden er op de 500 meter behoorlijke tijden gemaakt. Zoo won ir. A. F..van der Scheer in 47,8 sec. zijn rit tegen Jan Langedijk. De start van Van der Scheer was uitstekend in tegenstelling met dien van Langedijk, die door even te weifelen reeds da delijk een achterstand kreeg. Langedijk slaagde er niet in, dezen in te loopen. Met den tijd van 47,8 sec. werd Van der Scheer winnaar op de 500 meter. Verder maakten de Amsterdammers Roos en Buyen uitstekende tijden. Zij wonnen hun serie zonder noeménswaardigen tegenstand in den tijd van 48.2 sec. Het rijden van den jeugdigen Zaandijker Van Hoorn belooft zeer veel voor de toekomst. Hij maakte een tijd van 48.6 sec. De uitslagen luiden als volgt: 1. Ir. A. F. van der Scheer (Rotterdam) 47.8 sec.; 2. en 3. J. A. Roos en H. Buyen (beiden Amsterdam) 48.2 sec.; 4. J. Langedijk (Oud karspel) 48.4 sec.; 5. S. van Hoorn (Zaandijk) 48.6 sec.; 6. R. Koops (Zuidlaren) 49.3 sec.; 7. A. A. Schouten (Wamsveld) 49.7 sec.; 8. Th. Ekelschot (Amsterdam) 49.8 sec.; 9. en 10. dr. L. Dijkstra (Akkeren) en J. Akerboom (Bergen N.-H.) 503 sec. In verband met de vele aanvragen en her- aanvragen om sluitringen voor ongeringde dui ven, heeft de heer Joh. Hornstra te Amster dam aan het A. N. P. verzocht, mede te deelen, dat hij deze aangelegenheid heeft overgedra gen aan de ringen-administratie van hét „Na tionaal verbond van Nederlandsche pbstduiyen- houders", Amsteldijk 44 te Amsterdam. Aanvragen dient men dus te richten aan dit adres. 2?ij, die reeds hun ringen hebben aangevraagd, behoeven zulks niet opnieuw te doen; alle stuk ken hierover heeft de heer Hprnstra nl. aan het verbond overgedragen. ULVENHOUT, 9 Januari 1941 Amico, In den vroegen mergen van Driekoningen, als lk in de bedstee m'n oogen opensloeg, dan voel- de-n-ik twee bézonderhedens: 't was iets min der koud, zou er sneeuw liggen? neeë, toch nie; de mergenstilte was toch anders, en Trui lag klèèr-wakker naast me. Muisstil, mee groote open oogen. Neeë, ik zag dat nie, want 't was nog pikkedonker, maar toch wist ik 't. Waarom? Ja! Waarom? Da's zooiets, dat ge- Jecrdste dokters nie uitgepuzzeld krijgen, maar dat „kwakzalvers" vaneigens weten. Ook ik hield m'n eigen nog „slapend", 't Was ommers Driekoningen! Wij schaffen onze Hei ligendagen nie zoo rap af, amico! Toen Trui ineens: „Niks g'hoord vannacht, gij?' „ikkeNeeëEhEngelschen ,,'k Heb 't dokterswageltje over den weg hooren tuffen!' „Zoo. Tja. Valt me mee in die winternach ten. En in den donker. „Da bedoel ik nieHanneke!" ,,'k Was Klèérwakker ineens. „Zouzoude denken. Trui „Jadenken? Dénken? 't Zou me nikske verwonderen ofof ik kreeg straks 'n bod schap!" zee ze toen. „Ik misschient ook wel!" „Watte gij misschient ook wel?" vroeg ze bazig ,,'n Bodschap, toeteloeris!" „Gij blijft thuis. Gü hebt daar veurloopig nie te maken, verstade?" Ik gooide m'n eigen om, mee m'n gewitwel wat onbehouwen teugen mijnen protsmakert aan. Maar ze had, op den vroegen mergen al, veul te drukke gedachten in den kop om „ruzie" te maken. En na 'n kwartier zee ze: „We zul len 'ris opstaan." Op dat diepelmatiek com mando gong lk nog nie in. 't Was Driekoningen en ik kroop nog 'ns diep in de kroezelwermte van 't veeren bed. Ik pikte m'n eerste millioen- nairs-kertierke van deuzen heiligendag. Trui, in den nachtpon nog, begost de platte- buis uit te halen. Dan, 'veur ze 't hout en den turf in brand stak, schoof ze de bedsteegordij nen toe, zeggende: „Blijfnog maar liggen gij, ik gaai vandaag naar de vroege kerk." Zoo'n uitgeslapen tootebel! Die perbeerde me, pijn loos, buiten gevecht te stellen toch. Ommers, als zij straks verom was uit de vroege mis en daar kwam 'n bodschap en ik móest dan nog naar de kerkIk wierd hoe langer hoe meer wakker. Maar de plattebuis rookte van 't aan maken en de buitendeur stond wagenwijd open! Zoo'n uitgerekende bliksem! Ze had den waterketel al te vuur gezet, was nou bezig onder de pomp in 't achterhuis. Daar góng m'n milUoennairsikertierke. 'k Richtte m'n eigen op, trok zachtekes „mijnen" stoel dichter bij, zette-n-eerst m'n pet op, den kouwen mergen sloeg op m'n kalen kop als 'n més, 'k sleurde m'n garderobe van den stoel binnen boord en ik docht zoo: den eenen zet is den anderen weerd. Als 't zoo is, dan zal ik den kleinen Vic vandaag óók zien! Wijers zal 'k oe 't „stille spel" van deus ko mediestuk besparen; we zijn samen zwijgend deur den donker naar de kerk gegaan; 't was veul te koud ook om te praten. Als we verom kwamen begost den eersten sneeuw te dwerlen, eer we thuis waren lag 't durp in 'n dun-witte windstilte en Trui sprak weer veur 't eerst. Was de bui gezakt? Was 't. den sneeuw, die blank oplichtte, tot in oew zielement? OfOf had ze 'n nuuw plan om mij uit te schakelen? „Als nou den Dré maar op is....!" „Ehwablief?" „Als nou onzen Dré maar klaar is, da "k da- lijk de botrammen kan gaan maken." „Ja, die is wel op. Hij lot den Eeker nie al leen, als wij, weg zijn." „Da 's waar. Wat is ie toch veur ons Eeker- ske gestrejen, ee? Dré?" Ziede wel, docht ik, madame heeft 'n'nuuw plan! Wittekes lag den erf te peinzen in den mer- genschemer. Roerloos. Als 'n prent. Niks be woog. Lijk 'n prachtig watermerk stond den witten notenleer in de dichte sneeuwlocht ge- etst. En altij wemelden de pluuskes deur den stillen mergen van Driekoningen. Kwamen alle dingen, kwam heel den buiten, kwam al 't ge- boomt wit te staan teugen den donkeren sche mer der sneeuwlocht. Heel den buiten veran derde in 'n onwerkelijk negatief, waaraan oew oogen wennen moesten. In 'n witte prent, zoo vol teekening, zoo roerloos. Wat 'nen schoonen Driekoningen! Geknipt als 'n wit silhouet uit den donkeren hemel. Sodejuu! Nou 'n plazierige bodschap uit 't bosch! „Ja, Truike, 't zijn gouwen kameraads, die twee baaskes van ons!" Rap was Trui mee den ontbijt. Nog rapper mee den bordenwasch. Gejaagd mee den stof doek daarna. Dan, eindelijk, dan kost ze gaan zitten bij de plattebuis, den Zondags-gesteven en gestreken schort over 't zwarte kleed, d'ar men over malkaar in afwachting van.... ge verstaat. Maar daar kwam niks. Dré III was naar de late mis den Eeker zat in de witte kussels bij den radio doodserieus den uitgezonden kerk dienst te volgen. We kosten dus nie praten. Ik smoorde m'n pepke achter de krant van Zater dagavond nog en las de dingen die 'k andere altijd overslaai. Broeiwerm was 't in den huis, want den Eeker zat wijd van 't vuur, dus! dus Trui machinistte als 'nen duuvel. Blank viel den dag in den huis.. Ruim was de weareld daarbuiten, nou ge de witte velden, achter den erf, zien kost tot aan den ender toe. „Als 't daar maar goed isfluisterde Trui, die nie langer zwijgen kóst. „Ehzazal 'k 'ns efkes naar den dok ter fietsen?" Trui stond op. „Doe dat, Dré, da 's 'n goei gedacht! Baker oe goed in," ze stond al mee m'nen wollen das gereed, as ge verom komt zal 'k 'nen borrel inschenken! „Eéneri maar?" ('t IJzer smeejen als 't heet is, amico!) „Twee dan, dèèr, maar kom rap verom, 'k zit op gloeiende kolen!" En onderwijl frutselde zijden das om m'nen nek, dat de wolhórkes in m'n neus kietelden. En terwijl Trui me „instopte", zag ik naar den Eeker, die daar, tusschen radio en kerststalleke mee de brandende keerskes, de voot in zijnen missaal te bidden zat. De beelde- kes van de Drie Wijzen had ie prontjes in 't Stalleke geschoven nou. „Patèèr-Nostèèèr!" klonk den zangerigen priesterloep deur den huis. En ik zag, hoe den Eeker zijnen gebejen- boek op de dekens lee, de handjes vouwde en mee gesloten oogen den Vaderons meebad; op 'nen oogenblik de woorden „Uw Rijk kome, Uw wil geschiede op aarde als In den Hemel" vurig, hartstochtelijk, heesch fluisterde, 't spioeten- kopke buigend teugen de gevouwen bidhandjes. Zóó den Vrede smeekend veur de ongelukkige weareld. Zweet pèèrlde op z'n veurhoofd. Na den Vaderons zag ie efkes naar 't Stalleke, nam den boek weer op, zette heel z'n broze ziele- mentje in, veur den Vrede op Aarde. Hij bad er z'n eigen veur in 't zweet, 't teere kwiebuske, schuldloos aan allen onvrede 3.Isals 'n ver geten blomke in den sneeuw. „Ga nou!" zee Trui en ik gebaarde mee m'nen kop naar 't Eekerske, dat ze stil zou zijn. Ze knikte, maar douwde me buiten. Sjuust als ik m'n broekklemmen gebukt stond aan te doen, kwam 't dokterswageltje den erf op. Zou ieKwam ie veur den Eeker? Of..? Of zou ie 'n bodschap hebben Daar was Trui al. Ze liep me veurbij, dee 't autodeurke los. „En."... dokterGoei nuuws, asteblief „Oh!" lachte ons dokterke: „Ge hebt me ver wacht?" „Half en half, ja! Alles goed?" Maar dat was al te zien, anders zou ie om mers nie zoo plazierig lachen! Ik kwam nou ook 'n paar passen bij: 'k Wou sjuust naar oew huis fietsen, dokterke!" Toen stond ie naast den auto. Me dunkt, den kearel was moei. Z'n oogen waren rood, Z'n haren hongen verwèèrd onder den hoed uit. Dan zee-t-ie: „De complimenten van Mevrouw van Dalen en dat er in 't Boschhuis alweer eenen Vic is Ik kost 'r niks aan doen, maar twee kanjers van tranen drupten zóó over m'nen bonker. Al weer eenen Vicgekomen in Driekoningen- nacht, daar in 't Boschhuis in den blanken sneeuw „Hoe is 't gegaan, hoe is t gegaan, meneer den dokter," zoo trok Trui ons dokterke aan zijnen jas: „Toe, vertel 'ns gaauw; heb ik oe vannacht nie hooren gaan over den weg....??" Hij knikte, mee 'nen vagen lach. „Zwaar," zee-t-ie toen. „Maar potversamme, Dré, wa 'n kranig wefke, daar in 't bosch!" „Dochter van den Vic!" wou ik roepen, maar.... afijn. Ik knikte dan. „'k Zou zeggen, kom efkes binnen, maar den Ee...." ,,'k Gaai dalijk naar bed!" weerde den dokter haastig af. /.Teugen den avond kom ik verom, even naar den Eeker zien en naar Moe- der-en-zoon van Dalen!" Meteen zat ie alweer achter 't stuur, wuifde en ree achteruit den erf af. 's Middags heb ik'Trui in de sjees naar 't Boschhuis gerejen. Ik zou buiten, op den bok, blijven wachten, zoo was 't commando, 'k Heb 't oe meer motten schrijven: zoogaauw 'r ge boorten in t spel zijn, heeft Trui onuitstaan baar veul prots. En dan douwt ze mij in 't klein ste hoekske weg, dat ze vinden kan. Of 't nou bloedeigen vaders, grootvaders, peetooms zijn, mannen zijn, in Trui's oogen, bij geboorte- zaken, éenen ballast-van-niks. Maar ik bleef buiten! Wist wel, dat van Dalen me rap zou komen roepen. Ja, ge mot mij Hanneke leeren kennen! Trui had nog amper heuren allereersten goeien raad kunnen geven, of van Dalen stond al op 't treeke veur de gastvrije deur, waar ik zoo dikkels den Vic had zien staan mee zijnen witten kop. „MaarDrééU" zee van Dalen verwon derd. Lachende sprong "ik van de sjees, bond m'n peerd aan den boom dien 'k er al veur uit gezocht had, schudde 'm de hand of ie 'nen zeun van me was en.... en als ik binnenkwam in den bekenden don keren portiek, dan...., dan vielen de herin neringen op m'nen bast, da 'k den kleinen Vic even vergat, 'k Zou bekans naar den grooten atelier mee 't Christusbeeld gedraaid zijn: „Rechtuit, Dré!" kraaide den gelukkigen van Dalen: „Je west hier toch den weg, niet?" „Jawel, jawel, jawel!" 'k Was in 't wèèrgaren. Pips, maar zielsgelukkig, 'n bietje trotsch ook, lag Hanneke daar in 't breeje bed. „Hanneke, meid, kranig wefke lijk den dok ter zeeDat had 'k verkeerd aangepakt. Veur m'n eigen. Want weer, net als 'smer- gensafijn. „Hoe voelt oe nou, Hanneke?" Twee groote, glanzend'oogen keken diep in m'n zielement. Dan zee ze heesch: „Dré, zóó gelukkig, als ik nooit kon denken, dat ik zou kunnen zijn, zonderToen liepen de prach- tig'oogen vol, toen snokte de stem: „zonder.... Vader! Maar den Eeket heeft gezegdToen begost ze te simmen, tot snikkens-toe. Afijn, die bui dreef over. En 'n uur van blank geluk, zoo' blank als 't witte Driekoningenbosch, brochten we deur. aan 't wiegske van den klei nen Victor van Daien, den kleinzeun van Victor Zonneveld Als ie dit toch weten kost. Victor II. Den Dré peter! Hij bulderde heel Amerika over: „Houdt oppmet dien vérr dómdenoorrlog! Mijn Kerstkindeke-is-ge- borenü Houdt.... opp! I-di-oten. stopp! Ik trrac-teeerr terr eer-re van m'n krranige meis- ke, mijnHanneke!" God, wanneer zullen we 'm verom zien. Want als ie hoort van deus geboorteNiks dat 'm vasthoudt in Dollarika! Vol. Veul groeten /an Trui, Dré III, den Eeker en als altij gin horke minder van oewen t. a, v. DRÉ P.S. Veul bedankt veur den stapel goeie wen- schen, dien wij veur den Nuuwejaar van zoo- veul trouwe en ouwe kennissen-lezers ontvan gen mochten! Veul bedankt en gin horke minder! Goeien vriend t. L. te Héino, dank veur oewen schoonen Kerstbrief. Die heeft me deugd ge daan, amico! DRÉ L

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 6