Uitzendingen via de radio- centrales „Interview" met een beroemd bokser woest ijnhavik Wat de aangeslotenen willen weten VERDUISTERING ALS CURATOR Het woord neenwas genoeg voor een artikel Van één kolom Kerkelijk leven ZATERDAG 18 JANUARI 1941 De aangifte-plicht Kerkrade's burgemeester Huldiging bij zijn 25-jarige ambtsvervulling Nieuwe hotel-combinatie? Nederlandsche en Belgische hotels zouden in holding-company worden ondergebracht Ir. H. de Jong overleden Werktuigkundig constructeur bij het Philips-concern Leipziger Voorjaarsmesse Twee jaar gevangenisstraf geëischt tegen Asser advocaat Verjaard of niet? Een bombardement Het was genoeg Hengstenkeuring UIT DE STAATSCOURANT Commies Burgemeester Belastingen Benoemingen In het bisdom 's Hertogenbosch .De. door ALBERT M. TREYNOR Een dezer dagen heeft een der verslag gevers van den Nederlandschen Omroep op nieuw een vraaggesprek gehad met den heer P. A. Enserinck, administrateur by het hoofdbestuur van P.T.T., in welk interview eenige vragen met betrekking tot de aan geslotenen op de radio-centrales werden be handeld. Vraag 1: Welke programma's kunnen door de aangeslotenen op de radio-centrales worden ont vangen? Antwoord: Dit hangt uiteraard af van het aantal programmamogelijkheden waarover de centrale beschikt. Er zijn n.l. centrales die slechts twee programma's tegelijk kunnen door geven, andere hebben naast deze twee program ma-lijnen nog één of meer extra-programma- mogelijkheden. Daarbij komt nogf dat sommige centrales (in het bijzonder de kleinere) nog niet Z(in aangesloten op de interlocale distriuutie- netten, door middel waarvan de omroep-pro- gramma's rechtstreeks van de studio's naar de centrales worden doorgegeven. Voor al deze soorten van distributie-centrales zijn regelen gesteld, die ik in het kort zal mede- ueelen. ik ontmoet dan in de eerste plaats de centra le die over twee programma-mogelijkheden be schikken en die niet zijn aangesloten op een of beide interlocale distributienetten. Door die centrales worden doorgegeven: ie. De programma's van Hilversum 1 van 8— 22.15; 2. De programma's van Hilversum 2 van 8-19.15.' Na 22.15 wordt op geleiding 1 een buiten- lauusch programma bij voorxeur de Duitsch- iand-zender tot middernacht doorgegeven terwijl op geleiding 2 na 19.15 eigen gramofoon- hruziek mag worden doorgegeven tot 22 uur. Na 2<s uur moet ook over die geleiding tot midder nacht een Duitscn programma worden gedistri bueerd. Wat de gramoioonmuziek betreit zal in samenwerking met het departement van Volks voorlichting en Kunsten worden gestreefd naar opvoering van het peil dezer muziek. is de Centrale met twee programma-moge- Hjkheaen aangesloten op een der beide interlo cale draaddistributie-neiten, dan wordt op ge leiding 2 na 19.15 doorgegeven een draadomroep- piogramma, dat door den Nederlandschen Om roep tot 23 uur wordt verzorgd. De centrales, die over meer dan twee pro- giamma-mogelijkheden beschikken, geven door: Op geleiding 1 t programma van Hilversum 1 Op geleiding 2 't programma van Hilversum 2 met het draadomroepprogramma van den Ned. Omroep. Op geleiding 3 van 7—24 uur het programma van den Duitschland-zender. Op geleiding 4 van 7—24 uur 'n ander Duitsch programma. kojn deze centrales niet aangesloten op een of beiae interlocale ,draaddistrioutie-netten dan mogen ook deze centrales op geleiding 2 tot 10 uur eigen gramofoonmuziek distribueeren. De omïcepstations, die mogen worden doorgegeven, zon in de radio-gidsen opgenomen. Het zijn de zenders binnen het groot-Duitsche rijk met in begrip van het protectoraat Bohemen en IVLo- ïavië, alsmede van het gouvernement-generaal voor het bezette Poolsche gebied en de program ma's der op deze zenders aangesloten zenders. Vraag 2: Er is dus in het algemeen in het tijdvak 8—24 uur keuze genoeg. Mijn tweede vraag is: Wat moet nu een aangeslotene op een raaio-distributie-centrale in totaal betalen? Antwoord: Ik wil daarop nog gaarne even in gaan. Zooals ik reeds in mijn eerste vraaggesprek met den heer Wybrands heb meoegedeeid, moet bo.en het abonnement, dat de aangeslotenen op iauio-ceniraies wekelijks of maandelijks voor hunne aansluiting aan den distribuant moeten behalen, de verplichte luisterbijdrage ad negen guiden per jaar worden voldaan. Het abonne ment voor een aansluiting op een centrale be droeg tot 1 Januari in den regel vijftig cent per Weex of twee guiden per maand. Dit kwam aus neer op een jaarlijksche vergoeding van zesen- twintig guiden, inaien wekelijks werd betaald, en vier en twintig gulden, indien het abonnement per maand werd voldaan. De leiding van het staatsbedrijf der P. T. T. heeft termen kunnen vinden het weekabonne ment van vijftig cent en het maandabonnement van twee guiden terug te brengen tot vyf en dertig cent, respectievelijk een gulden en vijftig cent, hetgeen neerkomt op een jaarlyksch be- drag van achttien gulden twintig cent indien men per week betaalt en van achttien gu indien per maand wordt betaald. In totaal zullen de aangeslotenen aus voor abonnement en luisterbijdrage moeten tetale® rond zeven en twintig gulden per jaar, hetgeen neerkomt op een verhooging van een gulden voor de weekabonné's en van drie gulden voor de maandabonné's. Voor hen, die tot dusver een vrijwillige bij drage aan de omroepvereenigingen hunner keuze betaalden, wordt het totale bedrag van contributie aan de radio-centrale en luister bijdrage in den regel dus niet veel hooger dan hetgeen zij tot dusver voor hun radiogenot uit gaven, terwijl voor die niet vrijwillig bijdroegen aan de instandkoming van den Nederlandschen Omroep de totale kosten volgens de nieuwe regeling een gulden of drie gulden per jaar hooger zijn geworden. Teneinde het den aangeslotenen zoo ge makkelijk mogelijk te maken, ligt het in de bedoeling de mogelijkheid te openen voor hen die zulks wenschen, om tegelijk met de betaling van de contributie van de centrale, de luisterbijdrage in wekelijksche of maan- delijksche termijnen te betalen. Er zal even wel steeds moeten worden voldaan aan den plicht vóór den 15den van elke maand het radio-zegel Op de luistervergunning te plakken. Vraag 3: Hoe is de aan- en afsluiting van aansluitingen op een radiocentrale geregeld? Antwoord: Dat zal ik u zeggen: Indien men een aansluiting op een radiocentrale wenscht te ontvangen, behoeft men niets anders te doen dan zijn verlangen daartoe aan den beheerder van den plaatselijken radio-distributie-dienst kenbaar te maken. Men wordt dan zoo spoedig mogelijk aangesloten. Wenscht men niette genstaande de thans geldende gunstige voor waarden zijn abonnement op een radio centrale op te zeggen, dan kan men zulks doen indien men weekabonné is, met inachtneming van een Opzeggingstermijn van een week en indien men maandabonné is met inachtneming van een opzeggingstermijn van 'n maand. Daar na wordt de aansluiting na verloop van den loopenden abonnementstermijn door den plaat selijken radio-distributiedienst buiten gebruik gesteld. Ik zou hen echter willen waarschuwen voor het onverwijld opzeggen van het abonne ment. In vele gevallen zal men spoedig ontdek ken, dat men het vooral in de tegenwoordige omstandigheden niet buiten de radio kan stel len. Daarby komt nog dat men, indien men later weer een aansluiting wenscht, opnieuw aansluitkosten moet betalen, althans stellig administratiekostentot een bedrag van een gulden. Vraag 4: In verband met de omstandig heid dat nog niet alle luisteraars een circulaire hebben ontvangen, en dus ook nog niet in het bezit zijn van een aangifte-formulief, rijst de vraag, hoe men kan voldoen aan de verplich ting tot aangifte van zijn ontvanginrichting vóór 15 Januari. Antwoord; Deze moeilijkheid geldt voor beide categorieën van luisteraars, nl. voor de tbe- stelbezitters en voor de aangeslotenen op een radiocentrale. Het is o.m. door gebrek aan het noodige materiaal, onmogelijk gebleken door de huis- aan huisbezorging van de circulaires en het in te vullen aangifteformulier zoo tijdig te doen plaats hebben, dat iedere luisteraar aan de verplichting tot aangifte vóór 15 Januari kan voldoéh. In verband hiermede heeft de leiding van het staatsbedrijf der P.T.T. bepaald, dat voor hen, die de circulaire nog niet hebben ont vangen, de datum waarop de inzending van het aangifte-formulier moet hebben plaats gehad, nader ls vastgesteld op Maandag 27 Januari a.s. Elke luisteraar blijft uiteraard verplicht om na ontvangst der circulaire het aangifte-formulier onverwijld in te zenden aan het hoofdbestuur der P.T.T., derde afdeellng. De verplichting tot betaling der luisterbijdrage is natuurlijk ook voor deze luisteraars od 1 Januari 1941 ingegaan. Vraag 5: Ik zou tenslotte nog een vraag willen stellen omtrent de plannen die P.T.T. heeft met betrekking tot de verbetering in technisch op zicht van de bestaande centrales, want daar onder zijn er toch wel (vooral onder de kleinere) die technisch voor veel verbetering in aanmer king zullen moeten komen. Antwoord: Ik stel voorop, dat er uitstekende gemeentelijke en particuliere radio-centrales be staan, die aan hooge technische eischen voldoen en die een sieraad zullen zijn van de radio distributie van het staatsbedrijf der P.T.T. Ik erken dat er ook centrales zijn en die vindt men dan voornamelijk onder de kleinere die voor verbetering stellig in aanmerking zullen moeten komen. Daar zal het staatsbedrijf der P.T.T. zijn schouders onder zetten en ik behoef u niet te zeggen, dat dit bedrijf er alles op zal zetten om in ons land een radio-distributiebe drijf tot stand te brengen, dat aan de hoogste technische eischen voldoet. Een eerste verbetering zal zijn, de cen trales, die nog niet op de interlocale draad- distributienetten zijn aangesloten, voorzoover dit thans reeds mogelijk is, daarop zoo spoedig mo gelijk te verbinden. Ook zal worden gestreefd naar samenkoppeling van bestaande centrales, waardoor een technisch en economisch betere situatie zal kunnen worden verkregen. Uiteraard is hiervoor tijd noodig. Een plan om tot con centratie te komen zal zoo spoedig mogelijk wor den uitgewerkt, terwijl tevens zal worden nage gaan in hoeverre centrales, die dringend ver betering noodig hebben, het snelst kunnen wor den geholpen. Het staatsbedrijf der P.T.T. is, zooals daarvan verwacht mag worden, diligent. Het tal al zijn krachten inspannen om zoo spoedig mogelijk tot een, het geheele land omvattend, technisch goed geoutilleerd distributie-bedrijf te geraken. Formulieren duidelijk invullen! Ik zou er bij de luisteraars met kracht op wil len aandringen het aangifte-formulier zoo dui delijk en volledig mogelijk in te vullen. Sommige menschen vullen het aangifteformulier zoo on duidelijk in, dat het niet mogelijk is naam en woonplaats te ontcijferen, waardoor het ook niet wel doenlijk is het formulier voor verbetering terug te zenden. Ook vergeet men vaak het for mulier te onderteekenen en aan te geven op welke wyze men zijn luisterbijdrage wil betalen Ook de kolom omtrent het beroep wordt meestal niet ingevuld. Ik zou dus nog een krachtig be roep op de luisteraars willen doen om toch vooral de gestelde vragen duidelijk en volledig te beantwoorden. Dit voorkomt moeilijkheden voor de administratie en ook voor de luisteraars zelf. Vrijdag vierde de heer G. H. A. Habets, bur gemeester van Kerkrade, den dag, waarop hij 25 jaren geleden tot burgemeester van die ge meente werd benoemd. Nadat te zijner intentie een H. Mis was op gedragen, welke tal van ingezetenen bijwoon den, is de jubilaris om elf uur in een buiten gewone zitting van den gemeenteraad in tegen woordigheid van echtgenoote en kinderen ge huldigd. De huldigingsrede werd uitgesproken door wethouder Karres, die namens den ge meenteraad een boekenkast aanbood. Na het dankwoord van den burgemeester hul digde de gemeentesecretaris, de heer L. Ragelli, den jubilaris namens het gemeentepersoneel en bood een geschenk aan voor de werkkamer van den burgemeester. De voorzitter van de commissie uit de bur gerij sprak eveneens woorden van gelukwen- schen en stelde een geschenk van de bevolking in het vooruitzicht. Na een dankwoord van den heer Habets volgde een buitengewoon druk bezochte receptie, waarop verschenen directeuren van particuliere en Staatsmijnen, oud-minister Gelissen, nota belen, alle ambtenaren der gemeente, particu lieren, de geestelijkheid, e.a. Vele bloemstukken werden bezorgd. Er bestaan plannen, meldt ,De Telegraaf", tot een ingrijpende reorganisatie in de exploitatie van de „Drie van Noordwijk", te weten het Pa lace Hotel, het Oranje Hotel en „lm Weissen Rössl", uitgaande van de N.V. Hotel Maat schappij Noordwijk. Het ligt in de bedoeling, een nieuwe hol ding-company te stichten uit de N.V. Hotel Maatschappij Noordwijk, Rembrandt Hotel te Noordwijk en „Groot Badhuis" te Zandvoort. Deze holding company zal de „N.V. Vereenigde Hotels" worden genoemd. Het ligt in de bedoe ling binnenkort verscheidene groote hotels in Nederland en België aan te koopen en deze on der te brengen in de nieuwe vennootschap. Voorts zal de raad van commissarissen der N.V. Hotel Mij. Noordwijk, welke vennootschap meer dan de helft der aandeelen vertegenwoor digt, voorstellen de aandeelen der N.V. af te stempelen op 10 pCt. In den leeftijd van twee en vijftig jaar is in het Binnengasthuis te Eindhoven overleden de ingenieur H. de Jong, die gedurende meer dan dertig jaar als werktuigkundig constructeur mede leiding heeft gegeven aan de ontwikkeling der machinale inrichting van het Philipsbedrijf. Achtereenvolgens ontwierp de heer De Jong vele machines voor de gloeilampenfabricage en voor de vervaardiging van onderdeelen der radio toestellen. alsmede verschillende Röntgen- en cinematoestellen. Zijn constructieve aanleg en zijn groote er varing maakten hem tot een der scheppende krachten, wien de Philipsonderneming veel dank verschuldigd ls. Door zijn prettige wijze van om gang met collega's en medewerkers verwierf hij zich vele vrienden in en buiten het bedrijf. Met hem is wederom een lid van de oude garde van het Philipsconcem heengegaan. De begrafenis zal plaats hebben op Maandag 20 Januari, des namiddags te 1 uur op de alge- meene begraafplaats te Eindhoven. In de Vrijdag gehouden persconferentie op het Rijkscommissariaat heeft de vertegenwoordiger van de Reichsmesse Leipzig te Amsterdam, de heer Frauendorff, enkele mededeelingen gedaan over de Voorjaarsmesse,' welke van 2 tot 7 Maart a.s. in Leipzig wordt gehouden. Spr. begon zijn uiteenzettingen met een his torisch overzicht van deze wereldberoemde Mes- se, welke nu reeds sinds ruim 700 jaar wordt gehouden en zich ook zelfs tijdens de oorlogen door al de eeuwen heen heeft weten te hand haven. Op de aanstaande Voorjaarsmesse worden vele Nederlanders verwacht. Voor zoover tot nu bekend zullen aan de Voorjaarsmesse in totaal 22 landen deelnemen. Met een collectieve inschrijving zijn vertegen woordigd: België, Bulgarije, Denemarken, Fin land, Italië, Joego-Slavië, Iran, Nederland, Noorwegen, Roemenië, Zweden, Zwitserland. Slowakije, Spanje, Hongarije, Rusland, het Pro tectoraat Bohemen en Moravië en het generaal- gouvemement Polen. Bovendien worden nog afzonderlijke tentoonstellingen gehouden dor Griekenland, Turkije en Lichtenstein. De collectieve inschrijving van Nederland be slaat een oppervlakte van 400 vierkante meter, hetgeen beteekent, dat deze inschrijving op twee na de grooste is. Rusland en Italië nemen resp. de eerste en tvJeede plaats in. Behalve deze col lectieve inschrijving, is Nederland nog met en kele afzonderlijke stands vertegenwoordigd. De totale expositieruimte beslaat een opper vlakte van 6.500 vierkante meter. Voor huis houdelijke artikelen is 1350 vierkante meter ge reserveerd, voor meubelen 150 M2, voor leder waren, sieraden en galanterieën 1.750 M2, voor speelgoed, muziekinstrumenten, enz. 650 M2, voor papierwaren en reclameartikelen 800 M2 voor textielwaren 800 M2, voor levensmiddelen 200 M2, voor kleine bouwmaterialen en werktui gen 550 M2 en voor buitenlandsche grondstoffen 200 M2. Kosteloos wordt een visum verstrekt. Zij, die van plan zijn, de Voorjaarsmesse te bezoeken, dienen er evenwel voor te zorgen het visum tijdig, zoo mogelijk nu reeds, aan te vragen. Voor de rechtbank te Assen moest zich Vrijdag verantwoorden een advocaat en procureur al daar, wegens verduistering van een bedrag van ƒ55.000 in zijn functie van curator in een fail lissement in de jaren 1930—1933. Thans is hem bij beslissing van het Leeuwarder hof surséance van betaling verleend van negen maanden. Als getuigen werden gehoord mr. E. E. Oos terhuis uit Assen, tot medio 1940 geassocieerd met verdachte, F. Udema, exporteur te Assen. J. Wilkens, notaris te Amsterdam, en mr. R. N. Nierstrasz, secretaris der directie van de ge failleerde. Mr. Oosterhuis had In Juli 1938 voor het eerst vernomen, dat verdachte in financieele moeilijk heden verkeerde. De zaken van het faillissement had verdachte steeds zelf behandeld. Op 28 Juli 1938 vertelde verdachte hem van het tekort. De uitdeelingslijsten moesten gedeponeerd worden en het geld was er niet. Na veertien dagen was het hem gelukt, met den getuige Udema een leening te sluiten van 25.000 a 4 procent op schuldbekentenis. Notaris Wilkens had, nadat verdachte hem op 16 Juli 1938 had ingelicht, contact gezocht met de Middenstandsbank te Amsterdam, die de zaak van de gefailleerde had overgenomen. Na besprekingen ging de Middenstandsbank ermee accoord, dat verdachte ƒ22.000 stortte ƒ3000 waren voor andere crediteuren bestemd en dat voor de rest van het bedrag een schuldbe kentenis door verdachte privé werd afgegeven. In de quitantie voor de betaling was met goed vinden van de bank de betalingsdatum van April 1934 genoemd. Na deze regeling waren alle uit- keeringen tot 100 procent betaald. Verdachte was in 1929 tot curator benoemd en had groote bedragen geïnd, waarmede hij, naar hij zeide. in de jaren 1930, 1931 en 1932 schulden had betaald. Hij had in 1929 een groot tekort, dat ontstaan was, doordat hij, toen hij in 1920 zijn practyk begon, al met een belang rijke schuld zat. In de eerste jaren had de prac- tijk weinig opgeleverd, terwijl hij en zijn gezin te duur hadden geleefd. Verdachte wendde de gelden ten eigen bate aan. Steeds had hij ge dacht, dat alles wel terecht zou komen. In zijn requisitoir zeide de Officier van Jus titie, dat het gelukkig niet veel voorkomt, dat een misdaad als deze eerst na eenige jaren kan worden vervolgd. Deze verdachte is er buiten gewoon goed in geslaagd, zijn omstandigheden geheim te houden en den schijn aan te nemen, dat er niets gaande was. Eerst toen verdachte door de Duitsche autoriteiten in hechtenis was genomen, hadden den officier de eerste berichten bereikt. Spr. achtte het bewijs van de verduiste ring van 55.000 ln 1930 en 1931 geleverd. Zijns inziens is hier niet van toepassing artikel 321 van het strafwetboek. Was dit wel zoo, dan zou de verjaringstermijn, n.l. zes Jaar, verstreken zijn en zou geen veroordeeling meer plaats kun nen hebben. Hij was van meening, dat hier een verduistering uit hoofde van een beroep had plaats gehad, n.l. als curator, dus tegen geldelijke vergoeding. Daarom was artikel 322 hier van toepassing, zoodat de verjaringstermijn twaalf iaar bedraagt. Wat de straf betreft, merkte de officier op, dat de verduistering ernstig is, vooral ook, omdat deze gepleegd ls door een persoon als verdachte die door zijn positie beter dan wie ook had kun nen doorzien, dat dit fout was. Er zijn ook fac toren ten gunste van hem. Een celstraf voor iemand van zijn positie is veel erger in zijn uit werking dan voor een beroepsmisdadiger. Ten tweede is verdachte al een halfjaar cellulair en ten derde is degene, aan wie de verduisterde gelden toebehoorden, de bank, niet benadeeld. Tenslotte staat hier iemand terecht met een succesvol leven, die ln hoog aanzien stond ln zijn woonplaats. De officier eischte twee jaar gevangenisstraf. Volgens den verdediger, mr. Breukelaar, was er hier wel degelijk sprake van artikel 321, zoo dat het feit verjaard is en de officier niet ont vankelijk moest worden verklaard. Subsidiair was hij van meening, dat een curator niet weder rechtelijk handelt als hü de gelden tijdelijk ge bruikt en zorgt, dat bij de uitdeelingslijsten alles in orde is, hoe zeer de verdediger de handelin gen van den verdachte ook veroordeelde. Boven dien achtte hij hier geen opzet aanwezig. Ten slotte ging hij de persoonlijke omstandigheden van verdachte na en deed een verzoek tot on middellijke invrljheidsstelling, welk verzoek na raadkamer werd afgewezen. Uitspraak 31 Januari. Dat ook het pad van een sportjournalist niet altijd over rozen gaat is bekend. Ver schillende moeilijkheden moeten vaak wor den overwonnen, voordat men zijn doel, in casu een artikel voor een sportblad, heeft bereikt. Edoch, wij leven hier in Nederland en bezitten daardoor ook in de sportjour nalistiek Nederlandsche gewoonten. Dit wil zeggen een vrij groote dosis „nuchterheid" en „gelijkmoedigheid". Dat het in het buitenland nog wel eens anders toegaat, dan wij met onze Neder landsche begrippen voor mogelijk en wen- srhelijk houden, bewijst het verhaal van een jong Amerikaansche sportjournalist, dat de zer dagen in Sportleven voorkwam. Wij zullen het in zijn geheel laten volgen: Deze jonge Amerikaansche sportjournalist kreeg van de redactie van zijn blad opdracht den wereldberoemden bokser, die uit Europa in New York zou aankomen, aan boord van zijn schip te gaan interviewen. Zooals men reeds zal hebben opgemerkt, heeft deze gebeurtenis zich vóór den oorlog uitbrak voorgedaan. Om aan deze opdracht te voldoen, begaf de jonge man zich reeds bij het aanbreken van den dag op weg. De groote oceaanstoomers kwamen n.l. gewoonlijk vroeg in den morgen binnen, na des nachts in quarantaine gelegen te hebben. Nog voor het schip de haven binnen- stoomt, klauteren dan fotografen en journalisten aan boord van de oceaan-reus, die zij het be hulp van allerlei snelle, doch vaak heel onge makkelijke vervoermiddelen hebben weten te bereiken. En zoo klauterde dan ook onze jonge collega reeds om zes uur in den nog schemeren den morgen langs een touwladder naar boven om even later door de lange gangen van het schip te hollen, in gezelschap van collega's en fotografen om toch maar de eerste te zijn om de wijze woorden uit den mond van de „groote" mannen en vrouwen die straks voet aan wal -uilen zetten, op te vangen. Ze renden door het schip, de een om den beroemden bokser te vin den, de ander weer om een filmster, een gewel digen tenor of de aan elkaar gegroeide tweelin gen te ontdekken. Mjet veel moeite en veel fooien slaagde onze vriend er ten slotte in voor de deur van de hut van den beroemden bokser te recht te komen. Hij was niet de eerste, nog drie collega's waren bezig de deur te bom bardeeren. Men was met een bescheiden klopje begonnen, doch toen dat slechts door een dreigende stilte werd beantwoord, pak te men de zaak wat krachtiger aan; ten slotte konden de vuisten van den beroem den bokser niet met meer kracht zijn te recht gekomen op de hoofden van zijn on gelukkige tegenstanders dan die van de col lega's op de deur van zijn hut. Deuren in de buurt werden geopend; in pyama's gehulde gestalten beklaagden zich luide over deze rustverstoring, in wat zij noemden het holst van den nacht- Juist op het oogenblik, dat onze jonge vriend bedacht, dat deze bombardeering van de deur van den beroemden man, hem moge lijk niet in de allerbeste stemming zou kunnen brengen, ging de deur open en stond de bokser Op den drempel. Er behoorde maar heel weinig menschenkennis toe om te zien, dat de man woedend was. Zijn haren hingen over het voorhoofd, de oogen rolden wild en schoten vuur, hij klemde de lippen op elkaar en balde de vuisten. Het leek alsof hij gereed was tot den aanval. Op dit oogenblik waagde de jonge reporter het, de schuchtere vraag te stellen: „Zoudt u zoo vriendelijk willen zijn, enkele vragen te Willen beantwoorden?" Men zal toegeven, dat dit psychologisch niet bepaald het juiste oogenblik was om deze vraag te stellen, doch om zes uur in den morgen, staande tegenover een blijkbaar ernstig op z'n teenen getrapten beroemden bokskampioen, denkt men aan zulke kleinigheden niet meer. De bokser op den drempel leek als door een bliksemstraal getroffen. Een oogenblik scheen het dat hij er op los zou gaan slaan. Toen onderdrukte hij blijkbaar een geweldige vloek, die ln deze omgeving van tenoren, filmsterren en andere beroemdheden lichtelijk als een dis sonant zou hebben geklonken. Hij wierp nog een laatsten verwoeden blik op de angstig bij el kaar staande reporters, brulde toen: „Neenl" en smeet met een slag de deur dicht! Teleurgesteld keerde de journalist naar zijn bureau terug. „Wat heeft hjj gezegd?" was de eerste vraag van z'n chef. „Neen" heeft hfl gezegd, was het schuch tere antwoord. „Goddank", zei de chef, „ik was bang dat hij heelemaal niets zou zeggerv Het is nu ten minste genoeg voor een artikel van een kolom! Zorg dat ik het over een half uurtje heb!" Op zoo'n oogenblik toont de goede Amerikaan sche sportjournalist eerst zijn kwaliteiten. Een normaal mensch zou waarschijnlijk gezegd heb ben, dat een dergelijke opdracht onmogelijk uit te voeren is, dat de man heelemaal niets heeft gezegd of iets van dien aard. Niet echter deze Amerikaansche journalist. Hij ging voor zijn schrijftale" zitten en be gon aan het artikel. Ztfn taak was niet gemakkelijk. Hij mocht aan zijn verhaal wel de noodige franje maken doch hij mocht geen onwaarheden zeggen. Deed hij dat en de lezers ontdekten het, dan '.iep het natuurlijk mis. Hij ving dus aan met een beschrijving van den vroegen morgen in de haven van New York. Hij schreef over het vale licht dat spookachtig door den morgennevel drong. Hij schreef over de geweldige romp van den oceaanstomer, die langzaam uit het duister opdoemde. Vooral het laatste woord deed het goed. Hij schilderde het getrul van de sirenes en het gekrijs van de hen- derden meeuwen, die rondom het schip vrogen. Hij schreef nog veel meer indrukwekkends: zoo begon zijn artikel met oen stemmingsbeeld van 40 regels. Toen moest hij wat over den grooten bokser schrijven. Hij haalde daarvoor zilh sport-ency- c!opaedie voor den dag en maakte daaruit eenige aanteekeningen. Daarna nam hij „All Sports Record Book", dat hem nog meer nuttige ge gevens omtrent den grooten man verschafte. Hij vlocht al die gegevens tot een pakkend geheel en alweer waren 40 regels geschreven. Toen begon hij aan de persoonlijke indruk ken. die de bokser op hem had gemaakt. Hij schreef over zijn gebruinde huid en zijn van harde training getuigende gelaatstrekken, over zijn stalen spieren, zijn geweldige biceps, zijn beweeglijke voeten en zijn geweldige vuis ten. Tien was ook dit onderwerp „erledigt". En toen kwamen de moeilijkste regels, want hij moest nu toch eindelijk vertellen wat de groote man had gezegd. Daarbij moest hij on waarheden vermijden en uitsluitend vragen doen, die in onkenrenden zin beantwoord moesten worden. Hij vroeg tenminste aldus schreef hjj of hy zijn wedstrijden tegen de Amerikaansche kampioenen niet met eenige vrees tegemoet zag. „Neen," was het antwoord. Of hy lang in Amerika dacht te blijven? „Neen!" klonk het terug. Houdt ge van vroeg opstaan? Een nog krachiger „neen" was hier het ant woord. Het kostte hem eenigen tijd om nog wat vra gen van deze soort te bedenken. Toen zette hij er het pakkende slot onder: Alles bij elkaar genomen, kregen we den indruk, dat de groote bokser ditmaal zijn gewone spraakzaamheid in Europa had ach tergelaten. In tegenstelling met vroeger» interviews, was hij ditmaal wel wat erg eenlettergrepig in zijn antwoorden!" En dat was ongetwijfeld juist! De secretaris-generaal van het departement van Landbouw en Visscherij heeft bepaald, dat de keuringen van tot dekking bestemde heng sten, welke in het stamboek van de Vereeniging tot bevordering van de Landbouwtuigpaard- fokkerij in Nederland (V.LJN.) zijn ingeschreven, door die vereeniging op Dinsdag 25 Februari ln plaats van te Utrecht zullen worden gehouden te Bunnik (prov. Utrecht). J. A J. F. Föoelin is, met ingang van 15 Jan. 1941, benoemd tot commies bij de rijksinspectie van de bevdlkiugsregisters. G. J. A. Manders is, met ingang van 1 Fe bruari 1941, tot burgemeester van de gemeente Leende benoemd. De heer Manders is thans ontvanger der ge meente Princenhage. Hij is geboren 25 Augustus 1901. Aan A. Haeck, verificateur der invoerrechten en accijnzen te Rotterdam, wordt met ingang van 1 April 1941 op zijn verzoek eervol ontslag uit 's rijks dienst verleend. Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van 's Hertogenbosch, heeft benoemd tot Pastoor te Oss (H. Hart) den weleerw. heer L. C. van Ier land en belast met de waarneming van het rec toraat van het St. Joseph-Ziekenhuis te Eind hoven den weleerw. zeergel. heer Dr. L. J. L. M. de Gruyter. Tot Judex Prosynodalis heeft Z. H. Exc. be noemd den zeereerw. hooggel. heer dr. B. v. d. Hurk, professor aan het Groot-Seminarie te Haaren. 41 Nadruk verboden „Laat ons hopen, dat hij niet lang meer ge leefd heeft, dat is missch'en nog maar het bes te," zei Jad, die vriendelijker sprak, dan hij an ders gewend was. „Dat was zeker het beste," stemde Darwin toe. „Ik zou niet ongelukkig zijn, als Ik wist, dat hij dood was. Maar ik heb geen zekerheid en dat. is het ergste, wat er is." „Wij hebben inlichtingen ingewonnen, maar hij is niet meer hier in de stad," ging Imbarak verder. „Als hij niet meer hier is en als hij ook niet verkocht is, dan is het antwoord duidelijk. Hij is dan uit het aardsche lijden verlost." „Als lk dat dacht, zou al het andere niet zoo vre'eselijk zijn," zei Darwin. „Maar ik kan dat niet denken. Waarom, kan ik niet zeggen. Ik ge voel me altijd net, of ik opgejaagd word. Dag en nacht is het, of een gezicht me aanstaart en een stem me roept. Het is, of iemand zit te Wachten en zich verwonderd afvraagt, waarom ik nog niet gekomen ben!" Even legde Darwin zijn hand voor zijn oogen toet een gebaar, alsof hü een mist. die zgjn Wik onhelder maakte, weg wilde vagen. Toen draaide hjj zich om en liep op Littlejohn Guennell af. „Je ziet me nu aan den sla venketting van sheikh Atejan," zei hij. „Je hebt gehoord, wat hij gezegd heeft. Begrijp je 't nu Ze hebben je de slaven ontstolen, die je eerlijk gekocht had. Dat laat wel heel duidelijk de plaats zien, waar op je staat. Wat denk je nu te doen?" „Ikik weet het niet," zei ze weifelend. Maar ik weet nu, wat het beteekent." „Het beteekent, dat je niet beter af bent, dan de rest van ons. Geen van ons zal ooit meer ln de beschaafde wereld terugkeeren." „Ik ga niet met sheikh Atejan mee," zei Im barak ernstig. „Eens ben ik een slaaf geweest. Ik wil dat allemaal niet voor een tweeden keer doormaken." „Ik ben je maat, Touareg." Jad gaf Imbarak een joviaal stootje met zijn arm. „Zoo waar als er in de woestijn zandkorrels zijn, heb ik een afkeer van dien sheikh." „Drie!" riep Jimmy Wellesford uit. „Ik heb al genoeg te verduren gehad." Darwin keek van den een "naar den ander en glimlachte. „Vier," zei hij. „Ik vind dien Atejan geen aar- digen man en ik houd er niet van, om met hem te gaan wandelen." „Atejan wilde me aanhalen, maar ik heb hem aangehaald met mijn nagels," zei Kathafa. „Daarom heeft hij mij aan den ketting gelegd met de rest, om me zijn wil op te dringen. Maar ik zal nooit van hem zijn liever wil ik sterven." Haar smalle singers raakten even Darwin's hand aan „Vijf van ons hebben den eed afgelegd." „Zes!" De ketting rinkelde, want allen keerden zich als één man om, en zagen Littlejohn verwonderd aan. Het meisje stond daar voor hen. Haar stem klonk verstandig en kalm. „Ik ben maar een vrouw en ik ben niet zoo dapper als jullie. Geen van jullie houdt van me. Toch ben ik net zoo wanhopig als jullie. Ik wei ger om bij deze mannen te behooren. Mag ik me niet bij jullie aansluiten?" Het was Kathafa die antwoord gaf. „Je bent niet minder dapper, dan een van ons. Wij zijn bereid te sterven en je mag je bij ons aansluiten, als je dat wilt." Littlejohn keek Darwin aan. „Wat gaan we nu doen?'' „Je kunt ons helpen, zooals lk je al zei. Breng ons zoo mogelijk wapens. Zorg voor een vijl of voor 'n zaag en ook voor water en boedsel Breng ons al deze dingen, als het je mogelijk is. De tijd zal kort zijn. Misschien zullen ze nu nog doen, of je een van de hunnen bent. Misschien ook niet. Maar je moet het risico nemen en nu gaan." „Als ik niet terug kom," zei Littlejohn, „weten jullie, wat er met me gebeurd ls." Darwin keek langs den steenen muur. In de duisternis zag hij den flauwen omtrek van den loop van een geweer en van den soldaat die op waèht stond. Darwin en zijn metgezellen slopen langs den muur. Aan den anderen kant scheen dezen niet bewaakt te worden HU tilde Little john op en zette haar op den muur „Als je ons noodig hebt, aarzel dan niet en roep ons," fluisterde hij in haar oor. „We zullen komen." „Ik wist niet, dat het Imbarak was, die van middag op de markt op je geboden heeft," fluis terde ze. Zonder geluid te maken, liet ze zich aan den anderen kant van den muur naar be neden zakken. De anderen gingen in een cirkel staan en hielden krijgsraad. „Is het misschien mogelijk, dat die Touaregs, met wie jullie gereisd hebt, bondgenooten van onzen vijand zijn?'' vroeg Darwin. „Ze zijn imghad en behooren tot den burger stand," lichtte Imbarak hem in „Ik behoor tot de immageren, de aristocratie. Die twee standen kunnen het nooit goed met elkander vinden." Darwin knikte. Dat kwam niet alleen bij de Touaregs voor. „Hoe zijn jullie gevangen genomen?" „Wij drieën verlieten de markt en wilden pro- beeren, of we misschien een paar woorden met je zouden kunnen wisselen, als het donker was geworden,zei Jad. „Op den hoek van een don ker straatje vielen twaalf gewapende mannen ons aan. We hebben ons verdedigd. Maar," Jad haalde de schouders op, „nu zijn we hier." Darwin merkte op, dat dit alles hem duidelijk was. Hjj wist, waarom zijn vrienden in Taj wa ren. Zulk een toewijding was meer, dan hij ver diende. Hoe hadden ze elkaar ontmoet? Wie vertelde hun, waar ze moesten zoeken? „Dat hebben we aan onze kleine weduwe te danken," zei Jad en keek lachend naar Kathafa. „Sid tol Jad en ik hadden het geluk elkander drie dagen nadat de harka uit elkaar was ge gaan, in de woestijn te ontmoeten," verklaarde Imbarak. „Wij hadden weten te ontsnappen aan de achtervolging en we wilden toen weer op zoek gaan naar de karavaan. Op een goeden avond werden we overvallen, door dat kleine vrouwtje hier, zij had ons spoor gevonden en zij wist ons op te sporen." „Het was zoo vreeselijk, toen ik je dien nacht inde Kasr el Bint alleen moest laten," zei Ka thafa. „Maar wat kon ik anders doen? Je dwong me, om weg te gaan." „Heeft men het je nog lastig gemaakt?" „Heelemaal niet. Ik vertelde aan de soldaten bij de poort, dat ik bij een van de karavanen behoorde, die buiten kampeerden. Ze lieten me door. Van t goud, dat je me gegeven had, kocht ik een kameel en ik nam ook vleesch en water mee. Toen Ik alles had ingeslagen, ging ik op weg." „Alleen," Darwin knikte goedkeurend, „dien nacht was je niet kinderachtig, kleintje." „Ik ben niet zoo kinderachtig, als jij denkt," zei Kathafa en keek Darwin guitig aan. Imbarak ging verder met zijn verhaal. „Wij werden ingehaald door dit kind, dat niet kinderachtig meer is en ze zei het lesje op, dat jij haar geleerd had. Dien nacht wendden wij onze kameelen naar het oosten en reden door in gestrekten draf. Maar het duurde nog ver schillende dagen, eer we het spoor kruisten, dat we zochten. Een lange rij bloote voeten in het zand." .Kapotgeloopen en Woedende voeten," zei Jimmy Wellesford. „Mijn voeten hebben ook dien weg gegaan," herinnerde Imbarak hem. „Wij volgden het spoor," zei Jad. Maar we waren al te veel dagen ten achter. Het leidde naar deze bergen, maar daar verloren we het uit het oog, want het zand veranderde in harde rotsen. „Ondertusschen," vulde Imbarak het verhaal van zijn vriend aan, „hadden we Sid naar de karavaan gezonden, om aan onze kameraden te vertellen, wat er met ons gebeurd was en waar Daud zich ophield." „Wij probeerden, om zonder gids ln de ber gen ^ioor te dringen," zei Jad. „Maar we ver dwaalden. Gedurende den tijd van drie manen zwierven we rond als schapen, die van de kudde zijn afgedwaald. En toen. op een goeden avond, kwamen we een troep Touaregs tegen, die sla ven wilden gaan koopen op de markt in Taj. Imbarak sprak de mannen in hun eigen taal aan en vertelde hun, dat we met hetzelfde doei op weg waren. Zij zijn er heelemaal niet achter gekomen, dat we niet eens wisten, waar Taj lag en ze stonden ons toe, om de reis gezamen lijk te maken." „Denk je, dat Sid de karavaan ingehaaM heeft?" informeerde Darwin. „Waarom niet?" vroeg Imbarak. f (Waait

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 3