Uitzendingen via de radio-
centrales
„Interview" met een beroemd bokser
woest ijnhavik
Wat de aangeslotenen
willen weten
VERDUISTERING ALS
CURATOR
Het woord neenwas genoeg voor een artikel
Van één kolom
Kerkelijk leven
ZATERDAG 18 JANUARI 1941
De aangifte-plicht
Kerkrade's burgemeester
Huldiging bij zijn 25-jarige
ambtsvervulling
Nieuwe hotel-combinatie?
Nederlandsche en Belgische hotels
zouden in holding-company
worden ondergebracht
Ir. H. de Jong overleden
Werktuigkundig constructeur bij
het Philips-concern
Leipziger Voorjaarsmesse
Twee jaar gevangenisstraf geëischt
tegen Asser advocaat
Verjaard of niet?
Een bombardement
Het was genoeg
Hengstenkeuring
UIT DE STAATSCOURANT
Commies
Burgemeester
Belastingen
Benoemingen
In het bisdom 's Hertogenbosch
.De.
door ALBERT M. TREYNOR
Een dezer dagen heeft een der verslag
gevers van den Nederlandschen Omroep op
nieuw een vraaggesprek gehad met den
heer P. A. Enserinck, administrateur by het
hoofdbestuur van P.T.T., in welk interview
eenige vragen met betrekking tot de aan
geslotenen op de radio-centrales werden be
handeld.
Vraag 1: Welke programma's kunnen door de
aangeslotenen op de radio-centrales worden ont
vangen?
Antwoord: Dit hangt uiteraard af van het
aantal programmamogelijkheden waarover de
centrale beschikt. Er zijn n.l. centrales die
slechts twee programma's tegelijk kunnen door
geven, andere hebben naast deze twee program
ma-lijnen nog één of meer extra-programma-
mogelijkheden. Daarbij komt nogf dat sommige
centrales (in het bijzonder de kleinere) nog niet
Z(in aangesloten op de interlocale distriuutie-
netten, door middel waarvan de omroep-pro-
gramma's rechtstreeks van de studio's naar de
centrales worden doorgegeven.
Voor al deze soorten van distributie-centrales
zijn regelen gesteld, die ik in het kort zal mede-
ueelen.
ik ontmoet dan in de eerste plaats de centra
le die over twee programma-mogelijkheden be
schikken en die niet zijn aangesloten op een of
beide interlocale distributienetten.
Door die centrales worden doorgegeven:
ie. De programma's van Hilversum 1 van 8—
22.15; 2. De programma's van Hilversum 2 van
8-19.15.'
Na 22.15 wordt op geleiding 1 een buiten-
lauusch programma bij voorxeur de Duitsch-
iand-zender tot middernacht doorgegeven
terwijl op geleiding 2 na 19.15 eigen gramofoon-
hruziek mag worden doorgegeven tot 22 uur. Na
2<s uur moet ook over die geleiding tot midder
nacht een Duitscn programma worden gedistri
bueerd. Wat de gramoioonmuziek betreit zal in
samenwerking met het departement van Volks
voorlichting en Kunsten worden gestreefd naar
opvoering van het peil dezer muziek.
is de Centrale met twee programma-moge-
Hjkheaen aangesloten op een der beide interlo
cale draaddistributie-neiten, dan wordt op ge
leiding 2 na 19.15 doorgegeven een draadomroep-
piogramma, dat door den Nederlandschen Om
roep tot 23 uur wordt verzorgd.
De centrales, die over meer dan twee pro-
giamma-mogelijkheden beschikken, geven door:
Op geleiding 1 t programma van Hilversum 1
Op geleiding 2 't programma van Hilversum 2
met het draadomroepprogramma van den Ned.
Omroep.
Op geleiding 3 van 7—24 uur het programma
van den Duitschland-zender.
Op geleiding 4 van 7—24 uur 'n ander Duitsch
programma.
kojn deze centrales niet aangesloten op een of
beiae interlocale ,draaddistrioutie-netten dan
mogen ook deze centrales op geleiding 2 tot 10
uur eigen gramofoonmuziek distribueeren. De
omïcepstations, die mogen worden doorgegeven,
zon in de radio-gidsen opgenomen. Het zijn de
zenders binnen het groot-Duitsche rijk met in
begrip van het protectoraat Bohemen en IVLo-
ïavië, alsmede van het gouvernement-generaal
voor het bezette Poolsche gebied en de program
ma's der op deze zenders aangesloten zenders.
Vraag 2: Er is dus in het algemeen in het
tijdvak 8—24 uur keuze genoeg. Mijn tweede
vraag is: Wat moet nu een aangeslotene op een
raaio-distributie-centrale in totaal betalen?
Antwoord: Ik wil daarop nog gaarne even in
gaan. Zooals ik reeds in mijn eerste vraaggesprek
met den heer Wybrands heb meoegedeeid, moet
bo.en het abonnement, dat de aangeslotenen op
iauio-ceniraies wekelijks of maandelijks voor
hunne aansluiting aan den distribuant moeten
behalen, de verplichte luisterbijdrage ad negen
guiden per jaar worden voldaan. Het abonne
ment voor een aansluiting op een centrale be
droeg tot 1 Januari in den regel vijftig cent per
Weex of twee guiden per maand. Dit kwam aus
neer op een jaarlijksche vergoeding van zesen-
twintig guiden, inaien wekelijks werd betaald, en
vier en twintig gulden, indien het abonnement
per maand werd voldaan.
De leiding van het staatsbedrijf der P. T. T.
heeft termen kunnen vinden het weekabonne
ment van vijftig cent en het maandabonnement
van twee guiden terug te brengen tot vyf en
dertig cent, respectievelijk een gulden en vijftig
cent, hetgeen neerkomt op een jaarlyksch be-
drag van achttien gulden twintig cent indien
men per week betaalt en van achttien gu
indien per maand wordt betaald.
In totaal zullen de aangeslotenen aus voor
abonnement en luisterbijdrage moeten tetale®
rond zeven en twintig gulden per jaar, hetgeen
neerkomt op een verhooging van een gulden
voor de weekabonné's en van drie gulden voor
de maandabonné's.
Voor hen, die tot dusver een vrijwillige bij
drage aan de omroepvereenigingen hunner
keuze betaalden, wordt het totale bedrag van
contributie aan de radio-centrale en luister
bijdrage in den regel dus niet veel hooger dan
hetgeen zij tot dusver voor hun radiogenot uit
gaven, terwijl voor die niet vrijwillig bijdroegen
aan de instandkoming van den Nederlandschen
Omroep de totale kosten volgens de nieuwe
regeling een gulden of drie gulden per jaar
hooger zijn geworden.
Teneinde het den aangeslotenen zoo ge
makkelijk mogelijk te maken, ligt het in de
bedoeling de mogelijkheid te openen voor
hen die zulks wenschen, om tegelijk met de
betaling van de contributie van de centrale,
de luisterbijdrage in wekelijksche of maan-
delijksche termijnen te betalen. Er zal even
wel steeds moeten worden voldaan aan den
plicht vóór den 15den van elke maand het
radio-zegel Op de luistervergunning te
plakken.
Vraag 3: Hoe is de aan- en afsluiting van
aansluitingen op een radiocentrale geregeld?
Antwoord: Dat zal ik u zeggen: Indien men
een aansluiting op een radiocentrale wenscht
te ontvangen, behoeft men niets anders te doen
dan zijn verlangen daartoe aan den beheerder
van den plaatselijken radio-distributie-dienst
kenbaar te maken. Men wordt dan zoo spoedig
mogelijk aangesloten. Wenscht men niette
genstaande de thans geldende gunstige voor
waarden zijn abonnement op een radio
centrale op te zeggen, dan kan men zulks doen
indien men weekabonné is, met inachtneming
van een Opzeggingstermijn van een week en
indien men maandabonné is met inachtneming
van een opzeggingstermijn van 'n maand. Daar
na wordt de aansluiting na verloop van den
loopenden abonnementstermijn door den plaat
selijken radio-distributiedienst buiten gebruik
gesteld. Ik zou hen echter willen waarschuwen
voor het onverwijld opzeggen van het abonne
ment. In vele gevallen zal men spoedig ontdek
ken, dat men het vooral in de tegenwoordige
omstandigheden niet buiten de radio kan stel
len. Daarby komt nog dat men, indien men
later weer een aansluiting wenscht, opnieuw
aansluitkosten moet betalen, althans stellig
administratiekostentot een bedrag van een
gulden.
Vraag 4: In verband met de omstandig
heid dat nog niet alle luisteraars een circulaire
hebben ontvangen, en dus ook nog niet in het
bezit zijn van een aangifte-formulief, rijst de
vraag, hoe men kan voldoen aan de verplich
ting tot aangifte van zijn ontvanginrichting
vóór 15 Januari.
Antwoord; Deze moeilijkheid geldt voor beide
categorieën van luisteraars, nl. voor de tbe-
stelbezitters en voor de aangeslotenen op een
radiocentrale. Het is o.m. door gebrek aan het
noodige materiaal, onmogelijk gebleken door de
huis- aan huisbezorging van de circulaires en
het in te vullen aangifteformulier zoo tijdig te
doen plaats hebben, dat iedere luisteraar aan
de verplichting tot aangifte vóór 15 Januari kan
voldoéh.
In verband hiermede heeft de leiding van
het staatsbedrijf der P.T.T. bepaald, dat voor
hen, die de circulaire nog niet hebben ont
vangen, de datum waarop de inzending van
het aangifte-formulier moet hebben plaats
gehad, nader ls vastgesteld op Maandag
27 Januari a.s.
Elke luisteraar blijft uiteraard verplicht om na
ontvangst der circulaire het aangifte-formulier
onverwijld in te zenden aan het hoofdbestuur
der P.T.T., derde afdeellng. De verplichting tot
betaling der luisterbijdrage is natuurlijk ook voor
deze luisteraars od 1 Januari 1941 ingegaan.
Vraag 5: Ik zou tenslotte nog een vraag willen
stellen omtrent de plannen die P.T.T. heeft met
betrekking tot de verbetering in technisch op
zicht van de bestaande centrales, want daar
onder zijn er toch wel (vooral onder de kleinere)
die technisch voor veel verbetering in aanmer
king zullen moeten komen.
Antwoord: Ik stel voorop, dat er uitstekende
gemeentelijke en particuliere radio-centrales be
staan, die aan hooge technische eischen voldoen
en die een sieraad zullen zijn van de radio
distributie van het staatsbedrijf der P.T.T. Ik
erken dat er ook centrales zijn en die vindt
men dan voornamelijk onder de kleinere die
voor verbetering stellig in aanmerking zullen
moeten komen. Daar zal het staatsbedrijf der
P.T.T. zijn schouders onder zetten en ik behoef
u niet te zeggen, dat dit bedrijf er alles op zal
zetten om in ons land een radio-distributiebe
drijf tot stand te brengen, dat aan de hoogste
technische eischen voldoet.
Een eerste verbetering zal zijn, de cen
trales, die nog niet op de interlocale draad-
distributienetten zijn aangesloten, voorzoover dit
thans reeds mogelijk is, daarop zoo spoedig mo
gelijk te verbinden. Ook zal worden gestreefd
naar samenkoppeling van bestaande centrales,
waardoor een technisch en economisch betere
situatie zal kunnen worden verkregen. Uiteraard
is hiervoor tijd noodig. Een plan om tot con
centratie te komen zal zoo spoedig mogelijk wor
den uitgewerkt, terwijl tevens zal worden nage
gaan in hoeverre centrales, die dringend ver
betering noodig hebben, het snelst kunnen wor
den geholpen.
Het staatsbedrijf der P.T.T. is, zooals daarvan
verwacht mag worden, diligent. Het tal al zijn
krachten inspannen om zoo spoedig mogelijk tot
een, het geheele land omvattend, technisch goed
geoutilleerd distributie-bedrijf te geraken.
Formulieren duidelijk invullen!
Ik zou er bij de luisteraars met kracht op wil
len aandringen het aangifte-formulier zoo dui
delijk en volledig mogelijk in te vullen. Sommige
menschen vullen het aangifteformulier zoo on
duidelijk in, dat het niet mogelijk is naam en
woonplaats te ontcijferen, waardoor het ook niet
wel doenlijk is het formulier voor verbetering
terug te zenden. Ook vergeet men vaak het for
mulier te onderteekenen en aan te geven op
welke wyze men zijn luisterbijdrage wil betalen
Ook de kolom omtrent het beroep wordt meestal
niet ingevuld. Ik zou dus nog een krachtig be
roep op de luisteraars willen doen om toch
vooral de gestelde vragen duidelijk en volledig
te beantwoorden. Dit voorkomt moeilijkheden
voor de administratie en ook voor de luisteraars
zelf.
Vrijdag vierde de heer G. H. A. Habets, bur
gemeester van Kerkrade, den dag, waarop hij
25 jaren geleden tot burgemeester van die ge
meente werd benoemd.
Nadat te zijner intentie een H. Mis was op
gedragen, welke tal van ingezetenen bijwoon
den, is de jubilaris om elf uur in een buiten
gewone zitting van den gemeenteraad in tegen
woordigheid van echtgenoote en kinderen ge
huldigd. De huldigingsrede werd uitgesproken
door wethouder Karres, die namens den ge
meenteraad een boekenkast aanbood.
Na het dankwoord van den burgemeester hul
digde de gemeentesecretaris, de heer L. Ragelli,
den jubilaris namens het gemeentepersoneel en
bood een geschenk aan voor de werkkamer van
den burgemeester.
De voorzitter van de commissie uit de bur
gerij sprak eveneens woorden van gelukwen-
schen en stelde een geschenk van de bevolking
in het vooruitzicht.
Na een dankwoord van den heer Habets
volgde een buitengewoon druk bezochte receptie,
waarop verschenen directeuren van particuliere
en Staatsmijnen, oud-minister Gelissen, nota
belen, alle ambtenaren der gemeente, particu
lieren, de geestelijkheid, e.a.
Vele bloemstukken werden bezorgd.
Er bestaan plannen, meldt ,De Telegraaf", tot
een ingrijpende reorganisatie in de exploitatie
van de „Drie van Noordwijk", te weten het Pa
lace Hotel, het Oranje Hotel en „lm Weissen
Rössl", uitgaande van de N.V. Hotel Maat
schappij Noordwijk.
Het ligt in de bedoeling, een nieuwe hol
ding-company te stichten uit de N.V. Hotel
Maatschappij Noordwijk, Rembrandt Hotel te
Noordwijk en „Groot Badhuis" te Zandvoort.
Deze holding company zal de „N.V. Vereenigde
Hotels" worden genoemd. Het ligt in de bedoe
ling binnenkort verscheidene groote hotels in
Nederland en België aan te koopen en deze on
der te brengen in de nieuwe vennootschap.
Voorts zal de raad van commissarissen der
N.V. Hotel Mij. Noordwijk, welke vennootschap
meer dan de helft der aandeelen vertegenwoor
digt, voorstellen de aandeelen der N.V. af te
stempelen op 10 pCt.
In den leeftijd van twee en vijftig jaar is in
het Binnengasthuis te Eindhoven overleden de
ingenieur H. de Jong, die gedurende meer dan
dertig jaar als werktuigkundig constructeur
mede leiding heeft gegeven aan de ontwikkeling
der machinale inrichting van het Philipsbedrijf.
Achtereenvolgens ontwierp de heer De Jong vele
machines voor de gloeilampenfabricage en voor
de vervaardiging van onderdeelen der radio
toestellen. alsmede verschillende Röntgen- en
cinematoestellen.
Zijn constructieve aanleg en zijn groote er
varing maakten hem tot een der scheppende
krachten, wien de Philipsonderneming veel dank
verschuldigd ls. Door zijn prettige wijze van om
gang met collega's en medewerkers verwierf hij
zich vele vrienden in en buiten het bedrijf. Met
hem is wederom een lid van de oude garde van
het Philipsconcem heengegaan.
De begrafenis zal plaats hebben op Maandag
20 Januari, des namiddags te 1 uur op de alge-
meene begraafplaats te Eindhoven.
In de Vrijdag gehouden persconferentie op het
Rijkscommissariaat heeft de vertegenwoordiger
van de Reichsmesse Leipzig te Amsterdam, de
heer Frauendorff, enkele mededeelingen gedaan
over de Voorjaarsmesse,' welke van 2 tot 7
Maart a.s. in Leipzig wordt gehouden.
Spr. begon zijn uiteenzettingen met een his
torisch overzicht van deze wereldberoemde Mes-
se, welke nu reeds sinds ruim 700 jaar wordt
gehouden en zich ook zelfs tijdens de oorlogen
door al de eeuwen heen heeft weten te hand
haven.
Op de aanstaande Voorjaarsmesse worden
vele Nederlanders verwacht.
Voor zoover tot nu bekend zullen aan de
Voorjaarsmesse in totaal 22 landen deelnemen.
Met een collectieve inschrijving zijn vertegen
woordigd: België, Bulgarije, Denemarken, Fin
land, Italië, Joego-Slavië, Iran, Nederland,
Noorwegen, Roemenië, Zweden, Zwitserland.
Slowakije, Spanje, Hongarije, Rusland, het Pro
tectoraat Bohemen en Moravië en het generaal-
gouvemement Polen. Bovendien worden nog
afzonderlijke tentoonstellingen gehouden dor
Griekenland, Turkije en Lichtenstein.
De collectieve inschrijving van Nederland be
slaat een oppervlakte van 400 vierkante meter,
hetgeen beteekent, dat deze inschrijving op twee
na de grooste is. Rusland en Italië nemen resp.
de eerste en tvJeede plaats in. Behalve deze col
lectieve inschrijving, is Nederland nog met en
kele afzonderlijke stands vertegenwoordigd.
De totale expositieruimte beslaat een opper
vlakte van 6.500 vierkante meter. Voor huis
houdelijke artikelen is 1350 vierkante meter ge
reserveerd, voor meubelen 150 M2, voor leder
waren, sieraden en galanterieën 1.750 M2, voor
speelgoed, muziekinstrumenten, enz. 650 M2,
voor papierwaren en reclameartikelen 800 M2
voor textielwaren 800 M2, voor levensmiddelen
200 M2, voor kleine bouwmaterialen en werktui
gen 550 M2 en voor buitenlandsche grondstoffen
200 M2.
Kosteloos wordt een visum verstrekt.
Zij, die van plan zijn, de Voorjaarsmesse te
bezoeken, dienen er evenwel voor te zorgen het
visum tijdig, zoo mogelijk nu reeds, aan te
vragen.
Voor de rechtbank te Assen moest zich Vrijdag
verantwoorden een advocaat en procureur al
daar, wegens verduistering van een bedrag van
ƒ55.000 in zijn functie van curator in een fail
lissement in de jaren 1930—1933. Thans is hem
bij beslissing van het Leeuwarder hof surséance
van betaling verleend van negen maanden.
Als getuigen werden gehoord mr. E. E. Oos
terhuis uit Assen, tot medio 1940 geassocieerd
met verdachte, F. Udema, exporteur te Assen.
J. Wilkens, notaris te Amsterdam, en mr. R. N.
Nierstrasz, secretaris der directie van de ge
failleerde.
Mr. Oosterhuis had In Juli 1938 voor het eerst
vernomen, dat verdachte in financieele moeilijk
heden verkeerde. De zaken van het faillissement
had verdachte steeds zelf behandeld. Op 28 Juli
1938 vertelde verdachte hem van het tekort. De
uitdeelingslijsten moesten gedeponeerd worden
en het geld was er niet. Na veertien dagen was
het hem gelukt, met den getuige Udema een
leening te sluiten van 25.000 a 4 procent op
schuldbekentenis.
Notaris Wilkens had, nadat verdachte hem op
16 Juli 1938 had ingelicht, contact gezocht met
de Middenstandsbank te Amsterdam, die de
zaak van de gefailleerde had overgenomen. Na
besprekingen ging de Middenstandsbank ermee
accoord, dat verdachte ƒ22.000 stortte ƒ3000
waren voor andere crediteuren bestemd en
dat voor de rest van het bedrag een schuldbe
kentenis door verdachte privé werd afgegeven.
In de quitantie voor de betaling was met goed
vinden van de bank de betalingsdatum van April
1934 genoemd. Na deze regeling waren alle uit-
keeringen tot 100 procent betaald.
Verdachte was in 1929 tot curator benoemd
en had groote bedragen geïnd, waarmede hij,
naar hij zeide. in de jaren 1930, 1931 en 1932
schulden had betaald. Hij had in 1929 een groot
tekort, dat ontstaan was, doordat hij, toen hij
in 1920 zijn practyk begon, al met een belang
rijke schuld zat. In de eerste jaren had de prac-
tijk weinig opgeleverd, terwijl hij en zijn gezin
te duur hadden geleefd. Verdachte wendde de
gelden ten eigen bate aan. Steeds had hij ge
dacht, dat alles wel terecht zou komen.
In zijn requisitoir zeide de Officier van Jus
titie, dat het gelukkig niet veel voorkomt, dat
een misdaad als deze eerst na eenige jaren kan
worden vervolgd. Deze verdachte is er buiten
gewoon goed in geslaagd, zijn omstandigheden
geheim te houden en den schijn aan te nemen,
dat er niets gaande was. Eerst toen verdachte
door de Duitsche autoriteiten in hechtenis was
genomen, hadden den officier de eerste berichten
bereikt. Spr. achtte het bewijs van de verduiste
ring van 55.000 ln 1930 en 1931 geleverd.
Zijns inziens is hier niet van toepassing artikel
321 van het strafwetboek. Was dit wel zoo, dan
zou de verjaringstermijn, n.l. zes Jaar, verstreken
zijn en zou geen veroordeeling meer plaats kun
nen hebben. Hij was van meening, dat hier een
verduistering uit hoofde van een beroep had
plaats gehad, n.l. als curator, dus tegen geldelijke
vergoeding. Daarom was artikel 322 hier van
toepassing, zoodat de verjaringstermijn twaalf
iaar bedraagt.
Wat de straf betreft, merkte de officier op,
dat de verduistering ernstig is, vooral ook, omdat
deze gepleegd ls door een persoon als verdachte
die door zijn positie beter dan wie ook had kun
nen doorzien, dat dit fout was. Er zijn ook fac
toren ten gunste van hem. Een celstraf voor
iemand van zijn positie is veel erger in zijn uit
werking dan voor een beroepsmisdadiger. Ten
tweede is verdachte al een halfjaar cellulair en
ten derde is degene, aan wie de verduisterde
gelden toebehoorden, de bank, niet benadeeld.
Tenslotte staat hier iemand terecht met een
succesvol leven, die ln hoog aanzien stond ln
zijn woonplaats.
De officier eischte twee jaar gevangenisstraf.
Volgens den verdediger, mr. Breukelaar, was
er hier wel degelijk sprake van artikel 321, zoo
dat het feit verjaard is en de officier niet ont
vankelijk moest worden verklaard. Subsidiair
was hij van meening, dat een curator niet weder
rechtelijk handelt als hü de gelden tijdelijk ge
bruikt en zorgt, dat bij de uitdeelingslijsten alles
in orde is, hoe zeer de verdediger de handelin
gen van den verdachte ook veroordeelde. Boven
dien achtte hij hier geen opzet aanwezig. Ten
slotte ging hij de persoonlijke omstandigheden
van verdachte na en deed een verzoek tot on
middellijke invrljheidsstelling, welk verzoek na
raadkamer werd afgewezen.
Uitspraak 31 Januari.
Dat ook het pad van een sportjournalist
niet altijd over rozen gaat is bekend. Ver
schillende moeilijkheden moeten vaak wor
den overwonnen, voordat men zijn doel, in
casu een artikel voor een sportblad, heeft
bereikt. Edoch, wij leven hier in Nederland
en bezitten daardoor ook in de sportjour
nalistiek Nederlandsche gewoonten. Dit wil
zeggen een vrij groote dosis „nuchterheid"
en „gelijkmoedigheid".
Dat het in het buitenland nog wel eens
anders toegaat, dan wij met onze Neder
landsche begrippen voor mogelijk en wen-
srhelijk houden, bewijst het verhaal van een
jong Amerikaansche sportjournalist, dat de
zer dagen in Sportleven voorkwam.
Wij zullen het in zijn geheel laten volgen:
Deze jonge Amerikaansche sportjournalist
kreeg van de redactie van zijn blad opdracht
den wereldberoemden bokser, die uit Europa in
New York zou aankomen, aan boord van zijn
schip te gaan interviewen. Zooals men reeds
zal hebben opgemerkt, heeft deze gebeurtenis
zich vóór den oorlog uitbrak voorgedaan.
Om aan deze opdracht te voldoen, begaf de
jonge man zich reeds bij het aanbreken van
den dag op weg. De groote oceaanstoomers
kwamen n.l. gewoonlijk vroeg in den morgen
binnen, na des nachts in quarantaine gelegen
te hebben. Nog voor het schip de haven binnen-
stoomt, klauteren dan fotografen en journalisten
aan boord van de oceaan-reus, die zij het be
hulp van allerlei snelle, doch vaak heel onge
makkelijke vervoermiddelen hebben weten te
bereiken. En zoo klauterde dan ook onze jonge
collega reeds om zes uur in den nog schemeren
den morgen langs een touwladder naar boven
om even later door de lange gangen van het
schip te hollen, in gezelschap van collega's en
fotografen om toch maar de eerste te zijn om
de wijze woorden uit den mond van de „groote"
mannen en vrouwen die straks voet aan wal
-uilen zetten, op te vangen. Ze renden door het
schip, de een om den beroemden bokser te vin
den, de ander weer om een filmster, een gewel
digen tenor of de aan elkaar gegroeide tweelin
gen te ontdekken.
Mjet veel moeite en veel fooien slaagde
onze vriend er ten slotte in voor de deur
van de hut van den beroemden bokser te
recht te komen. Hij was niet de eerste, nog
drie collega's waren bezig de deur te bom
bardeeren. Men was met een bescheiden
klopje begonnen, doch toen dat slechts door
een dreigende stilte werd beantwoord, pak
te men de zaak wat krachtiger aan; ten
slotte konden de vuisten van den beroem
den bokser niet met meer kracht zijn te
recht gekomen op de hoofden van zijn on
gelukkige tegenstanders dan die van de col
lega's op de deur van zijn hut. Deuren in de
buurt werden geopend; in pyama's gehulde
gestalten beklaagden zich luide over deze
rustverstoring, in wat zij noemden het holst
van den nacht-
Juist op het oogenblik, dat onze jonge
vriend bedacht, dat deze bombardeering van
de deur van den beroemden man, hem moge
lijk niet in de allerbeste stemming zou
kunnen brengen, ging de deur open en stond
de bokser Op den drempel. Er behoorde maar
heel weinig menschenkennis toe om te zien,
dat de man woedend was. Zijn haren hingen
over het voorhoofd, de oogen rolden wild en
schoten vuur, hij klemde de lippen op elkaar
en balde de vuisten. Het leek alsof hij gereed
was tot den aanval.
Op dit oogenblik waagde de jonge reporter
het, de schuchtere vraag te stellen: „Zoudt u
zoo vriendelijk willen zijn, enkele vragen te
Willen beantwoorden?"
Men zal toegeven, dat dit psychologisch niet
bepaald het juiste oogenblik was om deze vraag
te stellen, doch om zes uur in den morgen,
staande tegenover een blijkbaar ernstig op z'n
teenen getrapten beroemden bokskampioen,
denkt men aan zulke kleinigheden niet meer.
De bokser op den drempel leek als door een
bliksemstraal getroffen. Een oogenblik scheen
het dat hij er op los zou gaan slaan. Toen
onderdrukte hij blijkbaar een geweldige vloek,
die ln deze omgeving van tenoren, filmsterren
en andere beroemdheden lichtelijk als een dis
sonant zou hebben geklonken. Hij wierp nog
een laatsten verwoeden blik op de angstig bij el
kaar staande reporters, brulde toen: „Neenl"
en smeet met een slag de deur dicht!
Teleurgesteld keerde de journalist naar zijn
bureau terug.
„Wat heeft hjj gezegd?" was de eerste vraag
van z'n chef.
„Neen" heeft hfl gezegd, was het schuch
tere antwoord.
„Goddank", zei de chef, „ik was bang dat
hij heelemaal niets zou zeggerv Het is nu ten
minste genoeg voor een artikel van een kolom!
Zorg dat ik het over een half uurtje heb!"
Op zoo'n oogenblik toont de goede Amerikaan
sche sportjournalist eerst zijn kwaliteiten. Een
normaal mensch zou waarschijnlijk gezegd heb
ben, dat een dergelijke opdracht onmogelijk uit
te voeren is, dat de man heelemaal niets heeft
gezegd of iets van dien aard. Niet echter deze
Amerikaansche journalist.
Hij ging voor zijn schrijftale" zitten en be
gon aan het artikel.
Ztfn taak was niet gemakkelijk. Hij mocht
aan zijn verhaal wel de noodige franje maken
doch hij mocht geen onwaarheden zeggen. Deed
hij dat en de lezers ontdekten het, dan '.iep
het natuurlijk mis.
Hij ving dus aan met een beschrijving van
den vroegen morgen in de haven van New York.
Hij schreef over het vale licht dat spookachtig
door den morgennevel drong. Hij schreef over
de geweldige romp van den oceaanstomer, die
langzaam uit het duister opdoemde. Vooral het
laatste woord deed het goed. Hij schilderde het
getrul van de sirenes en het gekrijs van de hen-
derden meeuwen, die rondom het schip vrogen.
Hij schreef nog veel meer indrukwekkends: zoo
begon zijn artikel met oen stemmingsbeeld
van 40 regels.
Toen moest hij wat over den grooten bokser
schrijven. Hij haalde daarvoor zilh sport-ency-
c!opaedie voor den dag en maakte daaruit eenige
aanteekeningen. Daarna nam hij „All Sports
Record Book", dat hem nog meer nuttige ge
gevens omtrent den grooten man verschafte. Hij
vlocht al die gegevens tot een pakkend geheel
en alweer waren 40 regels geschreven.
Toen begon hij aan de persoonlijke indruk
ken. die de bokser op hem had gemaakt.
Hij schreef over zijn gebruinde huid en zijn
van harde training getuigende gelaatstrekken,
over zijn stalen spieren, zijn geweldige biceps,
zijn beweeglijke voeten en zijn geweldige vuis
ten. Tien was ook dit onderwerp „erledigt".
En toen kwamen de moeilijkste regels, want
hij moest nu toch eindelijk vertellen wat de
groote man had gezegd. Daarbij moest hij on
waarheden vermijden en uitsluitend vragen
doen, die in onkenrenden zin beantwoord
moesten worden.
Hij vroeg tenminste aldus schreef hjj of
hy zijn wedstrijden tegen de Amerikaansche
kampioenen niet met eenige vrees tegemoet
zag.
„Neen," was het antwoord.
Of hy lang in Amerika dacht te blijven?
„Neen!" klonk het terug.
Houdt ge van vroeg opstaan?
Een nog krachiger „neen" was hier het ant
woord.
Het kostte hem eenigen tijd om nog wat vra
gen van deze soort te bedenken. Toen zette hij
er het pakkende slot onder:
Alles bij elkaar genomen, kregen we den
indruk, dat de groote bokser ditmaal zijn
gewone spraakzaamheid in Europa had ach
tergelaten. In tegenstelling met vroeger»
interviews, was hij ditmaal wel wat erg
eenlettergrepig in zijn antwoorden!"
En dat was ongetwijfeld juist!
De secretaris-generaal van het departement
van Landbouw en Visscherij heeft bepaald, dat
de keuringen van tot dekking bestemde heng
sten, welke in het stamboek van de Vereeniging
tot bevordering van de Landbouwtuigpaard-
fokkerij in Nederland (V.LJN.) zijn ingeschreven,
door die vereeniging op Dinsdag 25 Februari ln
plaats van te Utrecht zullen worden gehouden
te Bunnik (prov. Utrecht).
J. A J. F. Föoelin is, met ingang van 15 Jan.
1941, benoemd tot commies bij de rijksinspectie
van de bevdlkiugsregisters.
G. J. A. Manders is, met ingang van 1 Fe
bruari 1941, tot burgemeester van de gemeente
Leende benoemd.
De heer Manders is thans ontvanger der ge
meente Princenhage. Hij is geboren 25 Augustus
1901.
Aan A. Haeck, verificateur der invoerrechten
en accijnzen te Rotterdam, wordt met ingang
van 1 April 1941 op zijn verzoek eervol ontslag
uit 's rijks dienst verleend.
Z. H. Exc. Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van
's Hertogenbosch, heeft benoemd tot Pastoor te
Oss (H. Hart) den weleerw. heer L. C. van Ier
land en belast met de waarneming van het rec
toraat van het St. Joseph-Ziekenhuis te Eind
hoven den weleerw. zeergel. heer Dr. L. J. L.
M. de Gruyter.
Tot Judex Prosynodalis heeft Z. H. Exc. be
noemd den zeereerw. hooggel. heer dr. B. v. d.
Hurk, professor aan het Groot-Seminarie te
Haaren.
41
Nadruk verboden
„Laat ons hopen, dat hij niet lang meer ge
leefd heeft, dat is missch'en nog maar het bes
te," zei Jad, die vriendelijker sprak, dan hij an
ders gewend was.
„Dat was zeker het beste," stemde Darwin toe.
„Ik zou niet ongelukkig zijn, als Ik wist, dat hij
dood was. Maar ik heb geen zekerheid en dat. is
het ergste, wat er is."
„Wij hebben inlichtingen ingewonnen, maar
hij is niet meer hier in de stad," ging Imbarak
verder. „Als hij niet meer hier is en als hij ook
niet verkocht is, dan is het antwoord duidelijk.
Hij is dan uit het aardsche lijden verlost."
„Als lk dat dacht, zou al het andere niet zoo
vre'eselijk zijn," zei Darwin. „Maar ik kan dat
niet denken. Waarom, kan ik niet zeggen. Ik ge
voel me altijd net, of ik opgejaagd word. Dag en
nacht is het, of een gezicht me aanstaart en
een stem me roept. Het is, of iemand zit te
Wachten en zich verwonderd afvraagt, waarom
ik nog niet gekomen ben!"
Even legde Darwin zijn hand voor zijn oogen
toet een gebaar, alsof hü een mist. die zgjn Wik
onhelder maakte, weg wilde vagen. Toen draaide
hjj zich om en liep op Littlejohn Guennell af.
„Je ziet me nu aan den sla venketting van
sheikh Atejan," zei hij. „Je hebt gehoord, wat
hij gezegd heeft. Begrijp je 't nu Ze hebben je
de slaven ontstolen, die je eerlijk gekocht had.
Dat laat wel heel duidelijk de plaats zien, waar
op je staat. Wat denk je nu te doen?"
„Ikik weet het niet," zei ze weifelend.
Maar ik weet nu, wat het beteekent."
„Het beteekent, dat je niet beter af bent, dan
de rest van ons. Geen van ons zal ooit meer ln
de beschaafde wereld terugkeeren."
„Ik ga niet met sheikh Atejan mee," zei Im
barak ernstig. „Eens ben ik een slaaf geweest.
Ik wil dat allemaal niet voor een tweeden keer
doormaken."
„Ik ben je maat, Touareg." Jad gaf Imbarak
een joviaal stootje met zijn arm. „Zoo waar als
er in de woestijn zandkorrels zijn, heb ik een
afkeer van dien sheikh."
„Drie!" riep Jimmy Wellesford uit. „Ik heb
al genoeg te verduren gehad."
Darwin keek van den een "naar den ander en
glimlachte.
„Vier," zei hij. „Ik vind dien Atejan geen aar-
digen man en ik houd er niet van, om met hem
te gaan wandelen."
„Atejan wilde me aanhalen, maar ik heb hem
aangehaald met mijn nagels," zei Kathafa.
„Daarom heeft hij mij aan den ketting gelegd met
de rest, om me zijn wil op te dringen. Maar ik
zal nooit van hem zijn liever wil ik sterven."
Haar smalle singers raakten even Darwin's hand
aan „Vijf van ons hebben den eed afgelegd."
„Zes!"
De ketting rinkelde, want allen keerden zich
als één man om, en zagen Littlejohn verwonderd
aan. Het meisje stond daar voor hen. Haar stem
klonk verstandig en kalm.
„Ik ben maar een vrouw en ik ben niet zoo
dapper als jullie. Geen van jullie houdt van me.
Toch ben ik net zoo wanhopig als jullie. Ik wei
ger om bij deze mannen te behooren. Mag ik
me niet bij jullie aansluiten?"
Het was Kathafa die antwoord gaf.
„Je bent niet minder dapper, dan een van ons.
Wij zijn bereid te sterven en je mag je bij ons
aansluiten, als je dat wilt."
Littlejohn keek Darwin aan.
„Wat gaan we nu doen?''
„Je kunt ons helpen, zooals lk je al zei. Breng
ons zoo mogelijk wapens. Zorg voor een vijl of
voor 'n zaag en ook voor water en boedsel Breng
ons al deze dingen, als het je mogelijk is. De
tijd zal kort zijn. Misschien zullen ze nu nog
doen, of je een van de hunnen bent. Misschien
ook niet. Maar je moet het risico nemen en nu
gaan."
„Als ik niet terug kom," zei Littlejohn, „weten
jullie, wat er met me gebeurd ls."
Darwin keek langs den steenen muur. In de
duisternis zag hij den flauwen omtrek van den
loop van een geweer en van den soldaat die op
waèht stond. Darwin en zijn metgezellen slopen
langs den muur. Aan den anderen kant scheen
dezen niet bewaakt te worden HU tilde Little
john op en zette haar op den muur
„Als je ons noodig hebt, aarzel dan niet en
roep ons," fluisterde hij in haar oor. „We zullen
komen."
„Ik wist niet, dat het Imbarak was, die van
middag op de markt op je geboden heeft," fluis
terde ze. Zonder geluid te maken, liet ze zich
aan den anderen kant van den muur naar be
neden zakken. De anderen gingen in een cirkel
staan en hielden krijgsraad.
„Is het misschien mogelijk, dat die Touaregs,
met wie jullie gereisd hebt, bondgenooten van
onzen vijand zijn?'' vroeg Darwin.
„Ze zijn imghad en behooren tot den burger
stand," lichtte Imbarak hem in „Ik behoor tot
de immageren, de aristocratie. Die twee standen
kunnen het nooit goed met elkander vinden."
Darwin knikte. Dat kwam niet alleen bij de
Touaregs voor.
„Hoe zijn jullie gevangen genomen?"
„Wij drieën verlieten de markt en wilden pro-
beeren, of we misschien een paar woorden met
je zouden kunnen wisselen, als het donker was
geworden,zei Jad. „Op den hoek van een don
ker straatje vielen twaalf gewapende mannen
ons aan. We hebben ons verdedigd. Maar," Jad
haalde de schouders op, „nu zijn we hier."
Darwin merkte op, dat dit alles hem duidelijk
was. Hjj wist, waarom zijn vrienden in Taj wa
ren. Zulk een toewijding was meer, dan hij ver
diende. Hoe hadden ze elkaar ontmoet? Wie
vertelde hun, waar ze moesten zoeken?
„Dat hebben we aan onze kleine weduwe te
danken," zei Jad en keek lachend naar Kathafa.
„Sid tol Jad en ik hadden het geluk elkander
drie dagen nadat de harka uit elkaar was ge
gaan, in de woestijn te ontmoeten," verklaarde
Imbarak. „Wij hadden weten te ontsnappen aan
de achtervolging en we wilden toen weer op
zoek gaan naar de karavaan. Op een goeden
avond werden we overvallen, door dat kleine
vrouwtje hier, zij had ons spoor gevonden en zij
wist ons op te sporen."
„Het was zoo vreeselijk, toen ik je dien nacht
inde Kasr el Bint alleen moest laten," zei Ka
thafa. „Maar wat kon ik anders doen? Je dwong
me, om weg te gaan."
„Heeft men het je nog lastig gemaakt?"
„Heelemaal niet. Ik vertelde aan de soldaten
bij de poort, dat ik bij een van de karavanen
behoorde, die buiten kampeerden. Ze lieten me
door. Van t goud, dat je me gegeven had, kocht
ik een kameel en ik nam ook vleesch en water
mee. Toen Ik alles had ingeslagen, ging ik op
weg."
„Alleen," Darwin knikte goedkeurend, „dien
nacht was je niet kinderachtig, kleintje."
„Ik ben niet zoo kinderachtig, als jij denkt,"
zei Kathafa en keek Darwin guitig aan.
Imbarak ging verder met zijn verhaal.
„Wij werden ingehaald door dit kind, dat niet
kinderachtig meer is en ze zei het lesje op, dat
jij haar geleerd had. Dien nacht wendden wij
onze kameelen naar het oosten en reden door
in gestrekten draf. Maar het duurde nog ver
schillende dagen, eer we het spoor kruisten, dat
we zochten. Een lange rij bloote voeten in het
zand."
.Kapotgeloopen en Woedende voeten," zei
Jimmy Wellesford.
„Mijn voeten hebben ook dien weg gegaan,"
herinnerde Imbarak hem.
„Wij volgden het spoor," zei Jad. Maar we
waren al te veel dagen ten achter. Het leidde
naar deze bergen, maar daar verloren we het
uit het oog, want het zand veranderde in harde
rotsen.
„Ondertusschen," vulde Imbarak het verhaal
van zijn vriend aan, „hadden we Sid naar de
karavaan gezonden, om aan onze kameraden te
vertellen, wat er met ons gebeurd was en waar
Daud zich ophield."
„Wij probeerden, om zonder gids ln de ber
gen ^ioor te dringen," zei Jad. „Maar we ver
dwaalden. Gedurende den tijd van drie manen
zwierven we rond als schapen, die van de kudde
zijn afgedwaald. En toen. op een goeden avond,
kwamen we een troep Touaregs tegen, die sla
ven wilden gaan koopen op de markt in Taj.
Imbarak sprak de mannen in hun eigen taal
aan en vertelde hun, dat we met hetzelfde doei
op weg waren. Zij zijn er heelemaal niet achter
gekomen, dat we niet eens wisten, waar Taj
lag en ze stonden ons toe, om de reis gezamen
lijk te maken."
„Denk je, dat Sid de karavaan ingehaaM
heeft?" informeerde Darwin.
„Waarom niet?" vroeg Imbarak.
f
(Waait