De heerschende melkschaarschte Landaanwinningswerken in den Dollard Teleurgestelde minnaar stak met dolkmes Een moeilijk jaar voorbij woe§tijnhavik WOENSDAG 22 JANUARI 1941 Een uiteenzetting Suikerkwestie met zoet slot EEN WIJNVAT MET EEN GAATJE! W erkverschaffingsobjecten onder Vriezenveen Hoe de aanslibbing wordt bevorderd Visscherij op de Groninger Wadden Directeur eener vleeschwaren- fabriek van rechtsvervol ging ontslagen Wegens poging tot doodslag vier jaren gevangenisstraf geëischt Beschouwingen in de Kamer van Koophandel voor Rijnland En een volksoploop in een nauwe Amsterdamsche steeg H. L. Smallegange overleden Bevordering aanslibbing Mogelijkheden tot betere resultaten aangegeven UIT DE STAATSCOURANT P.T.T. Onderwijs Concerten Ordnungspolizei -De- door ALBERT M. TREYNOR Er worden wel eens klachten vernomen den laatsten tijd, over het feit, dat menige huis vrouw niet de hoeveelheid melk kan koopen, die Ze gewoon is te betrekken. Het A.N.P. heeft over deze aangelegenheid een onderhoud gehad met den heer G. J. Blink, voorzitter van de Alge- meene Vereeniging voor melkvoorziening. Wat deze mededeelde, is in het volgende sa men te vatten: Er is wat de voorziening van consumptie- melk betreft een zoogenaamd wettelijk gebied, dok welde groote-steden-driehoek geheeten. Het kan worden afgebakend door een lijn. te trekken over de steden Amsterdam, Haarlem, Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Gouda, Utrecht, Amersfoort. Deze steden en wat binnen de lijnen ligt, alsmede de Zaanstreek, Beverwijk, IJmuiden en omgeving, vormen het „wettelijk gebied". De melkvoorziening in dit dicht bevolkte deel des lands betrekt haar melk uit boerderijen, die hierbinnen gelegen zijn, of dicht er bij. De consumptiemelk is voor die boerderijen een be langrijke factor, maar oen de melkgift op peil te houden, hebben de boeren des winters veel krachtvoer aan hun vee te verstrekken. Het verbruik van consumptiemelk is namelijk in den Winter en den zomer vrijwel gelijk. De import van het krachtvoer dat weet nu ieder wel ontbreekt. In het zooeven bedoelde gewest nu Wordt de daling van de melkopbrengst sterker gevoeld dan daarbuiten, elders hier te lande. Daar brengt de veehouderij niet zooveel con sumptiemelk op; daar worden ook andefe zui velproducten gemaakt. En daarvoor is het ge bruik van krachtvoer niet zulk een eerste ver- eischte; het gemis er van wordt daar minder gevoeld. De melkproductie is dus in het wettelijk ge bied relatief sterker gedaald dan elders. Toch tracht de Algemeene Vereeniging voor melkvoor ziening den aanvoer op honderd procent van den normalen aanvoer te houden, door het aan- koopen van melk uit Friesland en Groningen, Drente, Overijssel, Noordholland, Gelderland, Limburg, Noordbrabant. Deze melk moet dus aangevoerd worden uit de zoogenaamde zuivel- provincies. Men is klein begonnen, met een ma tigen aanvoer per week. Die aanvoer is echter reeds gestegen tot 4.9 millioen liter in de week van 511 Januari. Alle mogelijke autotractie moet worden inge schakeld voor dit abnormale melkvervoer. Daar voor dient een tiental tankwagens; verder ge schiedt het melktransport met melkbussen. Soms is een geringe aanvoer met motorbooten mogelijk. Maar men moet zich behelpen, tneest met oude auto's. Gladde wegen, sneeuwval, het ver bod om te rijden tusschen 12 en 4 uur, de moei lijkheden bij veren en bruggen, dat alles ver oorzaakt bij herhaling veel vertraging in den aanvoer. En dan komt het dikwijls voor, dat de melkauto's moeten blijven staan tot des och tends vier uur. Er wordt van vele zijden alle mogelijke mede werking ondervonden. De melkaanvoer echter van elders stuit op te vele en te moeilijke be lemmeringen. De ruim honderd auto's, welke de melk moeten aanvoeren over groote afstan den, kunnen door de weersomstandigheden het zware werk niet altijd ten volle aan. De A.V.M. moet dan maar zorgen, dat de consumptiemelk te bestemder plaatse komt. Als dit niet ten volle gelukt, moet een' remedie worden gezocht in contingenteering van den melkhandel. Ze tracht een percentage van hon derd te handhaven. Maar daarin slaagt ze tegenwoordig niet steeds. Ze heeft te doen met een zeer subtiele organisatie en dan moet wel eens met een lager percentage genoegen worden genomen. Groot zijn de beperkingen echter niet en zonder de A.V.M. zou het publiek er wel heel wat minder gunstig aan toe zijn, meende spr. Als de toestanden normaal waren, zouden de bezwaren reeds in Februari verdwenen zijn. Maar verwacht wordt, dat de boeren het er op hebben aangelegd, hun koeien later dan ge woonlijk aan het kalven te hebben, opdat ze in de weide volop de voeding kunnen vinden, welke ze nu wegens gemis aan krachtvoeder ontberen. Dan zal het vervoer van melk over verre af standen niet meer zoo noodig zijn. Immers, in het wettelijk gebied blijft het aantal boerde rijen vrijwel constant. Het publiek mocht wel wat meer waardeeren, meende spr., dat het nog eiken dag melk kan koopen, zij het dan nu iets minder somtijds, dan gewoonlijk. Heeft men zich wel eens inge dacht, wat het zeggen wil, dat men zelfs in de eerste oorlogsdagen aan de meeste woningen den melkbezorger heeft zien verschijnen? Voor den Haagschen kantonrechter heeft te rechtgestaan de directeur eener vleeschwaren- fabriek, wien ten laste was gelegd, dat hij ter aflevering in voorraad heeft gehad voor den handel en menschelijke consumptie bestemde vleeschwaren, aan elk waarvan melkpoeder, al thans eenigerlei andere stof dan die, waarvan toevoeging geoorloofd was, was toegevoegd. Uit het onderzoek van den keuringsdienst van waren was gebleken, dat zich melksuiker in de worst bei ond. Als gemachtigde en raadsman van de ver dachte trad op mr. Van den Oever, advocaat te 's-Gravenhage, die namens verdachte toegaf, dat inderdaad melksuiker aan de worst was toegevoegd. Hij achtte dit echter geen strafbaar feit. De raadsman wees er op, dat volgens het Vleesch- en vleeschwarenfcesluit toevoeging van suiker geoorloofd is, en betoogde voorts, dat zoowei taalkundig als scheikundig melksuiker onder het begrip suiker valt. De wetgever spreekt alleen van suiker, terwijl onderscheid tusschen de suikersoorten niet wordt gemaakt. De vanwege het O. M. gehoorde deskundige, dr. Thonus, achtte evenwel toevoeging van melk suiker ongeoorloofd, aangezien volgens zijn meening het woord suiker, genoemd in het be sluit, volgens het gewone spraakgebruik bedoelt gewone suiker, n.l. suiker, die men zonder meer bij den kruidenier koopt. Het O. M. was het met den deskundige eens en vorderde oplegging eener geldboete. De kantonrechter heeft op de gronden, door den raadsman van verdachte naar voren ge bracht, beslist, dat melksuiker onder het begrip suiker, genoemd in het Vleesch- en vleeschwa- renbesluit valt, en den verdachte van rechts vervolging ontslagen. Voor het gerechtshof te Amsterdam stond te recht een 19-jarige jongen, die door de recht bank te Haarlem op 10 October j.l. wegens po ging tot doodslag veroordeeld was tot een gevan genisstraf van een jaar, m;t gel trek van de voorloopige hechtenis en ter be schikking stelling van de regeering. Op 25 Mei 1.1. had de jongen, die reeds moei lijkheden had ondervonden met een meisje in Haarlem, rr.et wie hij omgang had, in Amster dam een dolkmes in foudraal gekocht. Des avonds was hij met den trein naar Haarlem gegaan met de bedoeling, het meisje te spreken te krijgen. In de Barrevoetestraat kwam hij haar tegen in gezelschap van een 21-jarigen jongeman. Ver dachte hield hen aan en wilde het meisje spre ken. Na een korte woordenwisseling trok hij het dolkmes, waarmede hij den vriend van het meis je te lijf ging. Deze struikelde en viel op den grond, doch dank zij zijn verweer drongen de dolksteken niet in zijn lichaam. Zijn kleeren werden gehavend doch na een wilde vechtpartij kon de aanvaller door toegeschoten voorbijgan gers weggetrokken worden. Uit het medische rapport kwam tijdens de zitting vast te staan dat deze jongeman zeer sterk onderhevig was aan machtsdrang en vernietigingsdrang en zich liet gaan in drift buien. Het rapport van den psychiater acht te ter beschikking stelling van de regeering gewenscht evenals gedurende eenigen tijd opneming in een psychiatrische inrichting. De procureur-generaal mr. J. Versteeg, achtte de wijze van de poging tot verwonding van zeer ernstigen aard. De verdachte geeft toe, de be doeling te hebben gehad, den vriend van het meisje te dooden. Uit het rapport van den psy chiater blijkt bovendien de latente vernietigings drang. Spr. noemde verdachte een zeer gevaar lijk iemand, die terecht ter beschikking van de regeering gesteld werd. Hij kon echter slechts gedeeltelijk meegaan in het door de rechtbank opgelegde vonnis. Een verwijdering van dezen gevaarlijken persoon achtte hij niet goed moge lijk bij een betrekkelijk korte gevangenisstraf ge zien ook de verminderde toerekeningsvatbaarheid, welke volgens het psychiatrische rapport be staat. De procureur-generaal achtte derhalve een jaar een te geringe straf en requireerde een ge vangenisstraf van vier jaar, benevens ter be schikking stelling van de regeering. Het Hof zal 4 Februari uitspraak doen. In de Dinsdagmiddag gehouden vergadering der Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland heeft de voorzitter, de heerAD. ten Cate Brouwer, een beknopt overzicht gegeven van het afgeloopen jaar, beknopt, omdat abnormale om standigheden het economisch leven beheerschen. Het behoeft nauwelijks betoog dat de bedrij vigheid bij verschillende ondernemingen in hee district sterk contrasteerde. Het behoeft geen verwonderng te baren, dat eenige bedrijven in het district der Kamer zeer sterk bezet waren en da in, sommige gevallen deze bezetting zelfs boven het normale uitging In den Tuinbouw bracht 1940 een ommekeer ten goede; de sterk gestegen omzetcijfers van de groentenveilingen spreken duidelijke taal. Het afgeloopen jaar was voor de bloemenkwes- kers minder gunstig. Dankbaar gewaagt men echter van den belangrijken steun, door de over heid aan de bloemisterij toegekend. Tegenover de groep van bevoorrechte indus trieën staat een minder goede, soms zorgelijke bedrijfsgang bij andere. Gebrek aan grondstof fen en de moeilijkheden, die zich vooral in het begin bij de verwerking van vervangende grond stoffen voordoen en dan soms nog de te geringe beschikbaarstelling van deze laatste, veroor zaakten in één der oudste takken van bedrijf, de fabrieken van sajet en wollen dekens, ern stige stagnatie. Voor de in stand houding van deze bedrijven is een ruimer aanvoer van celwol uit Duitschland dringend noodig. Weer andere, het district kenmerkende bedrijven, zooals o.a. de bloembollenteelt, verloren hoogst waardevolle afzetgebieden. Dat een dergelijke drastische beperking van den afzet den bedrijven ernstige zorgen baarde, is begrijpelijk. Nog slechter was er aan toe de Katwijksche Visscherij, welke na Mei 1940 tot stilstand ge doemd was. Weliswaar werden de vergunningen voor de kuststreilvisscherij verruimd, maar eeni ge beteekenis had deze visscherij niet. Overal ervaart men een moeizaam streven, niet verkrijgbare grondstoffen door andere te vervangen en gelukkig blijven deze pogingen niet altjjd zonder resultaat. Al mogen dan de aard en de kwaliteit van het nieuwe product iets afwijken, de bedrijven blijven op gang en de werkgelegenheid blijft behouden. Anderzijds stemt het hoopvol te kunnen con- stateeren, dat het handelsverkeer met het vaste land van Europa een belangrijke verruiming heeft ondergaan, waardoor eenige compensatie verkregen wordt voor het wegvallen van den export over zee. Ondanks sommige gunstige factoren, gaat de weg van het bedrijfsleven thans evenwel niet over rozen. Toch behoeven wij den moed niet te verliezen, aldus spr. Laten wij vooral niet vergeten hoe de gang van zaken in de laatste jaren was. In de lange reeks van crisisjaren, welke ach ter ons liggen, was op eenige uitzonderingen na, die den regel bevestigden het bedrijfsle ven hoe langer hoe meer verarmd. Reserves uit vroegere jaren waren verbruikt. Banksaldi ver anderden van credit in debet. Goederenprijzen daalden. Ondernemers geraakten in moeilijkhe den. De hevige concurrentie op de binnenland- sche markt maakte den handel vaak tot een kosteloos distributie-apparaat van den fabri kant. De Middenstand klaagde steen en been; borgstellingsfondsen voor de aan lager wal ge raakte kleine zelfstandigen werden opgericht. Op de fabrlekskantoren werkte de calculatie machine op volle toeren. Er moest bezuinigd worden. Jonge arbeidskrachten, die bereid wa ren voor weinig geld aan-den slag te gaan, na men de plaats in van gehuwde, oudere vakmen- schen. Slechts op deze wijze gelukte het som migen industrieën het hoofd boven water te houden. Ons volk verarmde. Bezuiniging was allerwege het parool. En toch leefden wij toen in een wereld van overvloed. Gereede producten, grondstoffen en levensmiddelen, zoomede arbeidskracht, vak kennis, ondernemingslust, van alles was er, maar in schrijnende tegenstelling tot dezen over vloed zagen wij een kwijnenden middenstand en een in zorgen verkeerende industrie, aldus spr. Vanzelfsprekend dringt dan de vraag naar vo ren, wat de toekomst op economisch gebied ons nu brengen zal. Voor hem, wiens visie op den economischen toestand van ons land zakelijk is en die zich" in zijn oordeel niet alleen laat be ïnvloeden door gevoelsargumenten, die ons verhinderen objectief waar te nemen zijn er wel eenige aanwijzingen, die hoopvol stemmen. De bezettingsautoriteiten erkennen zonder eenig voorbehoud, dat een krachtige, nationale industrie de hoofdpijler moet zijn en blijven van onze volkswelvaart. Zij toonen dan ook voor de ontwikkeling van het Nederlandsche bedrijfsle ven groote belangstelling en verleenden reeds hun medewerking bij het tot stand komen van een nieuw groot nationaal bedrijf. Het kan voorts niet worden ontkend, aldus spr., dat de openstelling van de douane-grenzen tusschen ons land en Duitschland en daarbij de verruiming van het betalingsverkeer, zeer gun stige voorwaarden scheppen voor een intensi- veering van het handelsverkeer tusschen ons land en een welvarend midden-Europa. Ons land is als het ware door zijn ligging op midden-Europa aangewezen. Het dient daarom erkend, dat een bloeiend midden-Europa voor een bevredigenden gang van zaken in het Ne-^ derlandsche bedrijfsleven van doorslaggevende beteekenis is. Wanneer spr. met het hiervoren gememoreer de dus erkent, dat de politieke en militaire ge- beurenissen van de laatste maanden voor ons land een geheel nieuwe economische situatie hebben geschapen, welke voor het bedrijfsleven gunstige perspectieven biedt, betekent zulks geenszins, dat hy he schrijnende leed en den druk, waaronder ons volk gebukt gaat. niet acht. De vrijheid van een volk is een zoo heilig en kostbaar goed, dat het verachtelijk 'zou zijn deze vryheid niet als het hoogste goed te betrachten. De tyd is voorbij, dat fonteinen bij officieele feestelyke gelegenheden gratis wijn spoten, als of het water is. De zoete herinnering kan men nog slechts terugvinden in fantasieën a la „Dui zend en een nacht". En ook het „vrij wijn", dat men op heel oude herbergen nog wel kan vinden, heeft geenszins de bedoeling, dat men er het goede van den wijnstok zonder meer zou kunnen genieten. Men moet zich thans behelpen met het gebruikelijke rondje, door een gullen vriend gegeven of als in een vrooiyken kring de wijnflesch wordt aangesproken en het er op een glas meer of minder niet aankomt. Maar wat zich Dinsdagmiddag in een kleine steeg in Amsterdam afspeelde, zou verlokkend zün ge weest voor een Frans Hals, die nu eenmaal de vroolijke Frans onder de schilderbent wordt ge heeten. Een uitzonderlijk en ongewis groot vat tolde van een vrachtauto af. Ook wijnvaten kunnen het voorbeeld van him inhoud volgen en alzoo koppig zijn. De knechts nadden meer te laden dan alleen dit gevaarte en bekommerden er zich niet om. Het lag er uit te rusten van den reuzensprong in de witte en bruine brei, waarmede Amsterdams straten zyn overdekt en die de reuzenton tot een schilderachtig stilleven maakte. Er siepelde een straaltje ergens uit den rand, van een min of meer roode kleur en met een geur, die heel sterk zweemde naar dien van het kostelijk vocht, dat in groote flesschcn ver pakt, ordentelijk met spinragen er om, de vreug de op feestgelagen pleegt te verhoogen. Het vat werd als een wilde bloem, op den geur waarvan de hommels komen afgestoven. Wie de ontdek ker mag zijn geweest is onbekend, maar hy heeft wel een goeden neus gehad. En toen een maal de eerste mond zich gulzig onder het straaltje had gewaagd, stond het leven in het steegje stil. De vogels floten het van de daken, de paarden hinnikten het op de straten, de tramdraden zongen het de stad rond. Uit huizen en winkels, uit magazijnen en pakhuizen, uit kantoren en werkplaatsen daagden de drnnklus- tigen op, de kruidenier liet zijn krenten in den steek, de bakker in zyn wit costuum zijn meel- trog, het vleesch bleef onder het slagersmes lig gen, want de slager ging zich ook al vergasten, de schoenmaker dacht aan geen leest meer en de kleermaker stak de naald in het laken en repte zich ook naar het vat. De voerman hield de teugels van zijn dampende paarden in, de kok liet de spijzen aanbranden en de vracht rijder zette zijn wagen aan den kant. Het ge vleugelde woord „Wijn!" had hen allen betoo- verd en ze kwamen af op dat siepelende straal tje, dat rustig zijn gangetje ging uit het gaatje in de ton, langs den houten rand omiaag, de straatgoot in. Het werd een ware volksoploop in de nauwe steeg, die van geen verkeer meer wilde weten. Melkflesschen werden in één teug geleegd, om toch maar materiaal te krijgen, gebroken potten, of onthalsde flesschen, bekers en kopjes, glazen en kommen, thermosflesschen en zuurpotten, waarin haringbommen den tijd, dat zij voor den mond bestemd zijn, plegen af te wachten men greep wat maar in de naby- heid lag of stond en holde naar de steeg om het kostelijke druivennat op te vangen. De een gunde het nochtans den ander niet, zooals dat meer geschiedt, men klauwde en duwde, klemde en schreeuwde, ruziede en schold. En het straal tje ging onverdroten voort, flesschen en kopjes te vullen en wat men al meer voor het tonnegat bracht, met een gelijkmoedigheid, die geen voor keur kent. Jongens vonden het de kans van hun leven en hun dubbelslaande tong bewees, dat het vocht van prima kwaliteit, schoon niet bijzonder geschikt voor kindermonden was. Fotografen hadden het groote nieuws ook ge hoord en legden het op de gevoelige plaat vast, zooals ook hun tong niet ongevoelig bleek te zijn voor het vocht uit de ton. En zoo werd het een wijnfestijn, voor velen belangrijker dan welke andere gebeurtenis ook. Zelfs zij, die hun rol slechts beperkten tot het figurantenambt, hadden deugd aan het geval, dat zich onder het vriendelijk, maar waakzaam oog van eenige po litieagenten afspeelde. Tot plots twee sterke mannen kwamen, de zichzelf uitnoodigende gasten wegduwden en met het vat aan den haal gingen, nagestaard door de velen, te elfder ure gekomen, en die nu met leege voorwerpen achterbleven. Maar wat in het vat zit verzuurt niet, zelfs niet de wijsheid, die er eenige drinkebroers in hebben achtergelaten, nademaal de wijn in den man gegoten was. En nog lang geurde de wijn in de goten van de steeg en hing de lucht van dit druivensap in de huizen. De heer G. ten Cate Jr., fabrikant te Almelo, heeft ruim honderd hectaren grond aangekocht onder de gemeente Vriezenveen met de bedoe ling deze te ontginnen. De gronden liggen in het z.g. Ruslandsveen te Vriezenveen. ter grootte van ongeveer 54 bunder en in de superplus te Vriezenveen, ter grootte van ongeveer 116 H.A. De gronden waren eigendom van de firma Ter Amtsveen. de ervan Van Royen en ver scheidene Vriezenveensche ingezetenen. De ob jecten leveren voor vele arbeiders een werk gelegenheid. Te 's-Gravenhage is in den ouderdom van 55 jaar overleden de heer H. L. Smallegange, refe rendaris van het departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming. Hij is n«*er dan 33 jaar aan dit departement werkzaatn ge weest. Voor het departement Groningen van de Nederlandsche Maatschappij voor Ny verheid en Handel sprak ir. J. G. Schil thuis over de land aanwinningswerken in den Dollard. Ir. Schilthuis wees er allereerst op, dat hy thans in Groningen negen maanden als hoofd ingenieur werkt en dat hy dus feitelijk in woor den brengt, wat zijn voorganger, wijlen de heer Kooper, heeft nagelaten. Sinds eeuwen dijken de Groningers land in en pas langzamerhand heeft de provincie Gronin gen haar tegenwoordigen vorm gekregen. Oor spronkelijk bestond de Dollard heelemaal niet, maar in de veertiende en vijftiende eeuw kreeg deze een omvang, veel grooter dan thans. Tot Zuidbroek, Winschoten, Finsterwolde, Beerte strekte het water zich uit, toen tegen het einde der zestiende eeuw men weer begon met het iudijkingswerk. De Oostwolderpolder (1760), de Finsterwolderpolder (1819), Reiderwolderpolaer (1862) en de Carei Coenraadpolder (1924) brach ten groote stukken land terug. Het tegenwoordige waddengebied in den Dollard staat by vloed onder het water dat door de geulen binnenstroomt. De pla ten staan echter bij eb (het water is dan 2.80 M. lager) droog en er blijft een laagje slib, dat door 't water is meegevoerd, liggen. Waar de diepte ongeveer is 60 c.M. onder hoog water, daar begint de plantengroei, te beginnen met zeekraal (hanepoot), zee-aster of zulte (ongeveer op de vloedlijn) en kweldergras, vlak onder den dyk, dat nog slechts zelden door het water wordt overstroomd. Deze plantengroei be vordert de rust van het water en dientengevolge den aangroei van de kust. Een proef om den groei van spartinagras te bevorderen, welke in Zeeland succes had, is in den Dollard mislukt. Door het voortdurend hooger worden van kwelder en aanwas ontstaat langzamerhand een strook van voldoende breedte om de inpoldering loonend te maken. Dit proces wordt kunstmatig bevorderd door middelen, waardoor het water bij vloed zoo rustig mogelijk blijft en bij eb de kwel der zoo droog mogelijk is. Er bestaan verschillende systemen om de aan slibbing te bevorderen. Het z.g. Groeninger systeem met slooten, greppels en z.g. meentjes, had als bezwaar, dat men een onvoldoende breedte van de polders kreeg. Deze is economisch niet verantwoord. Er worden aan de dijken veel zwaardere eischen gesteld, daar men in nieuwe polders direct volledige bedrijven wil vestigen. Daarom moet de veiligheid er binnen volledig zyn. De heer Kooper heeft in 1926 het Sleeswyk- Holsteinsche systeem bestudeerd. Hierbij wor den de kleine dammetjes van de „meentjes" ver vangen door steviger dammen, welke by hoog water niet onderloopen, maar er 30 c.M. boven uitsteken. Uit dit systeem heeft de heer Kooper langzamerhand het nu m den Dollard toege paste ontworpen. Loodrecht op den kwelder worden op 400 M. onder.ingen afstand dammen gelegd tot waar het wad ligt 60 cM. onder hoog water. Deze met zoden bekleede dammen liggen 30 c.M. boven hoog water. Aan het einde wor den de dammen weer met een dwarsdam verbonden. Tusschen de dammen in loopen slooten, terwijl de perceelen kwelder verder door kleinere dammen worden verdeeld. Door een greppelsysteem wordt het water over de basins van 200 M3. zeer rustig ver deeld. Het in- en uitstroomen geschiedt met een minimum aan beweging, zoodat er zoo veel mogelijk slib wordt gevangen. De grep pels worden van tijd tot tyd hergraven, waarbij het hieruit komende slib over de veldjes wordt verdeeld. Het in 1934 gemaakte proef vak van 400 M2. is nu al voor een groot gedeelte kwelder, hetgeen beteekent, dat dit systeem veel sneller gaat dan vioeger. Men vergelijke den Carel Coenraadpol der, die met een snelheid van slechts 13 meter per jaar is aangeslibd. Ook dieper den kwelder in voldoet het systeem tot dusver uitstekend, zoo- dat al is men pas sinds 1936 met het eigen- ïyke werk bezig de vooruitzichten gunstig zyn. Eind 1939 waren er 330 HA., inbewerking. In 1940 was o.a. een handicap het gebrek aan vol doende arbeidskrachten. Gelukkig kan het werk worden aangepast aan het aantal beschikbare krachten. De beschikking over de wadden wordt en is grootendeels reeds verkregen door een contract met den eigenaar. De eigendom biyft zooas het was. Als er nieuwe kwelder is aangewonnen dan krijgt de eigenaar dit land terug voor 3/4 van de waardevermeerdering boven 200, den prys van ruwen kwelder met deze bepsrking, dat hy nooit meer behoeft te betalen dan de weike- ïyke kosten. Na deze causerie, welke met groote aandacht werd gevolgd, stelden eenige leden vragen. Prof. dr. D. van Os, die als voorzitter fun geerde, vertolkte den dank der aanwezigen De Noord. Economisch Technologische Orga nisatie (NETO) te Groningen heeft een rapport samengesteld als resultaat van een uitgebreid onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering van de garnalen- en mosselenvisscherij die sinds vele jaren op de Groninger Wadden plaats vindt en die voor velen van groote beteekenis is. Als mogelijkheden tot verbetering van de gar- nalenvisscherij worden bepleit beperking van het aantal visschers door vermindering van het aan tal uitvaartcertificaten, verhooging van den mi nimumprijs van de garnalen en het zoeken van een beter afzetgebied voor het gedroogde pro duct. Er wordt op gewezen, dat het pellen van de garnalen, dat by wijze van huisarbeid pleegt te geschieden, uit hygiënisch oogpunt veel te wen- schen overlaat. Een grooter afzet van de garna len kan worden verkregen indien de wijze van pellen en verpakking verbeterd wordt en bij de distributie wordt uitgegaan van een bepaald plan. Voorts acht het rapport het wenscheiyk, dat ter wille van een regelmatigen en eco nomisch geregelden aanvoer van garnalen de Groninger visschers vloot geleidelik van schepen van grooter formaat wordt voor zien. Indien ook de wijze van visschen en de wüze van afzet inderdaad verbeterd worden zal daarmee de grondslag zijn gelegd voor een zeer belangrijke en blijvende ver betering van den toestand in de Groninger gamalenvisscherij De conclusies inzake de mosselenvisschery lui den als volgt: De stand van de mossel op de Waddenzee is, zoowel op de enkele perceelen als in de voor de publieke visscherij opengestelde deelen, on gunstig te noemen. De Wadden te» Oosten van den dam van Ameland zijn van groote beteekenis voor de mos selzaad-productie en daardoor voor de Zeeuw- sche mosselcultuur. Het is van belang, zoowel voor den rijkdom van de Nederlandsche wateren aan mosselen in het algemeen en de landaanwinning aan de Gro- Met ingang van 1 Maart 1941 is aangewezen als directeur van het post- en telegraafkantoor te Heerlen de referendaris der P.T.T. C. M. Corman te Alkmaar. Dr. P. J. van Herwerden is op zijn verzoek eervol ontslagen als leeraar aan de Rijks H.B.S. te Sappemeer. C. H. van Maanen is op zyn verzoek eervol ontslagen als tydeiyk leeraar aan de Ryks H.B5. te Gouda. Benoemd zün tot leeraar in vasten dienst aan de Ryks H.B.S. te Steenwyk: H. Herenius en P. de Leur, beiden thans tydeiyk leeraar aan die school. J. Galema is met ingang van 1 September 1941 op zyn verzoek eervol ontslagen uit zyn betrekking van leeraar aan de Rijks H.BS. te Alkmaar. ninger kust in 't bijzonder als voor den Gronin ger kustvisscher, dat de stand van de mossel op de Groninger Wadden wordt verbeterd. Kunstmatige verbetering kan slechts geschie den, indien de mosselzaadvisscherij door de Zeeuwen tydelijk iets wordt beperkt. De productievermeerdering, die het te ver wachten gevolg is van de verbetering van den stand van de mossel op de Groninger Wadden, behoeft niet te leiden tot schade voor de Zeeuw- sche bedrijven, zij zal daarentegen den strijd om het bestaan van den Groninger visscher kun nen verlichten. Van de bezwaren, die meergenoemde verbete ring zal meebrengen, zyn die van den afzet ge ring te achten, de biologische niet onoverkome lijk, terwijl de administratieve slechts overwon nen kunnen worden met volledige medewerking van de betrokken autoriteiten. De Ordnungspolizei geeft de volgende open bare concerten: Op 22 Januari te Arnhem, 's morgens half tien in de Saxen-Weimarkazeme (propaganda- marsch) en 's namiddags van 4530 uur op het Velserplein; od 24 Januari te Amsterdam in het Koloniaal Instituut (propaganda-marsch)op 26 Januari van 34 uur te 's-Gravenhage op den Hofweg en op 29 Januari eveneens te 's-Gra venhage van 34 uur ter zelfder plaatse. 44 (Nadruk verboden) Hij maakte aanstalten om zijn vork te ver- Wisselen voor 't lange mes, dat Imbarak in zyn hand hield. Maar het was niet noodig, om ver der handelend op te treden. Oedipus Aba's saf- fraankleiuiji ezicht was zoo mogelijk nog blee- ker geworden. Verschrikt riep hy uit „Ik zal jullie wel volgen!" „Hij volgt ons! Wallahi!" riep Jad en gaf een ruk aan uen ketting. De slavendrijver schoot haar voi-: n en viel bijna weer op den grond heer, maar hy bood verder geen tegenstand. „Volg dan, dikzak," riep Jad nijdig. „We zul len je van het begin af aan leeren, wat het be teekent, om een slaaf te zyn!" Ree rut en voor de Dirabba!'' zei Darwin lochend. Hy wierp den verschoten hoofddoek, die hy tot nu toe nog steeds gedragen had, ver weg. Het kaarslicht scheen op zijn roode lokken. Hy streek een haarlok van zijn oogen weg en lachte Weer. Het kwam er nu niet meer op aan, of Daud ibn Dateyn herkend werd. Blond of zwart of rood. ontsnappende slaven werden doodge schoten. *Hyat;" schreeuwde hy. „Wie gaat er mee?" „Voor de vrijheid of den dood!'1 riep Imbarak. De ry geketende slaven verliet de tent en sloop de duisternis in. HOOFDSTUK XXIII Als ze nog langer hadden gewacht, zou er een ongeluk gebeurd zijn. Er doken donkere scha duwen uit den nacht op. Zij kwamen uit de stra ten van Taj en klommen de bergen op. Vlam mende toortsen zochten hun weg naar het ten tenkamp van Oedipus Aba. Korte Vlammen schoten hier en daar uit onvoorzichtige mannen vuurden op alles, wat ze maar zagen bewegen. Vriend of vyand allen verkeerden hierdoor in hetzelfde gevaar. Ergens in de duisternis schreeuwde angstig een onge lukkige toeschouwer, die door een kogel was ge troffen. Een kameel die gewond was, rukte zich los en kwam den heuvel afdraven. Voor een paar seconden waren de slaven vei liger dan de burgers, die hen achtervolgden. Maar ze moesten langs de brandende vuren gaan om het bergpad op te klimmen. Zij hoopten te ontsnappen door den noordelyken bergrug langs te vluchten. Zij vluchtten in goede orde. Little- john liep vooraan, vlak achter haar liep Welles ford, de anderen volgden met korte tusschen- poozen. Jad gilue een waarschuwing naar beneden, toen ze langs het schijnsel van de vuren liepen. „Schiet niet!'' riep hij. „Of jullie zult Oedi pus Aba treffen, die bij ons is!" Een kort oogenblik heerschte er een onheil spellende stilte. Zoo snel mogelijk liepen ze langs de vuren. Want het zou voor een goeden scherpschutter toch heel goed mogelijk zyn ge weest om een van de mannen te treffen. De dikke, waggelende figuur van den slavenhande laar was bij het schijnsel duidelijk te herken nen. Weldra werden ze beschermd door den muur van de schaapskooi, waarin ze zooeven nog gevangen hadden gezeten. Ze waren, al thans voorloopig, in veiligheid. Achter hen klonk een wild gehuil. „Het was een goede gedachte van je om Oedipus Aba mee te nemen," zei Darwin. Hij knikte goedkeurend naar Jad en Imbarak. Als antwoord op deze pryzende woorden gaf Jad een nijdigen ruk aan den ketting. „Wag gel eens een beetje vlugger, dikkerd!" Zij snelden het bergpad op en droegen er zorg voor, dat ze op een behoorlijken afstand van elkander bleven, zoodat de ketting hun niet meer hun adem kon benemen. De maan kwam boven de hoogste bergpieken uit, maar alles beneden scheen daardoor nog donkerder. Darwin kon nog j'uist de omtrekken van Kathafa onderscheiden, die voor hem de rot sen opklom. De duisternis beschermde hen nog en zy, die vanuit het stadje kwamen, konden alleen maar gissen, waar de slaven zich zouden bevinden. Littlejohn Guennell liep even terug en haal de haar vrienden toen weer hijgend in. „Hier zijn vijlen. Ik heb ze vanmiddag uit de bagage gehaald, voor ik naar de tent ging!" „Je bent een kraan, sergeant," zei Darwin hartelijk. Hij gaf een van de vijlen aan Jad en een andere aan Kathafa. Hardstalen vylen eindelijk zouden zy van den drukkenden keten verlost worden. „Vyl een van de schakels van den halsband van je kameraad vóór je stuk, kleintje. Ga vlak achter hem loopen en werk zoo vlug als je kunt.'' Kathafa ging vlak achter Wellesford loopen, nam zijn halsband in een van haar kleine han den en begon zoo vlug mogelijk te vylen. Zij kon dit werk doen, terwijl ze doorliep, zoo lang als tenminste de grond onder haar voeten ge- makkelyk begaanbaar was. Later zouden er ook gedeelten komen, waar handen en voeten noo dig waren om omhoog te klimmen. Maar de vy len konden bij tusschenpoozen gebruikt worden. Als er maar eenmaal een gleuf in de stalen schakels was, dan zou die onder het loopen van zelf wel dieper worden. Binnen afzienbaren tyd zouden zij zich kunnen bevrijden. „Hoe gaat het, Jimmy?'' riep Darwin naar den voorsten man. „Voorarm gebroken," klonk het. „Maar het is niet erg. Ik kan het wel uithouden." Zy waren op een soort terras gekomen, van waar zy het heele dal konden overzien. Beneden zich zagen zij het schijnsel van vele toortsen en zy hoorden de achtervolgers schreeu wen. De soldaten begonnen overal waar dat maar eenigszins mogelyk was, de bergen op te klimmen. Maar zij konden de richting van de vluchtelingen slechts gissen, want dezen konden naar links of naar rechts afwijken of recht door loopen. Zoolang de maan den omtrek niet ver lichtte, waren zy in het voordeel. Darwin en Wellesford hadden gedurende de wintermaanden toen ze in de steengroeven had den moeten werken, hun oogen goed den kost gegeven. Zij kenden de streek 'n twaalf mijlen in de rondte op hun duimpje. Zy kenden de hooge bergpieken, de wegen die doodliepen, de nauwe voetpaden en ook de plaatsen, waar een man met een geweer, een heele berghelling be strijken kon. Als zy den steilen weg aan de noordzyde zouden kunnen bereiken, zouden zij zich heel gemakkelijk uit de voeten kunnen ma ken, Littlejohn Guennell rende voort naast Darwin. „Het is gebeurd, zooals je voorspelde," zei ze buiten adem. „Ik heb nu Oedipus Aba leeren kennen." „Je had het moeten voorzien, voordat je hier naar toe kwam,'' zei hij. „Ik heb pas gemerkt dat je gelyk had. toen ik in de tent kwam. Atejan wachtte me op. En Oedipus Aba zat daar onheilspellend voor zich uit te staren. Ze zouden mij aan den ketting ge legd hebben, als jij niet gekomen was. Het is mooi van je, dat je het goed vindt, dat ik met jullie mee ga." „Je hebt er weinig aan, vrees ik." „jy geeft me tenminste nog een kans om te blijven leven en misschien nog eens gelukkig te worden." zei ze zacht. Zij waren op het laatste terras gekomen en moesten nu 'n hoogen bergtop beklimmen. Wel lesford sloeg het pad in, dat recto naar hoven voerde en zijn metgezellen gingen, waar hij ging. Beneden hen was het nu wat stiller geworden. Zoo af en toe klonk er nog een schot. Toch wisten de vluchtelingen, dat ze nog achtervolgd werden en dat men zou trachten, om hen in te sluiten. Maar voor het oogenblik waren ze nog veilig op het steile pad, want de achtervolgers wisten niet, waar de vluchtende slaven gebleven waren en zouden dus achter elke rots moeten zoeken en het was onmogelijk, dat iemand al voor hen den hoogen top beklommen had. Het was niet erg lastig, om het bergpad te beklimmen, want het was tamelijk goed begaan baar. De zachte stappen van hun voeten op de naakte rotsen, hun zware ademhaling en het zwakke gerinkel van den ketting waren geluiden, die zich vermengden met de andere klanken van den nacht. Voor het oogenblik waren ze nog onzichtbaar in de diepe duisternis. Maar lager en lager kroop het maanlicht. De volle maan zou hen dadelyk plotseling beschijnen. Op de naakte rotsen was het onmogelyk, om zich dan ergens achter ta verschuilen. De vluchtelingen span den al hun krachten in om de opening van den bergpas te bereiken, terwyl het nog donker was. Opeens herinnerde Darwin zich dat hy zijn geweer nog niet geladen had. Hij maakte aan stalten om de patronen in het magazijn te schuiven. Tot zijn ontsteltenis merkte hy, dat ze er niet in gingen. Hij voelde met zijn vinger of de opening misschien verstopt was, inspec teerde de patronen en wendde zich toen haastig naar Imbarak om. „Heb je je geweer geladen?" vroeg hy. „Ik zal het doen,'' antwoordde de Touareg. ..Het is nu tyd." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 3