De heerschende melkschaarschte
Landaanwinningswerken in den Dollard
Teleurgestelde minnaar
stak met dolkmes
Een moeilijk jaar voorbij
woe§tijnhavik
WOENSDAG 22
JANUARI 1941
Een uiteenzetting
Suikerkwestie met zoet slot
EEN WIJNVAT MET
EEN GAATJE!
W erkverschaffingsobjecten
onder Vriezenveen
Hoe de aanslibbing wordt
bevorderd
Visscherij op de Groninger
Wadden
Directeur eener vleeschwaren-
fabriek van rechtsvervol
ging ontslagen
Wegens poging tot doodslag vier
jaren gevangenisstraf geëischt
Beschouwingen in de Kamer van
Koophandel voor Rijnland
En een volksoploop in een nauwe
Amsterdamsche steeg
H. L. Smallegange overleden
Bevordering aanslibbing
Mogelijkheden tot betere
resultaten aangegeven
UIT DE STAATSCOURANT
P.T.T.
Onderwijs
Concerten Ordnungspolizei
-De-
door ALBERT M. TREYNOR
Er worden wel eens klachten vernomen den
laatsten tijd, over het feit, dat menige huis
vrouw niet de hoeveelheid melk kan koopen, die
Ze gewoon is te betrekken. Het A.N.P. heeft over
deze aangelegenheid een onderhoud gehad met
den heer G. J. Blink, voorzitter van de Alge-
meene Vereeniging voor melkvoorziening.
Wat deze mededeelde, is in het volgende sa
men te vatten:
Er is wat de voorziening van consumptie-
melk betreft een zoogenaamd wettelijk gebied,
dok welde groote-steden-driehoek geheeten.
Het kan worden afgebakend door een lijn. te
trekken over de steden Amsterdam, Haarlem,
Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Gouda,
Utrecht, Amersfoort. Deze steden en wat binnen
de lijnen ligt, alsmede de Zaanstreek, Beverwijk,
IJmuiden en omgeving, vormen het „wettelijk
gebied".
De melkvoorziening in dit dicht bevolkte deel
des lands betrekt haar melk uit boerderijen,
die hierbinnen gelegen zijn, of dicht er bij. De
consumptiemelk is voor die boerderijen een be
langrijke factor, maar oen de melkgift op peil
te houden, hebben de boeren des winters veel
krachtvoer aan hun vee te verstrekken. Het
verbruik van consumptiemelk is namelijk in den
Winter en den zomer vrijwel gelijk. De import
van het krachtvoer dat weet nu ieder wel
ontbreekt. In het zooeven bedoelde gewest nu
Wordt de daling van de melkopbrengst sterker
gevoeld dan daarbuiten, elders hier te lande.
Daar brengt de veehouderij niet zooveel con
sumptiemelk op; daar worden ook andefe zui
velproducten gemaakt. En daarvoor is het ge
bruik van krachtvoer niet zulk een eerste ver-
eischte; het gemis er van wordt daar minder
gevoeld.
De melkproductie is dus in het wettelijk ge
bied relatief sterker gedaald dan elders. Toch
tracht de Algemeene Vereeniging voor melkvoor
ziening den aanvoer op honderd procent van
den normalen aanvoer te houden, door het aan-
koopen van melk uit Friesland en Groningen,
Drente, Overijssel, Noordholland, Gelderland,
Limburg, Noordbrabant. Deze melk moet dus
aangevoerd worden uit de zoogenaamde zuivel-
provincies. Men is klein begonnen, met een ma
tigen aanvoer per week. Die aanvoer is echter
reeds gestegen tot 4.9 millioen liter in de week
van 511 Januari.
Alle mogelijke autotractie moet worden inge
schakeld voor dit abnormale melkvervoer. Daar
voor dient een tiental tankwagens; verder ge
schiedt het melktransport met melkbussen.
Soms is een geringe aanvoer met motorbooten
mogelijk.
Maar men moet zich behelpen, tneest met
oude auto's. Gladde wegen, sneeuwval, het ver
bod om te rijden tusschen 12 en 4 uur, de moei
lijkheden bij veren en bruggen, dat alles ver
oorzaakt bij herhaling veel vertraging in den
aanvoer. En dan komt het dikwijls voor, dat de
melkauto's moeten blijven staan tot des och
tends vier uur.
Er wordt van vele zijden alle mogelijke mede
werking ondervonden. De melkaanvoer echter
van elders stuit op te vele en te moeilijke be
lemmeringen. De ruim honderd auto's, welke
de melk moeten aanvoeren over groote afstan
den, kunnen door de weersomstandigheden het
zware werk niet altijd ten volle aan.
De A.V.M. moet dan maar zorgen, dat de
consumptiemelk te bestemder plaatse komt. Als
dit niet ten volle gelukt, moet een' remedie
worden gezocht in contingenteering van den
melkhandel. Ze tracht een percentage van hon
derd te handhaven.
Maar daarin slaagt ze tegenwoordig niet
steeds. Ze heeft te doen met een zeer subtiele
organisatie en dan moet wel eens met een lager
percentage genoegen worden genomen. Groot
zijn de beperkingen echter niet en zonder de
A.V.M. zou het publiek er wel heel wat minder
gunstig aan toe zijn, meende spr.
Als de toestanden normaal waren, zouden de
bezwaren reeds in Februari verdwenen zijn.
Maar verwacht wordt, dat de boeren het er
op hebben aangelegd, hun koeien later dan ge
woonlijk aan het kalven te hebben, opdat ze
in de weide volop de voeding kunnen vinden,
welke ze nu wegens gemis aan krachtvoeder
ontberen.
Dan zal het vervoer van melk over verre af
standen niet meer zoo noodig zijn. Immers, in
het wettelijk gebied blijft het aantal boerde
rijen vrijwel constant.
Het publiek mocht wel wat meer waardeeren,
meende spr., dat het nog eiken dag melk kan
koopen, zij het dan nu iets minder somtijds,
dan gewoonlijk. Heeft men zich wel eens inge
dacht, wat het zeggen wil, dat men zelfs in de
eerste oorlogsdagen aan de meeste woningen
den melkbezorger heeft zien verschijnen?
Voor den Haagschen kantonrechter heeft te
rechtgestaan de directeur eener vleeschwaren-
fabriek, wien ten laste was gelegd, dat hij ter
aflevering in voorraad heeft gehad voor den
handel en menschelijke consumptie bestemde
vleeschwaren, aan elk waarvan melkpoeder, al
thans eenigerlei andere stof dan die, waarvan
toevoeging geoorloofd was, was toegevoegd.
Uit het onderzoek van den keuringsdienst van
waren was gebleken, dat zich melksuiker in de
worst bei ond.
Als gemachtigde en raadsman van de ver
dachte trad op mr. Van den Oever, advocaat
te 's-Gravenhage, die namens verdachte toegaf,
dat inderdaad melksuiker aan de worst was
toegevoegd. Hij achtte dit echter geen strafbaar
feit.
De raadsman wees er op, dat volgens het
Vleesch- en vleeschwarenfcesluit toevoeging van
suiker geoorloofd is, en betoogde voorts, dat
zoowei taalkundig als scheikundig melksuiker
onder het begrip suiker valt. De wetgever
spreekt alleen van suiker, terwijl onderscheid
tusschen de suikersoorten niet wordt gemaakt.
De vanwege het O. M. gehoorde deskundige,
dr. Thonus, achtte evenwel toevoeging van melk
suiker ongeoorloofd, aangezien volgens zijn
meening het woord suiker, genoemd in het be
sluit, volgens het gewone spraakgebruik bedoelt
gewone suiker, n.l. suiker, die men zonder meer
bij den kruidenier koopt.
Het O. M. was het met den deskundige eens
en vorderde oplegging eener geldboete.
De kantonrechter heeft op de gronden, door
den raadsman van verdachte naar voren ge
bracht, beslist, dat melksuiker onder het begrip
suiker, genoemd in het Vleesch- en vleeschwa-
renbesluit valt, en den verdachte van rechts
vervolging ontslagen.
Voor het gerechtshof te Amsterdam stond te
recht een 19-jarige jongen, die door de recht
bank te Haarlem op 10 October j.l. wegens po
ging tot doodslag veroordeeld was tot een gevan
genisstraf van een jaar, m;t gel
trek van de voorloopige hechtenis en ter be
schikking stelling van de regeering.
Op 25 Mei 1.1. had de jongen, die reeds moei
lijkheden had ondervonden met een meisje in
Haarlem, rr.et wie hij omgang had, in Amster
dam een dolkmes in foudraal gekocht. Des avonds
was hij met den trein naar Haarlem gegaan met
de bedoeling, het meisje te spreken te krijgen.
In de Barrevoetestraat kwam hij haar tegen in
gezelschap van een 21-jarigen jongeman. Ver
dachte hield hen aan en wilde het meisje spre
ken. Na een korte woordenwisseling trok hij het
dolkmes, waarmede hij den vriend van het meis
je te lijf ging. Deze struikelde en viel op den
grond, doch dank zij zijn verweer drongen de
dolksteken niet in zijn lichaam. Zijn kleeren
werden gehavend doch na een wilde vechtpartij
kon de aanvaller door toegeschoten voorbijgan
gers weggetrokken worden.
Uit het medische rapport kwam tijdens de
zitting vast te staan dat deze jongeman zeer
sterk onderhevig was aan machtsdrang en
vernietigingsdrang en zich liet gaan in drift
buien. Het rapport van den psychiater acht
te ter beschikking stelling van de regeering
gewenscht evenals gedurende eenigen tijd
opneming in een psychiatrische inrichting.
De procureur-generaal mr. J. Versteeg, achtte
de wijze van de poging tot verwonding van zeer
ernstigen aard. De verdachte geeft toe, de be
doeling te hebben gehad, den vriend van het
meisje te dooden. Uit het rapport van den psy
chiater blijkt bovendien de latente vernietigings
drang. Spr. noemde verdachte een zeer gevaar
lijk iemand, die terecht ter beschikking van de
regeering gesteld werd. Hij kon echter slechts
gedeeltelijk meegaan in het door de rechtbank
opgelegde vonnis. Een verwijdering van dezen
gevaarlijken persoon achtte hij niet goed moge
lijk bij een betrekkelijk korte gevangenisstraf ge
zien ook de verminderde toerekeningsvatbaarheid,
welke volgens het psychiatrische rapport be
staat.
De procureur-generaal achtte derhalve een
jaar een te geringe straf en requireerde een ge
vangenisstraf van vier jaar, benevens ter be
schikking stelling van de regeering.
Het Hof zal 4 Februari uitspraak doen.
In de Dinsdagmiddag gehouden vergadering
der Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Rijnland heeft de voorzitter, de heerAD. ten Cate
Brouwer, een beknopt overzicht gegeven van het
afgeloopen jaar, beknopt, omdat abnormale om
standigheden het economisch leven beheerschen.
Het behoeft nauwelijks betoog dat de bedrij
vigheid bij verschillende ondernemingen in hee
district sterk contrasteerde.
Het behoeft geen verwonderng te baren, dat
eenige bedrijven in het district der Kamer zeer
sterk bezet waren en da in, sommige gevallen
deze bezetting zelfs boven het normale uitging
In den Tuinbouw bracht 1940 een ommekeer
ten goede; de sterk gestegen omzetcijfers van
de groentenveilingen spreken duidelijke taal.
Het afgeloopen jaar was voor de bloemenkwes-
kers minder gunstig. Dankbaar gewaagt men
echter van den belangrijken steun, door de over
heid aan de bloemisterij toegekend.
Tegenover de groep van bevoorrechte indus
trieën staat een minder goede, soms zorgelijke
bedrijfsgang bij andere. Gebrek aan grondstof
fen en de moeilijkheden, die zich vooral in het
begin bij de verwerking van vervangende grond
stoffen voordoen en dan soms nog de te geringe
beschikbaarstelling van deze laatste, veroor
zaakten in één der oudste takken van bedrijf,
de fabrieken van sajet en wollen dekens, ern
stige stagnatie. Voor de in stand houding van
deze bedrijven is een ruimer aanvoer van celwol
uit Duitschland dringend noodig. Weer andere,
het district kenmerkende bedrijven, zooals o.a.
de bloembollenteelt, verloren hoogst waardevolle
afzetgebieden. Dat een dergelijke drastische
beperking van den afzet den bedrijven ernstige
zorgen baarde, is begrijpelijk.
Nog slechter was er aan toe de Katwijksche
Visscherij, welke na Mei 1940 tot stilstand ge
doemd was. Weliswaar werden de vergunningen
voor de kuststreilvisscherij verruimd, maar eeni
ge beteekenis had deze visscherij niet.
Overal ervaart men een moeizaam streven,
niet verkrijgbare grondstoffen door andere te
vervangen en gelukkig blijven deze pogingen
niet altjjd zonder resultaat. Al mogen dan de
aard en de kwaliteit van het nieuwe product iets
afwijken, de bedrijven blijven op gang en de
werkgelegenheid blijft behouden.
Anderzijds stemt het hoopvol te kunnen con-
stateeren, dat het handelsverkeer met het vaste
land van Europa een belangrijke verruiming
heeft ondergaan, waardoor eenige compensatie
verkregen wordt voor het wegvallen van den
export over zee.
Ondanks sommige gunstige factoren, gaat de
weg van het bedrijfsleven thans evenwel niet
over rozen. Toch behoeven wij den moed niet
te verliezen, aldus spr. Laten wij vooral niet
vergeten hoe de gang van zaken in de laatste
jaren was.
In de lange reeks van crisisjaren, welke ach
ter ons liggen, was op eenige uitzonderingen
na, die den regel bevestigden het bedrijfsle
ven hoe langer hoe meer verarmd. Reserves uit
vroegere jaren waren verbruikt. Banksaldi ver
anderden van credit in debet. Goederenprijzen
daalden. Ondernemers geraakten in moeilijkhe
den. De hevige concurrentie op de binnenland-
sche markt maakte den handel vaak tot een
kosteloos distributie-apparaat van den fabri
kant. De Middenstand klaagde steen en been;
borgstellingsfondsen voor de aan lager wal ge
raakte kleine zelfstandigen werden opgericht.
Op de fabrlekskantoren werkte de calculatie
machine op volle toeren. Er moest bezuinigd
worden. Jonge arbeidskrachten, die bereid wa
ren voor weinig geld aan-den slag te gaan, na
men de plaats in van gehuwde, oudere vakmen-
schen. Slechts op deze wijze gelukte het som
migen industrieën het hoofd boven water te
houden. Ons volk verarmde. Bezuiniging was
allerwege het parool.
En toch leefden wij toen in een wereld van
overvloed. Gereede producten, grondstoffen en
levensmiddelen, zoomede arbeidskracht, vak
kennis, ondernemingslust, van alles was er,
maar in schrijnende tegenstelling tot dezen over
vloed zagen wij een kwijnenden middenstand en
een in zorgen verkeerende industrie, aldus spr.
Vanzelfsprekend dringt dan de vraag naar vo
ren, wat de toekomst op economisch gebied ons
nu brengen zal. Voor hem, wiens visie op den
economischen toestand van ons land zakelijk is
en die zich" in zijn oordeel niet alleen laat be
ïnvloeden door gevoelsargumenten, die ons
verhinderen objectief waar te nemen zijn er
wel eenige aanwijzingen, die hoopvol stemmen.
De bezettingsautoriteiten erkennen zonder
eenig voorbehoud, dat een krachtige, nationale
industrie de hoofdpijler moet zijn en blijven van
onze volkswelvaart. Zij toonen dan ook voor de
ontwikkeling van het Nederlandsche bedrijfsle
ven groote belangstelling en verleenden reeds
hun medewerking bij het tot stand komen van
een nieuw groot nationaal bedrijf.
Het kan voorts niet worden ontkend, aldus
spr., dat de openstelling van de douane-grenzen
tusschen ons land en Duitschland en daarbij de
verruiming van het betalingsverkeer, zeer gun
stige voorwaarden scheppen voor een intensi-
veering van het handelsverkeer tusschen ons
land en een welvarend midden-Europa.
Ons land is als het ware door zijn ligging op
midden-Europa aangewezen. Het dient daarom
erkend, dat een bloeiend midden-Europa voor
een bevredigenden gang van zaken in het Ne-^
derlandsche bedrijfsleven van doorslaggevende
beteekenis is.
Wanneer spr. met het hiervoren gememoreer
de dus erkent, dat de politieke en militaire ge-
beurenissen van de laatste maanden voor ons
land een geheel nieuwe economische situatie
hebben geschapen, welke voor het bedrijfsleven
gunstige perspectieven biedt, betekent zulks
geenszins, dat hy he schrijnende leed en den
druk, waaronder ons volk gebukt gaat. niet acht.
De vrijheid van een volk is een zoo heilig en
kostbaar goed, dat het verachtelijk 'zou zijn deze
vryheid niet als het hoogste goed te betrachten.
De tyd is voorbij, dat fonteinen bij officieele
feestelyke gelegenheden gratis wijn spoten, als
of het water is. De zoete herinnering kan men
nog slechts terugvinden in fantasieën a la „Dui
zend en een nacht". En ook het „vrij wijn",
dat men op heel oude herbergen nog wel kan
vinden, heeft geenszins de bedoeling, dat men
er het goede van den wijnstok zonder meer zou
kunnen genieten. Men moet zich thans behelpen
met het gebruikelijke rondje, door een gullen
vriend gegeven of als in een vrooiyken kring
de wijnflesch wordt aangesproken en het er op
een glas meer of minder niet aankomt. Maar
wat zich Dinsdagmiddag in een kleine steeg in
Amsterdam afspeelde, zou verlokkend zün ge
weest voor een Frans Hals, die nu eenmaal de
vroolijke Frans onder de schilderbent wordt ge
heeten. Een uitzonderlijk en ongewis groot vat
tolde van een vrachtauto af. Ook wijnvaten
kunnen het voorbeeld van him inhoud volgen en
alzoo koppig zijn. De knechts nadden meer te
laden dan alleen dit gevaarte en bekommerden
er zich niet om. Het lag er uit te rusten van
den reuzensprong in de witte en bruine brei,
waarmede Amsterdams straten zyn overdekt en
die de reuzenton tot een schilderachtig stilleven
maakte. Er siepelde een straaltje ergens uit den
rand, van een min of meer roode kleur en met
een geur, die heel sterk zweemde naar dien van
het kostelijk vocht, dat in groote flesschcn ver
pakt, ordentelijk met spinragen er om, de vreug
de op feestgelagen pleegt te verhoogen. Het vat
werd als een wilde bloem, op den geur waarvan
de hommels komen afgestoven. Wie de ontdek
ker mag zijn geweest is onbekend, maar hy
heeft wel een goeden neus gehad. En toen een
maal de eerste mond zich gulzig onder het
straaltje had gewaagd, stond het leven in het
steegje stil. De vogels floten het van de daken,
de paarden hinnikten het op de straten, de
tramdraden zongen het de stad rond. Uit huizen
en winkels, uit magazijnen en pakhuizen, uit
kantoren en werkplaatsen daagden de drnnklus-
tigen op, de kruidenier liet zijn krenten in den
steek, de bakker in zyn wit costuum zijn meel-
trog, het vleesch bleef onder het slagersmes lig
gen, want de slager ging zich ook al vergasten,
de schoenmaker dacht aan geen leest meer en
de kleermaker stak de naald in het laken en
repte zich ook naar het vat. De voerman hield
de teugels van zijn dampende paarden in, de
kok liet de spijzen aanbranden en de vracht
rijder zette zijn wagen aan den kant. Het ge
vleugelde woord „Wijn!" had hen allen betoo-
verd en ze kwamen af op dat siepelende straal
tje, dat rustig zijn gangetje ging uit het gaatje
in de ton, langs den houten rand omiaag, de
straatgoot in. Het werd een ware volksoploop
in de nauwe steeg, die van geen verkeer meer
wilde weten. Melkflesschen werden in één teug
geleegd, om toch maar materiaal te krijgen,
gebroken potten, of onthalsde flesschen, bekers
en kopjes, glazen en kommen, thermosflesschen
en zuurpotten, waarin haringbommen den tijd,
dat zij voor den mond bestemd zijn, plegen af
te wachten men greep wat maar in de naby-
heid lag of stond en holde naar de steeg om het
kostelijke druivennat op te vangen. De een
gunde het nochtans den ander niet, zooals dat
meer geschiedt, men klauwde en duwde, klemde
en schreeuwde, ruziede en schold. En het straal
tje ging onverdroten voort, flesschen en kopjes
te vullen en wat men al meer voor het tonnegat
bracht, met een gelijkmoedigheid, die geen voor
keur kent. Jongens vonden het de kans van
hun leven en hun dubbelslaande tong bewees,
dat het vocht van prima kwaliteit, schoon niet
bijzonder geschikt voor kindermonden was.
Fotografen hadden het groote nieuws ook ge
hoord en legden het op de gevoelige plaat vast,
zooals ook hun tong niet ongevoelig bleek te
zijn voor het vocht uit de ton. En zoo werd het
een wijnfestijn, voor velen belangrijker dan
welke andere gebeurtenis ook. Zelfs zij, die hun
rol slechts beperkten tot het figurantenambt,
hadden deugd aan het geval, dat zich onder het
vriendelijk, maar waakzaam oog van eenige po
litieagenten afspeelde.
Tot plots twee sterke mannen kwamen, de
zichzelf uitnoodigende gasten wegduwden en
met het vat aan den haal gingen, nagestaard
door de velen, te elfder ure gekomen, en die
nu met leege voorwerpen achterbleven. Maar
wat in het vat zit verzuurt niet, zelfs niet de
wijsheid, die er eenige drinkebroers in hebben
achtergelaten, nademaal de wijn in den man
gegoten was. En nog lang geurde de wijn in de
goten van de steeg en hing de lucht van dit
druivensap in de huizen.
De heer G. ten Cate Jr., fabrikant te Almelo,
heeft ruim honderd hectaren grond aangekocht
onder de gemeente Vriezenveen met de bedoe
ling deze te ontginnen. De gronden liggen in
het z.g. Ruslandsveen te Vriezenveen. ter grootte
van ongeveer 54 bunder en in de superplus te
Vriezenveen, ter grootte van ongeveer 116 H.A.
De gronden waren eigendom van de firma
Ter Amtsveen. de ervan Van Royen en ver
scheidene Vriezenveensche ingezetenen. De ob
jecten leveren voor vele arbeiders een werk
gelegenheid.
Te 's-Gravenhage is in den ouderdom van 55
jaar overleden de heer H. L. Smallegange, refe
rendaris van het departement van Opvoeding,
Wetenschap en Cultuurbescherming. Hij is n«*er
dan 33 jaar aan dit departement werkzaatn ge
weest.
Voor het departement Groningen van de
Nederlandsche Maatschappij voor Ny verheid en
Handel sprak ir. J. G. Schil thuis over de land
aanwinningswerken in den Dollard.
Ir. Schilthuis wees er allereerst op, dat hy
thans in Groningen negen maanden als hoofd
ingenieur werkt en dat hy dus feitelijk in woor
den brengt, wat zijn voorganger, wijlen de heer
Kooper, heeft nagelaten.
Sinds eeuwen dijken de Groningers land in en
pas langzamerhand heeft de provincie Gronin
gen haar tegenwoordigen vorm gekregen. Oor
spronkelijk bestond de Dollard heelemaal niet,
maar in de veertiende en vijftiende eeuw kreeg
deze een omvang, veel grooter dan thans. Tot
Zuidbroek, Winschoten, Finsterwolde, Beerte
strekte het water zich uit, toen tegen het einde
der zestiende eeuw men weer begon met het
iudijkingswerk. De Oostwolderpolder (1760), de
Finsterwolderpolder (1819), Reiderwolderpolaer
(1862) en de Carei Coenraadpolder (1924) brach
ten groote stukken land terug.
Het tegenwoordige waddengebied in den
Dollard staat by vloed onder het water
dat door de geulen binnenstroomt. De pla
ten staan echter bij eb (het water is dan
2.80 M. lager) droog en er blijft een laagje
slib, dat door 't water is meegevoerd, liggen.
Waar de diepte ongeveer is 60 c.M. onder hoog
water, daar begint de plantengroei, te beginnen
met zeekraal (hanepoot), zee-aster of zulte
(ongeveer op de vloedlijn) en kweldergras, vlak
onder den dyk, dat nog slechts zelden door het
water wordt overstroomd. Deze plantengroei be
vordert de rust van het water en dientengevolge
den aangroei van de kust. Een proef om den
groei van spartinagras te bevorderen, welke in
Zeeland succes had, is in den Dollard mislukt.
Door het voortdurend hooger worden van
kwelder en aanwas ontstaat langzamerhand een
strook van voldoende breedte om de inpoldering
loonend te maken. Dit proces wordt kunstmatig
bevorderd door middelen, waardoor het water bij
vloed zoo rustig mogelijk blijft en bij eb de kwel
der zoo droog mogelijk is.
Er bestaan verschillende systemen om de aan
slibbing te bevorderen. Het z.g. Groeninger
systeem met slooten, greppels en z.g. meentjes,
had als bezwaar, dat men een onvoldoende
breedte van de polders kreeg. Deze is economisch
niet verantwoord. Er worden aan de dijken veel
zwaardere eischen gesteld, daar men in nieuwe
polders direct volledige bedrijven wil vestigen.
Daarom moet de veiligheid er binnen volledig
zyn.
De heer Kooper heeft in 1926 het Sleeswyk-
Holsteinsche systeem bestudeerd. Hierbij wor
den de kleine dammetjes van de „meentjes" ver
vangen door steviger dammen, welke by hoog
water niet onderloopen, maar er 30 c.M. boven
uitsteken.
Uit dit systeem heeft de heer Kooper
langzamerhand het nu m den Dollard toege
paste ontworpen.
Loodrecht op den kwelder worden op 400
M. onder.ingen afstand dammen gelegd tot
waar het wad ligt 60 cM. onder hoog water.
Deze met zoden bekleede dammen liggen 30
c.M. boven hoog water. Aan het einde wor
den de dammen weer met een dwarsdam
verbonden. Tusschen de dammen in loopen
slooten, terwijl de perceelen kwelder verder
door kleinere dammen worden verdeeld.
Door een greppelsysteem wordt het water
over de basins van 200 M3. zeer rustig ver
deeld. Het in- en uitstroomen geschiedt met
een minimum aan beweging, zoodat er zoo
veel mogelijk slib wordt gevangen. De grep
pels worden van tijd tot tyd hergraven,
waarbij het hieruit komende slib over de
veldjes wordt verdeeld.
Het in 1934 gemaakte proef vak van 400 M2. is
nu al voor een groot gedeelte kwelder, hetgeen
beteekent, dat dit systeem veel sneller gaat dan
vioeger. Men vergelijke den Carel Coenraadpol
der, die met een snelheid van slechts 13 meter
per jaar is aangeslibd. Ook dieper den kwelder in
voldoet het systeem tot dusver uitstekend, zoo-
dat al is men pas sinds 1936 met het eigen-
ïyke werk bezig de vooruitzichten gunstig
zyn.
Eind 1939 waren er 330 HA., inbewerking. In
1940 was o.a. een handicap het gebrek aan vol
doende arbeidskrachten. Gelukkig kan het werk
worden aangepast aan het aantal beschikbare
krachten.
De beschikking over de wadden wordt en is
grootendeels reeds verkregen door een contract
met den eigenaar. De eigendom biyft zooas het
was. Als er nieuwe kwelder is aangewonnen dan
krijgt de eigenaar dit land terug voor 3/4 van
de waardevermeerdering boven 200, den prys
van ruwen kwelder met deze bepsrking, dat
hy nooit meer behoeft te betalen dan de weike-
ïyke kosten.
Na deze causerie, welke met groote aandacht
werd gevolgd, stelden eenige leden vragen.
Prof. dr. D. van Os, die als voorzitter fun
geerde, vertolkte den dank der aanwezigen
De Noord. Economisch Technologische Orga
nisatie (NETO) te Groningen heeft een rapport
samengesteld als resultaat van een uitgebreid
onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering
van de garnalen- en mosselenvisscherij die sinds
vele jaren op de Groninger Wadden plaats vindt
en die voor velen van groote beteekenis is.
Als mogelijkheden tot verbetering van de gar-
nalenvisscherij worden bepleit beperking van het
aantal visschers door vermindering van het aan
tal uitvaartcertificaten, verhooging van den mi
nimumprijs van de garnalen en het zoeken van
een beter afzetgebied voor het gedroogde pro
duct.
Er wordt op gewezen, dat het pellen van de
garnalen, dat by wijze van huisarbeid pleegt te
geschieden, uit hygiënisch oogpunt veel te wen-
schen overlaat. Een grooter afzet van de garna
len kan worden verkregen indien de wijze van
pellen en verpakking verbeterd wordt en bij de
distributie wordt uitgegaan van een bepaald
plan.
Voorts acht het rapport het wenscheiyk,
dat ter wille van een regelmatigen en eco
nomisch geregelden aanvoer van garnalen de
Groninger visschers vloot geleidelik van
schepen van grooter formaat wordt voor
zien. Indien ook de wijze van visschen en
de wüze van afzet inderdaad verbeterd
worden zal daarmee de grondslag zijn gelegd
voor een zeer belangrijke en blijvende ver
betering van den toestand in de Groninger
gamalenvisscherij
De conclusies inzake de mosselenvisschery lui
den als volgt:
De stand van de mossel op de Waddenzee
is, zoowel op de enkele perceelen als in de voor
de publieke visscherij opengestelde deelen, on
gunstig te noemen.
De Wadden te» Oosten van den dam van
Ameland zijn van groote beteekenis voor de mos
selzaad-productie en daardoor voor de Zeeuw-
sche mosselcultuur.
Het is van belang, zoowel voor den rijkdom
van de Nederlandsche wateren aan mosselen in
het algemeen en de landaanwinning aan de Gro-
Met ingang van 1 Maart 1941 is aangewezen
als directeur van het post- en telegraafkantoor
te Heerlen de referendaris der P.T.T. C. M.
Corman te Alkmaar.
Dr. P. J. van Herwerden is op zijn verzoek
eervol ontslagen als leeraar aan de Rijks H.B.S.
te Sappemeer.
C. H. van Maanen is op zyn verzoek eervol
ontslagen als tydeiyk leeraar aan de Ryks
H.B5. te Gouda.
Benoemd zün tot leeraar in vasten dienst
aan de Ryks H.B.S. te Steenwyk: H. Herenius
en P. de Leur, beiden thans tydeiyk leeraar aan
die school.
J. Galema is met ingang van 1 September
1941 op zyn verzoek eervol ontslagen uit zyn
betrekking van leeraar aan de Rijks H.BS. te
Alkmaar.
ninger kust in 't bijzonder als voor den Gronin
ger kustvisscher, dat de stand van de mossel
op de Groninger Wadden wordt verbeterd.
Kunstmatige verbetering kan slechts geschie
den, indien de mosselzaadvisscherij door de
Zeeuwen tydelijk iets wordt beperkt.
De productievermeerdering, die het te ver
wachten gevolg is van de verbetering van den
stand van de mossel op de Groninger Wadden,
behoeft niet te leiden tot schade voor de Zeeuw-
sche bedrijven, zij zal daarentegen den strijd
om het bestaan van den Groninger visscher kun
nen verlichten.
Van de bezwaren, die meergenoemde verbete
ring zal meebrengen, zyn die van den afzet ge
ring te achten, de biologische niet onoverkome
lijk, terwijl de administratieve slechts overwon
nen kunnen worden met volledige medewerking
van de betrokken autoriteiten.
De Ordnungspolizei geeft de volgende open
bare concerten:
Op 22 Januari te Arnhem, 's morgens half
tien in de Saxen-Weimarkazeme (propaganda-
marsch) en 's namiddags van 4530 uur op het
Velserplein; od 24 Januari te Amsterdam in het
Koloniaal Instituut (propaganda-marsch)op 26
Januari van 34 uur te 's-Gravenhage op den
Hofweg en op 29 Januari eveneens te 's-Gra
venhage van 34 uur ter zelfder plaatse.
44
(Nadruk verboden)
Hij maakte aanstalten om zijn vork te ver-
Wisselen voor 't lange mes, dat Imbarak in zyn
hand hield. Maar het was niet noodig, om ver
der handelend op te treden. Oedipus Aba's saf-
fraankleiuiji ezicht was zoo mogelijk nog blee-
ker geworden. Verschrikt riep hy uit „Ik zal
jullie wel volgen!"
„Hij volgt ons! Wallahi!" riep Jad en gaf een
ruk aan uen ketting. De slavendrijver schoot
haar voi-: n en viel bijna weer op den grond
heer, maar hy bood verder geen tegenstand.
„Volg dan, dikzak," riep Jad nijdig. „We zul
len je van het begin af aan leeren, wat het be
teekent, om een slaaf te zyn!"
Ree rut en voor de Dirabba!'' zei Darwin
lochend. Hy wierp den verschoten hoofddoek, die
hy tot nu toe nog steeds gedragen had, ver weg.
Het kaarslicht scheen op zijn roode lokken. Hy
streek een haarlok van zijn oogen weg en lachte
Weer. Het kwam er nu niet meer op aan, of
Daud ibn Dateyn herkend werd. Blond of zwart
of rood. ontsnappende slaven werden doodge
schoten.
*Hyat;" schreeuwde hy. „Wie gaat er mee?"
„Voor de vrijheid of den dood!'1 riep Imbarak.
De ry geketende slaven verliet de tent en
sloop de duisternis in.
HOOFDSTUK XXIII
Als ze nog langer hadden gewacht, zou er een
ongeluk gebeurd zijn. Er doken donkere scha
duwen uit den nacht op. Zij kwamen uit de stra
ten van Taj en klommen de bergen op. Vlam
mende toortsen zochten hun weg naar het ten
tenkamp van Oedipus Aba.
Korte Vlammen schoten hier en daar uit
onvoorzichtige mannen vuurden op alles, wat ze
maar zagen bewegen. Vriend of vyand allen
verkeerden hierdoor in hetzelfde gevaar. Ergens
in de duisternis schreeuwde angstig een onge
lukkige toeschouwer, die door een kogel was ge
troffen. Een kameel die gewond was, rukte zich
los en kwam den heuvel afdraven.
Voor een paar seconden waren de slaven vei
liger dan de burgers, die hen achtervolgden.
Maar ze moesten langs de brandende vuren gaan
om het bergpad op te klimmen. Zij hoopten te
ontsnappen door den noordelyken bergrug langs
te vluchten. Zij vluchtten in goede orde. Little-
john liep vooraan, vlak achter haar liep Welles
ford, de anderen volgden met korte tusschen-
poozen.
Jad gilue een waarschuwing naar beneden,
toen ze langs het schijnsel van de vuren liepen.
„Schiet niet!'' riep hij. „Of jullie zult Oedi
pus Aba treffen, die bij ons is!"
Een kort oogenblik heerschte er een onheil
spellende stilte. Zoo snel mogelijk liepen ze
langs de vuren. Want het zou voor een goeden
scherpschutter toch heel goed mogelijk zyn ge
weest om een van de mannen te treffen. De
dikke, waggelende figuur van den slavenhande
laar was bij het schijnsel duidelijk te herken
nen. Weldra werden ze beschermd door den
muur van de schaapskooi, waarin ze zooeven
nog gevangen hadden gezeten. Ze waren, al
thans voorloopig, in veiligheid. Achter hen klonk
een wild gehuil.
„Het was een goede gedachte van je om
Oedipus Aba mee te nemen," zei Darwin. Hij
knikte goedkeurend naar Jad en Imbarak.
Als antwoord op deze pryzende woorden gaf
Jad een nijdigen ruk aan den ketting. „Wag
gel eens een beetje vlugger, dikkerd!"
Zij snelden het bergpad op en droegen er
zorg voor, dat ze op een behoorlijken afstand
van elkander bleven, zoodat de ketting hun niet
meer hun adem kon benemen. De maan kwam
boven de hoogste bergpieken uit, maar alles
beneden scheen daardoor nog donkerder.
Darwin kon nog j'uist de omtrekken van
Kathafa onderscheiden, die voor hem de rot
sen opklom.
De duisternis beschermde hen nog en zy, die
vanuit het stadje kwamen, konden alleen maar
gissen, waar de slaven zich zouden bevinden.
Littlejohn Guennell liep even terug en haal
de haar vrienden toen weer hijgend in.
„Hier zijn vijlen. Ik heb ze vanmiddag uit
de bagage gehaald, voor ik naar de tent ging!"
„Je bent een kraan, sergeant," zei Darwin
hartelijk. Hij gaf een van de vijlen aan Jad en
een andere aan Kathafa. Hardstalen vylen
eindelijk zouden zy van den drukkenden keten
verlost worden.
„Vyl een van de schakels van den halsband
van je kameraad vóór je stuk, kleintje. Ga
vlak achter hem loopen en werk zoo vlug als
je kunt.''
Kathafa ging vlak achter Wellesford loopen,
nam zijn halsband in een van haar kleine han
den en begon zoo vlug mogelijk te vylen. Zij
kon dit werk doen, terwijl ze doorliep, zoo lang
als tenminste de grond onder haar voeten ge-
makkelyk begaanbaar was. Later zouden er ook
gedeelten komen, waar handen en voeten noo
dig waren om omhoog te klimmen. Maar de vy
len konden bij tusschenpoozen gebruikt worden.
Als er maar eenmaal een gleuf in de stalen
schakels was, dan zou die onder het loopen van
zelf wel dieper worden. Binnen afzienbaren tyd
zouden zij zich kunnen bevrijden.
„Hoe gaat het, Jimmy?'' riep Darwin naar
den voorsten man.
„Voorarm gebroken," klonk het. „Maar het is
niet erg. Ik kan het wel uithouden."
Zy waren op een soort terras gekomen, van
waar zy het heele dal konden overzien.
Beneden zich zagen zij het schijnsel van vele
toortsen en zy hoorden de achtervolgers schreeu
wen. De soldaten begonnen overal waar dat
maar eenigszins mogelyk was, de bergen op te
klimmen. Maar zij konden de richting van de
vluchtelingen slechts gissen, want dezen konden
naar links of naar rechts afwijken of recht door
loopen. Zoolang de maan den omtrek niet ver
lichtte, waren zy in het voordeel.
Darwin en Wellesford hadden gedurende de
wintermaanden toen ze in de steengroeven had
den moeten werken, hun oogen goed den kost
gegeven. Zij kenden de streek 'n twaalf mijlen
in de rondte op hun duimpje. Zy kenden de
hooge bergpieken, de wegen die doodliepen, de
nauwe voetpaden en ook de plaatsen, waar een
man met een geweer, een heele berghelling be
strijken kon. Als zy den steilen weg aan de
noordzyde zouden kunnen bereiken, zouden zij
zich heel gemakkelijk uit de voeten kunnen ma
ken,
Littlejohn Guennell rende voort naast Darwin.
„Het is gebeurd, zooals je voorspelde," zei ze
buiten adem. „Ik heb nu Oedipus Aba leeren
kennen."
„Je had het moeten voorzien, voordat je hier
naar toe kwam,'' zei hij.
„Ik heb pas gemerkt dat je gelyk had. toen ik
in de tent kwam. Atejan wachtte me op. En
Oedipus Aba zat daar onheilspellend voor zich
uit te staren. Ze zouden mij aan den ketting ge
legd hebben, als jij niet gekomen was. Het is
mooi van je, dat je het goed vindt, dat ik met
jullie mee ga."
„Je hebt er weinig aan, vrees ik."
„jy geeft me tenminste nog een kans om te
blijven leven en misschien nog eens gelukkig te
worden." zei ze zacht.
Zij waren op het laatste terras gekomen en
moesten nu 'n hoogen bergtop beklimmen. Wel
lesford sloeg het pad in, dat recto naar hoven
voerde en zijn metgezellen gingen, waar hij ging.
Beneden hen was het nu wat stiller geworden.
Zoo af en toe klonk er nog een schot. Toch
wisten de vluchtelingen, dat ze nog achtervolgd
werden en dat men zou trachten, om hen in te
sluiten. Maar voor het oogenblik waren ze nog
veilig op het steile pad, want de achtervolgers
wisten niet, waar de vluchtende slaven gebleven
waren en zouden dus achter elke rots moeten
zoeken en het was onmogelijk, dat iemand al
voor hen den hoogen top beklommen had.
Het was niet erg lastig, om het bergpad te
beklimmen, want het was tamelijk goed begaan
baar. De zachte stappen van hun voeten op de
naakte rotsen, hun zware ademhaling en het
zwakke gerinkel van den ketting waren geluiden,
die zich vermengden met de andere klanken van
den nacht.
Voor het oogenblik waren ze nog onzichtbaar
in de diepe duisternis. Maar lager en lager
kroop het maanlicht. De volle maan zou hen
dadelyk plotseling beschijnen. Op de naakte
rotsen was het onmogelyk, om zich dan ergens
achter ta verschuilen. De vluchtelingen span
den al hun krachten in om de opening van den
bergpas te bereiken, terwyl het nog donker was.
Opeens herinnerde Darwin zich dat hy zijn
geweer nog niet geladen had. Hij maakte aan
stalten om de patronen in het magazijn te
schuiven. Tot zijn ontsteltenis merkte hy, dat
ze er niet in gingen. Hij voelde met zijn vinger
of de opening misschien verstopt was, inspec
teerde de patronen en wendde zich toen haastig
naar Imbarak om.
„Heb je je geweer geladen?" vroeg hy.
„Ik zal het doen,'' antwoordde de Touareg.
..Het is nu tyd."
(Wordt vervolgd)