Directeur der Alg. Landsdrukkerij
in beroep
Advocaat beleedigd en benadeeld?
woest ijnhavik
Als kapitein maar tijdig
gelood had!
ZATERDAG 25 JANUARI 1941
Kerkdijk leven
Procedure voor rechtbank
te Utrecht
UIT DE STAATSCOURANT
Eervol ontslag
Commissie van toezicht stelt hem
schuldig aan verregaande
overschrijding van
bevoegdheden
Verdwenen archiefstukken
-De-
door ALBERT M. TREYNOR
De verhoudingen ter drukkerij
Herhaaldelijk gewaarschuwd
Wie was bevoegd tot ontslaan?
Pastoor J. v. d. Muijsenbergh f
Oorzaak onderzocht van het ver~
gaan van het m.s. „Buizerd"
Uitspraken
Slordige navigatie
Onderwijs
Dep. van Volksvoorlichting
en Kunsten
Lijk gevonden
Het ambtenarengerecht te 's-Gravenhage zette
Vrijdagmorgen de behandeling voort van de
zaak-Korthuis, den vroegeren directeur van de
Algemeene Landsdrukkerij.
Op een vraag van. den voorzitter verklaarde
de heer K., dat hij op 23 Mei 1940 is ontslagen,
van welk ontslag hij een dag of zes later ken
nis kreeg.
Vervolgens kwamen allerlei kwesties ter spra
ke, o.a. het werk voor derden en het gentlemens
agreement met de Federatie. In de laatste zaak,
zei de heer Ter Laan, dat de regeling zelf niet
zoozeer verkeerd was, doch terwijl de minister
had te kennen gegeven, dat de directeur zon
der de commissie van toezicht geen bindende
regeling kon aangaan, is dit toch geschied. De
heer K. deelde de commissie mede, dat hij zich
hiet gebonden had, terwijl later bleek, dat hij
zijn handteekening had geplaatst.
Geuige A. Meyer, directeur van een grafische
handelsonderneming, leverde in 1938 een Miehle-
horizontal-pers voor 10.100 aan de Alg. Lands
drukkerij. Get. toonde een schrijven, waaruit
duidelijk blijkt, dat de pers op proef geleverd
werd, onder uitdrukkelijk voorbehoud van goed
keuring der begrooting. In deze kwestie schreef
de heer K. aan den minister, dat hij niet wist,
of de machine nog wel kon worden geleverd en
voor dit bedrag kon worden gekocht.
De voorzitter zei, dit niet te begrijpen, daar
de machine er al was en de prijs was overeen
gekomen.
De heer K. verklaarde, dat hij dien dag vijf
brieven dicteerde, waarvan de aanhef hetzelfde
was. In dit geval was de aanhef verkeerd, het
geen hem ontging. De prijs van de machine was
nog niet gefixeerd, d.w.z. bij verhooging van
den prijs behield de verkooper zich zijn rechten
voor.
De heer Franx deelde mede, dat de minister
den heer K. over deze kwestie scherp heeft on
derhouden. De heer K. erkende schuld en be
loofde beterschap.
De heer K. zei, toen niet goed begrepen te
hebben, waarover het ging. Men was toen in een
feestelijke stemming in verband met het 125-
jarig bestaan der Alg. Landsdrukkerij, zoodat
hem de finesses eenigszins ontgingen.
Hierna werd de vader van den klager gehoord
in verband met de bewering, dat hij teveel druk
werk van zijn zoon had gekregen.
Op een vraag of aanvankelijk was afgespro
ken dat hij geen werk zou krijgen omdat zijn
zoon directeur was, zei de heer K. Sr., dat hem
van een zoodanige regeling niets bekend was.
Voorgelezen werd dan een correspondentie.
Waaruit bleek, dat de drukkerij van den heer
K. Sr. per jaar ongeveer 18.000 drukwerk lever
de aan overheidsinstanties. Er werd op gewezen,
dat het niet juist zou zijn, de drukkerij K. Sr
Uit te sluiten, omdat K. Jr. directeur was, nu
alles via de Alg. Landsdrukkerij moest loopen.
De minister keurde hierop goed, dat de druk
kerij van K. Sr. voor het gemiddelde der laatste
jaren aan overheidswerk zou worden aangewe
zen voor werk van de Alg. Landsdrukkerij, het
geen werd vastgesteld op 18.000.
Over 1939 leverde K. Sr. voor een bedrag van
8000 plus het werk van den Gezondheidsraad.
De Gezondheidsraad kwam echter in 1921 naar
Den Haag en van toen af drukte K. Sr. daar
voor. Dit werk liep nooit via de Alg. Lands
drukkerij, doch wel moesten eenige jaren gele
den de nota's gezonden worden aan het Rijks-
inkoopbureau.
De heer K. Sr. bestreed, dat het werk van den
gezondheidsraad was begrepen in het bedrag
van 18.000 aan overheidswerk. Hij was van
oordeel, dat hij nimmer het volle bedrag aan
overheidswerk heeft gehad.
De heer K. Sr. gaf dan een verslag van de
wijze waarop hij kennis kreeg van de kwesties
Welke waren gerezen ten aanzien van zijn zoon
Naar aanleiding daarvan had de heer K. Sr. een
onderhoud met den mirjister. Deze verklaarde
hem uitdrukkelijk, dat er niets oneerbaars was
en de heer K. Jr. zeer bekwaam was, doch zich
naast ambtenaar ook koopman voelde, terwijl
Uien alleen een ambtenaar wenschté. Voorts
Verklaarde de minister, dat de heer K Jr. kocht
zonder zijn toestemming, terwijl hij ook ma
chines kocht voor K. Sr. Deze ontkende dit
laatste ten stelligste. De minister meende, dat
deze dingen ernstige gevolgen voor K. Jr. zou
den hebben.
Na dit onderhoud schreef de heer K. Sr. den
hiinister, welk schrijven hij voorlas. Hierin werd
nadrukkelijk de beschuldiging afgewezen, dat K
Jr. onderhandeld zou hebben over den aankoop
Van machines voor K. Sr.
De heer Voermans, vroeger secretaris van
den heer K., verklaarde, dat twee brieven
betreffende de offset-pers uit het archief
zijn verdwenen. Dit is vastgesteld aan de
hand van het indexregister, doch get., had
niet gezien, dat de brieven er uit gehaald
werden. Get. moest wel eens, in opdracht
van zijn directeur, op stukken zetten: „Mag
niet aan derden, Rekenkamer e.d., worden
getoond".
De heer K. zei. dat dit geschiedde om aan
bersoneel van de Landsdrukkerij, door hem ver-
47 (Nadruk verboden)
„Hela broeder!'' riep hij in het sabir. „Zou je
het touw even over willen gooien?"
De vreemdeling antwoordde niet, maar ze za
gen, dat hij het touw begon los te maken. Zij
hoorden een geratel als van een ankerketting,
flie afgewonden wordt en plotseling zagen zij,
hat de man den sprong waagde. Hij kwam aan
zweven met zijn voeten in de lus van het touw
eo kwam juist voor de toeschouwers op de an-
here rots terecht. Jad gaf hem een hand en
barwin greep het touw vast.
„Dank je," zei hij en allen staarden verwon-
herd naar den onverwachten vriend. De man
^'as een slaaf. Aan zijn nek was een dunne
letting bevestigd die over de kloof heen naar de
ahdere rots liep. Blijkbaar zat het uiteinde daar
stevig in de rotsen vast.
Deze man was dus een soort portier. De ket-
hhg was juist lang genoeg, dat hij 't touw van
hen eenen kant naar den anderen kon bren-
l?n. Medelijdend keek Darwin den man aan.
hij in de tukels van Taj geleden had,
dacht van den mond voorbij te praten, geheim
houding op te leggen.
De heer Voermans hield vol, dat hem op
dracht was gegeven, het er op te zetten met
het oog op de Rekenkamer.
De heer Segboer, comptabel ambtenaar, beves
tigde, dat de opmerking wel eens op brieven
werd gezet.
De heer Oosterbaan verklaarde, dat zes brie
ven over de offset-pers in het archief ontbreken.
De heer Segboer verklaarde, dat de directeur,
na een vergadering, zich wel eens minder vrien
delijk heeft uitgelaten over de commissie van
toezicht. De heer K. heeft een moeilijk karakter.
Volgens get. was hij niet geliefd bij ast per
soneel.
Ook de heer Van Zwijndrecht had meermalen
minder vriendelijke uitlatingen van klager over
de commissie van toezicht gehoord.
Getuige Leurs verklaarde, dat de order voor
veevoederdistributiebonnen bij de firma Teu-
lings werd geplaatst, „in verband met de offset
plannen". Get. begreep dat de heer Teul.ngs
gunstig voor dit plan moest worden gestemd.
Get. Oosterbaan had aan negen arbeidscon
tractanten ontslag aangezegd, op order van den
heer K. Zij werden ontslagen met 14 dagen op
zegging en waren reeds langer in dienst. De ont
slagenen behoorden tot den „zoom" van het
personeel. De ontslagenen waren hoofdzakelijk
huisvaders. Dit geschiedde eveneens op order
van de directeur, die een actie wilde inzetten
om te verkrijgen, dat verandering werd ge
bracht in het ssteem van de commissie van
toezicht, dat, wanneer een nieuwe machine werd
aangeschaft, hiertegenover twee oude moestsn
worden opgeruimd. De ontslagen zijn tenslotte
niet doorgegaan.
De heer Krijger verklaarde, dat de directeur
altijd opkwam voor de belangen van het perso
neel, waarom het uitgesloten is, dat hij nu het
personeel onaangenaam zou willen zijp. Toen
bleek dat het de bedoeling was om meer dan één
offset-pers aan te schaffen, waardoor het parti
culiere bedrijf in het gedrang zou komen, advi
seerde de commissie van toezicht afwijzend,
daar hierdoor het karakter van de Landsdruk
kerij zou veranderen
Dan werd besproken de kwestie van het advies
van den heer K. aan de gemeente Den Haag over
de gemeentelijke drukkerij. Hij kreeg hiervoor
f 600, waar de heeren Leurs en Zwijndrecht ieder
f 125 van kregen en de heer Voermans f 10 of
f 15
Dan kwam aan de orde de verhoudingen ter
Landsdrukkerij.
Getuige De Groot, commies bij de Ned.
Staatscourant, meende, dat het contact in de
laatste jaren beter was, doch zijn afdeeling heeft
niet veel met het technisch gedeelte van het
bedrijf te maken. Onder den vorigen directeur
waren de verhoudingen veel slechter.
De oud-directeur van de griffie der Tweede
Kamer, de heer J. G. Pippel, had niet anders
dan goede ervaringen gehad met den heer K.
Van ae vijf directeuren, die hij heeft meege
maakt, waren er z.i. twee goede. De heer K. was
een van deze goede directeuren. Onder den heer
K verbeterde het werk op enorme wijze.
De heer Van Zwijndrecht zei, dat de heer K.
er achterheen zat, dat er hard gewerkt werd. Al
gemeen was men van oordeel dat hij meer voor
zijn machines voelde dan voor zijn personeel. De
verhoudingen waren echter goed.
Ook de heer Oosterbaan zei, dat de verhoudin
gen redelijk goed waren.
De heer Ter Laan verklaarde, dat aan de
commissie nimmer gebleken is, dat de verhou
dingen in het bedrijf niet deugden.
De gep. adj .-bedrijfsleider van de Alg. Lands
drukkerij zei, aanvankelijk wel botsingen met
den heer K. te hebben gehad. Hoe langer hij
met hem samenwerkte des te beter werd de
verhouding. Ook de door den heer K. gestichtte
sportvereeniging was zeer nuttig. Volgens dezen
getuige was de directeur „getapt" bij het per
soneel.
De heer Krijger verklaarde, dat vier van
de vijf leden der commissie van toezicht
voor het ontslag waren. Alle vijf leden wa
ren van oordeel, dat de directeur zich
schuldig had gemaakt aan verregaande
overschrijding van zijn bevoegdheden. Allen
waren overtuigd van zijn zeer groote ver
diensten voor het bedrijf doch de heer K.
was, volgens hun oordeel, geen ambtenaar.
Dat was de zwakke zijde van den heer K.
en de grond voor de conflicten. Herhaalde
lijk had de voorzitter hem hierop gewezen
en hem daarvoor gewaarschuwd. Het aan
schaffen van de offsetpers gaf tenslotte
den doorslag.
De heer Ter Laan had altijd naast den di
recteur gestaan bij zijn pogingen tot uitbrei
ding. De fout van den heer K. is geweest, dat
hij beslissingen nam zonder machtiging van
den minister, uit het oog verliezend, dar de
minister verantwoordelijk was. Tenslotte werd
de directeur door de commissie gewaarschuwd,
en zij zei hem, dat bij herhaling ontslag zou
volgen.
Tenslotte stelde de verdediger eenige vragen
of de Duitsche sympathieën van klager tot het
ontslag zouden hebben geleid. Dit bleek ech
ter nimmer onderwerp van bespreking te zijn
geweest en evenmin aanleiding tot het ontslag.
scheen slechts een onschuldig avontuur in ver
gelijking met het vreeselijke lot van dezen man.
Hij moest zijn leven doorbrengen temidden der
hooge en eenzame bergen van El-Gomany,
vastgeklonken aan een rots.
„Hoe lang houden ze je nu al zoo vast?'' vroeg
hij medelijdend.
Het was alsof de. stem van een geest ant
woordde, zoo hol en akelig klonk de stem van
den slaaf.
„Altijd, geloof ik. Misschien ben ik wel zoo
geboren."
Darwin nam den slaaf scherp op. Voor klee
ding droeg hij een paar schapenvachten, de
eene rond zijn middel, de andere over zijn hoofd
als een kap. Zijn beenen waren van de knieën
af naakt, ze waren beschadigd en opgezet. Im-
barak trachtte den man in het gezicht te gluren
onder zijn wollen kap. Hij schudde het hoofd en
wees met zijn vinger naar zijn voorhoofd.
„Een arme duivel, die zich niets meer herin
neren kan," verklaarde hij.
„Zoo heb ik ze dikwijls gezien,'' merkte Jad
op. „Mejnun, krankzinnigen. Gedachten ko
men in hun hoofd en, als muizen aan de kaas,
knabbelen die daar alles op tot er niets meer
over is."
Aan den overkant zag Darwin onder een over
hangende rots een paar planken gespijkerd,
waarop een half verteerde deken lag. Dat was
het bed van den slaaf. Op den grond lagen twee
of drie afgeknaagde beenderen en een leege wa
terkruik.
„Hij leeft van de weldadigheid van hen, die
hier langs komen," mompelde hij. „De reizigers
Het getuigenverhoor was hiermede beëindigd,
waarna de raadslieden hun pleidooien begon
nen.
Allereerst werd behandeld de bevoegdheid van
generaal Winkelman om het ontslag te ver-
leenen.
Mr. Drossaart van Bentfort ontkende, dat
generaal Winkelman deze bevoegdheid bezat.
Na het vertrek der regeering stond volgens pl.
niet vast, bij wien deze bevoegdheid berustte.
De regeering kon deze bevoegdheid niet over
dragen zonder goedkeuring van de Staten-Gene-
raal. Volgens de capitulatievoorwaarden berust
te het hoogste gezag bij generaal-majoor Schlie-
per. Deze had generaal Winkelman, volgens
pleiter, moeten machtigen voor dit ontslag
Mr. Scholten, vertegenwoordiger van het de
partement van Binnenlandsche Zaken, meende,
dat het gewicht van deze beslissing ver uitgaat
boven het belang van de zaak. De Opperbevel
hebber nam in die dagen zeer belangrijke be
slissingen. Volgens prof. Telders vloeien de be
voegdheden van generaal Winkelman voort uit
het Bezettingsrecht, hetgeen ook de meening
is van den heer Biegel, die hierover een werkje
publiceerde. Ook in het Verordeningenblad is
gepubliceerd, dat de verordeningen van den
Opperbevelhebber van kracht blijven. Volgens
pleiter vloeit hieruit voort, dat ook de beslui
ten van generaal Winkelman hierdoor worden
gesanctionneerd. Uitvoerig citeerde pleiter de
jurisprudentie over het Staatsnoodrecht, waar
uit hij concludeerde dat de Opperbevelhebber
het recht had, dit ontslag te geven.
Na repliek werd de zitting geschorst tot van
daag.
In het St. Ignatius-Ziekenhuis te Breda is,
zooals reeds gemeld, overleden de zeereerw. heer
J. M. A. v. d. Muijsenbergh, pastoor der St. Wil-
librordusparochie te Teteringen.
Bijna 20 jaar heeft pastoor v. d. Muijsenbergh
de oude parochie te Teteringen geleid, waar hij
veel deed ter opluistering van den eeredienst,
terwijl de overledene .eveneens een groot bevor
deraar was van de St. Willibrord-vereering.
Op liturgisch gebied herstelde hij zeer veel oude
gebruiken als de zegening van werktuigen, vee,
voertuigen, enz.
Onder leiding van den pastoor zijn ook ver
scheidene malen mysterie-spelen, oratoria en
Sacramentsspelen in zijn parochie opgevoerd,
waaraan hij zijn grooten kunstzinnlgen aanleg
dienstbaar maakte.
Pastoor v. d. Muijsenbergh vierde in 1939 zijn
40-jarig priesterfeest en in 1940 zijn zilveren
pastoraat. Bredanaar van geboorte was de ont
slapen herder achtereenvolgens kapelaan te
Nieuw-Borgvliet, Ossendrecht, Bergen op Zoom
en Breda. Na enkele jaren pastoor te Hoofd
plaat te zijn geweest, werd hij tot pastoor te
Teteringen benoemd.
Het 270 bruto registerton metende ms. „Bui
zerd" is op 13 Maart 1940 tusschen Runswick
en Whitby aan de Oostkust van Engeland ge
strand en verloren gegaan.
De kapitein had zich in verband met dit
ongeluk te Amsterdam voor den Raad voor de
Scheepvaart te verantwoorden. Hij werd op
schuldvraag gehoord
Het schip had al verschillende malen reizen
naar Engeland gemaakt. Op 12 Maart 1940 ver
trok het met een lading kolen uit New Castle
naar Antwerpen. De lading was minder dan de
maximum-lading, welke het schip kan vervoe
ren.
By het verlaten van de haven van New Castle
was een loods aan boord. Deze verliet het schip
tusschen de pieren van de buitenhaven. De
navy-contróle had den kapitein orders gegeven
en o.m. aangeraden in verband met luchtge-
vaar het traject New Castle tot voorby Whitby
's nachts te varen. Het schip was om zeven uur
's avonds buiten de pieren. De kapitein gaf om
streeks middernacht de wacht over aan den
stuurman. De kompassen waren Juist bevonden
Er was matig zicht
Na een half uur zag de stuurman schuin
bakboord vooruit vlakby een witte schuim-
streep: de branding. Hy gaf hard bakboord,
trachtte den motor te stoppen en liet on
middellijk den kapitein waarschuwen. Voor
dat deze echter aan dek kon zyn, stootte
het schip reeds. Het bleef stooten en raakte
door de strooming tusschen de rotsen. De
situatie was zeer gevaariyk, zoodat de kapi
tein besloot vuurpyien af te schieten. Hier
op is een reddingsboot uitgevaren, welke de
bemanning in totaal zes koppen veilig
aan den wal heeft kunnen brengen, doch de
„Buizerd" was verloren.
Zoowel de kapitein als de stuurman hebben
verklaard, dat zy als ooi-zaak van de stranding
de strooming vermoeden. Deze is ongetwyfeld
veel sterker geweest dan aangenomen werd. Er
laten voedsel en drinken voor hem achter, waar
van hy moet leven, tot er weer eens iemand
komt."
„En als er weinig reizigers komen," zei Jad,
„dan zijn z'n eenige metgezellen Jua en Thum-
ma, de honger en de dorst."
„Als 't hem verveelt, aan den eenen kant te
zitten," zei Imbarak nadenkend, „kan hij aan
den anderen kant gaan zitten."
„Maar hij moet er altijd voor zorgen, dat zyn
ketting achter hem afrolt als hij den sprong
maakt," merkte Jad op.
„Als ik gedoemd was om myn levensjaren tus
schen deze twee rotsen door te brengen, zou ik
er niet zoo goed op letten, of ,de ketting wel af
rolde," zei Darwin somber.
„Dat alles is nu ten einde," beloofde Little-
john met een bewogen stem. „Wy zullen hem
vrij laten en met ons meenemen."
De slaaf stond daar met neergeslagen oogen,
alsof hy niet hoorde wat er gezegd werd.
Littlejohn sprak den man aan en trachtte
te maken, dat hy haar aanzg.
„Dit alles is nu voor jou voorby," vertelde
ze hem. „Je vrienden hebben je gevonden. Je
gaat met ons mee als een vrij man."
„Zools de kleine Nazrani die gisteren met ons
meeliep," zei Jad bitter. „Hy brak zyn ketting
en vond de vrijheid. Wij hebben dezen man wer-
keiyk niets byzonders aan te bieden."
„Alles is beter dan dit," merkte Imbarak op.
„Ik geloof, dat we wyzer er aan doen, als we
eerst naar den overkant gaan en dan later pra
ten," viel Darwin hen in de rede, „voordat Ate-
jon en zyn mannen komen.
Tegen mr. dr. K. L. C. M. I. baron de Wy-
kerslooth de Weerdesteyn, oud-burgemeester
van Hilversum, heeft mr. J. A. Star Bus-
mann, advocaat te Utrecht, een civiele actie
ingesteld op grond van het feit, dat mr. Star
Busmann door baron De Wijkerslooth in bro
chures wordt aangemerkt en zulks, naar
eischer zegt, in strijd met de waarheid als
vrymetselaar en wel in een zoodanig verband,
dat mr. Star Busmann zich beleedigd en be
nadeeld gevoelt.
Vrijdagochtend zyn in civiele zitting van de
meervoudige kamer der Utrechtsche rechtbank
onder presidium van mr. H. M. Fruin de plei
dooien in deze procedure gehouden. Mr. Star
Busmann diende een eisch tot schadeloosstelling
in van 5000.
Mr. F. F. Hooft Graafland begon zijn pleidooi
met te zeggen, dat het geen betoog behoeft, dat
het voor hem uiterst pijnlijk was, een actie in te
stellen tegen iemand, dien hij tot voor zeer kort
nog als een vriend beschouwde. Hy was dan ook
niet dan na rijp beraad daartoe overgegaan.
Wat is de aanleiding geweest?
Toen baron De Wijkerslooth zyn functie van
burgemeester van Hilversum neerlegde, is hij een
hevigen aanval begonnen tegen de vrijmetselarij.
In brochures is^hij o.m. van leer getrokken tegen
de invloeden der vrijmetselarij in de Utrechtsche
samenleving. Hij beschrijft de kwalijke praktij
ken, noemt gevallen van ergerlijke corruptie, van
wederrechtelyke bevoordeeling, kortom een wijd
vertakte idee van persoonlijke bevoordeeling ten
nadeele van het Nederlandsche volk. En tenslotte
noemt hij een aantal personen en instellingen,
die in de invloedssfeer van de vrijmetselarij zou
den zyn betrokken, waarbij hij dan ook eischers
naam noemt en wel als lid van met magonnieke
bestuur van het Utrechtsch Stedelijk Orkest.
Het kan, aldus mr. Hooft Graafland, niet an
ders dan de bedoeling van gedaagde zyn geweest,
te worden geloofd ten aanzien van wat hy in
zijn brochure heeft neergeschreven. Pl. kwam
tot de volgende opmerking ten aanzien van de
benadeeling: In de eerste plaats is het in dezen
tijd voor niemand gewenscht, door de bezettende
overheid te worden beschouwd als een tegenstan
der van de door de bezetting voorgestane begin
selen. Voorts benadeelen de publicaties eischer
ongetwyfeld in zijn practijk. Het is zeker waar,
dat die publicaties in kringen van ingewyden,
was wel rekening mede gehouden. Walvuren had
niemand gezien, doch tusschen half twaalf en
twaalf uur was de „Buizerd" twee schepen ge
passeerd op ongeveer 300 meter afstand, waar
uit de kapitein concludeerde, dat hij goed in
zijn koers zat.
De inspecteur-generaal voor de Scheepvaart
noemde twee oorzaken van de stranding. De
stroom heeft het schip meer ingezet dan ver
wacht mocht worden, óf er is een foute koers
gevaren. Dat de stroom den kapitein parten
heeft gespeeld wil de inspecteur-generaal niet
uitsluiten, doch dat alles gedaan is om dit te
voorkomen, is niet aan te nemen. Indien gelood
was, toen de „Buizerd" de twee tegenliggers
passeerde, had de kapitein gezien, dat hij buiten
zijn koers lag. Een verontschuldiging voor den
kapitein zag de inspecteur-generaal in het feit,
dat hij nog slechts korten tyd als gezagvoerder
vaart.
De raad zal in deze zaak later uitspraak doen
Inzake de klacht van den inspecteur-generaal
voor de Scheepvaart tegen den toenmaligen ka
pitein van het m.s. „Coèn" wegens het aan
boord nemen van een schepeling, zonder dat
deze een arbeidsovereenkomst met den reeder
had aangegaan (art. 406 Wetboek van Koop
handel) t was de raad met den pl.v. inspecteur-
generaal voor de Scheepvaart van oordeel, dat
de klacht gegrond is, gelijk de aangeklaagde dan
ook bij zijn verhoor in het voorloopig onder
zoek heeft erkend.
Mitsdien strafte de raad, recht doende by
verstek, den aangeklaagde, door hem de be
voegdheid te ontnemen, als kapitein te varen
op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Sche
penwet, voor den tijd van acht dagen.
Voorts deed de raad uitspraak inzake de
stranding van het motorschip „Regeja" in de
Kalmarsund op 15 September 1940.
Deze stranding is toe te schryven aan het
feit, dat de betrokkene zich in twee bakens heeft
vergist. Deze fout komt ten volle voor zyn reke
ning, nu hy in dit voor hem zeer zeker moei
lijke vaarwater geen loods heeft genomen, aldus
de raad. Het heeft den raad zeer teleurgesteld
dat iemand, die, hoewel in de Kalmarsund on
bekend, het niet noodig heeft geoordeeld een
loods te nemen, toch zoo weinig nauwkeurig
heeft genavigeerd. Hij wist thans niet precies
te zeggen, welke bakens hij met elkaar had ver
wisseld. Op zichzelf komt dit den raad wel be
grijpelijk voor, maar de oorzaak ligt hierin, dat
de kapitein veel te veel „op het handje" heeft
gevaren en alle mogeiyke contróle achterwege
heeft gelaten. Het is een groote fout van hem
geweest, op de wijze als hij gedaan heeft,
de Kalmarsund door te gaan. De raad heeft
zich afgevraagd, waarom de betrokkene dit vaar
water heeft genomen in plaats van buiten Oland
„Wie gaat het eerst?" vroeg Imbarak.
„Ik! Jad trad naar voren en greep het touw.
„Ik ben vlugger, dan ik er uit zie."
Hij zette zijn voet in de lus, haalde diep adem
en wilde vertrekken, toen Darwin zijn arm
greep.
„Een oogenblik. Als je aan den anderen kant
bent, hoe krijgen wy het touw San weer aan
deze zijde?"
Jad had daaraan niet gedacht. Maar dat was
ook niet noodig. Er was een dubbele lus aan het
eind van het touw. Jad had zich in een van de
lussen gezet en terwijl hy nog even bleef staan
praten, zette de slaaf zyn voet in de andere lus.
„Zoo doen ze dat," zei Jad grinnekend. „Deze
hier rijdt heen en weer met zyn klanten." Hij
knikte den man toe. „Ben je klaar?"
„Tot uw dienst, heer," zei de man. „NU."
De twee mannen verdwenen in den gapenden
afgrond. Een oogenblik waren ze niet te zien
voor de anderen, die alleen maar hoorden, hoe
het touw langs den ketting liep. Ze hoorden Jad
lachen verheugd als een Jongen op een schom
mel in een speeltuin. In een oogwenk vond de
overtocht plaats. Daar stond Jad al aan de
overzyde en wuifde een hartelyken groet naar
de toeschouwers.
Zonder ook maar een oogenblik uit te rusten,
zweefde de slaaf terug, om de anderen over den
afgrond te brengen. Zijn lange ketting sleepte
achter hem aan.
„Wil jy 't nu eens probeeren. kleintje?" vroeg
Darwin lachend aan Kathafa, toen de slaaf
weer naast hen stond.
„Als ik de tweede ben" met groote oogen
waarin het tegendeel van de bewering, bekend is,
geen geloof zullen vinden. Maar ook in andere
kringen heeft eischer zyn cliënten. Het is dus
van het grootste belang, dat men zulke bewerin
gen achterwege laat. En ten slotte: het blykt in
deze tijden telkens weer, dat men bij voortdu
rend hameren zelfs in kringen van hen, die beter
weten, ten slótte gehoor krijgt. In die overwe
gingen heeft eischer gemeend, een actie niet ach
terwege te mogen laten.
Primair zag pl. de uitlatingen van den heer De
Wijkerslooth jegens eischer als beleedigingen,
waar verband gelegd was tusschen de als corrupt
gebrandmerkte handelingen van de vrijmetsela-
ry eenerzij ds en het optreden van eischer als lid
van het bestuur van het U. S. O., secundair be
schouwde hij ze een onrechtmatige daad te zijn,
daar zij in strijd met de waarheid waren. In
beide gevallen stelde mr. Star Busmann een
eisch tot schadeloosstelling van ƒ5000 in en tot
verbod, voort te gaan met dergélyke publicaties,
onder een dwangsom van eveneens 5000.
Dat het laatste niet overbodig is, zoo zeide pl.,
blijkt reeds uit hei feit, dat na de dagvaarding
een nieuwe brochure van gedaagde met nieuwe
beleedigingen is verschenen.
Mr. Hooft Graafland kwam vervolgens tot be
strijding van een door gedaagde gesteld schrifte
lijk verweer. Hij wees er daarbij eerst op. dat de
heer De Wijkerslooth zijn publicatie schreef,
toen de liquidatie der loges reeds had plaatsge
had. Gedaagde had zich dus er van kunnen over
tuigen, of mr. Star Busmann al dan niet lid was
van de vrijmetselarij. Daarop antwoordde gedaag
de: „Gij doet dan toch maar mee" en alleen
daarom al, stelde hij mr. Star Busmann aan de
kaak. In datzelfde verweer betoogde gedaagde,
dat hij handelde in het algemeen belang, dat
slechts gediend kan worden door het besef van
plicht, recht en bovenal waarheid.
Gedaagde heeft'gezegd, dat hij niet het oog
merk heeft gehad te beleedigen. Wat is oog
merk? De jurisprudentie, aldus mr. Hooft Graaf
land, zegt, dat het „oogmerk" reeds bestaat, wan
neer de dader heeft kunnen begrypen, dat hij
mogelijk beleedigend zou zijn.
Ten slotte verweerde gedaagde zich met te zeg
gen, dat er geen verband zou bestaan tusschen
de gewraakte practijken van de vrijmetselarij en
den naam van mr. Star Busmann. En dat is toch
de bedoeling van het geheele geschrift, aldus pl.
De heer De Wijkerslooth wil immers betoogen.
dat mr. Star Busmann in het vrijmetselaars
schuitje zit.
Zelfs, aldus pleiter, als gedaagde niet de mo
gelijkheid had gehad om zekerheid te verkrygen
ten aanzien van zijn beweringen, had hy nog
bijzonder voorzichtig moeten zyn met het over
gaan tot het publiceeren van dergelyks belee
digingen. Door zulk een lichtvaardigheid zag
mr. Star Busmann zyn naam en goed geschaad.
Het vertrouwen in de wyze, waarop door hem
om te gaan. Ruw weer heeft hem daartoe geens
zins genoodzaakt, al besloot hy dan ook .met
het oog op wind en zee" door de Kalmarsund
te gaan. Hij koos naar zijn meening het meer
veilige vaarwater, doch hy heeft zich de moei-
ïykheden niet voldoende voor oogen gesteld
Een ernstige correctie is hier, naar 's raads
oordeel, op haar plaats. Hij strafte den betrok
kene dan ook, door hem de bevoegdheid te ont
nemen als kapitein te varen op een schip, als
bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor den
tijd van een maand.
Ten slotte volgde de uitspraak inzake de stran
ding van het motorschip „Servus" bezuiden den
mond van den Nieuwe Rotterdamsche Wa
terweg od 31 December 1939.
Dit ongeval is volgens den raad een gevolg
van zeer onoordeelkundige, ja slordige navigatie
De stuurman koerst op de semaphore, zonder
bedoelde lichten geregeld in peiling te houden.
Had hy zulks wel gedaan, dan zou hij dadelijk
bemerkt hebben, dat hij verkeerd was en be
zuiden den Zuiddam verdaagde. De raad moet
hier weer constateeren, wat reeds meermalen is
vastgesteld, n.l. dat op een klein schip een
stuurman met eerste rangsdiploma groote han
delsvaart op een wijze navigeert welke zeer zeker
niet van iemand met zulk een diploma mocht
worden verwacht. Door de later bevonden fout
van het kompas is niet alles verklaard, laat
staan verontschuldigd. Uit een en ander blykt,
dat hier, zelfs bij het naderen van den Water
weg, „op het handje" is gevaren.
De navigatie is dus zeer onvoldoende ge
weest en dit komt geheel ten laste van den
stuurman. Echter ook de kapitein heeft
schuld aan dit ongeval, zij het dan in min
dere mate. De kapitein is op een zeer on
gelegen oogenblik naar beneden gegaan,
zonder strikte orders achter te laten. Hy
had in dit geval zelf de navigatie moeten
leiden. En indien hy al reden mocht hebben
de navigatie aan den stuurman over te
laten, dan is de geheel passieve rol, welke
hy thans heeft gespeeld, hem als een ern
stige fout aan te rekenen.
De raad achtte voor beide betrokkenen een
straf van schorsing geboden.
Hij strafte den kapitein door hem de be
voegdheid te ontnemen, als kapitein te varen
op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Sche
penwet, voor den tijd van een maand, en den
stuurman door hem de bevoegdheid te ontne
men als kapitein of stuurman te varen op
een schip als bedoeld bij artikel 2 der Schepen
wet voor den tyd van twee maanden.
keek het meisje Darwin aan ..zul je me dan
volgen, Daud?"
„Dadelyk. Ben je niet bang?"
„Ik? Waarom zou ik bang zyn? Waar een
dikke man gegaan is kan ik ook gaan."
En als om haar woorden kracht by te zetten,
plaatste zij haar kleine voetje in de lus en
greep stevig het touw beet.
„Ja!" schreeuwde ze.
Nog eens zette de slaaf zich van de rots af.
Een paar seconden later zat Kathafa naast
Jad op de rotsen en keek aandachtig toe, hoe de
slaaf weer over den afgrond zweefde.
Daarna ging Littlejohn en kwam behouden
aan den overkant. Imbarak, Darwin en Oedipus
Aba moesten nu nog den tocht ondernemen. Zij
besloten, dat de kleedenkoopman de volgende
zou zijn. Maar Darwin twijfelde, toen hij den
man aankeek.
Het was niet prettig om naar Oedipus Aba te
kyken in den vroegen morgen, zyn gezicht was
grauw en hij was heelemaal terneergeslagen
door het noodlot, dat hem getroffen had. Eigen-
ïyk zou men medeiyden met den man moeten
hebben, zooals hij daar stond. Darwin bracht
hem naar het touw toe, maar hij sloop naar den
rotswand terug, bibberend als een zieke kameel.
„Hy is te veel overstuur om het touw te kun
nen vasthouden." Imbarak staarde minachtend
naar den dikken slavenkoopman. „De marsch
van den laatsten nacht was te veel voor hem.
Hij is een lafaard, waarmee niets te beginnen
is. We kunnen hem beter hier achter laten."
„Bind hem vast, zoodat hy niet kan vallen,"
zei Darwin. ,Help me, Imbarak." De onderste
J. van Leenhoff opziener le klasse in de
rentambten te Klundert, is met ingang van 1
Februari 1941 op verzoek eervol ontslag uit
's Ryks dienst verleend.
Aan de Rijks HB.S. te Groningen is benoemd
tot leeraar in vasten dienst H. G. Brinkman.
Benoemd tot hoofdcommies by het departe
ment van Volksvoorlichting en Kunsten, in vas
ten dienst, M. J. C. van Nierop te 's Gravenhage.
dc rechtspractyk wordt uitgeoefend, wordt door
zulke geschriften geschokt.
Mr. dr. K. L. C. M. I. baron de Wijkerslooth
de Weerdesteyn noemde het hoogst merkwaar
dig, dat 'deze aangelegenheid, welke toch feite
lijk niets anders is dan een incident in den ge
weldigen politieken strijd van thans, in een
burgerlijk rechtsgeding moet worden afgedaan.
Men wil het zoo graag doen voorkcHr.cn, zoo
ging hij voort, alsof deze actie van my buiten
gewoon lichtvaardig, onfatsoenlyk en in elk ge
val in stryd met elk begrip van fatsoen en wel
levendheid is, kortom een optreden, als men
van iemand van mijn kwaliteiten niet zou heb
ben verwacht. Hij gaf toe, dat het „veel netter
had gekund", dat de geschriften „wetenschap
pelijker hadden kunnen worden voorbereid".
In de brochure behoefde natuuriyk niet één
woord te staan, dat niet voliedig was verant
woord.
Het kader, waarin wy thans leven, is even
wel anders, aldus gedaagde. Het is een tyd.
waarin de N.S.B. en gedaagde als lid van de
beweging optrekt tegen de groote interna
tionale krachten, zooals het Jodendom, de vrij
metselarij en het politieke katholicisme. Maar
tot de breede massa is dat toch nog altyd niet
goed doorgedrongen.
Het zyn juist die drie krachten, welke de po
litieke ontwikkeling van dezen tijd tegenhouden.
Maar er is geen enkel element van strijd tegen
personen.
Wat den persoon van Star Busmann betreft,
wilde de heer De Wijkerslooth met den meesten
nadruk verklaren, dat hy hem nog steeds als
een vriend beschouwt. Alleen heeft hij Star
Busmann sinds jaren gewaarschuwd, dat hij in
een schuitje voer, waarin hy niet thuishoort
Gedaagde zeide voorts, dat by een ruime stu
die van de vrijmetselary heeft gemaakt. Al die
publicaties zyn evenmin in alle opzichten zui
ver gedocumenteerd. De vrymetselary is daar
voor te duister. Men kan slechts met een aan
zekerheid grenzende waarschynlykheid een en
ander aanwijzen. Het gaat er tenslotte by dit
alles om, duidelyk te maken, dat over de ge
heele wereld een net is gespannen, dat voor
de samenleving een groot gevaar beteekent. By
zulk een studie leert men eerst begrijpen, dat
het hoegenaamd niet beleedigend is, vrijmetse
laar te zijn. Wel neen. De vrijmetselaars zijn
toch slechts voortgetrokken door hen, die aan
de draden zitten! Zy zun misleid geweest'
Gedaagde verklaarde met stemverheffing, dat
hy vele vrienden heeft, die magon waren. Hij
heeft bepaald niet de bedoeling gehad te zeg
gen, dat zy allen corrupt gehandeld hebben.
Daar is geen sprake van. Er mag misschien een
enkele zoo zyn, maar zeker niet allen en beslist
niet Star Busmann. Slechts om te illustreeren,
hoe vertakt de invloeden zyn, heeft gedaagde
enkele figuren uit de Utrechtsche samenleving
genoemd, ten aanzien van wie invloed aanwijs
baar was.
Er was immers geen tyd, zich behoorlijk te
documenteeren, iedere dag is er één in dezen
tijd en het is immers onmogeiyk, alle draden
van de vrijmetselarij behoorlijk te ontwarren.
Een ontkenning zegt trouwens niets, want vry-
metselaars mogen niet bekennen, dat zij aan
gesloten zyn. Gedaagde heeft met zyn geschrif
ten slechts willen duidelyk maken, dat er in
Utrecht een groote „verwevenheid" is. Er zijn
menschen, die haast als vrijmetselaars geboren
werden, zij loopen mee, voelen de beginselen
aan, mogelijk onbewust. Zij betalen ook geen
contributie en zoo heeft de magonnerie klitten
gevormd welke men practisch by het genoot
schap rekenen moet, al bestaan zij dan uit niet
officieel aangesloten menschen. Zij worden ge
bruikt als instrumenten. Zij voelen dat niet.
Meer heb ik, aldus de heer de Wijkerslooth,
niet willen betoogen. Spr. herhaalde 't nog eens,
dat hij waarlijk niets had tegen den goeden
confrère Star Busmann. In dit kadei strydt
gedaagde als lid van de N.S.B. en hy geeft toe,
dat hij daarbij de burgerlijke grenzen inderdaad
niet altyd in acht neemt. Hy neemt echter
gaarne de risico's in dezen stryd tegen een
magonnieken kanker. Gedaagde meende ten
slotte, dat na deze uiteenzetting de rechtbank
geen aanleiding meer kan zien, eischer in zyn
eisch ontvankelyk te verklaren.
De rechtbank bepaalde na re- en dupliek de
uitspraak op Woensdag 5 Februari.
Te Veendam is opgehaald het lyk van de 32-
jarige mej. van der Tuin-Klompien. Zy was moe
der van drie kinderen en werd sedert 25 Novem
ber ji. vermist.
Winlerhulp Nederland:
j brengi vreugde in veler leven.
lus van het touw was groot genoeg en kon ge
makkelijk om de heupen van een dikzak als Oe
dipus Aba was. gebonden worden. Zij sleepten
het zware lichaam naar den rand van den af
grond en behandelden hem met niet meer zacht
heid dan ze een baal met kameelvoer gedaan
zouden hebben. Met zyn dikke, zweetende han
den greep hy Darwin's polsen beet.
„O, doe het niet!" jammerde hy. „Ik zal jul
lie redden van myn mannen. Laat me niet gaan,
toe, als t je blieft
Darwin schudde de vette handen van zich af.
Hy bracht de lus over de schouders van den
man en dwong hem om te gaan zitten, alsof het
touw een draagstoel was.
„Ik zal omkomen!" kreunde de slavenkoop
man rillend. „O, mijn vrienden, zendt me niet
in den dood. Ik zal jullie rijk maken! Ik zal
jullie slaaf zijn! Heb medelijden!"
Imbarak bond den slavenketting rond Oedipus
Aba's rillende lichaam en maakte het eind ste
vig aan het touw vast. Het was op die mam er
onmogelijk dat de slavenkoopman zou kunnen
vallen, zelfs al zou hij door den schrik alle
zelfbeheersching verliezen.
Darwin grinnekte naar den veerman en maak
te een gebaar over den afgrond heen.
„Voer hem weg."
■"Wordt vervolgd)