Directeur der Alg. Landsdrukkerij in beroep Advocaat beleedigd en benadeeld? woest ijnhavik Als kapitein maar tijdig gelood had! ZATERDAG 25 JANUARI 1941 Kerkdijk leven Procedure voor rechtbank te Utrecht UIT DE STAATSCOURANT Eervol ontslag Commissie van toezicht stelt hem schuldig aan verregaande overschrijding van bevoegdheden Verdwenen archiefstukken -De- door ALBERT M. TREYNOR De verhoudingen ter drukkerij Herhaaldelijk gewaarschuwd Wie was bevoegd tot ontslaan? Pastoor J. v. d. Muijsenbergh f Oorzaak onderzocht van het ver~ gaan van het m.s. „Buizerd" Uitspraken Slordige navigatie Onderwijs Dep. van Volksvoorlichting en Kunsten Lijk gevonden Het ambtenarengerecht te 's-Gravenhage zette Vrijdagmorgen de behandeling voort van de zaak-Korthuis, den vroegeren directeur van de Algemeene Landsdrukkerij. Op een vraag van. den voorzitter verklaarde de heer K., dat hij op 23 Mei 1940 is ontslagen, van welk ontslag hij een dag of zes later ken nis kreeg. Vervolgens kwamen allerlei kwesties ter spra ke, o.a. het werk voor derden en het gentlemens agreement met de Federatie. In de laatste zaak, zei de heer Ter Laan, dat de regeling zelf niet zoozeer verkeerd was, doch terwijl de minister had te kennen gegeven, dat de directeur zon der de commissie van toezicht geen bindende regeling kon aangaan, is dit toch geschied. De heer K. deelde de commissie mede, dat hij zich hiet gebonden had, terwijl later bleek, dat hij zijn handteekening had geplaatst. Geuige A. Meyer, directeur van een grafische handelsonderneming, leverde in 1938 een Miehle- horizontal-pers voor 10.100 aan de Alg. Lands drukkerij. Get. toonde een schrijven, waaruit duidelijk blijkt, dat de pers op proef geleverd werd, onder uitdrukkelijk voorbehoud van goed keuring der begrooting. In deze kwestie schreef de heer K. aan den minister, dat hij niet wist, of de machine nog wel kon worden geleverd en voor dit bedrag kon worden gekocht. De voorzitter zei, dit niet te begrijpen, daar de machine er al was en de prijs was overeen gekomen. De heer K. verklaarde, dat hij dien dag vijf brieven dicteerde, waarvan de aanhef hetzelfde was. In dit geval was de aanhef verkeerd, het geen hem ontging. De prijs van de machine was nog niet gefixeerd, d.w.z. bij verhooging van den prijs behield de verkooper zich zijn rechten voor. De heer Franx deelde mede, dat de minister den heer K. over deze kwestie scherp heeft on derhouden. De heer K. erkende schuld en be loofde beterschap. De heer K. zei, toen niet goed begrepen te hebben, waarover het ging. Men was toen in een feestelijke stemming in verband met het 125- jarig bestaan der Alg. Landsdrukkerij, zoodat hem de finesses eenigszins ontgingen. Hierna werd de vader van den klager gehoord in verband met de bewering, dat hij teveel druk werk van zijn zoon had gekregen. Op een vraag of aanvankelijk was afgespro ken dat hij geen werk zou krijgen omdat zijn zoon directeur was, zei de heer K. Sr., dat hem van een zoodanige regeling niets bekend was. Voorgelezen werd dan een correspondentie. Waaruit bleek, dat de drukkerij van den heer K. Sr. per jaar ongeveer 18.000 drukwerk lever de aan overheidsinstanties. Er werd op gewezen, dat het niet juist zou zijn, de drukkerij K. Sr Uit te sluiten, omdat K. Jr. directeur was, nu alles via de Alg. Landsdrukkerij moest loopen. De minister keurde hierop goed, dat de druk kerij van K. Sr. voor het gemiddelde der laatste jaren aan overheidswerk zou worden aangewe zen voor werk van de Alg. Landsdrukkerij, het geen werd vastgesteld op 18.000. Over 1939 leverde K. Sr. voor een bedrag van 8000 plus het werk van den Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad kwam echter in 1921 naar Den Haag en van toen af drukte K. Sr. daar voor. Dit werk liep nooit via de Alg. Lands drukkerij, doch wel moesten eenige jaren gele den de nota's gezonden worden aan het Rijks- inkoopbureau. De heer K. Sr. bestreed, dat het werk van den gezondheidsraad was begrepen in het bedrag van 18.000 aan overheidswerk. Hij was van oordeel, dat hij nimmer het volle bedrag aan overheidswerk heeft gehad. De heer K. Sr. gaf dan een verslag van de wijze waarop hij kennis kreeg van de kwesties Welke waren gerezen ten aanzien van zijn zoon Naar aanleiding daarvan had de heer K. Sr. een onderhoud met den mirjister. Deze verklaarde hem uitdrukkelijk, dat er niets oneerbaars was en de heer K. Jr. zeer bekwaam was, doch zich naast ambtenaar ook koopman voelde, terwijl Uien alleen een ambtenaar wenschté. Voorts Verklaarde de minister, dat de heer K Jr. kocht zonder zijn toestemming, terwijl hij ook ma chines kocht voor K. Sr. Deze ontkende dit laatste ten stelligste. De minister meende, dat deze dingen ernstige gevolgen voor K. Jr. zou den hebben. Na dit onderhoud schreef de heer K. Sr. den hiinister, welk schrijven hij voorlas. Hierin werd nadrukkelijk de beschuldiging afgewezen, dat K Jr. onderhandeld zou hebben over den aankoop Van machines voor K. Sr. De heer Voermans, vroeger secretaris van den heer K., verklaarde, dat twee brieven betreffende de offset-pers uit het archief zijn verdwenen. Dit is vastgesteld aan de hand van het indexregister, doch get., had niet gezien, dat de brieven er uit gehaald werden. Get. moest wel eens, in opdracht van zijn directeur, op stukken zetten: „Mag niet aan derden, Rekenkamer e.d., worden getoond". De heer K. zei. dat dit geschiedde om aan bersoneel van de Landsdrukkerij, door hem ver- 47 (Nadruk verboden) „Hela broeder!'' riep hij in het sabir. „Zou je het touw even over willen gooien?" De vreemdeling antwoordde niet, maar ze za gen, dat hij het touw begon los te maken. Zij hoorden een geratel als van een ankerketting, flie afgewonden wordt en plotseling zagen zij, hat de man den sprong waagde. Hij kwam aan zweven met zijn voeten in de lus van het touw eo kwam juist voor de toeschouwers op de an- here rots terecht. Jad gaf hem een hand en barwin greep het touw vast. „Dank je," zei hij en allen staarden verwon- herd naar den onverwachten vriend. De man ^'as een slaaf. Aan zijn nek was een dunne letting bevestigd die over de kloof heen naar de ahdere rots liep. Blijkbaar zat het uiteinde daar stevig in de rotsen vast. Deze man was dus een soort portier. De ket- hhg was juist lang genoeg, dat hij 't touw van hen eenen kant naar den anderen kon bren- l?n. Medelijdend keek Darwin den man aan. hij in de tukels van Taj geleden had, dacht van den mond voorbij te praten, geheim houding op te leggen. De heer Voermans hield vol, dat hem op dracht was gegeven, het er op te zetten met het oog op de Rekenkamer. De heer Segboer, comptabel ambtenaar, beves tigde, dat de opmerking wel eens op brieven werd gezet. De heer Oosterbaan verklaarde, dat zes brie ven over de offset-pers in het archief ontbreken. De heer Segboer verklaarde, dat de directeur, na een vergadering, zich wel eens minder vrien delijk heeft uitgelaten over de commissie van toezicht. De heer K. heeft een moeilijk karakter. Volgens get. was hij niet geliefd bij ast per soneel. Ook de heer Van Zwijndrecht had meermalen minder vriendelijke uitlatingen van klager over de commissie van toezicht gehoord. Getuige Leurs verklaarde, dat de order voor veevoederdistributiebonnen bij de firma Teu- lings werd geplaatst, „in verband met de offset plannen". Get. begreep dat de heer Teul.ngs gunstig voor dit plan moest worden gestemd. Get. Oosterbaan had aan negen arbeidscon tractanten ontslag aangezegd, op order van den heer K. Zij werden ontslagen met 14 dagen op zegging en waren reeds langer in dienst. De ont slagenen behoorden tot den „zoom" van het personeel. De ontslagenen waren hoofdzakelijk huisvaders. Dit geschiedde eveneens op order van de directeur, die een actie wilde inzetten om te verkrijgen, dat verandering werd ge bracht in het ssteem van de commissie van toezicht, dat, wanneer een nieuwe machine werd aangeschaft, hiertegenover twee oude moestsn worden opgeruimd. De ontslagen zijn tenslotte niet doorgegaan. De heer Krijger verklaarde, dat de directeur altijd opkwam voor de belangen van het perso neel, waarom het uitgesloten is, dat hij nu het personeel onaangenaam zou willen zijp. Toen bleek dat het de bedoeling was om meer dan één offset-pers aan te schaffen, waardoor het parti culiere bedrijf in het gedrang zou komen, advi seerde de commissie van toezicht afwijzend, daar hierdoor het karakter van de Landsdruk kerij zou veranderen Dan werd besproken de kwestie van het advies van den heer K. aan de gemeente Den Haag over de gemeentelijke drukkerij. Hij kreeg hiervoor f 600, waar de heeren Leurs en Zwijndrecht ieder f 125 van kregen en de heer Voermans f 10 of f 15 Dan kwam aan de orde de verhoudingen ter Landsdrukkerij. Getuige De Groot, commies bij de Ned. Staatscourant, meende, dat het contact in de laatste jaren beter was, doch zijn afdeeling heeft niet veel met het technisch gedeelte van het bedrijf te maken. Onder den vorigen directeur waren de verhoudingen veel slechter. De oud-directeur van de griffie der Tweede Kamer, de heer J. G. Pippel, had niet anders dan goede ervaringen gehad met den heer K. Van ae vijf directeuren, die hij heeft meege maakt, waren er z.i. twee goede. De heer K. was een van deze goede directeuren. Onder den heer K verbeterde het werk op enorme wijze. De heer Van Zwijndrecht zei, dat de heer K. er achterheen zat, dat er hard gewerkt werd. Al gemeen was men van oordeel dat hij meer voor zijn machines voelde dan voor zijn personeel. De verhoudingen waren echter goed. Ook de heer Oosterbaan zei, dat de verhoudin gen redelijk goed waren. De heer Ter Laan verklaarde, dat aan de commissie nimmer gebleken is, dat de verhou dingen in het bedrijf niet deugden. De gep. adj .-bedrijfsleider van de Alg. Lands drukkerij zei, aanvankelijk wel botsingen met den heer K. te hebben gehad. Hoe langer hij met hem samenwerkte des te beter werd de verhouding. Ook de door den heer K. gestichtte sportvereeniging was zeer nuttig. Volgens dezen getuige was de directeur „getapt" bij het per soneel. De heer Krijger verklaarde, dat vier van de vijf leden der commissie van toezicht voor het ontslag waren. Alle vijf leden wa ren van oordeel, dat de directeur zich schuldig had gemaakt aan verregaande overschrijding van zijn bevoegdheden. Allen waren overtuigd van zijn zeer groote ver diensten voor het bedrijf doch de heer K. was, volgens hun oordeel, geen ambtenaar. Dat was de zwakke zijde van den heer K. en de grond voor de conflicten. Herhaalde lijk had de voorzitter hem hierop gewezen en hem daarvoor gewaarschuwd. Het aan schaffen van de offsetpers gaf tenslotte den doorslag. De heer Ter Laan had altijd naast den di recteur gestaan bij zijn pogingen tot uitbrei ding. De fout van den heer K. is geweest, dat hij beslissingen nam zonder machtiging van den minister, uit het oog verliezend, dar de minister verantwoordelijk was. Tenslotte werd de directeur door de commissie gewaarschuwd, en zij zei hem, dat bij herhaling ontslag zou volgen. Tenslotte stelde de verdediger eenige vragen of de Duitsche sympathieën van klager tot het ontslag zouden hebben geleid. Dit bleek ech ter nimmer onderwerp van bespreking te zijn geweest en evenmin aanleiding tot het ontslag. scheen slechts een onschuldig avontuur in ver gelijking met het vreeselijke lot van dezen man. Hij moest zijn leven doorbrengen temidden der hooge en eenzame bergen van El-Gomany, vastgeklonken aan een rots. „Hoe lang houden ze je nu al zoo vast?'' vroeg hij medelijdend. Het was alsof de. stem van een geest ant woordde, zoo hol en akelig klonk de stem van den slaaf. „Altijd, geloof ik. Misschien ben ik wel zoo geboren." Darwin nam den slaaf scherp op. Voor klee ding droeg hij een paar schapenvachten, de eene rond zijn middel, de andere over zijn hoofd als een kap. Zijn beenen waren van de knieën af naakt, ze waren beschadigd en opgezet. Im- barak trachtte den man in het gezicht te gluren onder zijn wollen kap. Hij schudde het hoofd en wees met zijn vinger naar zijn voorhoofd. „Een arme duivel, die zich niets meer herin neren kan," verklaarde hij. „Zoo heb ik ze dikwijls gezien,'' merkte Jad op. „Mejnun, krankzinnigen. Gedachten ko men in hun hoofd en, als muizen aan de kaas, knabbelen die daar alles op tot er niets meer over is." Aan den overkant zag Darwin onder een over hangende rots een paar planken gespijkerd, waarop een half verteerde deken lag. Dat was het bed van den slaaf. Op den grond lagen twee of drie afgeknaagde beenderen en een leege wa terkruik. „Hij leeft van de weldadigheid van hen, die hier langs komen," mompelde hij. „De reizigers Het getuigenverhoor was hiermede beëindigd, waarna de raadslieden hun pleidooien begon nen. Allereerst werd behandeld de bevoegdheid van generaal Winkelman om het ontslag te ver- leenen. Mr. Drossaart van Bentfort ontkende, dat generaal Winkelman deze bevoegdheid bezat. Na het vertrek der regeering stond volgens pl. niet vast, bij wien deze bevoegdheid berustte. De regeering kon deze bevoegdheid niet over dragen zonder goedkeuring van de Staten-Gene- raal. Volgens de capitulatievoorwaarden berust te het hoogste gezag bij generaal-majoor Schlie- per. Deze had generaal Winkelman, volgens pleiter, moeten machtigen voor dit ontslag Mr. Scholten, vertegenwoordiger van het de partement van Binnenlandsche Zaken, meende, dat het gewicht van deze beslissing ver uitgaat boven het belang van de zaak. De Opperbevel hebber nam in die dagen zeer belangrijke be slissingen. Volgens prof. Telders vloeien de be voegdheden van generaal Winkelman voort uit het Bezettingsrecht, hetgeen ook de meening is van den heer Biegel, die hierover een werkje publiceerde. Ook in het Verordeningenblad is gepubliceerd, dat de verordeningen van den Opperbevelhebber van kracht blijven. Volgens pleiter vloeit hieruit voort, dat ook de beslui ten van generaal Winkelman hierdoor worden gesanctionneerd. Uitvoerig citeerde pleiter de jurisprudentie over het Staatsnoodrecht, waar uit hij concludeerde dat de Opperbevelhebber het recht had, dit ontslag te geven. Na repliek werd de zitting geschorst tot van daag. In het St. Ignatius-Ziekenhuis te Breda is, zooals reeds gemeld, overleden de zeereerw. heer J. M. A. v. d. Muijsenbergh, pastoor der St. Wil- librordusparochie te Teteringen. Bijna 20 jaar heeft pastoor v. d. Muijsenbergh de oude parochie te Teteringen geleid, waar hij veel deed ter opluistering van den eeredienst, terwijl de overledene .eveneens een groot bevor deraar was van de St. Willibrord-vereering. Op liturgisch gebied herstelde hij zeer veel oude gebruiken als de zegening van werktuigen, vee, voertuigen, enz. Onder leiding van den pastoor zijn ook ver scheidene malen mysterie-spelen, oratoria en Sacramentsspelen in zijn parochie opgevoerd, waaraan hij zijn grooten kunstzinnlgen aanleg dienstbaar maakte. Pastoor v. d. Muijsenbergh vierde in 1939 zijn 40-jarig priesterfeest en in 1940 zijn zilveren pastoraat. Bredanaar van geboorte was de ont slapen herder achtereenvolgens kapelaan te Nieuw-Borgvliet, Ossendrecht, Bergen op Zoom en Breda. Na enkele jaren pastoor te Hoofd plaat te zijn geweest, werd hij tot pastoor te Teteringen benoemd. Het 270 bruto registerton metende ms. „Bui zerd" is op 13 Maart 1940 tusschen Runswick en Whitby aan de Oostkust van Engeland ge strand en verloren gegaan. De kapitein had zich in verband met dit ongeluk te Amsterdam voor den Raad voor de Scheepvaart te verantwoorden. Hij werd op schuldvraag gehoord Het schip had al verschillende malen reizen naar Engeland gemaakt. Op 12 Maart 1940 ver trok het met een lading kolen uit New Castle naar Antwerpen. De lading was minder dan de maximum-lading, welke het schip kan vervoe ren. By het verlaten van de haven van New Castle was een loods aan boord. Deze verliet het schip tusschen de pieren van de buitenhaven. De navy-contróle had den kapitein orders gegeven en o.m. aangeraden in verband met luchtge- vaar het traject New Castle tot voorby Whitby 's nachts te varen. Het schip was om zeven uur 's avonds buiten de pieren. De kapitein gaf om streeks middernacht de wacht over aan den stuurman. De kompassen waren Juist bevonden Er was matig zicht Na een half uur zag de stuurman schuin bakboord vooruit vlakby een witte schuim- streep: de branding. Hy gaf hard bakboord, trachtte den motor te stoppen en liet on middellijk den kapitein waarschuwen. Voor dat deze echter aan dek kon zyn, stootte het schip reeds. Het bleef stooten en raakte door de strooming tusschen de rotsen. De situatie was zeer gevaariyk, zoodat de kapi tein besloot vuurpyien af te schieten. Hier op is een reddingsboot uitgevaren, welke de bemanning in totaal zes koppen veilig aan den wal heeft kunnen brengen, doch de „Buizerd" was verloren. Zoowel de kapitein als de stuurman hebben verklaard, dat zy als ooi-zaak van de stranding de strooming vermoeden. Deze is ongetwyfeld veel sterker geweest dan aangenomen werd. Er laten voedsel en drinken voor hem achter, waar van hy moet leven, tot er weer eens iemand komt." „En als er weinig reizigers komen," zei Jad, „dan zijn z'n eenige metgezellen Jua en Thum- ma, de honger en de dorst." „Als 't hem verveelt, aan den eenen kant te zitten," zei Imbarak nadenkend, „kan hij aan den anderen kant gaan zitten." „Maar hij moet er altijd voor zorgen, dat zyn ketting achter hem afrolt als hij den sprong maakt," merkte Jad op. „Als ik gedoemd was om myn levensjaren tus schen deze twee rotsen door te brengen, zou ik er niet zoo goed op letten, of ,de ketting wel af rolde," zei Darwin somber. „Dat alles is nu ten einde," beloofde Little- john met een bewogen stem. „Wy zullen hem vrij laten en met ons meenemen." De slaaf stond daar met neergeslagen oogen, alsof hy niet hoorde wat er gezegd werd. Littlejohn sprak den man aan en trachtte te maken, dat hy haar aanzg. „Dit alles is nu voor jou voorby," vertelde ze hem. „Je vrienden hebben je gevonden. Je gaat met ons mee als een vrij man." „Zools de kleine Nazrani die gisteren met ons meeliep," zei Jad bitter. „Hy brak zyn ketting en vond de vrijheid. Wij hebben dezen man wer- keiyk niets byzonders aan te bieden." „Alles is beter dan dit," merkte Imbarak op. „Ik geloof, dat we wyzer er aan doen, als we eerst naar den overkant gaan en dan later pra ten," viel Darwin hen in de rede, „voordat Ate- jon en zyn mannen komen. Tegen mr. dr. K. L. C. M. I. baron de Wy- kerslooth de Weerdesteyn, oud-burgemeester van Hilversum, heeft mr. J. A. Star Bus- mann, advocaat te Utrecht, een civiele actie ingesteld op grond van het feit, dat mr. Star Busmann door baron De Wijkerslooth in bro chures wordt aangemerkt en zulks, naar eischer zegt, in strijd met de waarheid als vrymetselaar en wel in een zoodanig verband, dat mr. Star Busmann zich beleedigd en be nadeeld gevoelt. Vrijdagochtend zyn in civiele zitting van de meervoudige kamer der Utrechtsche rechtbank onder presidium van mr. H. M. Fruin de plei dooien in deze procedure gehouden. Mr. Star Busmann diende een eisch tot schadeloosstelling in van 5000. Mr. F. F. Hooft Graafland begon zijn pleidooi met te zeggen, dat het geen betoog behoeft, dat het voor hem uiterst pijnlijk was, een actie in te stellen tegen iemand, dien hij tot voor zeer kort nog als een vriend beschouwde. Hy was dan ook niet dan na rijp beraad daartoe overgegaan. Wat is de aanleiding geweest? Toen baron De Wijkerslooth zyn functie van burgemeester van Hilversum neerlegde, is hij een hevigen aanval begonnen tegen de vrijmetselarij. In brochures is^hij o.m. van leer getrokken tegen de invloeden der vrijmetselarij in de Utrechtsche samenleving. Hij beschrijft de kwalijke praktij ken, noemt gevallen van ergerlijke corruptie, van wederrechtelyke bevoordeeling, kortom een wijd vertakte idee van persoonlijke bevoordeeling ten nadeele van het Nederlandsche volk. En tenslotte noemt hij een aantal personen en instellingen, die in de invloedssfeer van de vrijmetselarij zou den zyn betrokken, waarbij hij dan ook eischers naam noemt en wel als lid van met magonnieke bestuur van het Utrechtsch Stedelijk Orkest. Het kan, aldus mr. Hooft Graafland, niet an ders dan de bedoeling van gedaagde zyn geweest, te worden geloofd ten aanzien van wat hy in zijn brochure heeft neergeschreven. Pl. kwam tot de volgende opmerking ten aanzien van de benadeeling: In de eerste plaats is het in dezen tijd voor niemand gewenscht, door de bezettende overheid te worden beschouwd als een tegenstan der van de door de bezetting voorgestane begin selen. Voorts benadeelen de publicaties eischer ongetwyfeld in zijn practijk. Het is zeker waar, dat die publicaties in kringen van ingewyden, was wel rekening mede gehouden. Walvuren had niemand gezien, doch tusschen half twaalf en twaalf uur was de „Buizerd" twee schepen ge passeerd op ongeveer 300 meter afstand, waar uit de kapitein concludeerde, dat hij goed in zijn koers zat. De inspecteur-generaal voor de Scheepvaart noemde twee oorzaken van de stranding. De stroom heeft het schip meer ingezet dan ver wacht mocht worden, óf er is een foute koers gevaren. Dat de stroom den kapitein parten heeft gespeeld wil de inspecteur-generaal niet uitsluiten, doch dat alles gedaan is om dit te voorkomen, is niet aan te nemen. Indien gelood was, toen de „Buizerd" de twee tegenliggers passeerde, had de kapitein gezien, dat hij buiten zijn koers lag. Een verontschuldiging voor den kapitein zag de inspecteur-generaal in het feit, dat hij nog slechts korten tyd als gezagvoerder vaart. De raad zal in deze zaak later uitspraak doen Inzake de klacht van den inspecteur-generaal voor de Scheepvaart tegen den toenmaligen ka pitein van het m.s. „Coèn" wegens het aan boord nemen van een schepeling, zonder dat deze een arbeidsovereenkomst met den reeder had aangegaan (art. 406 Wetboek van Koop handel) t was de raad met den pl.v. inspecteur- generaal voor de Scheepvaart van oordeel, dat de klacht gegrond is, gelijk de aangeklaagde dan ook bij zijn verhoor in het voorloopig onder zoek heeft erkend. Mitsdien strafte de raad, recht doende by verstek, den aangeklaagde, door hem de be voegdheid te ontnemen, als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Sche penwet, voor den tijd van acht dagen. Voorts deed de raad uitspraak inzake de stranding van het motorschip „Regeja" in de Kalmarsund op 15 September 1940. Deze stranding is toe te schryven aan het feit, dat de betrokkene zich in twee bakens heeft vergist. Deze fout komt ten volle voor zyn reke ning, nu hy in dit voor hem zeer zeker moei lijke vaarwater geen loods heeft genomen, aldus de raad. Het heeft den raad zeer teleurgesteld dat iemand, die, hoewel in de Kalmarsund on bekend, het niet noodig heeft geoordeeld een loods te nemen, toch zoo weinig nauwkeurig heeft genavigeerd. Hij wist thans niet precies te zeggen, welke bakens hij met elkaar had ver wisseld. Op zichzelf komt dit den raad wel be grijpelijk voor, maar de oorzaak ligt hierin, dat de kapitein veel te veel „op het handje" heeft gevaren en alle mogeiyke contróle achterwege heeft gelaten. Het is een groote fout van hem geweest, op de wijze als hij gedaan heeft, de Kalmarsund door te gaan. De raad heeft zich afgevraagd, waarom de betrokkene dit vaar water heeft genomen in plaats van buiten Oland „Wie gaat het eerst?" vroeg Imbarak. „Ik! Jad trad naar voren en greep het touw. „Ik ben vlugger, dan ik er uit zie." Hij zette zijn voet in de lus, haalde diep adem en wilde vertrekken, toen Darwin zijn arm greep. „Een oogenblik. Als je aan den anderen kant bent, hoe krijgen wy het touw San weer aan deze zijde?" Jad had daaraan niet gedacht. Maar dat was ook niet noodig. Er was een dubbele lus aan het eind van het touw. Jad had zich in een van de lussen gezet en terwijl hy nog even bleef staan praten, zette de slaaf zyn voet in de andere lus. „Zoo doen ze dat," zei Jad grinnekend. „Deze hier rijdt heen en weer met zyn klanten." Hij knikte den man toe. „Ben je klaar?" „Tot uw dienst, heer," zei de man. „NU." De twee mannen verdwenen in den gapenden afgrond. Een oogenblik waren ze niet te zien voor de anderen, die alleen maar hoorden, hoe het touw langs den ketting liep. Ze hoorden Jad lachen verheugd als een Jongen op een schom mel in een speeltuin. In een oogwenk vond de overtocht plaats. Daar stond Jad al aan de overzyde en wuifde een hartelyken groet naar de toeschouwers. Zonder ook maar een oogenblik uit te rusten, zweefde de slaaf terug, om de anderen over den afgrond te brengen. Zijn lange ketting sleepte achter hem aan. „Wil jy 't nu eens probeeren. kleintje?" vroeg Darwin lachend aan Kathafa, toen de slaaf weer naast hen stond. „Als ik de tweede ben" met groote oogen waarin het tegendeel van de bewering, bekend is, geen geloof zullen vinden. Maar ook in andere kringen heeft eischer zyn cliënten. Het is dus van het grootste belang, dat men zulke bewerin gen achterwege laat. En ten slotte: het blykt in deze tijden telkens weer, dat men bij voortdu rend hameren zelfs in kringen van hen, die beter weten, ten slótte gehoor krijgt. In die overwe gingen heeft eischer gemeend, een actie niet ach terwege te mogen laten. Primair zag pl. de uitlatingen van den heer De Wijkerslooth jegens eischer als beleedigingen, waar verband gelegd was tusschen de als corrupt gebrandmerkte handelingen van de vrijmetsela- ry eenerzij ds en het optreden van eischer als lid van het bestuur van het U. S. O., secundair be schouwde hij ze een onrechtmatige daad te zijn, daar zij in strijd met de waarheid waren. In beide gevallen stelde mr. Star Busmann een eisch tot schadeloosstelling van ƒ5000 in en tot verbod, voort te gaan met dergélyke publicaties, onder een dwangsom van eveneens 5000. Dat het laatste niet overbodig is, zoo zeide pl., blijkt reeds uit hei feit, dat na de dagvaarding een nieuwe brochure van gedaagde met nieuwe beleedigingen is verschenen. Mr. Hooft Graafland kwam vervolgens tot be strijding van een door gedaagde gesteld schrifte lijk verweer. Hij wees er daarbij eerst op. dat de heer De Wijkerslooth zijn publicatie schreef, toen de liquidatie der loges reeds had plaatsge had. Gedaagde had zich dus er van kunnen over tuigen, of mr. Star Busmann al dan niet lid was van de vrijmetselarij. Daarop antwoordde gedaag de: „Gij doet dan toch maar mee" en alleen daarom al, stelde hij mr. Star Busmann aan de kaak. In datzelfde verweer betoogde gedaagde, dat hij handelde in het algemeen belang, dat slechts gediend kan worden door het besef van plicht, recht en bovenal waarheid. Gedaagde heeft'gezegd, dat hij niet het oog merk heeft gehad te beleedigen. Wat is oog merk? De jurisprudentie, aldus mr. Hooft Graaf land, zegt, dat het „oogmerk" reeds bestaat, wan neer de dader heeft kunnen begrypen, dat hij mogelijk beleedigend zou zijn. Ten slotte verweerde gedaagde zich met te zeg gen, dat er geen verband zou bestaan tusschen de gewraakte practijken van de vrijmetselarij en den naam van mr. Star Busmann. En dat is toch de bedoeling van het geheele geschrift, aldus pl. De heer De Wijkerslooth wil immers betoogen. dat mr. Star Busmann in het vrijmetselaars schuitje zit. Zelfs, aldus pleiter, als gedaagde niet de mo gelijkheid had gehad om zekerheid te verkrygen ten aanzien van zijn beweringen, had hy nog bijzonder voorzichtig moeten zyn met het over gaan tot het publiceeren van dergelyks belee digingen. Door zulk een lichtvaardigheid zag mr. Star Busmann zyn naam en goed geschaad. Het vertrouwen in de wyze, waarop door hem om te gaan. Ruw weer heeft hem daartoe geens zins genoodzaakt, al besloot hy dan ook .met het oog op wind en zee" door de Kalmarsund te gaan. Hij koos naar zijn meening het meer veilige vaarwater, doch hy heeft zich de moei- ïykheden niet voldoende voor oogen gesteld Een ernstige correctie is hier, naar 's raads oordeel, op haar plaats. Hij strafte den betrok kene dan ook, door hem de bevoegdheid te ont nemen als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Schepenwet, voor den tijd van een maand. Ten slotte volgde de uitspraak inzake de stran ding van het motorschip „Servus" bezuiden den mond van den Nieuwe Rotterdamsche Wa terweg od 31 December 1939. Dit ongeval is volgens den raad een gevolg van zeer onoordeelkundige, ja slordige navigatie De stuurman koerst op de semaphore, zonder bedoelde lichten geregeld in peiling te houden. Had hy zulks wel gedaan, dan zou hij dadelijk bemerkt hebben, dat hij verkeerd was en be zuiden den Zuiddam verdaagde. De raad moet hier weer constateeren, wat reeds meermalen is vastgesteld, n.l. dat op een klein schip een stuurman met eerste rangsdiploma groote han delsvaart op een wijze navigeert welke zeer zeker niet van iemand met zulk een diploma mocht worden verwacht. Door de later bevonden fout van het kompas is niet alles verklaard, laat staan verontschuldigd. Uit een en ander blykt, dat hier, zelfs bij het naderen van den Water weg, „op het handje" is gevaren. De navigatie is dus zeer onvoldoende ge weest en dit komt geheel ten laste van den stuurman. Echter ook de kapitein heeft schuld aan dit ongeval, zij het dan in min dere mate. De kapitein is op een zeer on gelegen oogenblik naar beneden gegaan, zonder strikte orders achter te laten. Hy had in dit geval zelf de navigatie moeten leiden. En indien hy al reden mocht hebben de navigatie aan den stuurman over te laten, dan is de geheel passieve rol, welke hy thans heeft gespeeld, hem als een ern stige fout aan te rekenen. De raad achtte voor beide betrokkenen een straf van schorsing geboden. Hij strafte den kapitein door hem de be voegdheid te ontnemen, als kapitein te varen op een schip, als bedoeld bij artikel 2 der Sche penwet, voor den tijd van een maand, en den stuurman door hem de bevoegdheid te ontne men als kapitein of stuurman te varen op een schip als bedoeld bij artikel 2 der Schepen wet voor den tyd van twee maanden. keek het meisje Darwin aan ..zul je me dan volgen, Daud?" „Dadelyk. Ben je niet bang?" „Ik? Waarom zou ik bang zyn? Waar een dikke man gegaan is kan ik ook gaan." En als om haar woorden kracht by te zetten, plaatste zij haar kleine voetje in de lus en greep stevig het touw beet. „Ja!" schreeuwde ze. Nog eens zette de slaaf zich van de rots af. Een paar seconden later zat Kathafa naast Jad op de rotsen en keek aandachtig toe, hoe de slaaf weer over den afgrond zweefde. Daarna ging Littlejohn en kwam behouden aan den overkant. Imbarak, Darwin en Oedipus Aba moesten nu nog den tocht ondernemen. Zij besloten, dat de kleedenkoopman de volgende zou zijn. Maar Darwin twijfelde, toen hij den man aankeek. Het was niet prettig om naar Oedipus Aba te kyken in den vroegen morgen, zyn gezicht was grauw en hij was heelemaal terneergeslagen door het noodlot, dat hem getroffen had. Eigen- ïyk zou men medeiyden met den man moeten hebben, zooals hij daar stond. Darwin bracht hem naar het touw toe, maar hij sloop naar den rotswand terug, bibberend als een zieke kameel. „Hy is te veel overstuur om het touw te kun nen vasthouden." Imbarak staarde minachtend naar den dikken slavenkoopman. „De marsch van den laatsten nacht was te veel voor hem. Hij is een lafaard, waarmee niets te beginnen is. We kunnen hem beter hier achter laten." „Bind hem vast, zoodat hy niet kan vallen," zei Darwin. ,Help me, Imbarak." De onderste J. van Leenhoff opziener le klasse in de rentambten te Klundert, is met ingang van 1 Februari 1941 op verzoek eervol ontslag uit 's Ryks dienst verleend. Aan de Rijks HB.S. te Groningen is benoemd tot leeraar in vasten dienst H. G. Brinkman. Benoemd tot hoofdcommies by het departe ment van Volksvoorlichting en Kunsten, in vas ten dienst, M. J. C. van Nierop te 's Gravenhage. dc rechtspractyk wordt uitgeoefend, wordt door zulke geschriften geschokt. Mr. dr. K. L. C. M. I. baron de Wijkerslooth de Weerdesteyn noemde het hoogst merkwaar dig, dat 'deze aangelegenheid, welke toch feite lijk niets anders is dan een incident in den ge weldigen politieken strijd van thans, in een burgerlijk rechtsgeding moet worden afgedaan. Men wil het zoo graag doen voorkcHr.cn, zoo ging hij voort, alsof deze actie van my buiten gewoon lichtvaardig, onfatsoenlyk en in elk ge val in stryd met elk begrip van fatsoen en wel levendheid is, kortom een optreden, als men van iemand van mijn kwaliteiten niet zou heb ben verwacht. Hij gaf toe, dat het „veel netter had gekund", dat de geschriften „wetenschap pelijker hadden kunnen worden voorbereid". In de brochure behoefde natuuriyk niet één woord te staan, dat niet voliedig was verant woord. Het kader, waarin wy thans leven, is even wel anders, aldus gedaagde. Het is een tyd. waarin de N.S.B. en gedaagde als lid van de beweging optrekt tegen de groote interna tionale krachten, zooals het Jodendom, de vrij metselarij en het politieke katholicisme. Maar tot de breede massa is dat toch nog altyd niet goed doorgedrongen. Het zyn juist die drie krachten, welke de po litieke ontwikkeling van dezen tijd tegenhouden. Maar er is geen enkel element van strijd tegen personen. Wat den persoon van Star Busmann betreft, wilde de heer De Wijkerslooth met den meesten nadruk verklaren, dat hy hem nog steeds als een vriend beschouwt. Alleen heeft hij Star Busmann sinds jaren gewaarschuwd, dat hij in een schuitje voer, waarin hy niet thuishoort Gedaagde zeide voorts, dat by een ruime stu die van de vrijmetselary heeft gemaakt. Al die publicaties zyn evenmin in alle opzichten zui ver gedocumenteerd. De vrymetselary is daar voor te duister. Men kan slechts met een aan zekerheid grenzende waarschynlykheid een en ander aanwijzen. Het gaat er tenslotte by dit alles om, duidelyk te maken, dat over de ge heele wereld een net is gespannen, dat voor de samenleving een groot gevaar beteekent. By zulk een studie leert men eerst begrijpen, dat het hoegenaamd niet beleedigend is, vrijmetse laar te zijn. Wel neen. De vrijmetselaars zijn toch slechts voortgetrokken door hen, die aan de draden zitten! Zy zun misleid geweest' Gedaagde verklaarde met stemverheffing, dat hy vele vrienden heeft, die magon waren. Hij heeft bepaald niet de bedoeling gehad te zeg gen, dat zy allen corrupt gehandeld hebben. Daar is geen sprake van. Er mag misschien een enkele zoo zyn, maar zeker niet allen en beslist niet Star Busmann. Slechts om te illustreeren, hoe vertakt de invloeden zyn, heeft gedaagde enkele figuren uit de Utrechtsche samenleving genoemd, ten aanzien van wie invloed aanwijs baar was. Er was immers geen tyd, zich behoorlijk te documenteeren, iedere dag is er één in dezen tijd en het is immers onmogeiyk, alle draden van de vrijmetselarij behoorlijk te ontwarren. Een ontkenning zegt trouwens niets, want vry- metselaars mogen niet bekennen, dat zij aan gesloten zyn. Gedaagde heeft met zyn geschrif ten slechts willen duidelyk maken, dat er in Utrecht een groote „verwevenheid" is. Er zijn menschen, die haast als vrijmetselaars geboren werden, zij loopen mee, voelen de beginselen aan, mogelijk onbewust. Zij betalen ook geen contributie en zoo heeft de magonnerie klitten gevormd welke men practisch by het genoot schap rekenen moet, al bestaan zij dan uit niet officieel aangesloten menschen. Zij worden ge bruikt als instrumenten. Zij voelen dat niet. Meer heb ik, aldus de heer de Wijkerslooth, niet willen betoogen. Spr. herhaalde 't nog eens, dat hij waarlijk niets had tegen den goeden confrère Star Busmann. In dit kadei strydt gedaagde als lid van de N.S.B. en hy geeft toe, dat hij daarbij de burgerlijke grenzen inderdaad niet altyd in acht neemt. Hy neemt echter gaarne de risico's in dezen stryd tegen een magonnieken kanker. Gedaagde meende ten slotte, dat na deze uiteenzetting de rechtbank geen aanleiding meer kan zien, eischer in zyn eisch ontvankelyk te verklaren. De rechtbank bepaalde na re- en dupliek de uitspraak op Woensdag 5 Februari. Te Veendam is opgehaald het lyk van de 32- jarige mej. van der Tuin-Klompien. Zy was moe der van drie kinderen en werd sedert 25 Novem ber ji. vermist. Winlerhulp Nederland: j brengi vreugde in veler leven. lus van het touw was groot genoeg en kon ge makkelijk om de heupen van een dikzak als Oe dipus Aba was. gebonden worden. Zij sleepten het zware lichaam naar den rand van den af grond en behandelden hem met niet meer zacht heid dan ze een baal met kameelvoer gedaan zouden hebben. Met zyn dikke, zweetende han den greep hy Darwin's polsen beet. „O, doe het niet!" jammerde hy. „Ik zal jul lie redden van myn mannen. Laat me niet gaan, toe, als t je blieft Darwin schudde de vette handen van zich af. Hy bracht de lus over de schouders van den man en dwong hem om te gaan zitten, alsof het touw een draagstoel was. „Ik zal omkomen!" kreunde de slavenkoop man rillend. „O, mijn vrienden, zendt me niet in den dood. Ik zal jullie rijk maken! Ik zal jullie slaaf zijn! Heb medelijden!" Imbarak bond den slavenketting rond Oedipus Aba's rillende lichaam en maakte het eind ste vig aan het touw vast. Het was op die mam er onmogelijk dat de slavenkoopman zou kunnen vallen, zelfs al zou hij door den schrik alle zelfbeheersching verliezen. Darwin grinnekte naar den veerman en maak te een gebaar over den afgrond heen. „Voer hem weg." ■"Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 3