- i||. mm-mr.. Een koninklijke familie Boek en blad Zoekt gij betrouwbaar I Personeel? I 1 Plaats dan een „Omroeper" 1 voor 90.000 gezinnen Poëzie en vereering WOENSDAG 5 FEBRUARI 1941 Waterlelie, lotus en Victoria regia jniiiiiiiimtiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiimmimimiiiimiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiummmiimmmnnmiit gwniniiiniiiiiiinnTiminniitnnifmnniHiniiniiiiinnininnnnnimminiinininmnnniiniininiiiiiiiimiiiiiig -muA mmmê -V-tm p RETRAITEN De Thabor, Rotterdaw FOTOREPORTAGE "a. k «I -#^E. :|#%1 v V*p V::ï V Etenstijd aan de uitdeel- Qe oucJe Noorsche kustbatterijen bij Drontheim staan thans ver- *U "(Foto Pax-Holla'nd) laten in het wintersch landschap (Foto Weltbild) De Haagsche Winterhulpactie krijgt een eigen gebouw. In de groote zaal van het Haagsche stadhuis heeft de waarnemend burgemeester, prof. ir. C. L v. d. Bilt de eerste kern van de Werkgemeenschap geïnstalleerd. Prof. v. d. Bilt tijdens zijn rede (Foto Schimmelpenningh) in li» I i Hf iilfH - -y>'- Nederland op de Leipziger Messe. De inzendingen voor de deelname van ons land worden in gereedheid gebracht. Ónder de projecten, die door den Economischen Voorlichtingsdienst van het Departement van HandeJ, Nijverheid en Scheepvaart georganiseerd zijn, neemt ook Hindeloooen een olaats in (Foto Pax-Holland) De meeuw als roerganger. De schuiten liggen werkeloos in het ijs en de witte stadsbewoners proflteeren van deze gelegenheid (Foto Pax-Holland) Weinig plantenfamilies verdienen zoozeer den naam „koninklijk" te dragen als die der Nymphaeaceeën of Waterlelies. Hiertoe toch behooren soorten, die om de voorname schoonheid der bloemen wereldberoemd zijn. Dat geldt voor onze witte waterlelie en nog meer voor haar verwanten: de Lotusbloemen uit Egypte en Azië en de Victoria regia uit het stroomgebied van den Amazone in Zicd- Amerika. Onze inlandsche waterlelie, Nymphaea alba, verdient reeds zeker de bewondering, welke haar door natuurvrienden en dichters niet is onthouden. Kan niet een enkel poeltje in het lage Hollandsche land des zomers een droome- rige, bijna exotische bekoring verkrijgen, als veie sneeuwblanke, witte sterren drijven op een roer loos vlak, waarin de azuren diepten der heme len zich weerspiegelen? Wij denken dan aan de heerlijke regels van Frederik van Eeden: Ik heb de stille water-lelie liei die daar zoo blank is en zoo stil haar kroon ontplooit in t licht. Ook van biologisch oogpunt verdient de wa terlelie onze aandacht. Let slechts op den doel- matigen bouw der stengels en der ronde bla deren: beide met' tal van luchtkanalen, waar door zij steeds de oppervlakte zoeken en daarop blijven drijven. Een waslaagje boven op het glimmende blad doet alle druppels daar weer afrollen, wat van belang is omdat de ademha ling der geheele plant plaats vindt door millioe- nen huidmondjes, die juist aan den bovenkant der bladeren te vinden zijn, en niet door water verstopt mogen raken. En de bloem vertoont een merkwaardige reeks van overgangsvormen tusschen kroonbladen en meeldraden. Binnenin ligt het gele hart met zijn kegelronden stamper en 'n meeldraadkrans er omheen. Maar verder naar buiten worden de meeldraden breeder en krijgen zij een witte kleur. Dan volgen echte overgangstypen, waar men al van een plat bloemblaadje mag spreken, terwijl de stuif meelhokj es geen poeder meer be vatten. Daaromheen staan dan de kransen der breede witte kroonbladen, die aan de bloem vooral haar schoonheid verleenen.. Deze schoonheid der waterlelies heeft bij vele volkeren bewondering gevonden. Zoo zegt een Chineesch schrijver uit de He eeuw: „Mijn lie veling is de waterlelie. Hoe vlekkeloos rijst zij op uit haar modderige bed! Hoe bescheiden rust zij op den blanken waterspiegel een symbool van reinheid en waarheid.... de Vrouwe der Deugd zonder gelijke". In deze regels treden waterlelies dus op als symbool van reinheid en waarheid. Andere soor ten derzelfde plantenfamilie deelen in dit voor recht en genoten zelfs bij verschillende vol keren een ware vereering. Vooral geldt dit van den Lotus, die van oudsher zoowel in Egypte als in Voor-Indië als heilige bloem werd be schouwd. De Indische lotus, waarvan de wetenschappe- Statige schoonheid van den Egyptischen lotus, bloeiende in een der kassen van den Hortus te Amsterdam (foto V.KP.) lijke naam Nel umbo nucifera luidt, wordt in Hindoe-gebieden als padma vermeld. Hij gold als zinnebeeld der reinheid, der geboorte van den Schepper-God, en van het eeuwig leven. De blanke bloemen, dde zoo statig boven het water vlak uitrijzen, wisten dus wel tot verheven ge dachten te inspireeren. In de kunst was hier het lotusmotief ook zeer geliefd, zoo werden goden en godinnen met een lotusbloem in de hand voorgesteld. En ook poëtische gevoelens wist deze bloem op te wekken, getuige een oud-In disch, in het Sanskriet geschreven gedicht: En nu terwijl de nonde maan hear breede scfa&f doet zinken in het Westen, strooit de rijpe bloem van den Lotus haar nacht-minnend blad vol droefheid om dit vertrek over het water uit.... Hier uit zich een niet minder verfijnd gevoel dan in het bekende gedicht uit Heinrich Hei ne's „Buch der Lieder": De Lotosbloem nijgt angstig zich voor der zonne pracht; gebogen 't hoofd, zoo wacht zij droomende op den nacht. De Egyptische lotus is nauw aan den trndi- schen verwant. Men vindt in het land van den Ntjl Nymphaea lotus, die des nachts haar wit te, welriekende bloemen ontplooit, en Nym phaea coerulea, met blauwe bloemen. Beide soorten ziet men vaak in gestyleerden vorm op oude monumenten afgebeeld, terwijl verdorde kransen van witten lotus werden aangetroffen op een graf uit het jaar 2500 v. Chr. Uit af heeldingen weten wij ook, dat lotusbloemen en -bladeren een rol speelden bij begrafenisplech tigheden. Verder vond men een afbeelding van een boot, die tusschen blad en bloem van den lotus wordt voortbewogen. Lotusbloemen werden gestrooid over doods baren en mummies, maar dienden vaak ook om de feestvreugde te verhoogen. Zoo kreeg bil groote feesten vaak elk der gasten een blauwe lotusbloem. Ook werden deze bloemen wel aan de goden geofferd. Men mag hier dan ook ave' een nationale bloem spreken. De Grieksche geschiedschrijver Herodotus ver meldt in de vijfde eeuw vóór Ohr. ook den Egyp tischen lotus, en deelt tevens mede, dat vrucht en wortel gegeten worden van deze „lelies, die de Egyptenaren lotus noemen". Later vinden we den lotus vermeld bij Theophrastus en den Romeinschen schrijver flinius. Deze lafste zegt dat Egyptische bakkers een soort meel uit het zaad met melk en water kneden en van net deeg brood bakken. Zeker is, dat ook de wortel stok werd gegeten. Dit is trouwens ook 't geval b(j den Indischen lotus, waarvan de zetmeeirijke wortelstokken in China en Japan thans nog op de markt ko men, evenals de vruchten, die rauw, gekookt ol gebraden worden gegeten. Verder dient nog te worden vermeld, dat ook de oude Homerus spreekt over een „lotusplant" met eetbare vruchten, die sappig, rond en rood van kleui waren en een harde kern bevatten. Deze groei den aan struiken van ruim een meter hoogte. De beschrijving der vruchten heeft het vermoe den doen opperen, dat de Grieksche helden dichter hier sprak over den z.gm. Italiaanscher dadelpruim, waarvan de wetenschappelijke naam niu nog Dioapyros lotus luidt. Dit is een kleine, schaduwrijke boom uit Oost-Azaë, die reeds van oudsher in het gebied der Middel- landsche Zee gekweekt wordt. Verder behooren tot de .koninklijke" wa terlelie-familie nog verschillende soorten die doorgaans opvallen door de grootte van bloem en blad. Bij een Australische soort, Nymphaea eigantea, kan de bloem een mid dellijn van 30 cM. bezitten. Wat grootte der bladschijtf betreft worden niet alleen alle andere waterlelies, maar ook alle an dere planten overtroffen door de Victoria regia. Deze beroemde plant werd in 1801 ontdekt door den Duitschen botanidCte Hanke, die sa men met een Spaansch missionaris, pater La Oueva, een onderzoekingstocht in Bolivia nan ondernomen. Op den Rio Grande, een dei breedste zijtakken van de Amazone-rivier, om dekte hij een „groen eiland", dat bij nader toe zien werd gevormd door reusachtige drijvende bladeren, waarboven zich groote witte en rose bloemen verhieven. Later werd deze waterplant ook on andere plaatsen in het Amazone-gebied aangetroffen De Engelsche bioloog Lindley gaf haar ten slotte den naam van Victoria regia, naar de koningin die toen het Britsche Rijk bestuurde. Sinds ongeveer een eeuw geleden werden po gingen aangewend om deze plant met haar op vallende bladeren en bloemen ook in kassen in Europa te kunnen kweeben. Na vele mislukte pogingen slaagde eindelijk in 1849 een Engelsch kweeker er in, de Victoria regia uit zaad zoo ver te doen opgroeien, dat ook bloemen werden gevormd. En in 1859 bloeide zij voor het eerst in de tropische kas van den Hortus Botanicus te Amsterdam. Ook thans vormt zij daar en ook in enkele andere kassen in ons land. zooals die van den Leldschen Hortus elk jaar een attractie voor het publiek, dat de bladeren en bloemen komt bewonderen. Een flinke vijver is nood ie om deze te bergen; men bedenke slechts dat een groot aantal bladeren Wordt gevormd, terwijl deze een middellijn van enkele meters kunnen ver- toonen. Verder dient in de kas steeds een tro pische warmte te heerschen, omdat de plant alleen groeit bij 25—30 gr. Celsius. Om het zaad te doen kiemen is zelfs een temperatuur van 3540 gr. noodig. Men moet de Victoria regia elk jaar opnieuw uit zaad opkweeken, want in den herfst sterft de geheele plant af, behalve juist de zaden. Daaruit groeit dan het volgend jaar in Mei an der gunstige omstandigheden zeer snel de nieu we plant omhoog. Het eene blad na het andere verschijnt aan de oppervlakte en breidt zich breed uit, waarbij de aanwezige rimpels gelei delijk verdwijnen. De bladeren ziin van onderen roodachtig en gestekeld en warden door dikke nerven gesteund. Aan de buitenzijde ziet men een rand, die 1520 cM. hoog wordt en den bovenkant tegen bevochtiging beschut Het groene bladmoes is vrij teer. maar toch bezit 't reuzenblad groote draagkracht. Als men er eerst enkele planken op legt. kunnen wel drie kin deren tegelijk daarop een plaats vinden, zonder Bladeren en bloem van de Victoria regia, de beroemde waterbevx>onster uit Amazone -gebied t*™0 V K-r-> dat hot scheurt erf het water den rand over schrijdt. Na eenigen tijd verschijnen ook de prachtige bloemen. De vuistgroote. gestekelde knoppen trekken reeds de aandacht, als zij op hun ste len boven het water uitrijzen. En dan gaat des avonds de witte bloem open, die veel lijkt op die der inlandsche waterlelie, maar veel groo- ter is. De middellijn hiervan bedraagt enkele dm. en zij verspreidt een heerlijken geur. Het is een beeld van tropische schoonheid, dat te recht altijd vele bewonderaars aantrekt. Den volgenden morgen sluit de groote bloem zich, om tegen den avond haar kroon weer te openen. Dan echter is de kleur in rose over gegaan en zoo blijft deze tot den daaropvol- genden morgen, wanneer de bloem verwelkt. Na bestuiving qntwikkelt zich uit den stam per een groote, stekelige vrucht met honder den zaden, die elk de grootte van een erwt be zitten. De Indianen etefc deze wel als „water mals". In onze botanische tuinen worden er enkele bewaard, om het volgend jaar een nieuw exemplaar te kunnen voortbrengen van deze plant, die zeker tot de schoonste en beroemd ste onder de leden van de koninklijke water lelie-familie behoort. „Hollandseh Schepenboek", door J. W. Heyting. Uitgave N.V. Holdert en Co., Amsterdam. Onder de ontelbare schepen, die in den loop der eeuwen de vaderlandsche vlag over de zeeën hebben gedragen, zijn er eenige, die om verschil lende redenen naar voren treden en in de her innering voortleven als schepen van belang. Er zijn er bij, ofschoon maar weinige, welker naam en geschiedenis iets tot de breede massa van ons volk te zeggen hebben, zooals de Ruyter's „Zeven Provinciën", de kanonneerboot van Van Speijk en de ram-monitor „Adder", welks tragi sche ondergang destijds sterk tot de verbeel ding heeft gesproken. Voor de meer ingewijden onzer maritieme geschiedenis komen nog andere namen naar voren, vooral uit de vorige en het begin dezer eeuw, uit den tijd, dat de groote strijd werd gestreden tusschen hout en ijzer, zeil en stoom en uiteindelijk tusschen ijzer en stoom en olie en staal. Uit deze lange rij van schepen: koopvaardijers en oorlogsbodems, jachten en moderne mail schepen, heeft J. W. Heyting er 24 gekozen, die, in teekening gebracht en met verklarenden tekst, een album vullen, getiteld „Hollandsch Schepen- boek". De teekeningen, zegt de samensteller, zijn hierbij hoofdzaak. Zij geven een moment-opname van de schepen gedurende hun rusteloos bestaan, waarbij er naar gestreefd is tuigage en bouw zoo nauwkeurig mogelijk weer te geven. De be schrijvingen zijn beknopt gehouden, alle tech nische uitweidingen werden vermeden. Het doel van dit boek is dan ook slechts, op beschei den, populaire wijze belangstelling te wekken voor onze glorieuze schepengeschiedenis, die reeds elders in lijvige boekdeelen op voortreffe lijke wil ze is vastgelegd. Tegen de keuze, welke de heer Heyting uit schepen en scheepstypen heeft gemaakt, hebben wij dit bezwaar, dat blijkbaar voor hem onze maritieme geschiedenis pas met den 80-jarigen oorlog begint. De kogge der Oostlandvaarders, het bescheiden, maar wakkere koopvaardijschip, dat de eerste welvaart in onze lage landen bracht, blijft zonder meer onvermeld. Dit is een ernstig gemis. Ook hadden wij wel iets willen zien en weten van de oliebooten, buizen enz., de kleine zeegaande schepen, waarmee tijdens den tachtig jarigen oorlog voor onze kust en op de Zuiderzee werd geopereerd. Verder echter geven de door hem gekozen Blanke pracht van waterlelies op Hollands wateren (Foto V.K.P.) schepen een goeden indruk van de ontwikkeling van het model in de zeventiende en achttiende eeuw, terwijl terecht aan de in dit opzicht zeer interessante negentiende eeuw veel aandacht is geschonken. De „Curasao", het Nederlandsche stoomschip, dat in de twintiger jaren der vorige eeuw als eerste een geregelde stoomvaartlijn over den Atlantischen Oceaan bediende, het eerste ijzeren schip, de in 1847 gebouwde schoe nerbrik „Industrie", de laatste der houten clip pers de „Noach VI", de „Europa", de laatst» der stalen „windjammers", die de Nederland sche driekleur van de nok der bezaansgaffel liet waaien, het zijn inderdaad schepen, welker na men historie vormen. De „Gelria", de mailstoo- mer van de K.H.L., in de wereldpers met zooveel belangstelling begroet, luidt onzen tijd in, waar van de „Nieuw Amsterdam" voorloopig het laat ste woord is. Verklarende teekeningen van typen van zeil schepen en de zeilen van een driemast-volschip sluiten hierbij aan. Een mooi album, waarvan vooral de jeugd in bieeden kring kennis moge nemen. F. Th. 17—20 Febr Gehuwden. 24_27 Febr Meisjes. 8 en 9 Maart Recollectie J.W 1114 Maart Gehuwde Boerinnen. 1518 Maart Kerkzangers. 1821 Maart Meisjes. 2225 Maart Gereserveerd. 2528 Maart Gereserveerd. 29 en 30 Maart Jaarvergadering J.W. 14 April Meisjes. 89 Aprdl Gereserveerd. 912 April Heeren. 12—15 April Mannen en Jongelingen iP»-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 6