Een paard van T roje t Nederlandsch-Duitsche Cultuur gemeenschap opgericht ZONDAG 16 FEBRUARI 1941 Samenwerking op üoet van gelijkheid Voortzetting der historie Kerkdijk leven GEEN TOUW? SLECHT PJLAKBAND? Verpak met pakketten-bandstaai.s CONTIMETA N.V. - ZEIST VAN WEEK TOT WEEK - BELEEDIGING VAN DEN FüHRER BESTRAFT Hooger beroep door het Duitsch hooggerechtshof verworpen DE AANMELDINGSPLICHT DER JODEN De wachter van den Martinitoren overleden Burgemeester Wuite gaat heen Rede H. C. van Maasdijk Rede prof. dr. F. Wehofsich PATER DOENS PLECHTIG TER AARDE BESTELD SINT FRANCISCUS VAN SALES INLEIDING TOT HET DEVOTE LEVEN In 1879, kort voor de nieuwe Kamerverkie zingen, verscheen in Den Haag een bundeltje: „Politieke Photographieën va.n de aftredende leden der Tweede Kamer". De schrijver, een journalist van liberalen huize, noemde zich La vater Junior en wijdde bijzondere aandacht aan de „clericale" afgevaardigden, onder wie er zich één bevond, voor wien wij heden de belangstel ling van onze lezers willen vragen, doctor Her man Agatho des Amorie van der Hoeven. Deze van huis uit Amsterdamsche jurist, zoon van den beroemden Remonstrantschen hoogleeraar Abraham des Amorie van der Hoeven, had in 1875 voor het eerst zitting genomen in de Twee de Kamer, als afgevaardigde voor het district Breda. Daar hij langen tijd advocaat in Indië geweest was en het Bataviaschs Handelsblad had geredigeerd, werd v. d. Hoeven beschouwd als de koloniale specialist van de kath. fractie, maar Lavater Jr. vroeg zich af, of de be keerling in deze hoedanigheid wel beantwoord de aan de verwachtingen zijner geloofsgenoo- ten. Zekeri overtuigd katholiek was Des Amorie van der Hoeven genoeg, maar als het aankwam op de Indische politiek Doch laten wij het woord aan den satyrieken Kamerverslaggever dier dagen: „In de rijen der ultramontanen" zoo beweert deze „bekleedt Van der Hoeven een eerste plaats. Hij is wat men noemt, van top tot teen, in merg en been, katholiek: vroeger protes- tantsch en van een Nederlandsch Hervormde familie, dweepte Van der Hoeven steeds met Rome's disciplinair kerk-organisme; sommigen beweren, dat er nog andere dan gemoedsrede nen toe bijdroegen hem tot de Katholieke Kerk te brengen; doch dit is noch een geoorloofd punt van. onderzoek, noch aannemelijk, omdat hij, eenmaal renegaat, zich zóó heeft gehecht aan de Kerk, die hij zijn moederkerk niet kan noemen, dat men nolens volens aan een diep gewortelde overtuiging moet denken. Geen won der dus, dat hij onder de katholieken hartelijke vrienden telt. Toch rijst, vooral bij de geopende stembus, zeker de vraag of men in des Amorie van der Hoeven het Trojaansche paard niet heeft binnengehaald. Rome berekent alles; en wanneer men de balans opmaakt van de voor deden en de schade, die de afgevaardigde van Breda aan „de goede zaak" doet, dan zou het wel eens kunnen zijn, dat de schaal naar den liberalen kant oversloeg. Dit is zóó waar, dat er onder de partjjgenooten van den heer Van der Hoeven enkelen zijn, die hem als een ge vaarlijk element in de gelederen beschouwen. Vandaar dat de vraag dan ook geenszins over bodig is of de afgevaardigde wel zeker kan zijn van vernieuwing van zijn mandaat. In vele op zichten zou dit te betreuren zijn; Van der Hoe ven toch is een man van onmiskenbaar groote gaven, een scherpzinnig jurist en een* bijzonder handig parlementair spreker." De wel wat hypocriete vrees van Lavater Jr. is voorbarig geweest; Des Amorie van der Hoe ven bleef lid der Tweede Kamer, tot hij in 1885 benoemd werd tot lid van den Raad van State. Het is bekend, dat zijn Kamer-redevoeringen met bijzondere graagte werden gehoord. Wan neer Michel, de toenmalige bode, in de koffie kamer van het Parlement waarschuwde „as dat meneer'van der Hoeven aan 't woord is", lieten de afgevaardigden hun gezellige lectuur in den steek en „stormden de Kamer weer in." Ook dit wordt ons door Lavater verzekerd. Hoe Van der Hoeven sprak en wat hij zei, heeft doctor Schaepman vastgelegd in een zijner „Nieuwe Gedichten": Ik zie Uw beeld, ik hoor Uw trouwe stem, Niet dan alleen, als tot de drokke scharen Met gulden reên en spreuken vol van klem Ze ideeën brengt, die hart en geest verhoogden, Of met de macht van 't koninklijke woord 's Lands raadzaal vult en Java's starre voogden Met slag -op slag tot beter dingen spoort, Dan van den kleinen broeder cijns te halen. Zijn eerste Kamerspeech had Des Amorie van der Hoeven gehouden op 11 November 1875 bij de algemeene beschouwingen over de Indi sche begrooting, en ook hierover bezitten wij een letterkundig document, namelijk een op stel van Conrad Busken Huet, later opgenomen in het tweede deel van diens „Nationale Ver- toogen". De criticus, die vier jaar tevoren den bekeerling scherp had aangevallen, meende nu, dat Van der Hoeven's spraakzaamheid in 's Lands Vergaderzaal haar natuurlijke atmos feer had gevonden, maar verheugde zich met een, omdat in de redevoering niets voorkwam, Wat aan den ultramontaan deed denken. „Het hoofddenkbeeld van Mr. van der Hoeven is na melijk dat het gouvernement in Indië stoffelij- ken en zedelijken steun moet verleenen aan par ticulieren, die door verspreiding van het Chris tendom, hetzij in zijn roomschen, hetzij in zijn Gereformeerden vorm, aan de beschaving van Óen inlander willen arbeiden.". D4t denkbeeld eener breede Christelijkheid Was inderdaad karakteristiek voor alle leden van de familie Des Amorie van der Hoeven, en dat Herman „terugkeerde" tot de Katholieke Kerk (gelijk hij zelf het noemde), hoewel hij Persoonlijk nooit tot deze Kerk had behoord, Wordt alleen begrijpelijk, wanneer men reke ning houdt met het verlangen naar christelijke eenheid, zooals dat leefde in zijn vader en zijn broers. Hij zelf vertelt daarvan in zijn geschrift: »Mijn terugkeer tot de Kerk van Christus", dat hij op verzoek van zijn vriend, dr. Schaepman, boek stelde voor diens tijdschrift „Onze Wachter" en in 187i afzonderlijk uitgaf bij Van Langenhuyzon te Amsterdam. Het boek is ta melijk zeldzaam geworden, schoon niet onvind- baar, doch aan de zorgen van dr. Th. Piket J. danken wij thans een bewerkten herdruk, ■he tegen het einde van 1940 verscheen bij de Uitgeverij „Foreholte" te Voorhout en die ons Opnieuw voor de vraag stelt, of Roomsch Ne derland door het begroeten van den bekwamen advocaat als geloofsgenoot inderdaad het „Trojaansche paard heeft binnengehaald". Want weliswaar levert deze merkwaardige autobiografie met haar vrijmoedige bekentenis sen en gevoelige geloofsb etuigingen een door- loopende apologie van de katholieke leer en practijk, maar de tekstverzorger, die her boek van 1871 terecht prijst, omdat het „nog merk waardig frisch aandoet," maakte hier en daar toch een critische bemerking, en In de sfeei van het betoog ademt men telkens een eigen- aardigen geest, dien wij in „Verscheurde Chris tenheid" hebben gekenschetst als „moederker- kelijk bewustzijn". Het is den schrijver te doen om een Roomsch-Katholicisme, dat weliswaar Roomsch, doch meteen het tegendeel van sec- tarisch zal zijn. Hij ziet de Moederkerk als de geroepene om al wat aan christelijk besef nog leeft in Europa tot éénheid te binden en om aldus de Westelijke cultuur op te heffen uit de verscheuring door gescheidenheid. Deze idee nu had Herman gemeen met zijn oudsten broeder Abraham des Amorie van der Hoeven, den schrijver van de „Aphorismen over het eigenaardig goede in de katholieke afdee- ling der Christenkerk", die in 1845 het licht zagen in „De Gids". Reeds hun vader, de Re- monstrantsche hoogleeraar, stre'-fde naar het „samensmelten van al de onwettige facties in ééne Evangelisch-Katholieke Kerk" en achtte dit ideaal van de „Kerk der Toekomst" zoo nabij, dat hij in 1834 bij het eeuwfeest van het Remonstrantsche Seminarie den wensch uit sprak, dat in 1934 geen eeuwfeest meer zou be hoeven gevierd te worden, omdat dan de chris tenheid weer vereenigd zou zijn. Van katholieke zijde werd toentertijd dit ideaal niet zoo levendig toegejuicht, gelijk men kan naslaan in het eerste deel van „Romantiek en Katholicisme in Nederland" door professor Gerard Brom (blz. 216223). Cornelius Broere zette uiteen; „Waar de Protestanten gewoon lijk zich mede troosten: met de Kerk der toe komst! Dit is eigen aan overwonnen partijen, die elders dan in de werkelijkheid grond moeten zoeken voor haar hoop." Maar ook de andere zoons van den hoog leeraar, Martinus en Cornelis, hielden zich gaarne bezig met bespiegelingen over het her stel van de christelijke eenheid en de vroom levende dochters, Maria en Agatha, die wij leeren kennen uit den tekst van „Mijn terug- kser", waren geheel van Evangelische gedach ten doordrongen. Het verlangen naar een ge zuiverd christendom zou een familietrek der Van der Hoevens mogen heeten. Er is tot heden weinig studie gemaakt van de kracht, die dit verlangen heeft bezeten in de Nederlandsche beschavingsgeschiedenis. Niet alleen godgeleerden en denkers, maar bijvoor beeld ook de weemoedige dichter Hubert Kor- neliszoon Poot is er door bezield geweest en gekweld. Het blijft een natuurlijk verlangen van den christen, die in onderling verband het Evangelie, de Kerk en de wereld beschouwt. Diep overtuigende woordvoerders heeft het nochtans vóór de negentiende eeuw niet opge leverd (zondert men de humanisten uit, die kort na de Hervorming ijverden voor Kerkher- stel) en ook van de leden der familie Des Amorie van der Hoeven is althans op den tijd genoot zulke overtuigingskracht niet uitg'gaan. Wel heeft hun optreden blijkbaai diepen in druk gemaakt en die indruk werd het sterkst, toen Herman, de Indische advocaat, op 4 Sep tember 1867 werd opgenomen in den schoot oer Moederkerk. Hij was toen een man van acht en dertig jaar. Den weg, waarlangs hij naar Rome is geko men, beschreef hij in zijn geestelijk itinerarium als een „terugkeer". Busken Huet heeft dit woord gelaakt; „Van de Magdalcna naar den Mariadienst, van de Wereld naar de Kerk, van de Natuur naar de Openbaring, van de Rede naar het Geloof, van de Wijsbegeerte naar Rome, elk dier titels zou beter aan het oog merk beantwoorden, dan die van Terugkeer naar de Kerk van Christus, welken de schrijver koos. Deze is noch in zijn jeugd een ijverig protestant geweest, noch daarna een verdoold katholiek en hij kan bezwaarlijk teruggekeerd zijn in den schoot der instelling, waartoe hij nooit behoorde of die hij nooit verliet" al dus de beroemde criticus. Was het echter kortzichtigheid, of was het kwaadwilligheid, die hem het uitzicht benam op des schrijvers waarachtige bedoeling? Des Amorie bedoelde wel degelijk „terugkeer", im mers hij beschouwde de Roomsche Moederkerk als het punt van uitgang aller christelijke over tuiging in Europa en zichzelven beschouwde hij als iemand, die van de gemeenschap met Christus verre was afgedwaald in zijn jeugd en vroegste mannenjaren. In zijn boek speelt het persoonlijk schuldbe sef een groote rol. Hoewel hij zich van som mige fouten slechts beschuldigt in vage woorden en aan het lezende publiek niet mededeelt, wat alleen bestemd was voor den biechtvader, geloo- ven wij, dat geen valsche bescheidenheid, maar rustige zin voor de werkelijkheid hem zijn ver leden doet veroordeelen. Een tijdlang heeft hij op zijn zachtst gezegd werelds geleefd. De Vorm zijner vroomheid is onafscheidelijk van het berouw over deze afdwalingen. Men vindt in dezen bekeerling niet alleen den overtuigden, maar ook den rouwmoedigen mensch aan het woord en zijn merkwaardige autobiografie, die als document humain uit de vorigs eeuw eene belangrijke plaats in onze letterkunde verdient, prikkelt tot onderzoek naar een breeder ant woord dan de politiek-ziende Lavater Jr. gaf op de vraag, of de Roomschen in v. d. Hoeven een „paard van Troje" hebben gehuldigd. Men kan die vraag ook anders stellen en onderzoeken, in hoeverre het particuliere levenslot van dezen advocaat nog heden van beteekenis zal zijn voor het godsdienstig en kerkelijk bewustzijn van de Nederlandsche katholieken. A. v. D. In een Nederlandsche.... koffieplantage. Witlof knollen, die voorheen als veevoeder werden gebruikt, zijn nu geschikt bevonden voor de bereiding van koffie-surrogaat. In de kassen heerscht groote bedrijvigheid bij het oogsten van de imitatie-koffie- planten (Foto Pax-Holland) Het Duitsche obergericht heeft verworpen het beroep van den Haagschen koopman Ph. P., die door het Duitsche landgerecht wegens beleedi- ging van den Führer en het Duitsche rijk was veroordeeld tot 2 jaren gevangenisstraf. In de motiveering van de uitspraak heeft het hof er met nadruk op gewezen, dat er een be zettende macht in Nederland is, welke macht zich niet straffeloos laat beleedigen, terwijl be- leediging van den Führer zeer zwaar moet wor den aangerekend. Voorts moge de opgelegde straf als een afschrikkend en waarschuwend voor beeld gelden voor het niet-goedwillende deel der bevolking, om af te zien van aanvallen op die Nederlanders, die met de Duitsche overheid wil len samenwerken om een rustige sfeer te schep pen in het belang van het geheele Nederland sche volk Het A.N.P. meldt: 10 Januari j.l. verscheen verordening no. 6/1941 van den Rijkscommissaris over den aanmeldings plicht van personen, die geheel of gedeeltelijk van joodschen bloede zijn. De beteekenis van deze verordening heeft, ofschoon zij absoluut duidelijk is, allerlei vragen deen rijzen. Er wordt daarom nogmaals op het volgende gewe zen: Volgens art. 2 der verordening wordt als ge heel of gedeeltelijk van joodschen bloede be schouwd iemand, die ook maar van één voljood- schen grootvader of voljoodsche grootmoeder af stamt. Als voljoodsche geldt een grootouder zon der meer wanneer deze lid is of geweest is van een joodsche gemeente. Aanmelden moet zich dus ieder, die ook slechts één joodschen grootouder gehad heeft. Zijn geen van de vier grootouders ooit lid geweest van een joodsche gemeente, dan kan er desalniettemin toch een aanmeldingsplicht bestaan, namelijk dan, wanneer één dezer grootouders naar het ras voljoodsch was, d.w.z. wanneer diens beide ouders joden waren. Het lid zijn van een jood sche godsdienstige gemeenschap is als zoodanig dus niet van belang, maar alleen als bewijsmid del voor het ras. Aangezien het verzuimen van den aanmeldings plicht strafbaar is, kan ieder slechts dringend aangeraden worden, bovenstaande in acht te nemen. In den ouderdom van 86 jaar is te Gronin gen overleden de heer J. K. Sjoerts, oud- torenwachter van den Martinitoren. Sjoerts was begiftigd met de zilveren me daille, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau Naar wij vernemen, heeft de heer J. Wuite Jan., burgemeester van Smallingerland, om ge zondheidsredenen met ingang van 30 April a.s. ontslag gevraagd. De heer Wuite, die ook lid ls van de Provin ciale Staten, werd in October 1930 tot burge meester van genoemde gemeente benoemd. Het A.NP. meldt: Zaterdagnamiddag is onder leiding van prof- dr. G. A. S. Snijder, voorzitter van den Nederlandschen Kuituurkring, in kasteel „Oud-Wassenaar" bij Den Haag de stich ting „Nederlandsch-Duitsche Kuituurge meenschap" opgericht. Prof. dr. Snijder zeide o.a. het volgende: Een der doeleinden van den Kuituurkring was het nastreven van een goede samenwerking met het Duitsche volk op kultureel gebied. Ons ont brak echter het instrument om tot die samen werking te komen. Spr. zette uiteen, dat op verschillende gebieden weliswaar vakgroepen ontstonden, maar velen nog tot werkloosheid gedoemd waren en allen eigenlijk misten, wat zij gezocht hadden: onder ling, algemeen contact, en ook de aanraking met Duitsche kringen, die over de grondbeginselen dachten als zi.i. Ook van Duitsche zijde zocht men de aanra king met Nedrleanders tot stand te brengen. Zij schoot daarbij wat vlugger op dan wij. Er doken van alle kanten „Kulturvereinigungen" op, die, geheel onder Duitsche leiding, op kultureel ge bied hun werkzaamheid begonnen en waarvan Nederlanders min of meer als gasten lid konden zijn. Dat was nu juist niet de bedoeling van den Nederlandschen Kuituurkring. Voor ons stond vast, dat deze samenwerking slechts kon berusten op het beginsel van weder- kperigheid. van uitwisseling. Wij willen heel graag samenkomen met Duitschers, maar om liet maar ronduit te zeggen: het leek ons toch al te komiek, om voortdurend bij de Duitschers „op visite te gaan". Een eerste voorwaarde voor een organisatie als deze is, dat Nederlanders en Duitschers elkaar daarin zouden ontmoeten op voet van gelijkheid. Deze gedachte heeft de Nederlandsche Kui tuurkring met de Rijkscommissaris besproken en wij hebben daarvoor het volste begrip gevon - den. Het resultaat van deze bespreking, waar voor wij den Rijkscommissaris dankbaar blijven, is geweest, dat toen begonnen is aan den op bouw van een nieuwe organisatie en het behoeft met gezegd te worden, dat de Nederlandsche Kuituurkring daaraan gaarne en ten volle zijn medewerking heeft verleend. Van Duitsche zijde trad de samenvatting der Duitschers in Neder land, „Der Arbeitsbereich der N.S.D.A.P. in den Niederlanden" op, en uit deze samenwerking is nu de nieuwe organisatie, de Nederlandsch-Duit sche Kuituurgemeenschap met een praesidium, waarin het Nederlandsche en het Duitsche ele ment gelijkelijk vertegenwoordigd zijn, gegroeid. Wij hebben den naam „Nederlandsch-Duitsche Kuituurgemeenschap' gekozen. Onwelwillende critici hebben al bij voorbaat bezwaar gemaakt tegen het woord „gemeenschap". Men meende daaruit de gedachte eener versmelting te moe ten lezen en vreesde ten onrechte, dat wij van plan waren onze eigen Nederlandsche kuituur op te geven. Wij bedoelen echter een gemeenschap van Nederlanders en Duitschers, die zich tezamen voor kuituuruitingen interessaeren. Wij zullen daarbij van elkaar kunnen leeren. Wij beoogen daarbij zeer zeker geen scheiding tusschen Ne derlanders en Duitschers, maar wij hopen en verwachten, dat beide groepen elkaar, vooral op het gebied der kuituur, zullen leeren kennen en waardeeren als goede vrienden, met zeer veel wat hen bindt en vereenigt. Tenslotte richtte spr. zich tot de medewerkers in den Nederlandschen Kuituurkring in het bij zonder. De kring zal zijn taak, de behartiging van de Nederlandsche kuituur op Nederlandsche wijze, met verminderde kracht en geheel zelf standig blijven vervullen. De Nederlandsche voorzitter der stichting, de heer H. C. van Maasdijk uit 's Gravenhage, schetste de overwegingen, die geleid hebben tot de oprichting van deze gemeenschap en de verhouding tusschen de beide landen. Geen Hollander kan de vragen, die met deze verhouding samenhangen, ontwijken; hij moet, hoe moeilijk het heden ten dage wellicht ook voor hem zijn moge, zijn houding ten aanzien van deze vragen bepalen, hij moet er zelf een antwoord op vinden als de toekomst van zijn land hem ter harte gaat. Spr. ging dan uit voerig in op de cultureele relaties tusschen ons land en Duitschland in het verleden. Het waren van beide kanten buitengewoon nauwe en vruchtbare relaties. Hoe nauw en hoe vrucht baar deze verhouding in den loop der eeuwen is geweest kan men vaststellen aan de hand van een zeer groot aantal nog bestaande cultuur documenten. Men denke hierbij aan de bouw meesters en beeldhouwers, aan den grooten in vloed van de Nederlandsche schilderkunst, aan de Duitsche muziek, aan de reformatoren en theologen, en anderen. Zij allen vormen het onweerlegbare bewijs, dat de Nederlandsche cultuur niet uit de Duit sche en de Duitsche cultuur niet uit de Neder landsche is weg te nemen. En heden, terwijl de tweede Europeesche oor log van onze generatie woedt, geeft Duitsch land, dat vecht voor zijn bestaan, voortdurend, ja haast wekelijks voorbeelden van het hooge niveau, waarop daar de cultuur thans staat, o.a. de gastvoorstellingen van Duitsche kunst instellingen. Juist in het kader van onze cultuurgemeen schap zullen wij er voortdurend naar streven onze landgenooten in contact te brengen met het allerbeste wat er in Duitschland op het ge bied van de cultuur leeft, evenzeer als wij voor onze Hollandsche kunstenaars de gelegenheid willen scheppen om in Duitschland te toonen wat wij op cultureel gebied presteeren. Spr. zette dan de z.i. belangrijkste redenen uiteen, van de in ons volk levende verkeerde voorstellingen over de toestanden in Duitsch land. Bij de meeste Nederlanders is het idee ontstaan, dat de vrije ontwikkeling van de cul tuur in Duitschland sinds de overname van de macht in 1933, verstikt en onmogelijk gemaakt werd. Slechts het negatieve, dat nu eenmaal onherroepelijk met iedere revolutie gepaard gaat, werd naar voren gebracht, steeds weer. Een aantal Nederlanders echter was getuige van de buitengewone prestaties in Duitschland op tooneel-, muziek en ander cultureel gebied Zij kwamen op tegen den zoogenaamden terug gang van de cultuur in Duitschland. Maar men heeft niet naar hen willen luisteren. Ook op dit gebied zal de NederlandschDuit sche kuituurgemeenschap nuttig werk kunnen verrichten door overal, waar het maar mogelijk is, door vooraanstaande persoonlijkheden voor drachten en lezingen te doen houden over cul tureele en aanverwante vraagstukken. Ons land heeft een roemrijk verleden, hetgeen niet kan worden bestreden. Het heeft de we reld verrijkt met onvergetelijke kunstwerken, waarvan het thans levende geslacht nu nog geniet. Ook dat kan niet bestreden worden. Deze kunstwerken behooren zelfs tot de waar achtigste, schoonste en grootste prestatie,s, waartoe tot heden de germaansche mensch in staat was. Maar het is gevaarlijk om zich al te zeer op het verleden, op alles wat geweest is, maar er thans niet meer is, te bsroepen. Het is gevaarlijk de bepaling van zijn houding ten aanzien van de gebeurtenissen van heden uit te willen stellen of geheel te willen ont wijken en zich vast te klampen aan de his torische en cultureele plaats, die ons land in het Verleden innam. Want dat is in wezen niets anders dan een vlucht voor de werkelijkheid. En er Èijn teekenen die er op wijzen, dat het zoo juist geschetste gevaar in bepaalde groote kringen van ons land bestaat. Te vaak hoort men tegenwoordig het woord: „afwachten" en men rechtvaardigt de noodzakelijkheid van dit afwachten met een beroep op het gevaar, dat men de specifiek Nederlandsche waarden zou kunnen verliezen. Men wil de eigen waarden, datgene wat in den loop der tijden hier te lande historisch is gegroeid, behouden. Hierop antwoordde spr. dat voorzoover datgene, wat historisch is gegroeid, werkelijk een eigen waar de heeft, dus iets reëels is, men het heelemaal niet kan verliezen, want dan is het onverbre kelijk samengegroeid met het wezen van ons volk en kan het niet verloren gaan. De vraag, waarvoor wij Nederlanders staan, is, hoe kun nen wij onzen Nederlandschen aard, ons Neder landsch volkskarakter bewaren, terwijl wij eener - zijds op politiek gebied de leiding van het stam verwante Duitsche volk in Europa erkennen en ons aan den anderen kant vrij voelen temidden van een tot innerlijken vrede gekomen gemeen schap van solidaire vastelands-volken. Vrij om zichzelf te zijn. De groote revolutie van onzen tijd zal, even als de Renaissance, grootsche cultuuruitingen teweeg brengen en brengt ze thans voort. Voor onze oogen brengt zij teweeg een goed, dat ver uitgaat boven de belangen van den enkelen mensch of van een enkele generatie, de een wording van het Vasteland van Europa. De Nederlansch-Duitsche kuituurgemeenschap heeft ook als bijzondere taak om ons volk te helpen bij zijn pogingen om zijn plaats in het vereenigde Europa te heroveren, om dit volk op te voeden, om het als het ware aan de hand van de gebeurtenissen op cultuurgebied aan schouwelijk onderricht te geven, terwijl de cul tuurgemeenschap aan den anderen kant de taak heeft om het stamverwante Duitsche volk de Nederlandsche uitingen te doen kennen. Deze taak bij ons volk is voorloopig niet een voudig. Als man van de practijk weet ik, dat wij ons zeer zullen moeten inspannen om de ziel van ons eigen volk te winnen, om het er toe te brengen een levenshouding tot de zijne te maken, die eigenlijk lijnrecht staat tegen over die, welke het tot nu toe overwegend heeft aangenomen en wij weten dat deze strijd mo gelijk lang zal kunnen duren. De Duitsche voorzitter van de stichting de „Nederlandsch-Duitsche Kuituurgemeenschap", prof. dr. F. Wehofsich uit. Den Haag, zeide ten slotte o.m. het volgende: Onze nieuwe gemeenschap moet prof. Snijder dankbaar zijn voor den waardevollen voorarbeid, dien hij door de stichting van den Nederland schen kuituurkring en daarmee door het inte resseeren en mobiel maken van een groot getal Nederlandsche persoonlijkheden, die bereid zijn ons werk te steunen, gedaan heeft. Onzerzijds zullen de hier vertoevende Duitschers, in het bijzonder de medewerkers van de landelijke af- deeling der N.SD.A.P. in Nederland gaarne het hunne tot het welslagen bijdragen. Commissaris- generaal Schmidt heeft den leider dezer landelijke afdeeling zijn hartelijke medewerking bereid willig toegezegd. Den heer Van Maasdijk dankt spr. bijzonder voor zijn bereidwilligheid om zijn arbeidskracht aan de leiding van de Neder landsch-Duitsche kuituurgemeenschap te willen wijden. Ook spr. wees op de zeer nauwe cultuurbetrek- kingen tusschen Duitschers en Nederlanders. In ■1587 heeft Marnix van St. Aldegonde een harts tochtelijken hulproep der Nederlanders tot den Rijksdag van Worms gericht. De Rijkscommissaris wees reeds in een zijner redevoeringen op dit feit. Vooraanstaande dichters en geschiedschrijvers in Duitschland hebben' de helden der Neder landsche geschiedenis met gelijke liefde behan deld als de Duitsche. Men herinnere zich slechts Schillers historische en dramatische werken. De bevrijding van het Napoleontische juk werd in de Nederlanden gevierd gelijk in Pruisen of Oostenrijk. Een Duitsch onderzoeker der 19e eeuw, die door diep doordringen in het wezen van zijn volk zijn vurig verlangen kende, voorvoelde de ko mende volksche eenheid van Duitschland en be reidde haar voor. Ik bedoel hier Wilhelm Hein- rich Riehl, den belangrijken cultuur-hisioricus. Het is geen toeval, dat juist ook Riehl zich met de Nederlandsche geschiedenis bezig hield. Hij schilderde hoe uit de verhuizingen van Duitsche stammen, Nedersaksers, Friezen en Franken, en uit hun samensmelten het Nederlandsche volk ontstond en waar de gemeenschappelijke wor tels en de banden van verbondenheid nu liggen. Ik vermeld dit voorbeeld van Wilhelm Heinrich Riehl en wil daarmede even weinig als hij de zelfontwikkeling en zelfstandigheid van het Ne- deilandsche volk ontkennen. Ik wil slechts aan duiden, dat het voor ons werk zeer van belang is, ons van dat gemeenschappelijke bewust te zijn. Wij stichten heden de Nederlandsch-Duitsche kuituur-gemeenschap. Onze gemeenschap moet gebouwd zijn op we- derkeerig geven en ontvangen. Dat willen we bij ons werk tot het leidend motief maken. Een cultureele gemeenschap kunnen slechts partijen aangaan, welke een recht daartoe heb ben en die elkaar wederkeerig achten. Reeds onze oprichting mag u als bewijs dezer achting dienen. Een kuituurgemeenschap kunnen op eerlijke wijze ook slechts twee partijen stichten, welke op gelijke hoogte in haar kuituren staan, van welke de scheppende krachten innerlijk aan elkander verwant zijn. Er zijn zuiver uiterlijke betrekkingen tusschen verschillende kuituren met daarbij toch niet te overbruggen kloven. En in tegenstelling daarmee zijn er verscheidene graden van innerlijke verwantschap Spr. zette uiteen dat een der sterkste krach ten, waaruit alle kuituren groeien, de volksche oorsprong is. Wanneer zij, Nederlanders en Duitschers, dien oorsprong dieper nagaan, zul len we niet slechts nieuwe krachten, maar ook het gemeenschappelijke en de verbondenheid vinden. Er zullen Nederlanders zijn. die zeggen: „Wij kunnen elkaar op het oogenblik niet vinden, want in de eerste plaats z\jt gij Duitschers in oorlog, welke naar onze meening nauwelijks kui tuurwerk toelaat en in de tweede plaats hebt Zaterdagmorgen had in de Kloosterkerk der Paters Redemptoristen te Roosendaal de plech tige uitvaartdienst plaats voor wijlen Pater P. Doens C.S.S.R. Vrijdagnamiddag was het stof felijk overschot van den dierbaren overledene per lijkkoets van het ziekenhuis Charitas naar de Paterskerk overgebracht, waar het in de St. Gerarduskapel werd opgebaard en des avonds te 7 uur, onder zeer veel belangstelling, de Met ten werden gezongen. Zaterdagmorgen was de Paterskerk geheel ge vuld met geloovigen, toen te kwart voor 10 werd begonnen met het zingen van de Lauden. Te 10 uur volgde de plechtige Requiemmis, welke werd opgedragen door Pater Rector W. Reiring Cs.s.R., die daarbij werd geassisteerd door de Paters C. Moonen C.sa.R., M. Verhoeckx C.s.s.R. en W. Heinink C.ss.R., respectievelijk als dia ken, sub-diaken en ceremoniarius, terwijl tege lijkertijd aan de zij-altaren de beide priester broers van den overledene, de pastoors P. Doens uit Bavel en E. Doens uit Heikant een stille H. Mis voor de zielerust van hun broer opdroegen. Door het St. Alphonskerkkoor werd, onder lei ding van den directeur-organist, den heer Ant. Meerbach, een Gregoriaansche Requiemmis, voor mannen- en knapenkoor, uitgevoerd. Na afloop van de H. Mis en de daarop ge volgde absoute werd het stoffelijk overschot van den overleden priester, gedragen door een 12-tal leden van de H. Familie, afdeeling mannen, in een langen stoet naar het kerkhof in den kloos tertuin grafwaarts gedragen, waar Pater Rector Reiring, met dezelfde assistenten als bij de H. Mis, de beaarding verrichtte. gij een revolutie gemaakt, welke wij niet ver staan of willen verstaan en daarom verwerpen. En op grond daarvan kunnen wü over kultureele zaken niet met u praten". Daarop zeggen wij het volgende: Wij voeren dezen ons opgedrongen oorlog voor de levens rechten van ons volk en daarenboven voor een Europa, dat mooier zal zijn dan dat van Ver sailles. Wij voeren dezen oorlog zuiver in het bewustzijn om voor ons, afgezien van de noo- dige levensvoorwaarden, de vrijheid te verkrij gen tot scheppend kultureel werk. Naast de levende bewijzen die de kultureele houding van tallooze Duitsche soldaten biedt, moge juist de stichting van onze kuituurgemeenschap midden in den oorlog voor u een onderpand dezer doel stelling zijn. De Duitsche revolutie heeft ons, Duitschers, juist in geestelijk opzicht na jaren van kultu reele planloosheid en hulpeloos mede de winst gebracht van een groote gedachte, welke het geheel kuituurleven beheerscht. Dat vragen wij zonder in ons werk op de politiek van den dag in te gaan aan Neder landsche zijde te respecteeren en daarvoor be grip te toonen. Dan zult gij begrijpen, dat wij de Nederlanders, in het bewustzijn van wat ons verbindt, als kameraden tegemoet treden en voorts, dat wij nauwe samenwerking in de Ne derlandsch-Duitsche kuituurgemeenschap aan vaarden. Wij hopen, dat in zooveel mogelijk plaatsen of streken in Nederland zulke arbeidskringen zul len worden opgericht en wachten gaarne de na men van persoonlijkheden uit Nederlandsche en Duitsche kringen, die zich bereid verklaren tot medewerking als voorzitter of adviseur. Het doel is drievoudig. Zeer algemeen „de bevordering van het kultureele leven in Neder land". Hier zullen wij, Duitschers. iedere hulp gaame verleenen. Het initiatief echter, opwek king en vormgeving, zijn op dit gebied voorname lijk een Nederlandsche taak. Ten tweede: „De kultureele samenwerking van Nederlanders en Duitschers in Nederland". In voordrachten en discussies, in gemeenschappe lijke muziekbeoefening, in cursussen en uitstap jes en niet in de laatste plaats in prettige uit wisseling van gedachten behoort in het kultu reele werk dat te worden gezocht, wat naar plaatselijke omstandigheden het meeste geschikt is. Er kunnen taalcursussen worden opgericht, Nederlandsche voor Duitschers en Duitsche voor Nederlanders, alsook gemeenschappelijke taal oefeningen. De Duitsche Academie heeft zich bereid verklaard daarvoor komt haar dank toe ons haar ervaring en heeren van haar staf van medewerkers ter beschikking te stellen. Het zou ook zeer te wenschen zijn, dat afzon derlijke werkgemeenschappen zich een gemeen schappelijk tehuis kunnen verschaffen en dat wij mettertijd voor de geheele kuituurgemeen schap als samenbindend orgaan een kultuurpoü- tiek blad zouden kunnen uitgeven. Als derde taak is gesteld de kuituuruitwisseling tusschen beide landen. Wij, Duitschers, zullen ons best doen, de beste vertegenwoordigers van ons kultureel werk in dit land te brengen. Wij zullen ons echter in het bijzonder verheugen, Nederlandsche kunstenaars, ook voordrachtkun stenaars, orkesten e.d. in Duitschland te zien en te hooren en tentoonstellingen van Neder landsche schilders in het Duitsche rijk te orga- niseeren. Veel is op dit gebied reeds met succes voorbereid. In Den Haag, Kneuterdijk 20, is reeds een bu reau ingericht, waarvan secretaris der Neder landers de heer Jaap Kool is. Spr. deelde verder het een en ander over de organisatie mede. Ten slotte verzocht spr. met vreugde mede te werken. De Nederlandsch-Duitsche kuituurge meenschap is niet een kunstmatige instelling, want er ligt in haar arbeid te veel, dat aan het leven bindt. Het doel is ook niet het uitwisschen van alle kenmerkende verschillen, die in Neder land zelf tusschen Hollanders in engeren zin en bijv. Friezen bestaan, of die inderdaad tusschen Duitschers en Nederlanders op te merken zijn. Wij streven niet naar dorre nivelleering, doch naar de kennis van het gemeenschappelijke en samenbindende. Onder de aanwezigen waren o.a. de beide Com missarissen-generaal Dr. F. Schmidt en Dr. F. Wimmer en de secretaris-generaal Prof. Dr. J. van Dam. Van den Rijkscommissaris, die door uitstedig- heid verhinderd was de vergadering bij te wo nen, werden telefonisch de beste wenschen voor de vergadering en voor den arbeid van de Neder lansch-Duitsche Kuituurgemeenschap ontvan gen. ZOOJUIST VERSCHENEN: Ingen. ƒ3.05 Vertaald door Prof. J. H. Niekel Geb. ƒ4.10 BESTELBILJET Ondergeteekende wenscht te ontvangen van Boekhandel A. N. GO VERS N.V., Den Haag, Giro 12006: Franciscus van Sales. Inleiding tot het Devote leven, ingenaaid - gebonden Naam Adres te verzenden in open envelop als drukwerk. f

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 5