10 Wild-West Romans
NOLLEKE WEER OP Z'N BEST
Renten en dividenden van Duitsche fondsen
LUISTERVERGUNNINGEN
KOMEN GELEIDELIJK
De ziekte van Schüller-
Christian
ZONDAG 16 FEBRUARI 1941
Nadere uiteenzettingen op
diverse vragen
DIRK SCHaFER
ONGEKENDE AANBIEDING
Brabantschs brieüen
Den winter is geweken
Den boer kan op slag!
Kleine kinderen aangezet
tot oplichting
Nieuwe hoofdredacteur van
de N. R.C.
Op den tienden verjaardag van
zijn overlijden
Men betale alvast zijn
luisterbijdrage
Verslagen Technische Tarwe-
commissie
SPANNING AVONTUUR ROMANTIEK
VAN f32.50 NU SLECHTS f 17.50 (incl O.B.)
TOTAAL 253* blz. VAN f32.50 VOOR f 17.50
MEDISCHE KRONIEK
Opvoering tuinbouwproductie
In aansluiting- aan circulaire no. 1077 van 25
Januari 194^ "betreffende de betaling van ren
ten en dividenden van Duitsche fondsen Vesagt
de Vereniging voor den Effectenhandel naar
aan afding van gestelde vragen nog de aandacht
op. het volgende.
1. Nog niet geïncasseerde origineele coupons,
welke vóór 1 November 1S40 zijn vervallen en
welker tegenwaarde bij de Konversionskasse für
deutiche Aus'andssthulden is gestort, kunnen
worden gerealiseerd
a. vooizocver ae coupons afkomstig zijn van
obligatiën met bctaalkantoor in Nederland door
aanbieding bij het betaalkantoor met gebruik
making van de inleveringslijsten BN of door
opzending naar de Beichsbank, Wertpapiérab-
teilung, Berlin C.lll.
b. voorzoover de coupons afkomstig zijn van
obligatiën met betaalkantoor buiten Nederland
en Duit. chland door opzending naar de Reichs-
bank. Wertpapierabteilung. Berlin C.lll.
De opbrengst van zoodanige coupons zal
behoudens het in circulaire no. 10.77 in de 2e
alinea van punt 3 op blz. 3 vermelde tot
het volle bedrag via de Nederlandsch-Duitsche
Clearing worden uitbetaald, mits aan de ge
stelde eischen is voldaan.
2. De coupons per 1 Januari 1941 van de
E'j pet. obligatiën Duitsch Kalisyndicaat wor
den betaald overeenkomstig de voorschriften,
vermeid in de mededeeling van de heeren Hope
Co. in de Prijscourant van 30 December 1940.
Zocals reeds is bekend gemaakt, blijven de
By, en 7 pet. obligatiën Duitsch Kalisyndicaat
uitsluitend leverbaar met de „Kcttingverklaring
voor de Verhandeling van Buitenlandsche Ef
fecten in regelmatig Beursverkeer" (rose ket
tingverklaring).
In verband hiermede behoeft geen aanmelding
van deze obligatiën bij de Vereeniging voor den
Effectenhandel met een formulier AO te ge
schieden.
3. In de nieuwe „Kettingverklaring Duitsche
Fondsen 1940" verklaren de onderteekenaars, dat
het desbetreffende effect bij de Vereeniging voor
den Effectenhandel is geregistreerd. Hiermede
wordt bedoeld, dat het effect is genationaliseerd
en of aangemeld met, een formulier AO of AA,
overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V.
Dientengevolge behoeven de onder hoofdstuk
IV punt 2 genoemde fondsen met uitzonde
ring van de 6y pet. en 7 pet. obligatiën Duitsch
Kalisyndicaat niet meer te zijn voorzien van
een ..Kettingverklaring voor Verhandeling van
Buitenlandsche Effecten in regelmatig Beurs
verkeer" (rose kettingverklaringi
5. Medegedeeld is dat de 3 pet. obligatiën
der Konversicnskasse für déutsche Auslands-
schuiden. welke worden verkregen tegen de ter
incasso naar Dujtschland gezonden origineele
coupons van leeningen met hoofdbctaalkantoor
buiten Nederland en Duitschiand. tot een be
paalden koers door de Deutsche Golddiskont-
bank worden overgenomen
Deze koersen zijn, voorzoover bekend, als
volgt vastgesteld:
3 pet. obligatiën der Konversionskasse für
deutsehe Auslandsschulden, verkregen tegen
coupons van:
4'4 pet. obligatiën worden overgenomen tot
den koe's van 100;
4y, pet. oblig-i iën worden overgcnor.cn tot
den koers van 94.70;
5 pet. obligatiën worden overgenomen tot
den koers van 90:
5pet. obligatiën worden overgenomen tot
den koers van 85.70; 7
5y pet. obligatiën worden overgenomen tot
den kcers van 81.80:
5% pet. oblr'at'ën worden overgenomen tot
den koers van 78.25;
6 pet. obligatiën worden overgenomen tot
den koers van 75
en hoover
De uitbetaling van opbrengsten van hier te
lande beheerde, aan ingezetenen van de Neder-
landsche overzeescbe gebiedsdeelen toebehooren-
de Duitsche fondsen met-bijzondere vergunning
van het Deviezeninstituut is mogelijk, indien de
bedragen bestemd zijn voor onderhoud en on
dersteuning van ingezetenen van het bezette
Nederlandsche gebied.
In deze gevallen behoeven de desbetreffende
door de Vereeniging voor den Effectenhandel
uitgegeven certificaten voor coupon- en divi
dendbladen niet ter royeering te worden aan
geboden en kunnen voorzoover royeering
reeds mocht hebben plaats gevonden de in
geleverde ceritificaten worden terugontvangen,
waarbij de betaalde kosten voor royement zullen
worden gerestitueerd.
Van het. nummer en den datum van de van
het Deviezeninstituut verkregen vergunning
moet in de inleveringslijsten opgave worden ge
daan.
7. De door administratiekantoren tegen ori
gineele Duitsche aandeelen en obligatiën uitge
geven certificaten moeten bij de Vereeniging
voor den Effectenhandel word enaangemeld met
daartoe strekkende formulieren AA of AO.
De aar.ir, elding behoeft niet. te geschieden,
indien de coupons dividendbewijzen, welke het
laatst onder vigueur van het Nederlandsch-Duit-
sche Transferprotocol weiden betaalbaar gesteld,
bij het administratiekantoor werden geïncas
seerd, aangezien de nummers der desbetreffende
certificaten door het administratiekantoor aan
de Vereeniging voor den Effectenhandel worden
opgegeven.
Voorzoover de coupons dividendbewijzen bij
deze gelegenheid niet ter betaling werden aan
geboden, moet de aanmelding der desbetreffende
certificaten derhalve door de eigenaren via hun
commissionnairs of bankiers geschieden.
8. Duitsche fondsen, welke op of na 27 Janu
ari 1941 zijn verhandeld met een „Kettingver
klaring Duitsche Fondsen 1940", moeten door
den verkocper met de daartoe strekkende for
mulieren AA of AO bij, de Vereeniging voor den
Effectenhandel worden aangemeld, voorzoover
deze aanmelding noodzakelijk is volgens het be
paalde in hoofdstuk V.
9. Voor de toelating tot de betalingsregeling
van de uit verwisseling met 7 pet. pref. aan
deelen Deutsche Reiehsbahn te verkrijgen 4 pet.
obligatiën Deutsche Reiehsbahn is het nood
zakelijk, dat de 7 pet. pref. aandeelen Deutsche
Reiehsbahn, voorzoover tegen de dividendbladen
door de Vereeniging voor dén Effectenhandel
geen certificaten werden uitgereikt, met formu
lieren AA worden aangemeld. Na ontvangst der
nieuwe obligatiën dient bij de Vereeniging voor
den Effectenhandel toestemming te worden aan
gevraagd voor de toelating dezer stukken tot
de betalingsregeling.
Hetzelfde geldt voor eenige andere Duitsche
fondsen, ten opzichte waarvan een conversie
aangekondigd doch nog niet beëindigd is.
10. De navolgende Duitsche en Oostenrijk-
sche Staatsleeningen vallen niet onder de nieuwe
betalingsregeling.
7 pet. Duitsche Buitenlandsche Leening van
'924 (Dawes-leening)
Intern. pet. Duitsche Rijsleening 1930
Young-Leening)
7 pet. Intern. Oostenrijkschc Staatsleening
1930;
Gegarandeerde Oostcnrijksche Conversielee-
ning 1934/59;
ntern. Gegnralndeerde Costenrjjksche Bonds-
leening 1933'53;
Credit-Anstalt Regierungsschuldversrhreibun-
gen 1936.
11. Voor het verleenen van hun bemiddeling
bij de aanmelding van obligatiën en aandeelen
bij de Vereeniging voor den Effectenhandel met
formulieren AO en AA zal door de leden van
de Vereeniging voor den Effectenhandel te Am
sterdam, de Vereeniging van Effectenhandela
ren te Rotterdam en van den Bond voor den
Geld- en Effectenhandel in de Provincie te
's-Gravenhage; instellingen en deviezenbanken,
aan particulieren de volgende minimum-pro
visie in rekening moeten worden gebracht'
a. voor de aanmelding van obligatiën:
Y\ p. 1000 van de nominale waarde met een
minimum van f 0.25 voor elke fondsensoort;
b. voor de aanmelding van aandeelen:
Vk p. 1000 van de effectieve waarde, berekend
naar den koers van 1 November 1940, met een
minimum van f 0.25 voor elke fondsensoort
(waarbij aan de berekening van de effectieve
waarde van aandeelen, welke uitsluitend aan
ren Duitsche beurs zijn genoteerd, de koers der
Handelssperrmark, welke op 1 November 1940
f 0/5 gedroeg, meet worden ten grondslag ge
legd).
Te Groningen heeft de politie aangehouden
de achttienjarige dienstbode G. de R. uit Gel
drop. Zij heeft zich schuldig gemaakt aan dief
stal van geld in haar dienst en bovendien
wordt zij verdacht kleine kinderen herhaaldelijk
er op uitgestuurd te hebben om bij bakkers
eetwaren te koopen op valschen naam. Zij is
ter beschikking van de justitie gesteld.
Commissarissen en directie van de Nieuwe
Rotterdamsche Courant hebben als opvolger
van den onlangs overleden Mr. P C. Swart be
noemd tot hoofdredacteur van de Nieuwe Rot
terdamsche Courant Mr. J. Huyts, thans waar
nemend-hoofdredacteur.
Vandaag tien jaar geleden óverleed te Amster
dam Dirk Schafer, de groote panist. Er is thans
langzamerhand alweer een generatie van mu
ziekliefhebbers opgegroeid, die Dirk Schafer nooit
gekend heeft, doch de meesten herinneren zich
hem nog goed. Er was immers tien jaar geleden
geen muziekliefhebber, die Dirk Schafer niet
kende en bewonderde. Indien Schafer burger was
geweest van een groot land. dan was hij waar
schijnlijk een wereldberoemd concertpianist ge
weest. Hij had er alle kwaliteiten voor en hij
placht ook als Nederlander betrekkelijk regel
matig in het buitenland op te treden. Doch Scha
fer heeft toch vooral zijn roem verworven in het
eigen land en hier hebben zijn bewonderaars
ook ten volle erkend, dat hij onder de groote
pianisten van zijn tijd zijn plaats innam. Niet
als virtuoos, doch als ernstig dienend kunstenaar,
voor wien het piano spelen als zoodanig
slechts een middel was om den geest van
schoonheid en waarachtigheid, die in het kunst
werk leeft te benaderen.
Hij was een wat teruggetrokken man, Schafer.
die stil leefde in zijn werk en zijn fantasie, te
midden van een kleinen kring van gelijkgestemde
vrienden, waar anderen niet gemakkelijk toe
gang toe k-egen Men herinnert zich de sfeer
van dichterlijke verdroomdheid. die op zijn con
certen heerschte, het licht, dat in de zaal uit
gedraaid moest worden en hoe hij dan stil en
in zichzelf gekeerd opkwam en zich in het
schemerduister aan den vleugel zette. Ademloos
was de zaal als hij einde ijk te spelen begon en
zijn gehoor zonder een enkele onderbreking tot
het einde toe in den ban hield van de muziek,
die hij, ver boven elke gedachte aan materie en
virtuositeit verheven, uit den vleugel deed op
klinken. Vooral als Chopin-speler was zijn repu
tatie heel groot, maar ook zijn Beethovenvertol-
kingen zijn voor menigeen openbaringen geweest,
die thans nog hun invloed laten nawerken.
Als pianist hoog geëerdheeft Schafer echter
als compon'st nooit de erkenning gevonden, die
hij verdiend heeft. Vrijwel niemand kent Scha-
fer's compositorisch werk, dat vooral in 't genre
van de kamermuziek thuis hoort. Ook Schafer
heeft moeten ondervinden, dat de Nederlandsche
muziek niet in tel was, vooral niet in zijn dagen.
Toch heeft de naam van Dirk Schafer nog
altijd zijn grooten klank in ons land behouden.
Hij heeft zich niet beperkt tot het geven van
recitals voor weinige bevoorrechten hij heeft
veel gedaan om de muziek verder te verbreiden.
De volksconcerten, die hij ieder seizoen gaf in
„Salvatori" te Amsterdam, waar de zaal telkens
tot in de nok bezet was, zijn veelvuldig optreden
voor den Amsterdamschen Kunstkring, de cyclus
van elf historische concerten, waarmee hij in
1913 de ontwikkeling der klavierlitteratuur op
magistrale wijze de revue liet passeeren, dit
zijn slechts eenige voorbeelden van Schafer's
groote en weldadige werkzaamheid in het Ne
derlandsche muziekleven, waarom velen hem
thans nog met dankbaarheid herdenken.
Het blijkt, dat vele radioluisteraars zich onge
rust maken, omdat zij, hoewel zij aangifte van
hun radiotoestel of distributie-aansluiting de
den, nog geen luistervergunning ontvingen.
Deze vergunningen kunnen echter eerst ge
leidelijk worden toegezonden, omdat het admi
nistratief niet mogelijk is de honderdduizenden
lu stervergunningen, die moeten worden uitge
reikt, in enkele dagen gereed te maken.
Het eenige. wat van den radioluisteraar, die
zijn vergunning heeft aangevraagd, doch nog niet
ontvangen heeft, bij een eventueele controle zal
worden gevraagd, is, dat hij het bewi.is kan over
leggen, dat hij over de verstreken termijnen
thans Januari en Februari de luisterbijdrage
heeft betaald. Dit bewijs moet, zooals bekend,
worden geleverd door een bewijs van storting of
overschrijving op postgirorekening nr. 400200
(betaling ten minste voor een kwartaal) of door
de aanwezigheid van de- verschuldigde radio
zegels (voor elke maand een).
Verschenen zijn de deeltjes 14 en 15 van de
Verslagen van de Technische Tarwecommissie.
Deel 14 behandelt het bakonderzoek bij rassen- j
proeven 1933-1938 en deel 15 het vochtgehalte
en de bewaarbaarheid van tarwe.
De verslagen zijn samengesteld door dr. ir.
W. Feekes, met medewerking van dr. W. H. van
Dobben; ze zijn uitgegeven bij de gebr. Hoitse-
ma te Groningen.
Wi\d«rms
Een serie, als het ware geknipt voor de lange avonden. Boeken, die
U tot. de laatste bladzijden geboeid houden én een sieraad voor Uw
boekenkast vormen:
6. M Bower, Kruitdamp
1. H. Oyen, Tarrant de Geweldige
2. J B. Hendr.x, Goudhonger
3. J. Gregory, Het Geheim van
de Spaansche Hacienda
4. Roy Norton, Misleidende Sporen
5. H. Oyen, De Strijd om de
Koningsdennen
en Wind
7. B. M Bower, De Bende van
het Rotsgebergte
8. J. Gregory, In de Greep der
Wildernis
9. B. M. Bower, Sneeuwstorm
over de Far West
10. B. M. Bower, Het Vijfvoudig
Gevaar.
Alle boeken van kloek formaat (21 X 16 c.M.) Fraai geb. en
voorzien van gekleurde omslagen.
Afzonderlijke deelen 1.90 per stuk. Verzendkosten worden niet
berekend Desgewenscht in abonnement betaalbaar met slechts
l.jO of meer per maand. Deze aanbieding geldt uitsluitend bij recht-
streeksche inzending van onderstaanden reductie-bon aan N.V. Boek
en Kunsthandel H. NEL.TSSEN, Frinsengracht 627, Amsterdam,
Pontrek. 60092, Gem. Giro N 2266 Telefoon 31791.
Bfk T\I Onderget. wensebt franco te ontvangen de 10 fraai
\W Km geb. romans tegen den reductie-prijs van 17.50.
Het verschuldigde ad f 17.50 de le termijn ad f
is door mij verz /wordt door mij met 10 ct. extra als rembours op
de zending betaald* Doorhalen wat niet wordt verlangd)
Naam en beroep:
Adres: 5
Het is voor den geneesheer een hoogst on
bevredigend iets, indien hij den card der ziekte
van een patiënt niet vermag te onderkennen:
elke ziekte moet een naam hebben. Daar wordt
wel eens mee gespot en men zegt dan: de pa
tiënt heeft een etiket gekregen en kan nu rus
tig sterven.
Een enkelen keer schijnt het werkelijk voor
te komen, dat een medicus zich uitsluitend daar
over druk maakt, dat hij toch maar de juiste
diagnose stelt, terwijl de behandeling hem geen
belang inboezemt; maar het is duidelijk, dat
zoo iemand, als hij nader met de menschen
in contact komt, weldra een anderen geest krijgt.
Maar ook voor eiken medicus, voor wien dus
het geven van een etiket niet een stokpaardje is,
Is het een ondraaglijk iets, aan de ziekte geen
naam te kunnen geven. Het gevolg hiervan is,
dat elk nieuw ziektebeeld terstond wordt be
schreven en met een voorloopigen naam ge
tooid. Andere artsen vinden dan terstond of
later dergelijke gevallen en door samenwerking
komt er dan meestal licht in de duisternis.
Zoo beschreef de Weensche Röntgenoloog
Arthur Schüller in 1915 een geval van „om
schreven brosheid der schedelbeenderen." Hij
dacht later dat het een ontkalking was en zei-
de dat het een klinisch onbelangrijke, toeval
lige vondst was. In het eerste geval was er een
plek aan de schedelbeenderen, tusschen oor en
oog, die bros geworden was en wel rechts en
links. Later beschreef hij nog meerdere zulke
gevallen. Een daarvan had, wat men noemt
diabetes insipidus; dat beteekent smakelooze
suikerziekte. Vroeger werd de urine van suiker
lijders geproefd; maar de urine Yan deze Pa
tiënten, die evenveel en vaak nog meer uri-
neeren dan suikerlijders, bevat geen suiker. (Zij
urineeren soms wel tien liter per dag).
De Amerikaan Christian had in 1919 een ge
val gepubliceerd van een meisje, dat op drie
jarigen leeftijd hoofdpijn kreeg en ontsteking
van het tandvleesch: de tanden gingen los zit
ten. Zij kreeg een half jaar later diabetes in
sipidus; het eene oog ging uitpuilen en er ont
stond ook een defect in de schedelbeenderen
en een defect in het darmbeen.
De naam: ziekte van Schüller-Christian werd
gegeven door Rowland, die wat dieper op de
zaak in ging en een nauwkeurige beschrijving
gaf van de veranderingen der botten. Later
vond men in een oud tijdschrift, dat een zekere
dokter Hand reeds lang tevoren in 1893 zoo iets
had beschreven, maar er geen raad mee had
geweten.
Degenen nu, die heel eerlijk willen zijn, noe
men de ziekte dus: de ziekte van Hand-Schüller-
Christian-Rowland, maar dat is overdreven. Vijf
jaren geleden kreeg een Nederlandsche chirurg
een meisje van 4 jaar onder behandeling, we
gens los gaan van tanden en zweren in den mond.
Deze toestand was in den loop van een jaar ont
staan. Er werd een diepe zweer achter den lin
ker boven-hoektand gevonden, zoo groot als een
kwartje. Kort na de opname ontstond er ook
rechts op een overeenkomstige plaats een zweer:
ook daar gingen de tanden los. De zieren breid
den zich uit naar het verhemelte. Kort daarop
ontstond een zwelling aan den rechterslaap, maar
er was geen etter in. Later wordt de zwelling
geopend, schoon gemaakt en uitgelepeld. Het
blijkt een groote holte in het been te zijn, die
zich uitstrekt in het slaapbeen, naar de oogkas
en de bovenkaak. De operatiewond geneest zeer
goed, maar de zwelling komt weer op en breidt
zich uit.
Een half jaar na de opname blijkt een groot
deel van het bot geheel weggeteerd te zijn: van
neiging tot herstel blijkt niets, want er is geen
nieuwvorming van been. De patiënte wordt met
Röntgenstralen behandeld en daardoor belang
rijk verbeterd.
Ongeveer een jaar daairna blijkt er ook rechts
een zelfde aandoening van den beenigen sche
del te zijn; ook daar is een groot deel van het
bot verteerd..
De verdere geschiedenis van dit patiëntje is
mij niet bekend, maar zij zal'wel gestorven zijn.
Inderdaad is het bij andere patiënten voorge
komen, dat de ziekte nog steeds voortschreed en
ook op andere beenderen en ten laatste ook op
inwendige organen oversloeg. Dit is vooral dan
het geval, Indien de ziekte bij zulke jeugdige
kinderen voorkomt, terwijl er daarentegen ge
vallen bekend zijn van menschen, die 20 jaar
na de behandeling nog leefden en 't goed maak
ten, maar bij wie de ziekte dan ook op lateren
leeftijd was begonnen en niet met zulke ern
stige verschijnselen, maar bijv. met een haard
in een der andere botten.
De Nederlandsche chirurg zal zich ongetwij
feld opgelucht gevoeld hebben, toen hij de ziek
te een naam kon geven. Zonder dat is er im
mers in het geheel niets te beginnen.
Nu echter, na zoovele jaren, is er reeds een
weinig licht in deze duistere zaak gekomen.
Rowland houdt deze ernstige aandoening voor
een soort stofwisselingsziekte en het blijkt dan
ook dat in de zwellingen een bepaalde stof in
betrekkelijk groote hoeveelheden gevonden
wordt. Deze stof is het cholesterine, behoorende
tot de yet-achtige stoffen; en de aandoening
is gezeteld in het z.g. reticulo-endotheleale
systeem, d.w.z. een netvormig weefsel, dat in
lymphklieren, beenmerg, milt en lever en nog
enkele andere organen voorkomt. Dit systeem
wordt dus ziek en produceert verkeerde stoffen,
of een teveel van goede stoffen, waardoor voor
al het beenmerg wordt aangedaan en dit zieke
weefsel vreet dan in de omgeving door.
Deze opvatting over deze ziekte is vooral daar
om wat steviger komen te staan, omdat er nog
andere ziekten zijn, die vooral in een afwijking
van de economie der vet-achtige stoffen be
staan. Maar in 't algemeen moet men zeggen,
dat al deze dingen nog niet op vasten grond
staan. Deze ziekten zijn zeldzaam en dus moei
lijk te bestudeeren; soms kan men er zelfs over
twisten of men aan een bepaald geval dezen
dan wel genen naam moet geven.
Het belang van de bestudeering dezer zeld
zame ziekten is grooter dan het lijkt. Men zou
meenen, dat, hoe vaker een ziekte voorkomt,
des te belangrijker de bestudeering daarvan is-
Dat is natuurlijk voor een zeer groot deel juist,
maar toch niet geheel. De studie van deze zeld
zame afwijkingen werpt soms zooveel nieuw
licht op de geheele inrichting van het lichaam,
dat daaruit indirect een zeer groot voordeel
voor de geneeskunde voortkomt. En al zou het
ook anders zijn: al zou het nut dezer studiën
ook niet verder gaan dan de vaak nutte-
looze behandeling dezer ziekten alleen, dan
nog zou het onmogelijk zijn de medici daarvan
af te houden. Want het is nu eenmaal voor
een medicus, wien het aangaat, ondraaglijk om
niet te weten met welk soort ziekte hij te doen
heeft. Ware hij anders, dan ware hij ook geen
goed geneesheer.
Dr. TH. H. SCHLICHTING
Dit jaar zal de Nederlandsche tuinbouw zoo
veel mogelijk in hef teeken der voedingsgewas
sen staan en zal worden getracht de bodempro-
ductie met de beschikbare middelen zoo hoog
mogelijk op te voeren, verklaarde ir. A. W. van
de Plassche, inspecteur van den tuinbouw en
het tuinbouwonderwijs, in een onderhoud, dat
het A N P dezer dagen met hem op het departe
ment van Landbouw en Visscherij te 's-Graven-
hage had.
Uit dit onderhoud bleek, dat wat het onder
wijs, de voorlichting en het onderzoek betreft,
van overheidswege zooveel mogelijk zal worden
gedaan om den vooruitgang te bevorderen.
Een betere opleiding van de vakmenschen,
zoodat zij ook op economisch gebied wat beter
zijn geschoold, heeft de volle aandacht en ver
schillende tuinbouwvakscholen werden reeds op
gericht of zullen nog worden opgericht.
Aan het hoofd van deze scholen, waar alleen
leerlingen worden toegelaten, die het lager
tuinbouwonderwijs met gunstig resultaat heb
ben gevolgd, staat de rijkstuinbouwconsulent,
terwijl de lessen mede worden gegeven door hun
assistenten en de ambtenaren van den Planten-
ziektenkundigen Diénst. Deze scholen dragen
uiteraard een eenvoudig karakter. De bedoeling
is, op deze scholen de menschen tot vakmen
schen te vormen hun liefde voor hun vak bij te
brengen en vooral ook hun belangstelling en
waardeering te Veeren hebben voor toepassing
van hetgeen de wetenschap ten dienste van de
uitoefening van het tuinbouwbedrijf heeft ve-
vonden.
Voorts ligt het in de bedoeling, in den vr
van cursussen de oud-leerlingen van deze sc
len vooral ook op economisch gebied nog verder
te ontwikkelen, zooals dit te Naaldwijk reeds het
geval is en op andere plaatsen in voorbereiding.
Ook wat het onderzoek betreft, va!t er ten
dienste van den Nederlandschen tuinbouw, naar
het oordeel van ir. v. d. Plassche, nog zeer veel
te doen. Voor eenvoudige proefnemingen en
demonstratiedoeleinden beschikken de verschil
lende rijkstuinbouwconsulenten over proeftuinen,
welke beter worden toégerust, terwijl verschil
lende verouderde tuinen zijn opgeheven
Op enkele van deze proeftuinen komen een
voudige laboratoria welke zich bezig zullen hou
den met eenvoudig onderzoek ten dienste van
den tuinbouw in de betreffende streek.
Te Naaldwijk is het nieuwe gebouw reeds ge
reed gekomen en het zal binnenkort in gebruik
worden genomen.
Vooral aan het grondonderzoek zal in samen
werking met het bedrijfslaboratorium te Gro
ningen aandacht worden geschonken zoodat de
onderzoekmethoden en de adviezen, waartoe de
resultaten aanleiding geven, dezelfde zullen zijn.
Wat de vraagstukken op het gebied der planten
ziekten betreft, zal nauw samengewerkt worden
met den Plantenziektenkundigen Dienst.
Naar het oordeeï van ir. v. d. Plassche valt er
ten dienste van den Nederlandschen tuinbouw
nog heel wat te doen, omdat er in den tuin
bouw wel hard wordt aangepakt wat de dagelijk-
sche werkzaamheden betreft, doch op doelmati
ger wijze kan worden gewerkt.
Als basis hiervoor is echter noodig, dat de
verschillende vraagstukken, ook die op econo
misch gebied beter worden onderzocht en wei
in een onderlinge samenwerking tusschen allen,
die er belang bij hebben. Men schrome niet, er
ook de conclusies uit te trekken, waartoe de re
sultaten van het onderzoek aanleiding géven.
Amico,
Ulvenhout, 13 Februari 1941
'Nen malschen Wester bolde over de natte
velden 't durp deur. De zwarte winterlochten
gongen in beweging. Wierden aan rafels en flar
den uit malkaar getrokken, 'n eerste stip van
Voorjaarsblaauw peerlde aan den woeligen he
mel
„Dréke, den winter krijgt 'nen schup onder
z'n gewitwel!" riep ik op 'nen mergen van
den erf naar den stal, waar m'n baaske doende
was
„GatvergimmeDooit 't, opa?" zoo kwam
ie aangeloopen.
„Meer dan dooi, jonk! Zie!" En 'k wees 'm
op de groote verandering ln de lochten en ge
kunt me geiooven ot nie, maar mee m'nen erm
om zijnen schouwer geslagen, stonden we daar,
in den mergenduister wel tien minuten lank, blij
naar de lochten te zien, die vol beioften hon-
gen veur den boer. 'Nen mearel floot deur de
natte stilte; tien. honderd, duuzend veugels
zongen dan naar 't nuuwe tij. Wij keken mal
kaar 'ns aan- Lachend. Dan vrong m'n baaske
z'n eigen los uit m nen erm, gat me 'nen stomp
Meteen stond ie in verdedigingspositie! Ik
waagde 't erop! Ja, wagen! Ik ben ommers nle
meer teugen dieën jongen reus opgewassen Toch
ook in de lochen moest den ouwen winter
wijken veur 't Jonge TijMaar ik waagde
't er op. Viel aan. 'Nen „directen" op z'n borst,
maar vertjoept! 'k Had beter teugen 'nen muur
kunnen stooten. We zagen maikaar aan. Lach
ten. Hij om de fout tn z'n verdediging, ik om
wel om dieën „muur". Nög 'ns! Maar m'n
baaske was nou beter op z'nen kievief. De
vuisten kiekten teugen malkaar. En in allebei
onz oogen stond efkes de verrassing van pijn.
„Eikenhout is eikenhout", lachte Drè III:
„Sodetjuu, opa, wat 'n knuisten hedde toch!"
„Jaja," spotte-n-ik: „die klavieren van jou
zijn anders ook "n paar lekkertjes!" En onder
wijl stonden we mee de tong de afgeschaafde
vellen op de knokkels te „plakken", zooals ge
'n lekke sigaar wel repareert.
'Nen oogenblik later jubelde-n-ie ln den stal
't hoogste lied uit. Samen mee de veugeltjes!
Als ik van huis ree, den natten Wester schuins
tegemoet, dan flierden de waterstuivings lijk
dunnen rook over velden en wegels. Maar de
lochtgong blinken! 't Zonneke kost nie wijd meer
weg zijn. Zijnen glorie straalde-n-al lanks den
regenhemel. Als zilver blonk 't natte geboomt.
dat bepeerld hong mee den kristalijnen franje
van rustelooze waterdruppen. Zilveren glan-
zings verschoten over den groenen droesem op
't ijs en hier en daar zag ik den Westerbries
al over 't water rimpelen, dat vrij gong komen
van den barren winter. Lijk den akker ook, die
zacht en donker wierd onder den wemel van
't Nuuwe Tij, dat van de blinkende lochten werlde
in den greten aarde, die blonk van t "kralend
dooiwater.
Wijdweg, teugen 't Westen aan, daar schimde
den boschkant achter 'nen „damp" van mer-
genlicht.
Kwam ik achter in den namiddag verom, dan
ritselde de natte stilte uit de leege velden, die
daar wegnevelden in 'nen pèèrsen doom, die
vloeide uit den trillenden ender ten Westen,
waarboven den rossen zonnebol te zinken hong
deur éenen bonten glorie.
Verlaten trok den opdrogenden keiweg 't durp
deur. Blaauw schampten de ramen der huize-
kes bezijen. Uit de kerkramen vlamde den smeu-
lenden dag in laaiend vuur. Den leien toren
blonk als koper. 'Nen schoonen dag, den eersten
voorjaarsdag, brandde leeg in wisselenden
pracht, 't Nuuwe Tij, dat komen gaat, vertoon
de zijnen glans in gloeienden weelde van kleuren
over de zachtgedooide aarde.
En als ik ten avond nog 'ns efkes den wind
gong voelen, midden op den weg, dan zonk 't
ijs van den Winter moei naar den bojem der
Mark, diep onder 't donkere dooiwater, dat nou
vrij te rimpelen lag onder 't zilveren gestreel
van de maan.
Den Winter is geweken! Den boer kan op
slag! Den lesten vorst is rap den grond uit
nou, we kunnen 'm gaan keeren.
Als ik Zondagmiddag de „Gouwen Koei" bin
nenkwam, mee 'nen kop rood van den dut,
blinkend van den regen, dan hong daar de
plazierige, wat uitbundige stemming van 't boe
renvolk, dat z'n eigen weer vrij voelde van den
zwaren winterdruk. De ballen rolden rusteloos
over de biljart, keu's vielen zwaar teugen den
vloer, 't gelach bolderde deur den blaauwen
smoor, die lijk 'n plafond boven de koppen stond.
't Was er werm. Want de gasten, ze gooiden
de blokken nog naar wintersche gewoonte op
't vuur. En iederen keer als de deur opengedaan
wierd, dan snoven we gulzig den malschen Wes
ter m, die „de Koei" binnenstroomde. Heel de
propclub was al present. Stond zelfs al onder
vollen stoom, want er wierd degelijk en solied
op tafel geslagen!
Hah! Nou al „ruzie"?! Dat kost 'nen leutigen
Zondagmiddag wordenEn als ik dichterbije
kwam, dan dan ontdekte-n-ik aan 't „voeten
end"Nolleke Gommerg!
Ge mot weten; Nolleke, kapitalist, tenminste
'gaar onafhankelijk; nooit getrouwd gewist (welk
vrouwmensch zou ooit zoo'n alikriek gewild heb
ben!) dus nóg 'ns onafhankelijk; wijers behept
mee eigenschappen, die stuk veur stuk in teu
genstelling zijn mee z'n dwergfiguurke; Nol
leke zit van 's mergens tot 's avonds in de „Gou
wen Koei", bij z'n natuurlijke vijandin Kee!
Die twee hebben nou 'nen wapenstilstand aan
gegaan. Maar 't gevolg van deuzen wapenstil
stand is, dat Nolleke nou „baas" is ln „de Koel".
Ennedat nimt den Fielp nie!
Den Fielp, knaap van 'n dikke driehonderd
pond Nolleke, die de vijfenzeuventig nie haalt
zijn dus, deur allerhande politieke en tactische
omstandigheden, waaraan ze gin van beien iets
kunnen doen, teugenstanders geworden! En ge
kunt nie gelooven, amico, wat 'n leut of wij
mee deus span hebben g'had.
Net als ik aan „ons" tafeltje kwam, dan hoor-
de-n-ik den Fielp dreigen: „wat let me, brom
vlieg, hom deus bierglas hover jou enen te zet
ten'!"
„Da liet ik m'n eigen nie zeggen," stookte
den Blaauwe.
Waarop Nolleke, wit van woede ge kunt
'm nie kwajer maken dan mee te intrigeeren
op z'n klein postuurke waarop Nolleke z'n
brandewijntje-mèt vatte, om 't in den Fielp z'n
gezicht te gooien. Maar den Blaauwe was sjüust
op tijd. Hij vatte Nol's ermke in 'nen „schroef",
draaide den schroef 'n tikske aan, zoodat NoJ
z'n vingers lostrokken van 't voetje van 't glas.
waarop den Blaauwe 't bgandewijntje soldaat
mokte (zonder te ruuren) onder de woorden:
,,'t zou toch zonde zijn om zoo'n kustelijk bor
reltje in zöó'n bakkes te gooien!" In dat „zóó'n"
lag zooveul minachting, dat Nolleke accoord
gong mee 't feit, dat z'n brandewijntje nou toch
óók in 'nen verkeerden kanis terechte kwam
Toen kost ik zeggen: „middag, jongelui!"
„Den Dré!" groetten ze verom.
„Jongeman!" groette Nolleke.
„Tot nou toe in oew nest gelegen?" groette
den Fielp. En toen teugen Nol: „hallee, van
dieën stoel haf, gij! Da's den Dré z'n plek."
Nou, eerlijk gezeed, amico, da's al ruim der
tig jaren zoo. Maar nou Nolleke „baas" of liever
gezeed „onderbaas" is, in de „Gouwen Koei",
nou. ja, nou staan de pampieren even anders!
Maar Nolleke keek mij 'ns aan hij mag
me wel, geloof ik en zee: „wilde gü hier zit
ten, Dré?" en liet z'n eigen dan van den
stoel glijen. Den Fielp zag ie nog nie! „En nou
netjes proppen, jongelui," zee Nolleke nog:
enne...." toen keek ie fel naar den Fielp:
„enne.... gin kapsones as ge 't verliest." Wèèr-
dig stapte-n-ie toen naar den toog, waar ie
teugenwoordig 'n vaste plots heeft 'k zal oe
dalijk vertellen, waarom. Maar den Fielp zat
't nou „tot-ier". En mee 'nen lenigen olifants-
sprong greep ie naar 't statig-wegschrijdende
Nolleke, datgeléérd heeft te „duiken" en
lijk *n kat zoo rap onder de biljert schoot. Den
Fielp schupte toen, maar Nolleke vong den bak
ker z'nen poot en gelukkig dat er twee bil-
jerters kans zagen den Fielp overènd te hou
wen, want half Breda zou zijn gaan evacueeren
op den „bom-inslag" van den Fielp z'n tuime
ling!
Maar nou, ge verstaat, zat 't den bakker bóven
z'n neusgaten!
Na 'n kwartierke te hebben gepropt, zee den
Jaan, kijkende naar den toog: „hij is werendig
weer bezig, die èèrdmuis!" En ja. Als wij om
zagen, dan mokte Nolleke weer net 'n groot
kruis achter 'nen man, die aan den toog 'nen
pint gedronken had. Kek, da's 't geniepige pla-
zierke van dat dwerg-Nolleke. En daarom heeft
ie 'n vast plotske aan den toog!
„Nou is 't mijn beurt, heindelijk!" zee den
Fielp. „Zeg jongens, has 'r dalijk soms hiemand
den herf hopgaat, waarschouwt me dan 'ns
hefkes!"
„Wat gade beginnen, Fielp?" vroeg ik:
„toch gin.... toch gin stukken maken?"
„Zijde bedonderd, Dré! Maar 'k zal 'm de
stuipen 'ns hop z'n lijf laten jagen!"
Tien minuten later Nolleke had er al weer
enkelen de „absolutie" gegeven toen was 't
zoo ver. Den Fielp 'm na, net of ie ook efkes.
ge snapt.
Den Fielp kwam verom. Vreef in z'n handen.
Zee: „hopletten, jongens, de boontjes staan hin
den wijk!"
Den man kwam verom, vreef 'ns onder z'n
neus. Gong vlak bij Nolleke staan, daar aan den
toog, zonder 't Nolleke te zien. Bestelde nog
'nen pint. Rekende toen af. Wij zagen hoe Nol
leke de Koei al inkeek, om d'attentie te trek
ken veur z'n flaauwe mopke. „Net doen hof we
't lollig vinden," vezelde den Fielp: „vooruit,
jongens, hoogskes knippen!"
We knipten, 'n Telleke later dronk den man
z'nen pint leeg, keerde z'n eigen om èn
keek dan rap om, naar bene jen, naar Nol, die.,
druk doende was hum den zegen te geven!
Man!! Wat 'nen toestand! Nolleke bleef hal-
verweuge mee z'n handje steken, schrok, keek
dan langs hem henen enmokte bewegingen
mee z'n hand of ie 'n vlieg aan 't vangen was.
In Februari! Den vlotten tiep spuide de kome
die mee. Had ineens allen aandacht veur die
denkbeeldige vlieg. Vong mee. Bukte. Loerde.
Sloeg.
Wel vijf minuten wierd gejaagd naar 'n vlieg,
waarvan Iedereen wist èn de gasten, èn Kee,
èn den tiep èn Nolleke dat ie in heel Ulven
hout nie bestond. Man, dat was 'n consternatie.
Om 't in oew broek te doen! Eindelijkja!
D'n tiep ontdekte 't insect. Op Nolleke's bol
hoed„St," siste-n-ie tot Nolleke: „staan
blijven!" Nolleke stónd. Als 'n standbeeld. Den
kerel sloop dichter op Nolleke toe, op z'n tee-
nen. „St," siste-n-ie nog 'ns. Nolleke stond stijf.
De hand van den tiep gong omhoog. „Sst". En
danpats! Daar verdween Nolleke in zijnen
bolhoed, of ie onthoofd was.
Amico, we hebben gebleird van 't lachen; t
was om dood te gaan! Dèèr!
Toen hebben ze Nolleke op 'n tafel gezet.
Aan den eenen kant van die tafel gong den
Fielp stillekes staan, aan den anderen kant den
kerel. En als 't Nolleke eindelijk gelukt was
zijnen zweetenden kop uit den hoed te pulken,
dan.dan keek ie in 't bakkes van den Fielp, dat
gereed scheen te staan om Nolleke op te gaan
freten, zóó, raauw, uit 't vuistje, on-schoonge-
mokt. Nolleke keerde z'n eigen rap om en
en zag in den „strengen" kop van den ander,
die óók 'n soortement van doodvonnis veur den
Nol beteekende! Dan
dan riep ie: „Kéééü"
„Ja. meneer Gommers?"
„Breng deuze twee.... eh.... heeren 'n rond
je veur mijn rekening! En gaauw!"
De twee heeren Keken malkaar 'ns leklippend
aan. Dat was toch verdiend!
„Wa mag 't zijn, asteblief, meneer Gommers?
vroeg Kee.
Toen mokte Nolleke z'nen sprong, vloog naar
de deur en riep: „twee wonderolie!"
„Wat?" vroeg den tiep aan den Fielp.
Den Fielp stak z'n tong uit, mokte 'n zittende
beweging.
Amico, in gin tijen heb ik zóó gelachen!
Dat NollekeAl tij heb ik leut in deus
brutale krielhaantje.
Ja, dat nuuwe tij, dat Voorjaar, stemt "nen
mensch weer veul plazieriger!
Kom, ik schei er af.
Veul groeten van Trui, Dré III, den Eeker en
als altij gin horke minder van oewen
t. v.
DR4