10 Wild-West Romans NOLLEKE WEER OP Z'N BEST Renten en dividenden van Duitsche fondsen LUISTERVERGUNNINGEN KOMEN GELEIDELIJK De ziekte van Schüller- Christian ZONDAG 16 FEBRUARI 1941 Nadere uiteenzettingen op diverse vragen DIRK SCHaFER ONGEKENDE AANBIEDING Brabantschs brieüen Den winter is geweken Den boer kan op slag! Kleine kinderen aangezet tot oplichting Nieuwe hoofdredacteur van de N. R.C. Op den tienden verjaardag van zijn overlijden Men betale alvast zijn luisterbijdrage Verslagen Technische Tarwe- commissie SPANNING AVONTUUR ROMANTIEK VAN f32.50 NU SLECHTS f 17.50 (incl O.B.) TOTAAL 253* blz. VAN f32.50 VOOR f 17.50 MEDISCHE KRONIEK Opvoering tuinbouwproductie In aansluiting- aan circulaire no. 1077 van 25 Januari 194^ "betreffende de betaling van ren ten en dividenden van Duitsche fondsen Vesagt de Vereniging voor den Effectenhandel naar aan afding van gestelde vragen nog de aandacht op. het volgende. 1. Nog niet geïncasseerde origineele coupons, welke vóór 1 November 1S40 zijn vervallen en welker tegenwaarde bij de Konversionskasse für deutiche Aus'andssthulden is gestort, kunnen worden gerealiseerd a. vooizocver ae coupons afkomstig zijn van obligatiën met bctaalkantoor in Nederland door aanbieding bij het betaalkantoor met gebruik making van de inleveringslijsten BN of door opzending naar de Beichsbank, Wertpapiérab- teilung, Berlin C.lll. b. voorzoover de coupons afkomstig zijn van obligatiën met betaalkantoor buiten Nederland en Duit. chland door opzending naar de Reichs- bank. Wertpapierabteilung. Berlin C.lll. De opbrengst van zoodanige coupons zal behoudens het in circulaire no. 10.77 in de 2e alinea van punt 3 op blz. 3 vermelde tot het volle bedrag via de Nederlandsch-Duitsche Clearing worden uitbetaald, mits aan de ge stelde eischen is voldaan. 2. De coupons per 1 Januari 1941 van de E'j pet. obligatiën Duitsch Kalisyndicaat wor den betaald overeenkomstig de voorschriften, vermeid in de mededeeling van de heeren Hope Co. in de Prijscourant van 30 December 1940. Zocals reeds is bekend gemaakt, blijven de By, en 7 pet. obligatiën Duitsch Kalisyndicaat uitsluitend leverbaar met de „Kcttingverklaring voor de Verhandeling van Buitenlandsche Ef fecten in regelmatig Beursverkeer" (rose ket tingverklaring). In verband hiermede behoeft geen aanmelding van deze obligatiën bij de Vereeniging voor den Effectenhandel met een formulier AO te ge schieden. 3. In de nieuwe „Kettingverklaring Duitsche Fondsen 1940" verklaren de onderteekenaars, dat het desbetreffende effect bij de Vereeniging voor den Effectenhandel is geregistreerd. Hiermede wordt bedoeld, dat het effect is genationaliseerd en of aangemeld met, een formulier AO of AA, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V. Dientengevolge behoeven de onder hoofdstuk IV punt 2 genoemde fondsen met uitzonde ring van de 6y pet. en 7 pet. obligatiën Duitsch Kalisyndicaat niet meer te zijn voorzien van een ..Kettingverklaring voor Verhandeling van Buitenlandsche Effecten in regelmatig Beurs verkeer" (rose kettingverklaringi 5. Medegedeeld is dat de 3 pet. obligatiën der Konversicnskasse für déutsche Auslands- schuiden. welke worden verkregen tegen de ter incasso naar Dujtschland gezonden origineele coupons van leeningen met hoofdbctaalkantoor buiten Nederland en Duitschiand. tot een be paalden koers door de Deutsche Golddiskont- bank worden overgenomen Deze koersen zijn, voorzoover bekend, als volgt vastgesteld: 3 pet. obligatiën der Konversionskasse für deutsehe Auslandsschulden, verkregen tegen coupons van: 4'4 pet. obligatiën worden overgenomen tot den koe's van 100; 4y, pet. oblig-i iën worden overgcnor.cn tot den koers van 94.70; 5 pet. obligatiën worden overgenomen tot den koers van 90: 5pet. obligatiën worden overgenomen tot den koers van 85.70; 7 5y pet. obligatiën worden overgenomen tot den kcers van 81.80: 5% pet. oblr'at'ën worden overgenomen tot den koers van 78.25; 6 pet. obligatiën worden overgenomen tot den koers van 75 en hoover De uitbetaling van opbrengsten van hier te lande beheerde, aan ingezetenen van de Neder- landsche overzeescbe gebiedsdeelen toebehooren- de Duitsche fondsen met-bijzondere vergunning van het Deviezeninstituut is mogelijk, indien de bedragen bestemd zijn voor onderhoud en on dersteuning van ingezetenen van het bezette Nederlandsche gebied. In deze gevallen behoeven de desbetreffende door de Vereeniging voor den Effectenhandel uitgegeven certificaten voor coupon- en divi dendbladen niet ter royeering te worden aan geboden en kunnen voorzoover royeering reeds mocht hebben plaats gevonden de in geleverde ceritificaten worden terugontvangen, waarbij de betaalde kosten voor royement zullen worden gerestitueerd. Van het. nummer en den datum van de van het Deviezeninstituut verkregen vergunning moet in de inleveringslijsten opgave worden ge daan. 7. De door administratiekantoren tegen ori gineele Duitsche aandeelen en obligatiën uitge geven certificaten moeten bij de Vereeniging voor den Effectenhandel word enaangemeld met daartoe strekkende formulieren AA of AO. De aar.ir, elding behoeft niet. te geschieden, indien de coupons dividendbewijzen, welke het laatst onder vigueur van het Nederlandsch-Duit- sche Transferprotocol weiden betaalbaar gesteld, bij het administratiekantoor werden geïncas seerd, aangezien de nummers der desbetreffende certificaten door het administratiekantoor aan de Vereeniging voor den Effectenhandel worden opgegeven. Voorzoover de coupons dividendbewijzen bij deze gelegenheid niet ter betaling werden aan geboden, moet de aanmelding der desbetreffende certificaten derhalve door de eigenaren via hun commissionnairs of bankiers geschieden. 8. Duitsche fondsen, welke op of na 27 Janu ari 1941 zijn verhandeld met een „Kettingver klaring Duitsche Fondsen 1940", moeten door den verkocper met de daartoe strekkende for mulieren AA of AO bij, de Vereeniging voor den Effectenhandel worden aangemeld, voorzoover deze aanmelding noodzakelijk is volgens het be paalde in hoofdstuk V. 9. Voor de toelating tot de betalingsregeling van de uit verwisseling met 7 pet. pref. aan deelen Deutsche Reiehsbahn te verkrijgen 4 pet. obligatiën Deutsche Reiehsbahn is het nood zakelijk, dat de 7 pet. pref. aandeelen Deutsche Reiehsbahn, voorzoover tegen de dividendbladen door de Vereeniging voor dén Effectenhandel geen certificaten werden uitgereikt, met formu lieren AA worden aangemeld. Na ontvangst der nieuwe obligatiën dient bij de Vereeniging voor den Effectenhandel toestemming te worden aan gevraagd voor de toelating dezer stukken tot de betalingsregeling. Hetzelfde geldt voor eenige andere Duitsche fondsen, ten opzichte waarvan een conversie aangekondigd doch nog niet beëindigd is. 10. De navolgende Duitsche en Oostenrijk- sche Staatsleeningen vallen niet onder de nieuwe betalingsregeling. 7 pet. Duitsche Buitenlandsche Leening van '924 (Dawes-leening) Intern. pet. Duitsche Rijsleening 1930 Young-Leening) 7 pet. Intern. Oostenrijkschc Staatsleening 1930; Gegarandeerde Oostcnrijksche Conversielee- ning 1934/59; ntern. Gegnralndeerde Costenrjjksche Bonds- leening 1933'53; Credit-Anstalt Regierungsschuldversrhreibun- gen 1936. 11. Voor het verleenen van hun bemiddeling bij de aanmelding van obligatiën en aandeelen bij de Vereeniging voor den Effectenhandel met formulieren AO en AA zal door de leden van de Vereeniging voor den Effectenhandel te Am sterdam, de Vereeniging van Effectenhandela ren te Rotterdam en van den Bond voor den Geld- en Effectenhandel in de Provincie te 's-Gravenhage; instellingen en deviezenbanken, aan particulieren de volgende minimum-pro visie in rekening moeten worden gebracht' a. voor de aanmelding van obligatiën: Y\ p. 1000 van de nominale waarde met een minimum van f 0.25 voor elke fondsensoort; b. voor de aanmelding van aandeelen: Vk p. 1000 van de effectieve waarde, berekend naar den koers van 1 November 1940, met een minimum van f 0.25 voor elke fondsensoort (waarbij aan de berekening van de effectieve waarde van aandeelen, welke uitsluitend aan ren Duitsche beurs zijn genoteerd, de koers der Handelssperrmark, welke op 1 November 1940 f 0/5 gedroeg, meet worden ten grondslag ge legd). Te Groningen heeft de politie aangehouden de achttienjarige dienstbode G. de R. uit Gel drop. Zij heeft zich schuldig gemaakt aan dief stal van geld in haar dienst en bovendien wordt zij verdacht kleine kinderen herhaaldelijk er op uitgestuurd te hebben om bij bakkers eetwaren te koopen op valschen naam. Zij is ter beschikking van de justitie gesteld. Commissarissen en directie van de Nieuwe Rotterdamsche Courant hebben als opvolger van den onlangs overleden Mr. P C. Swart be noemd tot hoofdredacteur van de Nieuwe Rot terdamsche Courant Mr. J. Huyts, thans waar nemend-hoofdredacteur. Vandaag tien jaar geleden óverleed te Amster dam Dirk Schafer, de groote panist. Er is thans langzamerhand alweer een generatie van mu ziekliefhebbers opgegroeid, die Dirk Schafer nooit gekend heeft, doch de meesten herinneren zich hem nog goed. Er was immers tien jaar geleden geen muziekliefhebber, die Dirk Schafer niet kende en bewonderde. Indien Schafer burger was geweest van een groot land. dan was hij waar schijnlijk een wereldberoemd concertpianist ge weest. Hij had er alle kwaliteiten voor en hij placht ook als Nederlander betrekkelijk regel matig in het buitenland op te treden. Doch Scha fer heeft toch vooral zijn roem verworven in het eigen land en hier hebben zijn bewonderaars ook ten volle erkend, dat hij onder de groote pianisten van zijn tijd zijn plaats innam. Niet als virtuoos, doch als ernstig dienend kunstenaar, voor wien het piano spelen als zoodanig slechts een middel was om den geest van schoonheid en waarachtigheid, die in het kunst werk leeft te benaderen. Hij was een wat teruggetrokken man, Schafer. die stil leefde in zijn werk en zijn fantasie, te midden van een kleinen kring van gelijkgestemde vrienden, waar anderen niet gemakkelijk toe gang toe k-egen Men herinnert zich de sfeer van dichterlijke verdroomdheid. die op zijn con certen heerschte, het licht, dat in de zaal uit gedraaid moest worden en hoe hij dan stil en in zichzelf gekeerd opkwam en zich in het schemerduister aan den vleugel zette. Ademloos was de zaal als hij einde ijk te spelen begon en zijn gehoor zonder een enkele onderbreking tot het einde toe in den ban hield van de muziek, die hij, ver boven elke gedachte aan materie en virtuositeit verheven, uit den vleugel deed op klinken. Vooral als Chopin-speler was zijn repu tatie heel groot, maar ook zijn Beethovenvertol- kingen zijn voor menigeen openbaringen geweest, die thans nog hun invloed laten nawerken. Als pianist hoog geëerdheeft Schafer echter als compon'st nooit de erkenning gevonden, die hij verdiend heeft. Vrijwel niemand kent Scha- fer's compositorisch werk, dat vooral in 't genre van de kamermuziek thuis hoort. Ook Schafer heeft moeten ondervinden, dat de Nederlandsche muziek niet in tel was, vooral niet in zijn dagen. Toch heeft de naam van Dirk Schafer nog altijd zijn grooten klank in ons land behouden. Hij heeft zich niet beperkt tot het geven van recitals voor weinige bevoorrechten hij heeft veel gedaan om de muziek verder te verbreiden. De volksconcerten, die hij ieder seizoen gaf in „Salvatori" te Amsterdam, waar de zaal telkens tot in de nok bezet was, zijn veelvuldig optreden voor den Amsterdamschen Kunstkring, de cyclus van elf historische concerten, waarmee hij in 1913 de ontwikkeling der klavierlitteratuur op magistrale wijze de revue liet passeeren, dit zijn slechts eenige voorbeelden van Schafer's groote en weldadige werkzaamheid in het Ne derlandsche muziekleven, waarom velen hem thans nog met dankbaarheid herdenken. Het blijkt, dat vele radioluisteraars zich onge rust maken, omdat zij, hoewel zij aangifte van hun radiotoestel of distributie-aansluiting de den, nog geen luistervergunning ontvingen. Deze vergunningen kunnen echter eerst ge leidelijk worden toegezonden, omdat het admi nistratief niet mogelijk is de honderdduizenden lu stervergunningen, die moeten worden uitge reikt, in enkele dagen gereed te maken. Het eenige. wat van den radioluisteraar, die zijn vergunning heeft aangevraagd, doch nog niet ontvangen heeft, bij een eventueele controle zal worden gevraagd, is, dat hij het bewi.is kan over leggen, dat hij over de verstreken termijnen thans Januari en Februari de luisterbijdrage heeft betaald. Dit bewijs moet, zooals bekend, worden geleverd door een bewijs van storting of overschrijving op postgirorekening nr. 400200 (betaling ten minste voor een kwartaal) of door de aanwezigheid van de- verschuldigde radio zegels (voor elke maand een). Verschenen zijn de deeltjes 14 en 15 van de Verslagen van de Technische Tarwecommissie. Deel 14 behandelt het bakonderzoek bij rassen- j proeven 1933-1938 en deel 15 het vochtgehalte en de bewaarbaarheid van tarwe. De verslagen zijn samengesteld door dr. ir. W. Feekes, met medewerking van dr. W. H. van Dobben; ze zijn uitgegeven bij de gebr. Hoitse- ma te Groningen. Wi\d«rms Een serie, als het ware geknipt voor de lange avonden. Boeken, die U tot. de laatste bladzijden geboeid houden én een sieraad voor Uw boekenkast vormen: 6. M Bower, Kruitdamp 1. H. Oyen, Tarrant de Geweldige 2. J B. Hendr.x, Goudhonger 3. J. Gregory, Het Geheim van de Spaansche Hacienda 4. Roy Norton, Misleidende Sporen 5. H. Oyen, De Strijd om de Koningsdennen en Wind 7. B. M Bower, De Bende van het Rotsgebergte 8. J. Gregory, In de Greep der Wildernis 9. B. M. Bower, Sneeuwstorm over de Far West 10. B. M. Bower, Het Vijfvoudig Gevaar. Alle boeken van kloek formaat (21 X 16 c.M.) Fraai geb. en voorzien van gekleurde omslagen. Afzonderlijke deelen 1.90 per stuk. Verzendkosten worden niet berekend Desgewenscht in abonnement betaalbaar met slechts l.jO of meer per maand. Deze aanbieding geldt uitsluitend bij recht- streeksche inzending van onderstaanden reductie-bon aan N.V. Boek en Kunsthandel H. NEL.TSSEN, Frinsengracht 627, Amsterdam, Pontrek. 60092, Gem. Giro N 2266 Telefoon 31791. Bfk T\I Onderget. wensebt franco te ontvangen de 10 fraai \W Km geb. romans tegen den reductie-prijs van 17.50. Het verschuldigde ad f 17.50 de le termijn ad f is door mij verz /wordt door mij met 10 ct. extra als rembours op de zending betaald* Doorhalen wat niet wordt verlangd) Naam en beroep: Adres: 5 Het is voor den geneesheer een hoogst on bevredigend iets, indien hij den card der ziekte van een patiënt niet vermag te onderkennen: elke ziekte moet een naam hebben. Daar wordt wel eens mee gespot en men zegt dan: de pa tiënt heeft een etiket gekregen en kan nu rus tig sterven. Een enkelen keer schijnt het werkelijk voor te komen, dat een medicus zich uitsluitend daar over druk maakt, dat hij toch maar de juiste diagnose stelt, terwijl de behandeling hem geen belang inboezemt; maar het is duidelijk, dat zoo iemand, als hij nader met de menschen in contact komt, weldra een anderen geest krijgt. Maar ook voor eiken medicus, voor wien dus het geven van een etiket niet een stokpaardje is, Is het een ondraaglijk iets, aan de ziekte geen naam te kunnen geven. Het gevolg hiervan is, dat elk nieuw ziektebeeld terstond wordt be schreven en met een voorloopigen naam ge tooid. Andere artsen vinden dan terstond of later dergelijke gevallen en door samenwerking komt er dan meestal licht in de duisternis. Zoo beschreef de Weensche Röntgenoloog Arthur Schüller in 1915 een geval van „om schreven brosheid der schedelbeenderen." Hij dacht later dat het een ontkalking was en zei- de dat het een klinisch onbelangrijke, toeval lige vondst was. In het eerste geval was er een plek aan de schedelbeenderen, tusschen oor en oog, die bros geworden was en wel rechts en links. Later beschreef hij nog meerdere zulke gevallen. Een daarvan had, wat men noemt diabetes insipidus; dat beteekent smakelooze suikerziekte. Vroeger werd de urine van suiker lijders geproefd; maar de urine Yan deze Pa tiënten, die evenveel en vaak nog meer uri- neeren dan suikerlijders, bevat geen suiker. (Zij urineeren soms wel tien liter per dag). De Amerikaan Christian had in 1919 een ge val gepubliceerd van een meisje, dat op drie jarigen leeftijd hoofdpijn kreeg en ontsteking van het tandvleesch: de tanden gingen los zit ten. Zij kreeg een half jaar later diabetes in sipidus; het eene oog ging uitpuilen en er ont stond ook een defect in de schedelbeenderen en een defect in het darmbeen. De naam: ziekte van Schüller-Christian werd gegeven door Rowland, die wat dieper op de zaak in ging en een nauwkeurige beschrijving gaf van de veranderingen der botten. Later vond men in een oud tijdschrift, dat een zekere dokter Hand reeds lang tevoren in 1893 zoo iets had beschreven, maar er geen raad mee had geweten. Degenen nu, die heel eerlijk willen zijn, noe men de ziekte dus: de ziekte van Hand-Schüller- Christian-Rowland, maar dat is overdreven. Vijf jaren geleden kreeg een Nederlandsche chirurg een meisje van 4 jaar onder behandeling, we gens los gaan van tanden en zweren in den mond. Deze toestand was in den loop van een jaar ont staan. Er werd een diepe zweer achter den lin ker boven-hoektand gevonden, zoo groot als een kwartje. Kort na de opname ontstond er ook rechts op een overeenkomstige plaats een zweer: ook daar gingen de tanden los. De zieren breid den zich uit naar het verhemelte. Kort daarop ontstond een zwelling aan den rechterslaap, maar er was geen etter in. Later wordt de zwelling geopend, schoon gemaakt en uitgelepeld. Het blijkt een groote holte in het been te zijn, die zich uitstrekt in het slaapbeen, naar de oogkas en de bovenkaak. De operatiewond geneest zeer goed, maar de zwelling komt weer op en breidt zich uit. Een half jaar na de opname blijkt een groot deel van het bot geheel weggeteerd te zijn: van neiging tot herstel blijkt niets, want er is geen nieuwvorming van been. De patiënte wordt met Röntgenstralen behandeld en daardoor belang rijk verbeterd. Ongeveer een jaar daairna blijkt er ook rechts een zelfde aandoening van den beenigen sche del te zijn; ook daar is een groot deel van het bot verteerd.. De verdere geschiedenis van dit patiëntje is mij niet bekend, maar zij zal'wel gestorven zijn. Inderdaad is het bij andere patiënten voorge komen, dat de ziekte nog steeds voortschreed en ook op andere beenderen en ten laatste ook op inwendige organen oversloeg. Dit is vooral dan het geval, Indien de ziekte bij zulke jeugdige kinderen voorkomt, terwijl er daarentegen ge vallen bekend zijn van menschen, die 20 jaar na de behandeling nog leefden en 't goed maak ten, maar bij wie de ziekte dan ook op lateren leeftijd was begonnen en niet met zulke ern stige verschijnselen, maar bijv. met een haard in een der andere botten. De Nederlandsche chirurg zal zich ongetwij feld opgelucht gevoeld hebben, toen hij de ziek te een naam kon geven. Zonder dat is er im mers in het geheel niets te beginnen. Nu echter, na zoovele jaren, is er reeds een weinig licht in deze duistere zaak gekomen. Rowland houdt deze ernstige aandoening voor een soort stofwisselingsziekte en het blijkt dan ook dat in de zwellingen een bepaalde stof in betrekkelijk groote hoeveelheden gevonden wordt. Deze stof is het cholesterine, behoorende tot de yet-achtige stoffen; en de aandoening is gezeteld in het z.g. reticulo-endotheleale systeem, d.w.z. een netvormig weefsel, dat in lymphklieren, beenmerg, milt en lever en nog enkele andere organen voorkomt. Dit systeem wordt dus ziek en produceert verkeerde stoffen, of een teveel van goede stoffen, waardoor voor al het beenmerg wordt aangedaan en dit zieke weefsel vreet dan in de omgeving door. Deze opvatting over deze ziekte is vooral daar om wat steviger komen te staan, omdat er nog andere ziekten zijn, die vooral in een afwijking van de economie der vet-achtige stoffen be staan. Maar in 't algemeen moet men zeggen, dat al deze dingen nog niet op vasten grond staan. Deze ziekten zijn zeldzaam en dus moei lijk te bestudeeren; soms kan men er zelfs over twisten of men aan een bepaald geval dezen dan wel genen naam moet geven. Het belang van de bestudeering dezer zeld zame ziekten is grooter dan het lijkt. Men zou meenen, dat, hoe vaker een ziekte voorkomt, des te belangrijker de bestudeering daarvan is- Dat is natuurlijk voor een zeer groot deel juist, maar toch niet geheel. De studie van deze zeld zame afwijkingen werpt soms zooveel nieuw licht op de geheele inrichting van het lichaam, dat daaruit indirect een zeer groot voordeel voor de geneeskunde voortkomt. En al zou het ook anders zijn: al zou het nut dezer studiën ook niet verder gaan dan de vaak nutte- looze behandeling dezer ziekten alleen, dan nog zou het onmogelijk zijn de medici daarvan af te houden. Want het is nu eenmaal voor een medicus, wien het aangaat, ondraaglijk om niet te weten met welk soort ziekte hij te doen heeft. Ware hij anders, dan ware hij ook geen goed geneesheer. Dr. TH. H. SCHLICHTING Dit jaar zal de Nederlandsche tuinbouw zoo veel mogelijk in hef teeken der voedingsgewas sen staan en zal worden getracht de bodempro- ductie met de beschikbare middelen zoo hoog mogelijk op te voeren, verklaarde ir. A. W. van de Plassche, inspecteur van den tuinbouw en het tuinbouwonderwijs, in een onderhoud, dat het A N P dezer dagen met hem op het departe ment van Landbouw en Visscherij te 's-Graven- hage had. Uit dit onderhoud bleek, dat wat het onder wijs, de voorlichting en het onderzoek betreft, van overheidswege zooveel mogelijk zal worden gedaan om den vooruitgang te bevorderen. Een betere opleiding van de vakmenschen, zoodat zij ook op economisch gebied wat beter zijn geschoold, heeft de volle aandacht en ver schillende tuinbouwvakscholen werden reeds op gericht of zullen nog worden opgericht. Aan het hoofd van deze scholen, waar alleen leerlingen worden toegelaten, die het lager tuinbouwonderwijs met gunstig resultaat heb ben gevolgd, staat de rijkstuinbouwconsulent, terwijl de lessen mede worden gegeven door hun assistenten en de ambtenaren van den Planten- ziektenkundigen Diénst. Deze scholen dragen uiteraard een eenvoudig karakter. De bedoeling is, op deze scholen de menschen tot vakmen schen te vormen hun liefde voor hun vak bij te brengen en vooral ook hun belangstelling en waardeering te Veeren hebben voor toepassing van hetgeen de wetenschap ten dienste van de uitoefening van het tuinbouwbedrijf heeft ve- vonden. Voorts ligt het in de bedoeling, in den vr van cursussen de oud-leerlingen van deze sc len vooral ook op economisch gebied nog verder te ontwikkelen, zooals dit te Naaldwijk reeds het geval is en op andere plaatsen in voorbereiding. Ook wat het onderzoek betreft, va!t er ten dienste van den Nederlandschen tuinbouw, naar het oordeel van ir. v. d. Plassche, nog zeer veel te doen. Voor eenvoudige proefnemingen en demonstratiedoeleinden beschikken de verschil lende rijkstuinbouwconsulenten over proeftuinen, welke beter worden toégerust, terwijl verschil lende verouderde tuinen zijn opgeheven Op enkele van deze proeftuinen komen een voudige laboratoria welke zich bezig zullen hou den met eenvoudig onderzoek ten dienste van den tuinbouw in de betreffende streek. Te Naaldwijk is het nieuwe gebouw reeds ge reed gekomen en het zal binnenkort in gebruik worden genomen. Vooral aan het grondonderzoek zal in samen werking met het bedrijfslaboratorium te Gro ningen aandacht worden geschonken zoodat de onderzoekmethoden en de adviezen, waartoe de resultaten aanleiding geven, dezelfde zullen zijn. Wat de vraagstukken op het gebied der planten ziekten betreft, zal nauw samengewerkt worden met den Plantenziektenkundigen Dienst. Naar het oordeeï van ir. v. d. Plassche valt er ten dienste van den Nederlandschen tuinbouw nog heel wat te doen, omdat er in den tuin bouw wel hard wordt aangepakt wat de dagelijk- sche werkzaamheden betreft, doch op doelmati ger wijze kan worden gewerkt. Als basis hiervoor is echter noodig, dat de verschillende vraagstukken, ook die op econo misch gebied beter worden onderzocht en wei in een onderlinge samenwerking tusschen allen, die er belang bij hebben. Men schrome niet, er ook de conclusies uit te trekken, waartoe de re sultaten van het onderzoek aanleiding géven. Amico, Ulvenhout, 13 Februari 1941 'Nen malschen Wester bolde over de natte velden 't durp deur. De zwarte winterlochten gongen in beweging. Wierden aan rafels en flar den uit malkaar getrokken, 'n eerste stip van Voorjaarsblaauw peerlde aan den woeligen he mel „Dréke, den winter krijgt 'nen schup onder z'n gewitwel!" riep ik op 'nen mergen van den erf naar den stal, waar m'n baaske doende was „GatvergimmeDooit 't, opa?" zoo kwam ie aangeloopen. „Meer dan dooi, jonk! Zie!" En 'k wees 'm op de groote verandering ln de lochten en ge kunt me geiooven ot nie, maar mee m'nen erm om zijnen schouwer geslagen, stonden we daar, in den mergenduister wel tien minuten lank, blij naar de lochten te zien, die vol beioften hon- gen veur den boer. 'Nen mearel floot deur de natte stilte; tien. honderd, duuzend veugels zongen dan naar 't nuuwe tij. Wij keken mal kaar 'ns aan- Lachend. Dan vrong m'n baaske z'n eigen los uit m nen erm, gat me 'nen stomp Meteen stond ie in verdedigingspositie! Ik waagde 't erop! Ja, wagen! Ik ben ommers nle meer teugen dieën jongen reus opgewassen Toch ook in de lochen moest den ouwen winter wijken veur 't Jonge TijMaar ik waagde 't er op. Viel aan. 'Nen „directen" op z'n borst, maar vertjoept! 'k Had beter teugen 'nen muur kunnen stooten. We zagen maikaar aan. Lach ten. Hij om de fout tn z'n verdediging, ik om wel om dieën „muur". Nög 'ns! Maar m'n baaske was nou beter op z'nen kievief. De vuisten kiekten teugen malkaar. En in allebei onz oogen stond efkes de verrassing van pijn. „Eikenhout is eikenhout", lachte Drè III: „Sodetjuu, opa, wat 'n knuisten hedde toch!" „Jaja," spotte-n-ik: „die klavieren van jou zijn anders ook "n paar lekkertjes!" En onder wijl stonden we mee de tong de afgeschaafde vellen op de knokkels te „plakken", zooals ge 'n lekke sigaar wel repareert. 'Nen oogenblik later jubelde-n-ie ln den stal 't hoogste lied uit. Samen mee de veugeltjes! Als ik van huis ree, den natten Wester schuins tegemoet, dan flierden de waterstuivings lijk dunnen rook over velden en wegels. Maar de lochtgong blinken! 't Zonneke kost nie wijd meer weg zijn. Zijnen glorie straalde-n-al lanks den regenhemel. Als zilver blonk 't natte geboomt. dat bepeerld hong mee den kristalijnen franje van rustelooze waterdruppen. Zilveren glan- zings verschoten over den groenen droesem op 't ijs en hier en daar zag ik den Westerbries al over 't water rimpelen, dat vrij gong komen van den barren winter. Lijk den akker ook, die zacht en donker wierd onder den wemel van 't Nuuwe Tij, dat van de blinkende lochten werlde in den greten aarde, die blonk van t "kralend dooiwater. Wijdweg, teugen 't Westen aan, daar schimde den boschkant achter 'nen „damp" van mer- genlicht. Kwam ik achter in den namiddag verom, dan ritselde de natte stilte uit de leege velden, die daar wegnevelden in 'nen pèèrsen doom, die vloeide uit den trillenden ender ten Westen, waarboven den rossen zonnebol te zinken hong deur éenen bonten glorie. Verlaten trok den opdrogenden keiweg 't durp deur. Blaauw schampten de ramen der huize- kes bezijen. Uit de kerkramen vlamde den smeu- lenden dag in laaiend vuur. Den leien toren blonk als koper. 'Nen schoonen dag, den eersten voorjaarsdag, brandde leeg in wisselenden pracht, 't Nuuwe Tij, dat komen gaat, vertoon de zijnen glans in gloeienden weelde van kleuren over de zachtgedooide aarde. En als ik ten avond nog 'ns efkes den wind gong voelen, midden op den weg, dan zonk 't ijs van den Winter moei naar den bojem der Mark, diep onder 't donkere dooiwater, dat nou vrij te rimpelen lag onder 't zilveren gestreel van de maan. Den Winter is geweken! Den boer kan op slag! Den lesten vorst is rap den grond uit nou, we kunnen 'm gaan keeren. Als ik Zondagmiddag de „Gouwen Koei" bin nenkwam, mee 'nen kop rood van den dut, blinkend van den regen, dan hong daar de plazierige, wat uitbundige stemming van 't boe renvolk, dat z'n eigen weer vrij voelde van den zwaren winterdruk. De ballen rolden rusteloos over de biljart, keu's vielen zwaar teugen den vloer, 't gelach bolderde deur den blaauwen smoor, die lijk 'n plafond boven de koppen stond. 't Was er werm. Want de gasten, ze gooiden de blokken nog naar wintersche gewoonte op 't vuur. En iederen keer als de deur opengedaan wierd, dan snoven we gulzig den malschen Wes ter m, die „de Koei" binnenstroomde. Heel de propclub was al present. Stond zelfs al onder vollen stoom, want er wierd degelijk en solied op tafel geslagen! Hah! Nou al „ruzie"?! Dat kost 'nen leutigen Zondagmiddag wordenEn als ik dichterbije kwam, dan dan ontdekte-n-ik aan 't „voeten end"Nolleke Gommerg! Ge mot weten; Nolleke, kapitalist, tenminste 'gaar onafhankelijk; nooit getrouwd gewist (welk vrouwmensch zou ooit zoo'n alikriek gewild heb ben!) dus nóg 'ns onafhankelijk; wijers behept mee eigenschappen, die stuk veur stuk in teu genstelling zijn mee z'n dwergfiguurke; Nol leke zit van 's mergens tot 's avonds in de „Gou wen Koei", bij z'n natuurlijke vijandin Kee! Die twee hebben nou 'nen wapenstilstand aan gegaan. Maar 't gevolg van deuzen wapenstil stand is, dat Nolleke nou „baas" is ln „de Koel". Ennedat nimt den Fielp nie! Den Fielp, knaap van 'n dikke driehonderd pond Nolleke, die de vijfenzeuventig nie haalt zijn dus, deur allerhande politieke en tactische omstandigheden, waaraan ze gin van beien iets kunnen doen, teugenstanders geworden! En ge kunt nie gelooven, amico, wat 'n leut of wij mee deus span hebben g'had. Net als ik aan „ons" tafeltje kwam, dan hoor- de-n-ik den Fielp dreigen: „wat let me, brom vlieg, hom deus bierglas hover jou enen te zet ten'!" „Da liet ik m'n eigen nie zeggen," stookte den Blaauwe. Waarop Nolleke, wit van woede ge kunt 'm nie kwajer maken dan mee te intrigeeren op z'n klein postuurke waarop Nolleke z'n brandewijntje-mèt vatte, om 't in den Fielp z'n gezicht te gooien. Maar den Blaauwe was sjüust op tijd. Hij vatte Nol's ermke in 'nen „schroef", draaide den schroef 'n tikske aan, zoodat NoJ z'n vingers lostrokken van 't voetje van 't glas. waarop den Blaauwe 't bgandewijntje soldaat mokte (zonder te ruuren) onder de woorden: ,,'t zou toch zonde zijn om zoo'n kustelijk bor reltje in zöó'n bakkes te gooien!" In dat „zóó'n" lag zooveul minachting, dat Nolleke accoord gong mee 't feit, dat z'n brandewijntje nou toch óók in 'nen verkeerden kanis terechte kwam Toen kost ik zeggen: „middag, jongelui!" „Den Dré!" groetten ze verom. „Jongeman!" groette Nolleke. „Tot nou toe in oew nest gelegen?" groette den Fielp. En toen teugen Nol: „hallee, van dieën stoel haf, gij! Da's den Dré z'n plek." Nou, eerlijk gezeed, amico, da's al ruim der tig jaren zoo. Maar nou Nolleke „baas" of liever gezeed „onderbaas" is, in de „Gouwen Koei", nou. ja, nou staan de pampieren even anders! Maar Nolleke keek mij 'ns aan hij mag me wel, geloof ik en zee: „wilde gü hier zit ten, Dré?" en liet z'n eigen dan van den stoel glijen. Den Fielp zag ie nog nie! „En nou netjes proppen, jongelui," zee Nolleke nog: enne...." toen keek ie fel naar den Fielp: „enne.... gin kapsones as ge 't verliest." Wèèr- dig stapte-n-ie toen naar den toog, waar ie teugenwoordig 'n vaste plots heeft 'k zal oe dalijk vertellen, waarom. Maar den Fielp zat 't nou „tot-ier". En mee 'nen lenigen olifants- sprong greep ie naar 't statig-wegschrijdende Nolleke, datgeléérd heeft te „duiken" en lijk *n kat zoo rap onder de biljert schoot. Den Fielp schupte toen, maar Nolleke vong den bak ker z'nen poot en gelukkig dat er twee bil- jerters kans zagen den Fielp overènd te hou wen, want half Breda zou zijn gaan evacueeren op den „bom-inslag" van den Fielp z'n tuime ling! Maar nou, ge verstaat, zat 't den bakker bóven z'n neusgaten! Na 'n kwartierke te hebben gepropt, zee den Jaan, kijkende naar den toog: „hij is werendig weer bezig, die èèrdmuis!" En ja. Als wij om zagen, dan mokte Nolleke weer net 'n groot kruis achter 'nen man, die aan den toog 'nen pint gedronken had. Kek, da's 't geniepige pla- zierke van dat dwerg-Nolleke. En daarom heeft ie 'n vast plotske aan den toog! „Nou is 't mijn beurt, heindelijk!" zee den Fielp. „Zeg jongens, has 'r dalijk soms hiemand den herf hopgaat, waarschouwt me dan 'ns hefkes!" „Wat gade beginnen, Fielp?" vroeg ik: „toch gin.... toch gin stukken maken?" „Zijde bedonderd, Dré! Maar 'k zal 'm de stuipen 'ns hop z'n lijf laten jagen!" Tien minuten later Nolleke had er al weer enkelen de „absolutie" gegeven toen was 't zoo ver. Den Fielp 'm na, net of ie ook efkes. ge snapt. Den Fielp kwam verom. Vreef in z'n handen. Zee: „hopletten, jongens, de boontjes staan hin den wijk!" Den man kwam verom, vreef 'ns onder z'n neus. Gong vlak bij Nolleke staan, daar aan den toog, zonder 't Nolleke te zien. Bestelde nog 'nen pint. Rekende toen af. Wij zagen hoe Nol leke de Koei al inkeek, om d'attentie te trek ken veur z'n flaauwe mopke. „Net doen hof we 't lollig vinden," vezelde den Fielp: „vooruit, jongens, hoogskes knippen!" We knipten, 'n Telleke later dronk den man z'nen pint leeg, keerde z'n eigen om èn keek dan rap om, naar bene jen, naar Nol, die., druk doende was hum den zegen te geven! Man!! Wat 'nen toestand! Nolleke bleef hal- verweuge mee z'n handje steken, schrok, keek dan langs hem henen enmokte bewegingen mee z'n hand of ie 'n vlieg aan 't vangen was. In Februari! Den vlotten tiep spuide de kome die mee. Had ineens allen aandacht veur die denkbeeldige vlieg. Vong mee. Bukte. Loerde. Sloeg. Wel vijf minuten wierd gejaagd naar 'n vlieg, waarvan Iedereen wist èn de gasten, èn Kee, èn den tiep èn Nolleke dat ie in heel Ulven hout nie bestond. Man, dat was 'n consternatie. Om 't in oew broek te doen! Eindelijkja! D'n tiep ontdekte 't insect. Op Nolleke's bol hoed„St," siste-n-ie tot Nolleke: „staan blijven!" Nolleke stónd. Als 'n standbeeld. Den kerel sloop dichter op Nolleke toe, op z'n tee- nen. „St," siste-n-ie nog 'ns. Nolleke stond stijf. De hand van den tiep gong omhoog. „Sst". En danpats! Daar verdween Nolleke in zijnen bolhoed, of ie onthoofd was. Amico, we hebben gebleird van 't lachen; t was om dood te gaan! Dèèr! Toen hebben ze Nolleke op 'n tafel gezet. Aan den eenen kant van die tafel gong den Fielp stillekes staan, aan den anderen kant den kerel. En als 't Nolleke eindelijk gelukt was zijnen zweetenden kop uit den hoed te pulken, dan.dan keek ie in 't bakkes van den Fielp, dat gereed scheen te staan om Nolleke op te gaan freten, zóó, raauw, uit 't vuistje, on-schoonge- mokt. Nolleke keerde z'n eigen rap om en en zag in den „strengen" kop van den ander, die óók 'n soortement van doodvonnis veur den Nol beteekende! Dan dan riep ie: „Kéééü" „Ja. meneer Gommers?" „Breng deuze twee.... eh.... heeren 'n rond je veur mijn rekening! En gaauw!" De twee heeren Keken malkaar 'ns leklippend aan. Dat was toch verdiend! „Wa mag 't zijn, asteblief, meneer Gommers? vroeg Kee. Toen mokte Nolleke z'nen sprong, vloog naar de deur en riep: „twee wonderolie!" „Wat?" vroeg den tiep aan den Fielp. Den Fielp stak z'n tong uit, mokte 'n zittende beweging. Amico, in gin tijen heb ik zóó gelachen! Dat NollekeAl tij heb ik leut in deus brutale krielhaantje. Ja, dat nuuwe tij, dat Voorjaar, stemt "nen mensch weer veul plazieriger! Kom, ik schei er af. Veul groeten van Trui, Dré III, den Eeker en als altij gin horke minder van oewen t. v. DR4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 6