g 4 'N LEUTIG K0FFIE-UURKE PROF. BRANDSMA ZESTIG JAAR De Prisma-serie compleet Geneeskunde in Nederland ■a Hoogstaand geleerde, die midden in het vereenigings- ]paen staat VAX t 18.90 VOOR f 10.-SÏ: EEN GELDEN of meer per maand Brabantsche brieven Overpeinzingen in den stillen Zondagmergen ZONDAG 23 FEBRUARI 1941 Prof. dr. Titus Brandsma Naar den Engelschen zender geluisterd Modiste tot gevangenisstraf veroordeeld DE AANMELDINGSPLICHT VOOR OFFICIEREN Een sieraad voor Uw boekenkast! 1. UIT DE STORM door William Th. Walsh Bijna 500 bladz. - Fraai gebonden f 5.15 2. DE ZWARE REIS door Joh. Kirschweng 3. HET BEKLEMDE DAL door A. K. Stoger Bijna 500 bladz. - Fraai gebonden f5.15 4. VERSTANDIG EN GEZOND door Nicolas Bijna 400 blz. - Geïll. d. K. Thole - Geb. f 5.15 TEZAMEN BESTELD VAN 18.90 VOOR 10.— Pseudo-politie-agent veroordeeld MEDISCHE KRONIEK RADIOREDE PROF. DR. J. VAN DAM P. F. van Vlissingen en Go.'s Katoen fabrieken Collectie gouden voorwerpen gevonden l mmmm Heden herdenkt prof. dr. Ikus Brandsma O. Carm hoogleeraar aan de R K. Universiteit te Nijmegen, zijn zestigsten verjaardag Het is welhaast ondoenlijk in een kort cou rantenbestek den 'veel-omva: tenden arbeid van dezen priester-geleerde te schetsen. Zijn belangstelling en activiteit richtten zich naar zooveel zijden en zijn persoon en werk bieden zoovele aspecten, dat wij ons wel moeten be palen tot een uiterst beknopt overzicht van zijn veelzijdige werkzaamheid. Anne Sjoerd Brandsma. zooals zijn wereld lijke naam luidt, werd ge'coren te Ugtklooster bij Bolsward. Hij volgde het gymnas.um der paters Franciscanen te Megen. waarna hij óp 3 October 1899 zijn intrede deeo in de Orde van O. L. Vrouw van den Berg Carmel te Box meer. Na zijn priesterwijding cp 17 Mei 1905 vertrok pater Brandsma naar Rome om zich aldaar aan de Gregoriaansche universiteit der paters Jezuïeten verder op de studie der wijs begeerte toe te leggen, waarin hij in 1909 doc toreerde. Daarop volgde zijn benceming aan het philoscphicum der Carmelieten te Oss om onderwijs te geven in de geschiedenis der wijs begeerte. de natuurohilosophie en de theo dicee. Toen in 19z3 ae R. K. Umversneit te Nijme gen werd opgericht, was het vrijwel vanzelf sprekend, dat aan dr. Brandsma. die. zooals wij verder zullen zien, zich inmiddels op veler lei gebied had onderscheiden een leerstoel werd aangeboden. Zijn leeropdracht luidde: ge schiedenis der wijsbegeerte (uitgezonderd die der Grieken en Romeinen), natuurphilosophie, natuurlijke godsleer, wijsbegeerte der geschie denis en geschiedenis der Nederlandsche mys tiek. Vanaf de oprichting tot op heden is prof. Brandsma als hoogleeraar aan de Nijmeegsche Alma Mater verbonden gebleven, doch boven dien bekleedde hij in de Carmelietenorde de hooge functies van definitor, assistent-provin ciaal en prior De wijsgeerige studies van prof. Brandsma getuigen van een diep-wetenschappeiijk in zicht en zoo trok reeds enkele decennia gele den een artikel van zijn hand in het maand blad ,.De Katholiek" over de „Ruimte" bijzon der de aandacht. Ook zijn rede. uitgesproken op de Dies Natalis van de R. K. Universiteit in 1932, over het Godsbegrip getuigde van ziflk een bijzonder philosophisch inzicht, dat d,s brochure, welke hiervan verscheen, een her druk beleefde, hetgeen voor een Dies Natalis- rede een grocte zeldzaamheid is. Voorts schreef prof. Brandsma „Inleiding in de Geschiedenis der Wijsbegeerte in Nederland vóór de Her vorming", een terrein, dat voor een groot deel onontgonnen was. Ter bevordering van ae stuaie in de wijsbe geerte werkte prof. Brandsma voor de weder instelling van het candidaatsexamen in de wijsbegeerte, welke bij K. B. van 25 Maart 1925 werd goedgekeurd. Binnen het studiehuis der Carmelieten-orde gaf hij eertijds ook lessen in de wijsbegeerte in den cursus tot opleiding voor leeszaal-personeel (o.m. te Nijmegen en Sit- tard Behalve de wijsbegeerte heeft de mystiek prof. Brandsma's bijzondere voorliefde. Hierin verwierf hij zich vooral naam door de Neder landsche uitgave (in samenwerking met drie andere paters Carmelieten) van de werken van de H. Theresia van Avila en van den H. Jo hannes van het Kruis. Lange jaren ook was prof. Brandsma redacteur-secretaris van hei maandschrift „Carmelrozen" Voorts had prof. Brandsma in 1927 een zeer actief aandeel bij de oprichting van „Ons Gees telijk Erf", een tijdschrift voor de bestuüeering der Nederlandsche mystiek, terwijl hij tevens de instigator was van de driedaagsche mystieke congressen, welke jaren achtereen regelmatig werden gehouden. Ook hield hij in 1935 aan de katholieke universiteit te Washington een aantal lezingen, welke, meer uitgewerkt, het jaar daarop te Chicago in druk verschenen onder den titel ..Carmelite mysticism histori cal sketches" Bovendien is prof. Brandsma enkele jaren geleden begonnen met het aanleggen van een zeer kostbare verzameling foto's van middel- Nederlandsche handschriften, welke collectie niet alleen vcor de Nijmeegsche universiteit, maar voor allen, die de Nederlandsche mystiek willen bestudeeren, van groote ceteekenis is. De activiteit van prof. Brandsma heeft ech ter nog verdere perspectieven dan alleen zijn gedegen studies en grocte werkzaamheid oo het gebied der wijsbegeerte en mystiek geopend. En dan moeten wij op de eerste plaats noe men zijn voorliefde voor zijn geboortegrond en de Friesche Beweging. Ook in dit opzicht heeft hij allerwegen een grccte activiteit ontplooid. Zoo behoorde hij in 1917 tot de medeoprichters van ,.It Roomsk Frysk Boun". een organisatie der katholieke Friezen in de Friesche Bewe ging, welke organisatie als eiger. tijdschrift ..For Roorrv=k Fryslan" uitgaf, in welk orgaan J (Foto Archief V.KJP.) prof. Brandsma verschillende bijdragen in de Friesche taal schreef. Toen op 29 September 1937 een nieuwe ver- eeniging „Frisia Catholica" werd opgericht met als doelstelling de bevordering van de cultu- reele verheffing van het katholieke Friesche volk door de verbreiding van de kennis van het Friesch verleden in den ruimsten zin, was prof. Brandsma op het appèl en werd hij tot voorzitter benoemd. Voorts was hij eertijds onder-voorzitter van het Algemeen Friesch Comité tot bevordering van hooger onderwijs in het Friesch, dat de instelling nastreefde van een leerstoel in het Friesch aan de universiteit te Groningen. Thans is prof. Brandsma een der vijf leden van den Provincialen Onderwijsraad in Fries land. De pers is al evenzeer een terrein, dat prof. Brandsma's bijzondere interesse heeft. Hij werkte en werkt nog aan tal van bin nen- en buitenlandsche bladen méde. Het is wel merkwaardig, hoezeer deze hoog staande geleerde, philosoof en mysticus midden in het woelige 'vereenigingsleven staat. Men heeft hierboven reeds het een en ander daar van kunnen vernemen, maar het zou alweer te ver voeren de onnoemelijke reeks instellin gen en wetenschappelijke lichamen, waarvan prof. Brandsma lid is, hier te memoreeren; wij zullen volstaan met nog te noemen de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde alsmede het Provinciaal Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen. Er moet wel een buitengewone vitaliteit in dezen tengeren persoon huizen, die met zoo veel toewijding en algeheele overgave zich geeft aan zijn diep-wetenscbappelijken arbeid niet alleen, maar ook publiek-cultureel wer ken, dat mede getuigenis aflegt van zijn groo- ten gemeenschapszin. Het strenge verbod tot beluistering van een radio-uitzending als die van den Engelschen zender scheen, althans in October j.l., nog niet te zijn begrepen door de 62-jarige Haagsche mo diste, die zich Zaterdag deswege voor het Lands- gerecht te 's-Gravenhage had te verantwoorden. Verdachte scheen een gewoonte er van te heb ben gemaakt, dezen zender thuis in te schake len zelfs wanneer zij bezoek van eenige kennis sen had. Zij gaf ter verontschuldiging op, dat de Nederlandsche omroep nogal vaak gestoord was en dat zij dan den knop van het toestel maar wat draaide, zonder bepaaldelijk aandacht te schenken aan hetgeen zij daarna te hooren kreeg. Uit het verhoor van een drietal getuigen bleek echter wel, dat het volstrekt geen toeval was, dat de Engelsche rad'o vrijwel iederen avond door de modiste werd ingeschakeld, hoe zeer een dezer getu'gen, schoonzuster van de verdachte, dit hinderde. De Staatsanwalt vroeg zes maanden gevange- n'sstraf onder aftrek van vier maanden, welke in voorloopige hechtenis waren doorgebracht. Het vonnis luidde vijf maanden, met aftrek van preventief, waarbij de rechter zeide, dat in het belang van de bevolking alles moet worden gedaan om het luisteren naar verboden radio uitzendingen te doen ophouden. Het departement van Defensie (afwikkelings bureau) deelt ons mede, dat de offic'eren, die hun aanmeldingsplicht moeten vervullen, een declaratie tot het ontvangen van vergoeding voor reis- en verblijfkosten van hun woonplaats naar de hoofdstad van de provincie, waar de aanmeld'ng moet geschieden, en terug, overeen komstig het reisbesluit kunnen indienen bij ge noemd departement. gezonde kloeke boeken, zorgvuldig uit een groote keuze uitgezocht, fraai uitgevoerd en speciaal ontworpen prachtbanden. Tezamen besteld Een zeer spannend verhaal spelend in een Amerikaansche stad over twee menschen, die alles voor elkaar hadden kunnen zijn, als ze niet door eigen schuld in den stormwind van het leven waren geraakt. ,,Een prachtig, diep menschelijk boek, dat 'n haast onbegrijpelijk veelzijdig beeld geeft van het moderne leven in al zijn drastische tegenstellingen" (Msb.) Dit boek speelt in Lotharingen tijdens de Fransche revolutie. De monniken van de Abdij zijn verjaagd, maar een van hen keert terug en begint met den vroegeren misdienaar „de zware reis" door de streken, waar de revolutie heer en meester is. Talloos zijn de moei lijkheden, prachtig is het werk, dat verricht wordt. Maar ook de monnik valt ten slotte als slachtoffer van de revolutie„Een mooi boek, door fijngevoelige hand geschreven" (Boekenschouw). Geïll. door O+to "-a~> Pees - 99.5 Vr. Geb. f 3.45 Dit verhaal schildert ons op meesterlijke wijze de conflicten tusschen de twee broeders Kranewitt. waarvan de oudste trouwt met het meisje, waarop ook de jongste verliefd is. Fel en verbeten staan deze twee levens tegenover elkaar, tot een zoon van den oudsten broeder op zijn sterfbed de verzoening tot stand brengt. Een boek, dat geen roman is, maar toch uitstekend in deze serie past. Wat is verstandig en gezond? Dit een dik boek lang op zoo'n wijze te doen, dat men er met pleizier naar luistert is iets wat den schrijver volkomen is toevertrouwd. De 4 boeken worden onmiddellijk na ontvangst van onderstaanden bon franco verzonden. De&gewenscht in abonnement betaalbaar met bij rechtstreeksche bestelling aan N.V. BOEK- en KUNST HANDEL H. NEUS SEN. Prinsengracht 627, A'dam, Postrek. 600S2, Gem. Giro N 2266, Telefoon 31791. WBtfklV Onderget. wenscht franco te ontvangen de 4 fraai MB\WINI geb. PRISMA-boeken. Het verschuldigde bedrag ad 10de le termijn ad is door mij verz. wordt door mij met 10 ct. extra als rembours op de uitzending betaald* Doorslaan wat niet wordt verlangd) Naam en beroep: Adres: 13 In den laten avond van 18 Augustus van het vorige jaar keerde op den buitenweg naar Put ten een 32-jarige vrouw op de fiets huiswaarts, toen plotseling een man met een rood lichtje achter de boomen te voorschijn kwam met de mededeeling, dat zij moest afstappen, omdat zij zonder licht reed. De man gaf zich als iemand van de politie en wilde met haar een praatje beginnen, dat haar al eenigszins deed twijfelen, of hij wer kelijk tot de politie behoorde, doch toen hij daarop een penning toonde waarvan zij ech ter in de duisternis het opschrift niet kon le zen geloofde zij diens bewering wel. Boven dien zeide de man, haar echtgenoot wel te ken nen, die in Duitschland werkte en hij vroeg haar nu, wanneer zij voor het laatst bericht van hem had gehad, terwijl hij ook verder den indruk wekte, dat hij haar wel inlichtingen over haar echtgenoot kon geven. De vrouw, wier belangstelling aldus was aangemoedigd, liet hem toen aan het woord en daarbij vertelde hij, dat half Duitschland was gebombardeerd en dat ook de fabriek, waar haar man werkte, ernstig zou zijn getroffen. Indien de vrouw wilde hooren of haar echtgenoot nog in leven was, dan moest zij 's nachts om twee uur maar bij hem thuis naar den geheimen zender van de Gestapo komen luisteren, aldus de man, die haar had aangehouden, doch onmiddellijk liet hij hierop volgen, dat in zijn woning anderen waren, die niet zouden mogen weten, dat hij de vrouw zou laten meeluisteren en dat het daarom beter was, indien hij om half drie dien zelfden nacht het te hooren nieuws bij de vrouw thuis zou overbrengen. Een en ander wekte opnieuw bij de vrouw ernstigen twijfel aan het verhaal, dat haar werd opgedischt en zij werd zich de werkelijke bedoeling van den „politieman" volkomen be wust, toen hij daarop tot handtastelijkheden wilde overgaan, waartegen zij zich echter hef tig verzette. De aanrander liet daarna de vrouw los en toen kon zij zich naar huis begeven. Aangifte harerzijds bij de politie volgde en deze wist spoedig den man op te sporen. Zaterdag stond de pseudo-politieman voor het Landsgerecjit te 's-Gravenhage. Het was de 31-jarige losse arbeider A. J„ die reeds twaalf veroordeelingen wegens diefstal van rijwielen en andere zaken achter den rug bleek te heb ben, vonnissen van twee tot acht maanden en een van twee jaren. De Staatsanwalt noemde den verdachte een a-sociaal en voor de gemeenschap gevaarlijk element, wiens verwijdering uit de maatschap pij voor geruimen tijd wenschelijk mocht wor den geacht. Spr. eischte twee jaren gevangenis straf. Verdachte verdedigde zich met de mededee ling, dat hij zijn leven had willen beteren, doch dat hij dien avond onder invloed van sterken drank was gekomen. Minstens tien glazen bier zou hij toen hebben gebruikt en daarna had do borrel hem van streek gebracht. De rechter veroordeelde den man tot twee jaren gevangenisstraf met aftrek van de pre ventieve hechtenis. Wie over geneeskunde in Nederland spreekt, moet nauwkeurig onderscheid maken tusschen wetenschap en practische beoefening. Ik kan mij voorstellen, dat iemand zegt, dat geneeskundige wetenschap en praktijk in Nederland, beide, als uit een Nederlandschen geest voortkomend, toch groote overeenkomst moeten vertoonen. Dat is ook inderdaad waar, maar die overeenkomst is niet altijd zoo treffend. Wetenschap en praktijk stellen zeer verschillende eischen. Het zou b.v. kunnen zijn, dat de geest van een bepaald volk bijzonder practisch is of bijzonder theoretisch, of om in détails te gaan, bijzonder systematisch of fantastisch, en dan zal er zeker een groot verschil zijn tusschen de praktijk en de weten schap. Als eerste punt kunnen we wel vooropzetten, dat de Nederlandsche wetenschappelijke geest, zeker in de geneeskunde, weinig systematiscn is; ik bedoel h'ermede niet: weinig methodisch, want dat is geheel iets anders. Er wordt hier integendeel steeds volgens een vaste methode gewerkt en weinig aan invallen of fantasie over gelaten. Maar omvallende systemen worden hier zeer zelden uitgewerkt en ook niet zeer ge waardeerd. Men waardeert het dus niet, de geheele geneeskunde van uit één of enkele cen trale punten te behandelen. Wij zeggen liever: dit is verschillend van dat en weer verschillend van een derde: terwijl systematisch werkende menschen liever zeggen: het zijn verschillende gevallen van één hoofdsoort. Maar wij onder scheiden graag en dat is een uiring van onzen zin voor kritiek. Het verschil is heel duidelijk, wanneer er een nieuw geval beschreven wordt; de zuiver kriti sche mensch zal het natuurlijk opmerken en zeggen: zie eens, in den regel gaan deze vier verschijnselen tezamen en vormen die of die ziekte, maar hier is een geval, waar slechts drie van de vier verschijnselen aanwezig zijn, en inp'.aats van het vierde is er een ander ver schijnsel opgetreden. Dat is vreemd, opmerkelijk, en toont aan, dat het vak moeilijk is en dat onze gewone ziektebeschrijvingen slechts ten naastebij juist zijn. Maar de systematisch denkende mensch zegt: neen, deze vier verschijnselen, de drie oude en het ééne nieuwe, behooren bij elkaar, zijn door één oorzaak tot stand gekomen en vormen te zamen een nieuwe, tot dusver onbekende ziekte. Voorwaar een groot verschil. De Nederlandsche geest van kritiek heeft voor- deelen en nadeelen. Hij speelt natuurlijk een zeer groote rol bij het onderwijs, ik bedoel hier na tuurlijk het hooger onderwijs. In 't algemeen gelden zij als de goede leeraren, die zeggen: zoo is het en "niet anders. Daarbij moet natuurlijk ook wel de kritische geest worden gevormd, maar wanneer dat te veel wordt gedaan, leert men niet anders dan twijfelen en heeft in 't geheel geen houvast. Ik denk hier aan een overleden professor in de pathologische anatomie (sectie enz.), die een uitermate kritischen geest had. Wanneer dus een lijk door hem werd onderzocht, dan gaf hij door zijn groote kritiek (en zeer groote uitgebreide kennis) een bijzonder helder en goed oordeel. Hij was dan ook zeer gezien. Maar als leeraar was hij veel minder goed en schrijven deed hij ongeveer nooit. Nu behqeft weliswaar niet iedereen te schrijven, maar van zijn groote kennis en ervaring blijft niets achter in geschrifte; en dat kwam door zijn uitermate kritischen geest. Ik spreek nu alleen maar over de nadeelen daarvan. Zooals het overal ter wereld gaat, is men ook hier geneigd, zijn eigenschappen als deugden te beschouwen, al zijn die eigenschap pen in sommige opzichten ongunstig te noemen. Welnu, die geest van kritiek maakt, dat zelf standige initiatieven in de wetenschap niet zeer aangemoedigd worden, en irfet de Nederlandsche beoefening der geneeskundige wetenschap doet zich het merkwaardige feit voor, dat in Indië, met weinig medici en soms met weinig hulp bronnen, heel veei is gepresteerd. Daar wordt het initiatief bewonderd en aangemoedigd. Op het gebied van de kennis der vitamines en de typi sche infectie-ziekten is daar eerste klas werk verricht, dat ook door de geheele wereld erkend wordt. De namen van Eykman, Grijns, B. C. P. Jansen, Schüffner, Snijders, Swellengrebel, Koo lemans Beynen e.a. zijn daardoor algemeen be kend En het is in 't geheel niet zoo, dat al onze knappe mannen naar Indië gegaan zijn: want in 't algemeen is het gehalte der Indische medici zeker niet beter dan dat van de Nederlandsche. Er zijn ook uitwendige oorzaken in het spel. De opleiding tot professor is hier vrijwel of ge heel onbekend. Velen zullen zelfs lachen als zij de uitdrukking: „opleiding tot professor" hooren. Toch wordt deze opleiding in Duitschland en Frankrijk systematisch bedreven. In Frankrijk is er eerst een élite van medische studenten, die uitwonend assistent worden: dat is 25 pet. Van deze 25 pet. wordt een tiende deel inwonend assistent en blijft dat 5 a 6 jaar; daarna noemt hij zich: ancien interne des höpitaux. Dat alles gaat volgens vergelijkende examens. Maar daar mee is het nog niet klaar: dan is er nog een ver gelijkend examen voor professor agrégé, zooiets als eandidaat- of hulpprofessor. In Duitschland zijn de assistentschappen zoodanig ingericht, dat men op gezette tijden moet kunnen aantoonen, zóó en zooveel gepubliceerd te hebben, op straffe anders het assistentschap te verliezen. Natuur lijk. hebben beide methoden van voorbereiding hun gevaren, maar er wordt althans methodisch gewerkt aan de opleiding van wetenschappelijke werkers. Hier worden de assistentschappen zoo slecht betaald (op enkele uitzonderingen na, die dan prosector of conservator genoemd worden), dat vrijwel iedereen na 5 jaren assistentschap een zelfstandigen werkkring gaat zoeken. Hoe wenschelijk een verbctlring in deze toe standen ook is, toch is de al te groote gehecht heid aan den kritischen geest een veel grooter hindernis voor het ontstaan van nieuwigheden, dus voor het doen van ontdekkingen enz. Ter loops wil ik aanmerken, dat ik hiermede in t geheel niet bedoel, eerbied aan te kweeken voor gestudeerde kwakzalvers. Maar er is een kioof tusschen kennis en onderwijs in de geneeskunde, die hier in 't alge meen zeer goed zijn, eenerzijds, en het gebrek aan ontdekkingen anderzijds. Dit is niet altijd zoo geweest. In de 17de eeuw speelden wij een eerste rol, en in de achttiende eeuw hadden wij nog allerlei vermaardheden, en dit duurde wel tot 1800 toe. Thans in de Oost hebben onze medici nog eerste rangs werk ver richt. Maar het is voor mijn gevoelen heel eigen aardig, dat op het gebied van natuurkunde en sterrenkunde er verschillende internationale be roemdheden uit Nederland kwamen: van der Waals, Zeeman, Lorentz, Kamerlingh Onnes, Kap- teijn, Debije, en in de plantkunde Hugo de Vries. Van de geneeskundigen, die een grooten naam hebben, gingen er verschillende buiten het Rijk in Nederland: de Indischmannen vooral, terwijl de groote kenner der hartziekten, Wenckebach, paar Straatsburg en Weenen ging. Dat de kritische geest ook groote voordeelen heeft, is du'delijk. Daar is ten eerste de afkeer van wat men noemt de polypragmasie, d.w.z. het toepassen van vier of vijf behandelingsmethoden tegelijk tegen dezelfde ziekte. Ten tweede behoedt onze nauwkeurigheid ons voor den z.g. Franschen slag. Inderdaad heb ik van meerdere medici, die in dat opzicht ervaring hebben, vernomen, dat de Fransche slag in Frankrijk geen zeldzaam heid is, en aan den anderen kant hebben de Ne derlandsche medici den indruk, dat de Duitsche geneeskundige praktijk onder polypragmasie lijdt, dus gebrek aan eenvoud heeft. Tusschen deze uitersten trachten wij den gulden midden weg te bewandelen, en naar ik meen, niet zon der succes. Om de waarheid te zeggen, is de zaak zoo, dat wij daarvan zoo vast overtuigd zijn, dat wij de nadee'en van onzen kritischen geest niet meer zien. Hoewel het volmaakte nooit bereikt wordt, ten minste niet in de massa, moet men er toch naar streven, en als men er niet naar streeft althans beseffen, dat het volmaakte nog niet bereikt ls. In de Nederlandsche wetenschappelijke litera tuur vindt men dus in 't algemeen een goed, za kelijk en weloverwogen oordeel; maar de toon is zoo voorzichtig, dat menigeen wordt afge schrikt, iets nieuws te ondernemen, te denken, te publiceeren. Is dat niet jammer? Dr. TH. H. SCHLICHTING Hedenavond van 18.00—18.15 uur zal prof. dr. J. van Dam, secretaris-generaal van het depar tement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur bescherming, een radiorede houden over „Eeni ge actueele onderwijsvraagstukken". De uitzending geschiedt over den zender Hil versum en alle aangesloten distributienetten. In de Zaterdagmiddag gehouden aandeel houdersvergadering der N.V. P. F. van Vlissin gen en Co.'s Katoenfabrieken te Helmond wer den de jaarstukken goedgekeurd en het voor stel tot winstverdeeling, zooals gepubliceerd, aangenomen Ir. Bienfait werd met algemeene stemmen tot commissaris herkozen. De commissaris van politie van den Centralen Opsporingsdienst te 's-Gravenhage maakt be kend, dat aan zijn bureau Laan Copes van Cat- tenburch 13 de navolgende gouden voorwerpen als gevonden zijn gedeponeerd, te weten: een gouden heerenhorloge, merk „Waltham", een gouden heerenhorlogeketting met gouden me daillon (ouderwetsch model gevormd van s-vor- mige schakels), een gouden heerenhorlogeket ting met gouden kwastje, een gouden dames halsketting met gouden kruis. Meerdere gouden ringen, bezet met diamant, pareltjes en robijn tjes. Dengene, die omtrent de herkomst van genoemde voorwerpen inlichtingen kan ver schaffen, wordt verzocht, zich daartoe tusschen 9 en 17 uur te willen vervoegen aan zijn bureau Laan Copes van Cattenburch 13. ULVENHOUT, 20 Februari 1941 Amico, Zilverig hong den vochtigen Voorjaarsdag in t zonbeschenen bosch. 't Witte licht leek te „dampen" van den nattqp boschbojem, zóó lag 't bedaauwde -herfstblad te blinken onder de straffe Februarizon 't Was stillekes in den Zondagmergen, maar 't was 'n stilte die lééfde, hier in de dreven en langs de wegels, waarover 't geboomt zijn lange schaduws veegde; waar tierige houtduiven te koeren zatten m 't dikke takgewerl, ruig van bruinen knop; waarin den veugeltjeszang wierd uitgestrooid in tjilpend geruisen 't Was 'n goeie stilte, deus van 't nevelende bcsch mee z'n spuische schaduws. natte zonne- blinkings en bezig geveugelte. 'k Wil zeggen:, 't was hier alleen maar stil van menschen. 'n Goeie stilte. Zoo een van den Zondagmergen, waarover den klèèren dag te glanzen staat, lijk over den spiegel van 'nen be zonken, rimDellioTer) oh> - Ik zeg: l was .met aiieen maar stil van men schen, 'n goeie stilte Och, hoe is dat? Ge bent wel "ns geren alleen. Mee de boomen. Mee de veugeltjes. Mee den wind. Mee de klèèrte van 't vroege Voor jaarslicht. Mee die dingen van God, die ge nie te vreezen hoeft. Waarvan ge houwen kunt zon der moeite. Zoo 'nen rust zoek ik wel 'ns geren op den Zondagmergen: den Vrede in den bui ten, ik kan 'm onder m'n evennosten nie vinden. Want den haat van hun harten sche mert uit de oogen. Haat, deur den een openlijk „beleden". Deur den anderzwijgend! Deur nommer drie gehuicheld, als ie den haat ver kondigt mee zalvende woorden. Ja, we zijn nog wijd van den Vrede af, amico! Want de nostenliefde.zoo lank 'n pond koffie en 'nen appelsien veur ons van meer belang zijn, dan 't leven van millioenen mede- menschen.zoo lank 'nen reep chocla opweegt teugen doodelijken menschenhaat, zoo lank on zeChristelijkheid nie hooger reikt dan 'n pan spek, zoo lank hebben de haters ginnen vrede te duchten 1 Tc Mag dus geren wat rust zoeken op den Zondagmergen, in den Vrede op den buiten, waar de goeie stilte over oew zielement ruischt mee den veugeltjeszang. Waar den vrede zalf Ls veur oew geschaafde karkas. 't Is dat wa 'k oe zeggen wou van de Goeie Stilte, waarin ge alleen de veugeltjes hoort en 't scherlend zonnewindeke. Die goeie stilte op den buiten, dieën glimlach van oewen Schepper, is dan genogt loon na 'n week van honderd uren trillenszwaren arbeid; genogt troost na zes dagen leed om den harts tochtelijken haat, die oe uit alle oogen aan grijnst. Wie dat nie wit, is nog nooit lekker- moei van den arbeid gewist! Die heeft minder geleefd, dan 'n onnoozel veldblommeke, dat sturm, nachtvorst en den trap van 'nen koeienhoef weerstond om tot bloei te geraken..! Ja, in zoo 'nen stond van malsche stilte, waaruit den Zondag opglanst in witten zonne- wemel van den natten blarenbojem, dan zit ge lijk 'nen millioennair aan den kant van oewen eigen kristalhelderen vijver. Wijd strekt daar den goeien dag naar den schemerkim. Daar is haast gin end aan. Want dalijkVeromnaar huis, waar Trui tracteert op heuren Zondag- schen koffie mee koek! 'n Zoet uur in oewen blinkenden, wermen huis, die verzadigd is mee den groentengeur van oewen Zondagschen soep. Mee van alles, wat.... wel, wat „Zondag" is! Dan zit ge daar aan den kant van dieën tin- blaauwen plas, ge hangt er oew moeidikke voeten in en ge doet in éen uur weer veur hon derd uren werkkrachten op, die ge in 't Voorjaar zoo hard noodig hebt. Machtig en rustig klopt 't bloed in oew aders, ginnen mearel die 'n mier pikt van oew broekspijp kan oe meer vast houwen, ja, gin koppelke kleurige vinken die daar rondvlinderen tusschen 't lage hout, kun nen oe nog teugenhouwen. Ge snakt weer naar huis, naar Trui, naar de twee baaskes, naar de kameraads vanmiddag, naar.... de menschen! Naar.... huilie gezellig lawijt! Ge bent weer 'n week bestand teugen oew lastige, snibbige, jaloersche, hatende, kuipende klantjes, die oe alles misgunnen dat ge noodig hebt omwel om te leven. Ik zag daar 'n eekerske 'nen ouwen eikel uit graven en op apenmanier opschransen. 'k Zag 'm wegdansen deur den zilveren damp, die van d'ouwe blaren steeg. En deus sierlijk schep seltje-Gods, schoon als.... wel als 'n vlamde, 't mokte me blij mee 't leven, "k Zag daar t vinkenkoppel, bont als kapellen, bruiloft vieren in den jongen Lentedag, stoeiend flieren om de blinkende zonneboomen, uitbundig-jubelend of deus groote bosch daar was neergezet veur hui lie feestelijk gerief! En heel m'n zielement lach te mee om deus twee astrante krielekes. Ik zag. wel ik zag de vruchtkracht van deus Voor jaarstij huiveren deur den blaauwen zonne- nevel en ik stond gelukkig op, mee 't plan naar huis te gaan dwars deur de akkers, 'k Moest toch 'ns efkes m'nen vinger hier en daar inden eerde steken, me dunkt hij was rijp veur den ploeg, 'k Snee 'nen stok, kletste 'm teugen de boomen, balanceerde 'm op de toppen van m'n vingers, floot 'n lieke engong nou dan in 'nen polka-pas al dansend deur de stille dreef, die temidden ons durp uitmondt. En ik wist, wist 't weer veur 'n heele week: 't leven is 'n schoon ding, ondanks alle menschen, die t oe zoo verdomd moeilijk maken om ze net zoo lief te hebben als dat eekhoorntje, als die vinkskes, als alle schepsels van God, zoo volmokt en tot geluk geschapen Ja, zoo'n goeie Zondagmergenstilte op den buiten, dieën glimlach van oewen Schepper, is genogt loon na honderd uren trillenszwaren ar beid. Is voldoenden troost na zes dagen tusschen de ellendigen, die Vrede leerden haten. Als ik thuiskwam was er bezoek! Ma., ma., maar den heelen huis was veranderd! En Trui foeterde, maar heel vrindelijk, want ons pastoorke was er! dat Dré III aan 't meubi- leeren was getrokken, terwijl zij naar de kerk was. Hij had de blankgeschuurde, ronde tafel van de raam vandaan geschoven, meer naar 't midden van den huis gezet. Toen den Eeker-mee- stoel-en-al opgenomen en 'm veur de raam in 't Voorjaarszonneke gepoot! Meneer pastoor zat in mijnen rieten leunstoel, teugenover den Eeker, sjuust zoo in 't zonnéke. En als ik over m'nén erft kwam, had ik onzen witten Eeker en ons zwart Pastoorke al zien zitten achter 't vitraasgordijntje. Ik begreep 'r niks van. Eer Trui zelfs de stoof maar 'n andere plek zal ge venMaar jah! Dré III! Daarteugen is zelfs 'n Trui nie opgewassen; wat dieën tiep in z'nen kop heeft, heeft ie nieverans anders. En als 't zonneke goed is veur zijnen Eeker en den Dré zou den heelen huis motten draaien op z'n fun dament, dan gé,f ie de „tent" 'nen halven draai als ie daarmee zijn Eekerske 'n uur zon kost verschaffen! „Enmeneer pastoor, hebt ge Trui thuis gebracht uit de hoogmis? Denk er om, ik ben jaloersch horre!" „Nou nóg," lachte-n-ie: „nou Truieh hm! nou gij al zoo oud bent, Dré?" „Ik hou nog net zooveul van dieën ouwen brompot, als veertig jaren gele jen," gekte-n-ik: „alleentoen aaide-n-ik 'ns bedenkelijk over Trui's gezicht: „alleen'k zal ze 'ns af laten schillen!" Pats! 'n Mep op m'n hand en 't pastoorke trappelde van plazier. „Dré," schaterde-n-ie: „ik ken oe al lank, ma. „Kennen? Hum?" vroeg Trui strijdlustig: „dan motte eerst 'ns virtig jaren mee 'm ge trouwd zijn en dan...." „En dan, Trui? En dan?" vroeg 't pastoorke leutig. „En dan.'..."' zee Trui, maar nou mee veul lagere stem: „dan kende 'm nóg nie!" Toen stond ons pastoorke halverweuge uit z'nen stoel, wees Trui mee 'nen schuddenden vinger aanenlachte: „gij, Truike, gij... bent... jeloersch! Ge hebt oew eigen verrajen!" Hah, dat was "n gezellig uurke. „En kwaamt ge 'ns naar onzen Eeker zien, meneer pastoor?" vroeg ik toen. „Vaneigens, vaneigens ee! Maarehik ben ook afgekomen op Trui d'ren koffie. Want ge mot weten, Dré, den onzen is op. Mie is te rejaal gewist. Eri 'n bakske troost" hij lek- lipte ,,'t is 't ennigste da 'k gebruik, ge wit?" Rosig werd z'n witte kopke beschenen deur de zon, z'n zilveren krullen sprongen los en weefden 'n kranske van licht om 't schoone kppkc. „Ja", gong ie toen deur: „k was van.de week nog in jouw soos, in „de Koei", maar daar zet ten ze teugeswoorig koffie van Zaterdagsche borstrokken of zoo iets en Wijer kost ie nie geraken. Den Eeker schoot in 'nen lach dat ie 't er benaauwd van kreeg. Meneer pastoor schrok er van. „Tuttut," zee- t-ie: „is dat van de lucht van m'n sjegaar, Eeker?" „Neeë," hikte den Eeker; „van .de lucht-. weer 'nen lachkrijsch: „van die borstrokken!" „Die schoot in z'n keel!" riep Dré Hf. Waarop meneer pastoor z'n teugske koffie uitproestte teugenochèrme, teugen Trui's vitraasgor dijntje aan! „Ochirre, ochirre," tobde 't pastoorke: „och Truike, wat spet me dat! Toe, koop maar 'n nuuw, ik zal 't wel betalen! t Is't is.... ik schaam m'n eigen! Dèèr! 't Is...." ,,'t Is 'n groot geluk bij 'n klein ongelukske, meneer pastoor," zee ik. „Hoezoo, Dré?" „Als ik t had gedaan, was heel m'nen Zondag naar de pinnekes gewist, maar teugen jou durft ze toch nie op te pijpen!" Tóen had Trui den zondenbok gevonden. „Jouw schuld," zee ze teugen Dré III: „had die tafel laten staan, snotneus!" Meneer pastoor zat a! mee z'nen rooien zak doek de druppen op te drogen. Maar daar was Trui rap bij- „Nie doen asteblief, meneer pas toor, ik zet 't liever dalijk in 'n zacht sopke. Hangt 't over 'n uur weer helder veur de raam!" „Doe dat, Trui, doet dat," zee meneer pastoor; „dan trek ik nou alvast vijf weesgegroetjes af van oewen pinnetentie veur oewen Paaschbiecht over ennigte weken!" Trui stond stijf. „En ik krijg altij maar drie weesgegroetjes in 't geheel van oe!" „Dan krjjgde van 't jaar 'n heel rozenhoeike." gaf ie ze tot „troost"! Amico, wat heb ik gelachen! Wat 'n leutig koffie-uurke! 't Leven was weer schoon, 'n Zonneke, wat leut, goeie kwiebussen om me henen, alleel We douwen van de week den wagel weer pla- zierig de moeilijkheden deur, langs al de cha grijnige tronies van de klantjes, die oew waar afkeuren en ondertusschen zich er dik aan frè- ten! Jarenlank! Ik zeg: „santé!" En k denk Ik denk er 't mijne van. Kom, ik schei er $f. Ge hebt den Eeker weer 'ns efkes gezien, ee! Ja, we gaan langzaam, maar stug vooruit. Veul groeten van Trui, Dré m, den Eeker en als altij gin horke minder van oewen t. a v. DRÉ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 6