g
4
'N LEUTIG K0FFIE-UURKE
PROF. BRANDSMA
ZESTIG JAAR
De Prisma-serie compleet
Geneeskunde in
Nederland
■a
Hoogstaand geleerde, die
midden in het vereenigings-
]paen staat
VAX t 18.90 VOOR f 10.-SÏ:
EEN GELDEN of meer per maand
Brabantsche brieven
Overpeinzingen in den
stillen Zondagmergen
ZONDAG 23 FEBRUARI 1941
Prof. dr. Titus Brandsma
Naar den Engelschen zender
geluisterd
Modiste tot gevangenisstraf
veroordeeld
DE AANMELDINGSPLICHT
VOOR OFFICIEREN
Een sieraad voor Uw boekenkast!
1. UIT DE STORM door William Th. Walsh
Bijna 500 bladz. - Fraai gebonden f 5.15
2. DE ZWARE REIS door Joh. Kirschweng
3. HET BEKLEMDE DAL door A. K. Stoger
Bijna 500 bladz. - Fraai gebonden f5.15
4. VERSTANDIG EN GEZOND door Nicolas
Bijna 400 blz. - Geïll. d. K. Thole - Geb. f 5.15
TEZAMEN BESTELD VAN 18.90 VOOR 10.—
Pseudo-politie-agent
veroordeeld
MEDISCHE KRONIEK
RADIOREDE PROF. DR.
J. VAN DAM
P. F. van Vlissingen en Go.'s
Katoen fabrieken
Collectie gouden voorwerpen
gevonden
l
mmmm
Heden herdenkt prof. dr. Ikus Brandsma O.
Carm hoogleeraar aan de R K. Universiteit
te Nijmegen, zijn zestigsten verjaardag
Het is welhaast ondoenlijk in een kort cou
rantenbestek den 'veel-omva: tenden arbeid
van dezen priester-geleerde te schetsen. Zijn
belangstelling en activiteit richtten zich naar
zooveel zijden en zijn persoon en werk bieden
zoovele aspecten, dat wij ons wel moeten be
palen tot een uiterst beknopt overzicht van
zijn veelzijdige werkzaamheid.
Anne Sjoerd Brandsma. zooals zijn wereld
lijke naam luidt, werd ge'coren te Ugtklooster
bij Bolsward. Hij volgde het gymnas.um der
paters Franciscanen te Megen. waarna hij óp
3 October 1899 zijn intrede deeo in de Orde
van O. L. Vrouw van den Berg Carmel te Box
meer. Na zijn priesterwijding cp 17 Mei 1905
vertrok pater Brandsma naar Rome om zich
aldaar aan de Gregoriaansche universiteit der
paters Jezuïeten verder op de studie der wijs
begeerte toe te leggen, waarin hij in 1909 doc
toreerde. Daarop volgde zijn benceming aan
het philoscphicum der Carmelieten te Oss om
onderwijs te geven in de geschiedenis der wijs
begeerte. de natuurohilosophie en de theo
dicee.
Toen in 19z3 ae R. K. Umversneit te Nijme
gen werd opgericht, was het vrijwel vanzelf
sprekend, dat aan dr. Brandsma. die. zooals
wij verder zullen zien, zich inmiddels op veler
lei gebied had onderscheiden een leerstoel
werd aangeboden. Zijn leeropdracht luidde: ge
schiedenis der wijsbegeerte (uitgezonderd die
der Grieken en Romeinen), natuurphilosophie,
natuurlijke godsleer, wijsbegeerte der geschie
denis en geschiedenis der Nederlandsche mys
tiek. Vanaf de oprichting tot op heden is prof.
Brandsma als hoogleeraar aan de Nijmeegsche
Alma Mater verbonden gebleven, doch boven
dien bekleedde hij in de Carmelietenorde de
hooge functies van definitor, assistent-provin
ciaal en prior
De wijsgeerige studies van prof. Brandsma
getuigen van een diep-wetenschappeiijk in
zicht en zoo trok reeds enkele decennia gele
den een artikel van zijn hand in het maand
blad ,.De Katholiek" over de „Ruimte" bijzon
der de aandacht. Ook zijn rede. uitgesproken
op de Dies Natalis van de R. K. Universiteit in
1932, over het Godsbegrip getuigde van ziflk
een bijzonder philosophisch inzicht, dat d,s
brochure, welke hiervan verscheen, een her
druk beleefde, hetgeen voor een Dies Natalis-
rede een grocte zeldzaamheid is. Voorts schreef
prof. Brandsma „Inleiding in de Geschiedenis
der Wijsbegeerte in Nederland vóór de Her
vorming", een terrein, dat voor een groot deel
onontgonnen was.
Ter bevordering van ae stuaie in de wijsbe
geerte werkte prof. Brandsma voor de weder
instelling van het candidaatsexamen in de
wijsbegeerte, welke bij K. B. van 25 Maart 1925
werd goedgekeurd. Binnen het studiehuis der
Carmelieten-orde gaf hij eertijds ook lessen in
de wijsbegeerte in den cursus tot opleiding voor
leeszaal-personeel (o.m. te Nijmegen en Sit-
tard
Behalve de wijsbegeerte heeft de mystiek
prof. Brandsma's bijzondere voorliefde. Hierin
verwierf hij zich vooral naam door de Neder
landsche uitgave (in samenwerking met drie
andere paters Carmelieten) van de werken van
de H. Theresia van Avila en van den H. Jo
hannes van het Kruis. Lange jaren ook was
prof. Brandsma redacteur-secretaris van hei
maandschrift „Carmelrozen"
Voorts had prof. Brandsma in 1927 een zeer
actief aandeel bij de oprichting van „Ons Gees
telijk Erf", een tijdschrift voor de bestuüeering
der Nederlandsche mystiek, terwijl hij tevens
de instigator was van de driedaagsche mystieke
congressen, welke jaren achtereen regelmatig
werden gehouden. Ook hield hij in 1935 aan
de katholieke universiteit te Washington een
aantal lezingen, welke, meer uitgewerkt, het
jaar daarop te Chicago in druk verschenen
onder den titel ..Carmelite mysticism histori
cal sketches"
Bovendien is prof. Brandsma enkele jaren
geleden begonnen met het aanleggen van een
zeer kostbare verzameling foto's van middel-
Nederlandsche handschriften, welke collectie
niet alleen vcor de Nijmeegsche universiteit,
maar voor allen, die de Nederlandsche mystiek
willen bestudeeren, van groote ceteekenis is.
De activiteit van prof. Brandsma heeft ech
ter nog verdere perspectieven dan alleen zijn
gedegen studies en grocte werkzaamheid oo
het gebied der wijsbegeerte en mystiek geopend.
En dan moeten wij op de eerste plaats noe
men zijn voorliefde voor zijn geboortegrond en
de Friesche Beweging. Ook in dit opzicht heeft
hij allerwegen een grccte activiteit ontplooid.
Zoo behoorde hij in 1917 tot de medeoprichters
van ,.It Roomsk Frysk Boun". een organisatie
der katholieke Friezen in de Friesche Bewe
ging, welke organisatie als eiger. tijdschrift
..For Roorrv=k Fryslan" uitgaf, in welk orgaan
J
(Foto Archief V.KJP.)
prof. Brandsma verschillende bijdragen in de
Friesche taal schreef.
Toen op 29 September 1937 een nieuwe ver-
eeniging „Frisia Catholica" werd opgericht met
als doelstelling de bevordering van de cultu-
reele verheffing van het katholieke Friesche
volk door de verbreiding van de kennis van
het Friesch verleden in den ruimsten zin, was
prof. Brandsma op het appèl en werd hij tot
voorzitter benoemd.
Voorts was hij eertijds onder-voorzitter van
het Algemeen Friesch Comité tot bevordering
van hooger onderwijs in het Friesch, dat de
instelling nastreefde van een leerstoel in het
Friesch aan de universiteit te Groningen.
Thans is prof. Brandsma een der vijf leden
van den Provincialen Onderwijsraad in Fries
land.
De pers is al evenzeer een terrein, dat prof.
Brandsma's bijzondere interesse heeft.
Hij werkte en werkt nog aan tal van bin
nen- en buitenlandsche bladen méde.
Het is wel merkwaardig, hoezeer deze hoog
staande geleerde, philosoof en mysticus midden
in het woelige 'vereenigingsleven staat. Men
heeft hierboven reeds het een en ander daar
van kunnen vernemen, maar het zou alweer
te ver voeren de onnoemelijke reeks instellin
gen en wetenschappelijke lichamen, waarvan
prof. Brandsma lid is, hier te memoreeren;
wij zullen volstaan met nog te noemen de
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde
alsmede het Provinciaal Genootschap voor
Kunsten en Wetenschappen.
Er moet wel een buitengewone vitaliteit in
dezen tengeren persoon huizen, die met zoo
veel toewijding en algeheele overgave zich
geeft aan zijn diep-wetenscbappelijken arbeid
niet alleen, maar ook publiek-cultureel wer
ken, dat mede getuigenis aflegt van zijn groo-
ten gemeenschapszin.
Het strenge verbod tot beluistering van een
radio-uitzending als die van den Engelschen
zender scheen, althans in October j.l., nog niet
te zijn begrepen door de 62-jarige Haagsche mo
diste, die zich Zaterdag deswege voor het Lands-
gerecht te 's-Gravenhage had te verantwoorden.
Verdachte scheen een gewoonte er van te heb
ben gemaakt, dezen zender thuis in te schake
len zelfs wanneer zij bezoek van eenige kennis
sen had. Zij gaf ter verontschuldiging op, dat
de Nederlandsche omroep nogal vaak gestoord
was en dat zij dan den knop van het toestel
maar wat draaide, zonder bepaaldelijk aandacht
te schenken aan hetgeen zij daarna te hooren
kreeg. Uit het verhoor van een drietal getuigen
bleek echter wel, dat het volstrekt geen toeval
was, dat de Engelsche rad'o vrijwel iederen
avond door de modiste werd ingeschakeld, hoe
zeer een dezer getu'gen, schoonzuster van de
verdachte, dit hinderde.
De Staatsanwalt vroeg zes maanden gevange-
n'sstraf onder aftrek van vier maanden, welke
in voorloopige hechtenis waren doorgebracht.
Het vonnis luidde vijf maanden, met aftrek
van preventief, waarbij de rechter zeide, dat in
het belang van de bevolking alles moet worden
gedaan om het luisteren naar verboden radio
uitzendingen te doen ophouden.
Het departement van Defensie (afwikkelings
bureau) deelt ons mede, dat de offic'eren, die
hun aanmeldingsplicht moeten vervullen, een
declaratie tot het ontvangen van vergoeding
voor reis- en verblijfkosten van hun woonplaats
naar de hoofdstad van de provincie, waar de
aanmeld'ng moet geschieden, en terug, overeen
komstig het reisbesluit kunnen indienen bij ge
noemd departement.
gezonde kloeke boeken, zorgvuldig uit een groote keuze
uitgezocht, fraai uitgevoerd en speciaal ontworpen
prachtbanden. Tezamen besteld
Een zeer spannend verhaal spelend in een Amerikaansche
stad over twee menschen, die alles voor elkaar hadden kunnen
zijn, als ze niet door eigen schuld in den stormwind van het leven
waren geraakt. ,,Een prachtig, diep menschelijk boek, dat 'n haast
onbegrijpelijk veelzijdig beeld geeft van het moderne leven in al
zijn drastische tegenstellingen" (Msb.)
Dit boek speelt in Lotharingen tijdens de Fransche revolutie. De
monniken van de Abdij zijn verjaagd, maar een van hen keert terug
en begint met den vroegeren misdienaar „de zware reis" door de
streken, waar de revolutie heer en meester is. Talloos zijn de moei
lijkheden, prachtig is het werk, dat verricht wordt. Maar ook de
monnik valt ten slotte als slachtoffer van de revolutie„Een
mooi boek, door fijngevoelige hand geschreven" (Boekenschouw).
Geïll. door O+to "-a~> Pees - 99.5 Vr. Geb. f 3.45
Dit verhaal schildert ons op meesterlijke wijze de conflicten
tusschen de twee broeders Kranewitt. waarvan de oudste trouwt
met het meisje, waarop ook de jongste verliefd is. Fel en verbeten
staan deze twee levens tegenover elkaar, tot een zoon van den
oudsten broeder op zijn sterfbed de verzoening tot stand brengt.
Een boek, dat geen roman is, maar toch uitstekend in deze serie
past. Wat is verstandig en gezond? Dit een dik boek lang op zoo'n
wijze te doen, dat men er met pleizier naar luistert is iets wat
den schrijver volkomen is toevertrouwd.
De 4 boeken worden onmiddellijk na ontvangst van onderstaanden
bon franco verzonden. De&gewenscht in abonnement betaalbaar met
bij rechtstreeksche bestelling aan N.V. BOEK- en KUNST
HANDEL H. NEUS SEN. Prinsengracht 627, A'dam, Postrek. 600S2,
Gem. Giro N 2266, Telefoon 31791.
WBtfklV Onderget. wenscht franco te ontvangen de 4 fraai
MB\WINI geb. PRISMA-boeken.
Het verschuldigde bedrag ad 10de le termijn ad
is door mij verz. wordt door mij met 10 ct. extra als rembours
op de uitzending betaald* Doorslaan wat niet wordt verlangd)
Naam en beroep:
Adres:
13
In den laten avond van 18 Augustus van het
vorige jaar keerde op den buitenweg naar Put
ten een 32-jarige vrouw op de fiets huiswaarts,
toen plotseling een man met een rood lichtje
achter de boomen te voorschijn kwam met de
mededeeling, dat zij moest afstappen, omdat
zij zonder licht reed.
De man gaf zich als iemand van de politie
en wilde met haar een praatje beginnen, dat
haar al eenigszins deed twijfelen, of hij wer
kelijk tot de politie behoorde, doch toen hij
daarop een penning toonde waarvan zij ech
ter in de duisternis het opschrift niet kon le
zen geloofde zij diens bewering wel. Boven
dien zeide de man, haar echtgenoot wel te ken
nen, die in Duitschland werkte en hij vroeg
haar nu, wanneer zij voor het laatst bericht
van hem had gehad, terwijl hij ook verder den
indruk wekte, dat hij haar wel inlichtingen over
haar echtgenoot kon geven. De vrouw, wier
belangstelling aldus was aangemoedigd, liet
hem toen aan het woord en daarbij vertelde hij,
dat half Duitschland was gebombardeerd en
dat ook de fabriek, waar haar man werkte,
ernstig zou zijn getroffen. Indien de vrouw
wilde hooren of haar echtgenoot nog in leven
was, dan moest zij 's nachts om twee uur maar
bij hem thuis naar den geheimen zender van
de Gestapo komen luisteren, aldus de man, die
haar had aangehouden, doch onmiddellijk liet
hij hierop volgen, dat in zijn woning anderen
waren, die niet zouden mogen weten, dat hij
de vrouw zou laten meeluisteren en dat het
daarom beter was, indien hij om half drie dien
zelfden nacht het te hooren nieuws bij de vrouw
thuis zou overbrengen.
Een en ander wekte opnieuw bij de vrouw
ernstigen twijfel aan het verhaal, dat haar
werd opgedischt en zij werd zich de werkelijke
bedoeling van den „politieman" volkomen be
wust, toen hij daarop tot handtastelijkheden
wilde overgaan, waartegen zij zich echter hef
tig verzette. De aanrander liet daarna de vrouw
los en toen kon zij zich naar huis begeven.
Aangifte harerzijds bij de politie volgde en
deze wist spoedig den man op te sporen.
Zaterdag stond de pseudo-politieman voor
het Landsgerecjit te 's-Gravenhage. Het was
de 31-jarige losse arbeider A. J„ die reeds twaalf
veroordeelingen wegens diefstal van rijwielen
en andere zaken achter den rug bleek te heb
ben, vonnissen van twee tot acht maanden en
een van twee jaren.
De Staatsanwalt noemde den verdachte een
a-sociaal en voor de gemeenschap gevaarlijk
element, wiens verwijdering uit de maatschap
pij voor geruimen tijd wenschelijk mocht wor
den geacht. Spr. eischte twee jaren gevangenis
straf.
Verdachte verdedigde zich met de mededee
ling, dat hij zijn leven had willen beteren, doch
dat hij dien avond onder invloed van sterken
drank was gekomen. Minstens tien glazen bier
zou hij toen hebben gebruikt en daarna had
do borrel hem van streek gebracht.
De rechter veroordeelde den man tot twee
jaren gevangenisstraf met aftrek van de pre
ventieve hechtenis.
Wie over geneeskunde in Nederland spreekt,
moet nauwkeurig onderscheid maken tusschen
wetenschap en practische beoefening. Ik kan mij
voorstellen, dat iemand zegt, dat geneeskundige
wetenschap en praktijk in Nederland, beide, als
uit een Nederlandschen geest voortkomend, toch
groote overeenkomst moeten vertoonen. Dat is
ook inderdaad waar, maar die overeenkomst is
niet altijd zoo treffend. Wetenschap en praktijk
stellen zeer verschillende eischen. Het zou b.v.
kunnen zijn, dat de geest van een bepaald volk
bijzonder practisch is of bijzonder theoretisch,
of om in détails te gaan, bijzonder systematisch
of fantastisch, en dan zal er zeker een groot
verschil zijn tusschen de praktijk en de weten
schap.
Als eerste punt kunnen we wel vooropzetten,
dat de Nederlandsche wetenschappelijke geest,
zeker in de geneeskunde, weinig systematiscn
is; ik bedoel h'ermede niet: weinig methodisch,
want dat is geheel iets anders. Er wordt hier
integendeel steeds volgens een vaste methode
gewerkt en weinig aan invallen of fantasie over
gelaten. Maar omvallende systemen worden
hier zeer zelden uitgewerkt en ook niet zeer ge
waardeerd. Men waardeert het dus niet, de
geheele geneeskunde van uit één of enkele cen
trale punten te behandelen. Wij zeggen liever:
dit is verschillend van dat en weer verschillend
van een derde: terwijl systematisch werkende
menschen liever zeggen: het zijn verschillende
gevallen van één hoofdsoort. Maar wij onder
scheiden graag en dat is een uiring van onzen
zin voor kritiek.
Het verschil is heel duidelijk, wanneer er een
nieuw geval beschreven wordt; de zuiver kriti
sche mensch zal het natuurlijk opmerken en
zeggen: zie eens, in den regel gaan deze vier
verschijnselen tezamen en vormen die of die
ziekte, maar hier is een geval, waar slechts
drie van de vier verschijnselen aanwezig zijn, en
inp'.aats van het vierde is er een ander ver
schijnsel opgetreden. Dat is vreemd, opmerkelijk,
en toont aan, dat het vak moeilijk is en dat onze
gewone ziektebeschrijvingen slechts ten naastebij
juist zijn.
Maar de systematisch denkende mensch zegt:
neen, deze vier verschijnselen, de drie oude en
het ééne nieuwe, behooren bij elkaar, zijn door
één oorzaak tot stand gekomen en vormen te
zamen een nieuwe, tot dusver onbekende ziekte.
Voorwaar een groot verschil.
De Nederlandsche geest van kritiek heeft voor-
deelen en nadeelen. Hij speelt natuurlijk een zeer
groote rol bij het onderwijs, ik bedoel hier na
tuurlijk het hooger onderwijs. In 't algemeen
gelden zij als de goede leeraren, die zeggen: zoo
is het en "niet anders. Daarbij moet natuurlijk
ook wel de kritische geest worden gevormd, maar
wanneer dat te veel wordt gedaan, leert men
niet anders dan twijfelen en heeft in 't geheel
geen houvast. Ik denk hier aan een overleden
professor in de pathologische anatomie (sectie
enz.), die een uitermate kritischen geest had.
Wanneer dus een lijk door hem werd onderzocht,
dan gaf hij door zijn groote kritiek (en zeer
groote uitgebreide kennis) een bijzonder helder
en goed oordeel. Hij was dan ook zeer gezien.
Maar als leeraar was hij veel minder goed en
schrijven deed hij ongeveer nooit. Nu behqeft
weliswaar niet iedereen te schrijven, maar van
zijn groote kennis en ervaring blijft niets achter
in geschrifte; en dat kwam door zijn uitermate
kritischen geest.
Ik spreek nu alleen maar over de nadeelen
daarvan. Zooals het overal ter wereld gaat, is
men ook hier geneigd, zijn eigenschappen als
deugden te beschouwen, al zijn die eigenschap
pen in sommige opzichten ongunstig te noemen.
Welnu, die geest van kritiek maakt, dat zelf
standige initiatieven in de wetenschap niet zeer
aangemoedigd worden, en irfet de Nederlandsche
beoefening der geneeskundige wetenschap doet
zich het merkwaardige feit voor, dat in Indië,
met weinig medici en soms met weinig hulp
bronnen, heel veei is gepresteerd. Daar wordt het
initiatief bewonderd en aangemoedigd. Op het
gebied van de kennis der vitamines en de typi
sche infectie-ziekten is daar eerste klas werk
verricht, dat ook door de geheele wereld erkend
wordt. De namen van Eykman, Grijns, B. C. P.
Jansen, Schüffner, Snijders, Swellengrebel, Koo
lemans Beynen e.a. zijn daardoor algemeen be
kend
En het is in 't geheel niet zoo, dat al onze
knappe mannen naar Indië gegaan zijn: want
in 't algemeen is het gehalte der Indische medici
zeker niet beter dan dat van de Nederlandsche.
Er zijn ook uitwendige oorzaken in het spel.
De opleiding tot professor is hier vrijwel of ge
heel onbekend. Velen zullen zelfs lachen als zij
de uitdrukking: „opleiding tot professor" hooren.
Toch wordt deze opleiding in Duitschland en
Frankrijk systematisch bedreven. In Frankrijk is
er eerst een élite van medische studenten, die
uitwonend assistent worden: dat is 25 pet. Van
deze 25 pet. wordt een tiende deel inwonend
assistent en blijft dat 5 a 6 jaar; daarna noemt
hij zich: ancien interne des höpitaux. Dat alles
gaat volgens vergelijkende examens. Maar daar
mee is het nog niet klaar: dan is er nog een ver
gelijkend examen voor professor agrégé, zooiets
als eandidaat- of hulpprofessor. In Duitschland
zijn de assistentschappen zoodanig ingericht, dat
men op gezette tijden moet kunnen aantoonen,
zóó en zooveel gepubliceerd te hebben, op straffe
anders het assistentschap te verliezen. Natuur
lijk. hebben beide methoden van voorbereiding
hun gevaren, maar er wordt althans methodisch
gewerkt aan de opleiding van wetenschappelijke
werkers. Hier worden de assistentschappen zoo
slecht betaald (op enkele uitzonderingen na, die
dan prosector of conservator genoemd worden),
dat vrijwel iedereen na 5 jaren assistentschap
een zelfstandigen werkkring gaat zoeken.
Hoe wenschelijk een verbctlring in deze toe
standen ook is, toch is de al te groote gehecht
heid aan den kritischen geest een veel grooter
hindernis voor het ontstaan van nieuwigheden,
dus voor het doen van ontdekkingen enz. Ter
loops wil ik aanmerken, dat ik hiermede in t
geheel niet bedoel, eerbied aan te kweeken voor
gestudeerde kwakzalvers.
Maar er is een kioof tusschen kennis en
onderwijs in de geneeskunde, die hier in 't alge
meen zeer goed zijn, eenerzijds, en het gebrek
aan ontdekkingen anderzijds.
Dit is niet altijd zoo geweest. In de 17de eeuw
speelden wij een eerste rol, en in de achttiende
eeuw hadden wij nog allerlei vermaardheden, en
dit duurde wel tot 1800 toe. Thans in de Oost
hebben onze medici nog eerste rangs werk ver
richt. Maar het is voor mijn gevoelen heel eigen
aardig, dat op het gebied van natuurkunde en
sterrenkunde er verschillende internationale be
roemdheden uit Nederland kwamen: van der
Waals, Zeeman, Lorentz, Kamerlingh Onnes, Kap-
teijn, Debije, en in de plantkunde Hugo de Vries.
Van de geneeskundigen, die een grooten naam
hebben, gingen er verschillende buiten het Rijk
in Nederland: de Indischmannen vooral, terwijl
de groote kenner der hartziekten, Wenckebach,
paar Straatsburg en Weenen ging.
Dat de kritische geest ook groote voordeelen
heeft, is du'delijk. Daar is ten eerste de afkeer
van wat men noemt de polypragmasie, d.w.z. het
toepassen van vier of vijf behandelingsmethoden
tegelijk tegen dezelfde ziekte. Ten tweede behoedt
onze nauwkeurigheid ons voor den z.g. Franschen
slag. Inderdaad heb ik van meerdere medici, die
in dat opzicht ervaring hebben, vernomen, dat
de Fransche slag in Frankrijk geen zeldzaam
heid is, en aan den anderen kant hebben de Ne
derlandsche medici den indruk, dat de Duitsche
geneeskundige praktijk onder polypragmasie
lijdt, dus gebrek aan eenvoud heeft. Tusschen
deze uitersten trachten wij den gulden midden
weg te bewandelen, en naar ik meen, niet zon
der succes. Om de waarheid te zeggen, is de zaak
zoo, dat wij daarvan zoo vast overtuigd zijn, dat
wij de nadee'en van onzen kritischen geest niet
meer zien.
Hoewel het volmaakte nooit bereikt wordt, ten
minste niet in de massa, moet men er toch naar
streven, en als men er niet naar streeft althans
beseffen, dat het volmaakte nog niet bereikt ls.
In de Nederlandsche wetenschappelijke litera
tuur vindt men dus in 't algemeen een goed, za
kelijk en weloverwogen oordeel; maar de toon
is zoo voorzichtig, dat menigeen wordt afge
schrikt, iets nieuws te ondernemen, te denken,
te publiceeren. Is dat niet jammer?
Dr. TH. H. SCHLICHTING
Hedenavond van 18.00—18.15 uur zal prof. dr.
J. van Dam, secretaris-generaal van het depar
tement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur
bescherming, een radiorede houden over „Eeni
ge actueele onderwijsvraagstukken".
De uitzending geschiedt over den zender Hil
versum en alle aangesloten distributienetten.
In de Zaterdagmiddag gehouden aandeel
houdersvergadering der N.V. P. F. van Vlissin
gen en Co.'s Katoenfabrieken te Helmond wer
den de jaarstukken goedgekeurd en het voor
stel tot winstverdeeling, zooals gepubliceerd,
aangenomen
Ir. Bienfait werd met algemeene stemmen tot
commissaris herkozen.
De commissaris van politie van den Centralen
Opsporingsdienst te 's-Gravenhage maakt be
kend, dat aan zijn bureau Laan Copes van Cat-
tenburch 13 de navolgende gouden voorwerpen
als gevonden zijn gedeponeerd, te weten: een
gouden heerenhorloge, merk „Waltham", een
gouden heerenhorlogeketting met gouden me
daillon (ouderwetsch model gevormd van s-vor-
mige schakels), een gouden heerenhorlogeket
ting met gouden kwastje, een gouden dames
halsketting met gouden kruis. Meerdere gouden
ringen, bezet met diamant, pareltjes en robijn
tjes. Dengene, die omtrent de herkomst van
genoemde voorwerpen inlichtingen kan ver
schaffen, wordt verzocht, zich daartoe tusschen
9 en 17 uur te willen vervoegen aan zijn bureau
Laan Copes van Cattenburch 13.
ULVENHOUT, 20 Februari 1941
Amico,
Zilverig hong den vochtigen Voorjaarsdag in
t zonbeschenen bosch. 't Witte licht leek te
„dampen" van den nattqp boschbojem, zóó lag
't bedaauwde -herfstblad te blinken onder de
straffe Februarizon
't Was stillekes in den Zondagmergen, maar 't
was 'n stilte die lééfde, hier in de dreven en
langs de wegels, waarover 't geboomt zijn lange
schaduws veegde; waar tierige houtduiven te
koeren zatten m 't dikke takgewerl, ruig van
bruinen knop; waarin den veugeltjeszang wierd
uitgestrooid in tjilpend geruisen
't Was 'n goeie stilte, deus van 't nevelende
bcsch mee z'n spuische schaduws. natte zonne-
blinkings en bezig geveugelte.
'k Wil zeggen:, 't was hier alleen maar stil
van menschen. 'n Goeie stilte. Zoo een van den
Zondagmergen, waarover den klèèren dag te
glanzen staat, lijk over den spiegel van 'nen be
zonken, rimDellioTer) oh> -
Ik zeg: l was .met aiieen maar stil van men
schen, 'n goeie stilte
Och, hoe is dat? Ge bent wel "ns geren
alleen. Mee de boomen. Mee de veugeltjes. Mee
den wind. Mee de klèèrte van 't vroege Voor
jaarslicht. Mee die dingen van God, die ge nie
te vreezen hoeft. Waarvan ge houwen kunt zon
der moeite. Zoo 'nen rust zoek ik wel 'ns geren
op den Zondagmergen: den Vrede in den bui
ten, ik kan 'm onder m'n evennosten nie
vinden. Want den haat van hun harten sche
mert uit de oogen. Haat, deur den een openlijk
„beleden". Deur den anderzwijgend! Deur
nommer drie gehuicheld, als ie den haat ver
kondigt mee zalvende woorden.
Ja, we zijn nog wijd van den Vrede af,
amico! Want de nostenliefde.zoo lank 'n
pond koffie en 'nen appelsien veur ons van meer
belang zijn, dan 't leven van millioenen mede-
menschen.zoo lank 'nen reep chocla opweegt
teugen doodelijken menschenhaat, zoo lank on
zeChristelijkheid nie hooger reikt dan 'n
pan spek, zoo lank hebben de haters ginnen
vrede te duchten 1
Tc Mag dus geren wat rust zoeken op den
Zondagmergen, in den Vrede op den buiten,
waar de goeie stilte over oew zielement ruischt
mee den veugeltjeszang. Waar den vrede zalf
Ls veur oew geschaafde karkas.
't Is dat wa 'k oe zeggen wou van de Goeie
Stilte, waarin ge alleen de veugeltjes hoort en
't scherlend zonnewindeke.
Die goeie stilte op den buiten, dieën glimlach
van oewen Schepper, is dan genogt loon na 'n
week van honderd uren trillenszwaren arbeid;
genogt troost na zes dagen leed om den harts
tochtelijken haat, die oe uit alle oogen aan
grijnst. Wie dat nie wit, is nog nooit lekker-
moei van den arbeid gewist! Die heeft minder
geleefd, dan 'n onnoozel veldblommeke, dat
sturm, nachtvorst en den trap van 'nen
koeienhoef weerstond om tot bloei te geraken..!
Ja, in zoo 'nen stond van malsche stilte,
waaruit den Zondag opglanst in witten zonne-
wemel van den natten blarenbojem, dan zit ge
lijk 'nen millioennair aan den kant van oewen
eigen kristalhelderen vijver. Wijd strekt daar
den goeien dag naar den schemerkim. Daar is
haast gin end aan. Want dalijkVeromnaar
huis, waar Trui tracteert op heuren Zondag-
schen koffie mee koek! 'n Zoet uur in oewen
blinkenden, wermen huis, die verzadigd is mee
den groentengeur van oewen Zondagschen soep.
Mee van alles, wat.... wel, wat „Zondag" is!
Dan zit ge daar aan den kant van dieën tin-
blaauwen plas, ge hangt er oew moeidikke
voeten in en ge doet in éen uur weer veur hon
derd uren werkkrachten op, die ge in 't Voorjaar
zoo hard noodig hebt. Machtig en rustig klopt
't bloed in oew aders, ginnen mearel die 'n
mier pikt van oew broekspijp kan oe meer vast
houwen, ja, gin koppelke kleurige vinken die
daar rondvlinderen tusschen 't lage hout, kun
nen oe nog teugenhouwen. Ge snakt weer naar
huis, naar Trui, naar de twee baaskes, naar de
kameraads vanmiddag, naar.... de menschen!
Naar.... huilie gezellig lawijt!
Ge bent weer 'n week bestand teugen oew
lastige, snibbige, jaloersche, hatende, kuipende
klantjes, die oe alles misgunnen dat ge noodig
hebt omwel om te leven.
Ik zag daar 'n eekerske 'nen ouwen eikel uit
graven en op apenmanier opschransen. 'k Zag
'm wegdansen deur den zilveren damp, die van
d'ouwe blaren steeg. En deus sierlijk schep
seltje-Gods, schoon als.... wel als 'n vlamde,
't mokte me blij mee 't leven, "k Zag daar t
vinkenkoppel, bont als kapellen, bruiloft vieren
in den jongen Lentedag, stoeiend flieren om de
blinkende zonneboomen, uitbundig-jubelend of
deus groote bosch daar was neergezet veur hui
lie feestelijk gerief! En heel m'n zielement lach
te mee om deus twee astrante krielekes. Ik zag.
wel ik zag de vruchtkracht van deus Voor
jaarstij huiveren deur den blaauwen zonne-
nevel en ik stond gelukkig op, mee 't plan naar
huis te gaan dwars deur de akkers, 'k Moest
toch 'ns efkes m'nen vinger hier en daar inden
eerde steken, me dunkt hij was rijp veur den
ploeg, 'k Snee 'nen stok, kletste 'm teugen de
boomen, balanceerde 'm op de toppen van m'n
vingers, floot 'n lieke engong nou dan in
'nen polka-pas al dansend deur de stille dreef,
die temidden ons durp uitmondt. En ik wist,
wist 't weer veur 'n heele week: 't leven is 'n
schoon ding, ondanks alle menschen, die t oe
zoo verdomd moeilijk maken om ze net zoo lief
te hebben als dat eekhoorntje, als die vinkskes,
als alle schepsels van God, zoo volmokt en tot
geluk geschapen
Ja, zoo'n goeie Zondagmergenstilte op den
buiten, dieën glimlach van oewen Schepper, is
genogt loon na honderd uren trillenszwaren ar
beid. Is voldoenden troost na zes dagen tusschen
de ellendigen, die Vrede leerden haten.
Als ik thuiskwam was er bezoek! Ma., ma.,
maar den heelen huis was veranderd! En Trui
foeterde, maar heel vrindelijk, want ons
pastoorke was er! dat Dré III aan 't meubi-
leeren was getrokken, terwijl zij naar de kerk
was. Hij had de blankgeschuurde, ronde tafel
van de raam vandaan geschoven, meer naar 't
midden van den huis gezet. Toen den Eeker-mee-
stoel-en-al opgenomen en 'm veur de raam in
't Voorjaarszonneke gepoot! Meneer pastoor zat
in mijnen rieten leunstoel, teugenover den
Eeker, sjuust zoo in 't zonnéke. En als ik over
m'nén erft kwam, had ik onzen witten Eeker en
ons zwart Pastoorke al zien zitten achter 't
vitraasgordijntje. Ik begreep 'r niks van. Eer
Trui zelfs de stoof maar 'n andere plek zal ge
venMaar jah! Dré III! Daarteugen is zelfs
'n Trui nie opgewassen; wat dieën tiep in z'nen
kop heeft, heeft ie nieverans anders. En als 't
zonneke goed is veur zijnen Eeker en den Dré
zou den heelen huis motten draaien op z'n fun
dament, dan gé,f ie de „tent" 'nen halven draai
als ie daarmee zijn Eekerske 'n uur zon kost
verschaffen!
„Enmeneer pastoor, hebt ge Trui thuis
gebracht uit de hoogmis? Denk er om, ik
ben jaloersch horre!"
„Nou nóg," lachte-n-ie: „nou Truieh
hm! nou gij al zoo oud bent, Dré?"
„Ik hou nog net zooveul van dieën ouwen
brompot, als veertig jaren gele jen," gekte-n-ik:
„alleentoen aaide-n-ik 'ns bedenkelijk over
Trui's gezicht: „alleen'k zal ze 'ns af laten
schillen!"
Pats! 'n Mep op m'n hand en 't pastoorke
trappelde van plazier.
„Dré," schaterde-n-ie: „ik ken oe al lank,
ma.
„Kennen? Hum?" vroeg Trui strijdlustig:
„dan motte eerst 'ns virtig jaren mee 'm ge
trouwd zijn en dan...."
„En dan, Trui? En dan?" vroeg 't pastoorke
leutig.
„En dan.'..."' zee Trui, maar nou mee veul
lagere stem: „dan kende 'm nóg nie!"
Toen stond ons pastoorke halverweuge uit
z'nen stoel, wees Trui mee 'nen schuddenden
vinger aanenlachte: „gij, Truike, gij... bent...
jeloersch! Ge hebt oew eigen verrajen!"
Hah, dat was "n gezellig uurke. „En kwaamt
ge 'ns naar onzen Eeker zien, meneer pastoor?"
vroeg ik toen.
„Vaneigens, vaneigens ee! Maarehik
ben ook afgekomen op Trui d'ren koffie. Want
ge mot weten, Dré, den onzen is op. Mie is te
rejaal gewist. Eri 'n bakske troost" hij lek-
lipte ,,'t is 't ennigste da 'k gebruik, ge wit?"
Rosig werd z'n witte kopke beschenen deur
de zon, z'n zilveren krullen sprongen los en
weefden 'n kranske van licht om 't schoone
kppkc.
„Ja", gong ie toen deur: „k was van.de week
nog in jouw soos, in „de Koei", maar daar zet
ten ze teugeswoorig koffie van Zaterdagsche
borstrokken of zoo iets en
Wijer kost ie nie geraken. Den Eeker schoot
in 'nen lach dat ie 't er benaauwd van kreeg.
Meneer pastoor schrok er van. „Tuttut," zee-
t-ie: „is dat van de lucht van m'n sjegaar,
Eeker?"
„Neeë," hikte den Eeker; „van .de lucht-.
weer 'nen lachkrijsch: „van die borstrokken!"
„Die schoot in z'n keel!" riep Dré Hf. Waarop
meneer pastoor z'n teugske koffie uitproestte
teugenochèrme, teugen Trui's vitraasgor
dijntje aan!
„Ochirre, ochirre," tobde 't pastoorke: „och
Truike, wat spet me dat! Toe, koop maar 'n
nuuw, ik zal 't wel betalen! t Is't is.... ik
schaam m'n eigen! Dèèr! 't Is...."
,,'t Is 'n groot geluk bij 'n klein ongelukske,
meneer pastoor," zee ik.
„Hoezoo, Dré?"
„Als ik t had gedaan, was heel m'nen Zondag
naar de pinnekes gewist, maar teugen jou durft
ze toch nie op te pijpen!"
Tóen had Trui den zondenbok gevonden.
„Jouw schuld," zee ze teugen Dré III: „had die
tafel laten staan, snotneus!"
Meneer pastoor zat a! mee z'nen rooien zak
doek de druppen op te drogen. Maar daar was
Trui rap bij- „Nie doen asteblief, meneer pas
toor, ik zet 't liever dalijk in 'n zacht sopke.
Hangt 't over 'n uur weer helder veur de raam!"
„Doe dat, Trui, doet dat," zee meneer pastoor;
„dan trek ik nou alvast vijf weesgegroetjes af
van oewen pinnetentie veur oewen Paaschbiecht
over ennigte weken!"
Trui stond stijf. „En ik krijg altij maar drie
weesgegroetjes in 't geheel van oe!"
„Dan krjjgde van 't jaar 'n heel rozenhoeike."
gaf ie ze tot „troost"!
Amico, wat heb ik gelachen! Wat 'n leutig
koffie-uurke!
't Leven was weer schoon, 'n Zonneke, wat
leut, goeie kwiebussen om me henen, alleel
We douwen van de week den wagel weer pla-
zierig de moeilijkheden deur, langs al de cha
grijnige tronies van de klantjes, die oew waar
afkeuren en ondertusschen zich er dik aan frè-
ten! Jarenlank! Ik zeg: „santé!" En k denk
Ik denk er 't mijne van.
Kom, ik schei er $f. Ge hebt den Eeker weer
'ns efkes gezien, ee! Ja, we gaan langzaam,
maar stug vooruit.
Veul groeten van Trui, Dré m, den Eeker en
als altij gin horke minder van oewen
t. a v.
DRÉ