Nog grooter financieele Rijkshulp
voor den wederopbouw
DE DOODEN LEVEN
ACTUEELE ONDERWIJSVRAAGSTUKKEN
REDE VAN C0MMISSARIS-
GENERAALJ5CHMIDT
Voor elkander
nesleiHtl
DINSDAG 25 FEBRUARI 1941
Indien de getroffene die
noodig mocht hebben
Van geval tot geval wordt
bezien
NED. BIOSCOOPBOND
Gestorvenen zijn teruggekomen
UITGEVERIJ PAN 's-GRAVENHAGE
Radiorede van prof. dr.
J. van Dam
Invloed, van den Staat
Lichamelijke opvoeding
POGING TOT MOORD
TE VENLO
Enorm gestegen bouwkosten
Schaderegeling niet in alle
opzichten ideaal
De best denkbare methode
Herstel van vaartuigen
Voorspoedige gang van zaken
Horst WesseLherdenking in
Groningen
Raad van bijstand benoemd
Lijk opgehaald te Leiden
Sociale positie en leerlingen-
schaal
UITGESLOTEN SLAGERS
UIT DB STAATSCOURANT
Onderwijs
BERTA RUCK
MONSEIGNEUR Dr. ROBERT KLIMSCH
voor Nederland bewerkt door
Pater Hyacinth Hermans O.P.
De eerste druk is geheel uitverkocht.
De tweede druk bijna.
De derde druk verschijnt 15 Maart a.s.
Het oordeel van Katholieke deskundigen:
Het is een door en door serieus werk, dat naast een ontzaglijk
feitenmateriaal leidende inzichten en dogmatische uiteenzet
tingen geeft. Het boek komt uitstekend op tijd in een periode,
dat de oorlog ons meer dan ooit vertrouwd maakt met den
dood. Het troost en stemt ernstig.
H. DE GREEVE in De Tijd.
een bijzondere waarde van dit werk is, dat het tegelijk
wetenschappelijk en in den edelsten zin populair is. Het boek
is zwaar van dikwijls verbijsterende onthullingen. Geen theo
rieën en predicaties zijn in staat den mensch zoo van de veel
zijdige aspecten van den dood te overtuigen als zulk feiten
materiaal. Zulke boeken zijn in staat den mensch beter te
doen leven om schooner te kunnen sterven en kunnen daarom
niet warm genoeg worden aanbevolen.
I. I. OUWENDIJK in De Maasbode.
het is het resultaat van ernstige studie en het geeft dog
matische uiteenzettingen. Op den serieuzen lezer zal het boek
indruk maken en hem stof tot overweging verschaffen. Een
belangwekkend werk.
Dr. J. VAN HEUGTEN S.J. in Boekenschouw.
Mgr. Dr. Klimsch haalt slechts feiten aan die door be-
eedigde verklaringen bevestigd zijn en de gevarieerde maar
vaststaande gebeurtenissen die hij bespreekt bewijzen ons
•voortbestaan op grond van wetenschappelijke ervaring der
psychologie. Mgr. Klimsch bewijst dat de dooden leven uit de
ontelbare, onweerlegbaar vaststaande verschijningen van af
gestorvenen.
DOM J. KERSSEMAKERS in R.K. Artsenblad.
Verkrijgbaar in den boekhandel, op de stations, in de kiosken
en bij:
TELEFOON 398930 MARCONISTRAAT 3 GIRO 94266
oorlog is opgedrongen, zal het doorvechten tot
volkomen met Engeland is afgerekend. Ook
wijdde spr. enkele woorden aan de Engelsche
leugenpropaganda. Hij wees daarbij op den
terugkeer van oud-ministerpresident De Geer in
Nederland. Zou men de Engelsche radio moeten
gelooven, dat zat jhr. De Geer in een gevan
genis in Stuttgart. Hij heeft echter zelf bevestigd,
dat hij in volle vrijheid in Den Haag is. Zeer
scherp was commissaris-generaal Schmidt toen
hij sprak over jodendom en de vrijmetselarij,
welke den wereldoorlog forceerden. Hij zette
uiteen waarom nationaal-socialisten rassenstrij-
ders zijn en zeide, dat de joden eens uit geheel
Europa moeten zijn verdwenen. Vervolgens be
toogde spr., volgens het A.N.P., dat slechts een
Nederlandsche staat, welke in den geest van het
nationaal socialisme werkt en denkt, in het
nieuwe Europa, dat door den Fuehrer wordt ge
bouwd, de plaats zal kunnen innemen, welke
Nederland op grond van historische verrichtin
gen toekomt.
Aan het slot van zijn toespraak hekelde spr.,
naar het AN.P. verder meldt, de houding
der R. K. geestelijkheid in Nederland. Hij ein
digde met uiting te geven aan de verwachting,
dat alle Germaansche volken, ieder in zijn zelf
standigheid, elkaar de hand zullen reiken.
De rede, welke grooten bijval oogstte en her
haalde malen door applaus werd onderbroken,
werd gevolgd door het spelen van het Duitsche
volkslied en van het Horst Wessellied.
De eenschotelmaaltijd, welke werd opgeluis
terd door vroolijke muziek, gespeeld door het
orkest van de plaatselijke N.S.D.A.P.-groep, had
een zeer prettig verloop. De stemming liet niets
te wenschen over en het einde kwam voor velen
veel te snel.
De secretaris-generaal van het departement
van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescher
ming, prof. dr. J. van Dam, heeft Zondagavond
een radio-rede gehouden, waarin hij in kort
bestek zes punten van zeer verscheiden aard
behandelde: de positie van onze moedertaal, de
versterking van den invloed van den staat op
het onderwijs, de universiteiten, de lichamelijke
opvoeding, de opleiding der leerkrachten en de
positie van den bezitter van de onccrwijsacte.
Wat de positie van 't Nederlandsch betreft is 't
mijn bedoeling, aldus spr., dat aan onze moeder
taal In onderwijs, wetenschap en cultuur 'n be
langrijker plaats wordt toegekend dan thans het
geval is. In voorbereiding is daarom een hervor
ming van het onderwijs in het Nederlandsch
aan onze scholen. Daarbij zal het aantal uren
worden uitgebreid en het onderwijs door een
zorgvuldig overwogen handleiding worden ge
regeld. Deze zal, met behoud van een groote
soepelheid, die aan den onderwijzer de moge
lijkheid waarborgt, eigen inzicht te volgen, zekere
lijnen trekken) waarlangs dit onderwijs zich
moet ontwikkelen om de kennis van en de liefde
tot de moedertaal en de daarin uitgedrukte cul
tuurwaarden te versterken. Voorts heb ik het
plan ontworpen tot stichting van een weten'
schappelijk middelpunt voor de studie van de
Nederlandsche taal en heemkunde.
Velen hebben den wensch uitgesproken,
dat het spellingvraagstuk zou worden opge
lost. Het is niet eenvoudig, na alles, wat er
op dit gebied is gebeurd, maar ik heb toch
hoop, dat het mij zal gelukken, tenminste
de kloof tusschen de schoolspelling en de
officieele spelling te doen verdwijnen.
De Staat heeft betrekkelijk geringen invloed
op het lager onderwijs en beperkt zich ar toe,
toezicht te houden en het geld te betalen. De
tegenwoordige situatie van ons land, de onrust
onder ouderen en jongeren, en het feit, dat ook
de jeugd zich meer dan vroeger voor de politiek
interesseert, maken het noodzakelijk, dat de
overheid ten minste de mogelijkheid moet be
zitten, zonder van het minder aangename in
strument der politie gebruik te maken, een zeker
toezicht op het onderwijzend personeel uit te
oefenen. Daarom is er o. a. een verordening in
voorbereiding, die controle op de benoemingen
voorschrijft, niet en daarmede hoop ik vele
van mijn luisteraars gerust te stellen door
het benoemingsrecht aan den Staat te trekken,
maar door een goedkeuringsrecht op benoemin
gen in te voeren of bij de universiteiten
door invoering van de bekrachtiging van de be
noemingen door het Nederlandsche bestuur.
Wat de universiteiten betreft, ook daar moet
gestreefd worden naar een versterking van het
centrale gezag. Het reglement, dat voor onze
rijksuniversiteiten en hoogescholen geldt, houdt
eigenlijk in het geheel geen rekening met een
studentenwereld in onrust; de daarvoor noodige,
maatregelen zijn veel te moeilijk te nemen.
Er is dan ook een verordening in voor
bereiding, die aan den rector, den president
curator, het college van rector en asses
soren en in laatste iastantie aan den secre
taris-generaal een grootere bevoegdheid geeft
en daarmede de mogelijkheid schept, de cate-
strophe van Leiden en Delft te vermijden.
Ik heb na besprekingen een toezegging ont
vangen, die zoodanig luidt, dat een aanzienlijk
deel van de thans studeerende Joden de ge
legenheid zal krijgen de studie te voltooien. Wie
regelmatig ingeschreven geweest is, behoeft niet
te vreezen, niet tot een examen te worden toe
gelaten, ook al zou hij in dit examenjaar zelf
niet ingeschreven geweest zün.
blik er terstond ongeveer 2000 onderwijzers
plaatsen meer te vervullen zijn.
Verder mag er op gerekend worden, dat er
in 1942 nog verscheidene honderden plaatsen
bij komen, Het is n.l. een bekend verschijnsel,
dat de gemeente- en schoolbesturen hun leer-
l:ngen zoo over de scholen weten te verdeelen,
dat de gemiddelde schoolbevolking zich vlak bij
een grensgetal beweegt. De praktijk heeft uit
gewezen, dat er in normale omstandigheöén
pl.m. een derde van de nieuwe onderwijzers
plaatsen bij komt. Misschien zal dit thans door
het z.g. Stopwetje iets minder zijn, maar ik
meen er niettemin mede rekening te mogen
boudeni dat er nog pl.m. 650 onderwijzersplaat
sen meer vacant zullen komen dan de boven
genoemde 2000. In totaal zullen er dus naar
mijn berekening ongeveer 265Q nieuwe, vaste
onderwijzersplaatsen te vervullen zijn.
De rijkscommissaris heeft mij opgedragen, op
de salarissen van de in communiteit levende
geestelijken 40 pCt. te korten. De maatregel is
u al uit de krant bekend geworden. Hij zal by
sommigen verzet, bij anderen begrip, by weer
anderen zelfs tevredenheid wekken. De bezol
diging immers van de kloosterlingen is al vele
jaren ter sprake geweest. Het op deze wijze be
spaarde geld komt natuurlijk uitstekend te pas
dit is ook de bedoeling van den rijkscommis
saris voor de zoo lang gewenschte verbetering
van de leerlingenschaal.
Daar in het volgende jaar de onderwijzers
examens, behalve voor de gezakten, uitvallen,
komen er 1600 onderwijzers minder bij. Daar
er ongeveer een zelfde aantal jaarlijks den dienst
verlaat, zullen over twee jaar meer dan 4000
nieuwe krachten een plaats als onderwijzer kun
nen vinden. Daarmede is aan de werkloosheid
onder de onderwijzers grootendeels een eind
gemaakt en kan het instituut van kweekelingen
met akte als zelfstandige leerkracht over twee
jaren, door niemand betreurd, verdwijnen.
Er volgt nog een maatregel, die in de kringen
der R. K. onderwijswereld met gemengde ge
voelens zal worden opgenomen. De rijkscommis
saris heeft mij opgedragen, te bewerken, dat de
geestelijken, die hoofden van R. K. leekenscho.en
zijn, hun functie neerleggen. Het gevolg van dezen
maatregel zal zijn, dat er thans een groot aantal
hoofdenplaatsen, d. w. z. de hoogstbezoldigde
plaatsen, voor leekenonderwijzers en cat zal
in verreweg de meeste gevallen beteekenen voor
getrouwde onderwijzers beschikbaar komt.
De onbillijkheid, aldus spr., die daarin lag, dat
de best bezoldigde betrekking voor een onge
huwde gereserveerd bleef, wordt dus daardoor
weggenomen. Dit is uit een sociaal oogpunt niet
zonder beteekenis.
Ten slotte nog dit: wanneer ik hier van „wij"
en ,,ons" spreek, dan bedoel ik daarmee niet
deftig te zijn en „ik" en „mij" te meenen, maar
dan bedoel ik inderdaad het geheele departe
ment van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur
bescherming, dat van ganscher harte medewerkt
aan de belangen van het Nederlandsche volk.
Deze uiting van waardeering voor den Neder-
landschen ambtenaar in dezen tijd moet mij ter
slotte nog van het hart.
Het gerechtshof te 's Hertogenbosch wees
arrest in de strafzaak tegen den 22-jarigen ar
beider D. B. uit Venlo. die aldaar in den nacht
van 27 op 28 Juli van het vorige jaar met voor
bedachten rade W. Hofleer met bijlslagen
levensgevaarlijk heeft gewond.
De rechtbank te Roermond heeft B. wegens
poging tot moord veroordeeld tot zes jaar ge
vangenisstraf, tegen welk vonnis zoowel B. als
de officier van justitie hooger beroep aantee-
kenden.
Op 10 Februari eischte de advocaat-generaal
van het gerechtshof te 's Hertogenbosch, mr. H.
W. Massink, acht jaar gevangenisstraf. Het hof
heeft B. veroordeeld tot zes jaar gevangenis
straf met aftrek van zeven maanden voor
arrest.
Naar wij vernemen zijn de secretaris
generaal van Financiën en de algemeen ge
machtigde voor den wederopbouw tot over
eenstemming gekomen inzake een regeling,
welke het mogelijk maakt, dat degenen, die
op grond van de hypotheekregeling 1940 en
ook met een bouwpremie van 10 procent
niet in die mate geholpen zijn, dat herbouw
van hun verwoeste panden redelijkerwijze
kan worden gevergd, op een bijzondere wijze
worden geholpen. Voor hen namelijk, die
een zoo geringe financieele draagkracht
hebben, dat zij niet in staat zijn, zonder
steun tot herbouw over te gaan, is de moge
lijkheid thans geopend, dezen steun van
rijkswege te krijgen, ten deele in den vorm
van een bijdrage a foonds perdu.
Deze bijdrage zal geval voor geval vastge
steld worden, al naar gelang de maatschap
pelijke en financieele positie van den getrof
fene dit noodig maakt. j
Is de mogelijkheid van financiering van den
herbouw op andere wijze, bijvoorbeeld door
rentedragende of rentelooze voorschotten aan
wezig, dan zal uiteraard dit systeem worden
toegepast. Is deze wijze van financiering echter
niet mogelijk, dan kan door een bijdrage a
fonds perdu de stijging der bouwkosten opge
vangen worden, zoodat deze geen rem meer
behoeven te zijn om tot een daadwerkelijken
herbouw te komen.
Deze regeling geldt echter niet
ln vollen omvang voor Rotterdam
en Middelburg In deze beide gemeenten
zal de bovenbedoelde regeling slechts toepassing
kunnen vinden in die gevallen, waarin de om
standigheden gelijk zijn aan die in de kleinere
plaatsen.
De bovenomschreven mogelijkheid tot verlee
ning van extra-steun treedt eerst ir. werking,
Indien andere oplossingen ondoenlijk zijn ge
bleken. In alle gevallen, waarin de algemeen
gemachtigde een redelijk voorstel doet, dat niet
boven de Inkomsten- en vermogenspositie van
den betrokkene ligt, blijft de plicht tot her
bouw bestaan.
Aan het A.N.P. is van de zyde van het regee-
ringscommissariaat voor den wederopbouw de
volgende toelichtende beschouwing verstrekt:
Overal in ons land blijken moeilijkheden te
zijn in verband met de enorm gestegen bouw
kosten. De rijksbijdrage in de materieele oor
logsschaden vindt zooals bekend haar basis
in de getaxeerde verkoopwaarde op 9 Mei 1940
Maar indien een toovenaar onmiddellijk na den
oorlog in drie dagen ons geheele land had kun
nen herbouwen, dan zouden velen waarschijnlijk
met de schaderegeling toch moeilijkheden gehad
hebben, omdat naar thans blijkt teen
reeds een vrij groote afstand tusschen bouw
kosten en verkoopwaarde bestond voor zeer vele
panden. Hoeveel te grooter zijn die moeilijk
heden thans, nu de prijsstijging zich in een snel
tempo heeft voortgezet en tengevolge daarvan
de verhouding van schadebedrag tot herbouw
kosten nog veel ongunstiger Is geworden.
Nu moet men de dingen goed onderscheiden
De grondslagen van de schaderegeling worden
nog steeds algemeen juist geacht. Tegen de
vaststelling op basis van 9 Mei is veel verzet
gerezen en niemand zal beweren, dat de thans
gevolgde methode in alle opzichten ideaal is
Er zijn zeer velen in Nederland, die het recht
vaardiger en socialer zouden achten, wanneer de
belanghebbenden, die huizen hebben verloren
op een bepaalden stand en in een bepaalde
omgeving, soortgelijke huizen terugkregen op een
dergelijken stand en in een dergelijke omgeving,
onverschillig of de kosten daarvan hooger of
lager zijn dan de verkoopwaarde op 9 Mei 1940.
Deze gedachtengang vergoeding van de
reconstructiewaarde schijnt inderdaad lo
gisch en rechtvaardig te zijn, maar men zal
ook hier door den schijn heen moeten zien.
Om te beginnen is er tengevolge van den
oorlog in ons land veel meer schade geleden
dan de vernieling van onroerende en roerende
goederen. Voor deze schade, waarvan de om
vang niet te overzien is, wordt geen regeling
getroffen en geen enkele vergoeding gegeven.
Dat er voor de vernieling van huizen en
eigendommen een aanzienlijke rijksbijdrage
wordt gegeven, vindt dan ook voor een niet
gering deel zijn oorsprong in de overweging,
dat deze schade psychologisch zoo sterk tot
het volk in ztin geheel spreekt, zoo „schreeu
wend" is, dat een ieder het als een moreelen
plicht voelt, om een bijdrage in deze schade
door de gemeenschap te laten betalen. De
billijkheid tegenover de andere gedupeerden
verbiedt echter, verder te gaan dan een „bij
drage" in deze schade.
Consequente toepassing van het beginsel der
reconstructiewaarde is ook om andere reden
bezwaarlijk aanvaardbaar. Het zou tot groote
onbillijkheden lelden. Incourante gebouwen im
mers hebben een geringen verkoopprijs, doch
zullen zeer vaak hooge reconstructiekosten heb
ben. Moet men nu eenvoudig de som uitbetalen,
welke den eigenaar in staat stelt, een dergelijk
incourant gebouw te herbouwen, terwijl aan dit
gebouw wellicht ln het geheel geen behoefte
bestaat en het zelfs niet meer in het stadsbeeld
past?
Stelt u voor, dat een eigenaar een dergelijk
incourant gebouw enkele maanden voor den
oorlog heeft gekocht tegen een gering bedrag,
dan zou dezen man nu een winst in den schoot
geworpen worden op kosten van de gemeenschap.
Dit zal zeker nieman willen verdedigen.
Nu zal men opmerken, dat het incourante
karakter van het gebouw in aanmerking geno
men en tot uitdrukking gebracht kan worden
door een zekere afschrijving toe' te passen. Dan
laat men echter het systeem van vergoeding
van de reconstructiewaarde los en komt men
automatisch terecht bij het andere systeem,
vergoeding van de waarde op een bepaalden
datum, en als meest, logische is dan de datum
van 9 Mei 1940 gekozen.
Indien men het er echter over eens is, dat de
gevolgde methode wel is waar niet zonder feilen,
doch in de gegeven omstandigheden wel de best
denkbare is, dan vloeit onmiddellijk hieruit de
erkenning voort, dat de omstandigheden zich zóó
ontwikkeld hebben, dat, hoewel de schadever
goeding uit een gemeenschapsoogpunt te ver
dedigen moge zijn, zij geen waarborg biedt voor
een onmiddellijken herbouw. Om dezen her
bouw, welke economisch en sociaal zeer nood
zakelijk is, mogelijk te maken, zijn zekere aan
vullingen op de algemeene regeling onvermijde
lijk gebleken. Geen algeheele verhooging van
de normen van de schaderegeling dus, doch een
regeling, welke geval voor geval beziet en aan
vullend optreedt om op deze wijze tot herbouw
te komen in die gevallen, waarin dit voor het
welzijn en de welvaart van ons land en volk
noodzakelijk is.
Er zijn reeds enkele dergelijke aanvullingen,
welke door den algemeen-gemachtigde voor den
wederopbouw gehanteerd kunnen worden. De
hypotheekregeling 1940 biedt zekere mogelijk
heden en ook de bouwpremie van 10 pet. gaat
in die richting.
Een oplossing van de zich voordoende moei
lijkheden is gevonden, nu de secretaris-generaal
van het departement van Financiën en de alge
meen-gemachtigde voor den wederopbouw tot
overeenstemming zijn gekomen over een rege
ling, waarbij extra financieele hulp kan worden
verleend naar den aard van elk bijzonder ge
val, zelfs door verstrekking van gelden a fonds
perdu. Hierdoor is het mogelijk, in elk geval ten
volle de billijkheid te betrachten.
Het spreekt vanzelf, dat deze regeling tot ver
heugenis stemt.. De beheerder van de schatkist
heeft in deze tijden werkelijk geen lichte taak
en de financiering van den wederopbouw is
slechts één van de problemen, waarvoor hij
komt te staan. Voor de besteding van ryksgel-
den is de oude spreuk, welke den gevel van het
stadhuis van een onzer gemeenten siert, nog
altijd van kracht: „Indien het gemeen u roept,
bezorgt het als uw eigen". Met deze woorden
voor oogen zal dr. ir. Ringers dit geld dan ook
gebruiken.
De basis voor een onmiddellijken her
bouw is thans overal aanwezig en de alge
meen-gemachtigde Is nu ln de gelegenheid,
alle arbeiders en al het materiaal te mobili-
seeren voor het groote nationale doel. De
beteekenis hiervan kan men moeilijk over
schatten.
Dr. Ir. Ringers zal met deze regeling
gewapend niet rusten, voordat het laat
ste stuk materiaal, dat in ons land aan
wezig is, verwerkt is en voordat de laatste
man aan het werk is.
Op 1 Februari waren bij de afdeeling vaar
tuigen van den dienst voor den wederopbouw
in totaal 1666 schadegevallen geregistreerd. Hier
van waren 692 vaartuigen gezonken.
Op genoemden datum waren 775 geheel her
steld en 193 als onherstelbaar opgegeven. Om
een indruk te krijgen van het tempo, waarin de
schepen bedrijfsvaardig zijn gemaakt, dienen
de volgende cijfers:
Op 1 November waren 370 schepen herstsid.
1 December 478, 7 Januari 592 en 1 Februari
775.
Thans zijn er nog 67 gezonken vaartuigen.
Onder dit aantal is een vijftigtal visschers-
vaartuigen, welke op het iJsselmeer en elders
gezonken zijn en niet meer voor lichting of
herstel in aanmerking komen. Het aantal sche
pen, dat nog gelicht en voor het vervoer of
bedrijf geschikt gemaakt zal worden, bedraagt
dus nog ca. 17. Men kan veilig aannemen, dat
over een maand deze werkzaamheden achter
den rug zullen zijn, behoudens een uitzonde
ringsgeval.
Het A. N. P. meldt:
In het kader der bijeenkomsten, welke de
N. S. D. A. P. den laatsten tijd in verschillen
de Nederlandsche plaatsen organiseert, werd
in de groote zaal van de Harmonie te Gronin
gen een zeer druk bezochte vergadering ge
houden. De organisatie van deze bijeenkomst
was in handen van de plaatselijke groep der
N. S. D. A. P., welker leden de zaal een fees-
telijken aanblik hadden gegeven door de wan
den met groote vlaggen en het podium met
dennegroen en met andere voor dergelijke ge
beurtenissen te gebruiken middelen te versie
ren. Om twee redenen droeg deze bijeenkomst
een bijzonder karakter. In de eerste plaats
sprak de commissaris-generaal voor bijzondere
aangelegenheden, tevens leider in het „Arbeits-
bereich der N. S. D. A. P. in den Niederlanden",
Oberdienstleiter Schmidt, en in de tweede plaats
werd de vergadering besloten met een éénscho
tel-maaltijd, welke een zeer prettig verloop had.
Tot de autoriteiten, die deze bijeenkomst bij
woonden, behoorden ook de gevolmachtigden
van den rijkscommissaris in de provincies Gro
ningen, Friesland en Drente, resp. Landrat Dr.
Conring, Ministerialrat Ross en Bauinspektor
Thiel. Behalve alle in Groningen en omgeving
wonende leden der N. S. D. A. P. waren er ver
der eenige honderden Nederlanders, die te mid
den hunner Duitsche vrienden aan de lange
keurig gedekte tafels hadden plaats genomen.
Nadat commissaris-generaal Schmidt en de
andere autoriteiten hun plaatsen hadden in
genomen de aanwezigen brachten hem bij
het binnenkomen den Duitschen groet en
hierna de vaandels op plechtige wijze in de
zaal waren gebracht,, zong de Hitlerjeugd van
de groep Groningen, die op het podium had
plaats genomen, eenige liederen, welke grooten
bijval oogsten. De leider van de groep Gronin
gen der N. S. D. A. P., de heer Leibold, heette
de autoriteiten en de andere aanwezigen ver
volgens welkom. In het vervolg van zijn toe
spraak herinnerde hij aan het feit, dat het de
zen dag juist elf jaar geleden was, dat Horst
Wessel werd vermoord. Ter herdenking van den
dood van dezen pionier van het nationaal-so-
cialisme verhieven de aanwezigen zich eenige
oogenblikken van hun zitplaatsen en terwijl
het orkest van de groep Groningen het beken
de lied „Ich hatte eln' Kameraden" speelde,
brachten zij plechtig den Duitschen groet.
Commissaris-generaal Schmidt, hierna het
woord voerend, herinnerde allereerst aan den
strijd, welke de nationaal-socialisten inDuitsch-
land moesten voeren voor den dag der machts-
ovememing. Hij zeide daarbij, dat de straat
gevechten van toen, waarbij sprake was van
strijd tegen het eigen volk, moeilijker waren
dan thans den oorlog tegen Engeland. Toen
hadden de nationaal-socialisten als eenig wa
pen de vuist en moest gevochten worden tegen
landgenooten, die de nationaal-socialisten niet
begrepen of niet wilden begrijpen; thans vecht
een groot en machtig volk met wapenen, welke
de beste der wereld zijn.
In het vervolg van zijn toespraak zeide spr.
dat de Fuehrer den oorlog niet heeft gewild
Hij herinnerde aan de verschillende vredesaan-
biedingen, welke Hitler Polen en later Frankrijk
en Engeland heeft gedaan, maar waar van de
andere zijde niet werd op ingegaan. Thans, nu
Duitschland in de positie verkeert, dat het de
Het departement van Volksvoorlichting en
Kunsten maakt bekend:
Met ingang van 19 Februari zijn door den
secretaris-generaal van het departement voor
Volksvoorlichting en Kunsten benoemd tot leden
van den raad van bijstand voor den Nederland-
schen Bioscoopbond de heeren: C. v. d. Wilden
te Haarlem (fabrieken en productie), G. J.
Teunissen te 's Gravenhage (kunstenaars)dr.
B. Künzig te Amsterdam (verhuur), H. J. D.
Daudey te Amsterdam (theaters), E. J. Ver-
schueren te Haarlem (smalfilm), J. F. van An-
rooy te 's Gravenhage (reclame en propaganda)
A. C. van Dam te Rotterdam (financiën en be
lastingen) en M. P. M. Vermin te Maastricht
(arbitrage)
Reeds in het besluit tot reorganisatie van het
filmwezen was bepaald, dat de voorzitter van
den Nederlandschen Bioscoopbond terzijde zal
worden gestaan door een raad van bijstand,
welke hem op verzoek in bepaalde gevallen des
kundige adviezen zal kunnen verstrekken op de
verschillende gebieden, die het zeer uitgebreide
bioscoopbedrijf omvat. Nu na de benoeming van
den nieuwen voorzitter de grondige reorganisatie
van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf
krachtig zal worden doorgevoerd, wordt tevens
voorzien in de behoefte aan een zoo groot moge
lijke voorlichting op ieder gebied.
Zondagmorgen is uit het Oegstgeesterkanaal
het Hjk opgehaald van den 62-jarigen J. H. B.,
die sedert 26 December werd vermist.
Binnenkort zal, hoop ik, een regeling tot stand
komen, welke aan alle onderwijzers, die onder
wijs geven in lichamelijke opvoeding, de zoozeer
gewenschte leiding en instructie waarborgt.
Bij de onderwijzersexamens zullen voortaan
speciale gecommitteerden, bezitters van de acte
M. O. gymnastiek, toezicht op de examens in
het vak lichamelijke oefening houden. Zij, die
een niet voldoende examen in dit vak afleggen,
zullen niet meer de bevoegdheid krijgen om dit
vak te onderwijzen.
Verder baart het ons groote zorgj een weg te
vinden, om alle schoolkinderen tot het zwem
men te brengen, wat zoowel uit gezondheids
als uit veiligheidsoogpunt zoo zeer gewenscht is.
De opleiding van de leerkrachten voor het
lager onderwijs heb ik al op een punt besproken.
Ook verdere verbeteringen zijn in voorbereiding,
in de eerste plaats de zoo lang gewenschte ver
lenging van de studie aan de kweekschool tot
vier jaren. Dientengevolge zal er in 1942 geen
onderwijzersexamen worden gehouden, behalve
dan voor die ongelukkigen. die in 1941 mochten
worden afgewezen.
Ook de opleiding van de leeraren voor het
voorbereidend hooger en middelbaar onderwijs
heeft mijn volle aandacht. Ook deze moet m. i.
dringend op het punt van het paedagogische
worden verbeterd. De plannen van het depar
tement op dit punt zijn echter nog niet afge
sloten.
Ten slotte de sociale positie van den bezitter
van de onderwijzersacte in verband met de veel
besproken leerlingenschaal: beide worden te
gelijk verbeterd.
Deze leerlingenschaal-verbetering beteekent,
dat gezien de schoolbevolking van dit oogen-
Het Rijksbureau voor de voedselvoorziening ln
oorlogstijd maakt bekend, dat wederom een aan
tal slagers wegens het frauduleus slachten van
varkens of het voorhanden hebben van vleesch,
afkomstig van frauduleus geslachte varkens,
voor geruimen tijd van het verkrijgen van een
toewijzing van vee en vleesch door de Neder
landsche Veehouderijcentrale is uitgesloten.
Het betreft de volgende slagers: M. J. Bram-
mer, Nw. Laagzijde b.79, Schagen; D. Tames,
Nieuwstraat 131, Schagen; J. B. C. M. Melsen,
a 66, Ossendrecht; C. J. Hartman, Hippolytus-
buurt 41, Delft; W. van der Berg, no. 28. Sua-
meer (Tietjerksteradeel)G. Maton, Hoogstraat
a 527, Oisterwijk; G. L. Bovenmars, Lemeler-
veld d 165, Raalte; W. Hoeve, Luttekepoortstraat
38, Harderwijk; W. Kroes, Hoofdweg 1336, Nw.-
Vennep (Haarlemmermeer)C. G. M. van t
Hoff, Begijnenstraat 13, Beverwijk; N. P. v. d.
Boom, Koepeldwarsstraat 2, Bergen op Zoom;
S. Greven, Grutstraat 10, Doetinchem; O. Bos,
Meester Lovinklaan 40, Doetinchem; G. Kou-
wert, d 19, Raalte; J. Roelofs, Peperstraat 185,
Oeffeit; H. E. Doeleman. Rotterdamscherijweg
15a, Overschie; P. L. C. Adelaars, Bover-eind 58,
Geldrop.
Tegen alle betrokkenen is proces-verbaal op
gemaakt.
Met 1 Augustus 1941 is benoemd tot direc
teur van en leeraar in vasten dienst aan de
R.H.B.S. te Warffum: dr. J. E. Zandstra, wo
nende te Delft; wederom tijdelijk benoemd tot
leeraar aan die school: R Reindersma.
door
15
Nadruk verboden
Het was een teer schepseltje met een band
van groene bladeren rond haar voorhoofd
en zulke bespottelijk kleine voeten, dat je
verbaasd was, dat ze er op loopen kon!
Juist, toen ze tegen me zei: „Hoe gaat het met
u?" begon de muziek te spelen aan het andere
einde van de zaal; piano, viool, banjo en
allerlei gedoedel en geschreeuw, als op een
boerenerfden eersten keer, dat ik een
jazzband hoorde!
„U wenscht een dame om mee te dansen?
Ik zal u een buitengewoon goede geven," zei de
kleine dansleerares levendig. „Phyllis!" keerde
ze zich naar de zwart en witte mode-dame.
„Neem jij mijnheer Grantham's vriend, wil je,
en maak hem een beetje wegwijs."
,,'k Zal 't pobeeren," zei het meisje opge
wekt; en ik zag, dat ik het leelijk mis gehad
had, toen ik meende, dat zij alles beu was.
O, ze zag er zoo vroolijk uit als een school
jongen en haar gezicht was een en al glim
lach, toen zij mij en ook Slim en de gele jurk
over mi-in schouder hoen knikjes gaf.
«iim teek haar eens aan met een scheef ge
zicht en zei, alsof hij er niet zeker van was:
„Was dit mijn dans niet?"
,0 neen,'' zei het mode-meisje opgewekt, „ik
ben geen gewone partner vanavond; ik ben
assistente omdat juffrouw Delaforce, die an
ders Cecily helpt, influenza heeft en ik voor
haar inspring. Dat heb ik beloofd. Ik help uw
vriend omdat hij een nieuweling is."
„Maak dan een begin, ouwe jongen," zei Slim
bemoedigend tegen miji Ik had de kans nog
niet eens om te zeggen, dat ik nooit gewalst
had in mijn leven en hij en zijn juffrouw geel-
jurk cirkelden samen weg, toen mijn partner
mijn handen nam en ze neerlegde waar ze
behoorden te zijn en me ongeveer hypnotiseerde
om met haar een wals te wagen.
O hemel!
Ik vond mezelf een vreeselijken ezel die
zich bespottelijk maakte en Ik vond het ont
zettend spijtig voor het meisje! Ik bewerkte
haar met mijn teenen, niets minder
Zij hield zich kranig als een echte sport-
liefhebster. Zeer voorkomend en geduldig. „O
neen, u is heelemaal niet lomp, voor 'n be
ginner heelemaal niet! Voor zoo'n groot per
soon danst u bijzonder licht, weet u dat?
Alle groote mannen zijn zoo licht als 'n veer!"
En toen ik haar een keer tegen Slim aan
bonsde, schudde zij haar kortgeknipt hoofdje
tegen hem en zei, toen we langs hem heen
kwamen; „Jouw schuld! Ik heb je al zoo dik
wijls gewaarschuwd voor je schouders; weer
heelemaal mis!'' Zij glimlachte maar steeds,
.alsof zy het heel aardig vond om over dien
gladden vloer gezig-zagd te worden, alsof zij
een bus was en dit mijn eerste poging om te
chauffeeren. Verscheidene keeren verongeluk
ten we bijna
Zij danste werkelijk prachtig en de laatste
halve minuut zou ik er werkelijk van genoten
hebben, als ik niet bij mijn loffelijke pogingen
in de mauve strooken van Ted's moeder was
gehaakt en genoodzaakt was geweest 'n nood
landing te maken, waarbij ik bijna den heelen
troep meenam voor 'n prachtige finale.
Mijn partner zei, dat ze met honderden men-
schen gedanst had, die het, zelfs na een half
dozijn lessen, lang zoo goed niet kenden als ik.
Zij vond, dat mijnheer Grantham mij niet had
mogen laten beginnen op een Dinsdag; dat was
niet eerlijk voor 'n beginneluing, want Cecily
(dat was het leeraresje) hield die Dinsdag
avonden voor die leerlingen, die het, om zoo
te zeggen, reeds alleen konden. Zij kon op die
manier een oogje in het zeil houden, hoe zij
zich hielden op de heusche dansgelegenheden,
nadat zij haar verlaten hadden.
Zij mijn partner zei, dat ik privaatlessen
moest nemen. En voor ik het zelf wist, beloof
de ik, volgende week om elf uur 's morgens hier
te komen. Zie je, ik zou op kantoor invallen
voor een man, die naar Schotland was en
moest gedurende een week van drie tot elf
daar zijn. Zoodoende had ik mijn ochtenden
vrij. Waarom zou ik daar niet van profiteeren,
vooral nu dit meisje mij vertelde, dat zij dik
wijls haar vriendin hielp bij het geven van
lessen en dat zij mij voor haar rekening wilde
nemen en mij in korten tijd zoo goed zou lee-
ren dansen, als iemand hét maar kon.
Dat vertelde ze mij allemaal, toen we heel
gezellig een paar dansen uitzaten op de sofa,
in een hoek, ver uit het gezicht van iedereen.
Zij vertelde me, dat deze verdieping aan het
dansinstituut hoorde en dat het huis in etages
verhuurd werd.
Ze had een mooie stem, vond ik en ik
vond haar over het geheel wel aardig. Zoo
vriendschappelijk. Meer mooi, dan lief. Hoe kan
men iemand met donkere oogen lief noemen?
Hoe kan men van zulke zwarte, fonkelende
oogen verwachten, dat ze zacht zijn? Zij zou
er waarschijnlijk niet eens als een zacht meisje
willen uitzien. Maar toch mocht ik haar. Echt
vriendelijk van haar om zich zooveel moeite
voor mij te geven.
Vreemd, zoo gemakkelijk als het me viel,
tegen dit meisje te praten, 'k Heb altijd wel
gedacht, wat zouden de menschen toch aldoor
onder het dansen te bepraten hebben met de
meisjes! En nu vertelde ik haar over alles en
nog wat. 't Verwonderde me, dat zij zich niet
dood verveelde, maar als Ik ophield, deed ze
mij allerlei vragen over lui, die ik ln dienst
gekend had en hoe me de omgang met bur
gers beviel.
Toen (nadat de muziek een foxtrot had In
gezet en de anderen allen weer dansten) zei ze:
..TJ Is dus bij Slim Grantham op kantoor?
mag hem zeker wel graag?"
„Iedereen houdt van Slim!"
„De mannen bedoelt u?'' zei het meisje.
Ik was tamelijk verwonderd en zei: „O, en
vrouwen. Slim kan beter met meisjes overweg
dan wie ook, dien ik ken. Hij begrijpt ze."
Zij trok haar zwarte halve-maantjes-wenk-
brauwen op en lachte even: „O ja? Of bedoelt
u, dat hij, als zooveel mannen, méént, dat hij
ze begrijpt?"
Ik dacht, ik wou, dat Slim haar dit eens
hoorde zeggen, t Zou een scArt schok voor
hem zijn en meteen eens een verandering
Toch is hij een goede kerel en is voor mij
bijzonder aardig geweest. Dit zei ik haar ook
en ik kreeg zoo den indruk, alsof zij niet zoo'n
hoogen dunk van Slim had. Vreemd. Waarom
toch? Als zij niet van hem houdt, is dat een
uitzondering: dat is alles.
Zij vertelde me (toen we voor den tweeden
keer daar zaten)„Ik had gedacht, dat u even
veel van meisjes wist als uw vriend".
Ik vertelde haar, dat dit een daverende ver
gissing was. Ik kon altijd heel goed opschieten
met de jongens, waar dan ook, maar ik heb
nauwelijks enkele meisjes ontmoet en gevoel me
bij vrouwen nooit zoo op m'n gemak.
Zij glimlachte op een prettige, vriendschap
pelijke manier. Ik kan niet begrijpen, hoe ik
op het denkbeeld gekomen kan zijn, dat zij
mistroostig was dien avond en ze zei: „De
schijn is tegen u".
Ik antwoordde, toen ik haar in haar bont-
Jas hielp: „Als alle meisjes zoo verstandig en
prettig waren als u, zou er geen enkele kerel
meer verlegen of zenuwachtig worden".
Toen ik het portier van haar taxi voor haar
openhield (ze wou niet, dat iemand haar naar
huis bracht), zei ze lachend: „Goeden nacht,
„verlegen" jongeman".
Zij bedoelde, dat» zij niets geloofde van myn
vertelseltje over mijn verlegenheid. Toch is
de volstrekte waarheid. En vreemd genoeg deed
het mij prettig aan. dat zij mij geen pummc.
vond en zich verbeeldde, dat ik overal evenveel
van wist als Slim, (Jammer, dat zy Slim met
mag Ik zag. dat ze hem nauwelijks aankeek,
toen ze goeden nacht" wenschte, ofschoon ze
tegen juffrouw geel-jurk. die vlak naast hem
stond, heel lief glimlachte.)
Maar ik begreep niet. waarom de anderen
onderweg tot aan het Gloucester Station z;ch
druk maakten over de schandelijke wijze,
waarop ik me gedragen had.
„Nou," zei Slim, met z'n hand in juffrouw
geël-jurk's mof gestoken, „ik bewonder je tem
po ouwe jongen. Je hebt nauwelijks een begin
gemaakt, of je legt zóó beslag op een dame,
dat de anderen niet eens gelegenheid krijgen,
ook van haar gezelschap te profiteeren."
„Ja, ondankbare," lachte Ted's moeder, naast
me op het trottoir voorttrippelend. ..en nog wel
het knapste meisje in de heele zaal! Meer dan
een uur hebben de andere jongelui me lastig
eevallen om te weten te komen wat er van het
chartreuse-groene meisje geworden was!"
„Het chartreuse-groene.... Wat bedoelt u?"
Zij droeg vanavond haar zwart-en-zilver,"
erklaarde zij. „maar je zult hee1 goed geweten,
hebben, wie zij was!"
(Wordt vervolgd).