Sterren vallen uit den hemel De uitvinder en de industrie Een mensch overwon Geruischlooze vliegtuigen Zijn ze mogelijk? wmmtMÊ -at HERKOMST VAN DE METEORIETEN Verhaal van gissen en vergissen ZONDAG 9 MAART 1941 v Nederlandsche octrooien de beste ter wereld Bij het 50.000ste octrooi -f—MË Aangrijpende roman van Julia de Beausobre "-..Si-I mm Zaterdagavond 22 Februari, om half elf zoo hebben de bladen gemeld is in de nabijheid van Fiume een meteoorsteen neer gekomen. Met een gedreun kwam het hemellichaam, dat bij zijn val een helder spoor aan den hemel achtergelaten had, op een heuvel in de buurt der stad terecht. Terstond ging een groote massa nieuws gierigen op zoek, doch wegens de heerschen- de duisternis heeft men den meteoorsteen 's nachts niet kunnen vinden. Of men er overdag in geslaagd is den steen, die uit den hemel neerkwam, te Vinden, daarvan schijnen nog geen berich ten te zijn. Dit bericht moge aanleiding zijn om over dergelijke gebeurtenissen iets te vertellen. „Dat steenen uit den hemel vallen, moge een leek op het gebied van de natuurlijke historie en natuurkunde gelooven, ja dat mogen zelfs Duitschlands meer verlichte geesten geloofd hebben in het jaar 1751, bij de toentertijd heer- schende onkunde op het terrein der natuur wetenschappen, doch in onzen tijd ware het onvergeeflijk om dergelijke verhaaltjes zelfs maar waarschijnlijk te achten." Aldus schreef, niet zonder arrogantie, in het Jaar 1790 de Duitsche geleerde A. Stütz, direc teur van het mineralenkabinet van het Ween- sche Hofmuseum. Den 26sten Mei van het jaar 1751 waren bij Hradschina in Kroatië twee ijzermeteorieten neergevallen, blokken van 10 en 39 kg., de grootste op een akker, de kleinste op een wei land, een paar kilometer er vandaan. Het bis schoppelijke consistorie te Agram liet de ver klaringen der ooggetuigen in een uitvoerig pro- tokol samenvatten, terwijl het grootste blok aan den keizer gezonden werd en in het Hof- museum bewaard. Het was in verband met de zen meteoorsteen, dat Stütz bovenaangehaalde boude uitspraak deed. Gelukkig voerde hij de consequentie van zijn overtuiging niet zoover door, dat hij den steen naar den vuilnisbak deed Verhuizen een lot dat velen anderen exem plaren in dien tijd niet is bespaard gebleven doch behield hem voor de verzameling, zij het ook, voorzien van het sarkastisch klinkende etiket; „Naar beweerd uit den hemel gevallen". Want hij stond met zijn meening niet alleen onder de wetenschapsmenschen van zijn tijd. Den 13den September 1768 viel bij Lucé, in Frankrijk, een steen van 3 kg. Deze steen werd opgeraapt terwijl hij nog warm was en de om standigheden van den val werden zorgvuldig opgeteekend. Men zond dezen steen, met nog n tweetal andere, welke omstreeks denzelfden tijd in andere streken van Frankrijk waren neer gekomen, op aan de Academie van Wetenschap pen te Parijs, welke drie van haar leden, waar onder den wereldberoemden scheikundige La voisier, opdroeg, zich m een rapport over de zaak uit te spreken. Zij kwamen tot de volgende conclusie; „Wij gelooven daarom uit de analyse, en ge heel afgezien van 'n groot aantal andere gron den, welke het overbodig is aan te halen, te kunnen besluiten dat de steen van Lucé zijn oorsprong niet gevonden heeft i*1 een onweer, dat hij in het geheel niet uit den hemel geval len is en dat het niets anders is, dan een of andere soort kiezelhoudende zandsteen, die mo gelijk door den bliksem getroffen is." Van deze steenen zijn echter nog stukken te vinden in verschillende musea en het lijdt geen twijfel, of ze zijn inderdaad van kosmischen oorsprong. Lavoisiers vergissing was evenwel voor dien tijd licht te verontschuldigen; de chemie en de mineralogie waren nog bij lange niet zoover gevorderd, dat zij, zooals nu het geval is, zulk een meteoorsteen gemakkelijk van een aard- sche steensoort konden onderscheiden. Blijft echter het feit, dat de „verlichte" wetenschap van die dagen van eenig hoogmoedig vooroor deel in deze niet is vrij te pleiten. Hier zien we weer, hoe de wetenschap is groot geworden met Vallen en opstaan. Want vier jaar na Stütz' uitspraak verscheen er van de hand van den door zijn diepgaande onder zoekingen op het gebied der geluidsleer be roemden Duitschen natuurkundige Chladni een geruchtmakend werk; „Over den oorsprong der door Pallas gevonden en andere gelijksoortige ijzermassa's en over enkele daarmede in ver band staande natuurverschijnselen." De aanleiding ertoe was weer een andere ijzermeteoriet. In het jaar 1749 toch ont dekte. een Kozak op den top van een leisteenberg in Siberië, op 20 werst afstand van den Jenisseï, een reusachtigen ijzer meteoriet. De Tartaren, die in de nabijheid woonden, beschouwden dien steen als van uit den Hemel gevallen en hij was voor hen daarom heilig. De beroemde ontdekkings reiziger Pallas, die tijdens zijn groote Sibe- riëreis in het jaar 1771 in deze streek kwam, onderzocht de zaak nader en liet den steen naar Krasnojarsk vervoeren. Het grootste deel van het blok kwam naar St. Peters - burg; kleinere stukken vonden hun weg naar andere musea. De Pallas-steen bestaat uit nikkelijzer, waarin honinggele kristal korrels van het mineraal olivine, dat tenge volge van zijn brosheid er gemakkelijk uit valt, zoodat de steen er stekelig en cellig Uitziet. Chladni beweerde nu in zijn boek, dat steenen als deze en de Agramsteen niet het resultaat waren van een inwerking van den bliksem, noch vulkanische vormingen waren en dat zij evenmin eenige overeenkomst hadden met de op aarde voorkomende steensoorten, doch in verband gebracht moesten worden met de de atmosfeer door schietende vuurballen, wier bestaan meer malen op overtuigende wijze was waarge nomen. Hij betoogde, dat deze vuurballen niets met electrische onweersverschijnselen of met Noorderlicht hadden uit te staan, doch kosmische lichamen waren, welke uit de wereldruimte met groote snelheid in de atmosfeer terechtkwamen, en door dezen remmenden invloed In gloeiing geraakten. Tegelijkertijd gaf hij tamelijk juist de waarschijnlijke hoogte aan, waarop zij zichtbaar werden en waarop zü verdwenen; dat zij, wanneer ze in onzen dampkring bin nendringen, een snelheid hebben, overeen komend met die van de aarde zelf en dat ae uit alle mogelijke richtingen komen, en Biet voornamelijk uit het.Nooijdpo, araais Sterren vallen uit den hemel CArchief VK.P.Ï sommigen toen beweerden. Hij beschouwt meteoren als stukjes, waarin hemellichamen zijn uiteengevallen en die onder den invloed van de aantrekkingskracht der aarde ge raakt zijn. Hoewel Chladni hier baanbrekend werk ver richt had, werden zijn beweringen door de ge leerde wereld niet bepaald enthousiast ontvan gen. Integendeel, men bekeek ze met wantrou wen en J. A. De Luc bijvoorbeeld moet gezegd hebben, dat, al zou hij zelf zulk een steen voor zijn voeten zien neervallen, hij het nog niet zou gelooven! Voorwaar een hopeloos geval. Chladni's theorie onderging dus het gewone lot, dat nieuwen, tegen de gangbare meening ingaanden theorieën wacht. Miskenning en ver guizing werd haar deel. Men kwam In scherp Verzet en weigerde zelfs maar de mogelijkheid van zijn standpunt onder de oogen te zien. En men sprak zijn weigering uit. Men deed het hard op, de een geestig, de ander bot, de een meer, de ander minder elegant. Maar men deed het. De toenmalige president oer Vereenlgde Staten, Jefferson, verklaarde toen hij vernam dat twee Amerikaansche professoren den val van een meteoor, die toen juist (1807) in Con necticut had plaats gehad, beschreven, dat het hem gemakkelijker was te gelooven dat twee Yankee-professoren logen, dan dat hij zich kon voorstellen dat er steenen kwamen neervallen uit den hemel. Waar er voor Chladni dus niet veel kans bestond om medestanders om zich heen te verzamelen, mocht hij van geluk spre ken, daar de natuur zelve zich over het lot van zijn theorie scheen te ontfermen. Zij kwam hem ter hulp met enkele opzienbarende geval len, waarin meteorieten in de eerstvolgende jaren in Europa neerkwamen. Reeds bij het verschijnen van Chladni's ge schrift had de natuur als het ware een teeken van haar instemming gegeven. Op 16 Juni 1794 toch kwamen in de buurt van Siena in Italië een groot aantal meteoorsteenen neer. De re geering gelastte een officieel onderzoek. Twaalf ooggetuigen werden verhoord aangaande de nadere omstandigheden, waaronder de gebeur tenis had plaats gehad.' De verklaringen waren zeer positief. Men had een van het Oosten komenden vuurkogel gezien met *n staart, wel ke roode stralen uitzond en een witte wolk aan den hemel achterliet, die nog een paar uren na den, val zichtbaar was, terwijl de zon on derging.' Op een aantal plaatsen vertoonde de meteoor zich als een eigenaardig gevormde wolk, waar rook en vonken van uitgingen. Ver schillende ontploffingen, gevolgd door donder slagen, werden Behoord en vele steenen, som mige van belangrijk gewicht, andere licht, vielen neer. Er wordt beweerd, dat deze steenen tegen hooge prijzen verkocht werden, vooral aan En- gelschen. In Siena vindt men nog slechts één steen van 1 kg. zwaar, en in verschillende an dere Europeesche musea nég kleine stukken. In 1795 viel er een meteoriet in Engeland, in Yorkshire, het jaar daarop een in Rusland en een In Portugal, enz. Terwijl men daardoor in Duitschland en in Engeland naar Chladni's meening omtrent de kosmische natuur der me teorieten begon over te hellen, zou in Frankrijk eerst do meteorietval van 26 April 1803 te l'Aigle In Normandië, een aanleiding daartoe worden. Het geval trok zoo sterk de aandacht, dat de bekende natuurkundige Biot de op dracht kreeg het te onderzoeken Het rapport dat hij, na een uitgebreid onderzoek, bij de Fransche Academie inleverde, stelde zich on voorwaardelijk op het kosmische standpunt, ook al had de Academie tot dan toe haar oudfe zienswijze niet prijsgegeven. Hoewel zijn onbevooroordeeld onderzoek de Academie, zooals later door Cuvier verklaard werd, overtuigde, belette dit niet. dat hem van andere zijden gemis aan wetenschappelijken zin verweten werd. Intusschen was hij er in geslaagd ook hier de baan voor een juist we tenschappelijk inzicht vrij te maken. In de anderhalve eeuw, die verstreken is sinds Chladni's tijd, heeft de meteorieten- kunde zich een plaats ingeruimd gezien onder de wetenschappen en heeft zij zich, uitgaande van het gezichtspunt dat hij haar geopend had, zich kunnen ontplooien en heeft zij belangrijke inzichten gewonnen. Hierover uit te weiden zou echter te ver voeren en gaat buiten het bestek van dit artikel, dat slechts bedoelde een interessant "moment uit de wordingsgeschiedenis dezèr wetenschap te schilderen. H. v. M. Een boek dat het voornemen heeft onthul lingen te brengen over de gebeurtenissen tijdens de Russische revolutie en over het leven en sterven in de Russische gevangenissen, ont vangt men doorgaans met eenige terughoudend heid, wetend dat dikwijls het hart spreekt in de plaats van het verstand, of dat de auteur bepaalde tendenzen najaagt die hem beletten geheel en al objectief te zijn. Bij de lezing echter van „Een mensch over won" krijgt men den indruk dat de schrijfster, die haar eigen belevenissen vertelt, de waar heid zegt en niets dan de waarheid. 2ü legt ons geen gruwelverhalen voor die den lezer zoo gemakkelijk kunnen overhalen zij zoekt nergens eenige sensatie te wekken door krasse beschrijvingen van krasse toestanden, doch pro beert zichzelf en haar omgeving met heldere oogen te zien en is er op uit den lezer te ver zekeren dat zij uit de verschrikkingen der ge vangenissen tenslotte gaaf te voorschijn kon komen, omdat zij dag aan dag haar best had gedaan om een geloovig en hopend mensch te blijven. Toen de revolutie van 1917 uitgebroken was, leefde de schrijfster met haar man beiden uit de hoogere kringen afkomstig in Moskou. Hoewel zij gelegenheid hadden te vluchten, gaven zij er de voorkeur aan in het vaderland te blijven. Tien jaar later werden zij plotseling gearresteerd, van elkaar gescheiden en in de gevangenis gezet. Negen maanden lang vertoef de de schrijfster in een Moskousche gevange nis, daarna werd zij naar elders overgebracht, verbleef in een gevangenkamp en verrichtte dwangarbeid en werd tenslotte vrijgelaten zon der papieren, aoodat zij vogelvrij door het land dwaalde. Buitenlandsche vrienden hebben haar tenslotte over de grens kunnen brengen. Haar gezelschap bestond al dien tijd uit ongelukkigen, morfinisten, misdadigsters. Al deze lieden heeft zij leeren kennen als menschen, die in den grond voor betere gevoelens vatbaar waren, hoe ontzettend hun gezelschap soms ook was. Kracht en verlangen om te leven en hoop op redding hebben de schrijfster gesterkt en staande gehouden temidden van de vreeselijke beproevingen. Deze wilskracht en deze hoop, die uit iedere bladzijde van dit boek spreken, maken den roman van Julia de Beausobre tot verheffende lectuur. Waar men wanhoop en verschrikking zou verwachten, ontmoet men zelfs een zekere blijmoedigheid, die de edelste, gevoelens in den mensch boven alle andere laat gelden. De geest overwint het lichaam en zijn lijden en houdt stand tegen alle ver drukking in. „Een mensch overwon", dat ook in de Duit sche, Engelsche en Fransche vertalingen een groot succes werd, is met verstand en gevoel geschreven en zal niet nalaten ook indruk te maken op Nederlandsche lezers. Het werd zeer goed vertaald en uitgegeven bij de uitgeverij Ploegsma te Zeist. Dbg. De onvolprezen scheppingen, waarmede de moderne techniek ons, kinderen der twintigste eeuw, gelukkeg heeft gemaakt, vertoonen over het algemeen een leelijk gebrek: het zijn bijna alle meer of minder erge lawaaimakers. Wij mogen hier wel spreken van een erf- gebrek; stoven onze grootouders niet al reeds ontzet achteruit, wanneer het eerste ijzeren stoom paard stampend en snuivend onder denderend lawijt vuur spuwend voor bij raasde? Hun schuwe eerbied werd voor geen gering deel bepaald door de abnormale hoeveelheid geluid die dit monster der negentiende-eeuwsche techniek wist te pro- duceeren. Met het jongste kind van den vooruitgang, het vliegtuig, is 't niet veel beter gesteld. Het is ons allen maar al te goed bekend. Zij het dat wij tevergeefs probeerden ons zonder stemverheffing in de cabine van een vlie gend verkeerstoestel verstaanbaar te maken, zij het, dat wij instinctmatig het hoofd bo gen, toen met oorverdoovend geraas een vliegtuig laag over onze hoofden scheerde. Deze hebbelijkheid mogen wij onvoorwaarde lijk als een gebrek en als een bezwaar beschou wen. Dit is niet alleen voor de burgerlijke lucht vaart het geval, voor militaire vliegtuigen geldt het even zeer, ja misschien nog in versterkte mate. De tijden zijn voorbij, dat de aanvallende krijgers door een vervaarlijk krijgsgehuil en be geleidend geraas hun tegenstanders, nog vóór het handgemeen reeds, den schrik op het lijf trachten te jagen. En, hoe imponeerend het machtig geluid vJh een vliegtuig ook moge wezen, voor een oorlogsvlieger is deze geluids productie een zeer ongewenscht begeleidend verschijnsel. Door dit geluid toch verraadt hij, op kilometers afstand reeds, zijn nadering en erger nog, zijn positie aan een vijand, die hij daarvan om begrijpelijke redenen liever niet op de hoogte brengt. De techniek heeft echter doorgaans niet de fgynoonte zich. zonder meer bij. dc <m«a]maa&> heden in haar scheppingen neer te leggen en het is daarom begrijpelijk, dat alle vliegtuig- en motorconstructeurs trachten dezen misstand te verhelpen of hem tenminste zooveel mogelijk te verkleinen. Wij vinden over de pogingen, daartoe aan gewend, een artikel in Kosmos van de vorige maand, waaraan het volgende ontleend is. Het lawaai in het vliegtuig kan verschillende oorzaken hebben. Op de eerste plaats kunnen wfj als zoodanig noemen den motor. Hierbij is 't vooral de uitlaat, welke het meeste lawaai maakt; dan het spel der kleppen en ook de tandwielen in het drijfwerk. Daarbij komt nog het geruisch bü het aanzuigen der buitenlucht voor den carburator. Een andere geluidverwekker is de luchtschroef. De pogingen tot demping van het geluid gaan zeer ver terug en men heeft ten deele reeds zeer succesvolle bestrijdings maatregelen leeren nemen. Door de elastische ophanging van den motor werden niet slechts de lastige trillingen, maar ook geluiden ver meden. Door inkapseling van de kleppen enz., worden ook deze geluiden tot een minimum teruggebracht. Ook om de geluiden bij de aan zuiging te verminderen worden speciale dem pers ingebouwd en deze geven in verbinding met een meer geschikten stroomtechnisch juis- teren bouw der zuigleiding goede resultaten. Door de beplating der luchtgekoelde motoren kon de bestaande fluitwind in de cylinders en koelribben uitgeschakeld worden. Het lawaai van een uitlaat verminderen is bijzonder moeilijk. Het vindt toch zijn oorzaak in de werkwijze van den verbrandingsmotor, waarbij hooggecomprimeerde gassen door een klep in de vrije lucht gebracht worden en zich daar explosiegewijze ontspannen. Men heeft getracht door speciale uitlaat- koppen die aan de trillingsgetallen in den uitlaat aangepast zijn, dezen knal weg te nemen, wat echter aan den anderen kant den werkingsgraad van den motor verlaagde. Daarom ziet men dikwijls doelbewust af van deze uitlaatkoppen, opdat de uitstroomende afgewerkte gassen geen weerstand zullen ondervinden. De oplossingen, die hier tot demping van het geluid beproefd werden, zijn zeer veelzijdig. Zij trachten doen- lang zame ontspanning dar uitlaatgassen een re- sultaat te bereiken, andere wm aoo oaxmat- Eenige weken geleden werden wij verrast dooi de mededeeling, dat de Octrooiraad het 50.000ste octrooi had verleend. Korten tijd daarvoor was de 100.000ste aanvrage om octrooi ingediend. De leek zal de waarde van deze cijfers niet onmid dellijk hebben getoetst, doch de fabrikant, de technicus, kortom ieder, die zich meer intens met het industrieele leven bemoeit, zal door deze ge tallen zijn getroffen. Inderdaad, 50.000 octrooien vormen een aan zienlijk getal voor een land als het onze. Temeer echter komt de beteekenis ervan naar voren, in dien men bedenkt, dat wij nog slechts nauwelijks dertig jaar beschikken over een overheidsinstan tie, die octrooien voor uitvindingen verleent. Kan dus eenerzijds reeds het aantal verleende oc trooiaanvragen een gebeurtenis worden genoemd, de omstandigheden, waaronder zij werden ver leend, accentueeren haar nog scherper. Immers in de dertig jaren van zijn bestaan heeft de Ne derlandsche Octrooiraad, door de nauwgezetheid waarmee hij te werk pleegt te gaan, den naam gekregen de lastigste ter wereld te zijn. Maar zijn octrooien worden dan ook de beste genoemd. Dat ons land in een dergelijk kort tijdsbestek zulk een naam op dit, terrein heeft veroverd, is een gevolg van de vaderlandsche deugden van degelijkheid en grondigheid, welke door den Oc trooiraad trouw worden beoefend. Dikwijls ge beurt het, dat buitenlandsche ondernemingen een Nederlandsch octrooi aanvragen voordat zij zich tot de desbetreffende instantie in eigen land wenden. Een beter compliment aan het adres van onzen Octrooiraad is moeilijk denkbaar. Nederland is inmiddels niet altijd zoo indus trieel georiënteerd geweest als thans. Het werd voor den opbouw van onze industrie dienstig ge acht, dat men vrijelijk gebruik kon maken van alle uitvindingen. Wel had ons land mede-on derteekend het Unieverdrag van Parijs van 1873, Waarin aan den uitvinder, die in een der aan gesloten landen octrooi aanvraagt, een jaar de tijd wordt gegeven, zulks ook in andere landen te doen, met behoud van den oorspronkelijken indieningsdatum. Een octrooiwet kende men evenwel niet. In den tijd, dat de buiten landsche industrie verder was gevorderd dan de onze, werd daarvan door sommige vaderlandsche ondernemingen gretig gebruik (misbruik) ge maakt; in de negentiger jaren echter, toen lang zamerhand het internationale peil was benaderd, gingen er stemmen op. maatregelen te nemen tegen den bestaanden toestand, waarbij eenieder kon meeprofiteeren van nieuwe vindingen. In 1910 kwam de desbetreffende wet tot stand en twee jaar later kon de Octrooiraad zijn werk beginnen. Hoe naarstig men zich sedertdien ook in ons land heeft bezig gehouden met uitvinden, blijkt wel uit het feit, dat ruim dertig proeent van het aantal verleende octrooien Nederlandsche uitvin dingen betreffen. Ruim vijftienduizend uitvin dingen zijn geoctrooieerd sedert 1912. Merkwaar dig is daarbij, dat afgezien van de fabrieksuit- vindingen betrekkelijk vele daarvan werden ge daan door leeken op het terrein der uitvinding. De ervaring heeft geleerd, dat verandering van werkkring in dit opzicht het vruchtbaarst werkt. De voorzitter van den Octrooiraad, mr. J. W. Dijckmeester, vertelde ons ter illustratie van deze bewering, dat een werktuigkundige, die ja renlang was werkzaam geweest op een machine fabriek, een reeks aardige uitvindingen deed, van belang voor het zuivelbedrijf, toen hij toe vallig in zulk een bedrijf werd geplaatst. En zoo heeft een automobieltechnicus eenige belangrijke verbeteringen gebracht in de dia. mantslijperij. Hij paste zijn moderne technische kennis toe op deze veelal van ouder op ouder overgegane industrie, welke daardoor min of meer achterlijk was. Uit bovenstaande blijkt reeds, dat de oc trooien niet altijd uitvindingen van wereld schokkende beteekenis betreffen. Bij de vijf tigduizend, welke tot nu toe zijn verleend, komen slechts enkele voor, die op eenig ter rein van de techniek een revolutie teweeg brachten en slechts weinige, die van een tot de massa sprekend belang zijn. Dat kan ook moeilijk anders in onzen althans naar onze meening technisch zoo volmaakten tijd. De meeste betreffen verbeteringen, ver fijningen of vervolmakingen van bestaande apparaten of methodes; tezamen gevoegd vormen zij dikwijls toch nog een grooten vooruitgang. Men zij dus voorzichtig met de qualificatie; onbeteekenend voor een in eer ste instantie van ondergeschikt belang zijnde uitvinding. Later kan blijken, dat de schijn baar onbeduidende vondst den eersten stoot gaf tot een belangrijk betere productie methode. Ongeveer negentig procent van de octrooi aanvragen worden ingediend door naamlooze vennootschappen. Ook voor fabrieksuitvindingen vraagt men in bijna alle gevallen octrooi aan De geheimhouding is dan ook zooveel moeilijker dan in vroeger jaren, toen iedere fabriek, die zichzelf respecteerde, producten vervaardigde volgens een slechts aan haar bekende methode Verschillende bereidingswijzen en productie methoden zijn door deze geheimhouding verloren gegaan. Het recept voor Delftsch blauw, om maar een voorbeeld te noemen, kent men niet meer. En zelfs de lintmolen van Willem Diercxz van Sonneveldt, die in het begin van de 17e eeuw een ware revolutie in den betreffenden tak van nijverheid ten gevolge had, wist men zoo geheim te houden, dat het pas ruim een halve eeuw later een Zwitser gelukte, met de grootste gevaren, zulk een toestel via Frankrijk naar Bazel over te brengen. Door de mogelijkheid van octrooiverleening wordt de openbare bekendheid der uitvindingen bevorderd. En de omstandigheid, dat door het octrooi de uitvinding slechts achttien jaar blijft beschermd, behoeft daarbij geen hinderpaal te zijn. In verreweg de meeste gevallen bestaat eer. octrooi niet eens zoo lang. Een kwart van het aantal octrooien ven/alt reeds bij het tweede jaar. Daarmede is dan het bewijs geleverd, dat het mislukte octrooien zijn, waaraan op het oogen- blik geen behoefte bestaat, of dat zij uitvindin gen betreffen, welke reeds door volgende zijn verbeterd. De techniek schrijdt zoo snel voort, dat een uitvinding, welke vandaag wordt gedaan, morgen reeds door een ander kan worden over troffen. Zoo kan het gebeuren, dat een pioniers uitvinding, die aanvankelijk geen levensvatbaar heid scheen te hebben, na een reeks van verbe teringen plotseling opgeld doet. Meestal profi- teeren dan de verbeteraars van het principe, tenzij men een zeer ruime bescherming vraagt, waarbij alle verbeteringen afhankelijk blijven van de grondidee. Het is intusschen een algemeene grief van dc particuliere uitvinders, die toch altijd nog een tiende deel van de nationale uitvindingen op hun naam hebben, dat zij hun geestesproducten niet aan den man kunnen brengen. Tot zelf exploi- teeren zijn ze doorgaans niet in staat. En ver- koopen aan de betreffende industrie is dikwijls zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk. Eventueele omschakeling van bestaande dure fabrieksinstal- laties zou immers handen vol geld kosten. Zon der profijt van zijn uitvinding te trekken, moei de uitvinder, om haar beschermd te doen blijven. iiLïi iWÊ +Ti iwSWtti Zonder zichtbare motoren, maar daarom, nog niet geruischloos CArchief VJCJ?.) pen, dat de gehddsverwekkers door vele om leidingen der gassen vernietigd worden of dat het geluid weder in den motor wordt teruggeworpen. Ook de luchtschroef stelde den constructeurs voor belangrijke moeilijkheden. Daarbij was de ontwikkeling een merkwaardigen weg gegaan; de eerste door Junkers gebouwde vliegtuigen hadden motoren, die tengevolge van hun laag toerental en door de volkomen inkapseling als watergekoelde motoren zeer rustig liepen. Daar na kwamen de luchtgekoelde hoogtoerige vlieg tuigmotoren op de markt, bij welke men aan de bovengenoemde voordeelen dar inkapseling niet direct aandacht had geschonken. Ook was het niet mogelijk voor deze motoren de juiste luchtschroeven te leveren. De meeste vliegtuig motoren werden aanvankelijk met de aërodyna misch ongunstige Reed-propellors uitgerust, die tengevolge van deze eigenschap zeer luidruchtig zijn. Met het oog op het nuttig effect der lucht schroeven ging men reeds zeer spoedig tot de toepassing van schroefvertragingsmechanismen over. Deze omstandigheid kwam ook aan de la waaibestrijding ten goede. Het gelukte op deze wijze de topsnelheid der luchtschroeven vol doende ver beneden de geluidssnelheid, die in de lucht ongeveer 330 meter in de seconde be draagt, te brengen. Ook was het naderhand mo gelijk drie- en vierbladige luchtschroeven te vervaardigen, waarbij dezelfde voordeelen ge noten worden. Daar kwam nog bij, dat men uit de practijk langzamerhand leerde de lucht schroeven daarheen te verplaatsen, waar ze voor de cabines met betrekking tot het lawaai slechts van geringere beteekenis werden. Hier ter plaatse moge overigens vermeld wor den, dat er, met betrekking tot het voortbren gen van lawaai, van een verschil van eenige be teekenis tusschen twee- en meerbladige lucht schroeven niets gebleken is. Opmerkenswaardig is echter het feit, dat bij kruisvlucht het geluid van den uitlaat, bij een vlucht met maximale snelheid daar entegen het lawaai van de luchtschroef over weegt. En hot te misschien tninrter bekend, dat het lawaai door duikende Stuka's ontwikkeld, op de luchtschroef en niet op den motor is terug te voeren. Een volkomen geruischloos vliegtuig zou dus slechts ver vaardigd kunnen worden, wanneer men de lawaaibronnen uitlaat en luchtschroef volledig uitschakelde. Maar de vooruitzichten in deze richting zijn uiterst gering. Op het gebied van het verkeers vliegtuig heeft het probleem van de lawaaibe strijding en geluiddemping niet meer dezelfde urgentie als 7 of 8 jaar geleden, aangezien men door goede geluidsdemping reeds zeer veel be reikt heeft. Wel echter is de lawaaibestrijding in het algemeen bij den vliegtuigbouw van be lang, wanneer men het militaire vliegtuig in het oog houdt. Op dit terrein is men er niet met de bestrijding van de geluidswerking in de cabine. Wij hebben hierboven reeds gezien, dat hier de bezwaren tegen lawaai van geheel an deren aard zijn. Men moet hier daarom de be strijding aan de bron, op de plaats van het ont staan, ter hand nemen, om zoo het beluisteren van aanvliegende machines voor den vijand moeilijker te maken en aan den anderen kant de zenuwen der bemanning voor een te groote belasting te sparen. Doch de arbeid zal, wat dit laatste aangaat, onder andere gezichtspunten vooruitgebracht worden. De bereikte resultaten zullen echter op een of anderen dag ook aan het verkeersvlieg tuig en daarmede aan ons allen, ten goede komen. Zoolang dit echter nog niet het geval is, zullen wij dus met ronkende vliegtuigen ge noegen moeten nemen. En zoolang de oor log duurt, zal de burgerbevolking en deze niet alleen zich gelukkig prijzen, dat een militair vliegtuig nog niet in staat is -rijn vijand als het ware te besluipen en geruisch loos te naderen tot vlak boven het gebied, waar het zijn dood en verderf brengend werk moet gaan vemchtep. Perpetuum mobile (Archief V.KJP.) achttien jaar lang een jaarcijns oetalen. En aangezien hij doorgaans niet tot de kapitaal krachtigen behoort, staakt hij de betaling na twee of drie jaar. Dan is de uitvinding vrij en kan zij door iedereen Worden toegepast Ook gebeurt het wel eens, dat een fabrikant, het octrooi koopt, maar van de uitvinding geen gebruik maakt. Hij voorkomt daardoor, dat een concurrent er zijn voordeel mee zal doen, terwijl hem zelf een mogelijk kostbare wijziging van zijn productie-apparaat blijft bespaard. Dat zijn de zoogenaamde „brandkast"-uitvindmgen, over welker belangrijkheid de dolste verrichten gaan. Het is in dit verbana wel aardig erop te wijzen, dat 't octrooi op den eeuwigen lucifer, die weinige jaren geleden werd uitgevonden en naar wij meenen zelfs korten tijd in den handel is geweest opgekocht werd door een Zweedschen Luciferstrust, die geen enkel risico wilde loopen. Uit bovenstaande zal wel duidelijk zijn geworden, dat dc uitvinders door hun vin dingen zelden of nooit rijk zijn geworden. Als zij er al in slaagden hun octrooi te ver- koopen, dan kregen zij slechts een klein be drag, maar dikwijls slaagden zij daarin niet eens. Mr. Dijckmeester deelde ons mede, dat er een streven bestaat om die menschen te helpen, b.v. door het in het leven roepen van een organisatie, w'elke de beteekenis van hun uitvindingen onderzoekt. Men kan het lot, dat den kleinen particulieren uitvinder zoo goed als altijd is beschoren, ver drietig noemen, daartegenover staat echter, dat het gebruik van ieder octrooi riskant is. Niet al leen, omdat men maar moet afwachten in hoe verre het nieuwe ook verbetering beteekent en of de tijd reeds rijp is voor die verbetering, maar ook omdat de voortdurende vervolmakingen de uitvinding zo spoedig reeds kunnen achterhalen en haar belang teniet doen. Aan het beschermen van uitvindingen zijn veel kosten verbonden. Want om eenig practisch nut van de bescherming te hebben, dient men in vrijwel alle cultuurlanden octrooi aan te vragen. Het Nederlandsche octrooi geeft slechts bescher ming in ons land en in de beide Indiën. Maar ondanks dat de Octrooiraad dus een in verhou ding klein industriegebied bestrijkt, worden bij hem vele buitenlandsche aanvragen 70 pCl. van het totaal der aanvragen ingediend. En daaruit blijkt wel het belang van Nederland en zijn overzeesche gebieden. En tevens, zooais reeds eerder opgemerkt, de faam van den Ne- derlandschen Octrooiraad. In het gebouw van den Octrooiraad aan net Willem Witsenplein te Den Haag gaat men bij het onderzoek van een»aanvrage te werk aan de hand van een zeer uitgebreide vakliteratuur. Het materiaal, waarin men zoekt, bestaat uit de oc trooischriften van de belangrijkste industrie landen. En ieder jaar komen daar tweehonderd duizend exemplaren bij. Daarnaast heeft men dan nog een bibliotheek met duizenden boeken op allerlei gebied en een twintigduizend tijd schriften, welke op kaarten worden geboekt. Het materiaal is ingedeeld in klassen, onder klassen en groepen. Maar toch neemt het on derzoek van een aanvrage nog geruimen tijd in beslag. Het duurt in den regel een half jaar voor de literatuur bijeen is. Indien dan geen bezwaren worden ingebracht, kan gemiddeld twee jaar na de indiening van -ie aanvrage oc trooi worden verleend. Ongeveer tachtig in genieurs zijn voortdurend met dezen onderzoe- kingsarbeid bezig. Een enkele maal toont ook het Rijk interesse voor de uitvindingen. Wij bedoelen hier niet zoo zeer de uitvindingen, welke voor defensie van belang zijn, als wel die, Welke 's lands welvaart ten goede kunnen komen. Zoo heeft het Rijk in dertijd opgekocht en aan de betrokkenen be schikbaar gesteld de uitvinding van een Deeu betreffende conserveering van visch en die van een Fin, waarbij een nieuwe methode voor het inkuilen van groenvoer mogelijk bleek. In vorige eeuwen heeft de overheid zich wel eens met minder nuttige en zelfs wel met uto pistische uitvindingen bezig gehouden. Aan het juist-verschenen technisch-historische boek van ing. G. Doorman, onder-voorzitter van den Oc trooiraad „Octrooien voor uitvindingen in de Nederlanden uit de 16e18e eeuw"; Martinus Nijhoff, Den Haag ontleenen wij, dat uitvin dingen van een „levent radt" of „altoos roeren de" door de overheid in sommige gevallen an sérieux werden genomen. In 1623 was zelfs zulk een machine opgesteld naast het huis van onzen ambassadeur v. Dijk te 's-Gravenhage, en voor dat op deze octrooi werd verleend, vertoonde men haar aan zes gedeputeerden der Staten-Ge neraal en daarna nog aan Prins Maurits. Dat onze voorouders zich zoo druk met het perpetum mobile hebben bezig gehouden, is, ge zien de omstandigheid, dat men eerst tegen het einde van de zeventiende eeuw aan de bestaan baarheid van een mechanisch perpetuum mobile begon te twijfelen, lang niet zoo dwaas als het feit, dat er nu nog steeds menschen worden ge vonden, die aanvragen indienen voor octrooi op een „eeuwig uit eigen kracht bewegend" instru ment. Maar ook op practisch gebied hebben onze voorouders tal van uitvindingen gedaan. Het boek van den heer Doorman telt 574 uitvin dingsoctrooien van de Staten-Generaal en 283 van de Staten van Holland. Daar zijn tal va» typisch Hollandsche bij, vooral op het gebied van watermolens, van-de scheepvaart, van bog- gertoestellen, van vuurwapenen en van stookin richtingen. De laatste meest ter besparing van brandstof bij brouwers, ververs, zeepzieders, nettentaners enz. Zij hebben ode zonderlinge zaken uitgevonden, zooals een houten bedstoof, een wiegschonamel- mechanisme, een vlammenspuit voor de oorlog voering en een ijshut. Zoo actief als hun nazaten, waarvan er onge veer vier iederen dag aankloppen bij het gebouW van den Octrooiraad. waren zü echter niet.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 6