Sterren vallen uit den hemel
De uitvinder en de industrie
Een mensch overwon
Geruischlooze vliegtuigen
Zijn ze mogelijk?
wmmtMÊ
-at
HERKOMST VAN DE
METEORIETEN
Verhaal van gissen en
vergissen
ZONDAG 9 MAART 1941
v
Nederlandsche octrooien
de beste ter wereld
Bij het 50.000ste octrooi
-f—MË
Aangrijpende roman van
Julia de Beausobre
"-..Si-I
mm
Zaterdagavond 22 Februari, om half elf
zoo hebben de bladen gemeld is in de
nabijheid van Fiume een meteoorsteen neer
gekomen. Met een gedreun kwam het
hemellichaam, dat bij zijn val een helder
spoor aan den hemel achtergelaten had,
op een heuvel in de buurt der stad terecht.
Terstond ging een groote massa nieuws
gierigen op zoek, doch wegens de heerschen-
de duisternis heeft men den meteoorsteen
's nachts niet kunnen vinden.
Of men er overdag in geslaagd is den
steen, die uit den hemel neerkwam, te
Vinden, daarvan schijnen nog geen berich
ten te zijn.
Dit bericht moge aanleiding zijn om over
dergelijke gebeurtenissen iets te vertellen.
„Dat steenen uit den hemel vallen, moge een
leek op het gebied van de natuurlijke historie
en natuurkunde gelooven, ja dat mogen zelfs
Duitschlands meer verlichte geesten geloofd
hebben in het jaar 1751, bij de toentertijd heer-
schende onkunde op het terrein der natuur
wetenschappen, doch in onzen tijd ware het
onvergeeflijk om dergelijke verhaaltjes zelfs
maar waarschijnlijk te achten."
Aldus schreef, niet zonder arrogantie, in het
Jaar 1790 de Duitsche geleerde A. Stütz, direc
teur van het mineralenkabinet van het Ween-
sche Hofmuseum.
Den 26sten Mei van het jaar 1751 waren bij
Hradschina in Kroatië twee ijzermeteorieten
neergevallen, blokken van 10 en 39 kg., de
grootste op een akker, de kleinste op een wei
land, een paar kilometer er vandaan. Het bis
schoppelijke consistorie te Agram liet de ver
klaringen der ooggetuigen in een uitvoerig pro-
tokol samenvatten, terwijl het grootste blok
aan den keizer gezonden werd en in het Hof-
museum bewaard. Het was in verband met de
zen meteoorsteen, dat Stütz bovenaangehaalde
boude uitspraak deed. Gelukkig voerde hij de
consequentie van zijn overtuiging niet zoover
door, dat hij den steen naar den vuilnisbak deed
Verhuizen een lot dat velen anderen exem
plaren in dien tijd niet is bespaard gebleven
doch behield hem voor de verzameling, zij het
ook, voorzien van het sarkastisch klinkende
etiket; „Naar beweerd uit den hemel gevallen".
Want hij stond met zijn meening niet alleen
onder de wetenschapsmenschen van zijn tijd.
Den 13den September 1768 viel bij Lucé, in
Frankrijk, een steen van 3 kg. Deze steen werd
opgeraapt terwijl hij nog warm was en de om
standigheden van den val werden zorgvuldig
opgeteekend. Men zond dezen steen, met nog n
tweetal andere, welke omstreeks denzelfden tijd
in andere streken van Frankrijk waren neer
gekomen, op aan de Academie van Wetenschap
pen te Parijs, welke drie van haar leden, waar
onder den wereldberoemden scheikundige La
voisier, opdroeg, zich m een rapport over de
zaak uit te spreken.
Zij kwamen tot de volgende conclusie;
„Wij gelooven daarom uit de analyse, en ge
heel afgezien van 'n groot aantal andere gron
den, welke het overbodig is aan te halen, te
kunnen besluiten dat de steen van Lucé zijn
oorsprong niet gevonden heeft i*1 een onweer,
dat hij in het geheel niet uit den hemel geval
len is en dat het niets anders is, dan een of
andere soort kiezelhoudende zandsteen, die mo
gelijk door den bliksem getroffen is." Van deze
steenen zijn echter nog stukken te vinden in
verschillende musea en het lijdt geen twijfel,
of ze zijn inderdaad van kosmischen oorsprong.
Lavoisiers vergissing was evenwel voor dien
tijd licht te verontschuldigen; de chemie en
de mineralogie waren nog bij lange niet zoover
gevorderd, dat zij, zooals nu het geval is, zulk
een meteoorsteen gemakkelijk van een aard-
sche steensoort konden onderscheiden. Blijft
echter het feit, dat de „verlichte" wetenschap
van die dagen van eenig hoogmoedig vooroor
deel in deze niet is vrij te pleiten.
Hier zien we weer, hoe de wetenschap is
groot geworden met Vallen en opstaan. Want
vier jaar na Stütz' uitspraak verscheen er van
de hand van den door zijn diepgaande onder
zoekingen op het gebied der geluidsleer be
roemden Duitschen natuurkundige Chladni een
geruchtmakend werk; „Over den oorsprong der
door Pallas gevonden en andere gelijksoortige
ijzermassa's en over enkele daarmede in ver
band staande natuurverschijnselen."
De aanleiding ertoe was weer een andere
ijzermeteoriet. In het jaar 1749 toch ont
dekte. een Kozak op den top van een
leisteenberg in Siberië, op 20 werst afstand
van den Jenisseï, een reusachtigen ijzer
meteoriet. De Tartaren, die in de nabijheid
woonden, beschouwden dien steen als van
uit den Hemel gevallen en hij was voor hen
daarom heilig. De beroemde ontdekkings
reiziger Pallas, die tijdens zijn groote Sibe-
riëreis in het jaar 1771 in deze streek kwam,
onderzocht de zaak nader en liet den steen
naar Krasnojarsk vervoeren. Het grootste
deel van het blok kwam naar St. Peters -
burg; kleinere stukken vonden hun weg
naar andere musea. De Pallas-steen bestaat
uit nikkelijzer, waarin honinggele kristal
korrels van het mineraal olivine, dat tenge
volge van zijn brosheid er gemakkelijk uit
valt, zoodat de steen er stekelig en cellig
Uitziet.
Chladni beweerde nu in zijn boek, dat
steenen als deze en de Agramsteen niet het
resultaat waren van een inwerking van den
bliksem, noch vulkanische vormingen waren
en dat zij evenmin eenige overeenkomst
hadden met de op aarde voorkomende
steensoorten, doch in verband gebracht
moesten worden met de de atmosfeer door
schietende vuurballen, wier bestaan meer
malen op overtuigende wijze was waarge
nomen. Hij betoogde, dat deze vuurballen
niets met electrische onweersverschijnselen
of met Noorderlicht hadden uit te staan,
doch kosmische lichamen waren, welke uit
de wereldruimte met groote snelheid in de
atmosfeer terechtkwamen, en door dezen
remmenden invloed In gloeiing geraakten.
Tegelijkertijd gaf hij tamelijk juist de
waarschijnlijke hoogte aan, waarop zij
zichtbaar werden en waarop zü verdwenen;
dat zij, wanneer ze in onzen dampkring bin
nendringen, een snelheid hebben, overeen
komend met die van de aarde zelf en dat
ae uit alle mogelijke richtingen komen, en
Biet voornamelijk uit het.Nooijdpo, araais
Sterren vallen uit den hemel
CArchief VK.P.Ï
sommigen toen beweerden. Hij beschouwt
meteoren als stukjes, waarin hemellichamen
zijn uiteengevallen en die onder den invloed
van de aantrekkingskracht der aarde ge
raakt zijn.
Hoewel Chladni hier baanbrekend werk ver
richt had, werden zijn beweringen door de ge
leerde wereld niet bepaald enthousiast ontvan
gen. Integendeel, men bekeek ze met wantrou
wen en J. A. De Luc bijvoorbeeld moet gezegd
hebben, dat, al zou hij zelf zulk een steen voor
zijn voeten zien neervallen, hij het nog niet
zou gelooven! Voorwaar een hopeloos geval.
Chladni's theorie onderging dus het gewone
lot, dat nieuwen, tegen de gangbare meening
ingaanden theorieën wacht. Miskenning en ver
guizing werd haar deel. Men kwam In scherp
Verzet en weigerde zelfs maar de mogelijkheid
van zijn standpunt onder de oogen te zien. En
men sprak zijn weigering uit. Men deed het
hard op, de een geestig, de ander bot, de een
meer, de ander minder elegant. Maar men deed
het. De toenmalige president oer Vereenlgde
Staten, Jefferson, verklaarde toen hij vernam
dat twee Amerikaansche professoren den val
van een meteoor, die toen juist (1807) in Con
necticut had plaats gehad, beschreven, dat het
hem gemakkelijker was te gelooven dat twee
Yankee-professoren logen, dan dat hij zich kon
voorstellen dat er steenen kwamen neervallen
uit den hemel. Waar er voor Chladni dus niet
veel kans bestond om medestanders om zich
heen te verzamelen, mocht hij van geluk spre
ken, daar de natuur zelve zich over het lot
van zijn theorie scheen te ontfermen. Zij kwam
hem ter hulp met enkele opzienbarende geval
len, waarin meteorieten in de eerstvolgende
jaren in Europa neerkwamen.
Reeds bij het verschijnen van Chladni's ge
schrift had de natuur als het ware een teeken
van haar instemming gegeven. Op 16 Juni 1794
toch kwamen in de buurt van Siena in Italië
een groot aantal meteoorsteenen neer. De re
geering gelastte een officieel onderzoek. Twaalf
ooggetuigen werden verhoord aangaande de
nadere omstandigheden, waaronder de gebeur
tenis had plaats gehad.' De verklaringen waren
zeer positief. Men had een van het Oosten
komenden vuurkogel gezien met *n staart, wel
ke roode stralen uitzond en een witte wolk aan
den hemel achterliet, die nog een paar uren
na den, val zichtbaar was, terwijl de zon on
derging.' Op een aantal plaatsen vertoonde de
meteoor zich als een eigenaardig gevormde
wolk, waar rook en vonken van uitgingen. Ver
schillende ontploffingen, gevolgd door donder
slagen, werden Behoord en vele steenen, som
mige van belangrijk gewicht, andere licht,
vielen neer.
Er wordt beweerd, dat deze steenen tegen
hooge prijzen verkocht werden, vooral aan En-
gelschen. In Siena vindt men nog slechts één
steen van 1 kg. zwaar, en in verschillende an
dere Europeesche musea nég kleine stukken.
In 1795 viel er een meteoriet in Engeland, in
Yorkshire, het jaar daarop een in Rusland en
een In Portugal, enz. Terwijl men daardoor in
Duitschland en in Engeland naar Chladni's
meening omtrent de kosmische natuur der me
teorieten begon over te hellen, zou in Frankrijk
eerst do meteorietval van 26 April 1803 te
l'Aigle In Normandië, een aanleiding daartoe
worden. Het geval trok zoo sterk de aandacht,
dat de bekende natuurkundige Biot de op
dracht kreeg het te onderzoeken Het rapport
dat hij, na een uitgebreid onderzoek, bij de
Fransche Academie inleverde, stelde zich on
voorwaardelijk op het kosmische standpunt,
ook al had de Academie tot dan toe haar oudfe
zienswijze niet prijsgegeven.
Hoewel zijn onbevooroordeeld onderzoek de
Academie, zooals later door Cuvier verklaard
werd, overtuigde, belette dit niet. dat hem van
andere zijden gemis aan wetenschappelijken
zin verweten werd. Intusschen was hij er in
geslaagd ook hier de baan voor een juist we
tenschappelijk inzicht vrij te maken.
In de anderhalve eeuw, die verstreken is
sinds Chladni's tijd, heeft de meteorieten-
kunde zich een plaats ingeruimd gezien
onder de wetenschappen en heeft zij zich,
uitgaande van het gezichtspunt dat hij
haar geopend had, zich kunnen ontplooien
en heeft zij belangrijke inzichten gewonnen.
Hierover uit te weiden zou echter te ver
voeren en gaat buiten het bestek van dit
artikel, dat slechts bedoelde een interessant
"moment uit de wordingsgeschiedenis dezèr
wetenschap te schilderen.
H. v. M.
Een boek dat het voornemen heeft onthul
lingen te brengen over de gebeurtenissen tijdens
de Russische revolutie en over het leven en
sterven in de Russische gevangenissen, ont
vangt men doorgaans met eenige terughoudend
heid, wetend dat dikwijls het hart spreekt in
de plaats van het verstand, of dat de auteur
bepaalde tendenzen najaagt die hem beletten
geheel en al objectief te zijn.
Bij de lezing echter van „Een mensch over
won" krijgt men den indruk dat de schrijfster,
die haar eigen belevenissen vertelt, de waar
heid zegt en niets dan de waarheid. 2ü legt
ons geen gruwelverhalen voor die den lezer
zoo gemakkelijk kunnen overhalen zij zoekt
nergens eenige sensatie te wekken door krasse
beschrijvingen van krasse toestanden, doch pro
beert zichzelf en haar omgeving met heldere
oogen te zien en is er op uit den lezer te ver
zekeren dat zij uit de verschrikkingen der ge
vangenissen tenslotte gaaf te voorschijn kon
komen, omdat zij dag aan dag haar best had
gedaan om een geloovig en hopend mensch te
blijven.
Toen de revolutie van 1917 uitgebroken was,
leefde de schrijfster met haar man beiden
uit de hoogere kringen afkomstig in Moskou.
Hoewel zij gelegenheid hadden te vluchten,
gaven zij er de voorkeur aan in het vaderland
te blijven. Tien jaar later werden zij plotseling
gearresteerd, van elkaar gescheiden en in de
gevangenis gezet. Negen maanden lang vertoef
de de schrijfster in een Moskousche gevange
nis, daarna werd zij naar elders overgebracht,
verbleef in een gevangenkamp en verrichtte
dwangarbeid en werd tenslotte vrijgelaten zon
der papieren, aoodat zij vogelvrij door het land
dwaalde. Buitenlandsche vrienden hebben haar
tenslotte over de grens kunnen brengen. Haar
gezelschap bestond al dien tijd uit ongelukkigen,
morfinisten, misdadigsters. Al deze lieden heeft
zij leeren kennen als menschen, die in den
grond voor betere gevoelens vatbaar waren,
hoe ontzettend hun gezelschap soms ook was.
Kracht en verlangen om te leven en hoop op
redding hebben de schrijfster gesterkt en
staande gehouden temidden van de vreeselijke
beproevingen. Deze wilskracht en deze hoop,
die uit iedere bladzijde van dit boek spreken,
maken den roman van Julia de Beausobre tot
verheffende lectuur. Waar men wanhoop en
verschrikking zou verwachten, ontmoet men
zelfs een zekere blijmoedigheid, die de edelste,
gevoelens in den mensch boven alle andere
laat gelden. De geest overwint het lichaam
en zijn lijden en houdt stand tegen alle ver
drukking in.
„Een mensch overwon", dat ook in de Duit
sche, Engelsche en Fransche vertalingen een
groot succes werd, is met verstand en gevoel
geschreven en zal niet nalaten ook indruk te
maken op Nederlandsche lezers.
Het werd zeer goed vertaald en uitgegeven
bij de uitgeverij Ploegsma te Zeist.
Dbg.
De onvolprezen scheppingen, waarmede de
moderne techniek ons, kinderen der twintigste
eeuw, gelukkeg heeft gemaakt, vertoonen over
het algemeen een leelijk gebrek: het zijn bijna
alle meer of minder erge lawaaimakers.
Wij mogen hier wel spreken van een erf-
gebrek; stoven onze grootouders niet al
reeds ontzet achteruit, wanneer het eerste
ijzeren stoom paard stampend en snuivend
onder denderend lawijt vuur spuwend voor
bij raasde? Hun schuwe eerbied werd voor
geen gering deel bepaald door de abnormale
hoeveelheid geluid die dit monster der
negentiende-eeuwsche techniek wist te pro-
duceeren.
Met het jongste kind van den vooruitgang,
het vliegtuig, is 't niet veel beter gesteld. Het
is ons allen maar al te goed bekend. Zij het
dat wij tevergeefs probeerden ons zonder
stemverheffing in de cabine van een vlie
gend verkeerstoestel verstaanbaar te maken,
zij het, dat wij instinctmatig het hoofd bo
gen, toen met oorverdoovend geraas een
vliegtuig laag over onze hoofden scheerde.
Deze hebbelijkheid mogen wij onvoorwaarde
lijk als een gebrek en als een bezwaar beschou
wen. Dit is niet alleen voor de burgerlijke lucht
vaart het geval, voor militaire vliegtuigen geldt
het even zeer, ja misschien nog in versterkte
mate. De tijden zijn voorbij, dat de aanvallende
krijgers door een vervaarlijk krijgsgehuil en be
geleidend geraas hun tegenstanders, nog vóór
het handgemeen reeds, den schrik op het lijf
trachten te jagen. En, hoe imponeerend het
machtig geluid vJh een vliegtuig ook moge
wezen, voor een oorlogsvlieger is deze geluids
productie een zeer ongewenscht begeleidend
verschijnsel. Door dit geluid toch verraadt hij,
op kilometers afstand reeds, zijn nadering en
erger nog, zijn positie aan een vijand, die hij
daarvan om begrijpelijke redenen liever niet
op de hoogte brengt.
De techniek heeft echter doorgaans niet de
fgynoonte zich. zonder meer bij. dc <m«a]maa&>
heden in haar scheppingen neer te leggen en het
is daarom begrijpelijk, dat alle vliegtuig- en
motorconstructeurs trachten dezen misstand te
verhelpen of hem tenminste zooveel mogelijk te
verkleinen.
Wij vinden over de pogingen, daartoe aan
gewend, een artikel in Kosmos van de vorige
maand, waaraan het volgende ontleend is.
Het lawaai in het vliegtuig kan verschillende
oorzaken hebben. Op de eerste plaats kunnen
wfj als zoodanig noemen den motor. Hierbij is 't
vooral de uitlaat, welke het meeste lawaai
maakt; dan het spel der kleppen en ook de
tandwielen in het drijfwerk. Daarbij komt nog
het geruisch bü het aanzuigen der buitenlucht
voor den carburator. Een andere geluidverwekker
is de luchtschroef. De pogingen tot demping van
het geluid gaan zeer ver terug en men heeft
ten deele reeds zeer succesvolle bestrijdings
maatregelen leeren nemen. Door de elastische
ophanging van den motor werden niet slechts
de lastige trillingen, maar ook geluiden ver
meden. Door inkapseling van de kleppen enz.,
worden ook deze geluiden tot een minimum
teruggebracht. Ook om de geluiden bij de aan
zuiging te verminderen worden speciale dem
pers ingebouwd en deze geven in verbinding
met een meer geschikten stroomtechnisch juis-
teren bouw der zuigleiding goede resultaten.
Door de beplating der luchtgekoelde motoren
kon de bestaande fluitwind in de cylinders en
koelribben uitgeschakeld worden.
Het lawaai van een uitlaat verminderen is
bijzonder moeilijk. Het vindt toch zijn oorzaak
in de werkwijze van den verbrandingsmotor,
waarbij hooggecomprimeerde gassen door een
klep in de vrije lucht gebracht worden en zich
daar explosiegewijze ontspannen.
Men heeft getracht door speciale uitlaat-
koppen die aan de trillingsgetallen in den
uitlaat aangepast zijn, dezen knal weg te
nemen, wat echter aan den anderen kant
den werkingsgraad van den motor verlaagde.
Daarom ziet men dikwijls doelbewust af van
deze uitlaatkoppen, opdat de uitstroomende
afgewerkte gassen geen weerstand zullen
ondervinden. De oplossingen, die hier tot
demping van het geluid beproefd werden,
zijn zeer veelzijdig. Zij trachten doen- lang
zame ontspanning dar uitlaatgassen een re-
sultaat te bereiken, andere wm aoo oaxmat-
Eenige weken geleden werden wij verrast dooi
de mededeeling, dat de Octrooiraad het 50.000ste
octrooi had verleend. Korten tijd daarvoor was
de 100.000ste aanvrage om octrooi ingediend. De
leek zal de waarde van deze cijfers niet onmid
dellijk hebben getoetst, doch de fabrikant, de
technicus, kortom ieder, die zich meer intens met
het industrieele leven bemoeit, zal door deze ge
tallen zijn getroffen.
Inderdaad, 50.000 octrooien vormen een aan
zienlijk getal voor een land als het onze. Temeer
echter komt de beteekenis ervan naar voren, in
dien men bedenkt, dat wij nog slechts nauwelijks
dertig jaar beschikken over een overheidsinstan
tie, die octrooien voor uitvindingen verleent. Kan
dus eenerzijds reeds het aantal verleende oc
trooiaanvragen een gebeurtenis worden genoemd,
de omstandigheden, waaronder zij werden ver
leend, accentueeren haar nog scherper. Immers
in de dertig jaren van zijn bestaan heeft de Ne
derlandsche Octrooiraad, door de nauwgezetheid
waarmee hij te werk pleegt te gaan, den naam
gekregen de lastigste ter wereld te zijn. Maar
zijn octrooien worden dan ook de beste genoemd.
Dat ons land in een dergelijk kort tijdsbestek
zulk een naam op dit, terrein heeft veroverd, is
een gevolg van de vaderlandsche deugden van
degelijkheid en grondigheid, welke door den Oc
trooiraad trouw worden beoefend. Dikwijls ge
beurt het, dat buitenlandsche ondernemingen
een Nederlandsch octrooi aanvragen voordat zij
zich tot de desbetreffende instantie in eigen land
wenden. Een beter compliment aan het adres
van onzen Octrooiraad is moeilijk denkbaar.
Nederland is inmiddels niet altijd zoo indus
trieel georiënteerd geweest als thans. Het werd
voor den opbouw van onze industrie dienstig ge
acht, dat men vrijelijk gebruik kon maken van
alle uitvindingen. Wel had ons land mede-on
derteekend het Unieverdrag van Parijs van 1873,
Waarin aan den uitvinder, die in een der aan
gesloten landen octrooi aanvraagt, een jaar de
tijd wordt gegeven, zulks ook in andere landen
te doen, met behoud van den oorspronkelijken
indieningsdatum. Een octrooiwet kende
men evenwel niet. In den tijd, dat de buiten
landsche industrie verder was gevorderd dan de
onze, werd daarvan door sommige vaderlandsche
ondernemingen gretig gebruik (misbruik) ge
maakt; in de negentiger jaren echter, toen lang
zamerhand het internationale peil was benaderd,
gingen er stemmen op. maatregelen te nemen
tegen den bestaanden toestand, waarbij eenieder
kon meeprofiteeren van nieuwe vindingen.
In 1910 kwam de desbetreffende wet tot stand
en twee jaar later kon de Octrooiraad zijn werk
beginnen.
Hoe naarstig men zich sedertdien ook in ons
land heeft bezig gehouden met uitvinden, blijkt
wel uit het feit, dat ruim dertig proeent van het
aantal verleende octrooien Nederlandsche uitvin
dingen betreffen. Ruim vijftienduizend uitvin
dingen zijn geoctrooieerd sedert 1912. Merkwaar
dig is daarbij, dat afgezien van de fabrieksuit-
vindingen betrekkelijk vele daarvan werden ge
daan door leeken op het terrein der uitvinding.
De ervaring heeft geleerd, dat verandering van
werkkring in dit opzicht het vruchtbaarst werkt.
De voorzitter van den Octrooiraad, mr. J. W.
Dijckmeester, vertelde ons ter illustratie van
deze bewering, dat een werktuigkundige, die ja
renlang was werkzaam geweest op een machine
fabriek, een reeks aardige uitvindingen deed,
van belang voor het zuivelbedrijf, toen hij toe
vallig in zulk een bedrijf werd geplaatst.
En zoo heeft een automobieltechnicus eenige
belangrijke verbeteringen gebracht in de dia.
mantslijperij. Hij paste zijn moderne technische
kennis toe op deze veelal van ouder op ouder
overgegane industrie, welke daardoor min of
meer achterlijk was.
Uit bovenstaande blijkt reeds, dat de oc
trooien niet altijd uitvindingen van wereld
schokkende beteekenis betreffen. Bij de vijf
tigduizend, welke tot nu toe zijn verleend,
komen slechts enkele voor, die op eenig ter
rein van de techniek een revolutie teweeg
brachten en slechts weinige, die van een
tot de massa sprekend belang zijn. Dat kan
ook moeilijk anders in onzen althans naar
onze meening technisch zoo volmaakten
tijd. De meeste betreffen verbeteringen, ver
fijningen of vervolmakingen van bestaande
apparaten of methodes; tezamen gevoegd
vormen zij dikwijls toch nog een grooten
vooruitgang. Men zij dus voorzichtig met de
qualificatie; onbeteekenend voor een in eer
ste instantie van ondergeschikt belang zijnde
uitvinding. Later kan blijken, dat de schijn
baar onbeduidende vondst den eersten stoot
gaf tot een belangrijk betere productie
methode.
Ongeveer negentig procent van de octrooi
aanvragen worden ingediend door naamlooze
vennootschappen. Ook voor fabrieksuitvindingen
vraagt men in bijna alle gevallen octrooi aan
De geheimhouding is dan ook zooveel moeilijker
dan in vroeger jaren, toen iedere fabriek, die
zichzelf respecteerde, producten vervaardigde
volgens een slechts aan haar bekende methode
Verschillende bereidingswijzen en productie
methoden zijn door deze geheimhouding verloren
gegaan. Het recept voor Delftsch blauw, om
maar een voorbeeld te noemen, kent men niet
meer. En zelfs de lintmolen van Willem Diercxz
van Sonneveldt, die in het begin van de 17e
eeuw een ware revolutie in den betreffenden tak
van nijverheid ten gevolge had, wist men zoo
geheim te houden, dat het pas ruim een halve
eeuw later een Zwitser gelukte, met de grootste
gevaren, zulk een toestel via Frankrijk naar
Bazel over te brengen.
Door de mogelijkheid van octrooiverleening
wordt de openbare bekendheid der uitvindingen
bevorderd. En de omstandigheid, dat door het
octrooi de uitvinding slechts achttien jaar blijft
beschermd, behoeft daarbij geen hinderpaal te
zijn. In verreweg de meeste gevallen bestaat eer.
octrooi niet eens zoo lang. Een kwart van het
aantal octrooien ven/alt reeds bij het tweede
jaar.
Daarmede is dan het bewijs geleverd, dat het
mislukte octrooien zijn, waaraan op het oogen-
blik geen behoefte bestaat, of dat zij uitvindin
gen betreffen, welke reeds door volgende zijn
verbeterd. De techniek schrijdt zoo snel voort,
dat een uitvinding, welke vandaag wordt gedaan,
morgen reeds door een ander kan worden over
troffen. Zoo kan het gebeuren, dat een pioniers
uitvinding, die aanvankelijk geen levensvatbaar
heid scheen te hebben, na een reeks van verbe
teringen plotseling opgeld doet. Meestal profi-
teeren dan de verbeteraars van het principe,
tenzij men een zeer ruime bescherming vraagt,
waarbij alle verbeteringen afhankelijk blijven
van de grondidee.
Het is intusschen een algemeene grief van dc
particuliere uitvinders, die toch altijd nog een
tiende deel van de nationale uitvindingen op hun
naam hebben, dat zij hun geestesproducten niet
aan den man kunnen brengen. Tot zelf exploi-
teeren zijn ze doorgaans niet in staat. En ver-
koopen aan de betreffende industrie is dikwijls
zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk. Eventueele
omschakeling van bestaande dure fabrieksinstal-
laties zou immers handen vol geld kosten. Zon
der profijt van zijn uitvinding te trekken, moei
de uitvinder, om haar beschermd te doen blijven.
iiLïi iWÊ +Ti iwSWtti
Zonder zichtbare motoren, maar daarom, nog niet geruischloos
CArchief VJCJ?.)
pen, dat de gehddsverwekkers door vele om
leidingen der gassen vernietigd worden of
dat het geluid weder in den motor wordt
teruggeworpen.
Ook de luchtschroef stelde den constructeurs
voor belangrijke moeilijkheden. Daarbij was de
ontwikkeling een merkwaardigen weg gegaan;
de eerste door Junkers gebouwde vliegtuigen
hadden motoren, die tengevolge van hun laag
toerental en door de volkomen inkapseling als
watergekoelde motoren zeer rustig liepen. Daar
na kwamen de luchtgekoelde hoogtoerige vlieg
tuigmotoren op de markt, bij welke men aan
de bovengenoemde voordeelen dar inkapseling
niet direct aandacht had geschonken. Ook was
het niet mogelijk voor deze motoren de juiste
luchtschroeven te leveren. De meeste vliegtuig
motoren werden aanvankelijk met de aërodyna
misch ongunstige Reed-propellors uitgerust, die
tengevolge van deze eigenschap zeer luidruchtig
zijn. Met het oog op het nuttig effect der lucht
schroeven ging men reeds zeer spoedig tot de
toepassing van schroefvertragingsmechanismen
over. Deze omstandigheid kwam ook aan de la
waaibestrijding ten goede. Het gelukte op deze
wijze de topsnelheid der luchtschroeven vol
doende ver beneden de geluidssnelheid, die in
de lucht ongeveer 330 meter in de seconde be
draagt, te brengen. Ook was het naderhand mo
gelijk drie- en vierbladige luchtschroeven te
vervaardigen, waarbij dezelfde voordeelen ge
noten worden. Daar kwam nog bij, dat men uit
de practijk langzamerhand leerde de lucht
schroeven daarheen te verplaatsen, waar ze
voor de cabines met betrekking tot het lawaai
slechts van geringere beteekenis werden.
Hier ter plaatse moge overigens vermeld wor
den, dat er, met betrekking tot het voortbren
gen van lawaai, van een verschil van eenige be
teekenis tusschen twee- en meerbladige lucht
schroeven niets gebleken is.
Opmerkenswaardig is echter het feit, dat
bij kruisvlucht het geluid van den uitlaat,
bij een vlucht met maximale snelheid daar
entegen het lawaai van de luchtschroef over
weegt. En hot te misschien tninrter bekend,
dat het lawaai door duikende Stuka's
ontwikkeld, op de luchtschroef en niet op
den motor is terug te voeren. Een volkomen
geruischloos vliegtuig zou dus slechts ver
vaardigd kunnen worden, wanneer men de
lawaaibronnen uitlaat en luchtschroef
volledig uitschakelde.
Maar de vooruitzichten in deze richting zijn
uiterst gering. Op het gebied van het verkeers
vliegtuig heeft het probleem van de lawaaibe
strijding en geluiddemping niet meer dezelfde
urgentie als 7 of 8 jaar geleden, aangezien men
door goede geluidsdemping reeds zeer veel be
reikt heeft. Wel echter is de lawaaibestrijding
in het algemeen bij den vliegtuigbouw van be
lang, wanneer men het militaire vliegtuig in
het oog houdt. Op dit terrein is men er niet
met de bestrijding van de geluidswerking in de
cabine. Wij hebben hierboven reeds gezien, dat
hier de bezwaren tegen lawaai van geheel an
deren aard zijn. Men moet hier daarom de be
strijding aan de bron, op de plaats van het ont
staan, ter hand nemen, om zoo het beluisteren
van aanvliegende machines voor den vijand
moeilijker te maken en aan den anderen kant
de zenuwen der bemanning voor een te groote
belasting te sparen.
Doch de arbeid zal, wat dit laatste aangaat,
onder andere gezichtspunten vooruitgebracht
worden. De bereikte resultaten zullen echter op
een of anderen dag ook aan het verkeersvlieg
tuig en daarmede aan ons allen, ten goede
komen.
Zoolang dit echter nog niet het geval is,
zullen wij dus met ronkende vliegtuigen ge
noegen moeten nemen. En zoolang de oor
log duurt, zal de burgerbevolking en deze
niet alleen zich gelukkig prijzen, dat een
militair vliegtuig nog niet in staat is -rijn
vijand als het ware te besluipen en geruisch
loos te naderen tot vlak boven het gebied,
waar het zijn dood en verderf brengend werk
moet gaan vemchtep.
Perpetuum mobile
(Archief V.KJP.)
achttien jaar lang een jaarcijns oetalen. En
aangezien hij doorgaans niet tot de kapitaal
krachtigen behoort, staakt hij de betaling na
twee of drie jaar. Dan is de uitvinding vrij en
kan zij door iedereen Worden toegepast
Ook gebeurt het wel eens, dat een fabrikant,
het octrooi koopt, maar van de uitvinding geen
gebruik maakt. Hij voorkomt daardoor, dat een
concurrent er zijn voordeel mee zal doen, terwijl
hem zelf een mogelijk kostbare wijziging van
zijn productie-apparaat blijft bespaard. Dat zijn
de zoogenaamde „brandkast"-uitvindmgen, over
welker belangrijkheid de dolste verrichten gaan.
Het is in dit verbana wel aardig erop te
wijzen, dat 't octrooi op den eeuwigen lucifer,
die weinige jaren geleden werd uitgevonden
en naar wij meenen zelfs korten tijd in
den handel is geweest opgekocht werd
door een Zweedschen Luciferstrust, die geen
enkel risico wilde loopen.
Uit bovenstaande zal wel duidelijk zijn
geworden, dat dc uitvinders door hun vin
dingen zelden of nooit rijk zijn geworden.
Als zij er al in slaagden hun octrooi te ver-
koopen, dan kregen zij slechts een klein be
drag, maar dikwijls slaagden zij daarin niet
eens. Mr. Dijckmeester deelde ons mede, dat
er een streven bestaat om die menschen te
helpen, b.v. door het in het leven roepen van
een organisatie, w'elke de beteekenis van hun
uitvindingen onderzoekt.
Men kan het lot, dat den kleinen particulieren
uitvinder zoo goed als altijd is beschoren, ver
drietig noemen, daartegenover staat echter, dat
het gebruik van ieder octrooi riskant is. Niet al
leen, omdat men maar moet afwachten in hoe
verre het nieuwe ook verbetering beteekent en
of de tijd reeds rijp is voor die verbetering, maar
ook omdat de voortdurende vervolmakingen de
uitvinding zo spoedig reeds kunnen achterhalen
en haar belang teniet doen.
Aan het beschermen van uitvindingen zijn veel
kosten verbonden. Want om eenig practisch nut
van de bescherming te hebben, dient men in
vrijwel alle cultuurlanden octrooi aan te vragen.
Het Nederlandsche octrooi geeft slechts bescher
ming in ons land en in de beide Indiën. Maar
ondanks dat de Octrooiraad dus een in verhou
ding klein industriegebied bestrijkt, worden bij
hem vele buitenlandsche aanvragen 70 pCl.
van het totaal der aanvragen ingediend. En
daaruit blijkt wel het belang van Nederland en
zijn overzeesche gebieden. En tevens, zooais
reeds eerder opgemerkt, de faam van den Ne-
derlandschen Octrooiraad.
In het gebouw van den Octrooiraad aan net
Willem Witsenplein te Den Haag gaat men bij
het onderzoek van een»aanvrage te werk aan de
hand van een zeer uitgebreide vakliteratuur. Het
materiaal, waarin men zoekt, bestaat uit de oc
trooischriften van de belangrijkste industrie
landen. En ieder jaar komen daar tweehonderd
duizend exemplaren bij. Daarnaast heeft men
dan nog een bibliotheek met duizenden boeken
op allerlei gebied en een twintigduizend tijd
schriften, welke op kaarten worden geboekt.
Het materiaal is ingedeeld in klassen, onder
klassen en groepen. Maar toch neemt het on
derzoek van een aanvrage nog geruimen tijd in
beslag. Het duurt in den regel een half jaar
voor de literatuur bijeen is. Indien dan geen
bezwaren worden ingebracht, kan gemiddeld
twee jaar na de indiening van -ie aanvrage oc
trooi worden verleend. Ongeveer tachtig in
genieurs zijn voortdurend met dezen onderzoe-
kingsarbeid bezig.
Een enkele maal toont ook het Rijk interesse
voor de uitvindingen. Wij bedoelen hier niet zoo
zeer de uitvindingen, welke voor defensie van
belang zijn, als wel die, Welke 's lands welvaart
ten goede kunnen komen. Zoo heeft het Rijk in
dertijd opgekocht en aan de betrokkenen be
schikbaar gesteld de uitvinding van een Deeu
betreffende conserveering van visch en die van
een Fin, waarbij een nieuwe methode voor het
inkuilen van groenvoer mogelijk bleek.
In vorige eeuwen heeft de overheid zich wel
eens met minder nuttige en zelfs wel met uto
pistische uitvindingen bezig gehouden. Aan het
juist-verschenen technisch-historische boek van
ing. G. Doorman, onder-voorzitter van den Oc
trooiraad „Octrooien voor uitvindingen in de
Nederlanden uit de 16e18e eeuw"; Martinus
Nijhoff, Den Haag ontleenen wij, dat uitvin
dingen van een „levent radt" of „altoos roeren
de" door de overheid in sommige gevallen an
sérieux werden genomen. In 1623 was zelfs zulk
een machine opgesteld naast het huis van onzen
ambassadeur v. Dijk te 's-Gravenhage, en voor
dat op deze octrooi werd verleend, vertoonde
men haar aan zes gedeputeerden der Staten-Ge
neraal en daarna nog aan Prins Maurits.
Dat onze voorouders zich zoo druk met het
perpetum mobile hebben bezig gehouden, is, ge
zien de omstandigheid, dat men eerst tegen het
einde van de zeventiende eeuw aan de bestaan
baarheid van een mechanisch perpetuum mobile
begon te twijfelen, lang niet zoo dwaas als het
feit, dat er nu nog steeds menschen worden ge
vonden, die aanvragen indienen voor octrooi op
een „eeuwig uit eigen kracht bewegend" instru
ment.
Maar ook op practisch gebied hebben onze
voorouders tal van uitvindingen gedaan. Het
boek van den heer Doorman telt 574 uitvin
dingsoctrooien van de Staten-Generaal en 283
van de Staten van Holland. Daar zijn tal va»
typisch Hollandsche bij, vooral op het gebied
van watermolens, van-de scheepvaart, van bog-
gertoestellen, van vuurwapenen en van stookin
richtingen. De laatste meest ter besparing van
brandstof bij brouwers, ververs, zeepzieders,
nettentaners enz.
Zij hebben ode zonderlinge zaken uitgevonden,
zooals een houten bedstoof, een wiegschonamel-
mechanisme, een vlammenspuit voor de oorlog
voering en een ijshut.
Zoo actief als hun nazaten, waarvan er onge
veer vier iederen dag aankloppen bij het gebouW
van den Octrooiraad. waren zü echter niet.