Behouden en verloren kust Uit andere bladen Prins-regent Paul van Joego-Slavië imftcuU den Nieuw natuurmonument in Gaasterland Maar bij Blankenham en Kuinre wijkt het water Bravo Perrico GELD VAN EEN WEDUWE VERDUISTERD Vischaanvoer Scheveningen WOENSDAG 19 MAART 1941 u fis t S|i--|B§ - ^4 jifi Synthese van belangen De bezettende macht en de N.S.B. Jongetje door autobus overreden en gedood Meisje terecht Apothekers-assistent mmm mm?. mm Spoorwegbeambte uit Purmerend voor het Hof Met den onlangs tot stana gekomen aankoop van bet Rijster Bosch en het Mirnser Klif door een stichting onder directie van het bestuur van „It Fryske Gea". aangevuld met twee leden van het college van Gedeputeerde Staten van Friesland is de zoo merkwaardige kust van Gaasterland voor het levende en het nageslacht veilig gesteld Zij vormt thans drie natuurmonumenten, van Oost naar West; het Oude Mirdummer Klif, dat reeds vroeger werd aangekocht het Rijs ter Bosch en het Mirnser Klif. Voor de natuurliefhebber; beteekenen zij, zoowel in geologisch als botanisch opzicht, een rijk exploratieterrein, terwijl voor den, overi gens ter plaatse schaarschen toerist nog volop geldt wat 150 jaar geleden van de streek werd verklaard: een der vermake- lijkste en uitgebreidste lustplaatsen van Friesland De Friesche Zuidkust is mooi en romantisch. Men kan haar het best verkennen op een zomeravond vanuit Stavoren, een wandeling van drie vier uur gerekend tot het Rijster Bosch. Het Friesche havenstadje zelf biedt weinig meer wat den toerist kan boeien. Van de oude, in zee verzonken koningsveste is niets meer over; zelfs de betrekkelijke luister, v/elke Stavoren nog in de zeventiende eeuw heeft vertoond, is ten eenenmale vergaan. En al valt er voor de liefhebbers stellig nog veel te genieten op stormige dagen als de wach tende schippers samenschuilen in de gelag kamer van Hotel Schram, de sluis en de haven vol binnenschepen, op andere tijden is men er toch wel gauw uitgekeken. Aan Stavorens verleden doemen de her inneringen pas op, wanneer men, buiten het stadje den zeedijk volgend, het Roode Klif voor zich ziet. Want deze plek leeft geheimzinnig in oude sagen en legenden als de zetel van Stavo, beschermgod van het heidensch Stavoren, als de schuilplaats van den woesten Rodger, wiens vrouw zich van hem ontdeed door haar bed hoog van het Klif in zijn schip te wer pen, zoodat dit lek sloeg en verging. Ook in „De Roos van Dekema" speelt het Roode Klif zijn rol. In dien tijd was het Klif nog werkelijk rood, wanneer de ruige, naar zee gewende leemwand In de avond zon blonk, Het rees ook steil uit het water omhoog en oeverzwaluwen hadden er hun holen. In het begin dezer eeuw heeft Waterstaat zich echter met de zaak bemoeid en dat beteekende het snelle einde van alle romantiek. Er kwam een netjes gloc4endie basalt-helling naar zee, met keurig gelid van golfbrekers. Zoo is het Roode Klif wel eenlgszins een teleur stelling, al wordt dat ruimschoots vergoed door het uitzicht, dat men heeft over de zee ter eene zijde en aan den anderen kaht ovèr het wijde Friesche land, de gloed van de laagstaande zon op de roode pannendaken der verspreide hoeven. Schiet het Roode Klif voor de verbeelding te kort, het havenbuurtje Laaxum aan zijn voet is een en al romantiek. Een wonderlijk geval, die houten haverbak, echt vluohtnest in een overigens zoo ontoegan kelijke kust, waar een aantal stokoude Stavo- rensche jollen ligt te dommelen, kop naast kop aan den wal. Al het gerei van den visschers- man staat er bijeen: de kleine taanketels, hal verwege in den grond gegraven, drogende net ten aan de roopstokken en een groote weeg schaal voor de visch, die dadelijk uit zee ver handeld wordt. Verder gaat de weg, steeds den dijk volgend. De ondiepe zee en de droogliggen- de platen, zooals de Mokkenbank, vormen hier een der groote vogelbroedplaatsen van ons land; het gerucht van stemmen en vlerken breekt ononderbroken de stilte. De oude Zuiderzee is er op zomeravonden wel zóó mooi, dat men het uitzien niet moe wordt. De zonsondergang en heel het kleu renspel, in de lucht en op het wijde water, is een der beste ervaringen, die men zich heugen blijft om de schier onwezenlijke sfeer van het stille, late uur, waarin alles ruikt naar de eerste dingen Tegen het vallen van den schemer nadert men het Mirnser Klif en het onvolprezen Rijs ter Bosch, waar in het seizoen al van ver de stemmen van reigers en aalscholvers, die er in groote kolonies tezamen wonen, iets van de geheimzinnige sfeer wekken, welke het oerwoud ademt op een Afrika-film. Het Rijster Bosch, dicht aan zee, is een verrassing voor den be zoeker, die er de eerste maal zwerft door de lanen en langs de paden in de volkomen rust, welke er doorgaans heerscht Om ten slotte uit het wonderlijke zeelaantje ineens weer voor het wijde water te staan, aan een kust, welks ka rakter in het Nederland met zijn vlakke stran den en nuchtere dijken zeldzaam is. Het Rijster Bosch ligt tusschen Mirnser en Oude Mirdummer Klif. Het eerste, dat nu ook in zijn huidigen vorm behouden blijft, is een vriendelijk glooiende heuvel met korenvelden, door eikenhout omzoomd en een roodgedaakte woning boven op den top. Daarentegen vertoont het andere klif nog geheel den oervorm, een hoogen. ruigen keileemwand. brokkelig, met rolsteenen en fossielen uit den ijstijd. Een strandje scheidt het klif van de paaischoeiing, die vooruit geschoven naar zee. den golfslag moest breken en op deze smalle strook grond groeit de vermaarde blauwe zeedistel. Zooals ook van de overige keileemheuveis langs de oude Zuiderzeekust het Roode Klif. de Ur- ker berg en tot voor kort ae Voorst heeft men vanaf het Oude Mirdummer Klif een heer lijk uitzicht over het water met zijn wisselende stemmingen. En achter de kliffenkust lokt Gaasterland met zijn eeuwenoude bosschen, zijn schaduw rijke lanen of singels, zijn akkers en grienden. Kippenburg is er nog de oude uitspanning als in de dagen van Van Lennep, Terwijl aldus de Gaasteriandscne kust, ofschoon niet meer bespoeld door zilte gol ven en door springvloeden besprongen, toch behouden blijft en haar karakter goeddeels zal bewaren, wijkt thans hiet water bij Kuinre en Blankenham van een verloren kust. De oude zeewering van den Overüssel- schen wal neeft ten Noorden van Blokzijl uitgediend. Geen boezemmeer of randka- naal zal het oude van het nieuwe land scheiden. De zee, die er eenmaal alles van haar adem doortrok en met paalwerk bui tendijks bij al te groote heftigheid moest worden afgeweerd, heeft de terugtocht aanvaard. Verder en verder valt de Noord- Oostpolder droog: de oude hoogwaterkanon nen te Blankenham, d's, als de stormvloed dreigend rees, werden afgeschoten ter waarschuwing van de bevolking in het lage achterland, zullen nimmermeer hun stem verheffen Het kustbeeld van Kuinre en Blankenham was niet romantisch als dat van Gaasterland. Maar toch had er de Oostwal iets heel eigens in dezen stillen en altoos wat geheimzinnigen uithoek der oude Zuiderzee. Blankenham ligt daar zoo móói aan zijn blinkend wiel of bin- nendijksch meertje en het oude Kuinre, of schoon zijn geestig profiel sinds een aantal ja ren door een hoogen watertoren is geschonden, doet met zijn torentjes en dakenrood, gevat In een krans van hoornen, wel sympathiek aan. Maar het sterkst herinneren wij on$ de zomer- sche bloesemweelde der oude zeewering en het zilt doorwaaide wijde buitenland van Kuinre, uat wel nergens in Nederland wordt geëven aard in zijn ruimte en rust, zoo grootsch en zoo volkomen. En waarachter de zon kon wegzinken in zee met een wdde pracht, die, beleefd in de stilte van het buitenland, verrukte en be klemde tegelijk. Ook voor Kuinre wijkt langzaam het wa ter terug. Met spanning zien de Kuunder- schen nu uit naar het droogvallen van de resten van het oude Kuinre, de overblijf selen van een schans, kerkruïne en begraaf plaats. Die schans was aanvankelijk een kasteel, een langwerpig, rechthoekig gebouw, beschermd door hoektorens, dat reeds in de 12e eeuw wordt vermeld. Kort na 1531 is het „Huis van de Cuinre" verlaten en af gebroken, doch tijdens den tachtigjarigen oorlog heeft men de plek, waar het slot had gestaan, opnieuw versterkt. Kuinre koos de Staatsche zijde en Grovestlns wierp er een schans op. Binnen de schans ver rees later een kerkgebouw, dat in 1672 door de Munsterschen werd verwoest. Tot om streeks 1721 bezigde men het terrein als begraafplaats. Kuinre heeft in den loop der eeuwen ge ducht van het water te lijden gehad. Reeds in i:?: Ondiepe zee voor het Mirnser Klif aan de Toehouden kust van Gaasterland (Eigen foto) 1560 onderscheidde men de Nije Stadt en het Oude Cuynre, dat door de zee verzwolgen werd. Sedert won de vloed voortdurend terrein en nog de storm van 1825 drong de kust ter plaatse een eindweegs achteruit. Nog een enkele maal werden de overblijfselen van schans, kerkruïne en begraafplaats bij lagen waterstand in zee gezien; zal thans de verloren kust haar ge heimen prijs geven Waar vroeger de zee bij Westerstorm soms dreigend hoog tegen de wering sloeg, staat thans de peilschaal droog aan de verloren kust bij Blankenham (Foto Pax-Holland) In „Nederlandsch Dagblad" treffen wij onder dezen titel een beschouwing aan, waarin ons vooral de volgende passage lezenswaardig voor komt: „Om metterdaad een neutraliteitspolitiek door te kunnen voeren, waarbij tevens onze imperiale en economische belangen waren veiliggesteld, hadden wij tegelijkertijd zoo wel over de vloot als over het leger van de sterkte eener groote mogendheid moeten kunnen beschikken. Dit nu was niet moge lijk, nog afgezien van den onwil van onze democratische bewindvoerders om de daar voor benoodigde gelden voor te stellen of goed te keuren. Er moest derhalvegekozen worden tusschen een groote-vlootpolitiek (samenwerking met Duitschland) en een groot-legerpolitiek (samenwerking met En geland). Deze keuze zou alleen kunnen uit vallen ten gunste van de groote-vlootpolitiek, omdat Nederland wèl de personeelsbasis voor een groote vloot bezit (groote zeeva rende bevolking), maar niet die voor een groot leger. Dit zou derhalve neergekomen zijn op een samenwerking met Duitschland, die ook nog op een ander gebied uit de natuur voortvloeide, n.l. uit de omstandig heid dat niet Engeland, maar Duitschland ons groote achterland vormt (we herinne ren eraan, dat prof. Treub indertijd heeft berekend dat onze welvaart voor een derde gedeelte is gebaseerd op den doorvoerhan del naar Duitschland). Indien onze regee ringen van het verleden een breeden blik hadden gehad op het wereldgebeuren en Nederlands plaats daarin, dan had het be zit van een sterke zeemacht, hoe paradoxaal het ook moge klinken, ons voor het drama van den tienden Mei behoed. Daarmede zou den de machtsverhoudingen in West-Euro pa radicaal zijn gewijzigd en een sterke Nederlandsche zeemacht en een sterke Duitsche zeemacht hadden in samenwer king met elkander Engelands contröle op de verbinding tusschen het continent en den ocedan, de grondoorzaak van de tegen stelling, kunnen opheffen, of zooals Keizer Wilhelm II het eens schilderachtig uitdruk te: „Darum ist es im Interesse des Welt- friedens sowohl auch der Niederlandisch- friesischen Rasse auf dem Kontinent, dass eine machtige Flotte auf dem Meere sei: Schwlmmt sie erst, dann wtrd, wie in alter Zeit Oraniens und Brandenburgs Banner auf allen Wassern wehenNederland zou dan zijn natuurlijke functie hebben kun nen vervullen van maritiem-exponent der Europeesch-continentale volkeren. De blik naar de zee beteekent voor Nederland niet de toenadering tot Engeland, maar juist de toenadering tot Duitschland en daarin kan de synthese worden gevonden van de Duit sche en de Nederlandsche belangen, de syn these, die dei grondslag kan vormen voor een nauwe samenwerking." De „Limburger Koerier" wijdt speciaal aan dacht aan dat gedeelte van de jongste rede van den Rijkscommissaris, waarin de verhou ding tusschen de bezettende macht en de N-S.B ter sprake kwam: „Dr. Seyss ïnquart is in één opzicht ook verder gegaan dan vroeger door als zijn oordeel uit te spreken, dat alleen de natio- naal-socialisten, in de N.S.B. vereenigd, hebben bewezen en dagelijks bewijzen, „dat zij den weg van de lotsgemeenschap met het Duitsche volk willen gaan." Alle an deren zoo voegde hij er met beslist heid aan toe zijn tot dusver niet geslaagd in de levering van dit bewijs, velen hebben daartoe zelfs nog geen poging gedaan. Hier mee is dus niet geheel uitgesloten, dat an deren in de toekomst dit bewijs nog zouden kunnen leveren, doch Dr. Seyss ïnquart heeft uiting gegeven aan zijn geloof, dat de N.S.B. erin zal slagen de dragende poli tieke beweging van het Nederlandsche volk te worden. Zoo staat het er op het oogenblik voor met de politieke wilsvorming in ons land, gezien van het standpunt van den hoogsten gezagsdrager in het bezette Nederland. Er valt om dit alles nog veel commentaar te weven en men kan er ook verzuchtingen en verwachtingen van verschillende soort bij uitspreken. Hiermede stoot men echter de feitelijke verhoudingen niet omver. Wie voor ons volk wil arbeiden op eenigerlei terrein van de politiek in al haar verschijningsvormen, heeft daarmede rekening te houden." Dinsdagavond omstreeks half 6 was te Kwints- heul het 4-jarige jongetje J. V. op het trottoir voor het ouderlijke huis aan het knikkeren. Juist toen een der autobussen van de W.S.M. passeerde, liep het ventje een knikker na tot op den rijweg. Het ventje geraakte onder het achterwiel en was vrijwel op slag dood. De minderjarige Simona Koenen, die sedert eenige dagen te Eindhoven werd vermist, is weder in de ouderlijke woning teruggekeerd, AMSTERDAM. Geslaagd de dames M. Sta tema, Bolswaard en A. M. A. Penders, Wage- Op 9 October 1934 werden te Marseille koning Alexander Karageorgewitsj en de Fransche minister van Buitenlandsche Zaken Barthou door een Kroaitisch fana ticus vermoord. „Bescherm Joego-Slavië" zouden de laatste woorden van den ster venden vorst geweest zijn. Volgens Alexan der's testament moest prins Paul Karage- orgewitsj in een uit drie leden bestaanden regentschapsnaad worden opgenomen, wel ke tot aan de troonsbestijging van Peter n, die toen 11 jaar oud was, de regeerings- zaken van het koninkrijk Joego-Savië zou leiden. De neef van den vermoorden koning aan aardde geen gemakkelijke erfenis, aldus schrijft Ki l Koning i-euer 11 (Foto Archief V.KJP.) Das Reich. Na den wereldoorlog was uit het koninkrijk Servië het veel grootere koninkrijk der Serven, Kroaiten en Slovenen tot stand ge komen. Het parlementaire statuut van de Vi- dovdan-grondwet was echter niet opgewassen tegen de steeds groeiende binnenlandsche tegenstellingen, die zich tot een crisis toe spitsten tusschen Serven en Kroaten. 6 Januari 1929 had Alexander daarom de Vidovdan- grondwet door een autoritairen koers vervan gen en het koninkrijk der Serven, Kroaten en Slovenen veranderd in het koninkrijk Joego- Slavië. Thans was hij midden in zijn werk ge storven. De loopbaan van Prins Paul, die 27 April 1893 te Petersburg als zoon van den prins en Rus- sischen generaal Arsen Karageorgewitsj ge boren werd, was oorspronkelijk niet op de politiek gericht. Met zÜn oom Peter Karageor- gewttsj, die 2 Juni 1903 als Peter I den Ser- vischen kroon besteeg, keerde hij naar Belgrado terug. Voor en na den wereldoorlog, dien hij als jong officier meemaakte, had hij in Oxford geschiedenis en filosofie gestudeerd en daar den graad van Master of Arts verworven. Na voltooiing zijner studies wijdde hij zich in zijn land vooral aan de bevordering der kunsten. Heit prins Paul-museum in Belgrado, waarin thans de verzamelingen van den prins bijeen zijn gebraclït, getuigt van de rijke zakenkennis van den regent. De wreede dood van Alexander stelde hem in een zeer ernstig uur aan het hoofd van den staat. De verwisseling aan de allerhoogste plaats brachit nieuwe moeilijkheden met zich. De oude partijen en machtsgroepeeringen trachtten hun invloed terug te winnen en de belang rijkste kwestie van de Joego-Slavische binnen landsche politiek, de overeenstemming met de Kroaten, die door Dr. Matsjek geleid werden, kon eerst n- jarenlange onderhandelingen, nadat der Kroaten territoriale autonomie ver leend en Matsjek tot plaatsvervangend minis ter-president benoemd was, tot een oplossing worden gebracht; de Regent bewees hier bij de onderhandelingen, dat hij een goed uitvoer der was van Alexander's testament. Talrijke reizen brachten prins Paul, die door zjjn gemalin Prinses Olga van Griekenland ook met het Engelsche koningshuis gelieerd is, in bijna alle hoofdsteden van Europa. Nog tij dens het leven van Alexander was in Februari 1934 de Balkanbond tusschen Joego-Slavië, Prins-regent Paul van Joego-Slavië (Foto Archief V.K.P.) Roemenië, Griekenland en Turkije gegrondvest om een nauwere samenwerking tusschen de Balkanstaten mogelijk te maken; toch bleef Bulgarije buiten den bond. In den zomer van 1940 werden na een 22-jarige onderbreking ook de betrekkingen tot Rusland weer opgenomen Steeds duidelijker echter werd intusschen voor al door den Anschlusz van Oostenrijk de nood zakelijkheid van een vriendschappelijke na buurschap met het Duitsche Rijk. Wat Alexan der kort voor zijn dood reeds had zien aanko men: de zich toen reeds baan brekende veran deringen in Europa beleefde de Prins-regent Zij stelden hem voor de taak de welbegrepen belangen van Joego-Slavië in overeenstemming te brengen met de nieuwe machtsverhoudin gen. Voor Stockholm was de komst van het Hon- gaarsche circus Kowa-lky een ware sensatie De inwoners van deze stad geraakten anders niet zóó gauw in geestdrift. Maar, wat Kowalky bood, overtrof zelfs de stoutste verwachtingen van het tegenwoordig zoo veeleischend publiek Het hoo- geschoolrijden, de doodensprong van twee ar- tisten uit de nok van het circus, het roof dierennummer, waarbij een danseres te midden van leeuwen, panters en tijgers danste, en nog meer sensatie-nummers, droegen er niet weinig toe bij, de aandacht van het publiek voortdu rend gespannen te houden. En toch, ondanks het succes, was er dagelijks oneenigheid bij de directie wegens de volgorde der nummers. Geen der artisten wilde optreden na den wereldberoemden clown Perrico. Het publiek, zoo beweerden ze, was dan al moe van het lachen en zelfs de beste prestatie viel dan tegen. Perrico was dan ook degene, die de uitgaande f wereld naar het circus lokte. Men- 5 schen, die anders voor zoo iets wei- nig of niets voel den, bleven uren in de rij staan voor entrée-bil- jetten. Heel Stockholm wilde den clown Per rico zien enhooren en andermaal hooren en zien. Het was al een gebeurtenis op zich zelf om Perrico te hooren lachen. Dat lachen had niets onaangenaams of onnatuurlijks. Neen, z'n lachen was klankvol, onschuldig, heel normaal en werk te aanstekelijk. Hij lachte namelijk na elke oorvijg, die hij in ontvangst had te nemen. En hü kreeg oorvijgen bij tientallen. Na eiken klap, dien hij incasseerde, riep hij, aléof het een ver dienste was: „Bravo Perrico!", om direct daar op over zich zelf te lachen. Dit „Bravo Perrico!" werd in Stockholm i'n soort uitroep. Als ze dit hoorden, applaudis seerden en schreeuwden, de ruim 2000 geest driftige bezoekers zóó geweldig in 't circus, dat het op z'n grondvesten beefde. Dat was Perrico, die z'n auditorium zóó wist mee te sleepen. Echter, wat wist het publiek van z'n privé- leven? Wie had eenig vermoeden van de groote en kleine wederwaardigheden, die de komiek maar rustig moest zien weg te lachen? De waarheid is, dat Perrico door ongeluk op onge luk getroffen was. Kort nadat hij z'n succesvolle loopbaan begonnen was, werd z'n goede vrouw ziek. Eerst had zie met hem alle teleurstellingen en armoede dapper gedragen. En nu eindelijk roem en geld aan hun deur klopten, werd de flinke vrc-uw ziek. Tijdens een gala-voorstelling deelde een jaloer- sche collega den juist in de manege springenden clown het bericht mede, dat z'n vrouw gestor ven was. En Perrico moest lachen, lachen, en steeds weer de toejuichingen van het geest driftige publiek lachend in ontvangst nemen. Niet lang daarna liep z'n 19-jarige zoon, z'n eenig kind, van hem weg, omdat hij zijn toestem ming- voor diens verloving met een danseresje van het circus voorloopig had geweigerd, daar hij vond dat de jongen n-o-g te jong was. Nadat hij het verdriet daarover een weinig was te boven gekomen, stierf z'n moeder. En Perrico moest dienzelfden dag in de zanderige arena oorvijgen in ontvangst nemen, die hij met lachen moest honoreeren. En wat voor oor vijgen! Die hem door den stalmeester en het overige circuspersoneel werden toegediend, wa ren nog draageMjk. Als er echter eenige menschen uit het publiek en voor menigeen was dit een groote aardigheid op hem werden los gelaten en deze hem klinkende slagen en klappen gaven, dan was het, hoe harder, hoe beter en mooier, terwijl niemand eenig gevoel over had voor het slachtoffer, dat maar dapper lachte. Een opgeschoten jongen sloeg zelfs zóó hard, dat Perico twee tanden verloor en hevig bloedde. Het publiek applaudisseerde geestdriftig, geloofde aan een truc en zag het bloed voor schmink aan. Perrico echter moest hartelijk en natuur lijk lachen; daarvoor ontving hij zijn gage, die dan ook aanzienlijk was. De beroemde clown leefde ondanks dit alles, zeer eenvoudig en spaarde voor z'n ouden dag. Hij wilde niet, zooals velen van z'n collega's, op hoogen leeftijd verplicht zijn om te gaan be delen. Nadat hij zich zoodoende binnen een jaar of zeven een aanzienlijk vermogen had gespaard, ontving hij juist voor z'n optreden de mede- deeling, dat de bank, waar hij zijn geld belegd had, bankroet had geslagen. Al z'n geld was naar de maan. En Perrico moest, ondanks het bericht, in de arena lachen. Hü moest boksen met een Kangoeroe en maar steeds het onzin nige: „Bravo Perrico!" roepen. Op zekeren dag kwam er iemand, die hem vóór z'n optreden dringend verlangde te spreken. Een hem onbekende heer stond in de garderobe. Wat komt die me weer voor een jobstüding brengen?" dacht de reeds zoo zwaar beproefde clown, terwijl hij z'n bezoeker zuchtend vroeg, wat hij wenschte. „Ik kom van de loterij", luidde het antwoord. „U bent toch mijnheer Varesi en hebt bü ons het lot no. 29483 gekocht, niet waar?" „Eén oogenblik.... en Perrico, die ln de bur gerlijke samenleving Varesi heette, haalde z'n portefeuille voor den dag en keek,Ja, ik ben in 't bezit van dit lotmaar wat zou dat?" ,Dan bied ik u mijn hartelijke gelukwenschen aan, mijnheer Varesi.... Vanaf va'ndaag bent u een rijk, zeer rijk man. hebt den grooten prijs gewonnen. „Perrico! Perrico! Optreden!" werd er ge roepen. Perrico' rende het circus binnen. En, zooals een ongeluk zelden alleen komt, zoo is ook het omgekeerde vaak het geval. Nauwelijks toch had hü vernomen dat hij nu rijk en onafhankelijk was, of daar, op een der eerste rijen, zat z'n zoon, die berouwvol naar z'n vader was teruggekeerd. Eenige oogenblikken later kletterden de oor vijgen. Perrico lachte maar gekunsteld en ge drongen! Weer gaf hij z'n-^ezicht prijs aan de handen van mênschen uit rost publiek. Maar hü lachte niet, keek zelfs treurig en 't publiek was zeer teleurgesteld. Vroeger dan anders eindigde het nummer. De administrateur van 't circus kwam op den clown toegeloopen. „Mijnheer Varesi, u moet direct bü den di recteur komen!" Een minuut later stond de beroemde clown voor z'n chef. „Maar kerelwat is er aan de hand?" riep deze. Waarom heb je niet gespeeld en jezelf en rr.ü geblameerd? Denk eens aan de groote schade, en de kranten, wat zullen die zeggen? Vertel op, wat is er gebeurd?" „Heel veel", antwoordde Perrico. „Ik ben ge heel onverwacht in de gelegenheid gesteld, om. eindelijk eens datgene te doen, waarnaar ik al zoo lang verlangd heb. Nu kan ik het mq ver oorloven." „En wat is dat?" „Mezelf te kunnen zün en treurig te küken." (Nadruk verboden) Voor het gerechtshof te Amsterdam stond een 51-jarige spoorwegbeambte uit Purme rend terecht. De man was beschuldigd van verduistering van ongeveer f 1750.Hij had dit geld van een spaarbankboekje ge haald, dat toebehoorde aan een inmiddels overleden weduwe. De beambte behartigde zoo nu en dan zaak jes voor de oude vrouw en zoo was hü in het bezit gekomen van een spaarbankboekje van de boerenleenbank te Monnikendam. Hij had het geheele saldo opgevraagd en daarbij een machtiging getoond, welke door de weduwe on derteekend was. Later was men echter tot de conclusie gekomen, da.t er aan de handteeke- ning op deze machtiging geknoeid was en toen de weduwe ontkende ooit opdracht te hebben gegeven tot het opvragen van het saldo, werd een vervolging tegen den spoorwegbeambte in gesteld. De Haarlemsche rechtbank veroordeelde den man tot een jaar gevangenisstraf. Thans stond hij voor het hof, omdat hü in hooger beroep was gegaan van het vonnis De beambte verklaarde volkomen onschuldig te zün. Hij had, zoo zeide hü, inderdaad het saldo van het spaarbankboekje opgevraagd, maar in opdracht van de vrouw. Dat geld had hü daarna in Purmerend op een bank gezet op zün eigen naam. De reden daartoe was, dat de vrouw gratis werd verpleegd in het zieken huis. Zq was bang, dat het zou uitkomen, dat zü geld had en daarom had hij een boekje ge nomen op zijn eigen naam. De handteekening op de volmacht was door haar gezet en zij had daarvoor zijn vulpenhouder gebruikt. De getuige-deskundige, J. W. Ruinen, had de handteekening aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen en was tot de conclusie gekomen, dat er met deze handteekening geknoeid was. Hij kon echter niet met zekerheid verklaren of dit door den verdachte was gedaan, hoewel er bepaalde overeenkomsten waren in de ver anderde letters. De kassier van de Boerenleenbank te Mon nikendam vertelde, dat de weduwe dikwüls zelf op de bank was geweest om geld te halen. Een eigenüjke handteekening had de vrouw niet, maar zü kreeg het geld, wanneer zü haar naam geschreven had, omdat de kassier haar persoonlük kende. Op zekeren dag was verd. gekomen om het saldo op te vragen. Hü had het spaarbankboekje van de weduwe bij zich. De kassier had toen een machtiging geëischt. Drie weken later kwam de man terug, nu voorzien van een machtiging. De kassier dacht, dat de zaak in orde was en gaf het geld. Het had den kassier overigens wel bevreemd later te vernemen, dat het geld door den be ambte op zün eigen naam op een bank in Pur merend was gezet. De vrouw was namelijk erg gesteld op de Boerenleenbank en zij kwam er graag. Zij reed dan met een auto erheen en bleef een praatje maken met den kassier. De lezing, welke verd. gaf, leek hem dan ook niet geloofwaardig. De oude vrouw, die enkele dagen vóór de behandeling van de zaak voor de Haarlem sche rechtbank overleed, was nog driemaal ge hoord. Zü had bij die gelegenheden verklaard, dat de spoorwegbeambte haar had verteld, dat haar huls zou worden afgebroken. Hij had haar aangeraden haar inboedel bü hem te brengen. Op deze wijze was hü in het bezit van haar spaarbankboekje gekomen. Hü had dat ver teld en gezegd het te zullen bewaren. Meer malen had zij het boekje teruggevraagd, maar de man wilde het niet afstaan. Alleen had hü haar nu en dan wat geld gegeven voor haar onderhoud, waarbü het hoogste bedrag f 40— was. Zij had ten stelligste ontkend den man ooit een volmacht te hebben gegeven. Deze verklaring maakte geen indruk op den verd., die bleef volhouden steeds in opdracht te hebben gehandeld. Het spaarbankboekje werd, volgens hem, door de vrouw in het zie kenhuis bewaard. Zij had het in een lade van het nachtkastje gelegd. De politieagent B. uit Purmerend, die de spaarbankboekjes in beslag genomen had ten. huize van verd., wees er op, dat men in het ziekenhuis geen geld en spaarbankboekjes mag bewaren en dat- de vrouw, die gratis werd ver pleegd, dus het boekje wel niet in de lade zal hebben gelegd. De verd had den dag, nadat hü het geld had opgenomen, een motorfiets ge kocht van f 280.— en weer een dag later f 1250.op zün eigen boekje laten bijschrijven. Over den persoon van verd. wilde de agent zich niet uitlaten. Een politie-inspecteur noem de den man echter een gladden vogel, tegen wien nooit bewüzen kunnen worden aange voerd. De zoon van de weduwe, die te Apeldoorn woonde, had enkele malen bezoek van verd. gehad. Hij had toen tweemaal tien gulden ge kregen uit naam van zün moeder. Toen hü zijn moeder in het ziekenhuis kwam opzoeken, wist deze nergens van. Later had hq nog eens om f 60.— gevraagd. Zqn moeder had hem toen naar verd. gestuurd, maar die wilde niets geven. Hij had ook een briefje van verd. ge kregen. dat hij zün moeder niet meer behoefde te komen opzoeken; wanneer het noodig was, zou hij wel waarschuwen. Later had een buur vrouw hem geschreven, dat er iets niet in orde was en toen zün moeder vertelde, dat zij haar spaarbankboekje niet terugkreeg, was hij naar de politie gegaan. De zoon was overigens erg haperend in zijn verklaringen en herha&ldelqk herriep hü, wat hü verteld had. Het bleek echter overduidelijk, dat door verd- regelmatig geld van het boekje van de we duwe wera gehaald. Wat zü met al dit geld in het ziekenhuis jnoest doen kon de man niet duidelük maken. Hij beweerde het alleen te hebben gehaald, omdat zü het wenschte. De verdediger, Mr. J. G. Bettink uit Haarlem, vroeg alsnog den deskundige van Ledden Hulse bosch te willen hooren om critiek te kunnen uitbrengen op het rapport van den deskundige Ruinen. Na in raadkamer te zün geweest, deelde de president, Mr. Joh. M. Jolles mede, dat het hof dit verzoek zal toestaan. De zaak werd daarom voor onbepaalden tqd uitgesteld. SCHEVENINGEN, 18 Maart. Nu de Sche- veningsche motorloggers geregeld te iJmuiden markten, zün de aanvoeren van versche visch uit zee te Scheveningen aanmerkelijk minder geworden. De kustvisscherij wordt nu van hier uit hoofdzakelük door de motorschokkers uit geoefend, terwijl nog een tweetal kotters »a deze visscherü deelnemen. In de afgeloopeh week besomden 3 motorloggers f 81, 8 kotter f 498 en 226 motorschokkers tezamen f 07W». In totaal besomden de kustvisschers f 7359- vangsten bestcsiden hoofdzakelijk uit pia visch, o.a. scharren en schol. D De zendingen van visch, welke van IJmuid naar hier verzonden werden, waren de la f-jt dagen bevredigend. Aan versche visch IJ muiden en elders werd voor f 9000 over d Scheveningschen vischafslag verkocht, zoodat de afgeloopen week in totaal voor f 16648 a versche visch is verkocht. De vischaanvoer van IJir.uiden naar was hedenochtend niet groot. De aanvoer stond hoofdzakelijk uit platvisch, welke in prqs was. Kabeljouw en tong waren in g- ringe hoeveelheid aan de markt. De prijs v tong was hooger dan de vorige week. De v wachting is dat ook de eerstvolgende dagen aanvoer niet groot zal zqn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 10