Behouden en verloren kust
Uit andere bladen
Prins-regent Paul van Joego-Slavië
imftcuU den
Nieuw natuurmonument
in Gaasterland
Maar bij Blankenham en
Kuinre wijkt het water
Bravo Perrico
GELD VAN EEN WEDUWE
VERDUISTERD
Vischaanvoer Scheveningen
WOENSDAG 19 MAART 1941
u fis
t S|i--|B§
- ^4 jifi
Synthese van belangen
De bezettende macht
en de N.S.B.
Jongetje door autobus overreden
en gedood
Meisje terecht
Apothekers-assistent
mmm
mm?.
mm
Spoorwegbeambte uit Purmerend
voor het Hof
Met den onlangs tot stana gekomen
aankoop van bet Rijster Bosch en het
Mirnser Klif door een stichting onder
directie van het bestuur van „It Fryske
Gea". aangevuld met twee leden van het
college van Gedeputeerde Staten van
Friesland is de zoo merkwaardige kust
van Gaasterland voor het levende en het
nageslacht veilig gesteld Zij vormt thans
drie natuurmonumenten, van Oost naar
West; het Oude Mirdummer Klif, dat
reeds vroeger werd aangekocht het Rijs
ter Bosch en het Mirnser Klif. Voor de
natuurliefhebber; beteekenen zij, zoowel in
geologisch als botanisch opzicht, een rijk
exploratieterrein, terwijl voor den, overi
gens ter plaatse schaarschen toerist nog
volop geldt wat 150 jaar geleden van de
streek werd verklaard: een der vermake-
lijkste en uitgebreidste lustplaatsen van
Friesland
De Friesche Zuidkust is mooi en romantisch.
Men kan haar het best verkennen op een
zomeravond vanuit Stavoren, een wandeling
van drie vier uur gerekend tot het Rijster
Bosch. Het Friesche havenstadje zelf biedt
weinig meer wat den toerist kan boeien. Van
de oude, in zee verzonken koningsveste is
niets meer over; zelfs de betrekkelijke luister,
v/elke Stavoren nog in de zeventiende eeuw
heeft vertoond, is ten eenenmale vergaan. En
al valt er voor de liefhebbers stellig nog veel
te genieten op stormige dagen als de wach
tende schippers samenschuilen in de gelag
kamer van Hotel Schram, de sluis en de
haven vol binnenschepen, op andere tijden is
men er toch wel gauw uitgekeken.
Aan Stavorens verleden doemen de her
inneringen pas op, wanneer men, buiten
het stadje den zeedijk volgend, het Roode
Klif voor zich ziet. Want deze plek leeft
geheimzinnig in oude sagen en legenden
als de zetel van Stavo, beschermgod van
het heidensch Stavoren, als de schuilplaats
van den woesten Rodger, wiens vrouw
zich van hem ontdeed door haar bed
hoog van het Klif in zijn schip te wer
pen, zoodat dit lek sloeg en verging. Ook
in „De Roos van Dekema" speelt het
Roode Klif zijn rol. In dien tijd was het
Klif nog werkelijk rood, wanneer de ruige,
naar zee gewende leemwand In de avond
zon blonk, Het rees ook steil uit het
water omhoog en oeverzwaluwen hadden
er hun holen. In het begin dezer eeuw
heeft Waterstaat zich echter met de zaak
bemoeid en dat beteekende het snelle
einde van alle romantiek. Er kwam een
netjes gloc4endie basalt-helling naar zee,
met keurig gelid van golfbrekers. Zoo is
het Roode Klif wel eenlgszins een teleur
stelling, al wordt dat ruimschoots vergoed
door het uitzicht, dat men heeft over de
zee ter eene zijde en aan den anderen
kaht ovèr het wijde Friesche land, de
gloed van de laagstaande zon op de roode
pannendaken der verspreide hoeven.
Schiet het Roode Klif voor de verbeelding
te kort, het havenbuurtje Laaxum aan zijn
voet is een en al romantiek.
Een wonderlijk geval, die houten haverbak,
echt vluohtnest in een overigens zoo ontoegan
kelijke kust, waar een aantal stokoude Stavo-
rensche jollen ligt te dommelen, kop naast kop
aan den wal. Al het gerei van den visschers-
man staat er bijeen: de kleine taanketels, hal
verwege in den grond gegraven, drogende net
ten aan de roopstokken en een groote weeg
schaal voor de visch, die dadelijk uit zee ver
handeld wordt.
Verder gaat de weg, steeds den dijk
volgend. De ondiepe zee en de droogliggen-
de platen, zooals de Mokkenbank, vormen
hier een der groote vogelbroedplaatsen van
ons land; het gerucht van stemmen en
vlerken breekt ononderbroken de stilte. De
oude Zuiderzee is er op zomeravonden wel
zóó mooi, dat men het uitzien niet moe
wordt. De zonsondergang en heel het kleu
renspel, in de lucht en op het wijde water,
is een der beste ervaringen, die men zich
heugen blijft om de schier onwezenlijke
sfeer van het stille, late uur, waarin alles
ruikt naar de eerste dingen
Tegen het vallen van den schemer nadert
men het Mirnser Klif en het onvolprezen Rijs
ter Bosch, waar in het seizoen al van ver de
stemmen van reigers en aalscholvers, die er
in groote kolonies tezamen wonen, iets van de
geheimzinnige sfeer wekken, welke het oerwoud
ademt op een Afrika-film. Het Rijster Bosch,
dicht aan zee, is een verrassing voor den be
zoeker, die er de eerste maal zwerft door de
lanen en langs de paden in de volkomen rust,
welke er doorgaans heerscht Om ten slotte uit
het wonderlijke zeelaantje ineens weer voor het
wijde water te staan, aan een kust, welks ka
rakter in het Nederland met zijn vlakke stran
den en nuchtere dijken zeldzaam is.
Het Rijster Bosch ligt tusschen Mirnser en
Oude Mirdummer Klif. Het eerste, dat nu ook
in zijn huidigen vorm behouden blijft, is een
vriendelijk glooiende heuvel met korenvelden,
door eikenhout omzoomd en een roodgedaakte
woning boven op den top. Daarentegen vertoont
het andere klif nog geheel den oervorm, een
hoogen. ruigen keileemwand. brokkelig, met
rolsteenen en fossielen uit den ijstijd. Een
strandje scheidt het klif van de paaischoeiing,
die vooruit geschoven naar zee. den golfslag
moest breken en op deze smalle strook grond
groeit de vermaarde blauwe zeedistel. Zooals
ook van de overige keileemheuveis langs de
oude Zuiderzeekust het Roode Klif. de Ur-
ker berg en tot voor kort ae Voorst heeft
men vanaf het Oude Mirdummer Klif een heer
lijk uitzicht over het water met zijn wisselende
stemmingen.
En achter de kliffenkust lokt Gaasterland
met zijn eeuwenoude bosschen, zijn schaduw
rijke lanen of singels, zijn akkers en grienden.
Kippenburg is er nog de oude uitspanning als
in de dagen van Van Lennep,
Terwijl aldus de Gaasteriandscne kust,
ofschoon niet meer bespoeld door zilte gol
ven en door springvloeden besprongen, toch
behouden blijft en haar karakter goeddeels
zal bewaren, wijkt thans hiet water bij
Kuinre en Blankenham van een verloren
kust. De oude zeewering van den Overüssel-
schen wal neeft ten Noorden van Blokzijl
uitgediend. Geen boezemmeer of randka-
naal zal het oude van het nieuwe land
scheiden. De zee, die er eenmaal alles van
haar adem doortrok en met paalwerk bui
tendijks bij al te groote heftigheid moest
worden afgeweerd, heeft de terugtocht
aanvaard. Verder en verder valt de Noord-
Oostpolder droog: de oude hoogwaterkanon
nen te Blankenham, d's, als de stormvloed
dreigend rees, werden afgeschoten ter
waarschuwing van de bevolking in het lage
achterland, zullen nimmermeer hun stem
verheffen
Het kustbeeld van Kuinre en Blankenham
was niet romantisch als dat van Gaasterland.
Maar toch had er de Oostwal iets heel eigens
in dezen stillen en altoos wat geheimzinnigen
uithoek der oude Zuiderzee. Blankenham ligt
daar zoo móói aan zijn blinkend wiel of bin-
nendijksch meertje en het oude Kuinre, of
schoon zijn geestig profiel sinds een aantal ja
ren door een hoogen watertoren is geschonden,
doet met zijn torentjes en dakenrood, gevat In
een krans van hoornen, wel sympathiek aan.
Maar het sterkst herinneren wij on$ de zomer-
sche bloesemweelde der oude zeewering en het
zilt doorwaaide wijde buitenland van Kuinre,
uat wel nergens in Nederland wordt geëven
aard in zijn ruimte en rust, zoo grootsch en
zoo volkomen.
En waarachter de zon kon wegzinken in
zee met een wdde pracht, die, beleefd in de
stilte van het buitenland, verrukte en be
klemde tegelijk.
Ook voor Kuinre wijkt langzaam het wa
ter terug. Met spanning zien de Kuunder-
schen nu uit naar het droogvallen van de
resten van het oude Kuinre, de overblijf
selen van een schans, kerkruïne en begraaf
plaats. Die schans was aanvankelijk een
kasteel, een langwerpig, rechthoekig gebouw,
beschermd door hoektorens, dat reeds in de
12e eeuw wordt vermeld. Kort na 1531 is
het „Huis van de Cuinre" verlaten en af
gebroken, doch tijdens den tachtigjarigen
oorlog heeft men de plek, waar het slot
had gestaan, opnieuw versterkt. Kuinre
koos de Staatsche zijde en Grovestlns wierp
er een schans op. Binnen de schans ver
rees later een kerkgebouw, dat in 1672 door
de Munsterschen werd verwoest. Tot om
streeks 1721 bezigde men het terrein als
begraafplaats.
Kuinre heeft in den loop der eeuwen ge
ducht van het water te lijden gehad. Reeds in
i:?:
Ondiepe zee voor het Mirnser Klif aan de Toehouden kust van Gaasterland
(Eigen foto)
1560 onderscheidde men de Nije Stadt en het
Oude Cuynre, dat door de zee verzwolgen werd.
Sedert won de vloed voortdurend terrein en
nog de storm van 1825 drong de kust ter plaatse
een eindweegs achteruit. Nog een enkele maal
werden de overblijfselen van schans, kerkruïne
en begraafplaats bij lagen waterstand in zee
gezien; zal thans de verloren kust haar ge
heimen prijs geven
Waar vroeger de zee bij Westerstorm
soms dreigend hoog tegen de wering
sloeg, staat thans de peilschaal droog
aan de verloren kust bij Blankenham
(Foto Pax-Holland)
In „Nederlandsch Dagblad" treffen wij onder
dezen titel een beschouwing aan, waarin ons
vooral de volgende passage lezenswaardig voor
komt:
„Om metterdaad een neutraliteitspolitiek
door te kunnen voeren, waarbij tevens onze
imperiale en economische belangen waren
veiliggesteld, hadden wij tegelijkertijd zoo
wel over de vloot als over het leger van
de sterkte eener groote mogendheid moeten
kunnen beschikken. Dit nu was niet moge
lijk, nog afgezien van den onwil van onze
democratische bewindvoerders om de daar
voor benoodigde gelden voor te stellen of
goed te keuren. Er moest derhalvegekozen
worden tusschen een groote-vlootpolitiek
(samenwerking met Duitschland) en een
groot-legerpolitiek (samenwerking met En
geland). Deze keuze zou alleen kunnen uit
vallen ten gunste van de groote-vlootpolitiek,
omdat Nederland wèl de personeelsbasis
voor een groote vloot bezit (groote zeeva
rende bevolking), maar niet die voor een
groot leger. Dit zou derhalve neergekomen
zijn op een samenwerking met Duitschland,
die ook nog op een ander gebied uit de
natuur voortvloeide, n.l. uit de omstandig
heid dat niet Engeland, maar Duitschland
ons groote achterland vormt (we herinne
ren eraan, dat prof. Treub indertijd heeft
berekend dat onze welvaart voor een derde
gedeelte is gebaseerd op den doorvoerhan
del naar Duitschland). Indien onze regee
ringen van het verleden een breeden blik
hadden gehad op het wereldgebeuren en
Nederlands plaats daarin, dan had het be
zit van een sterke zeemacht, hoe paradoxaal
het ook moge klinken, ons voor het drama
van den tienden Mei behoed. Daarmede zou
den de machtsverhoudingen in West-Euro
pa radicaal zijn gewijzigd en een sterke
Nederlandsche zeemacht en een sterke
Duitsche zeemacht hadden in samenwer
king met elkander Engelands contröle op
de verbinding tusschen het continent en
den ocedan, de grondoorzaak van de tegen
stelling, kunnen opheffen, of zooals Keizer
Wilhelm II het eens schilderachtig uitdruk
te: „Darum ist es im Interesse des Welt-
friedens sowohl auch der Niederlandisch-
friesischen Rasse auf dem Kontinent, dass
eine machtige Flotte auf dem Meere sei:
Schwlmmt sie erst, dann wtrd, wie in alter
Zeit Oraniens und Brandenburgs Banner
auf allen Wassern wehenNederland
zou dan zijn natuurlijke functie hebben kun
nen vervullen van maritiem-exponent der
Europeesch-continentale volkeren. De blik
naar de zee beteekent voor Nederland niet
de toenadering tot Engeland, maar juist de
toenadering tot Duitschland en daarin kan
de synthese worden gevonden van de Duit
sche en de Nederlandsche belangen, de syn
these, die dei grondslag kan vormen voor
een nauwe samenwerking."
De „Limburger Koerier" wijdt speciaal aan
dacht aan dat gedeelte van de jongste rede
van den Rijkscommissaris, waarin de verhou
ding tusschen de bezettende macht en de N-S.B
ter sprake kwam:
„Dr. Seyss ïnquart is in één opzicht ook
verder gegaan dan vroeger door als zijn
oordeel uit te spreken, dat alleen de natio-
naal-socialisten, in de N.S.B. vereenigd,
hebben bewezen en dagelijks bewijzen, „dat
zij den weg van de lotsgemeenschap met
het Duitsche volk willen gaan." Alle an
deren zoo voegde hij er met beslist
heid aan toe zijn tot dusver niet geslaagd
in de levering van dit bewijs, velen hebben
daartoe zelfs nog geen poging gedaan. Hier
mee is dus niet geheel uitgesloten, dat an
deren in de toekomst dit bewijs nog zouden
kunnen leveren, doch Dr. Seyss ïnquart
heeft uiting gegeven aan zijn geloof, dat
de N.S.B. erin zal slagen de dragende poli
tieke beweging van het Nederlandsche volk
te worden.
Zoo staat het er op het oogenblik voor
met de politieke wilsvorming in ons land,
gezien van het standpunt van den hoogsten
gezagsdrager in het bezette Nederland.
Er valt om dit alles nog veel commentaar
te weven en men kan er ook verzuchtingen
en verwachtingen van verschillende soort
bij uitspreken.
Hiermede stoot men echter de feitelijke
verhoudingen niet omver. Wie voor ons volk
wil arbeiden op eenigerlei terrein van de
politiek in al haar verschijningsvormen,
heeft daarmede rekening te houden."
Dinsdagavond omstreeks half 6 was te Kwints-
heul het 4-jarige jongetje J. V. op het trottoir
voor het ouderlijke huis aan het knikkeren.
Juist toen een der autobussen van de W.S.M.
passeerde, liep het ventje een knikker na tot
op den rijweg. Het ventje geraakte onder het
achterwiel en was vrijwel op slag dood.
De minderjarige Simona Koenen, die sedert
eenige dagen te Eindhoven werd vermist, is
weder in de ouderlijke woning teruggekeerd,
AMSTERDAM. Geslaagd de dames M. Sta
tema, Bolswaard en A. M. A. Penders, Wage-
Op 9 October 1934 werden te Marseille
koning Alexander Karageorgewitsj en de
Fransche minister van Buitenlandsche
Zaken Barthou door een Kroaitisch fana
ticus vermoord. „Bescherm Joego-Slavië"
zouden de laatste woorden van den ster
venden vorst geweest zijn. Volgens Alexan
der's testament moest prins Paul Karage-
orgewitsj in een uit drie leden bestaanden
regentschapsnaad worden opgenomen, wel
ke tot aan de troonsbestijging van Peter n,
die toen 11 jaar oud was, de regeerings-
zaken van het koninkrijk Joego-Savië zou
leiden.
De neef van den vermoorden koning aan
aardde geen gemakkelijke erfenis, aldus schrijft
Ki l
Koning i-euer 11
(Foto Archief V.KJP.)
Das Reich. Na den wereldoorlog was uit het
koninkrijk Servië het veel grootere koninkrijk
der Serven, Kroaiten en Slovenen tot stand ge
komen. Het parlementaire statuut van de Vi-
dovdan-grondwet was echter niet opgewassen
tegen de steeds groeiende binnenlandsche
tegenstellingen, die zich tot een crisis toe
spitsten tusschen Serven en Kroaten. 6 Januari
1929 had Alexander daarom de Vidovdan-
grondwet door een autoritairen koers vervan
gen en het koninkrijk der Serven, Kroaten en
Slovenen veranderd in het koninkrijk Joego-
Slavië. Thans was hij midden in zijn werk ge
storven.
De loopbaan van Prins Paul, die 27 April 1893
te Petersburg als zoon van den prins en Rus-
sischen generaal Arsen Karageorgewitsj ge
boren werd, was oorspronkelijk niet op de
politiek gericht. Met zÜn oom Peter Karageor-
gewttsj, die 2 Juni 1903 als Peter I den Ser-
vischen kroon besteeg, keerde hij naar Belgrado
terug. Voor en na den wereldoorlog, dien hij
als jong officier meemaakte, had hij in Oxford
geschiedenis en filosofie gestudeerd en daar
den graad van Master of Arts verworven. Na
voltooiing zijner studies wijdde hij zich in zijn
land vooral aan de bevordering der kunsten.
Heit prins Paul-museum in Belgrado, waarin
thans de verzamelingen van den prins bijeen
zijn gebraclït, getuigt van de rijke zakenkennis
van den regent.
De wreede dood van Alexander stelde hem
in een zeer ernstig uur aan het hoofd van
den staat.
De verwisseling aan de allerhoogste plaats
brachit nieuwe moeilijkheden met zich. De oude
partijen en machtsgroepeeringen trachtten
hun invloed terug te winnen en de belang
rijkste kwestie van de Joego-Slavische binnen
landsche politiek, de overeenstemming met de
Kroaten, die door Dr. Matsjek geleid werden,
kon eerst n- jarenlange onderhandelingen,
nadat der Kroaten territoriale autonomie ver
leend en Matsjek tot plaatsvervangend minis
ter-president benoemd was, tot een oplossing
worden gebracht; de Regent bewees hier bij
de onderhandelingen, dat hij een goed uitvoer
der was van Alexander's testament.
Talrijke reizen brachten prins Paul, die door
zjjn gemalin Prinses Olga van Griekenland
ook met het Engelsche koningshuis gelieerd is,
in bijna alle hoofdsteden van Europa. Nog tij
dens het leven van Alexander was in Februari
1934 de Balkanbond tusschen Joego-Slavië,
Prins-regent Paul van Joego-Slavië
(Foto Archief V.K.P.)
Roemenië, Griekenland en Turkije gegrondvest
om een nauwere samenwerking tusschen de
Balkanstaten mogelijk te maken; toch bleef
Bulgarije buiten den bond. In den zomer van
1940 werden na een 22-jarige onderbreking ook
de betrekkingen tot Rusland weer opgenomen
Steeds duidelijker echter werd intusschen voor
al door den Anschlusz van Oostenrijk de nood
zakelijkheid van een vriendschappelijke na
buurschap met het Duitsche Rijk. Wat Alexan
der kort voor zijn dood reeds had zien aanko
men: de zich toen reeds baan brekende veran
deringen in Europa beleefde de Prins-regent
Zij stelden hem voor de taak de welbegrepen
belangen van Joego-Slavië in overeenstemming
te brengen met de nieuwe machtsverhoudin
gen.
Voor Stockholm was de komst van het Hon-
gaarsche circus Kowa-lky een ware sensatie De
inwoners van deze stad geraakten anders niet
zóó gauw in geestdrift. Maar, wat Kowalky bood,
overtrof zelfs de stoutste verwachtingen van het
tegenwoordig zoo veeleischend publiek Het hoo-
geschoolrijden, de doodensprong van twee ar-
tisten uit de nok van het circus, het roof
dierennummer, waarbij een danseres te midden
van leeuwen, panters en tijgers danste, en nog
meer sensatie-nummers, droegen er niet weinig
toe bij, de aandacht van het publiek voortdu
rend gespannen te houden.
En toch, ondanks het succes, was er dagelijks
oneenigheid bij de directie wegens de volgorde
der nummers. Geen der artisten wilde optreden
na den wereldberoemden clown Perrico. Het
publiek, zoo beweerden ze, was dan al moe van
het lachen en zelfs de beste prestatie viel dan
tegen. Perrico was
dan ook degene,
die de uitgaande f
wereld naar het
circus lokte. Men- 5
schen, die anders
voor zoo iets wei-
nig of niets voel
den, bleven uren in de rij staan voor entrée-bil-
jetten. Heel Stockholm wilde den clown Per
rico zien enhooren en andermaal hooren
en zien.
Het was al een gebeurtenis op zich zelf om
Perrico te hooren lachen. Dat lachen had niets
onaangenaams of onnatuurlijks. Neen, z'n lachen
was klankvol, onschuldig, heel normaal en werk
te aanstekelijk. Hij lachte namelijk na elke
oorvijg, die hij in ontvangst had te nemen. En
hü kreeg oorvijgen bij tientallen. Na eiken klap,
dien hij incasseerde, riep hij, aléof het een ver
dienste was: „Bravo Perrico!", om direct daar
op over zich zelf te lachen.
Dit „Bravo Perrico!" werd in Stockholm
i'n soort uitroep. Als ze dit hoorden, applaudis
seerden en schreeuwden, de ruim 2000 geest
driftige bezoekers zóó geweldig in 't circus, dat
het op z'n grondvesten beefde. Dat was Perrico,
die z'n auditorium zóó wist mee te sleepen.
Echter, wat wist het publiek van z'n privé-
leven? Wie had eenig vermoeden van de groote
en kleine wederwaardigheden, die de komiek
maar rustig moest zien weg te lachen? De
waarheid is, dat Perrico door ongeluk op onge
luk getroffen was. Kort nadat hij z'n succesvolle
loopbaan begonnen was, werd z'n goede vrouw
ziek. Eerst had zie met hem alle teleurstellingen
en armoede dapper gedragen. En nu eindelijk
roem en geld aan hun deur klopten, werd de
flinke vrc-uw ziek.
Tijdens een gala-voorstelling deelde een jaloer-
sche collega den juist in de manege springenden
clown het bericht mede, dat z'n vrouw gestor
ven was. En Perrico moest lachen, lachen, en
steeds weer de toejuichingen van het geest
driftige publiek lachend in ontvangst nemen.
Niet lang daarna liep z'n 19-jarige zoon, z'n
eenig kind, van hem weg, omdat hij zijn toestem
ming- voor diens verloving met een danseresje
van het circus voorloopig had geweigerd, daar
hij vond dat de jongen n-o-g te jong was.
Nadat hij het verdriet daarover een weinig
was te boven gekomen, stierf z'n moeder. En
Perrico moest dienzelfden dag in de zanderige
arena oorvijgen in ontvangst nemen, die hij met
lachen moest honoreeren. En wat voor oor
vijgen! Die hem door den stalmeester en het
overige circuspersoneel werden toegediend, wa
ren nog draageMjk. Als er echter eenige menschen
uit het publiek en voor menigeen was dit
een groote aardigheid op hem werden los
gelaten en deze hem klinkende slagen en klappen
gaven, dan was het, hoe harder, hoe beter en
mooier, terwijl niemand eenig gevoel over had
voor het slachtoffer, dat maar dapper lachte.
Een opgeschoten jongen sloeg zelfs zóó hard,
dat Perico twee tanden verloor en hevig bloedde.
Het publiek applaudisseerde geestdriftig, geloofde
aan een truc en zag het bloed voor schmink
aan. Perrico echter moest hartelijk en natuur
lijk lachen; daarvoor ontving hij zijn gage, die
dan ook aanzienlijk was.
De beroemde clown leefde ondanks dit alles,
zeer eenvoudig en spaarde voor z'n ouden dag.
Hij wilde niet, zooals velen van z'n collega's, op
hoogen leeftijd verplicht zijn om te gaan be
delen.
Nadat hij zich zoodoende binnen een jaar of
zeven een aanzienlijk vermogen had gespaard,
ontving hij juist voor z'n optreden de mede-
deeling, dat de bank, waar hij zijn geld belegd
had, bankroet had geslagen. Al z'n geld was
naar de maan. En Perrico moest, ondanks het
bericht, in de arena lachen. Hü moest boksen
met een Kangoeroe en maar steeds het onzin
nige: „Bravo Perrico!" roepen.
Op zekeren dag kwam er iemand, die hem
vóór z'n optreden dringend verlangde te spreken.
Een hem onbekende heer stond in de garderobe.
Wat komt die me weer voor een jobstüding
brengen?" dacht de reeds zoo zwaar beproefde
clown, terwijl hij z'n bezoeker zuchtend vroeg,
wat hij wenschte.
„Ik kom van de loterij", luidde het antwoord.
„U bent toch mijnheer Varesi en hebt bü ons
het lot no. 29483 gekocht, niet waar?"
„Eén oogenblik.... en Perrico, die ln de bur
gerlijke samenleving Varesi heette, haalde z'n
portefeuille voor den dag en keek,Ja, ik
ben in 't bezit van dit lotmaar wat zou
dat?"
,Dan bied ik u mijn hartelijke gelukwenschen
aan, mijnheer Varesi.... Vanaf va'ndaag bent
u een rijk, zeer rijk man. hebt den grooten
prijs gewonnen.
„Perrico! Perrico! Optreden!" werd er ge
roepen.
Perrico' rende het circus binnen. En, zooals
een ongeluk zelden alleen komt, zoo is ook het
omgekeerde vaak het geval. Nauwelijks toch had
hü vernomen dat hij nu rijk en onafhankelijk
was, of daar, op een der eerste rijen, zat z'n zoon,
die berouwvol naar z'n vader was teruggekeerd.
Eenige oogenblikken later kletterden de oor
vijgen. Perrico lachte maar gekunsteld en ge
drongen! Weer gaf hij z'n-^ezicht prijs aan de
handen van mênschen uit rost publiek. Maar hü
lachte niet, keek zelfs treurig en 't publiek was
zeer teleurgesteld. Vroeger dan anders eindigde
het nummer.
De administrateur van 't circus kwam op den
clown toegeloopen.
„Mijnheer Varesi, u moet direct bü den di
recteur komen!"
Een minuut later stond de beroemde clown
voor z'n chef.
„Maar kerelwat is er aan de hand?" riep
deze. Waarom heb je niet gespeeld en jezelf en
rr.ü geblameerd? Denk eens aan de groote
schade, en de kranten, wat zullen die zeggen?
Vertel op, wat is er gebeurd?"
„Heel veel", antwoordde Perrico. „Ik ben ge
heel onverwacht in de gelegenheid gesteld, om.
eindelijk eens datgene te doen, waarnaar ik al
zoo lang verlangd heb. Nu kan ik het mq ver
oorloven."
„En wat is dat?"
„Mezelf te kunnen zün en treurig te küken."
(Nadruk verboden)
Voor het gerechtshof te Amsterdam stond
een 51-jarige spoorwegbeambte uit Purme
rend terecht. De man was beschuldigd van
verduistering van ongeveer f 1750.Hij
had dit geld van een spaarbankboekje ge
haald, dat toebehoorde aan een inmiddels
overleden weduwe.
De beambte behartigde zoo nu en dan zaak
jes voor de oude vrouw en zoo was hü in het
bezit gekomen van een spaarbankboekje van
de boerenleenbank te Monnikendam. Hij had
het geheele saldo opgevraagd en daarbij een
machtiging getoond, welke door de weduwe on
derteekend was. Later was men echter tot de
conclusie gekomen, da.t er aan de handteeke-
ning op deze machtiging geknoeid was en toen
de weduwe ontkende ooit opdracht te hebben
gegeven tot het opvragen van het saldo, werd
een vervolging tegen den spoorwegbeambte in
gesteld.
De Haarlemsche rechtbank veroordeelde den
man tot een jaar gevangenisstraf.
Thans stond hij voor het hof, omdat hü in
hooger beroep was gegaan van het vonnis
De beambte verklaarde volkomen onschuldig
te zün. Hij had, zoo zeide hü, inderdaad het
saldo van het spaarbankboekje opgevraagd,
maar in opdracht van de vrouw. Dat geld had
hü daarna in Purmerend op een bank gezet
op zün eigen naam. De reden daartoe was, dat
de vrouw gratis werd verpleegd in het zieken
huis. Zq was bang, dat het zou uitkomen, dat
zü geld had en daarom had hij een boekje ge
nomen op zijn eigen naam. De handteekening
op de volmacht was door haar gezet en zij
had daarvoor zijn vulpenhouder gebruikt.
De getuige-deskundige, J. W. Ruinen, had de
handteekening aan een nauwkeurig onderzoek
onderworpen en was tot de conclusie gekomen,
dat er met deze handteekening geknoeid was.
Hij kon echter niet met zekerheid verklaren
of dit door den verdachte was gedaan, hoewel
er bepaalde overeenkomsten waren in de ver
anderde letters.
De kassier van de Boerenleenbank te Mon
nikendam vertelde, dat de weduwe dikwüls
zelf op de bank was geweest om geld te halen.
Een eigenüjke handteekening had de vrouw
niet, maar zü kreeg het geld, wanneer zü haar
naam geschreven had, omdat de kassier haar
persoonlük kende. Op zekeren dag was verd.
gekomen om het saldo op te vragen. Hü had
het spaarbankboekje van de weduwe bij zich.
De kassier had toen een machtiging geëischt.
Drie weken later kwam de man terug, nu
voorzien van een machtiging. De kassier dacht,
dat de zaak in orde was en gaf het geld.
Het had den kassier overigens wel bevreemd
later te vernemen, dat het geld door den be
ambte op zün eigen naam op een bank in Pur
merend was gezet. De vrouw was namelijk erg
gesteld op de Boerenleenbank en zij kwam er
graag. Zij reed dan met een auto erheen en
bleef een praatje maken met den kassier. De
lezing, welke verd. gaf, leek hem dan ook niet
geloofwaardig.
De oude vrouw, die enkele dagen vóór de
behandeling van de zaak voor de Haarlem
sche rechtbank overleed, was nog driemaal ge
hoord. Zü had bij die gelegenheden verklaard,
dat de spoorwegbeambte haar had verteld, dat
haar huls zou worden afgebroken. Hij had haar
aangeraden haar inboedel bü hem te brengen.
Op deze wijze was hü in het bezit van haar
spaarbankboekje gekomen. Hü had dat ver
teld en gezegd het te zullen bewaren. Meer
malen had zij het boekje teruggevraagd, maar
de man wilde het niet afstaan. Alleen had
hü haar nu en dan wat geld gegeven voor
haar onderhoud, waarbü het hoogste bedrag
f 40— was. Zij had ten stelligste ontkend den
man ooit een volmacht te hebben gegeven.
Deze verklaring maakte geen indruk op den
verd., die bleef volhouden steeds in opdracht
te hebben gehandeld. Het spaarbankboekje
werd, volgens hem, door de vrouw in het zie
kenhuis bewaard. Zij had het in een lade van
het nachtkastje gelegd.
De politieagent B. uit Purmerend, die de
spaarbankboekjes in beslag genomen had ten.
huize van verd., wees er op, dat men in het
ziekenhuis geen geld en spaarbankboekjes mag
bewaren en dat- de vrouw, die gratis werd ver
pleegd, dus het boekje wel niet in de lade zal
hebben gelegd. De verd had den dag, nadat hü
het geld had opgenomen, een motorfiets ge
kocht van f 280.— en weer een dag later
f 1250.op zün eigen boekje laten bijschrijven.
Over den persoon van verd. wilde de agent
zich niet uitlaten. Een politie-inspecteur noem
de den man echter een gladden vogel, tegen
wien nooit bewüzen kunnen worden aange
voerd.
De zoon van de weduwe, die te Apeldoorn
woonde, had enkele malen bezoek van verd.
gehad. Hij had toen tweemaal tien gulden ge
kregen uit naam van zün moeder. Toen hü
zijn moeder in het ziekenhuis kwam opzoeken,
wist deze nergens van. Later had hq nog eens
om f 60.— gevraagd. Zqn moeder had hem
toen naar verd. gestuurd, maar die wilde niets
geven. Hij had ook een briefje van verd. ge
kregen. dat hij zün moeder niet meer behoefde
te komen opzoeken; wanneer het noodig was,
zou hij wel waarschuwen. Later had een buur
vrouw hem geschreven, dat er iets niet in orde
was en toen zün moeder vertelde, dat zij haar
spaarbankboekje niet terugkreeg, was hij naar
de politie gegaan. De zoon was overigens erg
haperend in zijn verklaringen en herha&ldelqk
herriep hü, wat hü verteld had.
Het bleek echter overduidelijk, dat door verd-
regelmatig geld van het boekje van de we
duwe wera gehaald. Wat zü met al dit geld
in het ziekenhuis jnoest doen kon de man
niet duidelük maken. Hij beweerde het alleen
te hebben gehaald, omdat zü het wenschte.
De verdediger, Mr. J. G. Bettink uit Haarlem,
vroeg alsnog den deskundige van Ledden Hulse
bosch te willen hooren om critiek te kunnen
uitbrengen op het rapport van den deskundige
Ruinen.
Na in raadkamer te zün geweest, deelde de
president, Mr. Joh. M. Jolles mede, dat het
hof dit verzoek zal toestaan. De zaak werd
daarom voor onbepaalden tqd uitgesteld.
SCHEVENINGEN, 18 Maart. Nu de Sche-
veningsche motorloggers geregeld te iJmuiden
markten, zün de aanvoeren van versche visch
uit zee te Scheveningen aanmerkelijk minder
geworden. De kustvisscherij wordt nu van hier
uit hoofdzakelük door de motorschokkers
uit
geoefend, terwijl nog een tweetal kotters »a
deze visscherü deelnemen. In de afgeloopeh
week besomden 3 motorloggers f 81, 8 kotter
f 498 en 226 motorschokkers tezamen f 07W».
In totaal besomden de kustvisschers f 7359-
vangsten bestcsiden hoofdzakelijk uit pia
visch, o.a. scharren en schol. D
De zendingen van visch, welke van IJmuid
naar hier verzonden werden, waren de la f-jt
dagen bevredigend. Aan versche visch
IJ muiden en elders werd voor f 9000 over d
Scheveningschen vischafslag verkocht, zoodat
de afgeloopen week in totaal voor f 16648 a
versche visch is verkocht.
De vischaanvoer van IJir.uiden naar
was hedenochtend niet groot. De aanvoer
stond hoofdzakelijk uit platvisch, welke
in prqs was. Kabeljouw en tong waren in g-
ringe hoeveelheid aan de markt. De prijs v
tong was hooger dan de vorige week. De v
wachting is dat ook de eerstvolgende dagen
aanvoer niet groot zal zqn.