Waar zwervers hun dagen slijten
<3id uetfiaal van den da$
Opzienbarende arrestatie van beruchte
inbrekers te Den Haag
Het Camera-mysterie
De zelfkant van het
Haagsche leven
VRIJDAG 21 MAART 1941-
Menschen, die gelucht worden
Een Van hen was Verhin
derdte helpen
BEURS VAN NEW YORK
De philosoof
De vrijgezellen
Zelfs een zwerver kan af en toe behoefte gevoelen aan een gladde kin. In een
hoekje van het lokaal scheert de barbier zijn klanten. (Foto Polygoon)
OFFICIEELE PUBLICATIE VAN HET DEPARTEMENT
VAN HANDEL, NIJVERHEID EN SCHEEPVAART
Distributie van generalor-anthraciet
De buit had een waarde van
ongevee%r f 7000.
Zijn plicht
De stakingen werken groote
lusteloosheid in de hand
Omzet 490.000 shares
DOOR PERCY KING
Jij zult hem moeten vervangen."
raakt steeds dieper in den put. 'k Vertelde iiem,
gepiekerd, of ik niets zou kunnen doen, nu
Hagenaars zullen u hotel des Indes kunnen
wijzen en 't Gouden Hooft en met een beetje
goeden wil café't Hoekje in het Zuiderpark.
Maar naar hotel de Pool zult u vergeefs
vragen. En toch is de Pool een gelegenheid,
die over het geheele land haar stamgasten
telt. Zij is het trefpunt van de zwervers en
van alle menschen, op wier aanwezigheid in
burgerlijke milieux geen prijs wordt gesteld.
Die vinden hier een rustig zitje, aan een
van de lange houten tafels, waar sloebers
zooals zij domineeren of slapen of staren op
den grond, die bezaaid is met de resten van
afgewerkte pruimen. En om hen heen hangt
de dikke walm van pijptabak en sigaretten
en boven hen, door den lichtkoepel, schijnt
de lentezon. Haar stralen dringen door de
stofdeeltjes die in de warme ruimte zweven
en onthullen pijnlijk nauwkeurig hoe stop
pelig de baarden, hoe rafelig de jasjes en
hoe zwart de nagels zijn van de veertig, die
in het midden van de zaal zijn gezeten.
De andere helft van de bezoekers drinkt
koffie in de hoeken van het lokaal, waar
schemer de enkele tekortkomingen aan toilet
en kapsel liefderijk verdoezelt.
Hotel de Pool Is alleen bekend aan ingewij
den. En zelfs al zoudt u weten, dat u het in de
Bezemstraat moet zoeken, vinden zult u het
niet zonder gids. Want het ligt achter de hui
zen en een lange smalle gang, afgesloten door
een deur zonder opschrift, vormt den eenigen
toegang. Zwervers en de bejaarde vrijgezellen
weten den weg. Zij kennen het aantal treden
dat zy moeten afdalen in stemmig duister voor
aleer zij de toegangsdeur tot het lokaal be
reiken en zij loopen niet den man met eier
koeken omver, die schier onzichtbaar bij den
ingang staat. Voor hen is dat geen prestatie.
Zoolang de zwervers in Den Haag verblij
ven, komen zy hier en voor de bejaarde vry-
gezellen is deze gang een dagelijksche. Op hun
scheefgeloopen schoenen, in hun paarsige la-
kensche jassen en met een kalen bolhoed op
hun rimpelige hoofden, wandelen zy iederen
morgen naar hun stamcafé; zy blyven er han
gen tot de avond valt. Alleen tusschen twaalf
en twee nemen zy gedwongen eenlge be
weging, dan worden zy gelucht. Dan vegen de
knechten van de philanthropische instelling Me
tropool, zooals de gelegenheid, blijkens de in
glas en lood gevatte letter boven het buffet,
oorspronkelyk heet, de pruimen weg, die de
heeren des morgens hebben genoten, en zy zet
ten de ramen open van den lichtkoepel. Maar
het effect blijft minimaal, want een kwartier
na heropening is de atmosfeer weer dezelfde als
een kwartier voor sluiting; en dan is ze goedl
De Pool heeft een eigen sfeer en een eigen
geur. Een sfeer van ellende en gezelligheid en
een geur van koffie en tabak en stugge baar
den, met hier en daar een vleugje van groene
zeep.
Weest niet verwonderd, dat zwervers in deze
omgeving heele dagen doorbrengen. Zij trekken
het land niet door, omdat zij de natuur, de fris-
scne lucht of de vrijheid zoo liefhebben. Zy
zwerven alleen, omdat zij niets anders kennen,
omdat zy geen tehuis bezitten, of soms omdat
zU de kansen, die het leven hun gaf, voorby
lieten gaan. Misschien waren zy eens te lui en
te onbezorgd, om een nuttig leven te beginnen.
Misschien wilden zij eens de sleur ontvluchten,
waarin de burgermenschen leven. Maar hoe be-
drlegiyk is het bestaan van zwervers, zy zitten
op de houten banken, met den rug tegen de
lange houten tafels geleund. En als zy niet
slapen, met het hoofd op de borst, dan staren
zy op den vloer van de Pool.
zy doen dat uren lang, 'n week lang, den blau
wen of groezellg-witten spullenzak naast zich
op de bank en hun handen in de uitgescheurde
zakken van hun slobberige broek. Wie onzer
gaat door de lente zonder zwerver te zijn in zyn
hart? De zwervers in de Pool, die weten wat het
zeggen wil, in hooibergen te slapen of in loge
menten van twee dubbeltjes, kennen geen len
teverlangens meer. Voor hen is de eene dag
gelyk aan den anderen en de grond van deze
philanthropische ii stelling gelyk aan de Gooi-
sche hei en de Friesche weiden. Als u een dag
tusschen hen in had gezeten, was u ontgoocheld
geweest, zooals wy.
Of een zwerver, een dak- en beroeplooze, nog
bestaan kan in dezen tyd? „Och, bestaan," de
man naast ons spuwt feilloos een klodder tus
schen de sporten van een stoel, een kunststukje,
dat onze bewondering afdwingt. Daarna vergeet
hy dat hem wat wordt gevraagd en volhardt in
zyn stilzwygen. Recht tegenover ons hangt een
bordje, waarop de directie beleefd doch drin
gend verzoekt, uit hygiënisch oogpunt, niet op
den grond te spuwen, maar in de daarvoor be
stemde aschbakken. Weggegooid geld, het
drukken van die bordjes. Niet iedereen kan
zoo zuiver mikken als onze buurman en slechts
een enkele mikt op de bakken. Het zyn bakken
van dezelfde uitvoering en van hetzelfde model
ais die in den schouwburgfoyer voor het uit-
dooven van sigarettenpeukjes. Ook die worden
zelden gebruikt, ondanks de beleefde verzoeken
van den tooneelknecht, die ernaast staat. In dit
opzicht verschilt het havelooze publiek van de
Pool niet veel van dat van het Korte Voorhout.
„Als ik je een raad mag geven, begin er niet
mee," zegt plotseling, zonder overgang van
stilte naar Dreedspraklgheid, de man naast ons-
„Zwerven is een moeilyk leven. Je moet er slag
van hebben en Je moet den weg kennen. En al
ken je den weg, het is overal even beroerd."
Dat is genoeg voor een kwartier, maar na die
vyftien minuten van wysgeerig staren wrijft
onze buurman over zyn stoppelige kin. Hy heeft
zyn wysheid geformuleerd in dezen zin: „De
groote kunst ls, dat je op het Juiste moment
weet te vragen; je moet je mond kunnen ge
bruiken."
„Maar nu komt de zomer in het land," zeg
gen wy, „je kunt de boeren toch helpen?"
„Als jij daar zin in hebt, ga je gang," ant
woordt de man en hij spuwt verachtelyk tus
schen de sporten. Dan draait hy zich om en
begint een middagdutje met zijn hoofd, in de
holte van zyn arm, op de tafel.
By de verbouwing van de philanthropische
instelling heeft men spreuken laten schil
deren in den lichtkoepel. „Het is het wiege
len van korenaren. Het ls het klanken van
gitarensnaren," lezen wy; een fragment uit
Gorter's Mei. En het is maar goed, dat nie
mand op die spreuken en op die fragmen
ten let, want zij vloeken eenvoudig met de
baardige, ongewasschen ellende, die aan de
tafels hangt. Men domineert, slaapt of de
batteert, maai men kykt niet naar boven, om
te lezen, dat „armoede en leed fundamenten
zijn, waarop eens vrede en rust zullen wor
den gebouwd." Een schrale, wrang-klinken
de troost. „Egoïsme en genotzucht voeren de
ziel tot machteloosheid en ellende," vertelt
de andere wand. En zeer realistische schil
deringen zetten dien woorden kracht by.
Maar zelfs dat realisme vermag geen belang
stelling te wekken. Misschien zyn de bezoe
kers uitgekeken op die platen; meer waar-
schynlyk lijkt het echter, dat zy ze nooit
hebben gezien.
De koffie kost zes cent per beker van een
kwart liter. Men kan voor dien prys niet ver
wachten, dat zy in een porceleinen kop wordt
geserveerd. Wit emallle kroezen, met een groote
blauwe M om het spoorloos verdwynen te be
perken, biyken echter uitstekend te voldoen. En
de koffie is smakeiyk.
„Pardon" zegt een heer met bolhoed, die by
het passeeren tegen onzen kroes stoot. Hy mom
pelt duizend excuses en veegt met zyn mouw
de koffie van zyn potsierlyke wijde koetsiers-
jas. Hy behoort tot de tweede categorie van
Pool-bezoekers: de bejaarde vrijgezellen. „Dag,
meneer Dykman," begroeten zy hun vrienden
en nemen daarby den hoed af, „komt u uw
koppie koffie halen? Zoo, zoo" en dan gaan ze
weer zitten en praten over hun kosthuizen.
„Heel proper, meneer Strik, werkeiyk heel pro
per en niet meer dan drie op een kamer. En eten
met vet er over heen en vleesch als er is; en
eens in de week ligt de wasch fyngemangeld op
onze bedden." Zij zyn groteske figuren deze
bejaarde vrijgezellen en men kan zich inden
ken hoe eenzaam en zonder warmte hun leven
is. Een eenzaamheid, die het gevoel moet geven
van nutteloosheid. Zy zitten aan de lange ta
fels en als ze Iets uitvoeren, dan domineeren ze
of lezen met vergrootglazen de vrouwenpagina's
van weken-oude kranten, zy hebben hun
trots, hun omgangsvormen en hun burger
mansfatsoen. „Dag, meneer Dykman en dag,
meneer Strik" en dan nemen zy hun hoed af.
Maar zy leven niet. Zy zyn klaar, zij zijn over
bodig geworden. Om twaalf uur worden zij ge
lucht en om zes uur krijgen zy hun eten met
vet er over gegoten en vleesch als er is. En mor
gen loopen zy weer naar de Bezemstraat en
spellen in hun café met behulp van een ver
grootglas het heele artikel: Toon een opgeruimd
karakter, wees harteiyk voor uw huisgenooten.
En er is geen mensch, die hartelijk is voor hen.
Zy zitten aan de lange tafels en de zon schynt
op hun kale bolhoeden. Zóó gegoten aan hun
lichaam zitten de afgedragen kleedingstukken
en zoo ingeworteld zyn de gewoontebewegingen,
dat men zich afvraagt of ze zich ooit van een
van beide ontdoen, of ze niet zóó, met bolhoed
en al, in bed kruip n en in hun slaap nog
biyven mummelen en met hun neus trekken.
Dat zyn de bejaarde vrygezellen. „Ziet u, me
neer, hoe is uw naam, u komt hier niet ge
regeld, mag ik wel zeggen, maar u bent ook nog
jong, ziet u meneer, niet dat ik wat ben, of dat
ik me wat verbeeld, maar als je zeven jaar in
hetzelfde kosthuis woont en zeven Jaar geen
last hebt gehad met de vrouw, dan ben je een
makkeiyk mensch. En veranderen doe ik nou
toch niet meer, hoewel, de kamer ligt niet op
de zon. En als het dan weer lente is, zooals
vandaag, dan denk je wel eens, Ik zou best een
kamer willen op de zon. wy zijn maar alleen,
ziet u. En als Je de zon dan niet hebt, dan blyft
er al niet veel over."
De bejaarde vrygezellen zyn tragische men
schen. Maar zy weten het niet. Vroeger zyn zy
jong geweest en misschien vol levensvreugd.
Mogeiyk zelfs hebben zy eens een meisje ge
kust op dezelfde bank waar zy nu plegen te
zitten in den zomer, om te bewyzen, dat zy nog
niet geheel overbodig zyn. Want op de banken
in de parken behooren op zomerdagen bejaarde
heeren met bolhoeden te zitten. De tyd heeft
echter de herinnering vervaagd. De vrygezellen
hebben hun grapjes op vrouwen, die Kenau's
zyn en hun echtgenooten een rookertje misgun
nen. En dat hebben zy nu wel en daarom zyn
ze tevreden.
En ze hebben hun levenswysheden. „Als ik je
een raad mag geven, jongeman, zorg voor een
boterham voor later als je te oud bent, om te
werken. Geschoren zyn en schoone nagels heb
ben, brengt geen geld op, dat is luxe, maar als
je boomen kan enten, kun je je brood verdie
nen. Ik heb t myn heele leven gedaan en ik
rook er nog myn sigaartje van."
En met den kapper praten ze over politiek.
Die kapper oefent zyn bedryf uit in een hoekje
van de zaal. Scheren 7% cent en knippen 12*
cent. En hy is de eenige, die welbewust in de
daartoe bestemde aschbakken spuwt en niet er
naast. Maar zyn beroep staat dan ook in nauw
verband met de hygiëne. Druk heeft de kapper
het niet. De vrygezellen zyn niet zoo erg pre
cies op hun kapsel en de zwervers gaan uit van
het standpunt, dat je je geld net zoo goed over
den balk kunt gooien. Toch is de groente-em
mer, waarin de gebruikte scheerklanten wor
den gedeponeerd, welgevuld. En daaruit blykt
wel hoe groot het dagelyksch aantal bezoekers
van de Pool is.
Vanuit zyn hoekje overziet de kapper het
geheele lokaal. Het buffet met den wekker, de
domineerende en op den grond starende
mannen en de slapers, die op de tafel leunen
of op de banken liggen, baardig, haveloos en
ongewasschen. Het is een beeld, dat niet tot
vrooiykheid stemt. En toch is er gezelligheid
in de Pool. Men voelt er zich op zyn ge
mak. Men kan er verschynen in een broek,
die geen broek meer is en in een jasje zon
der mouwen en met haren tot op den schou
der, zonder dat men mispryzende blikken op
zich gericht weet, tenzy hoogstens die van
den kapper. Er heerschen vrede en rust, mis
schien, omdat er zooveel armoe wordt ten
toongespreid, die, zooals de spreuk in den
lichtkoepel belooft, een fundament vormt
voor die beide begrippen; misschien ook,
omdat het staren op den grond tot wysgeeri-
ge gelatenheid leidt. En misschien was het
alleen zoo op dezen dag, door de streeling
van de stralen der eerste lentezon.
De Secretaris-Generaal van hét departement van Handel, Nijverheid
én Scheepvaart maakt bekend, dat handelaren de door hen in ontvangst
genomen bonnen voor generator-anthraciet uiterlijk een maand na cfen
afloop van den geldigheidsduur bij dc mijn ter aanvulling van hun voor
raad dienen in te leveren. Op bonnen, welke na dezen termijn worden
ingeleverd, zal geen herbevoorrading meer plaats vinden. De met gene
rator-anthraciet eerste periode" gemerkte bonnen dienen derhalve voor
1 April a.s. by de mijnen ingeleverd te zijn.
N» vüf dagen van ingespannen arbeid, van
onvermoeid posten en schaduwen, zyn twee
Haagsche rechercheurs er in geslaagd de
daders te arresteeren van een brutale in
braak in de magazyncn van de N.V. Am
bassade aan de Hoogstraat te Den Haag.
De buit, bontmantels en imitatiesieraden,
ter waarde van ongeveer zeven duizend
gulden, kon eveneens in veiligheid worden
gebracht. Het gold hier een kraak, gepleegd
door mannen, die hun duister vak verstaan
en juist daarom was het zaak eerst op het
juiste moment in te grypen.
In den nacht van Vrydag op Zaterdag j.l.
verschaften zich inbrekers toegang tot de zaak
door middel van een tuimelraam in een der
étalagekasten. Ondanks het feit, dat de étalages
niet waren afgeschermd, waagden zy het, qc
kostbaarste artikelen daaruit weg te nemen. o.a.
een bontmantel van f 1490.en twee vossen,
waaraan prysjes hingen, die varieerden van
vierhonderd tot vyfhonderd vyftig gulden.
Toen de politie van een en ander in kennis
werd gesteld, vermoedde zy al spoedig wie de
daders zouden kunnen zyn. Het was echter de
vraag of men hier direct moest ingrypen, want
hoewel de rechercheurs J. de Graaf en C. J.
van Hees, die met het volgen van de verdach
ten waren belast, zelfs reeds bevroedden waar
de buit was verstopt, bestond de mogelykheid,
dat de bewysvoering niet overtuigend zou zyn
Indien men direct tot arrestatie overging. Men
had met beruchte inbrekers te doen en het
was daarom zaak geduldig te wachten tot de
heeren het moment gunstig zouden oordeelen
om den buit te verkoopen. Het geduld van de
rechercheurs werd wel op de proef gesteld
Dagen en nachten lang moesten zy hun man
netjes volgen, voordat zy handelend konden
optreden.
Op welke sensationeele wyze dat Woensdag
middag geschiedde, vertelde ons rechercheur
de Graaf. Hy stond, toen de heeren in een café
in de binnenstad hun middag zoek brachten,
buiten geduldig te wachten. Plotseling zag hij
dat eer. van hen het café uitholde en op een
drafje in de richting van het Hollandsche
spoor liep. De man bestelde een taxi by den
stationsuitgang. „Ik nam direct de daarachter-
komende taxi en volgde de eerste, die naar het
café terugreed om nog drie passagiers op te
halen. Inmiddels waarschuwde ik mijn collega en
toen begon de achtervolging. Op den hoek van
de Bierkade en de Bierstraat hield de taxi stil
wy zagen, dat een der mannen, een be
kend inbreker, uit den wagen stapte, in een
logement verdween en even later weer te
voorschyn kwam met een grooten koffer,
wy droegen onzen chauffeur op de taxi van
de misdadigers te blokkeeren, hetgeen
prompt gebeurde. Het was vervolgens nog
slechts een kwestie van optreden en wy
hadden onze mannen gearresteerd. Dat de
revolvers in de handen van uit auto's sprin
gende rechercheurs de belangstelling wekten
van buurtgenooten, laat zich denken.
Een gemakkeiyke taak was het voor de twee
politiemannen niet om drie mannen, een vrouw
en een zwaren koffer naar het bureau Prin
senstraat over te brengen. Toen dan ook een
der gearresteerden chicanes maakte en onwil
lig was verder te loopen ik doe het niet meer,
schiet my maar neer, zei hy kwam het den
rechercheurs beter voor een bar binnen te
loopen en om assistentie te vragen. De vier
gearresteerden kregen gelegenheid om hun
laatste potje bier voor langen tyd te drinken.
Een van hen, de 34-jarige J. C. K. is een be
kend type in de onderwereld. Hy heeft reeds
vele veroordeellngen achter den rug. De beide
andere mannen, twee 23-jarige kooplieden, heb
ben nog een blanco strafregister.
Hoewel het oorspronkelyk in de bedoeling
lag, dat deze twee gezamenlijk elkaar zouden
asslsteeren bij de kraak, was het voor een van
hen onmogelijk zyn belofte na te komen.
Hij werd namelyk Vrijdagmiddag door de po
litie aangehouden in verband met een delict van
geheel anderen aard. De rol, die de juffrouw,
het 27-jarig liefje van K., in deze affaire heeft
gespeeld, is nog niet geheel duidelyk, maar in
ieder geval behoorde zy tot de medeplichtigen.
De koffer met het bont stond in haar kamer.
Een blousje, dat op het bureau van politie ligt,
cn dat ook afkomstig was uit de Ambassade, had
zy zich reeds toegeëigend.
In Rotterdam woont de adspirant kooper van
het bont. Een voorschot van f 15.— had hy
reeds aan de inbrekers uitbetaald, die het geld
direct in een café ln verteringen had omgezet.
Een bedrag, dat eenigszins in verhouding stond
tot de waarde van het gestolerre, hadden de
dieven echter niet ontvangen.
Men deelde ons mede, aat het om een som
van enkele honderden guldens ging.
De aangehoudenen zyn Woensdagavond voor-
loopig gehoord.
ütMMMMItll
Jan van der Veer. brievenbesteller, was bezig
e brieven te sorteeren. Zyn gezicht betrok
oen hy een brief zag voor de familie Kaarsma,
.ie onlangs de villa Veldzicht, een half uur var
iet dorp gelegen, betrokken had. En met dit
ïonaenweerj dacht Jan. Het stormt verschrik
•elyk en met dien regen en op die modderige
wegen, waar myn fiets telkens in blyft steker
Sen half uur heen, een half uur terug voor
zoo'n onnoozelen brief en morgenochtend moe*
ik er toch heen met de krant. Ik zal hem weg
moffelen en morgen tegelyk afgeven.
Maar voor dit gebeurde, voerde Jan nog eer
hevigen tweestryd. Twintig jaren dienst had
hij achter den rug. Twintig Jaren trouw en
eerlijk zijn plicht vervuld. Geen smet kleefde
er op zyn naam,
En nu voor de f"j
eerste maal zou
hy hieraan ver
zaken?
De regen klet
terde met groo
te druppels te
gen de ruiten; de wind huilde en schudde de
boomen voor het postkantoor, of hy ze wilde
kraken.
„Geweldige storm, Van der Veer", zei de
directeur binnenkomend. .Maar daar ben jy
wel aan gewoon, hè?"
„Ja, directeur", antwoordde Jan yverig voort
werkend. „Maar toch is het geen grapje er
doorheen te moeten en soms benyd ik de men
schen wel eens, die dan heerlyk thuis kunnen
zitten".
„Is er iets voor villa Veldzicht?"
„N.een", zei Jan, zyn hoofd nog dieper
buigend over de stapeltjes, die hy al klaar had
liggen.
„Gelukkig maar met dit weer", vond de
directeur.
En hiermee was het gesprek afgeloopen.
Jan had dus het besluit genomen, den brief
aan de familie Kaarsma niet te bezorgen.
Terwijl hy in het dorp bestelde, zat de be
wuste brief in zijn binnenzak. Even nog, toen
hy in de buurt kwam van den weg naar de villa,
sprak zajn plichtsgevoel weer. Maar hy zag den
regen over het veld jagen, de boomen zwiepen
en hoorde het loeien van den wind. Wat zou hy
moeten trappen, om er tegen op te komen. Op
zijn terugweg had hy den wind in den rug., maar
nu....
„En morgenochtend «moet je toch met de
krant", scheen een stem hem aan zyn gemaakt
voornemen te herinneren.
Ongelukkig luisterde Jan er naar. Voor de
eerste maal verzaakte hy aan zyn plicht.
Op Veldzicht stond, tegen het uur, dat de
post gewoonlijk kwam, mevrouw Kaarsma op
den uitkijk. Het werd donker. Ze tuurde in de
verte. Zou ze het lantaarnlicht van den brie
venbesteller niet zien? Dat lichtje als 'n ster
in de duisternis en waarnaar ze, vooral nu, met
groot verlangen, maar tevens in hevige onrust
uitkeek. Als er geen brief kwam, was er geen
hoop. Dan hadden zich ten gevolge van de
operatie, die haar zoon had moeten ondergaan
in de ziekeninrichting van de stad, wellicht
complicaties voorgedaan. De operatie was goed
gelukt, had men haar getelegrafeerd. Brief
volgt. Nu was het verder afwachten. Ze wist,
dat het gevaar nog lang niet geweken was. De
beloofde brief zou haar van alles op de hoogte
stellen. Maar dien brief had ze vanmorgen al
verwacht. Nu moest hy dus zeker komen. Of....
talmde men hiermee nog, om wie weet een
ander bericht te sturen: dat het ergste gevreesd
werd? Of kwam er misschien een telegram, dat
haar het vreeseiyke zou melden?
„Had ik maar zelf naar de stad kunnen
gaan", verzuchtte de weduwe voor den zoo-
veelsten keer. „Had de dokter me het reizen
maar niet verboden en my niet aangeraden
hier te gaan wonen."
De minuten verstreken. Er kwam geen enkel
lichtje hoop geven.
Lang stond de weduwe voor het raam. Mis
schien werd er een telegram bezorgd?
Uren gingen voorbij. De dienstbode was reeds
goeden nacht komen wenschen. Mevrouw
Kaarsma kon echter nog niet besluiten naar
bed te eaan. Steeds r.og trachtte ze met haar
oogen de duisternis te doorboren. Er werd' geen
telegram besteld.
Jan van der Veer zat den heelen avond met
'n grimmig gezicht voor zich uit te staren en
gaf slechts korte antwoorden, als zyn vrouw
hem iets vroeg. „Wat heb je toch?" zei Marie.
„Ben je ziek? Is er iets op kantoor voorgeval
len?"
„Er is niets", bromde Jan.
Maar er was wel degelijk iets, dat Jan ge
weldig hinderde en dwars zat. Zyn geweten
sprak. Het verweet hem, zyn plicht niet te
hebben gedaan. De brief in zijn binnenzak liet
hem geen oogewblik los. Telkens gluurde hij
naar zyn jas, die hy aan een spijker had op
gehangen. Niemand kan er ooit achter komen,
dat ik hem niet bezorgd heb, trachtte hy zich
zelf gerust te stellen. Maar dieper drong net
tot hem door, dat hy zyn heele leven spyt zou
voelen over dit verzuim. Hoe zou hy zich voort
aan tegenover zyn meerderen voelen? Kon hy
hun wel recht in de oogen kyken? En tegen
over zyn kinderen? In zyn binnenste woelde
het verwyt. Nu was er niet de stem, die hem
aanried, niet te gaan, maar een stem die hem
verweet tekort geschoten te zyn. Een stem, die
krachtig sprak en hem voor oogen hield, dat
het nog niet te laat was, zyn fout te herstellen.
Ook aan deze stem gaf Jan gehoor.
Hy trok zyn jas aan en zei tot zyn vrouw,
dat hy uitging en over een uur terug zou zijn.
„Waar ga je heen?" vroeg ze. „Je bent gek
in dit weer uit te gaan. Je moet al genoeg
door weer en wind loopen."
Hij keek haar lachend aan, want Jan kon
nu weer lachen, en zei: „Ik heb nog een uur
dienst, vrouw."
Marie geloofde hem. Dit gebeurde wel meer
als er veel reclame was aangekomen, die hy
's avonds nog ging sorteeren, omdat dit 's mor
gens, wanneer ze besteld moest worden, te veel
tyd vergde.
Jan nam zijn fiets, boog zich als een renner
over het stuur en trotseerde regen en wind.
Hij zag, dat het licht in de villa gedoofd werd.
Maar vooraleer de weduwe zich te bed begaf,
keek ze nog even de richting uit van het dorp
en zag het lantaarntje lichten. „Toch een tele
gram dus", meende ze. „Wie zou anders ln dit
weer dezen kant uit komen?" Haar knieën
knikten. Ze legde haar hand op haar van angst
kloppend hart. Het lichtje naderde. Ja, er werd
gebeld. Vlug draaide ze het licht aan en ging
naar beneden.
Jan verontschuldigde zich over zyn laat ko
men. „Het weer heeft me wat weerhouden,
mevrouw. Maar het bleef stormen en régenen".
Dit is geen leugen, verzekerde Jan zichzelf.
„Den hemel zy dank", zuchtte de weduwe.
„Ik vreesde, dat het een telegram zou zyn.
Mijn zoon is ernstig ziek en ik was bang, dat
Kien my het ergste kwam berichten. Kom bin
nen, post," noodde ze, „en drink een glas. dat
zal u met dit weer goed doen. Maar veroorloof
mij, eerst den brief te lezen, want ik moet we
ten, hoe het verloop is. Ik heb uren naar u op
den uitkyk gestaan. Ik dacht er zelfs niet eens
aan, dat het telegraafkantoor gesloten zou zyn".
De brievenbesteller voelde zich weer schuldig,
haar zoo lang ln onrust gelaten hebben, maar
tevens was hy biy, den brief besteld te hebben.
De moeder was gelukkig. Haar zoon maakte
het uitstekend. „Ik zou van angst den heelen
nacht geen oog hebben kunnen sluiten," zei ze.
En ik evenmin als ik niet gegaan was, dacht
Jan. Nog nooit had hem een glas zoo goed ge
smaakt
Fluitend, het hart tevreden, den wind in den
rug, fietste hy den eenzamen, donkeren, mod-
derigen weg terug naar het dorp.
(Nadruk verboden)
De New Yorksshe effectenbeurs toonde van
daag een volkomen lustelooze houding. Van het
begin af aan bleven de meeste leidende fondsen
zonder omzet en ook tydens het verder ver
loop viel van een opleving van den handel
weinig te bemerken. Dit vond zyn oorzaak ln
de onzekerheid aangaande de verdere ontwikke
ling van den algemeenen toestand en de sta
kingsbeweging in de Amerikaansche industrie,
daar men met het oog daarop groote bezorgd
heid aan den dag ging leggen en zoodoende de
mogelijkheid tot het tot stand komen van trans
acties tot een minimum beperkt werd. De eenige
afdeeüng, waarin later nog eenige bedryvlg-
heid heerschte, was die der public utilities.
Vooral voor de prefente aandeelen daarvan
werd belangstelling getoond.
Naar fondsen van holding-companies bestond
tijdeiyk levendige vraag, hetgeen verband hield
met berichten, dat sommige groote ondernemin
gen voornemens zijn de contróle over eenige der
aangesloten maatschappijen gedeelteiyk door
rechtstreekschen verkoop van het aandeelen-
bezit te beëindigen. Hierdoor ontstonden koers
winsten van 1 tot 4 punten. Preferente aandee
len Standaard Gas stonden daarby aan de spits
met een koerswinst van 3 tot 4 punten, aange
zien het voornemen tot de transactie reeds aan
den aandeelhouders werd voorgelegd.
Op de overige afdeelingen had een en
ander geen enkelen invloed. De kooplust bleef
daar gering en ook de verkooptransacties ble
ven weinig in aantal. De leidende fondsen
toonden daarby kleine koersschommelingen
naar beide richtingen.
Tijdens het laatste beursuur ontstond hierin
geen verandering meer en de beurs sloot on
regelmatig.
Vandaag werden 659 fondsen verhandel*!.
Daarvan zyn er 226 in koers gestegen en 240
gedaald. De noteeringen der 193 overige ble
ven onveranderd.
Slotk. Slotk. Slotk. Slotk.
20/3
19/3
18/3
17/3
152
152*
152*
150*
American Can
85 54
85
86
85*
Am. Smelting
40
40
40*
40
Amer Tel Tel
161 >4
161%
161%
161*
Am. Tobacco B
68%
68%
68%
68%
2414
24%
24%
24%
Atchls Topeka
24*
24
24%
23%
Baltim. Sc. Ohio
3*
3%
3*
3*
Bethlehem St.
78'/2
78*
80
79%
3*
3%
3%
3*
65 >/4
66%
67*
21
21*
21*
21*
944
19%
19%
20
Eastman Koci
1333-4
133%
134
132%
Gener. Electric
32*
33
33*
33%
43*
43
43*
43*
Hudson Motor
3*
3%
3*
3%
Intern. Nickel
26*
26*
26%
26%
Int. Tel. a Tel.
2*
2*
2*
2*
34*
37%t
N. v. Central.
12*
12%
12%
12%
Pennsylvania
23*
23*
23%
23%
4*5
4*
4*
St. Oil N.-Jera
35*
- 35y4
64.35*
35*
Union Pacific
77*
77 *4
77%
77*
Un. St. Rubber
23
23%
23%
22%
57
57*
58*
57%
Westing house
95
95*
95%
95*
Woolworth
30%
30*
30*
30*
laten, t ex-div.,
ex-recht„ ex-coup.,
bled
2 (Nadruk verboden)
„U kunt 't gedaan krijgen," antwoordde Law
rence, nederig voor zyn doen. Opnieuw verbaasde
hy zich over welwillendheid van een zyde, die
zich daar anders niet aan te buiten ging.
Maar hij bleef opportunist, en dus liet hy 't by
zyn toezegging.
,,'k Zal je aan je woord herinneren als 't
zoover is. Nu iets anders. Archie wil morgen
met vacantie. Hij beweert, dat de zenuwen hem
de baas zyn geworden."
Lawrence trok de wenkbrauwen op. „Mis
schien draait 't op 't zelfde uit als een week
geleden. Toen zou hy een trip met 't jacht gaan
maken, om zijn overspannen zenuwen tot rust
te brengen, maar op 't laatste moment zag hy
er van af."
„Ditmaal is 't meenens. Te Heb 't hem trou
wens zélf aangeraden. Archie wordt met den
dag prikkelbaarder. Hy moet er maar eens een
poosje tusschen uit Zyn voornemen is, morgen
na lunchtijd uit te varen. Anders zou hy in
Newcastle een conferentie hebben gehad met
Mackintosh van de National Provincial Bank.
„Kunt u niet?" vroeg Lawrence snel. ,,'k Wil
de juist een paar dagen verlof hebben om naar
Londen te gaan."
Anthony schudde 't hoofd. „Dat zul je dienen
uit te stellen. Particuliere aangelegenheden
moeten wijken voor zakenbelangen."
„Goed, 'k zal 't doen," zei Lawrence zonder
veel geestdrift, na even te hebben nagedacht.
„Kom na beurstyd by me. Dan krijg je
instructies."
II
Isadora Moncrieff maakte bezwaren, toen
haar man 't programma van den avond radicaal
wyzigde, doch na zyn uiteenzetting legde zy ei
zich by neer. Zij «as verzot op uitgaan. Uit
gaan stond voor haar gelyk met zich te laten
bewonderen en benyden. Zy was echter ook een
practische vrouw. Voor zaken van eminent be-
.ang weken de genoegens.
,,'t Zal niet veel menschen gebeuren," zei
Lawrence met een grimas, „dat een goede tyding
eigeniyk ongelegen komt. Had Anthony zyn
voornemen eerder te kennen gegeven, dan was
alles anders geloopen. Nu moet 'k schoon schip
hebben gemaakt vóór hy dingen ontdekt, die
hem voorgoed van opinie doen veranderen."
„Je hebt tot eind December tyd, Lawrence
Vroeger worden de boeken niet gecontroleerd."
„Wat helpt het? Ja. als 'k vóór de contróle
't tekort wist aan te zuiveren! Maar daar is
geen kyk op. Onze relaties met Thompson zijn
verbroken, 'k Kryg nu met Traveller's accoun
tantskantoor te doen, en Traveller is een kwade.
Vooral de eerste maal zal hy zyn beste beentje
willen voorzetten; nieuwe bezems vegen schoon.
Nog iets. Archie heeft doorgezet, dat Mark
Peckham binnenkort aan de boekhouding komt.
't Heet, dat hy dan tegelyk my wat kan ont
lasten Onzin; Archie vermoedt 't een en ander.
Peckham is een stiekeme dwarskyker. Een byde-
hand. Hy draait den laatsten tijd geregeld om
Eleanor Mason heen. 'k Heb 't idee. dat een
verbintenis tusschen die twee Anthony niet on
welgevallig is; de oude Peckham was zyn
intieme vriend. Daarom wordt Mark zoo sterk
geprotegeerd. Met hem aan de boeken komt
alles in minder dan geen tyd uit. Anthony zal
er geen werk van maken, maar hy zet me aan
den dijk, zoo zeker als tweemaal twee vier is.
Neen, Isa, 'k overdryf niet wanneer 'k beweer,
dat de situatie ernstig is."
„Albert Soper komt direct. Hy weet er wel
een mouw aan te passen."
,,'k Wou om een lief ding, dat 'k nooit met
Soper was begonnen.
„Je schiet er niet mee op, al zeg je honderd
duizend keer; "k wou. Je moet de dingen nemen
zoools ze zyn," antwoordde Isadora ongeduldig.
Na een oogenblik: „Heeft Melchior al met
Anthony gesproken?"
,,'k Ben terstond van 't kantoor naar hem
toegegaan Natuuriyk was zyn eerste vraag, of
ik hem uit de nesten wil helpen; hy hoeft er
niet op te rekenen, dat vntnony één van zyn
vele beien betaalt. Melchior zit tot over de ooren
tn de schuld, stopt 't eene gat met 't andere en
dat Tc waarschynlyk een plaats ln de directie
kryg en hy 't tot zoolang moet uitzingen, 'k Zal
voor hem doen, wat ik kan; 'k wil voorkomen,
dat Anthony er de lucht van krygt. In 't bijzon
der Archie; Melchior en ik staan heelemaai niet
in den pas by hem. Ik ben onvoorzichtig ge
weest, Isa, maar 't haalt niet oy Melchior. Hy
nam als zeker aan, dat de oude baas zijn ziekte
van dezen winter niet te boven kwam, en nu
zit hij met de gebakken peren.
,,'k Ben altijd wel bang geweest, dat Melchior
den boel zou verknoeien."
„Melchior gelooft wat hij hoopt, 't Is moge-
lyk, dat Anthony zijn belofte houdt en ons in
zijn testament niet vergeet, maar alleen een
roekelooze dwaas handelt, of hy daarme 't geld
al in den zak heeft. De oude is taai. Dat had
Melchior moeten bedenken." Lawrence zweeg
even. Toen: „Archie gaat er morgen met 't jacht
op uit. 'k Heb nog gevischt, of Jerome mee kon.
Anthony wilde er niet van weten. Jerome's
eerste werk zou zyn, beweerde hy, een voorraad
whisky inladen."
„Natuuriyk. 'k Begryp niet, hoe jy iets van
Jerome verwacht. Die is beschosken, of slaapt
zijn roes uit. Aan zulke hulp heb Je niets. Hy
kan, precies als Melchior, een grooten mond op
zetten, maar als 't op handelen aan komt, geven
ze niet thuis. Let eens op ze zullen 't op'jou
laten neerkomen en dan zijn ze nog brutaal
genoeg om te eischen, dat gelyk op wordt ge-
'leeld."
Lawrence streek zich over de kin. ,,'k Heb
Archie met de „Arabella" een tocht gaat maken.
Maar Je zou haast denken, Isa, dat Anthony
lont ruikt, 'k Vroeg hem een paar dagen verlof.
Hy weigerde, 'k Moet morgen naar Newcastle
voor hem."
't Gesprek werd onderbroken door de komst
vair Albert Soper. Hy was eveneens uit Painsly,
waar zyn vader een boerdery had gehad. Als
kinderen waren hy en Isadora veel samen ge
weest. Toen Isadora Bainton nog niet van 'I
bestaan van een Lawrence Moncrieff wist, had
zy, met haar berekenenden aard, in Soper een
niet te versmaden party gezien, maar deze
hapte niet. Al bewonderde hij Isadora om haar
schoonheid schoonheid zonder geld was niets
voor Albert Soper. Hy kon zelf genoeg aan;
daarvan gaf hy biyk na den dood van zijn
vader. Soper verkocht al 't hebben en houden,
maakte van de opbrengst goede sier ln Londen
en was er gauw doorheen. Twee wegen stonden
hem toen open; omdat de eeriyke te lang duurt,
koos hy den korten, 't Bracht hem onbe-
hageiyk snel met den strafrechter in aan
raking. Na zyn vonnis te hebben uitgezeten,
keerde hy, een ervaring ryker, in de maat-
schappy terug. Een vergryp, waarvan de baat
in geenelel verhouding tot 't risico had gestaan,
had hem vier maanaen doen opknappen. Soper
nam zich derhalve voor, in 't vervolg op
grooter 'tóhaal te zwendelen en 't daarbij zóó
aan te leggen, dat hy de revenuen opstreek en
de kwade kansen voor anderen bleven. Lawrence
Moncrieff, de echtgenoot van Isadora Bainton,
behoorde tot de eersten, op wie Soper voor zyn
experiment 't oog liet vallen, maar hy kwaJ»
bedrogen uit; Moncrieff zélf zocht naar een
Kip welke hij de noodige veeren kon uittrek
ken. De twee begrepen echter, dat 't toeval hen
niet voor niets had saamgebracht. Zy besloten
in combinate een kip te plukken, die de moeite
van 't plukken alleszins loonde.
Pas onder een whisky-soda deelde Moncrieff
zyn bezoeker mee, waar 't op stond. „Je zult
dus moeten toegeven, Soper," besloot hy stroefi
„dat de situatie critiek is. Met in te gaan °P
je voorstel, de vervallen zuivelonderneming
„Aurora" in Lewisham te koopen, heb 'k een
massa geld verspeeld. Jouw salaris als directeur,
't weekloon van de melkslijters dat alles hakt
er geweldig in. Tegenover de uitgaven staan zoo
goed als geen inkomsten. Er zit niet anders °P'
dan de „Aurora" met spoed te liquideeren
„Ze is nooit als winstobject beschouwd, mÜB
waarde," antwoordde Soper rustig. „Zeker, et
moet geld by, al overdryf je. 't Ligt heelemaa!
aan Jou, hoe lang de comedie nog duurt. Mee{
dan eens heb 'k geadviseerd, den grooten sIa"
te slaan, 't Moet er eens van komen. Daar0®
zie ik geen heil in altyd weer uitstellen. J
traineert, omdat Je bang bent." M
Moncrieff schudde 't hoofd, ,,'t Risico word'
me te groot d&t is 't. Vanmorgen is me Pr°'
motie ln 't vooruitzicht gesteld. Maar als blij*
dat 'k eenige keeren geld aan de zaak heb on
trokken, ga 'k onverblddeiyk de straat °P'
't Accountantsonderzoek door Travelier brcn»J
den boel aan 't licht wanneer 't niet éér»
gebeurt." (Wordt vervol