De Regeeringscommissaris
ARBEIDSDIENST
Het Camera-mysterie
BI0S0CI0L0GIE EN
PALAEOBOTANIE
EMISSIE UBBINK Co.
Ontleding der nieuwe
verordening
De recente beurshgwsse
WOENSDAG 26 MAART 1941
Tiende jaarlijksche landdag
BEURS VAN» NEW YORK
Lagere koersen lokten weinig
kooplust uit
Omzet 450.000 shares
Slechts zeer geringe toewijzing
mogelijk
Vrij Transito naar Duitschland
Koersen Nederlandsch
Clearinginstituut
VERKORTE BALANS
van de Ned. Bank N.V.
Ongemotiveerde reactie op Trip's
aftreden
Men heeft vroeger wel eens critiek uitgeoefend
op het feit dat er een gemeentewet is, welke
één bestuursorganisatie kent, één organisatie
dan zoowel voor Tuil en 't Waal als voor Am
sterdam. Degenen, die zoo dachten, konden zeker
niet bevroeden, dat di. eenheid van organisatie
op zoo'n grondige wijze zou worden doorbroken
als dit is geschied door de Eerste Verordening
van den Rijkscommissaris voor het bezette Ne-
deriandsche gebied betreffende buitengewone
maatregelen op staats- en administratief-rech-
telijk gebied (Verordeningenblad 3 Maart 1941,
Stuk 8, no. 36). Want nu hebben we immers
gekregen gemeenten met/een bestuursorganisatie
volgens de gemeentewet en gemeenten bestuurd
volgens genoemde verordening. En de eene be
et uurorganisa tie maakt nog al een verschil met
de andere.
Een ieder weet natuurlijk, dat wij in de ge
meente drie bestuursorganen hebben, n.l. den
burgemeester, den raad en het college van bur
gemeester en wethouders. De wethouder is geen
bestuursorgaan. Minder bekend zijn natuurlijk
aard en omvang van de afwijkingen van het
wettelijk systeem, welke de praktijk te zien
geeft. De gemeentewet plaatst aan het hoofd
van de gemeente den gemeenteraad. De wet
wil, dat de raad is regelend èn besturend col
lege. Men zegt wel, dat het college van Burge
meester en Wethouders het dagelijksch bestuur
der gemeente vormt, maar in het systeem der
gemeentewet is dat iJet heelemaal juist. Vol
gens deze wet is de raad niet alleen het wet
gevend, maar ook het besturend lichaam en
slechts in zoover de gemeentewet bepaalde pun
ten van bestuur aan het college van Burge
meester en Wethouders toebedeelt, oefent dit
college dagelijksch bestuur uit. De praktijk wijkt
van dit wettelijk systeem in belangrijke mate
af en hoe grooter de gemeente is, des te tal
rijker zijn de afwijkingen en des te meer komt
het zwaartepunt van het bestuur bij het college
van Burgemeester en Wethouders te liggen. In
de grootste gemeenten krijgen de wethouders
daarenboven een positie, welke hen in feite tot
een bestuursorgaan stempelt, een soort ge
meente-minister.
Hoe grooter een college is, des te minder ge
schikt wordt het voor de uitoefening der be
stuurstaak. De gemeentewet is aan de feitelijke
ontwikkeling eenigermate tegemoet gekomen
zoowel door de mogelijkheid om bepaalde be
stuursbevoegdheden, welke de raad heeft, aan
het college op te dragen (art. 212), als door de
mogelijkheid van delegatie van regelgevende
bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders
(art. 169).
Het feitelijk beeld vertoont op die manier be
langrijke afwijkingen van het eenheidssysteem
der wet. De burgemeester is de burgemeester,
maar hoe geheel anders .ligt zijn taak in de
kleine gemeente dan in de groote. Dat het be
stuur eener wereldstad als Amsterdam aan de
bestuursorganisatie geheel andere eischen stelt
dan htt bestuur van een dorp met een burge
meester-secretaris, tast men met belde handen.
Genoemde verordening nu'maakt voor gemeen
ten, waarin de Rijkscommissaris zulks noodig
acht, een geheel andere bestuursorganisatie
mogelijk.
Wordt, bij decreet, de verordening op een ge
meente toegepast en zulks is, gelijk bekend,
reeds geschied op de gemeenten Amsterdam,
Hilversum, Zaandam en Haarlem dan worden
krachtens art. 2 eerste lid, de gemeenteraden,
de colleges van burgemeester en wethouders,
mitsgaders alle gemeentelijke commissi es ont
bonden. Di't eerste lid van art. 2 noemt niet het
derde bestuursorgaan, t. w. den burgemeester.
Hoever zich het begrip gemeentelijke com
missie uitstrekt, zal moeten blijken. Zeker vallen
daaronder de vaste raadscommissies van voor
bereiding en die van bijstand, genoemd in art.
60 der Gemeentewet, en eveneens de commissies
ad hoc van art. 63. Dit zijn alle commissies
van raadsleden en aangezien de gemeenteraden
worden opgeheven, zijn er geen .gemeenteraads
leden en geen commissies van gemeenteraads
leden meer. Er zijn daarnaast echter talrijke ande
re commissies, waarin raadsleden niet qualitate
qua zitting hebben en waarvan in elk geval ook
niet-raadsleden lid zijn.
Er zijn gemengde commissies, bestaande uit
raadsleden en/of vertegenwoordigers van orga
nisaties, commissies benoemd door den raad of
door B. en W., door den burgemeester of door
de wet.
De Amsterdamsche Levensmiddelenraad bijv.
bestaat uit een wethouder-voorzitter en uit ver
tegenwoordigers van de Kamer van Koophan
del, van winkeliersvereenigingen, vakcentrales en
coöperaties. Een voor ons liggend rapport eener
Amsterdamsche gemeentelijke studiecommissie
laat een overzicht zien van 69 Amsterdamsche
commissies, waarin onderscheiden Ingezetenen
loffelijk werk vóór de gemeente verrichten. Het
zal wel niet in de bedoeling liggen al deze com
missies op te heffen.
Artikel 2 van genoemde verordening bepaalt
In het tweede lid dat de bevoegdheden van de
krachtens het eerste lid ontbonden lichamen,
alsmede de functies van den burgemeester,
overgaan op een Regeeringscommissaris. Noemt
het eerste lid den burgemeester niet, wordt dit
gemeenteorgaan dus niet ontbonden, het tweede
lid zegt, dat de functies van den burgemeester
op den Regeeringscommissaris overgaan. Wan
neer men nu vraagt, heeft Amsterdam thans
een burgemeester, dan blijkt hoe onduidelijk heft
antwoord is uit courantenberichten, die beur
telings spreken van den nieuw benoemden bur
gemeester van Amsterdam, den Regeeringscom
missaris van Amsterdam en den Burgemeester-
Regeerlngscommissaris van Amsterdam. Daar
de verordening heel duidelijk bepaalt, dat de
functies van den burgemeester op den Regee
ringscommissaris overgaan, schijnt het aanbe
veling te verdienen te spreken van Regeerings
commissaris tout court. Een daarnaast nog be
staande burgemeester, die geen enkele functie
meer uitoefent, ware een al te ijle figuur.
Een wethouder is niet een bestuursorgaan;
een besluit van een wethouder kent ons ge
meenterecht niet. Derhalve kon de verordening
van den Rijkscommissaris bepalen, dat de wet
houders aan het werk blijven, voorzoover in be
paalde gevallen niet anders wordt bepaald; zij
beheeren hun „departement" als weleer.
Wij krijgen nu de volgende organisatie: Een
Regeeringscommissaris wordt belast met de be
voegdheden van den gemeenteraad, het college
van Burgemeester en Wethouders en den bur
gemeester. Dit beteekent dus, dat deze func
tionaris zoowel het wetgevend als het besturend
orgaan der gemeente vormt. Bij hem komen
alle touwtjes samen. Hij maakt de verordeningen
en stelt alle bestuursdaden; hij stelt de begroo
ting van inkomsten en uitgaven vast. Het toe-
zjcht dat Gedeputeerde Staten op besluiten van
den gemeenteraad uitoefenen de gemeente-
begrooting b.v. behoeft goedkeuring van Gede
puteerden hebben zij niet op de besluiten
van den Regeeringscommissaris. Voor dit toe
zicht treedt in de plaats het toezicht van den
Commissaris in de provincie en van den Se
cretaris-Generaal van Binnenlandsche Zaken.
Daarenboven zegt art. 3 dat de Regeeringscom-
inissaris gehouden is -e aanwijzingen van den
Commissaris der provincie en van den Secre
taris-Generaal op te volgen. Het zal wel de be
doeling zijn dat dit art. 3 de bestaande moge
lijkheid vervangt om besluiten van den ge
meenteraad te vernietigen wegens strijd met
wet of algemeen belang.
Uitgangspunt blijft het eigen initiatief en de
zelfwerkzaamheid van het plaatselijk bestuur.
Alleen heeft natuurlijk de bevoegdheid om in
structies te geven vóóraf een verder gaande
strekking dan de mogelijkheid van niet-goed-
keuring van uit eigen boezem ontsproten be
sluiten en van vernietiging van besluiten wegens
strijd met de wet of het algemeen belang ach
teraf. Hierbij zie men echter niet over het
hoofd, dat de gemeentebesturen langs directen
en indirecten weg heel wat instructies uit Den
Haag ontvingen.
De Regeeringscommissaris doet het werk niet
alleen. Een aantal wethouders zal naast en
met hem het beheer voeren. Daarenboven zal
hij terzijde worden gestaan door vier tot acht
„raadslieden van den Regeeringscommissaris"
De bedoeling is blijkbaar, dat de Regeerings
commissaris deze adviseurs uit diverse lagen
der bevolking benoemt.
MR. DR. C. CH. A. VAN HAREN
's Gravenhage.
Uitgaande van de Commissie voor Biosociolo-
gie en Veenonderzoek in Nederland, onderafdee-
ling van de Nederlandsche Botanische Veree-
niging, werd Zondag in het botanisch labora
torium aan de Lange Nieuwstraat te Utrecht
de tiende Nederlandsche dag voor biosociologie
en palaeobotanie gehouden. Voor dit congres
bestond groote belangstelling. Om half elf werd
het congres geopend door den voorzitter, prof.
dr. Th. Weevers, die met een enkel woord op
de beteekenis van dezen dag wees en vervolgens
het woord gaf aan den eersten spreker, dr. D.
W. de Vries.
Dr. de Vries sprak over den invloed van jaar
getijde en weer op de botanische samenstelling
van grasland. Hij wees er op, dat de vraag of
de schommelingen in massa-verhouding tus-
schen de plantensoorten onder genoemde in
vloeden groot of klein is, zoowel plantensocio-
logisch als landbouwkundig van belang is. Plan-
ten-sociologisch vooral in verband met de on
derscheiding der associaties volgens de domi
nantie.
Landbouwkundig is de gestelde vraag van
groot belang, daar de massaverhouding onbe
twist voor de practijk de meeste beteekenis
heeft. Het is allerminst onverschillig, of de bo
tanische samenstelling aan sterke schommeling
onderhevig is. Aan de hand van tal van tabel
len wist spreker aan te toonen, hoe de samen
stelling van grasland in den loop van het Jaar
tal van vaste verschillen vertoont en van welk
een ingrijpende - beteekenis de laatste strenge
winters op de samenstelling van de grasmat
is geweest, zich vooral openbarende in een
sterken achteruitgang in kwaliteit van het ge
was, doordat de betere soorten door grassen van
veel mindere kwaliteit worden verdrongen.
Vervolgens was het woord aan ir. G. Sissingh
uit Wageningen, die sprak over de grasland
typen om Wageningen. Hij wees er op, dat we
nog steeds niet beschikken over een duidelijk
overzicht van de verschillende typen hooi- en
weiland, die in Nederland voorkomen. Voo. het
buitenland geldt trouwens min of meer het
zelfde.
De graslanden worden samengevat in de
klasse der molinieto arrhenatheretea, die uit
eenvalt in twee orden, die achtereenvolgens
.door den spreker werden behandeld. Uit de
orde der arrhenatheretea werden de associaties
der bemeste hooilanden en die der bemeste wei
landen met hun verschillendee subassociaties,
zooals die op de Veluwe en in de Betuwe voor
komen, besproken.
De orde der onbemeste graslanden is door
de blauwgraslanden in de Wageningsc-m veen-
kampen en de Bennekomsche meent goed ver
tegenwoordigd. Jammer genoeg zal door de ont
watering van de Geldersche Vallei een groot
deel van dit type verdwijnen. Uitgestrekte stroo-
graslanden vinden we in Wageningen nooit, al
leen langs de slootranden komen schitterend
gekleurde banden van dit gezelschap met hooge
kruiden zooals moerasspiraea, valeriaan, weder ijk,
poelruit, kattenstaart en moerasandoorn een
enkele maal voor.
Uit het gegeven overzicht bleek onaer meer
duidelijk hoe in de eerste plaats het ingrijpen
van mensch en dier (hooien, beweiden) over-
heerscht over andere factoren, zooals bodem
gesteldheid, grondwaterstand.
Als laatste spreker voor de pauze was het
woord aan den heer L. A. Ae. van Eerde, die
sprak, mede namens dr. ir. W. Feekes, over de
landaanwinning van het Noorderleeg en die in
de Waddenzee. In 1925 werd op een deel van het
Noorderleeg een 20.000 ex. van het slijkgras
(spartina) uitgezet. Nadat aanvankelijk de ont
wikkeling van deze vegetatie langzaam verliep,
begon de spartina zich in het derde jaar krach
tig te ontwikkelen en was na vijf tot zes jaar
over het geheele gebied verspreid. Aan de Gro-
ningsche kust is de zeekraal de pionier van de
kweldervegetatie, proeven met spartina zijn
daar niet gelukt. Dat de spartina-aanplantingen
aan de Friesche kust wel slaagden, is vermoe
delijk te danken aan bijzondere plaatselijke
omstandigheden (wantij en dijkverloop). Spar
tina heeft n.l. graag een slibrijken bodem.
De vroegere meening, dat spartina, eenmaal
uitgezet, moeilijk meer te verdrijven is, bleek
onjuist te zijn. Een scherpe beweiding, zooals
op het Noorderleeg werkt het verdwijnen zeer
in de hand. Bovendien wordt spartina van na
ture verdrongen door het kweldergras. De in
vloed van de beweiding is evenwel grooter. In
de laatste strenge winters zijn veel planten
doodgevroren, terwijl ook het zaad in de daar
op volgende jaren slecht tot ontwikkeling
kwam. Dit jaar schijnt het zaad evenwel beter
op te komen.
Na de pauze, waarin een gemeenschappelijke
koffiemaaltijd werd gebruikt in „Maison
Schmitz", sprak dr. ir. W. H. Diemont over het
wintereiken-berkenbosch in Nederland en ten-
slote sprak de heer C. Sipkes over den invloed
van konijnen en wateronttrekking op de duin
flora.
Wie dit bora
voor zich ziet
moet éxtr<
voorzichtig
zijn, want hij
nadert 'n voor-
rangsweg (óók
het verkeer
van links laten
vóórg aan
Hans Hermans heeft de reeks „Verkenningen",
waarvan hij de redactie voert, verrijkt met een
door hem zelf geschreven verhandeling over
arbeidsdienst 1)De verdienste van dit zeer
lezenswaardige geschrift moet zeker niet in de
laatste plaats hierin gezocht worden, dat nie
mand, die het gelezen zal hebben, nog tegen
den arbeidsdienst zal kunnen inbrengen, dat
hij typisch Duitsch is. Eerstens geeft Hermans
een uitvoerige, objectieve uiteenzetting van doel
en werkwijze van den Duitschen arbeidsdienst 2),
waaruit ten duidelijkste blijkt, dat de Duitschs
arbeidsdienst tallooze aspecten vertoont, die
hem tot een voor ieder volk waardevol voor
beeld maken, maar vervolgens bewijst Hermans
met de stukken op tafel, dat de arbeidsdienst
gedachte min of meer tegelijkertijd en zonder
dat een bepaald land of een bepaalde ideologie
daarop een beslissenden invloed uitoefende, ge
boren werd in de verst uiteenliggende en van
karakter meest uiteenloopende landen.
In het eerste hoofdstuk, dat hij getiteld heeft
„De groei der gedachte", geeft hij een beknopte
doch niettemin aan historisch materiaal rijke
beschrijving van de wordingsgeschiedenis van
den arbeidsdienst, welke geschiedenis niet min
der dan twintig jaar bestrijkt. Behalve naar
Duitschland voert ons deze beschrijving naar
Bulgarije, Amerika, Engeland, Zwitserland, de
Scandinavische landen, Oostenrijk, Frankrijk,
Nederland, Roemenië en Polen.
Wel blijkt Duitschland het eerst de waarde
van den arbeidsdienst voor de opvoeding tot ge
meenschapszin en nationale saamhoorigheid op
den voorgrond te hebben geplaatst. Als onmid
dellijke doeleinden, door den arbeidsdienst na
gestreefd, noemt Hermans de volgende;
1. Dienst aan de deelnemers,
a. ten aanzien van hun arbeidsleven
door hen te onttrekken aan den ledig
gang der werkloosheid
door hun vakbekwaamheid op te voeren
door het aankweeken van algemeens
arbeidsdeugden;
b. ten aanzien van hun opvoeding, door
aanvulling van wat in de schoolopvoeding
ontbreekt.
2. Dienst aan de gemeenschap,
a. door het uitvoeren van noodzakelijke of
nuttige werken:
voor noodlijdende groepen in de volks
gemeenschap
voor de volksgemeenschap in haar ge
heel;
b. door het vormen van goede burgers, die
elkander over onderlinge verscheiden
heid heen verstaan en waardeeren
met elkander samen weten te werken
en de staatsgemeenschap, waartoe zij
behooren, kennen en hoogschatten.
Duitschland nu heeft als eerste vooral met
het oog op het onder b. genoemde den arbeids
dienst georganiseerd. Wanneer echter het vor
men van goede burgers het hoofddoel is van den
arbeidsdienst, kan men geen enkele reden aan
voeren, waarom men niet de geheele jeugd aan
den arbeidsdienst zou doen deelnemen. Dan ligt
de verplichte arbeidsdienst voor allen, die een
bepaalden leeftijd hebben bereikt, voor de hand.
Dan ligt het ook voor de hand, dat men allen
in den arbeidsdienst zooveel mogelijk dezelfde
soort arbeid laat verrichten en zeker niet de
vakopleiding tot criterium neemt voor de in
deeling van den arbeidsdienst.
Zeker is, dat iedere arbeidsdienst, die niet een
instelling van voorbijgaanden aard wil zijn, het
Duitsche voorbeeld moet navolgen en dus ais
zijn hoofddoel de opvoeding tot gemeenschaps
zin en nationale saamhoorigheid moet beschou
wen. Een sterk argument hiervoor levert de vol
gende passage uit Hermans' geschrift, welke
tevens een geliefd bezwaar tegen den arbeids
dienst ontzenuwt;
„Overal, waar een arbeidsdienst bestaat,
wordt er angstvallig op toe gezien, dat de
objecten, aan de jonge mannen en vrouwen
in de kampen ter uitvoering toevertrouwd
een „aanvullend karakter" dragen, dat zij dus
voor uitvoering op normale basis of door het
particuliere bedrijf niet in aanmerking komen.
„Waar de arbeidsdienst beschouwd wordt
als een vorm van jeugd werkloosheidsbestrij
ding, spreekt dit vanzelf. Zou men werken
die in normaal of in particulier bedrijf ren
dabel kunnen worden uitgevoerd, bij den ar
beidsdienst onderbrengen, dan zou men de
werkloosheid niet bestrijden, doch bevorderen
of op zijn minst bestendigen. „Aanvullend"
staat bij een dergelijke beschouwingswijze van
den arbeidsdienst gelijk met „abnormaal". Als
normaal geldt een toestand, waarin de jeugd
in haar geheel in het bedrijfsleven emplooi
vindt; arbeidsdienst is noodhulp en mag al-
NEW-YORK, 25 Maart 1941 (D.N-B.). De
New-Yorksche effectenbeurs opende vandaag
opnieuw zeer kalm en lusteloos. De koersont
wikkeling was verdeeld en aan den gedrukten
kant, daar de staking bij de Bethlehem Steel
Corp. de aandacht opnieuw sterk deed vallen
op de moeilijkheden van het binnenlandsche
bedrijfsleven. Bovendien droeg de ontwikkeling
van den toestand buiten het Westelijk halfrond
er toe bij den ondernemingslust te remmen,
waardoor een flauwere ondertoon ontstond.
De koersen bewogen zich aanvankelijk iets
in benedenwaartsche richting en deze koers
daling zette zich later verder voort. Een groot
aantal fondseri bleef geruimen tijd zonder om
zet, hetgeen onder meer het geval was met
staalwaarden. Er kwam, na eenigen tijd wat
aanbod van laatstgenoemde fondsen los, waar
bij Bethlehem Steel meer dan een punt ver
loren. Op het lagere koerspeil openbaarde zich
vervolgens weder eenige belangstelling, doch de
handel bleef slechts tot zeer weinig fondsen
beperkt, waarbij spoorwegfondsen en laagge-
noteerde public utilities op den voorgrond tra
den.
Van de spoorwegfondsen bestond matige vraag
naar Pennsylvania Railroad en Atchison To-
peka. De overige public Utilities waren daaren
tegen aan vrij groot aanbod onderhevig, zoodat
enkele dezer fondsen tamelijk gedrukt waren.
Hierbij deden zich de nog onzekere plannen,
die er ten aanzien der holding companies be
staan, als verontrustende factor gelden. Fond
sen van scheepsbouwr/ndernemingen wisten
zich te handhaven, doch suikerwaarden waren
flauwer, daar men rekening hield met de mo
gelijkheid van een verhooging der suikerquota,
waardoor eventueel een stijging van den suiker
prijs geremd zou worden, Tijdens het laatste
beursuur trokken de noteeringen over het al
gemeen iets aan, met name die der spoorweg
fondsen. De beurs sloot prijshoudend.
Vandaag werden 643 fondsen verhandeld
Daarvan zijn er 243 in koers gestegen, 199 ge
daald. De noteeringen der 201 overige bleven
onveranderd.
Slotk. Slotk. slotk
25/3 24/3 22/3
153 152(4
85% 85%
39 39%
24%
24
3%
77
3%
64
21
9%
leen die objecten uitvoeren, waar het nor
male bedrijfsleven geen belangstelling voor
aan den dag legt."
Slechts wanneer de arbeidsdienst zich ten
doel stelt de jeugd op te voeden tot gemeen
schapszin en nationale saamhoorigheid, biedt
hij meer dan noodhulp, voorziet hij in een be
hoefte, waarin hij bij uitstek kan voorzien er.
waarin niet, indien alles normaal was, het ge
zin, de school of het bedrijfsleven zou voor
zien. Slechts dan zal hij dus niet slechts een
lijdelijk karakter dragen. Of men zou zich op
het standpunt van het staatssocialisme moeten
plaatsen. Het staatssocialisme maakt het ge
heele economische leven tot arbeidsdienst en
derhalve zou men den arbeidsdienst, zooals deze
thans overal aan de orde is, als een begin van
staatssocialisme kunnen beschouwen. Het ge
vaar van een dergelijke staatssocialistische
strekking echter zal den arbeidsdienst daar het
minst bedreigen, waar zijn voornaamste, doel is
de opvoeding van de jeugd tot gemeenschaps
zin en nationale saamhoorigheid. Omdat daar
riet doel zelf en niet een noodtoestand den ar
beidsdienst als staatsinstelling rechtvaardigt.
Daar zal het doel van den arbeidsdienst als
zoodanig en niet, slechts ten gevolge van be
paalde sociale omstandigheden staatsdoel zijn
Hermans heeft het laatste hoofdstuk van zijn
geschrift aan den arbeidsdienst in Nederland
gewijd. Hierin blijkt nog eens in het bijzonder
voor Nederland, dat de aibeidsdienstgedachte
niet onder den drang of uit de overheerschinü
van Duitschen invloed ontstond. Hermans ein
digt met 'n korten commentaar op de verklaring
van majoor Breunese betreffende de geestelijke
verzorging in den arbeidsdienst. Wij kunnen
hem geheel volgen, waar hij een groepeering van
den arbeidsdienst overeenkomstig de befaamde
„zuilen" afwijst. Maar wanneer hij zegt, dat hel
voor een goed verstaander duidelijk is, dat
de verklaring van majoor Breunese onder de
tegenwoordige omstandigheden het meest be
reikbare inhoudt, verstaan wij hem maar half
Dit argument „ad hominem"' overtuigt er ons
in ieder geval niet van, dat het instituut van
aalmoezeniers niet ook in den arbeidsdienst zeer
goed op zijn plaats zou zijn.
Allied Chem153
American Can 85%
Am. Smelting 39%
Amer Tel Tel 161% 162 160%
Am. Tobacco B 68% 68% 68%
Anac. Copper 24"%
Atchis Topeka 24%
Baltim. Ohio 3%
Bethlehem St77%
Canada Pacif3%
Chrysler Corp64
Cons Edison 21%
Delaw Huds 10%
Eastman Eod 133
Gener Electric 32%
Gen. Motors 43 42%
Hudson Motor 3% 3%
Intern. Nickel 26% 25%
Int. Tel. a Tel. 21 2%
N. V. Central12% 12%
Pennsylvania 24% 23%
Radio Corp4 4
St. Oil N.-Jers 35% 35%
Union Pacific 77% 77
On. St. Rubber 22% 22%
Un. St. Steel 57% 56%
Westing house 93 94
Woolworth 30% 30%
1) „Arbeidsdienst". Verkenningen no. 4. Ver
schenen bij N.V. Paul Brand's Uitgeversbedrijf
Hilversum.
2) Over den Duitschen arbeidsdienst verscheen
dezer dagen bij uitgeverij Roskam te Atnster.
dam een uitstekende, zakelijk geschreven bro
chure, getiteld „Wat doet de Duitsche arbeids
dienst?" Hermans' uiteenzetting is niet zoo uit
voerig, dqt deze brochure niet nog vele andere
gegevens verstrekt.
24
23%
3%
77
3%
63%
21
9%
132% 130
32% 32%
42%
3%
25%
13%
12%
23
4%
35%
77
22%
54%
92%
30%
laten, f ex-div., ex-recht., ex-coup.,
WISSELKOERSEN
NEW YORK, 25 Maart.
Slotk.
21/3
151
85%
39%
161
68%
24%
23%
3%
77%
3%
63%
21
9%
131%
32%
42%
3%
26
2%
12%
23%
4%
35
77%
22%
56%
92%
30%
t bied.
25/3
24/3
22 ƒ3
Amsterdam cable
4.03%
4.03%
4.03%
Londen
4.03%
Parijs
2.35
2.32
2.32
Berlijn
40.07
40.07
40.07
5.05
5.05
5.05
9.25
9.25
9.25
23.22
23.22
23.22
23.25
23.27
23.30
23.84
13.84
23.84
4.74%
4.75%
4.75%
85.00
84.87%
84.87%
Montreal Londen
29.78
475%
475%
B. Aires (Papier)
23.15
23.15
23.15
B.Aires (Marketratc
23.10
23.15
23.15
Yokohama cable
23.20
23.45-46
23.45-46
Shanghai
5.38
5.49
5.53
Emitenten berichten, dat de uitgifte van
f 450.000 aandeelen in de ijzer-, metaal-, tem-
pergieterij v.h. B. Ubbink Co., N.V. dusdanig
is overteekend, dat de toewijzing slechts zeer
gering zal kunnen zijn.
PARIJS, 25 Maart. (D.N.B.) Voor goederen die
uit Duitschland komen of naar Duitschland gaan
en via Frankrijk worden doorgevoerd, zijn de
Fransche in- en uitvoerbepalingen, welke dit
transito belemmerden, opgeheven. Dit betee
kent dus een belangrijke vergemakkelijking van
het Duitshe transito verkeer door Frankrijk.
's-GRAVENHAGE, 25 Maart. Koersen vo«
stortingen op 26 Maart 1941 tegen verplichtin
gen luidende in:
Reichsmarken 75.36;
Belga's 30.1432;
Zwitsersche francs 43.56;
Fransche francs 3.768;
Lires 9.87;
Deensche kronen 36.37;
Noorsche kronen 42.82;
Zweedsche kronen 44.85;
Tsjechische kronen (oude schulden) 6.42;
Tsjechische kronen (nieuwe schulden) 7.54;
Dinar (oude schulden) 3.43;
Dinar (nieuwe schulden) 4.23;
Turksche ponden 1.45%;
Lewa 2.30;
Pengoe (oude schulden) 36.519;
Pengoe (nieuwe schulden) 45.89;
Zloty (oude schulden) 35.
Zloty (nieuwe schulden) 37.68.
17 Mrt. '41
en
Zelfs als men de volste consequenties wil
aanvaarden van het aftreden des heeren mr.
Trip, aldus lezen wij in het jongste beursover-
zicht der firma H. Oyen en Zonen, dan nog
schijnt er geen reden om nu zoo aanstonds de
witte vlag te hijschen boven iedere belegging
van geldelijken aard in guldens, en evenmin,
om een geconcentreerden stormaanval te doei'
op zakelijke beleggingen, sive aandeelen. Het
mag immers van algemeene bekendheid worden
geacht dat de bezettingsmacht in monetair op
zicht niets heviger schuwt dan inflatie en/of
devaluatie, terwijl reeds verscheidene malen te
kennen is gegeven, dat aan depreciatie van den
gulden t.o.v. den rijksmark niet wordt gedacht.
Dit wat betreft de positie, zoolang gulden en
mark in zoo innigen samenhang blijven alt
thans kennelijk in de bedoeling ligt. In dit vel
band is het ook leerzaam, dat de aandeelen
hausse te Amsterdam juist plaats vond te ze!f-
der tijd, dat de Berlijnsche beurs zeer flauw
was gestemd uit hoofde van dreigende verdere
dividendbeperkingen.
Bij de recente hausse te Amsterdam moet mer.
echter wel in het bijzonder in het oog houden,
dat deze kwam na een maandenlange en zeer
scherpe daling. De stijging van de laatste week
mag dus in de eerste plaats worden aange
merkt als een correctie op die daling, waarbij
dan nog kwam een verdere stroom van sterk
medevallende dividenden.
Aotl va
Binnenlandsche Wis
sels, Promessen, enz
Hoofdbank
Bijbank
Agentschappen
Totaal
Pap. o. h. buit.l.disc.
Idem Eig. Portel
Af; Verkocht, maar
voor de Bank nog
niet afgeloopen
Totaal
Beleen, (incl. Voors.)
In Reken.-Cour op
Onderpand
Hoofdbank
Bijbank
Agentschappen
Totaal
Op Effecten
Op Goederen
Ceelen
Totaal
Voorsch. a. n. RUk
(Art. 16 d. Bankwet
K.B. v. 1 Maart '37
Stbl no. 401)
Munt en Materiaal
Muntgoud
Munt Zilv., enz.
Muntmat. Zilv
Muntmat. Goud
Totaal
Belegg. v Kap.
Gebouwen en Meub
der Bank
Div Rekeningen
Staat cl. Nederland
(Wet v 27 Mei '32
St.bl No 221)
Totaal
Passiva
Kapitaal
Reservefonds
Bijzondere Reserves
Pensioenfonds
Bankb ln omloop
Bankass in omloop
Res. en Pensioenf
Rek.-Cour Saldo's
Van het Rijk
Van anderen
Div Reken
14 Maart '41
132.500.000
2.879.631
144.700
1.096.386.805
17.746.780
Totaal
W.v. a. Ned.-Ina
Besch. Metaalsaiüo
(K.B v 26 Mrt. 1940
Stbl. No. 482)
o. d. Bank ond.gebr
Schatkistp rechtst
135.524.331
22.907.385
22.907.385
149.014.490*
3.748.124
49.872.503
129.500.000
2.879.631
145 100
132.525.331
22.907.J85
202.635.118
202.175.967'
459.151
202.635.118*
22.907.385
152.868.476*
3.785.380
49.734.301
206.383.158
205.902.272*
435.886
206.388.158*
12.088.857 15.000000
1.114.133.585
48.609.709
4.500.000
203.710.331
1 096.506.786
18.031.90^
i 114.538.694
•18.475.493
4.500.000
197.428.12*
1.744.109.318
20.000.000
4.454.251
13.494.513
10.958.669
1.550.683.765
8.060
133.702.651
10.807.407
1.744.109 318
57.977.150
441.745.432
126.000.000
1 741.763 188
2O.o00.000
4.454.251
13.491.513
10.9u8.271
.547.493.320
11.380
134.586-78*
10.764.183-
1.741.763.188
57.977.130
442.999-203
123
Rentestand sedert 29 Aug 1939;
Wisseldisconto
Promessen-disconto
Voorscnotten ui Rek.-Cour
Beleening van Effecten
Beleening van Goederen en Ceelen
,000.000
3 P^
5% P®
3% P«C'
3% P^'
DOOR PERCY KING
6
Nadruk verboden
„De een of ander heeft een onv.'aardigen
streek uitgehaald, Mr. Moncrieff," zei Hender
son, méér uit een goedbedoelde begeerte, den
ouden man nog niet direct 't ergste te doen
aannemen, dan wel omdat hij zelf aan een
streek, hoe onwaardig ook, geloofde. H;j ver
wisselde ae spoelen en bracht den motor op
gang. 't Werd een groteske vertooning, nu de
handeling zich van achter naar voor afspeelde.
Waar de opnamen van de kinderen met den
hond aanvingen, liet hij den motor weer afzetten
en bekeek de film van vlakbij.
Melchior stond naast hem. „Je kunt zien, waar
de scène werd ingelascht. Allesbehalve vak
kundig gedaan. Bij 't afscheuren is een stukje
emulsielaag meegenomen."
Henderson knikte zwijgend. Hij liet de film
verder draaien. De lugubere tooneelen herhaal-
dten zich, dubbel luguber in hun achterwaartsche
handeling. Weer zagen zij den moordenaar naar
alle zijden 't water afturen. of iemand getuige
kon zijn geweest van 't misdrijf. Wéér verscheen
't in doodsangst vertrokken gezicht van Archi
bald Moncrieff, die tevergeefs zich aan de boot
trachtte vast te klemmen. Totdat 't punt van
aanvang was bereikt; de ander van de stuurhut
naderdend. Nogmaals werd de ngelaschte film
minutieus onderzocht; ze ontdekten niets, dat
hen wijzer maakte.
„Wie kan dat ding gemaakt hebben?" vroeg
Sopei', lichtelijk verward.
„H heeft zijn naam er niet bijgezet," ant
woordde Melchior met een droog, sarcastisch
lachje. „De bedoeling is anders duidelijk. Die
't deed, wilde 't bewijs leveren, dat Archie niet
verdronk,, maar werd vermoord."
Anthony zat wezenloos op een stoel bij den
projector.
„We draaien de film nog eens," besliste
Henderson. „Mogelijk valt ons ilts op, dat we
daarstraks over 't hoofd zagen."
Voor de derde maal Uep de film. Voor de
derde maal sloegen zij 't drama gade, dat door
de snelle herhalingen veel van 't schokkend had
verloren. Toen aan 't slot de boot op hen toe leek
te okmen, riep Eleanor:
„Zet stop gauw!"
Onmiddellijk voldeed Henderson er aan
't Meisje wees met een vinger naar 't beeld.
,,'t Is de „Arabella" niet," verklaarde zij posi
tief. ,,'k Twijfelde er direct al aan, nu heb 'k
zekerheid. Ze is aanmerkelijk kleiner. We heb
ben meer gelet op wat zich aan boord afspeelde,
dan op de boot zelf. Als je goed kijkt, merk je
een barst in 't glas van de stuurhut. Eerst dacht
'IC een fout in de film. Een donkere streep
loopt diagonaal over de vooruit. Op de „Ara
bella" is geen barst te vinden, 'k Was er bij,
toen 't jacht werd opgelegd."
Soper schokschouderde. „Alsof iemand zich
zooiets onbeduidends als een barst in glas nog
herinnert na bijna een maand!
Eleanor keek hem ontstemd aan. Haar ant
woord was voor de anderen bestemd, ,,'k Her
inner me alles. Met Settle ben 'k on de „Ara
bella" geweest, direct nadat ze naar 't booten
huis was gebracht. We hoopten iets te ont
dekken, waaruit zou blijken, hoe 't ongeluk had
kunnen gebeuren. Vanmiddag nog heb 'k met
Mr. Henderson 't jacht bekeken. Er was géén
barst in 't glas van de stuurhut, net zoo min als
vroeger."
„Iets anders," zei Derreck. „Heb u op de
kust gelet? Nergens een huls, zelfs geen boom.
Zoover 'k de Clyde Baai ken, weet 'k geen plek,
die er op. lijkt."
,,'k Vermoed, dat ze 't Noorder Kanaal zijn
uitgevaren," antwoordde Eleanor. „De foto's
doen denken aan de Iersche kust."
„Waar 't drama zich heeft afgespeeld, veran
dert niets aan 't feit zelf," meende Soper. „De
twee mannen op de film
Hij brak af, toen korte, scherpe tikken op glas
werden vernomen. Allen keken naar de terras
deuren. Vaag teekende zich de silhouet van een
man af. Een huivering doorvoer hen en nie
mand had kunnen zeggen, waarom.
IV
Derreck Henderson was er 't eerst. Hij opende
een van de deuren zóó ver, dat hij 't hoofd
er door kon steken, en keek wie de bezoeker
was. Zijn gezicht klaarde op, toen hij Robert
Settle herkende. Settle, de vertrouwde gedien
stige van Anthony Moncrieff. 's Zomers fun
geerde hij op 't eiland als manusje van alles,
ofschoon ieder heel goed wist, dat hij feitelijk
kon doen en laten wat hij wilde; ln den winter
nam hij op de bank een functie waar, welke
géén van 't personeel, zelfs Lawrence niet, dui
delijk was. Een groot probleem bleef alleen de
vertrouwelijke omgang tusschen Anthony Mon
crieff. anders de ongenaakbaarheid in persoon,
en dezen man.
„O, Mr. Derreck!" Ook de oude baas toonde
zich in zijn sas, den advocaat te zien. Heel wat
keeren was hij met hem in de baai wezen vis-
schen. Hij glimlachte, en de glimlach deed een
oogenblik de bezorgde uitdrukking van zijn ge
laat wijken. Doch niet zoodra herinenrde hij zich
't doel, waarmee hij was gekomen, of zijn ge
zicht stond weer ernstig.
„Zou 'k u even kunnen spreken!" fluisterde
hij,
Henderson knikte en wendde zich tot zijn
gastheer, ,,'t Is Robert," zei hij. Toen stapte hü
de openslaande deuren uit, duwde ze van bui
ten dicht en ging naar Settle, die uit den licht-
rlng was getreden.
„Wel?" vroeg hij.
„Een rare geschiedenis, Mr. Derreck! 'k Ben
niet bang uitgevallen, maar van bovennatuur
lijke dingen heb 'k niet terug."
„Vertel 't me, Robert. Op elk slot past een
sleutel. We zullen samen een verklaring voor
je rare geschiedenis zien te vinden."
„Een dik uur geleden kwam een boot naar de
haven, Mr. Derreck, en bleef er dwars voor
liggen. Omdat ze geen licht voer, vertrouwde
ik 't zaakje niet. Er willen wel eens onbevoegden
op 't eiland komen en daar is Mr. Anthony niet
van gediend, 'k Hield me koest en dacht: meteen
hoor 'k ze wel naar wal roeien. Maar er kwam
niemand. Om zekerheid te hebben, liet ik 't
zoeklicht werken en richtte 't pal op de boot.
Niks hoor! Geen teeken van leven, 'k Zette de
handen aan den mond en riep, ahoy! 't Gaf ook
al niet. 'k Roeide er heen en toen 'k vlakbij was,
riep ik wéér. 'k had 't even goed kunnen laten
Wel, een motorboot gaat niet uit zich zelf aan
't varen. Dus klauterde 'k aan boord."
„En werd er nog gauwer weer afgekieperd!"
lachte Henderson.
Settle schudde 't hoofd. „Zooals 'k zei met
bovennatuurlke dingen laat 'k me liever niet
in. 't Bleef stil op de boot. Toch moest Iemand
aan boord zijn'. Iemand, die reden had, zich van
den domme te houden, 't Werd me te machtig
en 'k roeide terug. ,t Zaakje is niet orde, Mr.
Derreck. 'k Wil wel wéér er naar toe, maar niet
in mjjn eentje."
Henderson keek den ouden baas vorschend
aan. „Mijn kon er af, als je me alles hebt ver
teld, Robert! Je houdt iets achterbaks! Wat
ontdekte je?"
„Ga mee, Mr. Derreck. Maar u moet het ee
aan boord." eIj
De advocaat haalde de schouders °P a
volgde Settle naar de haven. De naam
meer verwachten, dan men te zien kreeg.
lijk was 't maar een inham, diet: Anthony
laten graven om de barkas, waarmee hij
lijks naar Glasgow ging, als hij op 't eiland V,e
toefde, altijd bij de hand te hebben, t Have
was bovendien diep genoeg om de „Arab
bij slecht weer binnen te doen loopen; daa-e'
verleende dan 't zoeklicht, op een stellage
d«
monteerd, goede diensten.
nieeh'
Toen zij dichtbij waren gekomen, "*""icjep
Henderson vaag de omtrekken te ondersish®
van iets, dat een boot kon zijn. De avond
echter nevelig en hij kende de bedrieghJ
van water bij die weersgesteldheid. 't \_e
oogenblik dacht hij inderdaad een silhou
zien; 't volgend moment leek alles weer ln
meloosheid overgegaan.
„Deed jij 't licht uit. Robert?" y0jjd
„Ja, toen 'k van de boot terug was. k a
't beter, niemand wat tc laten merken v0
had gesproken." richt bet
„Draai 't dan weer aan, maat, en
op de boot.
(Wordt vervol''