De Regeeringscommissaris ARBEIDSDIENST Het Camera-mysterie BI0S0CI0L0GIE EN PALAEOBOTANIE EMISSIE UBBINK Co. Ontleding der nieuwe verordening De recente beurshgwsse WOENSDAG 26 MAART 1941 Tiende jaarlijksche landdag BEURS VAN» NEW YORK Lagere koersen lokten weinig kooplust uit Omzet 450.000 shares Slechts zeer geringe toewijzing mogelijk Vrij Transito naar Duitschland Koersen Nederlandsch Clearinginstituut VERKORTE BALANS van de Ned. Bank N.V. Ongemotiveerde reactie op Trip's aftreden Men heeft vroeger wel eens critiek uitgeoefend op het feit dat er een gemeentewet is, welke één bestuursorganisatie kent, één organisatie dan zoowel voor Tuil en 't Waal als voor Am sterdam. Degenen, die zoo dachten, konden zeker niet bevroeden, dat di. eenheid van organisatie op zoo'n grondige wijze zou worden doorbroken als dit is geschied door de Eerste Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Ne- deriandsche gebied betreffende buitengewone maatregelen op staats- en administratief-rech- telijk gebied (Verordeningenblad 3 Maart 1941, Stuk 8, no. 36). Want nu hebben we immers gekregen gemeenten met/een bestuursorganisatie volgens de gemeentewet en gemeenten bestuurd volgens genoemde verordening. En de eene be et uurorganisa tie maakt nog al een verschil met de andere. Een ieder weet natuurlijk, dat wij in de ge meente drie bestuursorganen hebben, n.l. den burgemeester, den raad en het college van bur gemeester en wethouders. De wethouder is geen bestuursorgaan. Minder bekend zijn natuurlijk aard en omvang van de afwijkingen van het wettelijk systeem, welke de praktijk te zien geeft. De gemeentewet plaatst aan het hoofd van de gemeente den gemeenteraad. De wet wil, dat de raad is regelend èn besturend col lege. Men zegt wel, dat het college van Burge meester en Wethouders het dagelijksch bestuur der gemeente vormt, maar in het systeem der gemeentewet is dat iJet heelemaal juist. Vol gens deze wet is de raad niet alleen het wet gevend, maar ook het besturend lichaam en slechts in zoover de gemeentewet bepaalde pun ten van bestuur aan het college van Burge meester en Wethouders toebedeelt, oefent dit college dagelijksch bestuur uit. De praktijk wijkt van dit wettelijk systeem in belangrijke mate af en hoe grooter de gemeente is, des te tal rijker zijn de afwijkingen en des te meer komt het zwaartepunt van het bestuur bij het college van Burgemeester en Wethouders te liggen. In de grootste gemeenten krijgen de wethouders daarenboven een positie, welke hen in feite tot een bestuursorgaan stempelt, een soort ge meente-minister. Hoe grooter een college is, des te minder ge schikt wordt het voor de uitoefening der be stuurstaak. De gemeentewet is aan de feitelijke ontwikkeling eenigermate tegemoet gekomen zoowel door de mogelijkheid om bepaalde be stuursbevoegdheden, welke de raad heeft, aan het college op te dragen (art. 212), als door de mogelijkheid van delegatie van regelgevende bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders (art. 169). Het feitelijk beeld vertoont op die manier be langrijke afwijkingen van het eenheidssysteem der wet. De burgemeester is de burgemeester, maar hoe geheel anders .ligt zijn taak in de kleine gemeente dan in de groote. Dat het be stuur eener wereldstad als Amsterdam aan de bestuursorganisatie geheel andere eischen stelt dan htt bestuur van een dorp met een burge meester-secretaris, tast men met belde handen. Genoemde verordening nu'maakt voor gemeen ten, waarin de Rijkscommissaris zulks noodig acht, een geheel andere bestuursorganisatie mogelijk. Wordt, bij decreet, de verordening op een ge meente toegepast en zulks is, gelijk bekend, reeds geschied op de gemeenten Amsterdam, Hilversum, Zaandam en Haarlem dan worden krachtens art. 2 eerste lid, de gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders, mitsgaders alle gemeentelijke commissi es ont bonden. Di't eerste lid van art. 2 noemt niet het derde bestuursorgaan, t. w. den burgemeester. Hoever zich het begrip gemeentelijke com missie uitstrekt, zal moeten blijken. Zeker vallen daaronder de vaste raadscommissies van voor bereiding en die van bijstand, genoemd in art. 60 der Gemeentewet, en eveneens de commissies ad hoc van art. 63. Dit zijn alle commissies van raadsleden en aangezien de gemeenteraden worden opgeheven, zijn er geen .gemeenteraads leden en geen commissies van gemeenteraads leden meer. Er zijn daarnaast echter talrijke ande re commissies, waarin raadsleden niet qualitate qua zitting hebben en waarvan in elk geval ook niet-raadsleden lid zijn. Er zijn gemengde commissies, bestaande uit raadsleden en/of vertegenwoordigers van orga nisaties, commissies benoemd door den raad of door B. en W., door den burgemeester of door de wet. De Amsterdamsche Levensmiddelenraad bijv. bestaat uit een wethouder-voorzitter en uit ver tegenwoordigers van de Kamer van Koophan del, van winkeliersvereenigingen, vakcentrales en coöperaties. Een voor ons liggend rapport eener Amsterdamsche gemeentelijke studiecommissie laat een overzicht zien van 69 Amsterdamsche commissies, waarin onderscheiden Ingezetenen loffelijk werk vóór de gemeente verrichten. Het zal wel niet in de bedoeling liggen al deze com missies op te heffen. Artikel 2 van genoemde verordening bepaalt In het tweede lid dat de bevoegdheden van de krachtens het eerste lid ontbonden lichamen, alsmede de functies van den burgemeester, overgaan op een Regeeringscommissaris. Noemt het eerste lid den burgemeester niet, wordt dit gemeenteorgaan dus niet ontbonden, het tweede lid zegt, dat de functies van den burgemeester op den Regeeringscommissaris overgaan. Wan neer men nu vraagt, heeft Amsterdam thans een burgemeester, dan blijkt hoe onduidelijk heft antwoord is uit courantenberichten, die beur telings spreken van den nieuw benoemden bur gemeester van Amsterdam, den Regeeringscom missaris van Amsterdam en den Burgemeester- Regeerlngscommissaris van Amsterdam. Daar de verordening heel duidelijk bepaalt, dat de functies van den burgemeester op den Regee ringscommissaris overgaan, schijnt het aanbe veling te verdienen te spreken van Regeerings commissaris tout court. Een daarnaast nog be staande burgemeester, die geen enkele functie meer uitoefent, ware een al te ijle figuur. Een wethouder is niet een bestuursorgaan; een besluit van een wethouder kent ons ge meenterecht niet. Derhalve kon de verordening van den Rijkscommissaris bepalen, dat de wet houders aan het werk blijven, voorzoover in be paalde gevallen niet anders wordt bepaald; zij beheeren hun „departement" als weleer. Wij krijgen nu de volgende organisatie: Een Regeeringscommissaris wordt belast met de be voegdheden van den gemeenteraad, het college van Burgemeester en Wethouders en den bur gemeester. Dit beteekent dus, dat deze func tionaris zoowel het wetgevend als het besturend orgaan der gemeente vormt. Bij hem komen alle touwtjes samen. Hij maakt de verordeningen en stelt alle bestuursdaden; hij stelt de begroo ting van inkomsten en uitgaven vast. Het toe- zjcht dat Gedeputeerde Staten op besluiten van den gemeenteraad uitoefenen de gemeente- begrooting b.v. behoeft goedkeuring van Gede puteerden hebben zij niet op de besluiten van den Regeeringscommissaris. Voor dit toe zicht treedt in de plaats het toezicht van den Commissaris in de provincie en van den Se cretaris-Generaal van Binnenlandsche Zaken. Daarenboven zegt art. 3 dat de Regeeringscom- inissaris gehouden is -e aanwijzingen van den Commissaris der provincie en van den Secre taris-Generaal op te volgen. Het zal wel de be doeling zijn dat dit art. 3 de bestaande moge lijkheid vervangt om besluiten van den ge meenteraad te vernietigen wegens strijd met wet of algemeen belang. Uitgangspunt blijft het eigen initiatief en de zelfwerkzaamheid van het plaatselijk bestuur. Alleen heeft natuurlijk de bevoegdheid om in structies te geven vóóraf een verder gaande strekking dan de mogelijkheid van niet-goed- keuring van uit eigen boezem ontsproten be sluiten en van vernietiging van besluiten wegens strijd met de wet of het algemeen belang ach teraf. Hierbij zie men echter niet over het hoofd, dat de gemeentebesturen langs directen en indirecten weg heel wat instructies uit Den Haag ontvingen. De Regeeringscommissaris doet het werk niet alleen. Een aantal wethouders zal naast en met hem het beheer voeren. Daarenboven zal hij terzijde worden gestaan door vier tot acht „raadslieden van den Regeeringscommissaris" De bedoeling is blijkbaar, dat de Regeerings commissaris deze adviseurs uit diverse lagen der bevolking benoemt. MR. DR. C. CH. A. VAN HAREN 's Gravenhage. Uitgaande van de Commissie voor Biosociolo- gie en Veenonderzoek in Nederland, onderafdee- ling van de Nederlandsche Botanische Veree- niging, werd Zondag in het botanisch labora torium aan de Lange Nieuwstraat te Utrecht de tiende Nederlandsche dag voor biosociologie en palaeobotanie gehouden. Voor dit congres bestond groote belangstelling. Om half elf werd het congres geopend door den voorzitter, prof. dr. Th. Weevers, die met een enkel woord op de beteekenis van dezen dag wees en vervolgens het woord gaf aan den eersten spreker, dr. D. W. de Vries. Dr. de Vries sprak over den invloed van jaar getijde en weer op de botanische samenstelling van grasland. Hij wees er op, dat de vraag of de schommelingen in massa-verhouding tus- schen de plantensoorten onder genoemde in vloeden groot of klein is, zoowel plantensocio- logisch als landbouwkundig van belang is. Plan- ten-sociologisch vooral in verband met de on derscheiding der associaties volgens de domi nantie. Landbouwkundig is de gestelde vraag van groot belang, daar de massaverhouding onbe twist voor de practijk de meeste beteekenis heeft. Het is allerminst onverschillig, of de bo tanische samenstelling aan sterke schommeling onderhevig is. Aan de hand van tal van tabel len wist spreker aan te toonen, hoe de samen stelling van grasland in den loop van het Jaar tal van vaste verschillen vertoont en van welk een ingrijpende - beteekenis de laatste strenge winters op de samenstelling van de grasmat is geweest, zich vooral openbarende in een sterken achteruitgang in kwaliteit van het ge was, doordat de betere soorten door grassen van veel mindere kwaliteit worden verdrongen. Vervolgens was het woord aan ir. G. Sissingh uit Wageningen, die sprak over de grasland typen om Wageningen. Hij wees er op, dat we nog steeds niet beschikken over een duidelijk overzicht van de verschillende typen hooi- en weiland, die in Nederland voorkomen. Voo. het buitenland geldt trouwens min of meer het zelfde. De graslanden worden samengevat in de klasse der molinieto arrhenatheretea, die uit eenvalt in twee orden, die achtereenvolgens .door den spreker werden behandeld. Uit de orde der arrhenatheretea werden de associaties der bemeste hooilanden en die der bemeste wei landen met hun verschillendee subassociaties, zooals die op de Veluwe en in de Betuwe voor komen, besproken. De orde der onbemeste graslanden is door de blauwgraslanden in de Wageningsc-m veen- kampen en de Bennekomsche meent goed ver tegenwoordigd. Jammer genoeg zal door de ont watering van de Geldersche Vallei een groot deel van dit type verdwijnen. Uitgestrekte stroo- graslanden vinden we in Wageningen nooit, al leen langs de slootranden komen schitterend gekleurde banden van dit gezelschap met hooge kruiden zooals moerasspiraea, valeriaan, weder ijk, poelruit, kattenstaart en moerasandoorn een enkele maal voor. Uit het gegeven overzicht bleek onaer meer duidelijk hoe in de eerste plaats het ingrijpen van mensch en dier (hooien, beweiden) over- heerscht over andere factoren, zooals bodem gesteldheid, grondwaterstand. Als laatste spreker voor de pauze was het woord aan den heer L. A. Ae. van Eerde, die sprak, mede namens dr. ir. W. Feekes, over de landaanwinning van het Noorderleeg en die in de Waddenzee. In 1925 werd op een deel van het Noorderleeg een 20.000 ex. van het slijkgras (spartina) uitgezet. Nadat aanvankelijk de ont wikkeling van deze vegetatie langzaam verliep, begon de spartina zich in het derde jaar krach tig te ontwikkelen en was na vijf tot zes jaar over het geheele gebied verspreid. Aan de Gro- ningsche kust is de zeekraal de pionier van de kweldervegetatie, proeven met spartina zijn daar niet gelukt. Dat de spartina-aanplantingen aan de Friesche kust wel slaagden, is vermoe delijk te danken aan bijzondere plaatselijke omstandigheden (wantij en dijkverloop). Spar tina heeft n.l. graag een slibrijken bodem. De vroegere meening, dat spartina, eenmaal uitgezet, moeilijk meer te verdrijven is, bleek onjuist te zijn. Een scherpe beweiding, zooals op het Noorderleeg werkt het verdwijnen zeer in de hand. Bovendien wordt spartina van na ture verdrongen door het kweldergras. De in vloed van de beweiding is evenwel grooter. In de laatste strenge winters zijn veel planten doodgevroren, terwijl ook het zaad in de daar op volgende jaren slecht tot ontwikkeling kwam. Dit jaar schijnt het zaad evenwel beter op te komen. Na de pauze, waarin een gemeenschappelijke koffiemaaltijd werd gebruikt in „Maison Schmitz", sprak dr. ir. W. H. Diemont over het wintereiken-berkenbosch in Nederland en ten- slote sprak de heer C. Sipkes over den invloed van konijnen en wateronttrekking op de duin flora. Wie dit bora voor zich ziet moet éxtr< voorzichtig zijn, want hij nadert 'n voor- rangsweg (óók het verkeer van links laten vóórg aan Hans Hermans heeft de reeks „Verkenningen", waarvan hij de redactie voert, verrijkt met een door hem zelf geschreven verhandeling over arbeidsdienst 1)De verdienste van dit zeer lezenswaardige geschrift moet zeker niet in de laatste plaats hierin gezocht worden, dat nie mand, die het gelezen zal hebben, nog tegen den arbeidsdienst zal kunnen inbrengen, dat hij typisch Duitsch is. Eerstens geeft Hermans een uitvoerige, objectieve uiteenzetting van doel en werkwijze van den Duitschen arbeidsdienst 2), waaruit ten duidelijkste blijkt, dat de Duitschs arbeidsdienst tallooze aspecten vertoont, die hem tot een voor ieder volk waardevol voor beeld maken, maar vervolgens bewijst Hermans met de stukken op tafel, dat de arbeidsdienst gedachte min of meer tegelijkertijd en zonder dat een bepaald land of een bepaalde ideologie daarop een beslissenden invloed uitoefende, ge boren werd in de verst uiteenliggende en van karakter meest uiteenloopende landen. In het eerste hoofdstuk, dat hij getiteld heeft „De groei der gedachte", geeft hij een beknopte doch niettemin aan historisch materiaal rijke beschrijving van de wordingsgeschiedenis van den arbeidsdienst, welke geschiedenis niet min der dan twintig jaar bestrijkt. Behalve naar Duitschland voert ons deze beschrijving naar Bulgarije, Amerika, Engeland, Zwitserland, de Scandinavische landen, Oostenrijk, Frankrijk, Nederland, Roemenië en Polen. Wel blijkt Duitschland het eerst de waarde van den arbeidsdienst voor de opvoeding tot ge meenschapszin en nationale saamhoorigheid op den voorgrond te hebben geplaatst. Als onmid dellijke doeleinden, door den arbeidsdienst na gestreefd, noemt Hermans de volgende; 1. Dienst aan de deelnemers, a. ten aanzien van hun arbeidsleven door hen te onttrekken aan den ledig gang der werkloosheid door hun vakbekwaamheid op te voeren door het aankweeken van algemeens arbeidsdeugden; b. ten aanzien van hun opvoeding, door aanvulling van wat in de schoolopvoeding ontbreekt. 2. Dienst aan de gemeenschap, a. door het uitvoeren van noodzakelijke of nuttige werken: voor noodlijdende groepen in de volks gemeenschap voor de volksgemeenschap in haar ge heel; b. door het vormen van goede burgers, die elkander over onderlinge verscheiden heid heen verstaan en waardeeren met elkander samen weten te werken en de staatsgemeenschap, waartoe zij behooren, kennen en hoogschatten. Duitschland nu heeft als eerste vooral met het oog op het onder b. genoemde den arbeids dienst georganiseerd. Wanneer echter het vor men van goede burgers het hoofddoel is van den arbeidsdienst, kan men geen enkele reden aan voeren, waarom men niet de geheele jeugd aan den arbeidsdienst zou doen deelnemen. Dan ligt de verplichte arbeidsdienst voor allen, die een bepaalden leeftijd hebben bereikt, voor de hand. Dan ligt het ook voor de hand, dat men allen in den arbeidsdienst zooveel mogelijk dezelfde soort arbeid laat verrichten en zeker niet de vakopleiding tot criterium neemt voor de in deeling van den arbeidsdienst. Zeker is, dat iedere arbeidsdienst, die niet een instelling van voorbijgaanden aard wil zijn, het Duitsche voorbeeld moet navolgen en dus ais zijn hoofddoel de opvoeding tot gemeenschaps zin en nationale saamhoorigheid moet beschou wen. Een sterk argument hiervoor levert de vol gende passage uit Hermans' geschrift, welke tevens een geliefd bezwaar tegen den arbeids dienst ontzenuwt; „Overal, waar een arbeidsdienst bestaat, wordt er angstvallig op toe gezien, dat de objecten, aan de jonge mannen en vrouwen in de kampen ter uitvoering toevertrouwd een „aanvullend karakter" dragen, dat zij dus voor uitvoering op normale basis of door het particuliere bedrijf niet in aanmerking komen. „Waar de arbeidsdienst beschouwd wordt als een vorm van jeugd werkloosheidsbestrij ding, spreekt dit vanzelf. Zou men werken die in normaal of in particulier bedrijf ren dabel kunnen worden uitgevoerd, bij den ar beidsdienst onderbrengen, dan zou men de werkloosheid niet bestrijden, doch bevorderen of op zijn minst bestendigen. „Aanvullend" staat bij een dergelijke beschouwingswijze van den arbeidsdienst gelijk met „abnormaal". Als normaal geldt een toestand, waarin de jeugd in haar geheel in het bedrijfsleven emplooi vindt; arbeidsdienst is noodhulp en mag al- NEW-YORK, 25 Maart 1941 (D.N-B.). De New-Yorksche effectenbeurs opende vandaag opnieuw zeer kalm en lusteloos. De koersont wikkeling was verdeeld en aan den gedrukten kant, daar de staking bij de Bethlehem Steel Corp. de aandacht opnieuw sterk deed vallen op de moeilijkheden van het binnenlandsche bedrijfsleven. Bovendien droeg de ontwikkeling van den toestand buiten het Westelijk halfrond er toe bij den ondernemingslust te remmen, waardoor een flauwere ondertoon ontstond. De koersen bewogen zich aanvankelijk iets in benedenwaartsche richting en deze koers daling zette zich later verder voort. Een groot aantal fondseri bleef geruimen tijd zonder om zet, hetgeen onder meer het geval was met staalwaarden. Er kwam, na eenigen tijd wat aanbod van laatstgenoemde fondsen los, waar bij Bethlehem Steel meer dan een punt ver loren. Op het lagere koerspeil openbaarde zich vervolgens weder eenige belangstelling, doch de handel bleef slechts tot zeer weinig fondsen beperkt, waarbij spoorwegfondsen en laagge- noteerde public utilities op den voorgrond tra den. Van de spoorwegfondsen bestond matige vraag naar Pennsylvania Railroad en Atchison To- peka. De overige public Utilities waren daaren tegen aan vrij groot aanbod onderhevig, zoodat enkele dezer fondsen tamelijk gedrukt waren. Hierbij deden zich de nog onzekere plannen, die er ten aanzien der holding companies be staan, als verontrustende factor gelden. Fond sen van scheepsbouwr/ndernemingen wisten zich te handhaven, doch suikerwaarden waren flauwer, daar men rekening hield met de mo gelijkheid van een verhooging der suikerquota, waardoor eventueel een stijging van den suiker prijs geremd zou worden, Tijdens het laatste beursuur trokken de noteeringen over het al gemeen iets aan, met name die der spoorweg fondsen. De beurs sloot prijshoudend. Vandaag werden 643 fondsen verhandeld Daarvan zijn er 243 in koers gestegen, 199 ge daald. De noteeringen der 201 overige bleven onveranderd. Slotk. Slotk. slotk 25/3 24/3 22/3 153 152(4 85% 85% 39 39% 24% 24 3% 77 3% 64 21 9% leen die objecten uitvoeren, waar het nor male bedrijfsleven geen belangstelling voor aan den dag legt." Slechts wanneer de arbeidsdienst zich ten doel stelt de jeugd op te voeden tot gemeen schapszin en nationale saamhoorigheid, biedt hij meer dan noodhulp, voorziet hij in een be hoefte, waarin hij bij uitstek kan voorzien er. waarin niet, indien alles normaal was, het ge zin, de school of het bedrijfsleven zou voor zien. Slechts dan zal hij dus niet slechts een lijdelijk karakter dragen. Of men zou zich op het standpunt van het staatssocialisme moeten plaatsen. Het staatssocialisme maakt het ge heele economische leven tot arbeidsdienst en derhalve zou men den arbeidsdienst, zooals deze thans overal aan de orde is, als een begin van staatssocialisme kunnen beschouwen. Het ge vaar van een dergelijke staatssocialistische strekking echter zal den arbeidsdienst daar het minst bedreigen, waar zijn voornaamste, doel is de opvoeding van de jeugd tot gemeenschaps zin en nationale saamhoorigheid. Omdat daar riet doel zelf en niet een noodtoestand den ar beidsdienst als staatsinstelling rechtvaardigt. Daar zal het doel van den arbeidsdienst als zoodanig en niet, slechts ten gevolge van be paalde sociale omstandigheden staatsdoel zijn Hermans heeft het laatste hoofdstuk van zijn geschrift aan den arbeidsdienst in Nederland gewijd. Hierin blijkt nog eens in het bijzonder voor Nederland, dat de aibeidsdienstgedachte niet onder den drang of uit de overheerschinü van Duitschen invloed ontstond. Hermans ein digt met 'n korten commentaar op de verklaring van majoor Breunese betreffende de geestelijke verzorging in den arbeidsdienst. Wij kunnen hem geheel volgen, waar hij een groepeering van den arbeidsdienst overeenkomstig de befaamde „zuilen" afwijst. Maar wanneer hij zegt, dat hel voor een goed verstaander duidelijk is, dat de verklaring van majoor Breunese onder de tegenwoordige omstandigheden het meest be reikbare inhoudt, verstaan wij hem maar half Dit argument „ad hominem"' overtuigt er ons in ieder geval niet van, dat het instituut van aalmoezeniers niet ook in den arbeidsdienst zeer goed op zijn plaats zou zijn. Allied Chem153 American Can 85% Am. Smelting 39% Amer Tel Tel 161% 162 160% Am. Tobacco B 68% 68% 68% Anac. Copper 24"% Atchis Topeka 24% Baltim. Ohio 3% Bethlehem St77% Canada Pacif3% Chrysler Corp64 Cons Edison 21% Delaw Huds 10% Eastman Eod 133 Gener Electric 32% Gen. Motors 43 42% Hudson Motor 3% 3% Intern. Nickel 26% 25% Int. Tel. a Tel. 21 2% N. V. Central12% 12% Pennsylvania 24% 23% Radio Corp4 4 St. Oil N.-Jers 35% 35% Union Pacific 77% 77 On. St. Rubber 22% 22% Un. St. Steel 57% 56% Westing house 93 94 Woolworth 30% 30% 1) „Arbeidsdienst". Verkenningen no. 4. Ver schenen bij N.V. Paul Brand's Uitgeversbedrijf Hilversum. 2) Over den Duitschen arbeidsdienst verscheen dezer dagen bij uitgeverij Roskam te Atnster. dam een uitstekende, zakelijk geschreven bro chure, getiteld „Wat doet de Duitsche arbeids dienst?" Hermans' uiteenzetting is niet zoo uit voerig, dqt deze brochure niet nog vele andere gegevens verstrekt. 24 23% 3% 77 3% 63% 21 9% 132% 130 32% 32% 42% 3% 25% 13% 12% 23 4% 35% 77 22% 54% 92% 30% laten, f ex-div., ex-recht., ex-coup., WISSELKOERSEN NEW YORK, 25 Maart. Slotk. 21/3 151 85% 39% 161 68% 24% 23% 3% 77% 3% 63% 21 9% 131% 32% 42% 3% 26 2% 12% 23% 4% 35 77% 22% 56% 92% 30% t bied. 25/3 24/3 22 ƒ3 Amsterdam cable 4.03% 4.03% 4.03% Londen 4.03% Parijs 2.35 2.32 2.32 Berlijn 40.07 40.07 40.07 5.05 5.05 5.05 9.25 9.25 9.25 23.22 23.22 23.22 23.25 23.27 23.30 23.84 13.84 23.84 4.74% 4.75% 4.75% 85.00 84.87% 84.87% Montreal Londen 29.78 475% 475% B. Aires (Papier) 23.15 23.15 23.15 B.Aires (Marketratc 23.10 23.15 23.15 Yokohama cable 23.20 23.45-46 23.45-46 Shanghai 5.38 5.49 5.53 Emitenten berichten, dat de uitgifte van f 450.000 aandeelen in de ijzer-, metaal-, tem- pergieterij v.h. B. Ubbink Co., N.V. dusdanig is overteekend, dat de toewijzing slechts zeer gering zal kunnen zijn. PARIJS, 25 Maart. (D.N.B.) Voor goederen die uit Duitschland komen of naar Duitschland gaan en via Frankrijk worden doorgevoerd, zijn de Fransche in- en uitvoerbepalingen, welke dit transito belemmerden, opgeheven. Dit betee kent dus een belangrijke vergemakkelijking van het Duitshe transito verkeer door Frankrijk. 's-GRAVENHAGE, 25 Maart. Koersen vo« stortingen op 26 Maart 1941 tegen verplichtin gen luidende in: Reichsmarken 75.36; Belga's 30.1432; Zwitsersche francs 43.56; Fransche francs 3.768; Lires 9.87; Deensche kronen 36.37; Noorsche kronen 42.82; Zweedsche kronen 44.85; Tsjechische kronen (oude schulden) 6.42; Tsjechische kronen (nieuwe schulden) 7.54; Dinar (oude schulden) 3.43; Dinar (nieuwe schulden) 4.23; Turksche ponden 1.45%; Lewa 2.30; Pengoe (oude schulden) 36.519; Pengoe (nieuwe schulden) 45.89; Zloty (oude schulden) 35. Zloty (nieuwe schulden) 37.68. 17 Mrt. '41 en Zelfs als men de volste consequenties wil aanvaarden van het aftreden des heeren mr. Trip, aldus lezen wij in het jongste beursover- zicht der firma H. Oyen en Zonen, dan nog schijnt er geen reden om nu zoo aanstonds de witte vlag te hijschen boven iedere belegging van geldelijken aard in guldens, en evenmin, om een geconcentreerden stormaanval te doei' op zakelijke beleggingen, sive aandeelen. Het mag immers van algemeene bekendheid worden geacht dat de bezettingsmacht in monetair op zicht niets heviger schuwt dan inflatie en/of devaluatie, terwijl reeds verscheidene malen te kennen is gegeven, dat aan depreciatie van den gulden t.o.v. den rijksmark niet wordt gedacht. Dit wat betreft de positie, zoolang gulden en mark in zoo innigen samenhang blijven alt thans kennelijk in de bedoeling ligt. In dit vel band is het ook leerzaam, dat de aandeelen hausse te Amsterdam juist plaats vond te ze!f- der tijd, dat de Berlijnsche beurs zeer flauw was gestemd uit hoofde van dreigende verdere dividendbeperkingen. Bij de recente hausse te Amsterdam moet mer. echter wel in het bijzonder in het oog houden, dat deze kwam na een maandenlange en zeer scherpe daling. De stijging van de laatste week mag dus in de eerste plaats worden aange merkt als een correctie op die daling, waarbij dan nog kwam een verdere stroom van sterk medevallende dividenden. Aotl va Binnenlandsche Wis sels, Promessen, enz Hoofdbank Bijbank Agentschappen Totaal Pap. o. h. buit.l.disc. Idem Eig. Portel Af; Verkocht, maar voor de Bank nog niet afgeloopen Totaal Beleen, (incl. Voors.) In Reken.-Cour op Onderpand Hoofdbank Bijbank Agentschappen Totaal Op Effecten Op Goederen Ceelen Totaal Voorsch. a. n. RUk (Art. 16 d. Bankwet K.B. v. 1 Maart '37 Stbl no. 401) Munt en Materiaal Muntgoud Munt Zilv., enz. Muntmat. Zilv Muntmat. Goud Totaal Belegg. v Kap. Gebouwen en Meub der Bank Div Rekeningen Staat cl. Nederland (Wet v 27 Mei '32 St.bl No 221) Totaal Passiva Kapitaal Reservefonds Bijzondere Reserves Pensioenfonds Bankb ln omloop Bankass in omloop Res. en Pensioenf Rek.-Cour Saldo's Van het Rijk Van anderen Div Reken 14 Maart '41 132.500.000 2.879.631 144.700 1.096.386.805 17.746.780 Totaal W.v. a. Ned.-Ina Besch. Metaalsaiüo (K.B v 26 Mrt. 1940 Stbl. No. 482) o. d. Bank ond.gebr Schatkistp rechtst 135.524.331 22.907.385 22.907.385 149.014.490* 3.748.124 49.872.503 129.500.000 2.879.631 145 100 132.525.331 22.907.J85 202.635.118 202.175.967' 459.151 202.635.118* 22.907.385 152.868.476* 3.785.380 49.734.301 206.383.158 205.902.272* 435.886 206.388.158* 12.088.857 15.000000 1.114.133.585 48.609.709 4.500.000 203.710.331 1 096.506.786 18.031.90^ i 114.538.694 •18.475.493 4.500.000 197.428.12* 1.744.109.318 20.000.000 4.454.251 13.494.513 10.958.669 1.550.683.765 8.060 133.702.651 10.807.407 1.744.109 318 57.977.150 441.745.432 126.000.000 1 741.763 188 2O.o00.000 4.454.251 13.491.513 10.9u8.271 .547.493.320 11.380 134.586-78* 10.764.183- 1.741.763.188 57.977.130 442.999-203 123 Rentestand sedert 29 Aug 1939; Wisseldisconto Promessen-disconto Voorscnotten ui Rek.-Cour Beleening van Effecten Beleening van Goederen en Ceelen ,000.000 3 P^ 5% P® 3% P«C' 3% P^' DOOR PERCY KING 6 Nadruk verboden „De een of ander heeft een onv.'aardigen streek uitgehaald, Mr. Moncrieff," zei Hender son, méér uit een goedbedoelde begeerte, den ouden man nog niet direct 't ergste te doen aannemen, dan wel omdat hij zelf aan een streek, hoe onwaardig ook, geloofde. H;j ver wisselde ae spoelen en bracht den motor op gang. 't Werd een groteske vertooning, nu de handeling zich van achter naar voor afspeelde. Waar de opnamen van de kinderen met den hond aanvingen, liet hij den motor weer afzetten en bekeek de film van vlakbij. Melchior stond naast hem. „Je kunt zien, waar de scène werd ingelascht. Allesbehalve vak kundig gedaan. Bij 't afscheuren is een stukje emulsielaag meegenomen." Henderson knikte zwijgend. Hij liet de film verder draaien. De lugubere tooneelen herhaal- dten zich, dubbel luguber in hun achterwaartsche handeling. Weer zagen zij den moordenaar naar alle zijden 't water afturen. of iemand getuige kon zijn geweest van 't misdrijf. Wéér verscheen 't in doodsangst vertrokken gezicht van Archi bald Moncrieff, die tevergeefs zich aan de boot trachtte vast te klemmen. Totdat 't punt van aanvang was bereikt; de ander van de stuurhut naderdend. Nogmaals werd de ngelaschte film minutieus onderzocht; ze ontdekten niets, dat hen wijzer maakte. „Wie kan dat ding gemaakt hebben?" vroeg Sopei', lichtelijk verward. „H heeft zijn naam er niet bijgezet," ant woordde Melchior met een droog, sarcastisch lachje. „De bedoeling is anders duidelijk. Die 't deed, wilde 't bewijs leveren, dat Archie niet verdronk,, maar werd vermoord." Anthony zat wezenloos op een stoel bij den projector. „We draaien de film nog eens," besliste Henderson. „Mogelijk valt ons ilts op, dat we daarstraks over 't hoofd zagen." Voor de derde maal Uep de film. Voor de derde maal sloegen zij 't drama gade, dat door de snelle herhalingen veel van 't schokkend had verloren. Toen aan 't slot de boot op hen toe leek te okmen, riep Eleanor: „Zet stop gauw!" Onmiddellijk voldeed Henderson er aan 't Meisje wees met een vinger naar 't beeld. ,,'t Is de „Arabella" niet," verklaarde zij posi tief. ,,'k Twijfelde er direct al aan, nu heb 'k zekerheid. Ze is aanmerkelijk kleiner. We heb ben meer gelet op wat zich aan boord afspeelde, dan op de boot zelf. Als je goed kijkt, merk je een barst in 't glas van de stuurhut. Eerst dacht 'IC een fout in de film. Een donkere streep loopt diagonaal over de vooruit. Op de „Ara bella" is geen barst te vinden, 'k Was er bij, toen 't jacht werd opgelegd." Soper schokschouderde. „Alsof iemand zich zooiets onbeduidends als een barst in glas nog herinnert na bijna een maand! Eleanor keek hem ontstemd aan. Haar ant woord was voor de anderen bestemd, ,,'k Her inner me alles. Met Settle ben 'k on de „Ara bella" geweest, direct nadat ze naar 't booten huis was gebracht. We hoopten iets te ont dekken, waaruit zou blijken, hoe 't ongeluk had kunnen gebeuren. Vanmiddag nog heb 'k met Mr. Henderson 't jacht bekeken. Er was géén barst in 't glas van de stuurhut, net zoo min als vroeger." „Iets anders," zei Derreck. „Heb u op de kust gelet? Nergens een huls, zelfs geen boom. Zoover 'k de Clyde Baai ken, weet 'k geen plek, die er op. lijkt." ,,'k Vermoed, dat ze 't Noorder Kanaal zijn uitgevaren," antwoordde Eleanor. „De foto's doen denken aan de Iersche kust." „Waar 't drama zich heeft afgespeeld, veran dert niets aan 't feit zelf," meende Soper. „De twee mannen op de film Hij brak af, toen korte, scherpe tikken op glas werden vernomen. Allen keken naar de terras deuren. Vaag teekende zich de silhouet van een man af. Een huivering doorvoer hen en nie mand had kunnen zeggen, waarom. IV Derreck Henderson was er 't eerst. Hij opende een van de deuren zóó ver, dat hij 't hoofd er door kon steken, en keek wie de bezoeker was. Zijn gezicht klaarde op, toen hij Robert Settle herkende. Settle, de vertrouwde gedien stige van Anthony Moncrieff. 's Zomers fun geerde hij op 't eiland als manusje van alles, ofschoon ieder heel goed wist, dat hij feitelijk kon doen en laten wat hij wilde; ln den winter nam hij op de bank een functie waar, welke géén van 't personeel, zelfs Lawrence niet, dui delijk was. Een groot probleem bleef alleen de vertrouwelijke omgang tusschen Anthony Mon crieff. anders de ongenaakbaarheid in persoon, en dezen man. „O, Mr. Derreck!" Ook de oude baas toonde zich in zijn sas, den advocaat te zien. Heel wat keeren was hij met hem in de baai wezen vis- schen. Hij glimlachte, en de glimlach deed een oogenblik de bezorgde uitdrukking van zijn ge laat wijken. Doch niet zoodra herinenrde hij zich 't doel, waarmee hij was gekomen, of zijn ge zicht stond weer ernstig. „Zou 'k u even kunnen spreken!" fluisterde hij, Henderson knikte en wendde zich tot zijn gastheer, ,,'t Is Robert," zei hij. Toen stapte hü de openslaande deuren uit, duwde ze van bui ten dicht en ging naar Settle, die uit den licht- rlng was getreden. „Wel?" vroeg hij. „Een rare geschiedenis, Mr. Derreck! 'k Ben niet bang uitgevallen, maar van bovennatuur lijke dingen heb 'k niet terug." „Vertel 't me, Robert. Op elk slot past een sleutel. We zullen samen een verklaring voor je rare geschiedenis zien te vinden." „Een dik uur geleden kwam een boot naar de haven, Mr. Derreck, en bleef er dwars voor liggen. Omdat ze geen licht voer, vertrouwde ik 't zaakje niet. Er willen wel eens onbevoegden op 't eiland komen en daar is Mr. Anthony niet van gediend, 'k Hield me koest en dacht: meteen hoor 'k ze wel naar wal roeien. Maar er kwam niemand. Om zekerheid te hebben, liet ik 't zoeklicht werken en richtte 't pal op de boot. Niks hoor! Geen teeken van leven, 'k Zette de handen aan den mond en riep, ahoy! 't Gaf ook al niet. 'k Roeide er heen en toen 'k vlakbij was, riep ik wéér. 'k had 't even goed kunnen laten Wel, een motorboot gaat niet uit zich zelf aan 't varen. Dus klauterde 'k aan boord." „En werd er nog gauwer weer afgekieperd!" lachte Henderson. Settle schudde 't hoofd. „Zooals 'k zei met bovennatuurlke dingen laat 'k me liever niet in. 't Bleef stil op de boot. Toch moest Iemand aan boord zijn'. Iemand, die reden had, zich van den domme te houden, 't Werd me te machtig en 'k roeide terug. ,t Zaakje is niet orde, Mr. Derreck. 'k Wil wel wéér er naar toe, maar niet in mjjn eentje." Henderson keek den ouden baas vorschend aan. „Mijn kon er af, als je me alles hebt ver teld, Robert! Je houdt iets achterbaks! Wat ontdekte je?" „Ga mee, Mr. Derreck. Maar u moet het ee aan boord." eIj De advocaat haalde de schouders °P a volgde Settle naar de haven. De naam meer verwachten, dan men te zien kreeg. lijk was 't maar een inham, diet: Anthony laten graven om de barkas, waarmee hij lijks naar Glasgow ging, als hij op 't eiland V,e toefde, altijd bij de hand te hebben, t Have was bovendien diep genoeg om de „Arab bij slecht weer binnen te doen loopen; daa-e' verleende dan 't zoeklicht, op een stellage d« monteerd, goede diensten. nieeh' Toen zij dichtbij waren gekomen, "*""icjep Henderson vaag de omtrekken te ondersish® van iets, dat een boot kon zijn. De avond echter nevelig en hij kende de bedrieghJ van water bij die weersgesteldheid. 't \_e oogenblik dacht hij inderdaad een silhou zien; 't volgend moment leek alles weer ln meloosheid overgegaan. „Deed jij 't licht uit. Robert?" y0jjd „Ja, toen 'k van de boot terug was. k a 't beter, niemand wat tc laten merken v0 had gesproken." richt bet „Draai 't dan weer aan, maat, en op de boot. (Wordt vervol''

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 2