TEELTPLAN AKKERBOUW 1941 „Crucifixisme" DUITSCH LANDGERECHT ZONDAG 30 MAART 1941 Directeur N.Z.H.T.M. Nadere uiteenzettingen ten aanzien van de bepalingen R. K. UNIVERSITEIT Promotie dr. J. P. Michels O.P. Belangen van den landbouw Granaatscherf in hersenen van een kind VAN WEEK TOT WEEK Gevolgen van een burenruzie BLOEM ALS PLAKMIDDEL De politie geloofde het niet Jhr. ir. J. J. Röell opvolger van ir. W. J. Burgersdijk Nieuwe schuilplaatsen in Groningen Technische Hoogeschool Verboden gewassen Beperkte teelt Wanneer méér haver? Prijsvragen voor verschillende faculteiten VASTE BRANDSTOFFEN. DISTRIBUTIE Bewaart de „identiteitskaarten" Besprekingen van belang hebbenden Merkwaardig ziekteverloop D. W. BRAND 'S 53 ste EFFECTENVEILING Was Hubert van Nispen tot Sevenaer op het Seminarie een goed student? Bij rijn lijkbaar heeft pater L. Steger S. J. verzekerd „dat hij, met een door velen benijdbaar goed gevolg, te Hageveld en daarna te Warmond zijn studiën yoltrok." Staat het ons vrij, deze voorzichtige formu leering zóó te lezen, dat wij er nfet uit be sluiten tot de aanwezigheid van een bijzonder grooten aanleg voor de studie? Een goed gevolg, dat door velen (dus zeker niet allen) kan worden benijd, is Iets anders, dunkt ons, dan een schitterend of ook maar opvallend resul taat. Dom was van Nispen niet, maar het komt ons voor, dat een deel der groote moeilijkheden, waardoor hij beproefd werd fn zijn later leven, verband hield met de omstandigheid, dat zijn verstandelijke vermogens niet volledig in staat waren, de machtige impulsen van zijn wil te volgen. Voor iemand, die in het gedachtenleven Zijn plaats zoekt, fs dit een tragische eigen schap. Over den seminarist Van Nispen zijn de ge tuigenissen van degenen, die hem kenden, eens luidend met het zijne: hij dweepte met Broerë. JDaar zat hij met gespannen aandacht" ver- Volgt zijn lijkredenaar „onder het gehoor der uitnemende leeraren, maar daar vooral hecht te hü zich voor immer aan den man, wiens in drukken bij hem nooft zouden worden uitge- wischt, wiens gedachte hij in de hoogste sferen steeds bleef achtervolgen, wiens herinnering hij Vereerde als van den vader zijns geestes en zijns harten, aan den grooten Magister, den onvergetelijken Broere". Wanneer Van Nispen in 1893 de verwerke lijking van een jeugddroom nabij waant en de drukproeven van „Het Katholieke Boek" laat gereedmaken om te worden aangeboden aan Paus Leo Xirt, schrijft hij daar een hoogdra vende inleiding voor, waarin hij zich voorstelt oan den Heiligen Vader als een leerling van den grooten Broere, over wien hij zich letter lijk uitput in lofspraak: „Hij heeft aan Hage veld een nieuw wijsgeerig stelsel geschonken; Sc durf zeggen d e waarheid". Bij herhaling komt hij erop terug, dat onder Broere's gehoor zijn geest als het ware ten leven werd gewekt. Te pas en werkelijk te onpas brengt hij Broere in verhouding tot alle ge wichtige zaken, die hij onderneemt. Als op den 28en December van het jaar 1890 het vergroote Gezellenhuis te Nijmegen wordt ingewijd, spreekt de Centraal Praeses uit Amsterdam een feestrede uit, die hij, allermerkwaardigst, aan vangt met de woorden; „Het is heden de sterfdag van mijn grooten leermeester, Mgr. Broere. Het is heden de dag, waarop ik mij in het jaar 1881 heb gewijd aan den Drieëenen God en aan Christus, den Ge kruiste". Voor het overige komen deze twee Incidenten in de redevoering niet meer recht streeks ter sprake. 2e beduiden alleen, dat Prae ses van Nispen den 28en December beschouw de als een bijzonderen dag in zijn bestaan en dat hij Broere niet vergeten kon. Het klinkt zeker eenlgszins egocentrisch, een feestrede bij een gelegenheid te Nijmegen met zulke particuliere herinneringen in te leidei» doch uit alles blijkt, dat Hubert van Nispen, die allesbehalve een egoïst is geweest, altijd zeer egocentrisch is gebleven; te zeer om daar zelf niet veel last van te hebben. Hier ligt de groote moeilijkheid van zijn karakter, waaruit verscheidene moeilijkheden ln den omgang voortkwamen. Dit werd heel goed begrepen door den bisschop van Haarlem, Mgr. Caspar Rottemanne, van wiens hand eenige zéér per soonlijke brieven aan Praeses van Nispen be waard worden in het archief van de Sint Jo sephs Gezellen-Vereeniging. Ze dateeren van 20 Januari, 8 Maart, 4 November en 6 No vember 1884 (het tweede jaar van Mgr. Botte- manne's episcopaat) en behelzen een afwijzen de beschikking op het verzoek van den praeses tot oprichting eener priestercongregatie van „Crucifixisten" onder zijn eigen leiding. De bisschop meent met beslistheid te moeten Witkennen, dat het plan hiertoe van God komt. „Er> waarom? Op de allereerste plaats, omdat bet Ons duidelijk bleek dat gij zonder het te weten, te willen of te vermoeden de speel bal waart van de ongelukkige neiging, die ons allen zoovele parten speelt; laat ik het rond uit zeggen: de nederigheid ontbrak. Dit bleek zoowel uit het gansche plan, dat de heele we reld omvatte, als uit de kleinere détails: zoo moesten b.v. om er één te noemen „eens in het jaar (in perpetuum) uwe beschouwingen worden voorgelezen". Praeses van Nispen heeft zich nederig on derworpen, maar dit heeft hem groote moeite gekost, en de gedachte aan het „Crucifixisme" Is hem dan ook bijgebleven. Geheel uit zijn hoofd gezet heeft hij het nooit. Nog in zijn testament spreekt hü er over en houdt hij rekening met de mogelijkheid, dat zijn pries- tercongregatie ooit tot stand komt. Bij het zil veren feest der Sint Josephs Gezellen-Veree- niging te Amsterdam liet hi) een oratorium uitvoeren, door hem zeiven geschreven. Het Verscheen zonder imprimatur bü Desclée «Je Brouwer te Brugge, en is getiteld: „Het Crucifixisme aan den Drieëenen God, oorzaak, type en doel van het heelal, en aan Jesus- Christus, den Gekruiste." De. verzen zijn men kan niet anders oordeelen bijzonder Biecht. Maar de uitgave van dit werkje bij Desclée de Brouwer levert het bewijs eener zekere koppigheid, als men dat woord mag gebruiken voor zoo'n vromen man als Van Nispen, want op 28 September 1891, nog maar goed een jaar geleden (Immers het oratorium werd uitge voerd op 8 Januari 1893) had hij weer eens een verwijtend briefje van Mgr. Bottemanne gekregen, omdat hü zün vlugschrift „Drie Pro gramma's" te Brugge had laten verschijnen met een imprimatur uit het Brugsche diocees. „U Eerw. heeft er zeker niet aan gedacht, dat geschriften of boeken, door Eerw. Gees telijken uitgegeven, in hun eigen diocees aan de censuur behooren onderworpen te worden. In dit geval evenwel Is het gelukkig, dat het zoo geschied is. Ik zou tegen de verspreiding van het werkje bezwaar gemaakt hebben, daar ik overtuigd ben, dat dergelijke duistere be spiegelingen over het „Vaderschap" en het „Zoonschap" niet alleen niet nuttig, maar schadelijk zijn." Deze kleine schermutselingen tusschen bis schop Bottemanne, die. naar wü weten, wel erg gauw bang was voor het gevaar van publica ties (Schaepman en Poels hebben dat onder vonden), en Hubert van Nispen, die wel bij zonder gehecht blijkt te zijn geweest aan zün eigen religieuze denkbeelden, omdat hij hun verspreiding voor een roeping hield, hebben het leven van den laatste zeer bemoeilijkt, doch ze hebben het ook gevrijwaard tegen de mono manie, waarnaar het verstand van Hubert van Nispen neigde. Hij was, gelooven wij, een man van zeer bij zonder intellect, geen man van veel-omvat- tend intellect. Dat hü buitengewoon goed zou hebben ge studeerd, achten wij onwaarschijnlijk. Hü be hoorde in het gunstigste geval tot de betere helft der middelmatigen, maar hü bezat sterke, impulsieve geestkrachten, die hem in staat stel den, de genialiteit van Broere dadelijk „aan te voelen" en uit het ietwat dialectische stelsel van Broere alles naar voren te halen, waar mede hij zijn eigen gemoedsleven voeden kon. Om hem werkelük te kennen, moet men zich verdiepen in zijn „Crucifixisme". Dit heeft hü niet mocilyk gemaakt, want hij spreekt er practisch altüd over, duidelijk of bedekt. Een dagboek uit het jaar 1894, in handschrift be waard, gaat over absoluut niets anders. Het is bijna onleesbaar van eenzijdigheid. Hier mede zün wij Inderdaad aan de grenzen der zuivere monomanie. Een eenvoudig mensch is Jonkheer van Nis pen dan ook allerminst geweest, maar hij had enkele karaktertrekken van een groot man. Het plan om aan te dringen op zün zaligver klaring, door vurfge bewonderaars weleer hartstochtelijk verdedigd, lükt misschien wat overdreven: het is even begrijpelijk, dat zulk een plan kan opkomen, als onwaarschünlük, dat het slagen zou. Op 15 Augustus 1863 werd Hubert van Nis pen priester gewijd door Mgr. Wilmer; daags daarna deed hü zün. Eerste Mis: het was pre cies zijn 27c verjaardag. Zün eerste stand plaats werd Beverwijk in Noord-Holland. Hier heerschte typhus; kapelaan van Nispen, die de besmetten bezocht, werd zelf besmet, en het scheelde weinig, of hij zou bezweken zijn. Te Beverwük begon hü te werken aan „Het Katholieke Boek", dat nooit voltooid is. Dit moest een uitgebreide catechismus worden, een handboek van de Katholieke Geloofsleer, ge heel uitgewerkt naar de fdee van Eenheid-en- Drievuldigheid. Tallooze kladjes zijn ervan be waard, enkele afleveringen zijn gedrukt en er is een grootsche drukproef gemaakt, op kost baar papier, uiterst nauwgezet gecorrigeerd door van Nispen, die blijkbaar door de ge ringste slordigheid althans in zün eigen werk gehinderd werd. Beziet men die frag menten, dan wordt al spoedig duidelijk, dat de schrijver ver boven zijn macht greep. De zucht om alle waarheden des geloofs te. behan delen volgens het schema eener vaste drie- deeling heeft hem volslagen verward. Hoe im posant het schema ook lijkt, wie het goed be kijkt, bemerkt aldra, dat het veel te gekunsteld is om ooit bevredigend uitgewerkt te kunnen worden. Maar de grondgedachte van het Cru cifixisme zit er van het begin af in. Deze ge dachte is de ware bezielster geweest van Hu- bert van Nispen. Waarin bestaat zij? Eigenlijk behelst zü niet In een plaatsje in de omgeving van Heerlen was tusschen twee buurvrouwen oneenigheid ontstaan, welke op zekeren dag nogal hoog op liep, als gevolg waarvan een harer twee geld boeten kreeg, een van f 40 wegens het schop pen van een 4-jarig kind van haar tegenstand ster en een van f 30 wegens het gooien met steenen naar haar buurvrouw, toen deze het feit van de mishandeling van het kind bü de politie wilde gaan aangeven. De beklaagde in dit overigens niet belangrijke zaakje, die in hooger beroep was gekomen bij het Duitsche Landgerecht te 's Gravenhage en als een ware Kenau Simons Hasselaar de recht zaal kwam binnenstappen, bleek bij haar ver hoor niet op haar mandje te zijn gevallen en herhaaldelijk moesten rechter en Staatsanwalt haar met nadruk tot de orde roepen. Ook dit hielp echter niet en toen beklaagde bleef door gaan met interrumpeeren en daarbij zelfs be- leedigende woorden gebruikte, kwam aan de lankmoedigheid van het gerecht een einde. De Staatsanwalt vorderde twee dagen opslui ting, doch de rechter nam als clementie nog eenigszins den gemoedstoestand van beklaagde in aanmerking en veroordeelde haar wegens onbehoorlük optreden voor het gerecht tot een geldboete van f 100, bü niet betaling daarvan te vervangen door twee dagen hechtenis. Overigens bleef beklaagde de haar opgelegde boeten van f 40 en f 30 behouden. Twee inwoners van Noordwijk hadden inder tijd, toen de verplichting tot aangifte van meel soorten afkwam, een partü bloem verzwegen. Zü hadden nl. elk vüf balen achtergehouden van 120 K.G. per baal. Geruimen tijd later besloten zü. de tien ba len te verkoopen en wel aan een 34-jangen kellner op de Lange Beestenmarkt te 's-Gra- venhage. Deze verkocht de bloem aan een oom- binatie van drie personen, nl. den 26-jarigen teekenaar A. van E., den 28-jarige handelsrei ziger W. J. M. van N. en den 34-jarigen schil der P. M. H. Deze mannen sloegen de balen op in de woning van een hunner in de Heem- straat. Dezer dagen kwam de politie in deze woning een kijkje nemen en zü had bijzondere belang- veel meer dan de Paulinische vermaning, dat wü den ouden Adam in ons zeiven moeten kruisigen om gelükvormig te worden aan den gekruisigden Jesus. Maar deze gedachte is in nig verbonden met de aanbidding van de Heilige Drievuldigheid, immers de gelükvormig- heid aan Christus aidus van Nispen is in het Zoonschap gelegen, en schept de ver houding tot den Vader en den Heiligen Geest. Al wat driedeelig is, wordt aldus een zinne teeken, en van Nispen ziet heel het leven het godsdienstige, het maatschappelij ke, het persoonlüke als een gedurige vervulling-in- drieën. Hü leefde streng, maar als hij vleesch at, sneed hü dft eerst in drieën ter eere van de Heilige Drievuldigheid. Alles, wat hü onder nam, moest drievuldig zün, tot in de kleinste zaken toe. Een aalmoes gaf hü in drie parten. Deze détails behoorden tot de practük van het Crucifixisme. Op 28 December heeft hü het plechtige be sluit genomen geheel te gaan leven als „Cru- cifixist" en persoonlük heeft hü zich aan dit besluft gehouden met een wirwar van levens regels en retraite-voornemens, die hü alle in middelmatig en tamelük star proza heeft ge boekstaafd. Aangrüpende lectuur leveren deze persoonlüke bescheiden niet op. Ze zün van een vroom man, niet van een grooten geest. Ze missen de helderheid van een krachtig ont werp. Men hoort er de scrupules achter van iemand, die gedurig zün sentimenten moet be toenen. Men voelt er ook het tekort aan klare, ordenende intelligentie uit. De ware beteekenis van praeses van Nispen ligt echter hierin, dat hü uit deze persoonlüke, deels speculatieve, deels ascetische gemoeds overwegingen de kracht heeft geput om een sociaal werk van groot belang te verrichten op een oorspronkelijke wüze. 2ijn arbeid als Ge- zellenvader stond met zün Crucifixisme in nauwe relatie. Hü brengt het er ook altüd bü te pas, evenals de nagedachtenis van Broere, die er op zich zelf even weinig mee te maken had. Gepromoveerd tot kapelaan aan de Sint Catharinakerk op het Singel te Amsterdam, begon hü al spoedig zijn socialen aanleg te toonen in de Vereeniging voor Weldadigheid, die hü leidde, en het Hubertus-Bureau, dat hü oprichtte. Hier schreef hü ook in 1868 zün vlugschrift over „De Onderwijs-kwestie", een vraagstuk, dat de volle belangstelling had van zijn vader, het Kamerlid. „Heerlük schoon heeft God Zün Drieëenig Beeld uitgedrukt in de schepping" is ook in dit politieke vlugschrift een vast terugkee- rend motief. En wü ontmoeten er evenzoo „den grooten, diepdenkenden, en, in al wat hü ter hand nam, genialen Broere". Verder vertoont het boekje niet zooveel oorspronkelüks, dat het reden geeft, er hfer diep op in te gaan. Het strekt voor ons slechts ten bewijze, dat bij Hubert van Nispen de ietwat monomane, maar niet verwerpelijke gedachte gedurig de prac tük zocht. Die practijk nu is hem aangewezen in de Sint Josephs Gezellen-Vereeniging. Daar heeft hü zijn groot werk gedaan, terwül hü naai alle waarschijnlijkheid zou mislukt zün, wan neer hü de congregatie van de Crucifixisten had mogen oprichten. Hü moest van buiten af gedwongen worden om zich te houden aan de realiteit, die er is. Voor zün natuur vol groote droomen was dit een acte van nederigheid. Door deze acte te hebben gesteld, heeft hij aan zijn bestaan de beteekenis gegeven, die het In onze historie behoudt. A. v. D. stelling voor de bloem. Men vertelde haar ech ter, dat de bloem afgekeurd was en nu zou worden gebezigd als plakmiddel. Dit verhaal geloofde de politie evenwel niet en bü onder zoek Week haar vermoeden julsit: de bloem was van goede kwaliteit en buiten de distri butie om, tegen sterk verhoogde pryzen, ver handeld. De drie mannen alsmede de kellner en de twee inwoners uit Noordwijk zün na verhoor voorioopdg op vrije voeten gesteld; de bloem is in 'beslag genomen. Tot directeur van de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg Mü. te Haarlem is, naar de directie van de Nederlandsche Spoorwegen ons mede deelt, benoemd jhr. ir. J. J. Röell. Hü zal over enkele maanden ir. W. J. Burgersdijk opvolgen en zal tevens zün huidige functie van directeur der Westlandsche Tramweg Mü. blüven waar nemen. B. en w. van Groningen hebben bij den raad een voorstel ingediend betreffende het maken van 56 nieuwe schuilplaatsen, nadat een vorige voordracht reeds was goedgekeurd. Thans wordt toestemming gevraagd voor den bouw van 56 schuilplaatsen in baksteen. De oorspronkelijke opzet kwam op een raming van f 54.800, wejk bedrag door het rijk zal worden vergoed. De nieuwe kostenraming be draagt f 110.000. De rijksbüdrage hierin is vast gesteld op' f 70.000. Voor rekening der ge meente Groningen blyft dus een bedrag van f 40.000. De afdeeling A van de Technische Hooge school te Delft wüst er op, dat zü, die in December 1940 propaedeutisch examen (na- examens. of tentamina als gedemobiliseerden etc.) hadden moeten doen, thans daarvoor spoe dig een oproeping kunnen verwachten en dus goed zullen doen, zich onmiddellük voor hun examen (tentamen) voor te bereiden. Naar aanleiding van het feit, dat nog niet iedere landbouwer op de hoogte is van de be palingen van het Teeltplan Akkerbouw 1941 heeft het A.N.P. zich met het departement van Landbouw in verbinding gesteld. Van officieele zijde werd hieromtrent het volgende medegedeeld: Voorop dient te worden gesteld, dat in het teeltplan slechts sprake is van hoofd gewassen, de teelt van stoppelgewassen is geheel vrijgelaten. Uit den aard der zaak brengt dit mede, dat door de overheid geen garantie kan worden gegeven, dat stoppel gewassen, welke in 1941 gezaaid worden om eerst in 1942 hun volle opbrengst te geven, zooals b.v. roode klaver, ook in 1942 in hun geheel zullen mogen worden aangehouden. Dit hangt vanzelfsprekend af van de om standigheden. Volgens het teeltplan 1941 kan men de ge wassen onderscheiden in drie groepen a.. De gewassen, waarvan de teelt verbo den is. b. De gewassen, waarvan de teelt beperkt is. c. De gewassen, waarvan de teelt onbeperkt is toegestaan. De verboden gewassen zün: karwü, bïauw- maanzaad, gele en bruine mosterd, spelt en evene. Deze gewassen mogen voor den oogst 1941 niet warden uitgezaaid en wanneer zü reeds uitgelaaid zün in 1940, zocals karwü, dar. moeten ze worden ondergeploegd, ook al is in het voorjaar van 1940 hiervoor door de Landbouw Crisis Organisatie een vergun ning uitgereikt. Deze vergunningen zün vervallen. Slechts speciale selecteurs, aan wie in het najaar van 1940 een vergunning Uitgereikt is, mogen hun karwij aanhouden. Dit betreft kar- wij voor den oogst 1941. Het verbod van den verbouw van bovenge noemde gewassen in een tijd, dat alle beschik bare grond moet worden aangewend om zoo veel mogelijk voedsel te leveren voor mensch en dier, zal een ieder duidelijk zün. Het heeft daarom ook geen zin om omthef- firigen van dit verbod aan te vragen, omdat men deze gewassen ook in de voorafgaande jaren verbouwde. Deze aanvragen zullen zonder meer worden afgewezen. Slechts wanneer de bedrijfsomstandigheden dit dringend noodig maken, of wanneer dooi mislukking van andere gewassen een dezer ge wassen als noodgewas nog eenige kans van slagen heeft, kan hiervan worden afgeweken. De Landbouw Crisis Organisatie kan dan, na het advies van den productie-commissaris te hebben ingewonnen, vergunning verleenen. Wordt de verbouw van deze gewassen ge vraagd ter vervanging van mislukte winter gewassen, dan moet de aanvrage geschieden vóór 1 April 1941. De keuze van gewassen, die als vervangers kunnen worden gebruikt, is dar. echter nog zóó groot, dat de teler kan. verwach ten, dat elke aanvraag wordt afgewezen. Betreft het echter de vervanging van een mislukt zomergewas, dan moet de aanvrage in elk geval vóór 1 Juni 1941 bij dé L. C. O. wor den ingediend. De gewassen, waarvan de teelt beperkt is, zün: a. Haver. De oppervlakte hiervan is voor elk bedryf beperkt tot het gemiddelde opper vlak, dat in de jaren 1938 en 1939 met dit ge was was beteeld. Waarbij echter de oppervlak te niet grooter mag zün dan 15 pet. van het totale bouwland (het gescheurde grasland in begrepen). Wanneer iemand in 1938 b.v. heeft verbouwd 3 H.A. haver en in 1939 4 H.A., dan is het gemiddelde 3 HA. Heeft hij in 1940 in totaal 20 HA. bouwland (gescheurd grasland er bij gerekend) bebouwd, dan zal hij mogen verbouwen 15 pet. van 20 HA. of 3 H.A. haver. Voor bedrijven, waar normaal handelsge wassen als karwü, bruine of gele mosterd of blauwmaanzaad werden geteeld, mag de op pervlakte, welke In 1940 met deze gewassen beteeld was, medegerekend worden voor het bepalen van de oppervlakte haver in 1941. Echter mag hierdoor de 15 pCt. niet worden overschreden. Een bedrijf b.v. met 40 h.a. bouwland, dat in 1938 en 1939 in doorsnee 4 h.a. haver verbouwde en in 1940 eveneens 4 h.a. handelsgewassen verbouwde, mag nu geen 8 h.a. haver verbouwen, doch slechts 15 pCt. van 40 h.a. of 6 h.a. Op gescheurd grasland, waarvan vóór 21 Ja nuari 1941 aan de L. C. O. opgave is gedaan, mag echter volgens een vroegere publicatie (27 September 1940) onbeperkt haver of bieten worden verbouwd. Hiervoor fs echter een ver gunning noodig van de L.C.O. Werd echter na 21 Januari 1941 opgave ge daan, dan geldt de bepaling, dat slechts de ge middelde oppervlakte haver van 1938 en 1939 mag worden verbouwd, wanneer deze ten hoog ste 15 pCt. van het bouwland bedraagt. Het verbouwen van een grootere opper vlakte haver dan hierboven genoemd, mag slechts geschieden wanneer de verbouwer hiertoe een teeltvergunning van de L.C.O. heeft ontvangen. Volgens het persbericht van 18 Januari moes ten aanvragen om meer haver te mogen ver bouwen, vóór 15 Februari 1941 bü de L.C.O. zün ingediend, tenzij het betreft de vervanging van mislukte wintergewassen. In dit geval moet vóór 1 April 1941 vergun ning worden aangevraagd. Voor het geval niet meer haver wordt uitge zaaid dan toegestaan is, Is geen teeltvergun ning noodig. Het is ons bekend, dat de beperking van de haver vooral in de zandstreken tengevolge zal hebben, dat niet de normale oppervlakte haver kan worden uitgezaaid. Hierbü mag de land bouwer niet vergeten, dat haver voor onze volksvoeding niet het meest aangewezen ge was is. Bovendien is haver op deze gronden niet het eenige gewas, dat met kans op be hoorlek succes kan worden geteeld. Daarom zullen de provinciale productie commissarissen, die door de L.C.O. bü de be oordeeling van een aanvrage om meer haver te mogen verbouwen worden gehoord, ook niet op de eerste plaats uitgaan van de in' de vorige jaren verbouwde oppervlakte, maar slechts dan een grootere oppervlakte haver goedkeuren, wanneer vaststaat, dat haver de eenige teelt is, welke met succes kan worden verbouwd. b. De groenvoedergewassen, waaronder hier zün te verstaan mangels- en voederbieten, koolrapen, landbouwwortelen, gele wortelen, klaver, lucerne en eventueel andere groen te oogsten gewassen, zooals groene maïs, merg- en voederkool, kuntsweiden e.a., zün in hun ge heel beperkt tot de oppervlakte, welke in 1940 met deze gewassen beteeld was. De landbouwer is binnen deze beperking vrij in de keuze van de gewassen. Wanneer hij, om een voorbeeld te noemen, in 1940 verbouwd heeft y, h.a. mangels, h.a. koolrapen, 1 h.a. klaver, h.a. kunstweide, heeft hü ook dit jaar recht op 2 h.a. groenvoedergewassen. Hü behoeft zich echter wat de afzonderlijke ge wassen betreft, niet te houden aan de opper vlakte van 1940, m.a.w. hij is vry om b.v. zün toegestane 2 h.a. geheel met voederbieten te telea of de voederbieten geheel weg te laten en 2 h.a. klaver aan te houden of op zijn 2 h.a groenvoedergewassen te verbouwen, die hij het vorige jaar nfet verbouwd heeft, b.v. groene maïs, lucerne, landbouwwortelen of merg- en voederkool. Bovendien kan hij deze gewassen naar eigen keuze verbouwen op het oude bouwland dan wel op het gescheurde welland. Een uitzondering vontnen de gescheurde gras landen, waarvan voor 21 Januari 1941 opgave werd gedaan aan de L. C. O. Deze mogen in gevolge het persbericht van 27 September 1940 desgewenscht geheel met voederbieten worden beteeld. Voor gescheurde perceelen, welke na 21 Janu ari zyn aangegeven, geldt echter deze bepaling niet. Hiervoor geldt de bovengenoemde regeling, dus de oppervlakte, die in 1940 met de genoemde groenvoedergewassen was beteeld. Mocht echter de landbouwer ln 1940, tenge volge van uitwintering of andere oorzaken een kleinere oppervlakte van deze gewassen hebben geteeld dan hü gewoon was in andere jaren te telen en kan hij dit aantoonen en tevens, dat zün bedrüf meer groenvoedergewassen noo dig heeft, dan kan de L. C. O. in overleg met den productie-commissaris een grootere opper vlakte toestaan. In dit geval wordt aan den aanvrager een teeltvergunning uitgereikt. Het verbouwen van een grootere oppervlakte dan in 1940 zonder teeltvergunning is verboden en hiertegen zal streng worden opgetreden. Bü de beoordeeling of een grootere opper vlakte kan worden toegestaan, zal vanzelfspre kend nagegaan worden of door den verbouw van stoppelgewassenof door verbetering van de grasland-cultuur (door betere beweiding, betere hooiwinning, inkuilen van gras) hetzelfde resul taat kan worden bereikt. Is dit het geval, dan kan uitbreiding van de groenvoedergewassen niet worden toegestaan. Volgens de gegeven bepalingen zouden zuivere graslandbedryven, die tot scheuren van grasland overgaan, geen recht hebben op den verbouw van groenvoedergewassen, daar zy die ook in vorige jaren niet ver bouwden. Dit zou onbillijk zün en daarom is bepaald, dat voor deze bedrijven kan toe gestaan worden, dat een oppervlakte van ten hoogste.4 are, voor elke bij de Decem ber-telling 1940 op het bedryf aanwezige melk- of kalfkoe, mag worden beteeld met mangelwortels, koolrapen (of andere groen voedergewassen) Hierby wordt rekening gehouden met de mo gelijkheid ook op andere wijze (door inkuilen of drogen van gras, betere hooiwinning enz.) het benoodigde veevoeder te winnen. Wanneer hier door mede in het tekort wordt voorzien, wordt vanzelfsprekend een kleinere oppervlakte toe gewezen. Voor deze bedrijven is eveneens een teeltvergunning noodig. c. Uien. Deze zijn beperkt tot de oppervlakte die in 1937, 1938 en 1939 gemiddeld met dit gewas beteeld was. Hiervoor wordt na aanvrage door de L. C. O. een teeltvergunning uitgereikt. (De bepalingen omtrent de gewassen, waarvan de teelt onbeperkt is toegestaan, en de verdere voorschriften zullen wü in een volgende editie vermelden). De Senaat van de R. K. Universiteit te Nij megen heeft een drietal prijsvragen uitge schreven voor verschillende faculteiten. De faculteit der godgeleerdheid verlangt een verhandeling over „De apologetische methode van den H. Petrus Canislus". De faculteit der letteren en wüsbegeerte ver langt een verhandeling over „De geschiedenis van de illustre school en quartierlijke acade mie te Nymegen en haar hoogleeraren." De faculteit der rechtsgeleerdheid wil „een beschouwing over de redhtswijsgeerige en staat kundige opvattingen van den Nijmeegschen rechtsgeleerde Gerard Noodt, het verband van deze opvattingen met de toenmaals heerschen- de stroomingen en haar invloed op de ont wikkeling der meeningen." De antwoorden moeten vóór of op 31 Decem ber 1942 worden toegezonden aan den secre taris van den Senaat. Bü gelegenheid van den Dies Natalis der universiteit op 17 October 1943 zal het oordeel der betrokken faculteiten over de ingekomen antwoorden in het open baar worden medegedeeld. Het Rijkskolenbureau vestigt de aandacht op het volgende: De aan verbruikers van vaste brandstoffen van de groepen B, C en D destijds door de brandstoffen-commissies uitgereikte z.g. „Iden titeitskaarten", op vertoon waarvan bü de distri- butiediehsten toewijzingen voor vaste brand stoffen verkrijgbaar werden gesteld, zullen on der geen omstandigheden mogen worden ver nietigd. Het ligt n.l. in de bedoeling, deze kaarten zelfs al zouden alle daarop voorkomende vakjes door den distributiedienst reeds zijn afge- kruist nog te benutten voor de uitreiking van toewijzingen van vaste brandstoffen na 31 Mrt. 1941. Deze „identiteitskaarten" dienen derhalve zorgvuldig te worden bewaard. Naar wü vernemen zal pater dr. J. P. Michels O.P. Dinsdag 1 April a.s. aan de R.K. Univer siteit te Nümegen promoveeren tot doctor in de H. Godgeleerdheid. Pater Michels behaalde in 1931 het lectoraat ln de theologie, studeerde aan de R.K. Universiteit te Nümegen en ver volgens aan de Staatsuniversiteit te Weenen, waar hij de colleges in de Vergelijkende Gods dienstwetenschap volgde van mannen als Schmidt en Koppers en die in de praehistorie van Menhin. In 1937 promoveerde hü te Weenen tot doctor in de philosophic. De dagelüksche besturen der drie centrale landbouworganisaties en de vertegenwoor diger van F.N.Z. en N.PF. vergaderden dezer dagen te 's-Gravenhage. Men besprak het besluit van den Rijkscom missaris betreffende de samenwerking der landbouworganisaties in het belang van onze bodemproductie en was van meening, dat men in positieven geest moest staan tegenover deze voorgeschreven samenwerking. Een zeer be langrijk deel van den arbeid stond steeds en staat nog In dienst van de vergrooting der bodemopbrengst. Nu de Rijkscommissaris heeft besloten, dat de drie organisaties een deel van haar werk volgens bepaalde richtlünen moeten verrichten, willen zü ook hier medewerken. Besloten werd, ook in dit nieuwe verband elke gelegenheid om boerenstand en volk te dienen, ten volle te benutten. Waar de werkzaamheid der commissie- Posthuma tot het technisch terrein der bodem productie is beperkt, zal de overige arbeid der organisaties op cultureel, sociaal en economisch terrein gewoon voortgang vinden. Opnieuw werd over de oplossing van het vaste lasten-vraagstuk van gedachten gewis seld. Als gevolg van het vastleggen der pacht prijzen, de belemmeringen ten aanzien van den grondverkoop en de verhooging van de opcen ten op de grondbelasting, is de positie van den zwaarbelasten eigenaar aanzienlijk verslech terd. De aandacht werd gevestigd op den druk der waterschapslasten voor den Landbouw. Gebleken is, dat een betere verdeeling van den druk der waterschapslasten gewenscht is in dier voege dat de gebouwde eigendommen daar in meer bijdragen dan thans het geval is. Voorts zou het billyk zün dat de kosten der zeewater- keerende dijken niet meer uitsluitend door de oevereigenaren werden gedragen, doch mede door de gemeenschap. Met het oog op de tijdsomstandigheden achtte de vergadering het zeer gewenscht, dat de schapenhouderij belangrijk wordt uitgebreid. Daarvoor is het noodig de prijzen van de eindproducten wol en vleesch af te stemmen op een voor de producenten rendabel peil. Voor de wol zal de minimum-prüs niet lager mogen zijn dan f 2.25 per K.G. Besloten werd deze aangelegenheid te bespreken met den direc teur-generaal van de Voedselvoorziening, wien tevens zal worden verzocht thans reeds den prijs van de blootwol overeenkomstig den nieu wen prijs van de scheerwol te verhoogen. Verschillende malen was reeds van ge dachten gewfsseld over een nog nauwere samenwerking der drie centrale organisaties. Thans is het secretariaat van de vergade ring van het Centraal Secretariaat voor Land- en Tuinbouw Jaarlijks wisselend. In dezen toestand zou verbetering kunnen wor den gebracht, indien een vast secretariaat zou worden gevormd met een eigen des kundige outillage. Besloten werd dat de secretarissen der drie C.L.O. en den F.N.2. een commissie zullen vormen, welke de ver gadering concrete plannen ln dezen zal voorléggen. In het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde vertelt dr. G. Stoel, chirurg-gynaecoloog te Dirksland, het volgende merkwaardige ziekte verloop: Hansje, 5 jaar oud, lag rustig te slapen, toen op enkele tientallen meters afstand een botn viel. Een der scherven drong hem by den rech ter slaap in het hoofd. Een half uur daarna kreeg ik hem ter behandeling. Hü had veel bloed verloren, verkeerde ln matigen shock-toe stand, doch was vrij goed by kennis. Een uiter aard slechts oppervlakkig neurologisch onder zoek bracht geen afwykingen aan het licht. Aan den rechter slaap vlak boven het oor be vond zich een sterk gerafelde wond. De hoofd tak der slaapslagader was hier doorgescheurd en de musc. temporalis sterk beschadigd. In het eronder liggende bot was een gat geslagen ter grootte van een gulden. Van dit gat uit, waarin losse stukjes been lagen, liep een breede barst naar achteren. Uit de wond puilde verbryzeld hersenweefsel. De wond werd ruim uitgesneden (met behulp van plaatseiüke gevoelloosheid) uitgespoeld met superol pet., de losse en in de hersenen ge drongen stukjes bot werden evenals de bescha digde spierflarden verwüderd, de art. temporalis onderbonden en de huid gehecht. Verder kreeg de jongen antitetanus- en antigasphlegmone- serum. Den volgenden dag, toen de shock verdwenen was, bleek de jongen geheel bij kennis te zyn; hy had geen koorts en tijdens een nu veel nauwkeuriger neurologisch onderzoek werden geen afwykingen gevonden. Op de Röntgenfoto echter was een vry groote granaatscherf in de schedelholte te zien. Deze was van de temporale inslagplaats af schuin omhoog en mediaalwaarts door de hersenen geslagen en aan de binnen- achterzijde van den schedel blüven steken, over den geheelen schedel heen liep een dwarse breuk van de inslagplaats tot aan de linker zijde. Daar inmiddels de temperatuur tot ruim 39 gr. C. was gestegen, werd deze scherf met behulp van plaatselyke gevoelloosheid verwij - deerd door een kleine trepanatie aan de achter zijde van den schedel. De scherf was 1)4x1% c.m. groot, zeer onregelmatig van vorm en ge heel omwoeld met wollen draden, waarschijnlijk afkomstig van een deken waar zij doorheen ge slagen was. Het hersenweefsel was op de plaats van de scherf evenals op de inslagplaats tot „pap" geslagen; de hersenvliezen waren geheel verkleefd, zoodat het gevaar voor meningitis ge lukkig gering was. Na de operatie bleef de tem peratuur nog lang onrustig en de pols zeer snel. Op de inslagplaats ontwikkelde zich een trau matische hersenprolaps en een liquorfistel. Deze laatste sloot zich na eenigen tijd spontaan en later verdween geleidelijk ook de hersenprolaps. De jongen bleef gedurende dit alles psychisch en neurologisch volkomen ongestoord. Zyn in telligentie was eerder hooger dan lager dan het gemiddelde voor zijn leeftüd. Ook zyn ouders konden na zyn ontslag uit het ziekenhuis, onge veer drie maanden na het ongeval, geen veran deringen aan hem ontdekken. Dat een granaatscherf van deze grootte, die door haar wentelenden, onregelmatigen loop meestal zulke zware verwoestingen aanricht, een dergelüke verwonding van het zachte her senweefsel veroorzaakte, zonder dat het leven verloren ging en zelfs zonder dat aantoonbare neurologische of psychische stoornissen ontston den, was de aanleiding tot deze mededeeling. zal gehouden worden op DINSDAG 22 APRIL 1941 Inzendingen worden gaarne ingewacht tot uiterlijk 8 April 1941 Verkoop van origineele buitenlandsche fondsen of verkoop van fondsen van niet- ingezetenen is met toestemming van het Deviezen-Instituut mogelijk. Inlichtingen worden hierover gaarne verstrekt. D. W. BRAND, Keizersgracht 215, Amsterdam

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1941 | | pagina 3